Standaard-benadering Kredietrisico

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Standaard-benadering Kredietrisico"

Transcriptie

1 De Nederlandsche Bank Standaard-benadering Kredietrisico Consultatiedocument nr. K02A/NL Maart 2004

2 2 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument. Reacties dienen uiterlijk op 30 juni 2004 via of post te worden gestuurd naar: Jan Rein Pruntel De Nederlandsche Bank Directoraat Toezicht Postbus AB Amsterdam Of Noud Gruijters De Nederlandsche Bank Directoraat Toezicht Postbus AB Amsterdam

3 3 Consultatiedocument: Standaard-benadering kredietrisico INHOUD INLEIDING KORTE UITEENZETTING STANDAARD-BENADERING INLEIDING DRIE PIJLERSTRUCTUUR VAN NIEUWE REGIME MINIMUM SOLVABILITEIT SVEREISTEN KREDIETRI SICO STANDAARDBENADERING INVULLING NATIONALE DISCRETIES INLEIDING HET GEBRUIK VAN EXTERNE RATINGS RISICOWEGING VAN MULTILATERALE ONTWIKKELINGSBANKEN RISICOWEGING VAN (REGIONALE) OVERHEDEN EN PSE S RISICOWEGING KREDIET - EN EFFECTENINSTELLINGEN RISICOWEGING COMMERCIEEL ONROEREND GOED RISICOWEGING GOUD RISICOWEGING RETAIL VORDERINGEN BEHANDELING VAN ACHTERSTALLIGE VORDERINGEN SPECIFIEKE EU ONDERWERPEN INLEIDING COVERED BONDS RISICOWEGING VOOR GESPECIALISEERDE INSTELLINGEN OVERIGE ASPECTEN INLEIDING RISICOWEGING WONINGHYPOTHEKEN RISICOWEGING VORDERINGEN MET VERHOOGD RISICO OVERZICHT VAN CONSULTATIE ONDERWERPEN...31

4 4 INLEIDING Dit document is een consultatiedocument van de Nederlandsche Bank (hierna: DNB) in het kader van de implementatie van het nieuwe Bazelse Akkoord en de daarop te baseren Richtlijn van de Europese Unie (EU-Richtlijn). Het doel van dit document is tweeledig: i) expliciet onder de aandacht brengen van de regelgeving inzake de Standaard-benadering Kredietrisico en ii) de voorlopige intenties betreffende de invulling van de nationale discreties met betrekking tot de Standaard-benadering bekend te maken aan de sector en de reacties daarop te verzamelen. Dit consultatiedocument is relevant voor onder het toezicht van DNB staande effecten- en kredietinstellingen (hierna: instellin gen) die van de Standaard-benadering of Internal Ratings Based (IRB) benadering kredietrisico gebruik gaan maken. DNB vraagt instellingen die voor de gehele balans gebruik gaan maken van de Standaardbenadering uitdrukkelijk om in de consultatie een actieve rol te spelen. In de IRB-benadering is het mogelijk om delen van de balans (tijdelijk) onder de Standaardbenadering te brengen. Dit consultatiedocument is daarom tevens relevant voor instellingen die gebruik gaan maken van de IRB-benadering. DNB nodigt krediet- en effecteninstellingen en hun respectieve brancheorganisaties uit commentaar te leveren op de voorstellen. Daarnaast nodigt DNB een breder publiek van geïnteresseerde marktdeelnemers uit om deel te nemen aan het consultatieproces. De wijze waarop de analyses en intenties van DNB tot stand komen, en welke factoren daarbij een rol spelen, staat beschreven in het algemene consultatiepaper inzake Consultatie en implementatie van het nieuwe Kapitaal Akkoord in Nederland (Nr. P01A/NL). Dit paper is gepubliceerd op de website van DNB ( Bij de invulling van de discreties ten aanzien van de Standaard-benadering is vooral een afweging gemaakt tussen risicogevoeligheid, administratieve lasten en gelijke concurrentievoorwaarden. Op basis van dit document zal technisch overleg met de sector plaatsvinden. Voor de Standaardbenadering zijn enkele consultatieronden voorzien. De eerste consultatieronde, welke duurt tot 1 juli 2004 is vooral gericht op de invulling van de nationale discreties en zal op basis van dit document plaatsvinden. In de loop van zijn nog enkele consultatierondes voorzien ten aanzien van de concept-regelgevingsteksten. Ingevolge de toekomstige invoering van de Wet financieel toezicht (Wft: wordt apart door het Ministerie van Financiën geconsulteerd) is de exacte vorm van, en verantwoordelijkheid voor, deze conceptregelgeving nog niet helder. De in dit document gepresenteerde analyses en intenties van DNB zijn gebaseerd op het Bazels Akkoord: versie CP3, april 2003 en de EU-Richtlijn: versie CAD3, juli Het Bazels Comité voor Bankentoezicht is voornemens Bazel II medio 2004 af te ronden. Door ontwikkelingen in Bazel of de EU kunnen daarna nog wijzigingen optreden en kunnen wellicht andere consultatiepunten naar voren komen. Op initiatief van de Europese Commissie worden de diverse nationale discreties de komende maanden nader bekeken. Definitieve keuzes van DNB zullen pas bekend zijn na de vaststelling van de definitieve Richtlijn van de EU (voorzien voor eind 2005). De informatie die DNB verkrijgt uit de discussie met de sector over implementatie keuzes kan eveneens reden zijn voor aanpassing van de huidige voorstellen.

5 5 1 KORTE UITEENZETTING STANDAARD-BENADERING 1.1 Inleiding De Standaard-benadering voor kredietrisico toont veel gelijkenis met het huidige regime, dat is gebaseerd op het Bazels Kapitaal Akkoord uit Toch zijn er aanzienlijke veranderingen ten opzichte van de huidige situatie. Dit hoofdstuk licht deze veranderingen in algemene termen toe. Allereerst wordt de Standaard-benadering in de context van dit Akkoord geplaatst. 1.2 Drie pijlerstructuur van nieuwe regime Het voorgestelde nieuwe Bazels Kapitaalakkoord bestaat uit drie complementaire pijlers 1. Vergeleken met het vigerende Akkoord brengen de voorstellen voor de eerste pijler van het nieuwe Akkoord (minimum solvabiliteitsvereisten) belangrijke wijzigingen aan in de behandeling van kredietrisico en wordt een expliciete behandeling van operationeel risico en securitisatie geïntroduceerd. In de berekeningswijze van het marktrisico worden nauwelijks wijzigingen aangebracht. Een belangrijke verbetering van het nieuwe Akkoord is dat het instellingen wordt toegestaan hun eigen interne risicomodellen te gebruiken om het kredie trisico (interne ratingmethode) en het operationeel risico (advanced measurement approaches) te kwantificeren. Ook de internationale solvabiliteitsregels voor securitisatie zijn geheel nieuw. Voor sommige risico s, zoals renterisico of landenrisico, is geen minimum solvabiliteitseis gedefinieerd. Toch zullen instellingen onder omstandigheden of afhankelijk van het risicoprofiel ook voor deze risico s solvabiliteit moeten reserveren. De controle hierop is een onderdeel van de tweede pilaar. Bij pijler 2 (supervisory review) wordt van het management van instellingen verwacht dat het een intern kapitaalbeoordelingsproces ontwikkelen en kapitaaldoelen stellen die passen bij het risicoprofiel en de beheersomgeving van de instelling. Bij het beoordelen van de kapitaaltoereikendheid dient het management van de instelling oog te hebben voor de specifieke conjuncturele fase waarin de instelling actief is. Toezichthouders zullen de betrokken processen beoordelen, alsook de door instellingen bepaalde kapitaaltoereikendheid. Omdat banken in het algemeen een hogere solvabiliteitsnorm nastreven dan de door de minimum solvabiliteitsvereisten van pijler 1 geïmpliceerde norm en omdat pijler 2 rekening moet houden met risico's die in pijler 1 niet zijn meegenomen, zal het gewenste solvabiliteitsniveau dat door de processen van pijler 2 wordt geïmpliceerd, de solvabiliteitsvereisten uit hoofde van pijler 1 waarschijnlijk overschrijden. Meer informatie over de supervisory review is te vinden in het consultatiedocument getiteld: Supervisory review: een overzicht (nr S01A/NL). Het document is te vinden op De reactieperiode van dit consultatiedocument is overigens al verstreken. Bij pijler 3 (marktdiscipline) zullen instellingen informatie bekend moeten maken over hun 1 Het overzichtsartikel bij het derde consultatiedocument (CP3) inzake het nieuwe Bazels Kapitaalakkoord, dat in april 2003 samen met CP3 is uitgebracht, bevat een uitvoerige samenvatting van de hoofdelementen van het nieuwe Akkoord.

