Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de wet op het hoger beroepsonderwijs (Benoembaarheidseisen docenten h.t.o.) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Het onderhavige voorstel van wet strekt er toe voor het hoger beroepsonderwijs een regeling voor de benoembaarheidseisen voor docenten te treffen die tegemoet komt aan eisen van doelmatigheid en flexibiliteit. De huidige regeling, neergelegd in artikel 54 van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289), verder te noemen W.H.B.O. gaat uit van een koppeling van de benoembaarheid in enig vak in het h.b.o. aan een bevoegdheid voor dat vak; deze koppeling zou door een algemene maatregel van bestuur gelegd dienen te worden. Een aantal ontwikkelingen in het hoger beroepsonderwijs hebben tot het inzicht geleid dat zo'n regeling in de praktijk waarschijnlijk weinig functioneel zal blijken te zijn. In de W.H.B.O. zijn namelijk regelingen opgenomen die voorzien in een grotere autonomie voor de h.b.o."instellingen. Hierbij dient bedacht te worden dat de totstandkoming van de W.H.B.0. en de Invoeringswet W.H.B.O. (Stb. 1986, 290) belangrijke ontwikkelingen markeren in het hoger beroepsonderwijs maar zeker niet als afsluiting daarvan zijn te beschouwen. Het proces van vergroting van autonomie van instellingen is nog niet voltooid, zoals uit het verschijnen van de nota «Hoger onderwijs; autonomie en kwaliteit» kamerstukken II, 1985/1986, 19053, nrs. 1 en 2) moge blijken. Voorts is in toenemende mate de behoefte bij de instellingen te constateren aan de benoeming van docenten die tevens buiten het onderwijs werkzaam zijn. Zo kan onder meer gedacht worden aan functionarissen uit het bedrijfsleven. In een circulaire aan de besturen en directies van de instellingen voor hoger beroepsonderwijs (kenmerk DI/SC/PJBC/A d.d. 14 oktober 1986) is de onderhavige wetswijziging reeds aangekondigd terwijl daaraan voorafgaand georganiseerd overleg heeft plaatsgevonden. Verruiming van de regeling van benoembaarheidseisen past in het streven naar autonomievergroting en komt tegemoet aan de behoefte aan verbreding van het wervingsgebied van docenten. De thans in de W.H.B.0. opgenomen regeling van benoembaarheidseisen is nog te zeer op het stelsel van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb ) gestoeld om de instellingen in staat te stellen het docentencorps naar eigen inzicht samen te stellen. De voorgestelde regeling beperkt zich - afgezien van de traditionele verklaring omtrent het gedrag en de eis van voldoende didactisch Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 niveau - tot de eis met betrekking tot het generaal niveau van kennis, inzicht en vaardigheden van een docent. In de eerste plaats voldoet aan deze eis degene die in het bezit is van een h.b.o. diploma, een universitair diploma of een diploma van de Open Universiteit van vergelijkbaar niveau. Daarnaast kunnen buitenlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse getuigschriften van gelijkwaardig niveau worden aangewezen. De krachtens internationale verdragen erkende buitenlandse getuigschriften zullen in het algemeen aangewezen worden. Tenslotte heeft de minister nog de bevoegdheid andere getuigschriften van hetzelfde niveau aan te wijzen. Naar dezerzijdse overtuiging biedt de eis met betrekking tot het niveau van hoger onderwijs met daarnaast de eis van didactische scholing in voldoende mate waarborg voor de kwaliteit van het functioneren van h.b.o. docenten. Aan de bevoegde gezagsorganen van de h.b.o. instellingen wordt een ruimere gelegenheid geboden die docenten te benoemen die zij het meest geschikt vinden voor het verzorgen van het onderwijs. Bovendien wordt voorkomen dat op centraal niveau een passende verbinding moet worden aangebracht tussen de beschikbare bewijzen van bekwaamheid en het zeer grote aantal vakken, vakgebieden, differentiaties en specialisaties die in het hoger beroepsonderwijs voorkomen. Gelet op het gegeven dat het onderwijs in het h.b.o. aan snelle veranderingen onderhevig is en daar ook bij gebaat is - in het bijzonder wordt gedacht aan de sectoren hoger technisch en economisch onderwijs - is het ook een illusie te menen op centraal niveau een sluitende verbinding als hierboven bedoeld te kunnen aanbrengen en actueel te houden. Dit laatste is slechts mogelijk met een aanzienlijke ambtelijke belasting, hetgeen echter op gespannen voet staat met het kabinetsbeleid inzake de uitvoering van de taken van de rijksoverheid. Met nadruk zij vermeld dat het onderhavige voorstel door zijn ruimere werking de ontheffing van de meer algemene benoembaarheidseisen weliswaar niet overbodig maar wel tot een grote uitzondering maakt. Dit geldt te meer daar de mogelijkheid blijft bestaan dat voor een korte periode het bevoegd gezag kan afwijken van de benoembaarheidseisen. Aangezien in de Invoeringswet W.H.B.O. in een aantal artikelen, overgangsrecht was neergelegd voor docenten in het h.b.o. dient ook deze wet te worden aangepast. In het algemeen blijft benoembaar in het h.b.o. degene die reeds bevoegd was, ontheffing had verkregen of als bevoegd was aangemerkt voor de inwerkingtreding van de W.H.B.O. Het betreft hier bevoegdheden