Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam C
|
|
- Paula Koning
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam C
2 ONDERZOEK EVALUATIE EFFECTEN OPENBAAR VERVOERKAART STUDENTEN ANALYSE EERSTEJAARS STUDENTEN
3 Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer N. B. Bureau dokumentatle Postbus 1031 S. V. p. tijdig 3000 BA Rotterdam verlenging tel.: aanvragen Naam lezer Paraaf Datum
4 ONDERZOEK EVALUATIE EFFECTEN OPENBAAR VERVOERKAART STUDENTEN ANALYSE EERSTEJAARS STUDENTEN In opdracht van: HAGUE CONSULTING GROUP Ministerie van Verkeer en Waterstaat Contactpersoon: Eric Kroes Directoraat Generaal voor het Vervoer augustus /EPK
5
6 INHOUD: Pagina SAMENVATTING 0. VOORWOORD 1. INLEIDING Achtergrond Doel van het onderzoek Opzet van het rapport 3 2. AANPAK ONDERZOEK Methode van onderzoek Steekproef Ophoging RESULTATEN Algemeen Verschillen in persoonsgegevens Verschillen in de vervoerwijzekeuze Verschillen in het aantal verplaatsingen en het verplaatsingspatroon Verschillen in het aantal verplaatsingen en het verplaatsingspatroon per 0V CONCLUSIES VERKLAREN DE WOORDENLIJST 34 Hague Consulting Group
7
8 Tabellen Tabel 2.1 Tabel 2.2 Netto aantal waarnemingen eerstejaars studenten per segment per meting Populatietotalen eerstejaars studenten in november 1990 en november 1991 per segment Figuren Figuur Rijbewijsbezit, eerstejaars Figuur Autobezit, eerstejaars Figuur Autobeschikbaarheid, eerstejaars Figuur (Brom)fietsbezit, eerstejaars Figuur Zelfstandig wonen, eerstejaars Figuur Modalsplit, eerstejaars Figuur Modalsplit aandelen 0V, eerstejaars Figuur Modalsplit aandelen overig, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per persoon per dag, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per dagsoort, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per tijdvak, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per motief, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per geslacht, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per woonadres, eerstejaars Figuur Verplaatsingen per autobezit, eerstejaars Figuur V-verplaatsingen per persoon per dag, eerstejaars Figuur V-verplaatsingen per dagsoort, eerstejaars Figuur V-verplaatsingen per tijdvak, eerstejaars Figuur V-verplaatsingen per motief, eerstejaars Figuur V-verplaatsingen per woonadres, eerstejaars Figuur V-reizen per dag, eerstejaars 2 Hague Consulting Group
9
10 ONDERZOEK EVALUATIE EFFECTEN OPENBAAR VERVOERKAART STUDENTEN ANALYSE EERSTEJAARS STUDENTEN SAMENVATTING Om de gevolgen van de invoering van de 0V-kaart voor Studenten per 1 januari 1991 te evalueren voert Hague Consulting Group het Onderzoek Evaluatie Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten uit. Dit gebeurt in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat Generaal voor het Vervoer (DGV). Het onderzoek wordt mede gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Hoofddoel van het onderzoek is het analyseren van de veranderingen die zijn opgetreden in het verplaatsingsgedrag van de studenten sinds de invoering van de Openbaar Vervoerkaart Studenten (Studentenkaart). Meer specifiek gaat het om het beantwoorden van de volgende vier onderzoekvragen: Welke veranderingen zijn opgetreden in het openbaar vervoergebruik door studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? En hoe zijn deze veranderingen verdeeld over de tijdvakken van de dag? Welke veranderingen zijn opgetreden in de vervoerwijzekeuze en de verplaatsingspatronen van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Welke veranderingen zijn opgetreden in het auto- en fietsbezit, en in het rijbewijsbezit van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Welke veranderingen zijn opgetreden in de keuze van de woonplaats van studenten (thuis versus uitwonend) sinds de invoering van de Studentenkaart? Het onderzoek is opgezet als een vôôr- en na-onderzoek. De voormeting heeft plaatsgevonden in november 1990, de nameting exact één jaar later in november Deze rapportage betreft een analyse van de verschillen tussen het reisgedrag van de eerstejaars studenten in 1990 en die in De analyse is gebaseerd op enquêtes onder twee onafhankelijke steekproeven van eerstejaars studenten. De enquêtes zijn schriftelijk Hague Consulting Group
11
12 uitgevoerd, met gebruikmaking van rittenboekjes die gedurende drie achtereenvolgende dagen ingevuld dienden te worden. De terugontvangen gegevens zijn zorgvuldig gecontroleerd en geschoond. Vervolgens zijn ophoogfactoren toegevoegd, en zijn analysebestanden aangemaakt. Voor de analyse kon worden beschikt over de gedetailleerde reisgegevens van 1090 eerstejaars studenten in 1990 en 739 eerstejaars studenten in Voor de twee groepen eerstejaars studenten zijn de resultaten van de tweede meting vergeleken met die van de eerste meting. Het betreft dus een vergelijking van reisgedrag op twee tijdstippen door twee verschillende groepen studenten. De uitkomsten zijn neergelegd in een groot aantal tabellen waarin de verschillen in de persoons- en verplaatsingskenmerken van de studenten zijn weergegeven. Deze hebben betrekking op eerstejaars studenten WO, HBO en MBO die voor een Studentenkaart in aanmerking kwamen. Alle genoemde cijfers zijn opgehoogd naar populatfetotaal van eerstejaars studenten per 1990 en eerstejaars studenten in 1991 (+4%). De belangrijkste conclusies van het onderzoek voor de eerstejaars studenten worden hieronder per onderzoekvraag weergegeven. Vraag 1: Welke veranderingen zijn opgetreden in het openbaar vervoergebruik door studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? En hoe zijn deze veranderingen verdeeld over de tijdvakken van de dag? Gemeten in totale aantallen reizen door eerstejaars studenten per openbaar vervoer (reis 0V = gehele verplaatsing of gedeelte van verplaatsing per 0V) zijn toenamen geconstateerd voor alle onderscheiden soorten openbaar vervoer: - stadsvervoer: van naar reizen per week1 ) - streekvervoer: van naar reizen per week1) - trein: van naar5l4.000 reizen perweek1). hierbij is gecorrigeerd voor het feit dat er in % meer eerstejaars studenten geregistreerd stonden dan in 1990 Hague Consulting Group
13
14 De sterkste groei (in absolute en relatieve zin) is geconstateerd bij het stadsvervoer (zie ook grafiek). x V Reizen per week - Eerstejaars Stadsver voer Streekvervoer Trein ver voer wij ze Bron HCG 1992 Ook gemeten in aantallen verplaatsingen met het openbaar vervoer als hoofdvervoerwijze (hoofdvervoerwijze = vervoerwijze waarmee de grootste afstand van een verplaatsing is afgelegd) is een toename in het gebruik van het openbaar vervoer door eerstejaars studenten geconstateerd, weer het sterkst bij het stadsvervoer. De toenamen zijn: - stadsvervoer: van naar verplaatsingen per week1) - streekvervoer: van naar verplaatsingen per week1) - trein: van naar verplaatsingen per week1). De geconstateerde toename in de aantallen verplaatsingen met hoofdvervoerwijze openbaar vervoer door eerstejaars studenten is relatief gelijkmatig gespreid over de gehele dag, met uitzondering van de spitsuren (7-9 uur en uur): daar is de toename in het 0V gebruik door eerstejaars studenten minder dan gemiddeld (gemiddeld over de hele dag +91%, van 7-9 uur +72% en van uur +74%). hierbij is gecorrigeerd voor het feit dat er in % meer eerstejaars studenten geregistreerd stonden dan in 1990 Hague Consulting Group
15
16 Vraag 2: Welke veranderingen zijn opgetreden in de vervoerwijzekeuze en de verplaatsingspatronen van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel van het openbaar vervoer in de modaisplit bij eerstejaars studenten is toegenomen van 22% naar 43%. Deze toename is als volgt opgebouwd: - stadsvervoer: van 4,4% naar 13,2% - streekvervoer: van 5,4% naar 9,5% - trein: van 11,9% naar 19,8%. Modaisplit - Eerstejaars - Auto 3enb. verv, 22% Openb verv, Overig Auto 5% 19% Over i g 5% (Br)fiets (Br)fiets 48% 33% Bon: HCG 1992 Deze toename van het openbaar vervoeraandeel is ten koste gegaan van de volgende vervoerwijzen: - fiets: van 48,2% naar 33,2% - auto bestuurder: van 13,4% naar 11,0% - auto passagier: van 11,9% naar 8,4%. Het is duidelijk dat de toename van het openbaar vervoergebruik vooral ten koste is gegaan van de fiets. De vermindering van het autogebruik is vrij beperkt. Met betrekking tot het verplaatsingspatroon van de eerstejaars studenten kan worden geconstateerd dat het totale aantal verplaatsingen niet is toegenomen; per persoon per dag er is zelfs sprake van een lichte daling (-3%). Wel is er een toename geconstateerd in het aantal verplaatsingen Hague Consulting Group
17