6 6 risicoprofiel en kapitalisatiegraad, hetgeen marktdeelnemers in staat stelt hun disciplinerende invloed uit te oefenen. De hoeveelheid te verstrekken informatie hangt af van de benadering die door een instelling voor pijler 1 is gekozen. De meer geavanceerde, op modellen gebaseerde benaderingen gaan gepaard met uitgebreidere publicatieverplichtingen. 1.3 Minimum solvabiliteitsvereisten kredietrisico In de eerste pilaar zijn twee methoden om de solvabiliteitseis voor het kredietrisico te bepalen: de Standaard-benadering en de IRB-benadering. De Standaard-benadering koppelt aan algemeen gedefinieerde portefeuilles van activa vaste risicogewichten. De Standaard-benadering geldt voor alle instellingen, behalve voor instellingen die toestemming krijgen om gebruik te maken van de IRB-benadering. Onder de IRB-benadering bepalen instellingen, mits zij aan operationele voorwaarden voldoen, zelf een interne rating op basis waarvan de solvabiliteitseis wordt berekend. Hiertoe is het nodig de kans op wanbetaling (PD, probability of default), het verlies bij wanbetaling (LGD, loss given default) en de omvang van de uitzetting op dat moment (EAD, exposure at default) te bepalen. De IRB-benadering kent een basis (foundation) benadering, waarbij instellingen zelf de kans op wanbetaling inschatten. Verder in de evolutie van de interne ratings ligt de optie om ook het verlies zelf in te schatten, de zogenaamde geavanceerd (advanced) benadering. De Standaard-benadering is overigens ook relevant voor instellingen die gebruik willen maken van de IRB-benadering. Onder de IRB-benadering kunnen namelijk een beperkt aantal portefeuilles of business units tijdelijk of permanent onder de Standaardbenadering worden gebracht. Het nieuwe Kapitaal Akkoord is zodanig gestructureerd dat het mogelijk is om geleidelijk door te groeien van een Standaard-benadering naar een IRB-benadering. De IRB-benadering is risicogevoeliger dan de Standaardbenadering, maar ook complexer. Complexe, internationaal opererende instellingen zullen veelal opteren voor een doorgroei naar de IRB-benadering, omdat die beter aansluit bij de wijze waarop zij intern de risico s momenteel ook al beheersen. Andere, mindere complexe instellingen kunnen goede reden hebben om niet te willen doorgroeien naar de IRB-benadering. Dit kan gelegen zijn in de eenvoud van het kredietbedrijf, waardoor de kosten van de overstap naar een IRB-benadering niet opwegen tegen de baten ervan. De Standaardbenadering is, vanwege de eenvoudige opzet, gemiddeld genomen conservatiever dan de IRBbenadering. Hiermee is er voor instellingen, in termen van solvabiliteitsvereisten, soms wel een voordeel te behalen door een overstap naar de IRB-benadering. 1.4 Standaardbenadering Instellingen die gebruik gaan maken van de Standaardbenadering moeten rekening houden met een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van het huidige regime. Deze worden hieronder kort op een rij gezet. Het is onmogelijk alle wijzigingen tot in detail te bespreken. Wij moedigen instellingen daarom ten zeerste aan in CP3 en in CAD III de sectie over de Standaard-benadering en de sectie inzake Credit Risk Mitigation te bestuderen.

7 7 Gebruik van externe ratings In de Standaard-benadering kunnen of moeten externe ratings gebruikt worden om een risicogewicht te kunnen bepalen. Deze externe ratings zijn in ruime mate beschikbaar voor (uitzettingen op) overheden en instellingen, en in mindere mate ook van bedrijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat het onderscheid tussen Zone A en B landen verdwijnt. De preferentiële risicoweging van instellingen in Zone A landen ten opzichte van Zone B landen wordt vervangen door nauwkeurige beoordelingen op basis van externe kredietbeoordelingen. Ter illustratie is hieronder weergegeven hoe uitzettingen op overheden en centrale banken naar risico moeten worden gewogen: Externe rating AAA AA- A+ tot A- BBB+ tot BBB- BB+ tot B- Lager dan B- Geen externe rating Risicogewicht 0% 20% 50% 100% 150% 100% De methodiek voor het berekenen van de solvabiliteitsvereisten blijft wel hetzelfde. Een investering in een staatsobligatie van 100 uitgegeven door een overheid met een risicoweging van 20% blijft dus 20% x 8% x 100 = 1,6. Toevoeging van nieuwe portefeuilles en risicoklassen Uit de bovenstaande tabel kan tevens worden afgeleid dat onder het nieuwe regime het aantal vaste risicoklassen is uitgebreid. Naast de klassen 0%, 10%, 20%, 50% en 100% wordt voor de minder kredietwaardige posten de 150% risicoklasse geïntroduceerd. Hier kunnen bijvoorbeeld investeringen in venture capital en private equity worden ondergebracht. Daarnaast komt er voor hypothecaire leningen een 35% risicoklasse, en wordt voor vorderingen die in de retail portefeuille vallen een 75% risicoklasse geïntroduceerd. Hiermee heeft het nieuwe regime aan risicogevoeligheid gewonnen. De nieuwe risicogewichten voor hypothecaire leningen en retail gaan echter wel gepaard met operationele eisen. Zo moet er sprake zijn van voldoende conservatieve waardering van het onderpand in geval van hypothecaire leningen. De retail portefeuille moet voldoende fijnkorrelig (gediversificeerd) zijn om een risicogewicht van 75% te mogen toepassen. Op de invulling van dergelijke operationele eisen wordt in dit document ingegaan. Ruimere erkenning van nettingovereenkomsten, onderpand en garanties In het nieuwe regime wordt veel meer dan nu het geval is aandacht besteed aan de effecten van onderpand, garanties en soortgelijke instrumenten, de zogenaamde Credit Risk Mitigation technieken. Hierdoor wordt het nieuwe regime risicogevoeliger en wordt het gebruik van dergelijke technieken aangemoedigd. Over de invulling van de nationale discreties op het gebied van de CRM technieken wordt binnenkort een consultatiedocument gepubliceerd.

8 8 2 INVULLING NATIONALE DISCRETIES 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de verschillende nationale keuzemogelijkheden (discreties) die de Standaard-benadering biedt aan de orde. Per onderwerp worden de nationale discreties toegelicht en worden de argumenten vóór en tegen implementatie die volgens DNB relevant zijn, uiteengezet. Tevens wordt om een reactie of een bijdrage gevraagd; deze verzoeken zijn te herkennen aan het kader. In hoofdstuk 5 wordt een samenvattend overzicht gepresenteerd van de consultatievragen aan de sector. Bij invulling van de discreties is een afweging gemaakt tussen de verschillende beginselen, zoals die zijn uiteengezet in het consultatiedocument Consultatie en implementatie van het nieuwe Kapitaal Akkoord in Nederland. Deze beginselen zijn: - Voldoen aan CAD3, - Risicogevoeligheid, - Gelijkwaardige concurrentievoorwaarden, - Handhaafbaarheid, - Verantwoordelijkheid van het management, - Regelgevende en administratieve last, en - Internationale consistentie. Bij de invulling van de discreties ten aanzien van de Standaard-benadering is vooral een afweging gemaakt tussen risicogevoeligheid, gelijke concurrentievoorwaarden (level playing field) en administratieve lasten. 2.2 Het gebruik van externe ratings Een belangrijke verbetering in de Standaard-benadering is dat de risicogevoeligheid van de risicogewichten wordt vergroot door het gebruik van externe ratings. Hiermee verdwijnt het huidige, onvoldoende risicogevoelige criterium van Zone A en Zone B landen. Meer specifiek zullen voor vorderingen op (centrale) overheden, instellingen en bedrijven in de Standaardbenadering externe ratings gebruikt kunnen worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vorderingen op bedrijven kunnen variëren van 20% tot 150%, in plaats van de huidige uniforme 100% risicoweging. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten externe ratings. Allereerst zijn dat de externe ratings afgegeven door zogenaamde External Credit Assessment Institutions (hierna: ECAI s of kredietbeoordelaars). Voorbeelden van ECAI s zijn Moody s, S&P en Fitch IBCA. Deze externe ratings (kredietbeoordelingen) zijn beschikbaar van overheden, instellingen en andere bedrijven. Daarnaast kunnen, uitsluitend voor de risicoweging van vorderingen op overheden, eveneens de scores van Export Credit Agencies (hierna: ECA s) worden gebruikt.

9 9 Wanneer hierna wordt gesproken over externe ratings, worden hiermee beide beoordelingen bedoeld. Deze paragraaf gaat in op een aantal aspecten die samenhangen met het gebruik van externe ratings. Achtereenvolgens zijn dat: - het gebruik van externe ratings in het nieuwe solvabiliteitsregime; - het gebruik van ongevraagde externe ratings; - het gebruik van ECA versus ECAI externe ratings van overheden; - de procedure voor erkenning van een ECAI. Het gebruik van externe ratings DNB ziet veel voordelen in het gebruik van externe ratings ter vervanging van het huidige onderscheid tussen Zone A en B landen. Een externe rating is een belangrijke risicomaatstaf in de nieuwe Standaard-benadering. Voor uitzettingen op overheden voegt het gebruik van externe ratings de meeste risicogevoeligheid toe. Bijna alle overheden hebben immers een externe rating. Onder instellingen is de externe rating penetratie ook relatief hoog, met name onder de internationaal actieve instellingen. Onder de overige bedrijven is de externe rating penetratie het laagst. De koppeling van externe ratings aan risicogewichten betekent dat voor uitzettingen op bedrijven (corporates) de uniforme 100% risicoweging vervangen wordt door risicogewichten die variëren van 20% tot 150%. Externe rating bedrijf Risicogewicht bedrijf AAA A+ tot A- BBB+ tot Lager dan Geen externe AA- BB- BB- rating 20% 50% 100% 150% 100% Uit de tabel wordt duidelijk dat een 100% risicogewicht geldt voor bedrijven zonder een externe rating. Dit is dus gelijk aan de huidige situatie, waarbij een uniforme 100% risicoweging geldt. Dit zal waarschijnlijk niet veranderen voor de meeste uitzettingen van Nederlandse instellingen, omdat die geen externe rating hebben. Voor een instelling die leent aan bedrijven van een goede kredietkwaliteit en met een goede externe rating, zal de wijziging gunstig uitvallen. Het gebruik van externe ratings past binnen de wijze waarop instellingen met kredietrisico s omgaan. In de praktijk controleren instellingen bij de kredietverstrekking op dit moment al of er een externe rating voorhanden is, en deze wordt bij de (jaarlijkse) revisie veelal geactualiseerd. Externe ratings zijn daarom, indien aanwezig, bij een instelling vaak nu al bekend. DNB zal het gebruik van een externe rating van een bepaalde kredietbeoordelaar bij de solvabiliteitsberekening moeten goedkeuren. Op de procedures hieromtrent wordt later in deze paragraaf ingegaan. Nadat een kredietbeoordelaar door DNB is goedgekeurd kan een instelling de risicogewichten toepassen. Indien een instelling een bepaalde kredietbeoordelaar en/of een bepaalde soort externe rating toepast, moet zij dit vervolgens consequent doen. Dat betekent dat alle uitzettingen met een externe rating van die kredietbeoordelaar moeten worden gewogen met