verkregen op grond van de Overgangswet W.V.O., de W.V.O. en de Experimentenwet onderwijs. De regeling met betrekking tot diploma's, akten en getuigschriften oude stijl van artikel D.10 van de Invoeringswet W.H.B.O. is eveneens ongewijzigd. Degenen die een diploma, akte van bekwaamheid of getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen hebben ontvangen aan een school die is omgezet in een instelling voor hoger beroepsonderwijs worden geacht dat diploma, akte van bekwaamheid of getuigschrift te hebben verkregen aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs, tenzij het betreft een akte van bekwaamheid als leidster of hoofdleidster. Uit deze overgangsregeling volgt derhalve dat men bij bezit van een diploma, akte of getuigschrift oude stijl voldoet aan de benoembaarheidseis met betrekking tot het niveau van hoger onderwijs (artikel 54, eerste lid onder b)- De bestaande bewijzen van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding blijven geldig. De voorgestelde regeling brengt voorts geen wijziging in de in artikel D.9 neergelegde overgangsbepaling met betrekking tot de 10-jarig onbevoegden. De voorgestelde regeling komt qua strekking overeen met de richtlijnen inzake benoembaarheidseisen voor universitaire (hoofd)docenten. In die Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 richtlijnen wordt een aanduiding gegeven van het niveau van de kennis en vaardigheden. Met de thans voorgestelde regeling wordt derhalve een betere onderlinge afstemming bereikt voor de regelgeving in het hoger onderwijs. Omtrent de juridische grondslag en de onderwijskundige vorm van de cursussen didactische voorbereiding wordt tenslotte het volgende opgemerkt. De cursussen op grond waarvan een bewijs van voldoende didactische voorbereiding kan worden verkregen zullen cursussen voor post-hoger onderwijs zijn als bedoeld in artikel 100 van de W.H.B.0. De preciese onderwijskundige vormgeving van deze cursussen ligt nog niet vast. Type, inhoud, duur, capaciteit, eindniveau en kosten zullen nader worden ingevuld bij het verzoeken dezerzijds om «offertes» en het bod van de instellingen voor de vormgeving. Het voordeel hierbij is dat de vormgeving kan worden toegespitst op de doelgroep: zo ligt het in de rede in de eisen voor de didactische voorbereiding van docenten in het hoger pedagogisch onderwijs zwaardere eisen te stellen, waarbij te denken valt aan een stage in het afnemend veld, het basis- en voortgezet onderwijs in het bijzonder. Adviezen Onderwijsraad en HBO-Raad Het verheugt de ondergetekenden dat de Onderwijsraad in beginsel instemt met de voorgestelde verruiming van de benoembaarheidseisen voor docenten in het hoger beroepsonderwijs. De ondergetekenden delen de mening van de Onderwijsraad dat deze verruiming niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Zij verwachten echter niet dat een dergelijk effect zal optreden. Immers, ook de besturen van de instellingen, die een grotere verantwoordelijkheid zullen krijgen inzake de benoeming van docenten, zullen er belang bij hebben deskundige en bekwame docenten aan te trekken. In het stelsel van kwaliteitsbewaking voor het hoger onderwijs, dat in ontwikkeling is, zal er gelegenheid zijn na te gaan of besturen van instellingen deze verantwoordelijkheid in voldoende mate waarmaken. In dit verband wordt opgemerkt dat de kwaliteitsbewaking dient te worden bezien tegen de achtergrond van de wijze van wet- en regelgeving en besturing van het hoger onderwijs. Het hoger onderwijs wordt meer dan voorheen gekenmerkt door globale regels, (be)sturing op afstand, toetsing achteraf in plaats van voorschriften vooraf en een gezamenlijke inspanning van overheid, onderwijsinspectie en instellingen voor de kwaliteitsbevordering. In dit kader zal de kwaliteitsbewaking vooral gestalte krijgen in diverse vormen van evaluatie. Interne evaluatie alsmede externe evaluatie door de instellingen staat daarbij voorop; in aanvulling hierop zal dezerzijds toezicht en evaluatie ter hand worden genomen. De inspectie en nog in te stellen visitatiecommissies zullen deze taak elk vanuit hun eigen invalshoek vervullen. Over deze evaluatie zal overleg worden gevoerd. De beoordeling van de kwaliteit van het docentenkorps, de gevolgen van de verruimde benoemings- en wervingsmogelijkheden en de kwaliteitsbevorderende activiteiten van de instellingen op dit punt (bij voorbeeld in de vorm van nascholing) maken deel uit van dit overleg. De Raad plaatst vraagtekens bij de criteria die door ondergetekenden gehanteerd zullen worden bij de afgifte van verklaringen, in het bijzonder van verklaringen van voldoende didactische voorbereiding. De Raad verwijst hierbij naar de criteria die zijn geformuleerd in de circulaire, waarin de overgangsregeling voor de benoembaarheidseisen in het studiejaar is vastgelegd. Er is op dit punt echter geen reden tot ongerustheid. In de overgangsregeling, die slechts geldt tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wetswijziging doch uiterlijk tot en met 31 juli 1988, dient rekening gehouden te worden met het feit dat de opleidingen voor het bewijs van voldoende didactische voorbereiding Tweede Kamer, vergaderjaar , 20335, nr. 3 3