18 vlak v65r de ochtendspits (+14%). Het aantal verplaatsingen in de ochtendspits (7-9 uur) is niet toegenomen. Verder is het aantal verplaatsingen in het weekend toegenomen, vooral op zondag (+10%). Voorts is er een zekere verschuiving opgetreden in het aantal verplaatsingen per motief: de eerstejaars studenten in de nameting hebben meer verplaatsingen gemaakt voor 'overig onderwijs' (verplaatsingen die met de studie te maken hebben, maar niet rechstreeks met college's of practica volgen; voorbeelden zijn verplaatsingen naar bibliotheek, stage-adres, etc.; +11%), overig bezoek (niet familiebezoek; +7%) en het motief 'overig' (+9%). Een meer dan gemiddelde afname is te constateren bij de motieven 'boodschappen doen' (-13%) en Vrije tijd (-9%). Verder zijn er geen duidelijke verschillen geconstateerd in de veranderingen bij uitsplitsing van de eerstejaars studenten naar geslacht, woonsituatie (thuis/uitwonend) en autobezit. Vraag 3: Welke veranderingen zijn opgetreden in het auto- en fietsbezit, en in het rjbewijsbezit van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel eerstejaars studenten met een rijbewijs is tussen november 1990 en november 1991 niet veranderd: in beide metingen ligt dit op circa 53%. Het autobezit onder de eerstejaars studenten vertoont een dalende tendens (van 10% naar 7%), waarbij de daling van 8% bij de MBOstudenten significant is. Ook de autobeschikbaarheid is verminderd: van 23% naar 20%, maar het verschil voor alle studenten is nog niet significant. Het bezit van fietsen en bromfietsen onder de eerstejaars studenten is landelijk gezien evenmin veranderd: gemiddeld 94% in beide metingen. Vraag 4: Welke veranderingen zijn opgetreden in de keuze van de woonplaats van studenten (thuis versus uitwonend) sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel eerstejaars studenten dat zelfstandig woont is van 1990 op 1991 constant gebleven op 50%. In ieder geval kan worden geconcludeerd dat een jaar na de invoering van de Studentenkaart het aandeel eerstejaars dat thuis woont niet is toegenomen. Hague Consulting Group
19 =2
20 0. VOORWOORD Dit rapport beschrijft de resultaten van een vergelijkende analyse van het reisgedrag van eerstejaars studenten in 1991 (bijna een jaar na de invoering van de Studenten Openbaar Vervoer Jaarkaart) ten opzichte van het reisgedrag van eerstejaars studenten in 1990 (kort voor de invoering). Het onderzoek is zodanig opgezet dat in beide metingen zoveel mogelijk exact vergelijkbare gegevens zijn verzameld, onder andere door te meten met vrijwel identieke vragenlijst en in precies dezelfde tijd van het jaar. De vergelijking betreft echter twee verschillende, onafhankelijke steekproeven van eerstejaars studenten in beide jaren. De gepresenteerde analyse betreft de 'kale' gegevens. Daarbij zijn géén correcties aangebracht voor externe effecten, autonome ontwikkelingen enzovoort. En uiteraard heeft het rapport uitsluitend betrekking op veranderingen in het openbaar vervoergebruik bij eerstejaars studenten. Dit rapport maakt deel uit van een reeks rapporten betreffende het evaluatie-onderzoek, waarin reeds eerder een beschrijving van de eerste meting werd gegeven en een analyse van de veranderingen bij een panel van studenten tussen 1990 en 19911). Hague Consulting Group: Onderzoek Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten, Eerste meting, juni 1991, en Hague Consulting Group: Onderzoek Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten, Veranderingen , augustus Hague Consulting Group
21
22 INLEIDING 1.1 Achtergrond Per 1januari1991 hebben alle studenten die recht hebben op studiefinanciering tevens recht op een Openbaar Vervoerjaarkaart, de zogenaamde Studentenkaart. Het bezit van deze kaart heeft geleid tot een toename in het gebruik van het openbaar vervoer door studenten. In opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onderzoekt Hague Consulting Group, in samenwerking met bureau Veldkamp, de vraag hoe groot deze toename is, en welke de belangrijkste kenmerken van de veranderingen in het reisgedrag bij de studenten zijn. Dit Onderzoek Evaluatie Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten wordt mede gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. 1.2 Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek Evaluatie Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten is het beantwoorden van de volgende algemene beleidsvraag: 'Wat is het effect van de invoering van de Studentenkaart op de mobiliteit van de studenten op de korte en de lange termijn?' Deze algemene beleidsvraag is door DGV vertaald naar de volgende meer concrete onderzoekvragen: Welke veranderingen zijn opgetreden in het openbaar vervoergebruik door studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? En hoe zijn deze veranderingen verdeeld over de tijdvakken van de dag? Welke veranderingen zijn opgetreden in de vervoerwijzekeuze en de verplaatsingspatronen van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Welke veranderingen zijn opgetreden in het auto- en fietsbezit, en in het rijbewijsbezit van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Welke veranderingen zijn opgetreden in de keuze van de woonplaats van studenten (thuis versus uitwonend) sinds de invoering van de Studentenkaart? 2 Hague Consulting Group
23
24 1.3 Opzet en indeling van het rapport Het onderzoek is opgezet als een vôbr- en na-onderzoek. De voormeting heeft plaatsgevonden in november 1990, de nameting exact één jaar later in november In dit rapport wordt verslag gedaan van een analyse van de verschillen tussen het reisgedrag van eerstejaars studenten in 1990 (kort v56r de invoering van de Studentenkaart) en van een andere groep eerstejaars studenten in 1991, bijna één jaar na de invoering van de Studentenkaart. Daarbij is het verplaatsingsgedrag van studenten WO, HBO en MBO gemeten door middel van enquêtes bij twee steekproeven van eerstejaars studenten verspreid over het gehele land. De indeling van het rapport is als volgt. Eerst wordt in hoofdstuk 2 de aanpak van het onderzoek beschreven. Vervolgens geeft hoofdstuk 3 de belangrijkste resultaten van de vergelijking tussen persoonskenmerken en reisgedrag van beide groepen eerstejaars studenten. Hoofdstuk 4 tenslotte bevat de belangrijkste conclusies en een globale vergelijking met de resultaten van het studentenpanel. 3 Hague Consulting Group
25
26 2. AANPAK ONDERZOEK 2.1 Methode van onderzoek Voor de beantwoording van de onderzoekvragen is in principe gekozen voor een panelonderzoek, waarbij dezelfde steekproef van studenten v66r en na de invoering van de Studentenkaart wordt geënquêteerd. Een dergelijke panelopzet is vanuit statistisch oogpunt de meest efficiënte methode om veranderingen te meten bij een in principe gelijkblijvende populatie. Een probleem daarbij is echter dat eerstejaars studenten uitsluitend in de voormeting van het panel voorkomen. Bij herbenadering van deze studenten één jaar later is het merendeel tweedejaars student geworden. Om toch de effecten van de invoering van de Studentenkaart voor de eerstejaars studenten vast te kunnen stellen moest daarom een afwijkende, afzonderlijke analyse worden uitgevoerd, op basis van meting bij twee onafhankelijke steekproeven van eerstejaars, één in 1990 en één in De metingen zijn uitgevoerd in de vorm van een schriftelijke enquête, in principe dezelfde die bij het panelonderzoek is gebruikt. Daarbij is gebruik gemaakt van een rittenboekje, waarbij de studenten gevraagd werd om gedurende drie gespecificeerde dagen al hun verplaatsingen bij te houden. In het boekje dienden gegevens te worden ingevuld betreffende het verplaatsingsgedrag, bezit en beschikbaarheid van vervoermiddelen en aanvullende persoonsgegevens. Voor een beschrijving van de opzet van de metingen wordt verwezen naar de eerder verschenen rapportages voor het studentenpanel1). Hier wordt volstaan met het vermelden van die aspecten die voor de analyse van de effecten bij de eerstejaars studenten afwijkend zijn uitgevoerd. Dit betreft met name de steekproeftrekking, en de wijze van ophoging. 2.2 Steekproef De steekproef van eerstejaars studenten in 1990 is ontleend aan de totale steekproef van studenten die voor de eerste meting van het Onderzoek Evaluatie Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten is getrokken (netto Hague Consulting Group: Onderzoek Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten, Eerste meting, juni 1991, en Hague Consulting Group: Onderzoek Effecten Openbaar Vervoerkaart Studenten, Veranderingen , augustus Hague Consulting Group
27