10 10 de gewichten die bij die externe ratings behoren. Indien er twee externe ratings van verschillende ECAI s beschikbaar zijn voor een bepaalde uitzetting, dan geldt dat de slechtste gebruikt worden. Zijn er drie of meer externe ratings beschikbaar zijn, dan geldt de één na slechtste externe rating. Gelet op de risicogevoeligheid die het gebruik van externe ratings toevoegt is DNB voornemens het gebruik ervan in principe verplicht te stellen. Iedere instelling zal moeten aangeven welke externe ratings van welke ECAI s zij wil gaan gebruiken en hoe dit past binnen haar risicobeheer. Het nieuwe regime biedt de mogelijkheid om voor uitzettingen op bedrijven in het geheel af te zien van het gebruik van externe ratings. Vorderingen op overheden en instellingen vallen niet onder deze algemene ontheffingsmogelijkheid. Er zijn situaties te bedenken waarin het inderdaad niet wenselijk is het gebruik van bepaalde externe ratings voor iedere bank verplicht te stellen. DNB wil informatie verzamelen of er voldoende aanleiding is een ja, tenzij beleid ten aanzien van het verplichte gebruik van externe ratings in te voeren. Een dergelijke aanleiding zou kunnen zijn dat er relatief weinig uitzettingen van een instelling een externe rating van die betreffende goedgekeurde kredietbeoordelaar hebben. Het verplichte gebruik van deze externe ratings levert dan relatief weinig risicogevoeligheid op. Daar de goedkeuring door DNB ook een deelgebied van een kredietbeoordelaar kan betreffen, is het van belang deze penetratiegraad bij een instelling per type bedrijf of per sector te beoordelen. Zo kan DNB bijvoorbeeld alleen de externe ratings van overheden van een bepaalde kredietbeoordelaar goedkeuren, of alleen de externe ratings voor een bepaalde sector. In dat geval is alleen de externe rating penetratie bij uitzettingen op overheden van de instelling van belang. Indien een instelling juist relatief veel uitzettingen heeft met een externe rating, dan zal géén ontheffing worden verleend. Hoeveel van de uitzettingen van instellingen op bedrijven hebben een externe rating? Is het hierbij mogelijk een zinvol onderscheid te maken naar bijvoorbeeld type bedrijf of sector? Meer in het algemeen zal instellingen bij de aanvraag van een ontheffing gevraagd worden aan te geven hoeveel uitzettingen daadwerkelijk een rating hebben, en welke dat zijn. Is een instelling veel betrokken bij de kredietverstrekking aan bedrijven van mindere kredietkwaliteit en met slechte externe ratings, dan zal de vrijstelling worden geweigerd. Verder kunnen kostenoverwegingen aanleiding geven het gebruik van externe ratings niet (geheel) verplicht te stellen. DNB wil daarom meer inzicht verwerven in de kosten die instellingen moeten maken indien het gebruik van externe ratings verplicht wordt gesteld. Belangrijk is hierbij te bedenken dat externe ratings uit hoofde van het risicomanagement of prijsstelling reeds in de geautomatiseerde systemen kunnen zijn opgenomen. Zijn de kosten van het gebruik van externe ratings ter bepaling van de solvabiliteitseisen van dien aard dat implementatie van een verplicht gebruik ervan in gevaar komt? Bij de overweging om (gedeeltelijke) ontheffingen van het gebruik van externe ratings te gaan verlenen is voorts van belang dat afdoende gezorgd kan worden dat cherry picking wordt

11 11 voorkomen. Cherry picking betekent dat een instelling alleen van een bepaalde externe rating gebruik zal willen maken indien dit gunstig uitpakt voor de solvabiliteitseisen. Tot slot is een zorg van DNB dat instellingen die zijn vrijgesteld van het gebruik van externe ratings in de toekomst meer gaan uitzetten bij bedrijven met een slechte externe rating omdat haar solvabiliteitseis ten opzichte van andere instellingen laag is. Deze ontwikkeling zal in Pilaar 2 worden gevolgd en kunnen aanleiding zijn tot intrekking van de ontheffing van het gebruik van externe ratings. Gebruik van gevraagde versus ongevraagde externe ratings Wanneer er gesproken wordt over het gebruik van externe ratings, dan worden in principe zogenaamde gevraagde (solicited) externe ratings bedoeld. Gevraagde externe ratings zijn op aanvraag van een bedrijf aan haar toegekend en worden ook door dat bedrijf betaald. Daarnaast worden er door kredietbeoordelaars ook ongevraagde (unsolicited) externe ratings afgegeven. Een dergelijke ongevraagde externe rating is niet door het bedrijf zelf aangevraagd, maar bijvoorbeeld op verzoek van een investeerder door de kredietbeoordelaar toegekend. Het gebruik van ongevraagde externe ratings kent een aantal nadelen. Aan ongevraagde ratings is het nadeel verbonden dat de beoordeling wordt gegeven aan de hand van publiekelijk beschikbare informatie. Frequente contacten met het management bieden een belangrijke toegevoegde waarde die bij ongevraagde ratings ontbreekt. Daarnaast is er door verschillende betrokkenen de zorg geuit dat ongevraagde ratings door een kredietbeoordelaar misbruikt kunnen worden om bedrijven ertoe aan te zetten een betaalde gevraagde rating aan te vragen, teneinde extra inkomsten te genereren. Tegenover deze nadelen staan ook voordelen. Een ongevraagde rating heeft wel degelijk een informatiewaarde die in het toezicht gebruikt kan worden, en het gebruik betekent een bijdrage aan de verdere objectivering van de risicogewichten. Met andere woorden, het is gewenst de externe rating wel te gebruiken omdat beperkte informatie nog altijd beter is dan geen informatie. De keuze om ongevraagde externe ratings niet te erkennen zou betekenen dat een stuk risicogevoeligheid wordt uitgesloten. De marktwerking zal ervoor zorgen dat de kwaliteit van ongevraagde ratings van voldoende niveau zal zijn. Bovendien zijn er aanwijzingen dat ongevraagde ratings iets conservatiever zijn dan gevraagde ratings, waardoor ze voor prudentiële doeleinden gebruikt kunnen worden. Een derde reden om gebruik toe te staan is dat het voor instellingen een administratieve inspanning zal kosten om ongevraagde ratings te onderscheiden van de gevraagde ratings. Ter beheersing van het risico dat een ECAI ongevraagde ratings zou misbruiken, wordt expliciet in de regelgeving opgenomen dat misbruik kan leiden tot volledige uitsluiting van de ECAI in het solvabiliteitstoezicht. Op grond van de bovenstaande overwegingen is DNB tot het oordeel gekomen dat gevraagde ratings weliswaar zijn te prefereren boven ongevraagde, maar dat het gebruik van ongevraagde externe ratings toegevoegde waarde biedt en daarom toch moet worden ingevoerd in de Nederlandse regelgeving.

12 12 DNB is geïnteresseerd in de zienswijze van de sector omtrent het gebruik van ongevraagde externe ratings. Gebruik van Export Credit Agencies Een ECA is een instelling die in een bepaald land de door de overheid gesteunde exportkredietverzekering uitvoert. In Nederland is dit Atradius (voorheen Gerling NCM). De landenscores van ECA s worden gebruikt om een minimum exportkredietverzekeringspremie vast te stellen. De scores komen tot stand in OESO verband, waarbij experts op het gebied van landenrisico s de verschillende landen indelen in een ratingcategorie van 1 (minste risico) tot 7 (meeste risico) 2. Om ECA scores bij het bepalen van de solvabiliteitsweging van een vordering op een overheid te mogen bepalen, moet de score volgens de OESO-methodologie tot stand zijn gekomen. Wanneer het gaat om vorderingen op overheden zijn er twee mogelijke externe rating: die van ECAI s of die van Export Credit Agencies (ECA s). Nederlandse instellingen hebben ten tijde van QIS3 kenbaar gemaakt ECA scores nuttig te vinden, mede omdat deze al in de geautomatiseerde systemen zitten. DNB staat positief tegenover het gebruik van de ECA scores die in Nederland door Atradius worden gepubliceerd. Deze scores vertonen nauwelijks afwijking van de door de OESO gepubliceerde consensus scores, die als minimum fungeren. Gedacht wordt aan het introduceren van een keuzemogelijkheid voor instellingen. Dat betekent dat een instelling zelf mag kiezen of ze ECAI of ECA ratings wil gebruiken ter bepaling van de solvabiliteitseis voor een vordering op een overheid. DNB vindt het van belang dat een instelling consistent gebruik maakt van de één of de ander, en dat er dus van cherry picking geen sprake kan zijn. Dus als een instelling ervoor kiest om gebruik te maken van ECAI externe ratings, dan mogen ECA scores alleen nog maar gebruikt worden voor vorderingen waarvoor geen goedgekeurde ECAI score voorhanden is. DNB is geïnteresseerd in de zienswijze van de sector omtrent het gebruik van ECA scores. Erkenning van kredietbeoordelaars (ECAI s) Voordat de externe ratings van een kredietbeoordelaar (ECAI) in het toezicht gebruikt mogen worden bij de berekening van solvabiliteitseisen, moet dit eerst door DNB goedgekeurd worden. Hiervoor zijn een aantal algemene criteria vastgesteld. Hierbij is DNB verplicht haar acceptatieproces alsmede een lijst van erkende kredietbeoordelaars te publiceren. Aan de erkenning van een ECAI kunnen beperkingen worden gesteld, bijvoorbeeld door alleen de ratings voor een bepaalde sector of een bepaald land te erkennen. De beoordelingscriteria die zijn voorgeschreven voor de ECAI zijn: 2 Op de website van de OESO, is meer informatie te vinden. Volg hiervoor het pad trade en export credit.