4 nog niet ingericht waren. Onder de werking van het gewijzigde artikel 54 van de wet zullen deze opleidingen wel ingericht zijn. In die situatie wordt van alle nieuw te benoemen docenten in beginsel verwacht dat zij deze opleiding volgen, tenzij zij reeds een bewijs van voldoende didactische voorbereiding hebben behaald aan een lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs. Verklaringen van voldoende didactische voorbereiding zullen alleen nog in bijzondere gevallen worden uitgereikt, wanneer de docent op andere wijze voldoende didactische voorbereiding heeft genoten, bij voorbeeld als docent in het bedrijfsleven of aan een instelling voor hoger onderwijs in het buitenland. Het is niet goed mogelijk deze bijzondere gevallen in algemene regels te omschrijven. Ondergetekenden gaan er van uit dat het bestuur van een instelling een dergelijke verklaring alleen dan zal aanvragen, wanneer het volgen van de opleiding voor het bewijs van voldoende didactische voorbereiding niet zinvol of niet mogelijk is voor de betrokken docent. De Onderwijsraad acht de hierboven geformuleerde stelling dat de voorgestelde regeling qua strekking overeenkomt met de richtlijnen inzake de benoembaarheidseisen voor universitaire (hoofd-)docenten te ongenuanceerd, en meent dat deze stelling nadere toelichting vereist. Hiertoe zijn de ondergetekenden gaarne bereid, waarbij zij tevens in de gelegenheid zijn in te gaan op het standpunt van de HBO-Raad over de voorgestelde regeling. De overeenkomst tussen de nu voorgestelde regeling voor het hoger beroepsonderwijs en de regeling die geldt voor het wetenschappelijk onderwijs betreft twee punten. Allereerst het feit dat de verantwoordelijkheid voor de benoeming van docenten primair wordt gelegd bij de instelling zelf. In de tweede plaats het feit dat de overheid zich beperkt tot het aangeven van generale niveau-eisen waaraan te benoemen docenten dienen te voldoen. De HBO-Raad meent dat vooral ten aanzien van het eerste punt een regeling voor het h.b.o. mogelijk is die meer aansluit bij die welke geldt voor het wetenschappelijk onderwijs. Deze Raad meent dat in het wetenschappelijk onderwijs de verantwoordelijkheid voor de benoeming van docenten en van hoogleraren geheel ligt bij de instellingen zelf. Deze opvatting is echter niet geheel juist. Immers, zeker voor de benoeming van hoogleraren heeft de wetgever in de W.W.O. specifieke bepalingen opgenomen, die vooral betrekking hebben op de procedures volgens welke hoogleraarsbenoemingen tot stand dienen te komen. Deze bepalingen - onder andere betreffende het overleg met de zusterfaculteiten en de eisen ten aanzien van de samenstelling van de benoemingscommissie - perken de benoemingsvrijheid van de instelling in, met als doel kwaliteitswaarborgen te scheppen voor de benoeming van hoogleraren. Het is dus niet zonder meer in afwijking van het wetenschappelijk onderwijs wanneer ook in de W.H.B.O. bepalingen worden opgenomen ten aanzien van de benoeming van docenten. Dat deze bepalingen inhoudelijk verschillen van die welke gelden voor het wetenschappelijk onderwijs is onvermijdelijk, vanwege de bestaande verschillen tussen het wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs. Dat de ondergetekenden hierbij aansluiting hebben moeten zoeken bij de regelingen zoals die gelden voor het voortgezet onderwijs, is niet vreemd gegeven het feit dat het hoger beroepsonderwijs uit het wettelijk kader van het voortgezet onderwijs voortkomt. Ook wat betreft de verklaring omtrent het gedrag wijkt de voorgestelde regeling voor het hoger beroepsonderwijs materieel niet af van de regeling zoals die geldt voor het wetenschappelijk onderwijs. Het personeel van de meeste universiteiten is namelijk ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 1929, en deze wet schrijft de verklaring omtrent het gedrag als benoemingsvereiste voor. Al met al menen de ondergetekenden dan ook dat, gegeven de bestaande verschillen tussen het h.b.o. en het w.o., de voorgestelde benoembaarheidsregeling voor het h.b.o. naar de strekking overeenkomt met de regeling welke geldt voor het wetenschappelijk onderwijs. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 In dit verband zij nog gewezen op een punt dat in het rechtspositionele overleg over de voorgestelde regeling aan de orde is geweest. Door één der centrales van onderwijspersoneel is voorgesteld om - naar analogie van de bepaling in artikel 107 van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs - in de wet een bepaling op te nemen dat in de akte van aanstelling en in de akte van benoeming het vakgebied wordt omschreven waarop een docent werkzaam zal zijn. Vooral door de besturenorganisaties is echter bezwaar aangetekend tegen een directe koppeling van de beëindiging van de bestaande bevoegdheidsregeling naar vak en de introductie van het vakgebied in de akte van benoeming en de akte van aanstelling. Ook ondergetekenden achten een directe koppeling tussen beide zaken ongewenst, alhoewel zij op zichzelf geen bezwaar hebben tegen de opname in de wet van een dergelijke bepaling inzake het vakgebied. Op een daartoe geëigend moment zullen de ondergetekenden een voorstel tot wijziging van de wet op dit punt aan het parlement voorleggen. De eerste ondergetekende heeft ten slotte, in reactie op de door de Onderwijsraad geuite zorg, recent aan de betrokken instellingen meegedeeld voornemens te zijn de MO-B-opleidingen pedagogiek om te zetten in h.b.o.-opleidingen die voorbereiden op maatschappelijke functies, waarbij het pedagogisch handelen een wezenlijk bestanddeel vormt. Deregulering Wat de dereguleringsaspecten betreft zij opgemerkt dat de voorgestelde regeling voor wat betreft de doelstelling en werkingssfeer geen samenhang heeft met andere bestaande of in voorbereiding zijnde regelingen binnen het hoger beroepsonderwijs. Voor de uitvoering en financiering worden geen nieuwe organen in het leven geroepen. De uitvoering wordt vereenvoudigd aangezien er geen afzonderlijke bevoegdheden voor de diverse vakgebieden meer zijn. Nieuwe bestuursinstrumenten zijn dus ook overbodig. De bestuurslasten voor zowel de overheid als de instellingen verminderen. Voor de docenten zelf geeft de nieuwe bepaling van artikel 54 op inzichtelijke wijze de benoembaarheidseisen weer. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel I, onderdeel A In artikel 6 kan de verwijzing naar artikel 54 gemist worden aangezien op grond van het nieuwe artikel geen algemene maatregel van bestuur tot stand wordt gebracht. Artikel I, onderdeel D Het eerste lid onder c van artikel 54, noemt een bewijs van voldoende didactische voorbereiding als vereiste. Een dergelijk bewijs dat slechts bevoegdheid geeft voor het verzorgen van onderwijs in het hoger beroepsonderwijs zal verkregen kunnen worden na het succesvol afronden van daartoe in te richten cursussen. Deze cursussen zullen in beginsel zowel door instellingen van hoger beroepsonderwijs als van wetenschappelijk onderwijs kunnen worden verzorgd. De voorkeur gaat er daarbij dezerzijds naar uit, mede in verband met de beschikbare deskundigheid bij de instellingen, dat deze cursussen worden verzorgd door instellingen waaraan een lerarenopleiding is verbonden. Het aanbod van deze cursussen voor post-hoger onderwijs zal tot stand komen volgens de regels die van toepassing zijn op het contractonderwijs. Bij het sluiten van de contracten zal de eerste respectievelijk tweede ondergetekende als één van de contractpartners eisen stellen aan het type, de inhoud, duur, capaciteit, eindniveau en kosten van deze cursussen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 Artikel 107 van de wet regelt dat voor de toelating tot zo'n opleiding kan worden afgeweken van de vooropleidingseisen. Als bewijs van voldoende didactische voorbereiding wordt ook aangemerkt een bewijs van voldoende pedagogische en didactische voorbereiding, verkregen aan een lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs. Artikel I, onderdelen B, D, E, H, I, en K In deze onderdelen kan het bepaalde omtrent het beroep van docent hoger beroepsonderwijs worden gemist aangezien een aparte opleiding voor dit beroep niet noodzakelijk meer wordt geacht. Artikel I, onderdelen F, G en L Omdat in het nieuwe artikel 54 diverse getuigschriften worden genoemd dient ook daarnaar te worden verwezen in de artikelen 78, 92 en 172. Artikel I, onderdeel K In artikel 171 kan de verwijzing met betrekking tot de bevoegdheden van docenten worden gemist aangezien het begrip bevoegdheid in de nieuwe regeling met betrekking tot de benoembaarheidseisen niet meer voorkomt. Artikel II, onderdeel A Artikel D.5 kan vervallen omdat het begrip bevoegdheid voor een vak of vakgebied in de nieuwe regeling niet voorkomt. Artikel II, onderdeel C Aan artikel E.40 betreffende de tijdelijke handhaving van de bestaande bewijzen van bekwaamheid bestaat bij de inwerkingtreding van de nieuwe regeling geen behoefte meer. Artikel III Het voorgestelde eerste lid van dit artikel geeft een overgangsregeling voor docenten die al bevoegd waren, ontheffing hadden verkregen of als bevoegd waren aangemerkt vóór het studiejaar waarin deze wet voor het eerst van toepassing is, voor 1 augustus 1988 derhalve. Het tweede lid geeft een overgangsregeling voor de bezitters van een verklaring van bekwaamheid die is afgegeven op grond van artikel E.41 van de Invoeringswet W.H.B.O. Dit betreft verklaringen afgegeven tussen 1 augustus 1986 en 1 augustus Artikel IV Het wetsvoorstel zal voor het eerst toepassing dienen te vinden met betrekking tot het studiejaar De formulering is niet toegespitst op 1 augustus 1988 ten einde ook vóór dat tijdstip al rekening te kunnen houden met de nieuwe situatie, bij voorbeeld bij benoemingen die al voor dat tijdstip plaatsvinden, met het oog op het komende studiejaar. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, W. J. Deetman De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 BIJLAGE I ADVIES- EN OVERLEGORGAAN VOOR HET HOGER BEROEPSONDER- WIJS Aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, 's-gravenhage, 24 november 1986 Bijgaand treft u de reactie van de Raad aan op het concept-wetsvoorstel houdende wijziging van de benoembaarheidseisen docenten HBO. Over het concept-wetsvoorstel zijn de secties van de Raad geraadpleegd. De Raad ziet de voorliggende reactie uitdrukkelijk in samenhang met een algeheel systeem van kwaliteitsbewaking aan de totstandkoming waarvan dezerzijds grote waarde wordt gehecht. Namens het Bestuur, drs, J. K. M. Gevers, voorzitter mr. P. Th. Verburgt, secretaris Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 Benoembaarheidseisen docenten HBO 1. In de thans geldende benoembaarheidseisen docenten HBO zijn bewijzen en verklaringen van bekwaamheid gebonden aan specifiek omschreven vakgebieden. In artikel 54 WHBO zoals het nu luidt kunnen regels worden gegeven omtrent de criteria die de minister hanteert bij de uitreiking van verklaringen en de wijze waarop een verklaring van bekwaamheid of voldoende didactische voorbereiding kan worden verkregen. 2. In het voorstel tot wijziging van de WHBO wordt een ruimere regeling voorgesteld. Om tot docent HBO te kunnen worden benoemd, moet men in het bezit zijn van: a. verklaring omtrent het gedrag; b. getuigschrift HBO, WO of daaraan gelijkgesteld Open Universiteit getuigschrift en c. bewijs/verklaring voldoende didactische voorbereiding. Hierover is het volgende op te merken. - Getuigschriften noch verklaringen zijn gebonden aan bepaalde vakgebieden. Dit schept meer ruimte voor instellingen om die docenten te benoemen, die zij het meest geschikt achten. Door het loslaten van de binding aan vakgebieden zal de noodzaak tot het aanvragen (en uitreiken) van verklaringen van bekwaamheid zich veel minder voordoen dat tot op heden het geval is. - In voorkomende gevallen kan de Minister (van Onderwijs en Wetenschappen respectievelijk Landbouw en Visserij) op verzoek van het bevoegd gezag een verklaring uitreiken. Dan moet het bevoegd gezag aantonen dat degene voor wie de verklaring wordt aangevraagd er blijk van heeft gegeven te beschikken over kennis, inzicht en vaardigheden op hetzelfde niveau als de bezitters van een getuigschrift of diploma HBO, WO, OU. Dat geldt ook voor de verklaring van voldoende didactische voorbereiding. Op welke gronden de minister een aanvraag voor een verklaring kan inwilligen of afwijzen, is niet geregeld. De Raad zou graag in kennis worden gesteld van de criteria die hierbij worden gehanteerd. - Het bevoegd gezag kan maximaal twee jaren een docent aanstellen, die (nog) niet aan de benoembaarheidseisen voldoet. Deze bepaling zal, naar het zich laten aanzien, voornamelijk consequenties hebben ten aanzien van de voldoende didactische voorbereiding van diegenen, die geen lerarenopleiding hebben gevolgd of die niet in het bezit zijn van een pedagogisch "didactisch diploma/aantekening. Mat name voor de beroepsgerichte vakgebieden bestaat er behoefte aan docenten uit het bedijfsleven of de beroepspraktijk, die veelal wel een HBO- of WO-getuigschrift bezitten, maar geen bewijs van didactische voorbereiding. - De overgangsregeling, waardoor alle docenten die al voor het HBO bevoegd waren, ontheffing hadden verkregen of als bevoegd waren aangemerkt, automatisch voldoen aan de benoembaarheidseisen, behoeft geen toelichting. Daarbij gaat de Raad er vanuit dat de zogenaamde slapende bevoegdheden worden afgeschaft. Voor het overige bevat het voorstel technische wijzigingen van de WHBO en de IWHBO, voortvloeiend uit de benoembaarheidsregeling zelve. 3. Voor het VWO gelden richtlijnen inzake benoemingseisen universitair (hoofd)docent. Bewijzen noch verklaringen van bekwaamheid of didactische voorbereiding zijn vereist. Wel spelen vakervaring en «enige ervarin in het geven van (wetenschappelijk) onderwijs en de verwachting dat betrokkene zich zal ontwikkelen tot een zelfstandig functionerend docent» een rol. Overigens: toetsing hiervan is een taak van het Collega van Bestuur. De verantwoordelijkheid Tweede Kamer, vergaderjaar , 20335, nr. 3 8