28 bruikbare gegevens van 5355 studenten in totaal). Een beschrijving van de opzet van die eerste meting is reeds in eerder aangehaalde rapporten gegeven. Voor de hier beschreven analyses van de eerstejaars studenten zijn daaruit de gegevens van de studenten geselecteerd die voldeden aan de volgende voorwaarden: in 1990 korter dan een jaar of maximaal 1 jaar studerend (volgens eigen opgave) en behorend tot de landelijke steekproef. Dit resulteerde in gegevens van 1090 eerstejaars studenten voor De steekproef van eerstejaars studenten in 1991 is ontleend aan twee bestanden: - de gegevens van de studenten die reeds in 1990 en vervolgens weer in 1991 zijn benaderd, het panel (netto bruikbare gegevens van 2243 studenten in totaal, zeer weinig eerstejaars studenten) - de gegevens van de studenten die in 1991 voor het eerst werden benaderd voor het onderzoek, ter verversing van het panel voor de derde meting (netto bruikbare gegevens van 1584 studenten, relatief veel eerstejaars studenten). Uit beide bestanden samen werden studenten geselecteerd volgens exact dezelfde criteria als genoemd bij de selectie voor 1990: in 1991 korter dan een jaar of maximaal 1 jaar studerend en behorend tot de landelijke steekproef. Dit resulteerde in gegevens van 739 eerstejaars studenten voor Het aantal waarnemingen per segment is weergegeven in tabel 2.1. Op basis van de beschikbare aantallen waarnemingen kan bij benadering worden aangegeven wat de nauwkeurigheid is van de gegevens. Aangezien de analyse hier gebaseerd is op vergelijking van twee onafhankelijke steekproeven kunnen verschillen slechts met een betrekkelijk geringe nauwkeurigheid worden vastgesteld. (Dit in tegenstelling tot de analyse van panelgegevens, waarbij juist door de correlatie tussen de steekproeven verschillen met veel grotere nauwkeurigheid kunnen worden gemeten, bij gelijke steekproefomvang.) Uitgaande van een gemiddeld aantal waarnemingen per meting van circa 900 kunnen verschillen tussen twee metingen als significant worden aangemerkt (bij een betrouwbaarheid van 95%) als zij: - groter zijn dan 2,8% wanneer 1 0% of 90% het betreffende kenmerk heeft - groter zijn dan 4,2% wanneer 30% of 70% het betreffende kenmerk heeft 5 Hague Consulting Group
29
30 - groter zijn dan 4,6% wanneer 50% het betreffende kenmerk heeft. Indien bijvoorbeeld 50% van alle studenten in meting 1 een bepaald kenmerk heeft en 54% heeft hetzelfde kenmerk in meting 2 dan kan er nog niet worden gesproken van een significante verandering. Heeft in meting 2 echter 56% van de studenten het betreffende kenmerk, dan is er een significante toename. Deze marges gelden voor de totale steekproef. Bij vergelijking van deelgroepen, bijvoorbeeld studenten WO, zijn de marges bijna twee maal zo groot. In bijlage A wordt een voorbeeld van de berekeningswijze gegeven. Tabel 2.1 Netto aantal waarnemingen eerstejaars studenten per segment per meting Segment Netto aantal waarnemingen Eerste Tweede meting meting (1990) (1991) - WO steden > inwoners - WO steden < inwoners - HBO steden > inwoners - HBO steden < inwoners - MBO steden > inwoners - MBO steden < inwoners Totaal aantal personen: Ophoging Om de geselecteerde enquêtegegevens van de twee steekproeven van eerstejaars studenten op te kunnen hogen naar populatietotalen zijn de totale aantallen eerstejaars studenten per segment vereist. Deze aantallen zijn door de Informatiseringsbank geleverd voor november 1990 en november De aantallen zijn weergegeven in tabel 2.2. De persoonsgegevens zijn opgehoogd naar de populatietotalen. De 6 Hague Consulting Group
31
32 verplaatsingsgevens zijn per segment en per dagsoort opgehoogd tot weektotalen (aantallen verplaatsingen per week). Voor beide metingen is opgehoogd naar het populatietotaal van het corresponderende jaar. Doordat er in % meer eerstejaars studenten bij de Informatiseringsbank geregistreerd stonden dan in 1990 hebben alle opgehoogde gegevens voor 1991 eveneens betrekking op 4% meer studenten. Voor de verplaatsingsgegevens betekent dit, dat waar totalen gegeven zijn er rekening moet worden gehouden met een autonome' groei in het aantal verplaatsingen van 4%, als gevolg van de toename in het aantal studenten. Tabel 2.2 Populatietotalen eerstejaars studenten in november 1990 en november 1991 per segment Segment Populatie eerstejaars Eerste Tweede meting meting november november WO steden > inwoners WO steden < inwoners HBO steden > inwoners HBO steden < inwoners MBO steden > inwoners MBO steden < inwoners Totaal aantal personen: Hague Consulting Group
33
34 3. RESULTATEN 31 Algemeen In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten beschreven. Daarbij gaat het om de geconstateerde verschillen in persoonsgegevens en reisgedrag tussen de twee groepen eerstejaars studenten, die waarbij is gemeten in november 1990 en die waarbij is gemeten in november Zoals al in het voorwoord is aangegeven worden steeds de bruto veranderingen weergegeven; daarbij is geen correctie uitgevoerd voor de invloed van verschillen in populatie-omvang of eventuele externe factoren, autonome ontwikkelingen enzovoort. Ook voor het feit dat de gegevens voor 1991 betrekking hebben op 4% meer studenten is niet gecorrigeerd. De veranderingen zijn vastgesteld op basis van een groot aantal kruistabellen, gebaseerd op de opgehoogde enquêtegegevens. De gedetailleerde tabellen zijn gegeven in een afzonderlijk tabellenboek. In dit hoofdstuk worden geen tabellen gegeven, maar zijn de resultaten geïllustreerd met behulp van figuren waarnaar in de tekst wordt verwezen. In de volgende paragrafen worden per onderwerp de belangrijkste resultaten gepresenteerd. De figuren worden steeds aan het eind van iedere paragraaf gegeven. In de volgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de resultaten voor het landelijke panel gepresenteerd. Eerst worden in 3.2 de feitelijke verschillen in de persoonskenmerken van de studenten beschreven, met name het vervoermiddelbezit en het woonadres. Vervolgens komen aan de orde de verschillen in de vervoerwijzekeuze (3.3), de verschillen in het verplaatsingspatroon (3.4) en de verschillen in het verplaatsingspatroon per openbaar vervoer (3.5). 3.2 Verschillen in persoonsgegevens Allereerst zijn de veranderingen in de voor het onderzoek meest relevante persoonsgegevens gegeven, namelijk de veranderingen in - - rijbewijsbezit - autobezit - autobeschikbaarheid - bezit van fiets of bromfiets - bij ouders/zelfstandig wonend. 8 Hague Consulting Group
35 m
36 De veranderingen zijn gegeven in de figuren t/m In deze figuren is steeds aangegeven hoeveel procent van de eerstejaar studenten het betreffende kenmerk had, in november 1990 en in november Daarbij is steeds een vergelijking gegeven zowel voor alle studenten samen als per onderwijstype. Rijbewijsbezit Uit figuur kan worden afgeleid dat het rijbewijsbezit bij eerstejaars studenten tussen 1990 en 1991 vrijwel gelijk is gebleven, op een niveau van circa 53%. Binnen de verschillende onderwijstypen zijn er verschillen in beide richtingen, maar alleen de toename (9%) bij de MBO-studenten is significant. Autobezit In figuur is het autobezit bij de eerstejaars studenten in beide metingen weergegeven. Hieruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een significant dalende tendens in het autobezit onder de eerstejaars studenten, van 10% naar 7%. Met name bij de eerstjaars MBO studenten heeft zich een significante daling voorgedaan (-8%). Autobeschikbaarheid Uit figuur kan worden afgeleid dat ook de autobeschikbaarheid onder de eerstejaar studenten een dalende tendens vertoont, van 23% naar 20%. Deze daling is net significant. De belangrijkste daling heeft zich voorgedaan bij de WO studenten. Bezit van (brom)fietsen In figuur is het bezit van fietsen en bromfietsen bij de eerstejaars studenten in beide metingen weergegeven. Hier kan worden geconstateerd dat er nauwelijks sprake is geweest van een verandering in het (brom)fietsbezit onder de eerstejaars studenten in totaal: dit is stabiel gebleven op een niveau van 94%. Bij de MBO-studenten daarentegen is het (brom)fietsbezit significant afgenomen van 92% naar 87%. 9 Hague Consulting Group
37
38 Woonadres De geconstateerde verschillen in het aandeel studenten dat zelfstandig woont zijn gegeven in figuur Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een significante verandering in het aandeel zelfstandig wonende eerstejaars studenten: dit aandeel was zowel in 1990 als in 1991 gemiddeld 50%. 10 Hague Consulting Group
39 m
40 % 100 Figuur Rijbewijsbezît - Eerstejaars i777n7p7277n 25 0 Totaal WO HOC MBO segment L Bron: HCG 1992 % 100 Figuur Autobezit - Eerstejaars Totaal WO HBO MBO segment Bron: HCG Hague Consulting Group
41
42 % 100 Figuur Autobeschikbaarheid - Eerstejaars Totaal WO t7 hû segment L E31991 Bron: HOC 1992 Figuur Pl % (Brom)fietsbezit - Eerstejaars Totaal WO HBO MBO segment om 1990 om 1991 Bron: HOC Hague Consulting Group
43
44 Figuur Zelfstandig wonen - Eerstejaars - % Totaal v'vl) HBO MBO segment 1990 M 1991 Bron: HOG Hague Consulting Group
45