13 13 De ECAI moet objectief zijn. Dit houdt onder andere in dat de ECAI op een zorgvuldige en systematische manier ratings moet vaststellen en haar ratings moet valideren op basis van historische gegevens. De ECAI moet onafhankelijk zijn. Er mag geen sprake zijn van economische of politieke invloeden die het ratings proces beïnvloeden. Er zal onder andere worden gelet op de eigendomstructuur van de ECAI en haar organisatie. De ECAI moet haar ratings regelmatig opnieuw bekijken. Dit moet minimaal één keer per jaar gebeuren of na een significante gebeurtenis. Ook is het belangrijk dat er voldoende contact is met het senior management van de onderneming die beoordeeld wordt. De ECAI moet transparant zijn en openbaar maken hoe zij bedrijven beoordeelt. De externe rating zelf moet ook aan een aantal voorwaarden voldoen: De rating moet door marktpartijen worden gebruikt en dus geloofwaardig zijn. Dit betekent onder andere dat gekeken zal worden naar het marktaandeel van een ECAI en de inkomsten die zij genereert. De rating moet voor alle marktpartijen die hierin interesse hebben beschikbaar zijn. Het is niet toegestaan externe ratings alleen aan binnenlandse partijen ter beschikking te stellen. Deze algemene criteria zullen door DNB, in overleg met de sector, verder worden uitgewerkt in meer praktische handvaten voor het beoordelen van kredietbeoordelaars. Dit zal verder niet in dit consultatiedocument aan de orde komen. Het proces van goedkeuring van de externe ratings van een kredietbeoordelaar komt er in algemene termen op neer dat goed gekeken moet worden naar hoe een kredietbeoordelaar werkt en of haar scores betrouwbaar zijn. Dit komt in grote lijnen overeen met wat DNB minimaal zou verwachten aan analyse door een Nederlandse instelling die externe ratings wenst te gebruiken. DNB meent mede daarom dat het acceptatieproces het meest prudent en het meest efficiënt kan worden ingericht door de instellingen hierbij een belangrijke rol te laten spelen. Hieronder worden de drie stappen in het acceptatieproces, zoals DNB die voor ogen heeft, op hoofdlijnen uiteengezet. Stap 1: Aanmelding Een instelling die geïnteresseerd is in het gebruik van de externe ratings van een bepaalde ECAI doet de toezichthouder het verzoek het gebruik ervan goed te keuren zodat het solvabiliteitsbeslag erop kan worden gebaseerd. Op een direct verzoek van een kredietbeoordelaar om erkend te worden zal DNB in principe niet ingaan. Zo wordt voorkomen dat kredietbeoordelaars die nog niet worden gebruikt door Nederlandse instellingen, een verzoek tot erkenning gaan indienen om zo het gebruik van haar externe ratings te promoten. DNB moet vaststellen of de externe rating gebruikt wordt of zal gaan worden, hetgeen het meest efficiënt bewerkstelligd wordt door de instellingen zelf een verzoek te laten indienen. Uiteraard kan DNB zelf het initiatief nemen om een kredietbeoordelaar goed te keuren.

14 14 Stap 2: Analyse door instelling of NVB Het verzoek tot goedkeuring moet vergezeld gaan van een beoordeling van de geschiktheid van de beoordelaar en de betreffende soort externe ratings. Het is naar de mening van DNB wenselijk dat instellingen (al dan niet collectief) zelf deze toets uitvoeren. Banken gaan de externe rating immers gebruiken. Bovendien zal het zorgen voor een juiste kosten/baten afweging. Het zou kunnen voorkomen dat instellingen gebruik maken van de capaciteit van DNB om een kredietbeoordelaar te laten erkennen, terwijl de ratings weinig gebruikt worden. Door instellingen zelf de analyse te laten uitvoeren, wordt deze afweging op het juiste niveau gemaakt. Overigens kan een toets aan de gestelde criteria al eens door een buitenlandse instelling zijn gedaan. Tegen het gebruik van deze kant en klare informatie over een kredietbeoordelaar ziet DNB weinig bezwaar, mits het gaat om relevante informatie die ook van toepassing is voor de Nederlandse situatie. Nationale toezichthouders zijn verplicht om een lijst van geaccepteerde kredietbeoordelaars te publiceren. Dat betekent dat wanneer één instelling een verzoek indient en de analyse uitvoert, alle Nederlandse instellingen hiervan vervolgens van kunnen profiteren en free riders worden. Daarom moet deze procedure zoveel mogelijk ingericht worden volgens het principe dat de gebruiker van de externe rating ook de inspanning moet leveren. De grotere kredietbeoordelaars worden waarschijnlijk door alle instellingen gebruikt. De aanvraag en toets kunnen daarom bijvoorbeeld via de NVB worden geleid. Wanneer een instelling een lokale kredietbeoordelaar goedgekeurd wil hebben, maar andere instellingen maken daar geen gebruik van, dan moet de betreffende instelling zelf de aanvraag indienen en de toets uitvoeren. Over hoe dit in de praktijk precies moet worden vormgegeven, wil DNB met de sector in overleg treden. Zeer belangrijk is de mogelijkheid om de erkenning van een kredietbeoordelaar door een andere toezichthouder uit de Europese Unie over te nemen. Het overnemen van een erkenning is efficiënt voor de instellingen en voor DNB zelf en betekent een besparing op onderzoekskosten. Bovendien bevordert het een gelijk internationaal speelveld voor wat betreft het gebruik van externe ratings 3. DNB staat hier daarom positief tegenover. Het initiatief tot het overnemen van een buitenlandse erkenning ligt echter, conform stap 1, bij de instellingen zelf. Aanvragen zullen dan per geval worden beoordeeld. Onder de CAD III is het eveneens mogelijk om de mapping, dat is de koppeling van de externe ratings van een kredietbeoordelaar aan risicogewichten, van andere toezichthouders uit de Europese Unie over te nemen. DNB is eveneens voornemens van deze mogelijkheid gebruik te maken. Overigens is publicatie van de tabellen met de mapping niet verplicht gesteld. Stap 3: Toets door DNB DNB zal het verzoek vervolgens toetsen aan de hand van door de instellingen aangeleverde informatie, en eventueel zelf vervolgonderzoek doen. Bovendien zal DNB navraag doen bij 3 DNB maakt zich internationaal sterk voor een internationaal gezamenlijke ontwikkeling van goedkeuringen. Het is echter niet waarschijnlijk dat dit in de nabije toekomst vorm zal krijgen.

15 15 buitenlandse toezichthouders en hen vragen naar de ervaringen met de betreffende kredietbeoordelaar. Zodoende wordt mogelijk additionele relevante informatie verkregen. Hoe kan bovenstaand acceptatieproces praktisch uitvoerbaar worden gemaakt? Zijn er nog andere dan de aangedragen argumenten die een rol moeten spelen bij de inrichting van het acceptatieproces? 2.3 Risicoweging van multilaterale ontwikkelingsbanken Onder de huidige Richtlijn worden instellingen als de Wereldbank en de Europese Investerings Bank (EIB), de zogenaamde Multilaterale Ontwikkelings Banken (Multilateral Development Banks, hierna MDB s), met 20% gewogen, hetgeen in overeenstemming is met de weging van een instelling in een zone A land. Onder het nieuwe regime wordt een lijst van MDB s gegeven die voor een 0% risicoweging in aanmerking komen. Dit is dus een versoepeling ten opzichte van de huidige regelgeving 4. DNB heeft de nationale discretie om ook aan andere MDB s een 0% risicoweging toe te wijzen. Daarbij moet getoetst worden aan een aantal criteria, waaronder dat de MDB en haar aandeelhouders een hoge (AAA of equivalente) externe rating moeten hebben en dat er sprake is van voldoende solvabiliteit. Deze discretie past DNB nu ook toe en het voornemen is deze discretie opnieuw te implementeren. Indien een MDB voldoet aan de gestelde criteria dan is er inderdaad sprake van een beperkt risico. DNB acht het wenselijk verzoeken van instellingen tot een lagere weging via het Bazels Comité te leiden. Overigens zullen instellingen een verzoek moeten vergezellen van een eigen analyse omtrent de kwalificatie van de MDB s. B-loans DNB heeft in de Standaard-benadering de optie om de zogenaamde B-loans gunstig te risicowegen. Bij B-loans partic iperen commerciële instellingen in een door een MDB verstrekte lening, waarbij de preferred creditor status van de MDB wordt overgedragen op de instelling. Dit wordt bewerkstelligd door wanbetaling aan een subparticipant gelijk te stellen aan wanbetaling aan de MDB. De internationale discussie spitste zich met name toe op B-loans van de Wereldbank, maar de nationale discretie heeft een werking richting alle MDB s. De gunstige risicoweging bestaat eruit dat een domestic currency rating gebruikt mag worden voor vorderingen die luiden in buitenlandse valuta, terwijl eigenlijk de foreign currency rating gebruikt moet worden (de laatste is veelal lager is en zou dus tot een hoger risicogewicht kunnen leiden). De gedachte achter de gunstige weging voor B-loans is dat de betrokkenheid van de MDB een risicomitigerende werking heeft. Landen zullen een conflict (wanbetaling) met een MDB zo lang 4 Hoewel er momenteel kleine verschillen zijn in vergelijking met de huidige lijst, is het de verwachting van DNB dat de nieuwe lijst in ieder geval de bestaande MDB s zal bevatten.