9 voor de aanstelling van docenten èn van hoogleraren ligt geheel bij de instelling zelf. 4. Al in de HBO-Kamer van 10 juni heeft de HBO-Raad bezwaar gemaakt tegen de continuering van de benoemingsvereisten zoals geregeld in de overgangswet WVO en de achterliggende regelingen ten aanzien van bewijzen van bekwaamheid. De huidige regeling is voor het HBO te gedetailleerd en in een aantal gevallen niet adequaat. Gepleit is voor spoedige invoering van nieuwe globale benoemingsvereisten. Het resultaat van dit overleg is neergelegd in de voorliggende regeling. Deze geeft op zich al een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de bestaande situatie te zien. Gelet op het streven van de ministers een betere onderlinge afstemming te bereiken voor de regelgeving in de te onderscheiden delen van het Hoger Onderwijs, is echter op een drietal punten commentaar te leveren. a. de verklaring omtrent het gedrag is een eis die is overgenomen uit het WVO. Om in het WO als docent aangesteld te kunnen worden is een dergelijke verklaring geen voorwaarde. Het ontgaat de Raad waarom zo'n verklaring dan wel voor het HBO nodig zou zijn. Net als in het WO gaat het hier om onderwijs aan (jong) volwassenen. b. De bevoegdheid van de minister om verklaringen van bekwaamheid uit te reiken is eveneens een voortzetting van een WVO-regel. Hoewel het, zoals eerder gezegd, gaat om minder gevallen dan tot nu toe het geval is, geldt ook hier de vraag waarom er geen analogie met het WO wordt nagestreefd. Ook HBO-instellingen zijn in staat zelf te bepalen wie zij als docent willen aanstellen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 BIJLAGE II ONDERWIJSRAAD Aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, 's-gravenhage, 16 december 1986 In antwoord op uw schrijven, bericht de Afdeling Onderwijsondersteuning van de Onderwijsraad - na kennisneming van het commentaar van de HBO-Raad d.d. 24 september u als volgt ter zake van het door u ter advies aangeboden ontwerp van Wet tot wijziging van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Benoembaarheidseisen docenten h.b.o.j. Zij heeft daarbij tevens gebruik kunnen maken van opmerkingen vanuit de Afdeling tertiair onderwijs (h.b.o.) De Afdeling stemt in beginsel in met de voorgestelde verruiming van de benoembaarheidseisen voor docenten in het hoger beroepsonderwijs met het oog op de grotere flexibiliteit en doelmatigheid welke deze voor de instellingen zal opleveren. Tevens acht zij het een voordeel, dat de eisen nu volledig in de Wet worden vastgelegd en een nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur overbodig wordt. De Afdeling is wel van oordeel, dat bedoelde verruiming geenszins ten koste mag gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Zij zou het met name betreuren wanneer deze verruiming ertoe zou leiden dat meer gelet wordt op de «kostprijs» van de leraar dan op factoren, welke een goed functioneren als leraar kunnen bevorderen; behalve aan vak- en pedagogischdidactische deskundigheid denkt de Afdeling hierbij ook aan eventueel gewenste praktijkervaring. De Afdeling waardeert het dat het ontwerp zowel aandacht besteedt aan de eisen met betrekking tot de vakdeskundigheid als aan de pedagogisch-didactische bekwaamheid. Beide componenten zijn naar haar oordeel onmisbaar als waarborg voor de kwaliteit van h.b.o."docenten. Voor wat betreft de eerstgenoemde deskundigheid zal naar het inzicht van de Afdeling de bedoelde verruiming meer kans van slagen hebben, naarmate er in de opleiding gewicht is gehecht aan de samenhang tussen de onderscheiden vakwetenschapen. Voor wat betreft de pedagogisch-didactische bekwaamheid heeft de Afdeling wel twijfel omtrent de in het ontwerp voorgestelde kwaliteitswaarborgen. Deze twijfel is met name versterkt door uw circulaire van 14 oktober 1986, DJ/SC/PJBC/A , waarin staat dat u een verklaring van voldoende didactische voorbereiding afgeeft indien de betrokkene «tenminste één jaar lesgevende ervaring heeft binnen het h.b.o. (dan wel tenminste één jaar onderwijs heeft gegeven op vergelijkbaar niveau)». De Afdeling acht bepaald verwerpelijk de hierachter liggende gedachte dat één jaar lesgevende ervaring op zich al voldoende pedagogisch-didactische bekwaamheid garandeert. Zij betreurt het daarom te meer, dat de memorie van toelichting geen criteria aangeeft, welke gehanteerd zullen worden bij de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 54, eerste lid onder c, althans niet nader ingaat op de gegevens welke kunnen aantonen de krachtens het derde lid van genoemd artikel vereiste kennis, inzicht en vaardigheden. Ten opzichte van bepaalde uurdocenten, in het bijzonder hen die tenens buiten het onderwijs werkzaam zijn, kan het overigens bezwaarlijk zijn eisen van pedagogisch-didactische voorbereiding te stellen. Voor deze categorie is een soepele regeling verdedigbaar. In beginsel moet echter naar het orodeel van de Afdeling een professionele opleiding voor het leraarschap voorop staan. Het is daarom van groot belang dat de afgifte van een verklaring als bovenbedoeld met de nodige garanties is omkleed. Het in het kader van vermelde verruiming doen vervallen in de Wet van de specifieke opleiding docent hoger beroepsonderwijs roept bij de Afdeling de vraag op, of dit geen nadelige gevolgen zal hebben voor de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 bestaande lerarenopleidingen, alsmede voor andere opleidingen welke in belangrijke mate bijdragen aan de vorming van toekomstige leraren bij het hoger beroepsonderwijs; zij denkt hierbij in het bijzonder aan de opleidingen pedagogiek. De stelling in de memorie van toelichting dat de voorgestelde regeling qua strekking overeenkomt met de richtlijnen inzake universitaire (hoofd)docenten, acht de Afdeling te ongenuanceerd. Zij meent dat deze in ieder geval meer toelichting vereist. Hetzelfde geldt met betrekking tot de bewering in deze memorie, dat zowel voor de overheid als de instellingen de bestuurslasten verminderen. Voor de Afdeling ligt het voor de hand, dat de uitbreiding van keuzemogelijkheden bij de benoeming van docenten de verantwoordelijkheid(slast) voor de instellingen eerder vergroot dan verkleint. Namens de Afdeling voornoemd, prof. dr. J. van Bergeijk, voorzitter mr. drs. H. J. M. Hoefnagel, algemeen secretaris Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20418 Wijziging van de Wet op het hoger beroepsonderwijs (Stb. 1986, 289) betreffende een aantal bepalingen ten aanzien van nascholing Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14 501 Wijziging van de Overgangswet WVO. (herziening regeling t.a.v. de bewijzen van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs) Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels

Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels Notitie Ontheffingen bevoegdheidsregels De wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kent een aantal bepalingen waarbij limitatief is vastgelegd wanneer het onderwijs - gedurende een beperkte tijd en onder

Nadere informatie

Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO)

Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1976-1977 14 501 Wijziging van de Overgangswet W.V.O. (herziene regeling t.a.v. de bewijzen van bekwaamheid tot het geven van voortgezet onderwijs) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 344 Wet van 30 juni 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 088 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 197 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 396 28 067 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit»

Nadere informatie

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever SAMENVATTING 106147 - Geschil over toepassing reparatiebeleid onbevoegde docenten; BVE De werknemer heeft met goedvinden van de werkgever een geschil aan de Commissie voorgelegd met betrekking tot de toepassing

Nadere informatie

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege, ingesteld bij wet van 15 mei 1997 (de Wet op de Onderwijsraad).

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 088 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 597 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering

Nadere informatie

TOELICHTING CONCEPTBESLUIT OPLEIDINGSEISEN ORTHOPEDAGOOG- GENERALIST VERSIE INTERNETCONSULTATIE 30 APRIL 2019

TOELICHTING CONCEPTBESLUIT OPLEIDINGSEISEN ORTHOPEDAGOOG- GENERALIST VERSIE INTERNETCONSULTATIE 30 APRIL 2019 NOTA VAN TOELICHTING Algemeen De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) heeft als doel het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening op het gebied

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1980-1981 16 743 Invoering van collegegeld voor studenten van dagscholen voor hoger beroepsonderwijs (Collegegeldwet hoger beroepsonderwijs) MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 20 Besluit van 20 december 2005 tot wijziging van het Bevoegdhedenbesluit WPO tot vaststelling van de bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid

Nadere informatie

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken; Besluit van houdende deskundigheideisen aan gastouders in de kinderopvang (Besluit deskundigheidseisen gastouders kinderopvang) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 061 Wijziging van enkele wetten in verband met de reorganisatie van de inspectiefunctie binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 832 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 206 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Zitting 1982-1983 Nr. 51 16106 Wijziging van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet universitaire bestuurshervorming 1970 en de Wet van 12 november 1975, Stb.

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 656 Wijziging van de Kaderwet EZ-subsidies (aanpassing aan de samenvoeging van de voormalige ministeries van Economische Zaken en van Landbouw,

Nadere informatie

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad ÜT? R>2 3 Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, de heer drs. W.J. Deetman, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Nassaulaan 6 2514 JS 's-gravenhage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 313 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen

Nadere informatie

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (invoering basisvorming in voortgez... De citeertitel is door de wetgever vastgesteld.