46 3 3.3 Verschillen in de vervoerwijzekeuze In deze paragraaf komen de eerste geconstateerde verschillen in het reisgedrag (ontleend aan de rittenboekjes) aan de orde: de veranderingen in de verdeling van de verplaatsingen over de vervoerwijzen, ofwel de modaisplit. In figuur zijn twee pie-charts gegeven van de modaisplit bij de eerstejaars studenten in 1990 en in Het betreft hier de hoofdvervoerwijze van de verplaatsingen (indien meer dan één vervoerwijze werd gebruikt betreft het hier die vervoerwijze waarmee de grootste afstand is afgelegd). Het aandeel openbaar vervoer in de modaisplit bij de eerstejaars studenten blijkt te zijn toegenomen van 22% naar 43%, ofwel een toename van het 0V aandeel met 21%. In figuur is een nadere onderverdeling gegeven van de verschillen in het aandeel openbaar vervoer naar: - stadsvervoer - streekvervoer - trein. Bij alle onderscheiden soorten openbaar vervoer blijkt er sprake van een stijging in het marktaandeel. De sterkste toename wordt geconstateerd bij de trein (van 11,9% naar 1 9,8%) en het stadsvervoer (van 4,4% naar 13,2%). Maar ook bij het streekvervoer is er een duidelijke stijging (van 5,4% naar 9,5%). In figuur is een nadere onderverdeling van de veranderingen in het aandeel autogebruik en fietsgebruik gegeven. De sterkste afname is opgetreden bij het gebruik van fiets en bromfiets: het aandeel van deze vervoerwijze is met 15% gedaald! De afname van het autogebruik, zowel als bestuurder als passagier, is beperkt geweest: een daling van het aandeel auto bestuurders met 2,4% en een daling van het aandeel auto passagiers met 3,5%, ofwel een daling van 6% voor het aandeel auto in totaal. 14 Hague Consulting Group
47
48 Figuur Modaisplit - Eerstejaars - Au to 3enb. verv. 22% Openb. verv, Overig Auto 5% 19% Overig 5% (Br)fiets (8 r) fiets 48% 33% Bron: HCG 1992 % Figuur Modaisplit aandelen 0V - Eerstejaars - 0 Stadsvervoer Streekvervoer Trein segment L Bron: HCG Hague Consulting Group
49
50 Figuur Modaisplit aandelen overig - Eerstejaars iets Auto(LDest) ass) segment Bron: HOG Hague Consulting Group
51
52 3.4 Verschillen in het aantal verplaatsingen en het verplaatsingspatroon Aantal verplaatsingen Het gemiddelde totale aantal verplaatsingen per persoon per dag is bij de eerstejaars studenten in ,06, en bij de eerstejaars studenten in ,97, ofwel 3% lager (zie ook figuur 3.4.1). Sinds de invoering van de Studentenkaart lijkt er dus in ieder geval geen toename van het aantal verplaatsingen door de eerstejaars studenten te zijn opgetreden, maar eerder een lichte afname. (in de tabellen met de totale aantallen verplaatsingen staat een groei van +1,6% aangegeven; deze andere uitkomst wordt veroorzaakt doordat in 1991 het totale aantal studenten 4% groter is dan in 1990, en dus het totale aantal verplaatsingen bij gelijkblijvende mobiliteit eveneens 4% zou zijn toegenomen; de in de tabellen gegeven groei van 1,6% is dus het product van een populatietoename met 4% en een mobiliteitsafname met 3%.) Patroon van verplaatsingen Vervolgens is nagegaan in hoeverre het patroon van de verplaatsingen door de eerstejaars studenten is veranderd. Daartoe zijn de verschillen in de aantallen verplaatsingen beschouwd, onderverdeeld naar de volgende kenmerken: - dagsoort - tijdvak - motief - geslacht - woonadres - autobezit. Deze verschillen zijn geanalyseerd met behulp van veranderingstabellen, waarbij het procentuele verschil in het totale aantal verplaatsingen door de eerstejaars studenten in 1991 ten opzichte van dat door de eerstejaars studenten in 1990 is weergegeven. Ook bij deze tabellen dient er weer rekening te worden gehouden met het feit dat het totale aantal eerstejaars studenten in % hoger ligt dan in 1990, hetgeen de directe vergelijking op basis van de tabellen bemoeilijkt. In de in deze paragraaf gegeven figuren zijn daarom de verschillen per persoon per dag weergegeven, zodat een rechtstreekse vergelijking mogelijk is. 17 Hague Consulting Group
53
54 Dagsoort Bij beschouwing van de verschillen in het aantal verplaatsingen per persoon per dag onderverdeeld naar dagsoort (zie figuur 3.4.2) blijkt er sprake te zijn van een meer dan gemiddelde daling op de werkdagen (vooral op dinsdag -8% en woensdag -12%), en een stijging op zondag (+ 10%). Tijdvak De verschillen in de aantallen verplaatsingen onderverdeeld naar tijdvak (figuur 3.4.3) wijzen uit dat er sprake is van een toename van het aantal verplaatsingen per persoon per dag (alle vervoerwijzen samen) van 5 tot 7 uur (+14%). In de ochtendspits (7-9 uur) is er geen toename te constateren van het aantal verplaatsingen per persoon per dag. Voor de overige tijdvakken zijn de aantallen verplaatsingen alle licht gedaald of licht gestegen, met uitzondering van een beperkte stijging tussen 9 en 12 uur (+8%) en een wat forsere stijging tussen 20 en 24 uur (+1 9%). Motief De verschillen in de aantallen verplaatsingen (per persoon per dag) onderverdeeld naar motief (zie figuur 3.4.4) wijzen op een lichte toename in de aantallen verplaatsingen voor de motieven 'overig onderwijs' (verplaatsingen die met de studie te maken hebben, maar niet rechstreeks met college's of practica volgen; voorbeelden zijn verplaatsingen naar bibliotheek, stage-adres, etc.; +11%), overig bezoek (niet familiebezoek; +7%) en het motief 'overig' (+9%). Een meer dan gemiddelde afname is te constateren bij de motieven 'boodschappen doen' (-13%) en vrije tijd (-9%). Geslacht De verschillen in de aantallen verplaatsingen per persoon per dag onderverdeeld naar geslacht (figuur 3.4.5) wijzen uit dat de afname in het aantal verplaatsingen bij de mannelijke eerstejaars studenten vrijwel even groot is als bij de vrouwelijke eerstejaars studenten (resp. -2% en -3%). 18 Hague Consulting Group
55
56 Woonadres In figuur zijn de verschillen in de aantallen verplaatsingen gegeven, onderverdeeld naar woonadres. Het aantal verplaatsingen per persoon per dag door eerstejaars studenten die bij hun ouders wonen is met 4% gedaald. Bij de zelfstandig wonende studenten wordt een afname van 1% geconstateerd. Het verschil tussen beide groepen is derhalve gering. Autobezit In figuur zijn de verschillen in de aantallen verplaatsingen onderverdeeld naar autobezit. Het aantal verplaatsingen per persoon per dag door eerstejaars studenten die een auto bezitten is in % lager dan bij dezelfde categorie eerstejaars studenten in Bij de nietautobezitters bedraagt de verandering -2%. Derhalve kan niet worden gesproken van een effect van autobezit op de mobiiteitsverandering. Resumerend kan met betrekking tot de verschillen in het aantal verplaatsingen (pers persoon per dag) en het verplaatsingspatroon van de eerstejaars studenten in 1990 en 1991, gecorrigeerd voor populatieverschillen, het volgende worden geconcludeerd: het aantal verplaatsingen door de eerstejaars studenten is sinds de invoering van de Studentenkaart niet toegenomen, maar eerder licht afgenomen (-3%) er is sprake van een toename in het aantal verplaatsingen in het tijdvak van 5 tot 7 uur, direct vôôr de ochtendspits (+1 4%); tijdens de ochtendspits is het aantal verplaatsingen niet toegenomen; verder is met name het aantal verplaatsingen op zondag toegenomen (+10%) er is een zekere verschuiving opgetreden in het aantal verplaatsingen per motief: meer verplaatsingen voor 'overig onderwijs' (+11%), en eveneens voor bezoek (+7%); minder verplaatsingen voor boodschappen doen en vrije tijd (resp. -13% en -9%) - verder zijn er geen duidelijke verschillen geconstateerd in de veranderingen van het aantal verplaatsingen onderscheiden naar geslacht, woonsituatie (thuis/uitwonend) en autobezit. 19 Hague Consulting Group
57
58 Figuur aantal Verplaatsingen p.p.p.dag - Eerstejaars -.. Bron: HCG meting Figuur Verplaatsingen per dagsoort - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering Bron: HCG 1992 ma di WO do vr za ZO dag van de week 20 Hague Consulting Group
59
60 Figuur Verplaatsingen per tijdvak - Eerstejaars % verandering 50 p.p.p.dag ""s, ~~\EERs Bron: HCG tijd van de dag Figuur Verplaatsingen per motief - Eerstejaars % verandering 50 p.p.p.dag _ CoH/Pr OvOnd Wink Werk VrijeT FamBez OvBez 0v motief Bron: HOG Hague Consulting Group
61
62 Figuur Verplaatsingen per geslacht - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering man geslacht vrouw Bron: HOG 1992 Figuur Verplaatsingen per woonadres - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering bij ouders woonadres zelfstandig Bron: HOG Hague Consulting Group
63
64 Figuur Verplaatsingen per autobezit - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering MMA we autobezit niet Bron: HOG Hague Consulting Group
65