16 16 mogelijk vermijden. Nederlandse instellingen zijn actief op de markt van B-loans van de Wereldbank aanwezig, met name de instellingen die gebruik zullen maken van de IRBbenadering. In de IRB-benadering schatten instellingen in principe zelf de kans op wanbetaling in en is een preferentiële behandeling voor B-loans niet nodig. Een argument tegen een gunstige weging van B-loans is dat er geen sprake is van een expliciete garantie maar van een soort impliciete risicodekking. Anderzijds kan onderbouwd worden dat de betrokkenheid van bijvoorbeeld de Wereldbank de kans op wanbetaling aanzienlijk verkleint. Bovendien valt de solvabiliteitseis niet terug tot nul en houdt een instelling solvabiliteit aan voor het resterende kredietrisico. Momenteel is het instellingen in het landenrisicobeleid overigens ook toegestaan rekening te houden met de impliciete kwaliteit van B-loans. De verwachting is dat bijna alle landen een gunstiger weging voor B-loans zullen toestaan. Het erkennen zal dus zorgen voor internationaal eerlijke concurrentie. Op grond van bovengenoemde overwegingen is DNB voornemens de gunstige risicoweging voor B-loans in de Standaard-benadering op basis van de local currency rating toe te staan. In hoeverre zijn instellingen in de Standaard-benadering betrokken bij het verstrekken van zogenaamde B-loans? 2.4 Risicoweging van (regionale) overheden en PSE s In deze paragraaf wordt ingegaan op de risicoweging van overheden, regionale en lokale overheden en administratieve organen en soortgelijke overheidsinstellingen. Op dit moment worden vorderingen op de centrale overheid gewogen op grond van het lidmaatschap van de OESO (Zone A of Zone B landen). Onder het nieuwe regime worden hiervoor externe ratings gebruikt. Dit heeft nadelige consequenties voor landen die nu in aanmerking komen voor een 0% risicoweging maar die straks op basis van een foreign currency rating (kredietbeoordeling voor schulden die zijn gefinancierd in een buitenlandse valuta) hoger zullen uitkomen. Andersom kunnen ook gunstige veranderingen plaatsvinden voor kredietwaardige landen die geen lid zijn van de OESO. De risicoweging voor vorderingen op de overheid ziet er als volgt uit (de Nederlandse overheid heeft een AAA rating): Externe rating ECAI AAA AA- A+ tot A- BBB+ tot BBB- BB+ tot B- Lager dan B- Geen externe rating Score ECA Risicogewicht 0% 20% 50% 100% 150% 100% Vorderingen op overheden luidende in lokale valuta Het nieuwe regime biedt mogelijkheid om vorderingen op de eigen nationale overheid en centrale bank gunstiger te wegen dan volgens de externe rating mogelijk is mits een vordering luidt in, en gefinancierd is in, de lokale valuta. Dus een buitenlandse toezichthouder kan ervoor kiezen een

17 17 0% risicoweging toe te staan voor vorderingen op de eigen overheid, ook al geeft een externe rating aan dat vorderingen op de overheid bijvoorbeeld met 100% moet worden gewogen. Voor de Nederlandse overheid is dit, gelet op de hoogste externe kredietbeoordeling, niet nodig. Daarom behoeft deze nationale discretie in Nederland niet geïmplementeerd te worden. Wanneer een buitenlandse toezichthouder in eigen land wel gebruik maakt van deze optie, dan mag DNB dit ook aan Nederlandse instellingen die met dat land zaken doen toestaan. Dit geldt voor toezichthouders in de EU onderling maar ook voor toezichthouders van buiten de EU mits zij beschikken over adequaat toezicht. Dus als de toezichthouder van land X ervoor kiest om een 0% risicogewicht te gebruiken in plaats van bijvoorbeeld 100%, dan is het DNB toegestaan ook deze risicogewicht aan de onder haar toezicht staande instellingen toe te staan. Momenteel geldt een 0% risicoweging voor alle vorderingen op een centrale overheid en centrale banken in een Zone B land luidend en gefinancierd in de nationale valuta. Door gebruik te maken van externe ratings wordt risicogevoeligheid in het solvabiliteitstoezicht gebracht, die bij het huidige onderscheid tussen Zone A en Zone B landen niet aanwezig is. Een 0% risicoweging voor vorderingen die luiden in en zijn gefinancierd in lokale valuta sluit niet aan op het werkelijke risico en is niet risicogevoelig. Uit een nadere bestudering van externe ratings blijkt dat landen met een slechte foreign currency rating veelal ook een slechte local currency rating hebben. De suggestie dat een vordering in lokale valuta minder risico heeft wordt dus niet bevestigd door de markt. Het gaat bovendien in tegen de algemene methodologie van het gebruik van externe ratings. Banken die onder de IRB-benadering opereren hebben géén mogelijkheid om gebruik te maken van een 0% risicoweging. Het implementeren van deze optie zal dus betekenen dat instellingen onder de Standaard-benadering (ten onrechte) een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van de instellingen onder de IRB-benadering. Met andere woorden, wanneer deze discretie wel zou worden geïmplementeerd wordt een verkeerde impuls ingebouwd: het wordt voor instellingen die onder de Standaard-benadering opereren aantrekkelijk gemaakt een belangrijkere rol te gaan spelen in de kredietverlening aan de minder kredietwaardige overheden. Wanneer de discretie niet wordt geïmplementeerd en een lokale toezichthouder maakt wel gebruik van de discretie om vorderingen luidend in en gefinancierd in de nationale valuta met 0% te risicowegen, dan kunnen Nederlandse instellingen onder de Standaard-benadering hiervan nadeel ondervinden. Daar de verwachting is dat in over het geheel genomen instellingen onder de Standaard-benadering in beperkte mate internationaal opereren en concurreren, is dat effect echter beperkt. Gelet op het belang van risicogevoeligheid, de eerlijke concurrentie met instellingen opererend onder de IRB-benadering en de verkeerde impulsen die uit kunnen gaan van een 0% risicoweging uitsluitend voor instellingen onder de Standaard-benadering, is DNB voornemens om de bovengenoemde nationale discretie niet in te voeren. Ziet de sector aanvullende argumenten die een rol moeten spelen bij de afweging om deze nationale discretie al dan niet te implementeren?

18 18 Vorderingen op lagere en regionale overheden Onder het huidige solvabiliteitsregime krijgen vorderingen op of gegarandeerd door regionale en lokale overheden in een Zone A land een 20% risicogewicht. Regionale en lokale overheden in Zone B landen worden met 100% gewogen. DNB heeft de discretie om vorderingen op de binnenlandse regionale en lokale overheid een gelijke weging te geven als de centrale overheid, 0% dus in plaats van 20%, op dit moment geïmplementeerd. Onder de binnenlandse regionale en lokale overheid vallen momenteel onder andere provincies, gemeenten en waterschappen. Onder het nieuwe regime is het wederom mogelijk om regionale en lokale overheden een 20% risicoweging te geven, maar is dit wel gekoppeld aan externe ratings. De risicoweging die geldt voor een regionale of lokale overheid is dezelfde als die voor instellingen (zie paragraaf 2.5). Er zijn twee mogelijkheden. De eerste optie houdt in dat de risicoweging van een regionale of lokale overheid een afgeleide is van de externe rating van de centrale overheid. Het risicogewicht is dan steeds één klasse slechter dan die van de centrale overheid. Optie twee betekent dat gekeken wordt naar de externe rating van de regionale of lokale overheid, en dat aan de hand daarvan het risicogewicht wordt bepaald. Het gebruik van de externe ratings heeft de voorkeur van DNB, maar de beschikbaarheid van externe ratings onder regionale en lokale overheden is beperkt. Optie één is een goed alternatief. Het gaat immers om regionale en lokale overheden, dus een relatie met de centrale overheid is aanwezig. Deze optie is bovendien tegen minder kosten te implementeren, daar alle Nederlandse PSE s dezelfde risicoweging zullen krijgen (20%). De risicoweging onder optie één ziet er als volgt uit: Externe rating overheid Risicogewicht centrale overheid Risicogewicht regionale/lokale overheid AAA AA- A+ tot A- BBB+ tot BBB- BB+ tot B- Lager dan B- Geen externe rating 0% 20% 50% 100% 150% 100% 20% 50% 100% 100% 150% 100% Is de externe rating penetratie van de uitzettingen van instellingen onder de Standaard-benadering op regionale en lokale overheden inderdaad beperkt? Heeft de sector een voorkeur voor optie één dan wel optie twee voor de risicoweging van regionale en lokale overheden? Onder het nieuwe regime is discretie tot een 0% risicoweging voor binnenlandse regionale en lokale overheid wederom opgenomen. DNB is voornemens de 0% risicoweging te blijven gebruiken voor binnenlandse regionale en lokale overheid. In deze situatie verandert kortom niets ten opzichte van de huidige situatie. Belangrijke factor bij het toekennen van een gunstige risicoweging is dat de regionale of lokale overheid, net als de centrale overheid, een bevoegdheid moet hebben om belasting te heffen dan wel door op een andere wijze institutioneel vergelijkbare kans op wanbetaling hebben als de centrale overheid.

19 19 Nederlandse instellingen moeten een buitenlandse regionale of lokale overheid momenteel dus met 20% of 100% risicowegen, terwijl binnenlandse instellingen aldaar dat wellicht met 0% doen. Als dat het geval is kunnen instellingen, als zij concurrentienadeel ondervinden, bij de Bank vragen om ook een 0% risicoweging te mogen toepassen. Dit heeft de afgelopen jaren geleid tot tientallen uitspraken van DNB. Onder het nieuwe regime is deze discretie opnieuw opgenomen en DNB is voornemens deze op dezelfde manier als nu het geval is te implementeren. Dat betekent dat instellingen een met redenen omkleed verzoek moeten indienen om een 0% risicoweging te mogen gebruiken. Het kan overigens uiteraard niet zo zijn dat een regionale overheid een lagere risicoweging krijgt dan haar centrale overheid. Daarom geldt de risicoweging van de centrale overheid als een minimum risicogewicht (vloer). Ziet de sector bezwaren tegen het voortzetten van de huidige praktijk waarbij een instelling een met redenen omkleed verzoek moet indienen? Public Sector Entities Administratieve organen die verantwoording afleggen aan de regionale of lokale overheid en bedrijven die eigendom zijn van de lokale of regionale overheid en gelijke verantwoordelijkheden dragen worden Public Sector Entities 5 (hierna: PSE s) genoemd. PSE s worden in principe net als gewone commerciële bedrijven met 100% gewogen. In het nieuwe regime is er de mogelijkheid om PSE s te wegen alsof zij een regionale/lokale overheid zijn, met dezelfde risicogewichten die ook voor instellingen geldt. Net als dat voor regionale en lokale overheden het geval is, moet worden gekozen tussen risicoweging volgens optie 1 of optie 2 voor instellingen. Optie 1 betekent een risicoweging gekoppeld aan de weging van de centrale overheid, maar dan één klasse lager, terwijl optie 2 is gebaseerd op de externe rating van de PSE zelf. Het gebruik van externe ratings (optie 2) heeft de voorkeur vanwege de risicogevoeligheid, maar de externe rating penetratie onder PSE s is niet hoog. Optie 1 is een geschikt alternatief, omdat PSE s gunstiger behandeld worden juist vanwege het publieke karakter. Deze optie is bovendien tegen minder kosten te implementeren, daar alle Nederlandse PSE s dezelfde risicoweging zullen krijgen (20%). De risicoweging is dan identiek aan die van regionale overheden, zoals uitgedrukt in de tabel op de vorige pagina. Is de externe rating penetratie van de uitzettingen van instellingen onder de Standaard-benadering op PSE s inderdaad beperkt? Heeft de sector een voorkeur voor optie één dan wel optie twee voor de risicoweging van PSE s? 5 In de EU Richtlijn wordt een definitie van een PSE gegeven: non-commercial administrative bodies responsible to sovereigns, regional governments or local authorities, or authorities which, in the view of the competent authorities exercise the same responsibilities as regional and local authorities.

20 20 Deze discretie bestaat al en is in Nederland geïmplementeerd. Daarom wordt een aantal nietcommerciële instellingen op dit moment al behandeld als ware het regionale of lokale overheid. Een bekend voorbeeld zijn de onderwijsinstellingen. Hiertoe worden onder meer de rijks- en gemeentelijke universiteiten en tevens de bijzondere universiteiten te Amsterdam, Nijmegen en Tilburg, alsmede voor zover van toepassing de aan de Nederlandse universiteiten verbonden academische ziekenhuizen gerekend. Een commerciële onderwijs instelling in de vorm van een privaatrechtelijke rechtspersoon (bijvoorbeeld Universiteit Nijenrode) valt niet onder deze definitie en wordt met 100% risicogewogen. In Nederland is deze discretie om PSE s te behandelen gelijk aan regionale en lokale overheden momenteel gecombineerd met de discretie om binnenlandse regionale en lokale overheden met 0% in plaats van 20% te risicowegen (zie hierboven). Bovengenoemde onderwijsinstellingen zijn hierdoor een 0% risicoweging toegekend. Het nieuwe regime staat echter niet toe dat dergelijke organen met 0% worden risicogewogen, zoals DNB dat nu wel toestaat. De discretie om administratieve organen te risicowegen als regionale en lokale overheid, dus met 20%, mag volgens de Europese Commissie niet gecombineerd worden met de discretie om binnenlandse regionale en lokale overheden gunstiger te risicowegen. Dit betekent dat een verzwaring zal optreden ten opzichte van het huidige regime. PSE s die momenteel met 0% worden gewogen zullen straks met 20% worden gewogen. Dit is geen invulling van een nationale discretie maar is een regel waarvan niet kan worden afgeweken. De regel is vanuit risico-oogpunt verdedigbaar omdat PSE s een hoger risico hebben dan de (lagere) overheid. Indien buitenlandse toezichthouders een administratief orgaan kenmerken en risicowegen als regionale of lokale overheid, dan kan DNB deze risicoweging overnemen en toestaan voor Nederlandse instellingen. Dat betekent dat instellingen een met redenen omkleed verzoek moeten indienen om een lagere risicoweging te mogen gebruiken. Dat wordt op dit moment per geval bekeken. DNB is voornemens dit beleid voort te zetten, net zoals dat ook bij regionale en lokale overheden het geval is. En evenals dat voor regionale overheid geldt, kunnen ook PSE s nimmer een lagere risicoweging krijgt dan haar centrale overheid. Daarom fungeert de risicoweging van de centrale overheid als een vloer risicogewicht. Ziet de sector bezwaren tegen het voortzetten van de huidige praktijk waarbij een instelling een met redenen omkleed verzoek moet indienen? 2.5 Risicoweging krediet- en effecteninstellingen Onder het nieuwe regime kan de risicoweging van instellingen worden bepaald (i) aan de hand van de externe rating van de overheid, te weten één klasse hoger dan de risicoweging van de eigen overheid, of (ii) aan de hand van de externe rating van de instelling zelf. Hetzelfde geldt voor vorderingen op lokale overheden en PSE s, zoals hiervoor beschreven.

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico - 1 - Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico MEI 2008 - 2 - De aanvraag DNB kan een financiële onderneming

Nadere informatie

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen.

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen. 2015Z03278 Vragen van de leden Aukje de Vries en Van der Linde (beiden VVD) aan de ministers van Financiën en voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "ABN AMRO CFO: Nieuwe kapitaalbodems kunnen buffer

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB. 1 april 2011

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB. 1 april 2011 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB 1 april 2011 Deze consultatie is aangekondigd via Open Boek Toezicht. Dit document is tevens

Nadere informatie

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Prudentieel beleid PPB Brussel, 3 juni 2005 PPB/56 Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Geachte mevrouw, Geachte heer, Op 26 juni 2004 heeft het Bazelcomité een document

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB.

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB. De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB 11 november 2010 Deze consultatie is aangekondigd via Open Boek Toezicht. Dit document is

Nadere informatie

Toenemende concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt

Toenemende concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt Toenemende concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt FEBRUARI 2016 www.dmfco.nl Met de toenemende beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen in Nederlandse hypotheken kent de hypotheekmarkt nu drie

Nadere informatie

Implementatie Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011 bij BNG

Implementatie Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011 bij BNG Implementatie Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011 bij BNG Koninginnegracht 2 2514 AA Den Haag T 070 3750 750 www.bng.nl Vastgesteld door de Raad van Bestuur op en goedgekeurd door de Raad van Commissarissen

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 61, vijfde lid, 72, eerste lid, 73, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Gelet op de artikelen 61, vijfde lid, 72, eerste lid, 73, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft; Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 16 december 2010 tot wijziging van de Regeling solvabiliteitseisen kredietrisico en grote posities Wft 2010 in verband met de implementatie van de CRD III richtlijn

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, 27.12.2017 Publicatieblad van de Europese Unie L 345/27 VERORDENING (EU) 2017/2395 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft

Nadere informatie

Treasury reglement. 4 juni 2014. 1 van 5

Treasury reglement. 4 juni 2014. 1 van 5 Treasury reglement 4 juni 2014 1 van 5 01. Inleiding In het licht van de Code Goed Bestuur Publieke Dienstverleners heeft Spaarnelanden een Treasuryreglement opgesteld. Dit reglement de stelt de aandeelhouder

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1810 Vragen van de leden

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank

De Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank Internal Ratings Based Approach Consultatiedocument nr. K01A/NL Juli 2003 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument.

Nadere informatie

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [datum] 2016 houdende regels ingevolge artikel 108, derde lid, en artikel 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële

Nadere informatie

Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico

Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico De Nederlandsche Bank N.V. Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico Consultatiedocument nr. OP01A/NL december 2004 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht; Regeling van de Minister van Financiën van 2018-0000000000, directie Financiële Markten, tot wijziging van het Besluit aangewezen staten Wft en de Vrijstelingsregeling Wft in verband met de bilaterale

Nadere informatie

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken 23.11.2017 A8-0255/ 001-001 AMENDEMENTEN 001-001 ingediend door de Commissie economische en monetaire zaken Verslag Peter Simon A8-0255/2017 Overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering

Nadere informatie

ECB-OPENBAAR. Aan: de leiding van belangrijke banken. Frankfurt am Main, 28 juli 2017

ECB-OPENBAAR. Aan: de leiding van belangrijke banken. Frankfurt am Main, 28 juli 2017 DANIÈLE NOUY Voorzitter van de Raad van Toezicht ECB-OPENBAAR Aan: de leiding van belangrijke banken Frankfurt am Main, 28 juli 2017 Openbare leidraad betreffende informatie over transacties die de grenzen

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II Confidentieel 1 Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II 1 Inleiding Instellingen die op grond van art. 112, 230 of 231 van de Solvency II richtlijn (richtlijn 2009/139/EC)

Nadere informatie

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw, Amsterdam, 3 juli 2015 Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II Geachte heer, mevrouw, Namens de Vereniging van Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) willen wij graag van de gelegenheid

Nadere informatie

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008 Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008 1 Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden Vastgesteld

Nadere informatie

Verlening van de aanvankelijke verklaringen van geen bezwaar

Verlening van de aanvankelijke verklaringen van geen bezwaar Directie Financiële Markten De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 26 februari 2008 FM 2008-00445 M Onderwerp ABN

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en) Conseil UE Raad van de Europese Unie Brussel, 5 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0360 (COD) 8855/17 LIMITE PUBLIC EF 89 ECOFIN 330 CCG 11 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

Reactie op ontvangen commentaar naar aanleiding van de consultatie CRD II implementatie

Reactie op ontvangen commentaar naar aanleiding van de consultatie CRD II implementatie Reactie op ontvangen commentaar naar aanleiding van de consultatie CRD II implementatie De Nederlandsche Bank heeft de wijzigingen welke geïnitieerd zijn door CRD II en die geïmplementeerd dienen te worden

Nadere informatie

Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010

Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010 Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 SOLVENCY II In 2012 zal de Europese Commissie (EC) het huidige

Nadere informatie

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd: Directie Financiële Markten Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 15 augustus 2007 FM 2007-01901 M Onderwerp Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft De Minister van Financiën, Gelet

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst) (2014/908/EU)

(Voor de EER relevante tekst) (2014/908/EU) 16.12.2014 L 359/155 UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE van 12 december 2014 betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve

Nadere informatie

HOEBERT HULSHOF & ROEST

HOEBERT HULSHOF & ROEST Inleiding Artikel 1 Deze standaard voor aan assurance verwante opdrachten heeft ten doel grondslagen en werkzaamheden vast te stellen en aanwijzingen te geven omtrent de vaktechnische verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010).

Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010). Nadere uitwerking van het treasurystatuut voor het verstrekken van leningen en garantie aan derden, inclusief toelichting (januari 2010). 1. Algemeen 1.1 De gemeente Eindhoven gaat alleen over tot het

Nadere informatie

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw,

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw, Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam Drs. H.J. Brouwer Directie Aan de instellingen zoals bedoeld in de artikelen 2:11, 2:12 en 2:13, eerste lid, artikel 2:19, artikel 3:111, eerste lid, en artikel 2:96

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014 Inhoud 1. Reacties... 2 2. Toelichting... 3 2.1 CRD IV en CRR: gevolgen voor het nationaal regelkader... 3 2.2

Nadere informatie

PROCEDURE. Vele Nardus-leden werken al vele jaren vanuit een hoge kwaliteitsnorm, maar vallen buiten de twee hierboven genoemde kaders.