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (invoering basisvorming in voortgez... De citeertitel is door de wetgever vastgesteld. Page 1 of 6 (Tekst geldend op: 04-07-2004) Algemene informatie Eerst verantwoordelijke ministerie: Afkorting: Niet officiële titel: Citeertitel: Soort regeling: OCenW De citeertitel is door de wetgever

Nadere informatie

Inspraakverordening Wetterskip Fryslân

Inspraakverordening Wetterskip Fryslân Inspraakverordening Wetterskip Fryslân Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. Inspraak: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor ingezetenen en

Nadere informatie

taatsblad ~an het Koninkrijk der Nederlanden

taatsblad ~an het Koninkrijk der Nederlanden taatsblad ~an het Koninkrijk der Nederlanden aargang 1992 171 Besluit van 3 april 1992, houdende wijziging van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 Wij Beatrix, bij de gratie Gods,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2003 Nr. 127 BRIEF

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN

ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN Ichthus College VIA Plaats : Kampen BRIN-nummer : 02VB-07 Onderzoeksnummer : 290393 Datum onderzoek : 01 juni 2016

Nadere informatie

A 2016 N 74 PUBLICATIEBLAD

A 2016 N 74 PUBLICATIEBLAD A 2016 N 74 PUBLICATIEBLAD LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 6 de oktober 2016 houdende een wijziging van de bijlage bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 19051 Vaststelling van het overgangsrecht voor de Wet op het hoger beroepsonderwijs, van het tijdstip van inwerkingtreding van die wet alsmede wijziging

Nadere informatie

Gelet op artikel 33, achtste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 80, twaalfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES;

Gelet op artikel 33, achtste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 80, twaalfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES; Besluit van [concept d.d. 30 september 2016] tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband met een tijdelijke afwijking

Nadere informatie

CONCEPT Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

CONCEPT Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: CONCEPT Voorstel van Wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 8988 20 februari 2019 Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 12 februari 2019 nr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 352 Wet van 5 juli 2001 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs

Nadere informatie

Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma s

Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma s Beleidsregel Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Primair Onderwijs po 079-3232.333 Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor

Nadere informatie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst Aan: De samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel vertegenwoordigd in de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen De voorzitter van de Sectorcommissie Onderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1988-1989 20 629 Wijziging van de Wet op het hoger beroepsonderwijs en de Invoeringswet W.H.B.O. onder meer met betrekking tot de titulatuur Nr. 7 MEMORIE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Zitting 1980-1981 16815 Toelatingscriteria numerus fixus-studierichtingen voor het studiejaar 1981-1982 Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN Aan de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16199 Voornemen inzake beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten van de Landbouwhogeschool Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22543 Regelen betreffende een algemeen stelsel van erkenning van in de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen behaalde hoger-onderwijsdiploma's

Nadere informatie

Protocol PDG en educatieve minor

Protocol PDG en educatieve minor Protocol PDG en educatieve minor 28 april 2014 Inhoud Protocol voor beoordelingen door de NVAO van de kwaliteit van de afstudeerrichtingen algemeen vormend onderwijs en beroepsgericht onderwijs, het traject

Nadere informatie

B In 3.2.1.2. wordt in de aanhef "de categorie B" vervangen door: de categorieën B en T.

B In 3.2.1.2. wordt in de aanhef de categorie B vervangen door: de categorieën B en T. Concept Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van..., nr. PM, tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers

Nadere informatie

M. Cortes Jimenez e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

M. Cortes Jimenez e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer) 3 maart 1994 Zaak T-82/92 M. Cortes Jimenez e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Ambtenaren - Beroep tot nietigverklaring - Bevestigend besluit - Voorwaarden

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121 Burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis; gezien de instemming van de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg; besluiten: vast te stellen de volgende: VERORDENING,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1 RMC-wet 2001 636 Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting

Nadere informatie

Aanstellingsbeleid Onderwijsgevenden Staf

Aanstellingsbeleid Onderwijsgevenden Staf Aanstellingsbeleid Onderwijsgevenden Staf Vastgesteld in CvB: 15-06-2015 Vastgesteld in Breed Overleg: 15-06-2015 De opbouw van dit aanstellingsbeleid is als volgt: Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 18 februari 2004 Aan de leden en de plv. leden van de Vaste Commissie voor Onderwijs OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 S-GRAVENHAGE TEL. 070-83 61 M Öt.% % O.E. 229 H.O. 30 september 1966 Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I Onderwerp: ontwerp-besluit

Nadere informatie

2) Instemmen met de benoeming van de voorgedragen leden van de Raad van Toezicht van de Stichting openbaar onderwijs Marenland;

2) Instemmen met de benoeming van de voorgedragen leden van de Raad van Toezicht van de Stichting openbaar onderwijs Marenland; Gemeente Appingedam Raadsvoorstel Raadsagenda d.d.: 14 maart 2016 Voorstel nummer : 8 Behandelend ambtenaar : Willem van der Oest Telefoonnummer : 0596 691194 E-mailadres : w.vanderoest@appingedam.nl Portefeuillehouder

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 555 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs met het oog op afschaffing van de einddatum voor indiening van aanvragen tot

Nadere informatie

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 29311 Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten naar aanleiding van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN

ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN ONDERZOEK NAAR DE NALEVING VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN INZAKE BEVOEGD GEGEVEN LESSEN Groot Goylant te Hilversum Plaats : Utrecht BRIN-nummer : 00PS 04 Onderzoeksnummer : 293248 Datum onderzoek : 24 mei

Nadere informatie

Degenen die dieren verzorgen en doden. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren

Degenen die dieren verzorgen en doden. Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren Degenen die dieren verzorgen en doden Wet van 12 januari 1977, houdende regelen met betrekking tot het verrichten van proeven op dieren 4. Verplichtingen voor fokker, leverancier en gebruiker Artikel 13f