66 3.5 Verschillen in het aantal verplaatsingen en het verplaatsingspatroon per 0V 0V-verplaatsingen: 0V als hoofdvervoerwijze Tussen 1990 en 1991 is voor de eerstejaars studenten het aantal verplaatsingen per persoon per dag met het openbaar vervoer als hoofdvervoerwijze toegenomen: van gemiddeld circa 0,66 0V verplaatsingen per persoon per dag tot 1,26 0V verplaatsingen per dag (zie figuur 3.5.1). Sinds de invoering van de Studentenkaart blijkt er dus een toename van het aantal verplaatsingen door eerstejaars studenten met het openbaar vervoer te zijn opgetreden. Vervolgens is nagegaan in hoeverre het patroon van het openbaar vervoergebruik door de eerstejaars studenten is veranderd. Daartoe zijn de verschillen beschouwd in de aantallen verplaatsingen met openbaar vervoer als hoofdvervoerwijze onderverdeeld naar de volgende kenmerken: - aantal 0V verplaatsingen per dagsoort - aantal 0V verplaatsingen per tijdvak - aantal verplaatsingen per motief - aantal verplaatsingen per catagorie thuis/uitwonend. Deze verschillen zijn weer geanalyseerd met behulp van veranderingstabellen, waarbij de procentuele verandering in het totale aantal verplaatsingen met 0V als hoofdvervoerwijze door de eerstejaars studenten in 1991 ten opzichte van dat in 1990 is gegeven (zie tabellenboek). Tevens zijn hier grafieken gegeven waarin de verandering per persoon per dag is gegeven, waarbij het effect van de verschillen in populatie-omvang tussen beide jaren is geëlimineerd. Dagsoort Bij beschouwing van de verschillen per dagsoort (zie figuur 3.5.2) blijkt dat - de groei van het openbaar vervoergebruik door eerstejaars studenten het sterkst is geweest op maandag (+146%), op zaterdag (ca. +114%) en op zondag (+111 %). Ook op alle werkdagen is echter een Vrij uniforme groei opgetreden (70 tot 80%). 24 Hague Consulting Group
67
68 Tijdvak Bij beschouwing van de verdeling van de toename in het aantal verplaatsingen per persoon per dag over de tijdvakken van de dag (zie figuur 3.5.3) blijkt dat de groei relatief gelijkmatig gespreid is over de gehele dag, met uitzondering van de twee spitsperioden. In zowel ochtend- als avondspits is de groei beduidend lager dan het daggemiddelde (ochtendspits 72%, avondspits 74% t.o.v. 91 % daggemiddelde). Motief Wanneer de verdeling over de motieven wordt beschouwd (zie figuur 3.5.4) blijkt dat de groei van het openbaar vervoergebruik (weer per persoon per dag) bij de eerstejaars studenten relatief het sterkst is bij de volgende verplaatsingsmotieven: - overig bezoek'(= anders dan familiebezoek; +212%) - vrije tijd (+1 58%) - 'overig onderwijs'(=bibliotheekbezoek etc.; +156%) - boodschappen doen (+127%). Een relatief geringe groei is gevonden bij het motief familiebezoek (+49%). Woonadres De toename in het aantal verplaatsingen met het openbaar vervoer (perpersoon per dag) is beduidend groter bij de zelfstandig wonende eerstejaars studenten dan bij diegenen die bij hun ouders wonen (zie figuur 3.5.5; resp % en +60%). 0V-reizen Tenslotte nogmaals de veranderingen in het totale openbaar vervoergebruik. Tot nu toe is in dit rapport steeds gesproken over het aantal verplaatsingen met als hoofdvervoerwijze openbaar vervoer. Het is echter ook mogelijk om de veranderingen in de aantallen reizen met het openbaar vervoer te beschouwen. Daarbij gaat het dan om de aantallen reizen die geheel of gedeeltelijk met het openbaar vervoer zijn gemaakt (tijdens één verplaatsing met als hoofdvervoerwijze de trein kunnen bijvoorbeeld drie reizen met het openbaar vervoer zijn gemaakt: één met 25 Hague Consulting Group
69
70 de tram, één met de trein en één met de streekbus). In figuur zijn de waargenomen toenamen in de totale aantallen reizen met de verschillende soorten openbaar vervoer gegeven. Op grond van deze uitkomsten kan worden geconcludeerd dat ook in reizen gemeten de sterkste groei (absoluut en relatief) is opgetreden bij het stadsvervoer: van reizen door eerstejaars studenten per week in 1990 naar reizen per week in 1991 ( na correctie voor verandering populatie-omvang). Voor het streekvervoer bedraagt de verandering: van reizen door eerstejaars studenten per week naar reizen per week ( na correctie voor verandering populatie-omvang). Voor de trein bedraagt de verandering: van reizen door eerstejaars studenten per week naar reizen per week ( na correctie voor verandering populatie-omvang). Conclusies Al met al kan met betrekking tot de veranderingen in het openbaar vervoergebruik door de eerstejaars studenten het volgende worden geconcludeerd: het aantal verplaatsingen met het openbaar vervoer door de eerstejaars studenten is toegenomen: van gemiddeld circa 0,66 0V verplaatsingen per student per dag naar gemiddeld circa 1,26 0V verplaatsingen per persoon per dag de sterkste groei (absoluut en relatief) in het aantal 0V reizen door eerstejaars studenten is geconstateerd bij het stadsvervoer (van reizen per week naar reizen per week')); ook het streekvervoer en het treinvervoer vertonen echter een sterke toename van het aantal reizen door eerstejaars studenten (streekvervoer van reizen per week naar reizen per week'); trein van reizen per week naar reizen per week')) - de toename van het aantal verplaatsingen per persoon per dag met 0V als hoofdvervoerwijze is bij de eerstejaars studenten tijdens de spitsuren (7-9 uur en uur) minder dan gemiddeld (resp. 72% en 74%); gedurende de overige tijdvakken is de groei relatief gelijkmatig gespreid 1) hierbij is gecorrigeerd voor het feit dat er in % meer eerstejaar studenten geregistreerd waren dan in Hague Consulting Group
71
72 - voorts is met name het aantal 0V verplaatsingen door eerstejaars studenten op maandag en in het weekend toegenomen (maandag +146% per persoon per dag, zaterdag +114% en zondag +111%). meer dan gemiddeld grote toenamen worden aangetroffen voor motieven die niet met coheges/lessen volgen te maken hebben: 'overig bezoek' (+212%), Vrije tijd (+158%), 'overig onderwijs' (+156%) en boodschappen doen (+127%) verder is geconstateerd dat de groei in het openbaar vervoergebruik bij de zelfstandig wonende eerstejaars studenten veel sterker is geweest dan bij diegenen die bij hun ouders wonen (resp. +147% en +60%). 27 Hague Consulting Group
73
74 Figuur V-verplaatsingen p.p.p.dag - Eerstejaars - aanta' Bron: HCG meting Figuur V-verplaatsingen per dagsoort - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering loo ma di wo do vr za zo dag van de week Bron: HOC Hague Consulting Group
75
76 Figuur V-verplaatsingen per tijdvak - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering kle tijd van de dag Bron: HOG Figuur V-verplaatsingen per motief - Eerstejaars p.p.p.dag - % verandering 150 \. \ 100 \\ -50 CoII/Pr OvOnd Wink Werk VrijeT FamBez 0v8ez Cv motief Bron: HCG Hague Consulting Group
77
78 Figuur V-verplaatsingen per woonadres - Eerstejaars p.p.p.dag % verandering -50 bij ouders woonadres zelfstandig Bron: HOC 1992 Figuur x V Reizen per week - Eerstejaars - 1 JA duer voer Streekvervoer Jr em ver voer wij ze m 1991 Bron: HOG Hague Consulting Group
79
80 4. CONCLUSIES De belangrijkste conclusies van het onderzoek voor de eerstejaars studenten worden hieronder per onderzoekvraag weergegeven. Vraag 1: Welke veranderingen zijn opgetreden in het openbaar vervoergebruik door studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? En hoe zijn deze veranderingen verdeeld over de tijdvakken van de dag? Gemeten in totale aantallen reizen door eerstejaars studenten per openbaar vervoer (reis 0V = gehele verplaatsing of gedeelte van verplaatsing per 0V) zijn toenamen geconstateerd voor alle onderscheiden soorten openbaar vervoer: - stadsvervoer: van naar reizen per week1) - streekvervoer: van naar reizen per week1) - trein: van naar reizen per week1). De sterkste groei (in absolute en relatieve zin) is geconstateerd bij het stadsvervoer (zie ook grafiek). x V Reizen per week - Eerstejaars co Stadsver voer U//I vervoer wijze rji 01 t 8ron HCG ) hierbij is gecorrigeerd voor het feit dat er in % meer eerstejaar studenten geregistreerd waren dan in Hague Consulting Group
81
82 Ook gemeten in aantallen verplaatsingen met het openbaar vervoer als hoofdvervoerwijze (hoofdvervoerwijze = vervoerwijze waarmee de grootste afstand van een verplaatsing is afgelegd) is een toename in het gebruik van het openbaar vervoer door eerstejaars studenten geconstateerd, weer het sterkst bij het stadsvervoer. De toenamen zijn: - stadsvervoer: van naar verplaatsingen per week1) - streekvervoer: van naar verplaatsingen per week1 ) - trein: van naar verplaatsingen per week1). De geconstateerde toename in de aantallen verplaatsingen met hoofdvervoerwijze openbaar vervoer door eerstejaars studenten is relatief gelijkma- 1 tig gespreid over de gehele dag, met uitzondering van de spitsuren (7-9 uur en uur): daar is de toename in het 0V gebruik door eerstejaars studenten minder dan gemiddeld (gemiddeld over de hele dag +91%, van 7-9 uur +72% en van uur +74%). Vraag 2: Welke veranderingen zijn opgetreden in de vervoerwijzekeuze en de verplaatsingspatronen van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel van het openbaar vervoer in de modaisplit bij eerstejaars studenten is toegenomen van 22% naar 43%. Deze toename is als volgt opgebouwd: - stadsvervoer: van 4,4% naar 13,2% - streekvervoer: van 5,4% naar 9,5% - trein: van 11,9% naar 19,8%. Modaisplit - Eerstejaars - Au to oenb verv 22% Opentj. verv Overig Auto 5% 19% ver ig 5% (Br)fiets 48% 1990 (Br)f ie to 33% 1991 Bron: HOG Hague Consulting Group
83
84 Deze toename van het openbaar vervoeraandeel is ten koste gegaan van de volgende vervoerwijzen: fiets: van 48,2% naar 33,2% auto bestuurder: van 13,4% naar 11,0% auto passagier: van 11,9% naar 8,4%. Het is duidelijk dat de toename van het openbaar vervoergebruik vooral ten koste is gegaan van de fiets. De vermindering van het autogebruik is vrij beperkt. Met betrekking tot het verplaatsingspatroon van de eerstejaars studenten kan worden geconstateerd dat het totale aantal verplaatsingen niet is toegenomen; per persoon per dag er is zelfs sprake van een lichte daling (-3%). Wel is er een toename geconstateerd in het aantal verplaatsingen vlak v5ör de ochtendspits (+14%). Het aantal verplaatsingen in de ochtendspits (7-9 uur) is niet toegenomen. Verder is het aantal verplaatsingen in het weekend toegenomen, vooral op zondag (+10%). Voorts is er een zekere verschuiving opgetreden in het aantal verplaatsingen per motief: de eerstejaars studenten in de nameting hebben meer verplaatsingen gemaakt voor 'overig onderwijs' (verplaatsingen die met de studie te maken hebben, maar niet rechstreeks met college's of practica volgen; voorbeelden zijn verplaatsingen naar bibliotheek, stage-adres, etc.; +11%), overig bezoek (niet familiebezoek; +7%) en het motief 'overig' (+9%). Een meer dan gemiddelde afname is te constateren bij de motieven 'boodschappen doen' (-1 3%) en vrije tijd (-9%). Verder zijn er geen duidelijke verschillen geconstateerd in de veranderingen bij uitsplitsing van de eerstejaars studenten naar geslacht, woonsituatie (thuis/uitwonend) en autobezit. Vraag 3: Welke veranderingen zijn opgetreden in het auto- en fietsbezit, en in het rijbewijsbezit van studenten sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel eerstejaars studenten met een rijbewijs is tussen november 1990 en november 1991 niet veranderd: in beide metingen ligt dit op circa 53%. Het autobezit onder de eerstejaars studenten vertoont een dalende 33 Hague Consulting Group
85
86 tendens (van 10% naar 7%), waarbij de daling van 8% bij de MBOstudenten significant is. Ook de autobeschikbaarheid is verminderd: van 23% naar 20%, maar het verschil voor alle studenten is nog niet significant. Het bezit van fietsen en bromfietsen onder de eerstejaars studenten is landelijk gezien evenmin veranderd: gemiddeld 94% in beide metingen. Vraag 4: Welke veranderingen zijn opgetreden in de keuze van de woonplaats van studenten (thuis versus uitwonend) sinds de invoering van de Studentenkaart? Het aandeel eerstejaars studenten dat zelfstandig woont is van 1990 op 1991 constant gebleven op 50%. In ieder geval kan worden geconcludeerd dat een jaar na de invoering van de Studentenkaart het aandeel eerstejaars dat thuis woont niet is toegenomen. De hier gerapporteerde resultaten voor de eerstejaars studenten komen in grote lijnen overeen met de eerder gerapporteerde resultaten voor het panel van studenten in alle studiejaren. De belangrijkste bevindingen zijn in beide studies: - een duidelijke toename van het openbaar vervoergebruik door studenten, vooral stadsvervoer maar ook streekvervoer en trein; de toename is van dezelfde orde van grootte als bij het studentenpanei geconstateerd is. - geen toename in de totale mobiliteit van de studenten (gemeten in aantallen verplaatsingen per persoon per dag) - geen toename van het totale aantal verplaatsingen in de ochtendspits (7-9 uur); wel in de periode daarvoor (5-7 uur) - toename van het aantal verplaatsingen door studenten met name op zondag, afname in het midden van de werkweek - een belangrijke toename van het aandeel openbaar vervoer in de modaisplit (bij de eerstejaars studenten nog sterker dan bij het panel) - duidelijke afname vooral van het aandeel fiets, beperkte afname van het aandeel auto (vooral passagiers) - toename van het openbaar vervoergebruik door studenten tijdens de ochtendspits minder dan gemiddeld over de dag - geen belangrijke veranderingen in rijbewijsbezit, autobezit, autobeschikbaarheid en (brom)fietsbezit onder de studenten. 34 Hague Consulting Group
87
88 5. VERKLARENDE WOORDENLIJST Hoofdvervoerwijze De vervoerwijze waarmee de grootste afstand van de verplaatsing is afgelegd. Modaisplit De verdeling van de verplaatsingen over de vervoerwijzen, ofwel de percentages reizigers die met de elk van de beschikbare vervoermiddellen hun verplaatsingen maken. Motief De belangrijkste reden waarom een verplaatsing gemaakt wordt, bijvoorbeeld onderwijs volgen, werken, bezoek. Reis Een gedeelte van een verplaatsing met één motief waarbij één vervoerwijze wordt gebruikt. Studiejaar Het door de student zelf opgegeven studiejaar; dit hoeft niet noodzakelijk de 'klas' te zijn, of de door de Informatiseringsbank gehanteerde studiejaar definitie. Studieplaats De plaats waarin de onderwijsinstelling van de student is gevestigd. Verplaatsing Eén of meer reizen waarbij met één motief van één herkomstadres naar één bestemmingsadres wordt gereisd met één of meer verschillende vervoerwijzen. Woonadres Het adres waar de student woont gedurende de perioden dat onderwijs wordt gevolgd; dit kan zijn bij de ouders of zelfstandig, bijv. op kamers. 35 Hague Consulting Group
89
90 BIJLAGE A Berekening betrouwbaarheidsinterval Voor het bepalen van de betrouwbaarheidsinterval om een geconstateerde proportie van de steekproef die een bepaald kenmerk vertoond, wordt de volgende formule gebruikt: P ±zij(pq/)' waarbij P = de proportie van de steekproef die het kenmerk vertoont z = 1,96 voor een 95% betrouwbaarheidsinterval p = de kans op het hebben van het kenmerk q = (1-p) N = de steekproefomvang Op deze wijze kan worden berekend dat bij een steekproef van 728 (1991) resp eerstejaars studenten (in 1990) de marges de volgende grootte hebben: p marge (%) z=1,96 N=728 marge (%) z=1,96 N=1090 0,1 2,1 1,8 0,2 2,9 2,4 0,3 3,3 2,7 0,4 3,6 2,9 0,5 3,6 3,0 0,6 3,6 2,9 0,7 3,3 2,7 0,8 2,9 2,4 0,9 2,1 1,8 36 Hague Consulting Group
91
92
93 Group bv Surinamestraat GJ Den Haag The Netherlands Telephone (070) Telefax (070)
Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau Dokumentatie Postbus BA Rotterdam C
Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer Bureau Dokumentatie Postbus 1031 3000 BA Rotterdam C 7099-1 cl [1 EVALUATIE EFFECTEN OPENBAAR VERVOERKAART STUDENTEN 1990-1991-1992 In opdracht van: HAGUE
Nadere informatieEffecten van de nieuwe formule OV-Studentenkaart
Eindrapport Effecten van de nieuwe formule OV-Studentenkaart In opdracht van: Uitgevoerd door: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Hague Consulting Group
Nadere informatieTabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.
2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden
Nadere informatieDe belangrijkste conclusies die op basis van de tellingen in 2018 (in vergelijking met 2016) kunnen worden getrokken zijn:
FACTSHEET Tellingen Coffeeshopbezoekers Roermond Resultaten metingen 2018: april en augustus In opdracht van de gemeente Roermond voert Breuer&Intraval jaarlijks (van 2018 tot en met 2021) tellingen uit
Nadere informatieAantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016
Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,
Nadere informatieJ CONSlf. Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid. Rapport mobiliteitsontwikkelingen
J CONSlf Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid Rapport mobiliteitsontwikkelingen Gedragswetenschappelijke kennis in het verkeer- en vervoerbeleid Rapport mobiliteitsontwikkelingen
Nadere informatieBezoekersstromen bij burgerzaken april 2003 t/m maart 2005
Bezoekersstromen bij burgerzaken april 2003 t/m maart 2005 Effecten van nieuwe openings- en werktijden bij de gemeente s-hertogenbosch Deelonderzoek 1 O&S Juli 2005 Dit product is tot stand gekomen met
Nadere informatieEvaluatieonderzoek VOC-gemeenten Kosten, Opbrengsten en Kostendekkingsgraad
Evaluatieonderzoek Kosten, Opbrengsten en Kostendekkingsgraad Technisch rapport bij Ex-post onderzoek Datum 29 juni 2001 Kenmerk AVV043.503 MuConsult B. V. Postbus 2054 3800 CB Telefoon 033-465 50 54 Fax
Nadere informatieStudenten aan lerarenopleidingen
Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor
Nadere informatieJe bent jong en je wilt wat... minder auto?
- Je bent jong en je wilt wat... minder auto? Kim Ruijs Significance ruijs@significance.nl Marco Kouwenhoven Significance kouwenhoven@significance.nl Eric Kroes Significance kroes@significance.nl Bijdrage
Nadere informatieStoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages
Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding. Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages Een analyse van de huisartsenregistratie over de
Nadere informatieAnalyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen
Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aanmelding voor opleidingen tot vo docent steeds vroeger, pabo trekt steeds minder late aanmelders juni 2009 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten
Nadere informatiePersbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-015 1 maart 2012 9.30 uur Gevoelens van onveiligheid iets verminderd Minder Nederlanders voelen zich onveilig Slachtofferschap veel voorkomende criminaliteit
Nadere informatieNiet-reizigers over. en metro in Rotterdam
Niet-reizigers over veiligheid in e tram en metro in Rotterdam Een onderzoek uitgevoerd in het kader van de effectmeting 'personeelsprojecten sociale veiligheid RET' Amsterdam, februari 1995 Van Dijk,
Nadere informatieAnalyse instroom
Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%
Nadere informatieGeslacht sexe Frequency mannelijk vrouwelijk
3.2 Gaakpppd en socio-economische kenmerken Tabel 13: Gaakpppd volgens geslacht Geslacht sexe mannelijk 49.29611 vrouwelijk 34.28252 Opvallend is het grote verschil in de gemiddelde afgelegde afstand dag
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Juni 2013
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juni 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieFietsmobiliteit in Nederland, Denemarken en Vlaanderen
Fietsmobiliteit in Nederland, Denemarken en Vlaanderen Kees van Goeverden Technische Universiteit Delft c.d.vangoeverden@tudelft.nl Bijdrage aan het Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk 24 en 25 november
Nadere informatieSteeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs
Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs
Nadere informatie7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs
7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/
Nadere informatieJoost Meijer, Amsterdam, 2015
Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom
Nadere informatie4. SAMENVATTING. 4.1 Opzet
4. SAMENVATTING In dit hoofdstuk wordt de samenvatting gepresenteerd van de belangrijkste resultaten van de herhaalde meting naar aantallen officieel gedoogde coffeeshops en gemeentelijk cannabisbeleid.
Nadere informatieResultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015
Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel
Nadere informatieOntwikkeling leerlingaantallen
Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging
Nadere informatieResultaten Conjuntuurenquete 2018
Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere
Nadere informatieEvaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam
Evaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam J. Snippe F. Schaap M. Boendermaker B. Bieleman COLOFON St. INTRAVAL Postadres Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl
Nadere informatieMOBILITEIT IN DEN HAAG,
Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek MOBILITEIT IN DEN HAAG, 2011-2014 Gemeente Den Haag 1 Gemeente Den Haag 2 Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek
Nadere informatieSalarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers
Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
Nadere informatieElektrische fiets gebruik als gevolg van fietsstimuleringsprogramma B-Riders
Elektrische fiets gebruik als gevolg van fietsstimuleringsprogramma B-Riders Onderzoek naar verschuivingen in vervoerwijzenkeuze van deelnemers E-Bike Bonus als gevolg van B-Riders programma Auteurs Joost
Nadere informatieOmnibusenquête deelrapport. Werk, zorg en inkomen
Omnibusenquête 2015 deelrapport Werk, zorg en inkomen Omnibusenquête 2015 deelrapport Werk, zorg en inkomen OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport WERK, ZORG EN INKOMEN Zoetermeer, 25 januari 2016 Gemeente Zoetermeer
Nadere informatieEerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen
Eerste resultaten van de Monitor-enquête over de mobiliteit van de Belgen Inleiding De FOD Mobiliteit en Vervoer en het Vias-instituut hebben een grote enquête georganiseerd om de mobiliteitsgewoonten
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018
Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om
Nadere informatieOmnibusenquête 2015. deelrapport. Studentenhuisvesting
Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport STUDENTENHUISVESTING Zoetermeer, 9 december 2015 Gemeente Zoetermeer
Nadere informatieUitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,
Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse
Nadere informatieAnalyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen
Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen Aantal vooraanmeldingen voor 2 e graads opleiding stijgt, 1 e graads daalt en pabo blijft gelijk juni 2010 Inleiding Om de (toekomstige) leraartekorten
Nadere informatieManagementsamenvatting
Managementsamenvatting De provincie Noord-Brabant heeft twee pilots ingevoerd met goedkoop openbaar vervoer. De eerste pilot gericht op jongeren tot 12 jaar en ouderen vanaf 65 jaar en de tweede pliot
Nadere informatieLANDELIJKE FACTSHEET. 1. Hoofdpunten en kansen voor beleid. Beter Benutten. Gedragsmeting 2016
LANDELIJKE FACTSHEET Beter Benutten Gedragsmeting 2016 1. Hoofdpunten en kansen voor beleid De tabel op de volgende pagina toont de belangrijkste uitkomsten van de Gedragsmeting 2016, een landelijk mobiliteitsonderzoek
Nadere informatieOntwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003
Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs 1999-2003 Eindrapport Een onderzoek in opdracht van het Vervangingsfonds Frank Schoenmakers Rob Hoffius B3060 Leiden, 21 juni 2005 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Verantwoording:
Nadere informatieOverlast park Lepelenburg
Overlast park Lepelenburg 1-meting oktober 2014 www.onderzoek.utrecht.nl Colofon Uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl in opdracht
Nadere informatiePersbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11018 1 maart 2011 9.30 uur Criminaliteit nauwelijks gedaald www.cbs.nl Lichte afname slachtoffers veel voorkomende criminaliteit Gevoelens van veiligheid
Nadere informatieOmnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM
Omnibusenquête 2015 deelrapport Zoetermeer FM Omnibusenquête 2015 deelrapport Zoetermeer FM OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport ZOETERMEER FM Zoetermeer, 18 december 2015 Gemeente Zoetermeer Afdeling Juridische
Nadere informatieOnderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport
Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (2016-2017) Analyserapport 1 INLEIDING Sinds 1994 voert de Vlaamse Overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek
Nadere informatieDoel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.
SAMENVATTING 1. Doel en onderzoeksopzet De invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 heeft veel veranderingen gebracht voor de gebruikers van formele kinderopvang in kinderdagverblijven (KDV),
Nadere informatieSociaal-economische kerngegevens
Sociaal-economische kerngegevens voor de vervaardiging van aardappelproducten Deze folder is voor werknemers en werkgevers in: de aardappelproductensector. De folder geeft een beeld van sociaal-economische
Nadere informatieOnderzoek Trappers. rapportage. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Nationale Fiets Projecten Postbus 594 8440 AN Heerenveen
Onderzoek Trappers rapportage Opdrachtgever Nationale Fiets Projecten Postbus 594 8440 AN Heerenveen Opdrachtnemer DTV Consultants B.V. Ruben van den Hamsvoort en Alex van Ingen POM 8267 Breda, maart 2009
Nadere informatieOmnibusenquête 2015. deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis
Omnibusenquête 2015 deelrapport Ter Zake Het Ondernemershuis Omnibusenquête 2015 deelrapport Ter Zake Het Ondernemershuis OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport TER ZAKE HET ONDERNEMERSHUIS Zoetermeer, 15 februari
Nadere informatieOnderzoeksverantwoording Panel Fryslân
Onderzoeksverantwoording Panel Fryslân Steekproef en werving van een representatief internetpanel Fries Sociaal Planbureau 2017 Versie 1.0 Datum: Juni 2017 Auteur: Miranda Visser en Henk Fernee Voor aanvullende
Nadere informatie10 SAMENVATTING 23. 10.1 Schets van de steekproef. 10.2 Kencijfers huishoudens. 10.3 Kencijfers personen
10 SAMENVATTING 23 10.1 Schets van de steekproef Van december 2000 tot december 2001 werd er in Vlaams-Brabant een onderzoek naar het verplaatsingsgedrag uitgevoerd. Het onderzoeksgebied Vlaams-Brabant
Nadere informatiePassanten in de Leidse binnenstad 2013
Maart 214 Passanten in de Leidse binnenstad 213 Net als vorig jaar heeft City Traffic ook in 213 weer passanten geteld in de Leidse binnenstad. Deze tellingen leveren waardevolle informatie op om het binnenstadsbeleid
Nadere informatieRECREATIEMONITOR: AANTAL BEZOEKEN RECREATIESCHAP HET TWISKE 2011
Recreatieschap het Twiske AB 05-12-2012 Agendapunt 3b mededeling recreatiemonitor, aantal bezoeken 2011 BIJLAGE RECREATIEMONITOR: AANTAL BEZOEKEN RECREATIESCHAP HET TWISKE 2011 Recreatie Noord-Holland
Nadere informatieDecember 2014 Betalen aan de kassa 2013
December 2014 Betalen aan de kassa 2013 Betalen aan de kassa 2013 Betalen aan de kassa 2013 Uitkomsten DNB/Betaalvereniging Nederland onderzoek naar het gebruik van contant geld en de pinpas in Nederland
Nadere informatieKWARTAALINFORMATIE Jeugdzorg Zuid-Holland e kwartaal versie 13/3/15
KWARTAALINFORMATIE Jeugdzorg Zuid-Holland 2014 4e kwartaal versie 13/3/15 1 Inleiding Dit is de laatste Kwartaalinformatie jeugdzorg. De Kwartaalinformatie was de monitor van de provinciale jeugdzorg.
Nadere informatieAantal instromende studenten tussen 2010 2014 gedaald. Figuur 1: Ontwikkeling instroom lerarenopleidingen 2010 2014. 1
Het aantal studenten dat start met een opleiding tot leraar basisonderwijs, leraar speciaal onderwijs of leraar voortgezet onderwijs is tussen en afgenomen. Bij de tweedegraads en eerstegraads hbo-lerarenopleidingen
Nadere informatieRESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 66%.
Samenvatting mobiliteit, 4-meting 2014 Het Delft Internet Panel (DIP) is ingezet om een beeld te krijgen van de door Delftenaren gebruikte vervoersmiddelen voor verplaatsingen binnen de stad en de regio.
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2012
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater December 2012 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieMonitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016
1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren
Nadere informatieEerste Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002
EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002 1 INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 Samenvatting 4 Bonaire 4 Curacao 4 Methodologie 4 Definities 5 Bonaire 6 I Werkenden 8 I.1 Geslacht 8 I.2 Leeftijd 9
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2013
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater September 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater November 2013
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater November 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieOnderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen ( ) Analyserapport
Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (2017-2018) Analyserapport 1 INLEIDING Sinds 1994 voert de Vlaamse Overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek
Nadere informatieDraagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016
Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen
Nadere informatieEen Vlaming maakt in 2000 gemiddeld 2,8 (2,76) verplaatsingen per dag en legt hierbij gemiddeld 33 (32,7) km af.
9 Samenvatting 9.1 Schets van de steekproef Van januari 2000 tot januari 2001 werd bij 3.028 Vlaamse gezinnen een onderzoek naar het verplaatsingsgedrag uitgevoerd. Hierbij werd gevraagd een huishoudenvragenlijst
Nadere informatieMONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad
MONITOR TOEKOMSTSCENARIO S LELYSTAD 2019 Onderzoek & Statistiek Gemeente Lelystad Juli 2019 Colofon Dit is een rapportage opgesteld door: Team Onderzoek en Statistiek Gemeente Lelystad Team O&S Postbus
Nadere informatie3 Gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag (gaakpppd)
3 Gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag (gaakpppd) 3.1 Algemeen Het gemiddeld aantal afgelegde kilometer per persoon per dag bedraagt anno 2008 41,6 km 1. Ook voor deze indicator beschikken
Nadere informatieWillemstad, mei Resultaten Conjunctuurenquête 2016
Willemstad, mei 2017 Resultaten Conjunctuurenquête 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 5 1.1 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen... 5 1.2 Concurrentiepositie...
Nadere informatieTussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012
TGO TOEGEPAST GEZONDHEIDS ONDERZOEK Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012 dr. Roel Bakker dr. G.J. Dijkstra TGO A. Deusinglaan 1, Gebouw 3217 Postbus 58285 9713 AV Groningen (050) 3632857
Nadere informatieGfK Group Media RAB Radar- Voorbeeldpresentatie Merk X fmcg. Februari 2008 RAB RADAR. Radio AD Awareness & Respons. Voorbeeldpresentatie Merk X
RAB RADAR Radio AD Awareness & Respons Voorbeeldpresentatie Inhoud 1 Inleiding 2 Resultaten - Spontane en geholpen bekendheid - Herkenning radiocommercial en rapportcijfer - Teruggespeelde boodschap -
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquete 2014
Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen
Nadere informatieRapportage BPV-plaatsen RBB 2011/2012
Rapportage BPV-plaatsen RBB Samenvatting In het schooljaar zijn in de regio ruim 2.100 BPV-plaatsen (BeroepsPraktijkVorming/stages) gematcht in de zorgsector door het RBB. Het gaat hier om de opleidingen
Nadere informatieLANDELIJKE FACTSHEET. 1. Context voor reisgedrag. Beter Benutten. Gedragsmeting 2015
LANDELIJKE FACTSHEET Beter Benutten Gedragsmeting 2015 1. Context voor reisgedrag Het effect van maatregelen in het kader van Beter Benutten is niet alleen afhankelijk van de drivers die mensen hebben
Nadere informatieBijlagen hoofdstuk 8 Mobiliteit Lucas Harms
Thuis op het platteland. De leefsituatie van platteland en stad vergeleken. Anja Steenbekkers, Carola Simon, Vic Veldheer (red.). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, januari 2006 Bijlagen hoofdstuk
Nadere informatieVerschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan
Verschillenanalyse effect nieuwe BKR datum 15-8-2018 aan van Directie Kinderopvang, Ministerie SZW Lucy Kok en Tom Smits, SEO Economisch Onderzoek Rapportnummer 2018-78 Copyright 2018 SEO Amsterdam. Alle
Nadere informatieTabel 7. Gewichten die aan de dagen en maanden zijn toegekend om de steekproef representatiever te maken
3.3 Effectief gebruikte gewichten verplaatsingen Tabel 7. Gewichten die aan de dagen en maanden zijn toegekend om de steekproef representatiever te maken Dag fi Maand fl maandag dinsdag woensdag donderdag
Nadere informatieCO 2 -uitstootrapportage 2011
Programmabureau Klimaat en Energie CO 2 -uitstootrapportage 2011 Auteurs: Frank Diependaal en Theun Koelemij Databewerking: CE Delft, Cor Leguijt en Lonneke Wielders Inhoud 1 Samenvatting 3 2 Inleiding
Nadere informatieCamera s op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving Juni 2010
Camera's op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving 2010 Camera s op de Nelson Mandelabrug Evaluatie veiligheidsbeleving 2010 Juni 2010 In opdracht van: Analyse en verslaglegging: Marcel Janssen,
Nadere informatieVerzuimcijfers 2010 sector Gemeenten
Verzuimcijfers 00 sector Gemeenten A+O fonds Gemeenten, april 0 Ziekteverzuim bij gemeenten daalt licht tot, procent in 00 Het ziekte van gemeenten is in 00 licht gedaald tot, procent. Ten opzichte van
Nadere informatieResultaten Conjuntuurenquête jaar 2015
Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding
Nadere informatieMilieubarometer 2010-2011
NOTITIE Nr. : A.2007.5221.01.N005 Versie : definitief Project : DGMR Duurzaam Betreft : Milieubarometer 2010-2011 Datum : 6 januari 2012 Milieubarometer 2010-2011 Inleiding De milieubarometer is een instrument,
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2013
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Februari 2013 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieFeiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers
Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers April 2017 Inhoud 1 Het algemene beeld 2 2 Start van de studie: uitvallers 4 3 Start van de studie: wisselaars 5 4 Afsluiting van de studie: studiesucces
Nadere informatieSamenvatting en conclusies
Samenvatting en conclusies Inleiding In het kader van de Monitor en evaluatie Tweede Fase HAVO / VWO heeft het ITS voor het Ministerie van OCenW, directie voortgezet onderwijs, onderzoek gedaan in het
Nadere informatieBereikbaarheidsindicator: hemelsbrede reissnelheid,
Bereikbaarheidsindicator: hemelsbrede reissnelheid, 2004-2009 Indicator 20 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Nadere informatieOnderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO
Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO 1 - Onderwijs in Kaart 2018-hbo.docx - 16-6-2017 Transvorm Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hbo Gezondheidszorg en Sociale Studies
Nadere informatieTussentijdse evaluatie. gratis openbaar vervoer 65-plussers. Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen Sector Beleid en Projecten
Tussentijdse evaluatie gratis openbaar vervoer 65-plussers Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkelingen Sector Beleid en Projecten 10 februari 2010 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1 Inleiding...
Nadere informatieLeefstijlen, verkeer en vervoer Schattingen uit de Omnibusenquêtes
Leefstijlen, verkeer en vervoer Schattingen uit de Omnibusenquêtes - Leefstijlen, verkeer en vervoer Schattingen uit de Omnibusenquêtes - Projectnr. 10-3329 drs. P.A. de Graaf Centrum voor Onderzoek en
Nadere informatieFeiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016
Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs April 2016 Feiten en cijfers 2 Het algemene beeld Start van de studie uitval en wisselaars Tal van inspanningen bij hogescholen
Nadere informatieGrondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014
Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014 De grondwaterstandindicator geeft een beeld van de huidige stijghoogte van het grondwater ten opzichte van het verleden. De analyse van de stijghoogtegegevens
Nadere informatieUitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen
Meer of Minder Heden Verschillen tussen, en trends in, de verhouding allochtone en autochtone klanten van de dienst SOZAWE Alfons Klein Rouweler Ard Jan Leeferink Louis Polstra Uitgevoerd in opdracht van
Nadere informatieResultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014
Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze
Nadere informatieAan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,
Ingekomen stuk D5 (PA 2 juli 2008) Aan de gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax (024) 323 93 34 E-mail gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus 9105
Nadere informatieMisdrijven en opsporing
4 Misdrijven en opsporing R.J. Kessels en W.T. Vissers In 2015 registreerde de politie 960.000 misdrijven, 4,6% minder dan in 2014. Sinds 2007 is de geregistreerde criminaliteit met ruim een kwart afgenomen.
Nadere informatieInstroom en inschrijvingen
Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...
Nadere informatieOnderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant
Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Zuidoost-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40
Nadere informatieBijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.
Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends
Nadere informatieBeknopte beschrijving van het alcoholgebruik van automobilisten in weekeindnachten
RIJDEN ONDER INVLOED IN DE PROVINCIE NOORD-BRABANT. NAJAAR 1991 Beknopte beschrijving van het alcoholgebruik van automobilisten in weekeindnachten R- 91-63 M.P.M. Ma thij ssen Leidschendam, 1991 Stichting
Nadere informatieLandelijke peiling Nijmegen 2000. Resultaten eindmeting, januari 2006
Resultaten eindmeting, januari 2006 O&S Nijmegen januari 2006 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksresultaten 5 2.1 Eerste gedachte bij de stad Nijmegen 5 2.2 Bekendheid met gegeven dat Nijmegen de
Nadere informatiex Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal
Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande
Nadere informatiePanel Openbare Ruimte en Mobiliteit
Panel Openbare Ruimte en Mobiliteit Resultaten 2017 - ronde 2 Fotograaf: Alphons Nieuwenhuis M. van der Lof Team Onderzoek & Kennis verkeersonderzoek@amsterdam.nl Inleiding In deze rapportage zijn de resultaten
Nadere informatie