PROCEDURE. Vele Nardus-leden werken al vele jaren vanuit een hoge kwaliteitsnorm, maar vallen buiten de twee hierboven genoemde kaders. 7.5. Nardus Gedragscode Uitvaartfinanciering 1.0 Doel De doelstelling van de Nardus Gedragscode Uitvaartfinanciering is het beheersen van het kwaliteitsniveau van de dienstverlening in de uitvaartbranche.

Nadere informatie

MODEL financieringsmaatschappijen; invoering Wet op het financieel toezicht

MODEL financieringsmaatschappijen; invoering Wet op het financieel toezicht Expertisecentrum Markttoetreding Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam Datum Uw kenmerk Doorkiesnummer 020 524 Bijlage(n) Onderwerp MODEL financieringsmaatschappijen; invoering Wet op het financieel toezicht

Nadere informatie

De impact van Bazel ii op Nederlandse banken

De impact van Bazel ii op Nederlandse banken De impact van Bazel ii op Nederlandse banken Op 1 januari 2007 wordt Bazel II in Nederland ingevoerd. Om de impact van Bazel II op het bankwezen te onderzoeken, heeft het Bazelse Comité een zogenoemde

Nadere informatie

Memorie van antwoord. 1. Inleiding

Memorie van antwoord. 1. Inleiding 34100 Wijziging van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en

Nadere informatie

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars Good Practice van De Nederlandsche Bank N.V. van [DATUM] 2014, houdende een leidraad met betrekking tot het kapitaalbeleid

Nadere informatie

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT I Inleiding 1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) publiceert hierbij richtsnoeren die aangeven

Nadere informatie

Historisch document: verstreken consultatie. De Nederlandsche Bank N.V. Securitisatie. Consultatiedocument (implementatie Bazel II) nr.

Historisch document: verstreken consultatie. De Nederlandsche Bank N.V. Securitisatie. Consultatiedocument (implementatie Bazel II) nr. De Nederlandsche Bank N.V. Securitisatie Consultatiedocument (implementatie Bazel II) nr. K04A/NL maart 2005 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument.

Nadere informatie

9480/17 ons/ass/ev DG G 1C

9480/17 ons/ass/ev DG G 1C Raad van de Europese Unie Brussel, 31 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0360 (COD) 9480/17 EF 103 ECOFIN 434 CCG 16 CODEC 873 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de

Nadere informatie

Addendum bij het Prospectus van Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen

Addendum bij het Prospectus van Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen Addendum bij het Prospectus van Zwitserleven Institutionele Beleggingsfondsen Betreft: I. Wijziging Hoofdstuk 1, Algemeen, paragraaf 1.9 Afgifte, terugname en overdracht van participaties en prijsvorming

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht; DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel maximering ratio deposito s en uitzettingen Wft Beleidsregel van de Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, houdende maximering van de ratio van deposito s en de

Nadere informatie

bankfinanciering / bedrijfswaardering

bankfinanciering / bedrijfswaardering bankfinanciering / bedrijfswaardering Masterclass Internationaal ondernemen in de tuinbouw 4 November 2015 H.A.Rijken 1 MKB financiering: bankiersperspectief 1 Relatieve kredietwaardigheid in het MKB 2

Nadere informatie

Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009

Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009 Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 INTRODUCTIE In 2012 worden op Europese schaal nieuwe solvabiliteitseisen

Nadere informatie

zorg financiering in 2014 en verder Anja van Balen Sector Banker Zorg ABNAMRO

zorg financiering in 2014 en verder Anja van Balen Sector Banker Zorg ABNAMRO zorg financiering in 2014 en verder Anja van Balen Sector Banker Zorg ABNAMRO Financiering in een reguliere bancaire omgeving Miti ganten Jaar verslag Basel 3 kosten van financiering Basel 3 Wat houdt

Nadere informatie

Afdeling 1. Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied

Afdeling 1. Algemene bepalingen, definities en toepassingsgebied 1. FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN XX-XX-2013. Koninklijk besluit tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België op het eigen vermogen van de instellingen voor elektronisch geld

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Besluit prudentiële regels Wft wordt gewijzigd als volgt:

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Besluit prudentiële regels Wft wordt gewijzigd als volgt: Besluit van tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met onder meer het publiceren van gegevens door de Nederlandsche

Nadere informatie

Richtsnoeren voor de omgang met markt- en tegenpartijrisico s in de standaardformule

Richtsnoeren voor de omgang met markt- en tegenpartijrisico s in de standaardformule EIOPA-BoS-14/174 NL Richtsnoeren voor de omgang met markt- en tegenpartijrisico s in de standaardformule EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. +

Nadere informatie

AANBEVELINGEN. AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 9 april 2014 over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ( pas toe of leg uit )

AANBEVELINGEN. AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 9 april 2014 over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ( pas toe of leg uit ) 12.4.2014 L 109/43 AANBEVELINGEN AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 9 april 2014 over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ( pas toe of leg uit ) (Voor de EER relevante tekst) (2014/208/EU)

Nadere informatie

Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. Rabobank met betrekking tot het Revolverend

Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en. Rabobank met betrekking tot het Revolverend Intentieovereenkomst tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Rabobank met betrekking tot het Revolverend Fonds Energiebesparing 11 Juli 2013 Betrokken partijen Initiatiefnemer:

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Wat was de aanleiding voor de AFM om onderzoek te doen naar vermogensscheiding?

Wat was de aanleiding voor de AFM om onderzoek te doen naar vermogensscheiding? & wijzigingen Nrgfo Wft op het vlak van vermogensscheiding Wat was de aanleiding voor de FM om onderzoek te doen naar vermogensscheiding? Nationale ontwikkelingen in combinatie met nieuwe regelgeving als

Nadere informatie

JC 2014 43 27 May 2014. Joint Committee Richtsnoeren voor de behandeling van klachten door de effectensector (ESMA) en de bankensector (EBA)

JC 2014 43 27 May 2014. Joint Committee Richtsnoeren voor de behandeling van klachten door de effectensector (ESMA) en de bankensector (EBA) JC 2014 43 27 May 2014 Joint Committee Richtsnoeren voor de behandeling van klachten door de effectensector (ESMA) en de bankensector (EBA) 1 Inhoudsopgave Richtsnoeren voor de behandeling van klachten

Nadere informatie

Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in

Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) artikel 3:96 Wft. Alleen van toepassing op banken met zetel in Nederland Toelichting bij aanvraagformulier voor een verklaring

Nadere informatie

Duurzaam Vermogensbeheer

Duurzaam Vermogensbeheer Duurzaam Vermogensbeheer Een keuzeafweging Keuze maken, afwegingscriteria Wat zijn de mogelijke afwegingscriteria bij het maken van een keuze uit de mogelijke oplossingen binnen het beleggingsbeleid. Versie:2001-11-02

Nadere informatie

A8-0255/2 AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

A8-0255/2 AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie 23.11.2017 A8-0255/2 Amendement 2 Roberto Gualtieri namens de Commissie economische en monetaire zaken Verslag A8-0255/2017 Peter Simon Overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering

Nadere informatie

Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) Vragen en antwoorden

Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) Vragen en antwoorden Vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (GAF) 2019 Vragen en antwoorden Algemene informatie over de berekeningsmethode 1. Waarom is de berekeningsmethode die in de bijdrageperiode

Nadere informatie

Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports

Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports Algemene Vergadering van Aandeelhouders Zeeland Seaports datum vergadering: 19 december 2014 agendapunt: datum stuk: onderwerp: vennootschapslening ZSP aan WarmCO2 Inleiding Begin 2013 was de continuïteit

Nadere informatie

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Prudentieel beleid Brussel, 24 oktober 2005 PPB/153 Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Geachte mevrouw, Geachte heer, Met haar brief van 3 juni 2005 (PPB/56) heeft de

Nadere informatie

Richtsnoeren. ter specificatie van de voorwaarden voor de financiële steun binnen de groep uit hoofde van artikel 23 van Richtlijn 2014/59/EU

Richtsnoeren. ter specificatie van de voorwaarden voor de financiële steun binnen de groep uit hoofde van artikel 23 van Richtlijn 2014/59/EU RS TER SPECIFICATIE VAN DE VOORWAARDEN VOOR FINANCIËLE STEUN BINNEN DE GROEP EBA/GL/2015/17 08.12.2015 Richtsnoeren ter specificatie van de voorwaarden voor de financiële steun binnen de groep uit hoofde

Nadere informatie

EBA-richtsnoeren. inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4

EBA-richtsnoeren. inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4 EBA-richtsnoeren inzake de benchmarkexercitie voor beloningen EBA/GL/2012/4 Londen, 27.7.2012 EBA-richtsnoeren inzake de benchmarkexercitie voor beloningen (EBA/GL/2012/4) Status van de richtsnoeren 1.

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 28 juni 2010 1 Regeling van De Nederlandsche Bank NV van [datum], tot vaststelling

Nadere informatie

Ministerie van Financiën Postbus EE Den Haag. Datum: 24 november 2017 Betreft: Consultatie crowdfunding L.S.,

Ministerie van Financiën Postbus EE Den Haag. Datum: 24 november 2017 Betreft: Consultatie crowdfunding L.S., Ministerie van Financiën Postbus 20201 2500 EE Den Haag Datum: 24 november 2017 Betreft: Consultatie crowdfunding L.S., Hierbij reageert de VFN op de Consultatie crowdfunding. De VFN waardeert de mogelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 869 Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking

Nadere informatie

MiFID II- kennis en bekwaamheid. Veelgestelde vragen m.b.t. de ESMA- richtsnoeren kennis en bekwaamheid

MiFID II- kennis en bekwaamheid. Veelgestelde vragen m.b.t. de ESMA- richtsnoeren kennis en bekwaamheid MiFID II- kennis en bekwaamheid Veelgestelde vragen m.b.t. de ESMA- richtsnoeren kennis en bekwaamheid Publicatiedatum: 13 november 2017 I. Reikwijdte 1. In de richtsnoeren wordt onderscheid gemaakt tussen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 32 013 Toekomst financiële sector Nr. 123 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Testen en BASEL II. Dennis Janssen. Agenda. Wat is BASEL II? Testen van BASEL II op hoofdlijnen

Testen en BASEL II. Dennis Janssen. Agenda. Wat is BASEL II? Testen van BASEL II op hoofdlijnen Testen en BASEL II Dennis Janssen Test Research Centre LogicaCMG 1 Agenda Wat is BASEL II? Testen van BASEL II op hoofdlijnen BASEL II als hulpmiddel om positie testen te versterken Samenvatting 2 1 Basel

Nadere informatie

De bank is zelf nog altijd het beste financieringsalternatief voor het MKB

De bank is zelf nog altijd het beste financieringsalternatief voor het MKB De bank is zelf nog altijd het beste financieringsalternatief voor het MKB Seminar alternatieve financieringsvormen MKB Modulair MBA Nyenrode ism LLTB 1 juli 2014, Breukelen H.A. Rijken Vrije Universiteit

Nadere informatie

HOE BEOORDEELT ACM DE TARIEVEN VAN EXPERIMENTEN?

HOE BEOORDEELT ACM DE TARIEVEN VAN EXPERIMENTEN? HOE BEOORDEELT ACM DE TARIEVEN VAN EXPERIMENTEN? Inleiding Op 1 mei 2015 gaat het Besluit Experimenten Decentrale Duurzame Elektriciteitsopwekking in. Coöperaties en verenigingen van eigenaren kunnen dan

Nadere informatie

Feedbackstatement wijziging Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft naar aanleiding van de reacties op consultatie in de periode

Feedbackstatement wijziging Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft naar aanleiding van de reacties op consultatie in de periode Feedbackstatement wijziging Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft naar aanleiding van de reacties op consultatie in de periode 7 juli 2015 21 augustus 2015 Publicatiedatum: 25 februari

Nadere informatie

Commissie juridische zaken

Commissie juridische zaken EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie juridische zaken 21.2.2011 2010/0207(COD) AMENDEMENTEN 6-22 Ontwerpadvies Dimitar Stoyanov (PE456.696v01-00) over het voorstel voor een Richtlijn.../.../EU van het

Nadere informatie

Richtsnoeren. betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa. 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03

Richtsnoeren. betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa. 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03 RICHTSNOEREN BETREFFENDE DE OPENBAARMAKING VAN BEZWAARDE EN NIET-BEZWAARDE ACTIVA 27 juni 2014 EBA/GL/2014/03 Richtsnoeren betreffende de openbaarmaking van bezwaarde en niet-bezwaarde activa EBA-richtsnoeren

Nadere informatie

Supplement J Think iboxx AAA-AA Government Bond Tracker

Supplement J Think iboxx AAA-AA Government Bond Tracker Supplement J Think iboxx AAA-AA Government Bond Tracker Aandelen Serie J in ThinkCapital ETF s N.V. 15 oktober 2012 I. Belangrijke informatie Dit Supplement moet worden gelezen in samenhang met, en maakt

Nadere informatie

RJ-Uiting 2014-3: ontwerp-richtlijn 400 Jaarverslag

RJ-Uiting 2014-3: ontwerp-richtlijn 400 Jaarverslag RJ-Uiting 2014-3: ontwerp-richtlijn 400 Jaarverslag Ten geleide In de jaareditie 2013 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving is hoofdstuk 400 Jaarverslag opgenomen met geringe aanpassingen in de

Nadere informatie

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden. Aan: Gemeenteraad van Druten Druten, 27 juli 2015 Geachte voorzitter en leden van de gemeenteraad, In de eerste rekenkamerbrief van 2015 komt inkoop en aanbesteding aan bod. Dit onderwerp heeft grote relevantie,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 1811 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nadere informatie

Standaardbenadering Kredietrisico

Standaardbenadering Kredietrisico verstreken consultatie De Nederlandsche Bank N.V. Standaardbenadering Kredietrisico Consultatiedocument (Implementatie Bazel II) nr. K02B/NL oktober 2005 verstreken consultatie 2 De Nederlandsche Bank

Nadere informatie

Concentratierisico en landenrisico

Concentratierisico en landenrisico De Nederlandsche Bank N.V. Concentratierisico en landenrisico Consultatiedocument nr. CL01A/NL juni 2005 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument.

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus. Advies van 11 juli 2018

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus. Advies van 11 juli 2018 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/16 Toekenning van gratis aandelen (Restricted Stock Units) als bonus Advies van 11 juli 2018 1 I. Inleiding II. Boekhoudkundige verwerking A. Erkenning

Nadere informatie

Risicobeheersing en achtervang September / oktober 2014. Erik Terheggen

Risicobeheersing en achtervang September / oktober 2014. Erik Terheggen Risicobeheersing en achtervang September / oktober 2014 Erik Terheggen 1. WSW in cijfers 1983 Borginstituut opgericht in 1983 De WSW-borging geldt voor nieuwbouw en renovatie van sociale woningen en maatschappelijk

Nadere informatie

C2.ľ3b bö DIV.STAN Bv// FPc

C2.ľ3b bö DIV.STAN Bv// FPc Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties C2.ľ3b bö Provincie Noord-Brabant Gedeputeerde Staten Postbus 90151 5200 MC Den Bosch Ingekomen -6 DEC 2016 Provincie Nnnrd-Brabanţ 4120019 DIV.STAN

Nadere informatie

WHOIS-beleid.eu-domeinnamen v.1.0. WHOIS-beleid.eu-domeinnamen

WHOIS-beleid.eu-domeinnamen v.1.0. WHOIS-beleid.eu-domeinnamen DEFINITIES De termen zoals gedefinieerd in de Bepalingen en voorwaarden en/of de.eu- Regels voor geschillenbeslechting worden in dit document gebruikt en geschreven met een hoofdletter. PARAGRAAF 1. PRIVACYBELEID

Nadere informatie

Consultatiedocument Nieuwe Nederlandse Standaard 3001N voor directe opdrachten 21 juli 2016

Consultatiedocument Nieuwe Nederlandse Standaard 3001N voor directe opdrachten 21 juli 2016 Dit document maakt gebruik van bladwijzers Consultatiedocument Nieuwe Nederlandse Standaard 3001N voor directe opdrachten 21 juli 2016 Consultatieperiode loopt tot 27 september 2016 vóór 09.00 uur Consultatiedocument

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 125 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 125 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 47597 27 oktober 2016 Beleidsregel van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 19 september 2016, nr. 2016-0000568604,

Nadere informatie

Ref: B13.32 Betreft: Eumedion-reactie op NBA Consultatiedocument onafhankelijkheid en VGBA

Ref: B13.32 Betreft: Eumedion-reactie op NBA Consultatiedocument onafhankelijkheid en VGBA Aan de Nederlandse beroepsorganisatie van Accountants (NBA) Drs. H. Wieleman RA, voorzitter Postbus 7984 1008 AD Amsterdam Den Haag, 30 augustus 2013 Ref: B13.32 Betreft: Eumedion-reactie op NBA Consultatiedocument

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 100 Wijziging van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I ter implementatie

Nadere informatie

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen EIOPA-BoS-14/170 NL Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. +

Nadere informatie

Procedure BREEAM-NL Innovatiecredits. Oktober 2013

Procedure BREEAM-NL Innovatiecredits. Oktober 2013 Procedure BREEAM-NL Innovatiecredits 28 oktober 2013 Deze procedure is onderdeel van het DGBC-certificeringsysteem Datum 1 november 2012 6 juni 2013 Oktober 2013 Wijziging(en) 1. Deze tabel toegevoegd;

Nadere informatie

1) Toelichting op de componenten waaruit de rentevergoeding bestaat. De gevraagde rentevergoeding op de lening bestaat uit twee componenten.

1) Toelichting op de componenten waaruit de rentevergoeding bestaat. De gevraagde rentevergoeding op de lening bestaat uit twee componenten. Bijlage: Beoordelingssysteem ratingcategorie en rentetarief Algemeen Deze bijlage geeft uitleg over de opbouw van de rentevergoeding welke gevraagd wordt over de verstrekte lening. Vervolgens wordt toegelicht

Nadere informatie

Toelichting bij het aanvraagformulier voor het gebruik van een interne benadering voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico

Toelichting bij het aanvraagformulier voor het gebruik van een interne benadering voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico - 1 - Toelichting bij het aanvraagformulier voor het gebruik van een interne benadering voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico MEI 2008 - 2 - INHOUDSOPGAVE 1 TOELICHTING BIJ

Nadere informatie

De waterschappen als publieke opdrachtgever

De waterschappen als publieke opdrachtgever De waterschappen als publieke opdrachtgever (periode 2014-2016) Voor iedereen die met de waterschappen te maken krijgt als opdrachtgever voor de realisatie van, of het beheer en onderhoud aan, (waterschaps)werken,

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Bestuur, Ruimte en Wonen Turfmarkt 147 Den Haag

Nadere informatie

RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen

RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen Inleiding RJ-Uiting 2014-7 bevat de ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen. De Raad voor de Jaarverslaggeving

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na consultatie van de betrokken representatieve organisaties en het bredere publiek;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na consultatie van de betrokken representatieve organisaties en het bredere publiek; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5585 5 februari 2019 Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. van 28 januari 2019 tot wijziging van de Beleidsregel Individueel

Nadere informatie

Bazel II & De Gevolgen voor het Management van de Banken

Bazel II & De Gevolgen voor het Management van de Banken Bazel II & De Gevolgen voor het Management van de Banken Naam: Fatma Taytaş Begeleiders: Prof. Dr. H. E. Roosendaal Mr. Drs. Marc Harmsen Externe begeleider: A. Taytaş Datum: 23-01-08 Voorwoord 3 Samenvatting

Nadere informatie

Openbare raadpleging

Openbare raadpleging Openbare raadpleging over de ontwerpgids van de ECB voor de beoordeling van deskundigheid en betrouwbaarheid Vragen en antwoorden 1 Waartoe dient de gids? Het doel van de gids is om inzicht te geven in

Nadere informatie