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 501 Besluit van 23 september 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de apothekersassistent (Besluit opleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 832 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP Nr. 3 Het advies

Nadere informatie

Deze memorie van toelichting is opgesteld mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Deze memorie van toelichting is opgesteld mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. 33 356 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voorgezet onderwijs BES in verband met het treffen van een overgangsmaatregel ten behoeve van (oud)studenten van de lerarenopleiding omgangskunde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 812 Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 184 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen

wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijziging van het Barp in verband met de invoering van de wet op de medische keuringen Datum 27 oktober 1998 Aan de Korpsbeheerders van de regionale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 945 Vaststelling van regels voor overgangs- en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet medezeggenschap werknemers (Invoeringswet Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 313 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 329 Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

Reglement ICLON. Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Reglement ICLON. Artikel 1. Begripsomschrijvingen Reglement ICLON HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Artikel 1. Begripsomschrijvingen 1. In dit reglement wordt verstaan onder de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. De in dit reglement

Nadere informatie

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd. 108508 - Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd. UITSPRAAK in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 353 Besluit van 21 juni 2002, houdende wijziging van het Besluit paraveterinairen in verband met opname van de opleidingen embryo-transplanteur,

Nadere informatie

VRAGENLIJST HBO. Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon:

VRAGENLIJST HBO. Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon: VRAGENLIJST HBO Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon: E-mail: Vooraf: bij de beantwoording van de onderstaande vragen wordt verwacht dat u aangeeft of die situatie

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Publicatie Archiefverordening Havenschap Moerdijk 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Nummer 96/14 Bijlage(n) 1 Besluiten om over te

Nadere informatie

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht

artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995 en artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling RUD Utrecht Archiefverordening RUD Utrecht 2014 Het algemeen bestuur van de RUD Utrecht gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van RUD Utrecht Gelet op: artikel 40, eerste en tweede lid van de Archiefwet 1995

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 323 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, en 6, tweede lid, van de Wet op bijzondere medische verrichtingen;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 5, en 6, tweede lid, van de Wet op bijzondere medische verrichtingen; Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, houdende aanwijzing van bijzondere medische verrichtingen voor de uitvoering waarvan een vergunning is vereist (Regeling aanwijzing bijzondere

Nadere informatie

Aanvraagprocedure voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs: verstrekking van een aanwijzing als exameninstelling voortgezet onderwijs

Aanvraagprocedure voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs: verstrekking van een aanwijzing als exameninstelling voortgezet onderwijs Voorlichtingspublicatie Betreft de onderwijssector(en) Informatie DUO/ICO Primair onderwijs po 079-3232333 Aanvraagprocedure voor scholen voor voortgezet speciaal onderwijs: verstrekking van een aanwijzing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 7 93 Werken in het onderwijs Nr. 44 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

KWALITEITSKADER BEKWAAMHEIDSEISEN VOOR INSTRUCTEURS

KWALITEITSKADER BEKWAAMHEIDSEISEN VOOR INSTRUCTEURS KWALITEITSKADER BEKWAAMHEIDSEISEN VOOR INSTRUCTEURS Vastgesteld op de Algemene Vergadering van de MBO Raad op 17-4-2018 Inleiding De Wet educatie en beroepsonderwijs verplicht de wetgever niet alleen tot

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 032 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter vereenvoudiging van de wettelijke regels over de sectorvakken bij het onderwijs in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 817 Wijziging van de Kaderwet adviescolleges houdende vermindering van het maximum aantal leden en het laten vervallen van de verplichte kabinetsreactie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Regeling modellen diploma s v.w.o.-h.a.v.o.-v.m.b.o.

Regeling modellen diploma s v.w.o.-h.a.v.o.-v.m.b.o. Algemeen Verbindend Voorschrift Betreft de onderwijssector(en) Informatie CFI/ICO Voorgezet onderwijs vo 079-3232.444 Regeling modellen diploma s v.w.o.- h.a.v.o.-v.m.b.o. Bestemd voor scholen voor voortgezet

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 106 Besluit van 4 maart 2003, houdende wijziging van het Besluit staatsexamens vwo-havo-mavo 2000 en van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 46 Besluit van 26 januari 2004 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de aanspraak op verblijf voor een niet-geïndiceerde

Nadere informatie

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA..DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Onderwerp: Statutenwijziging Stichting openbaar onderwijs Marenland.

Onderwerp: Statutenwijziging Stichting openbaar onderwijs Marenland. Raadsvergadering 22 februari 2016 Nr.: 10 AAN de gemeenteraad Onderwerp: Statutenwijziging Stichting openbaar onderwijs Marenland. Portefeuillehouder: Wethouder B. Schollema. Ter inzage liggende stukken:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 61 Besluit van 16 januari 1996, houdende wijziging van het Formatiebesluit WBO 1992 in verband met het vervallen van de bodem voor vakonderwijs

Nadere informatie

5. Met e-mail van 12 maart 2014 is door KPN nog een overzicht verstrekt met het huidige zenderaanbod van Digitenne.

5. Met e-mail van 12 maart 2014 is door KPN nog een overzicht verstrekt met het huidige zenderaanbod van Digitenne. Besluit Kenmerk: 619878/623042 Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek van KPN B.V. om ontheffing van de doorgifteverplichting

Nadere informatie

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs. 2700 LZ Zoetermeer. Tel. 070-6379 55. vy/eb d.d. 2k november 1988

Onderwijsraad. Aan de minister van onderwijs. 2700 LZ Zoetermeer. Tel. 070-6379 55. vy/eb d.d. 2k november 1988 Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en vetenschappen, Nassaulaanß Postbus 25000, 2514 JS 's-gravenhage 2700 LZ Zoetermeer. Tel. 070-6379 55 Ons kenmerk Uw kenmerk, _ 's-gravenhage,2 H JAN, laöa

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie