Leisure & hospitality assistant. Spelregels bal- en racketsporten

Transcriptie

1 Leisure & hospitality assistant Spelregels bal- en racketsporten

2 Inhoud Basketbal... 3 Handbal... 6 Unihockey... 9 Voetbal Volleybal Badminton Squash Tafeltennis Tennis Spelregels bal- en racketsporten 2

3 Basketbal Doel van het spel Probeer als aanvaller met je team een aanval op te bouwen en af te ronden door de bal in de basket van de tegenstander te gooien. Probeer als verdediger in balbezit te komen door de bal van een tegenstander af te pakken of passes te onderscheppen. Verdedig je eigen basket en voorkom dat de tegenstander bij jou scoort. De partij die de meeste punten scoort wint de wedstrijd. Het speelveld De officiële maten van het speelveld staan hieronder in een tekening weergegeven. De basket hangt op een hoogte van 3,05 meter. Aantal spelers Een officiële wedstrijd wordt gespeeld met vijf tegen vijf. In en uit De bal is uit als hij de lijn of iets buiten het veld raakt. Een speler die met de bal in de hand op of over de lijn stapt, is uit. Als je in het veld staat en je de bal op de hand buiten het veld houdt, dan is de bal niet uit. De bal raakt dan niets buiten het speelveld! Begin en eind van het spel Het spel begint met een sprongbal in de middencirkel. De spelers mogen de bal niet vangen maar moeten deze wegtikken. Alle andere spelers mogen een plaats in het speelveld kiezen (met uitzondering van de cirkel die gebruikt wordt bij de sprongbal). Het spel eindigt als de speeltijd om is. Speeltijd Vier maal tien minuten. Spelregels bal- en racketsporten 3

4 Puntentelling Voor een doelpunt krijg je twee punten. Een doelpunt uit een vrije worp levert één punt op (je krijgt twee vrije worpen). Doelpunten die je scoort van achter de drie-puntslijn leveren drie punten op. Lichamelijk contact Bij basketbal mag je een tegenstander eigenlijk niet aanraken. Maar lichamelijk contact is niet helemaal te voorkomen. De scheidsrechter moet proberen consequent te handelen, zodat hij niet een team meer voordeel geeft. Als een meelopende verdediger de aanvaller raakt, fluit de scheidsrechter. De aanvaller krijgt een vrije bal. Als de aanvaller tegen een stilstaande verdediger botst, krijgt de verdediger de vrije bal. Maak je als verdediger een overtreding tegen een doelende aanvaller, dan krijgt die twee vrije worpen. Doelt de aanvaller vanuit het driepuntsgebied, dan krijgt hij er drie. Scoort hij na de overtreding toch, dan krijgt hij een bonus vrije worp. In een officiële wedstrijd krijgen spelers een persoonlijke fout als ze iemand raken. Heb je vijf persoonlijke fouten (P s), dan mag je niet meer meespelen. Een medespeler mag je dan vervangen. Verplaatsen met/van de bal Bij basketbal mag je dribbelen met de bal. Na het dribbelen moet je in twee passen stilstaan of de bal afspelen (twee-pasritme). Als je gedribbeld hebt, mag je niet opnieuw gaan dribbelen. Dit noem je second dribbel. Als je bent gestopt met een twee-pasritme, dan mag je ronddraaien om één been. Dit heet pivoteren. Drie-secondenregel In de tekening van het speelveld zie je om de basket een bucket (emmer) getekend. De bucket is gemaakt om het drie-secondengebied aan te geven. Een aanvaller mag niet langer dan drie seconden in dit gebied staan. Elke keer als je bij het doelen de ring raakt, gaat een nieuwe periode van drie seconden in. Deze regel voorkomt dat hele lange spelers bij de basket gaan staan, daar de bal ontvangen en zo simpel kunnen scoren. Na een overtreding of doelpunt Bij een overtreding begint het spel steeds aan de zij- of achterlijn, ter hoogte van de overtreding. Hierop is één uitzondering. Als je een overtreding maakt tegen een doelende speler, dan krijgt die twee vrije worpen van achter de vrije-worplijn. Na de laatste vrije worp mag je inlopen om de bal af te vangen als de bal de ring raakt. Spelregels bal- en racketsporten 4

5 Bij een doelpunt begin je het spel van achter de achterlijn. Meer informatie Nederlandse Basketball Bond (NBB): Spelregels bal- en racketsporten 5

6 Handbal Doel van het spel Probeer als aanvaller met je team een aanval op te bouwen en af te ronden door de bal in het doel van de tegenstander te gooien. Probeer als verdediger in balbezit te komen door de bal van een tegenstander af te pakken of passes te onderscheppen. Verdedig je eigen doel en voorkom dat de tegenstander bij jou scoort. De partij die de meeste punten scoort, wint de wedstrijd. Het speelveld Het speelveld staat hieronder getekend. De maten staan in de tekening weergegeven. Bij handbal is het gebied binnen de cirkel alleen voor de keeper. Veldspelers mogen er niet op of in staan. Een veldspeler mag wel buiten de cirkel afzetten, werpen en vervolgens in de cirkel landen. Dit heet een sprongschot. Staat iemand per ongeluk op de cirkel, maar neemt hij niet deel aan het spel, dan gaat het spel door. Aantal spelers Een officiële wedstrijd wordt gespeeld met zeven tegen zeven (zes veldspelers en een keeper). In en uit De bal is uit als hij helemaal over de lijn komt. Bij een doelpunt moet de bal ook helemaal over de lijn komen. Een bal die de lijn raakt, is nog steeds in het spel. De uitregels kun je vergelijken met voetbal: De bal gaat over de zijlijn: inworp voor de tegenpartij. De aanvaller gooit de bal naast het doel over de achterlijn: uitworp voor de keeper. De bal gaat via een verdediger over de achterlijn: hoekworp. De bal gaat via de keeper over de achterlijn: de keeper mag de bal inwerpen (dit is anders dan bij voetbal). Begin en eind van het spel Een van beide ploegen mag de bal bij het begin van het spel vanuit het midden uitnemen. Heeft het ene team gescoord, dan krijgt het andere team de bal uit vanuit het midden. Alle Spelregels bal- en racketsporten 6

7 spelers staan daarbij op hun eigen speelhelft. Het spel eindigt als de speeltijd om is. Speeltijd Twee maal dertig minuten. Puntentelling Elk doelpunt is één punt. Lichamelijk contact Handbal is een contactsport. Je mag de tegenstander met je romp tegenhouden (sperren). Verplaatsen met/van de bal Je kunt de bal op twee manieren verplaatsen bij handbal: 1. tippen Deze techniek kun je vergelijken met het dribbelen bij basketbal. Het belangrijkste verschil is dat de bal niet mag kleven aan je hand. Er is sprake van een kort aanraakmoment. Na het tippen mag je nog drie passen met de bal lopen. Daarna moet je afspelen. 2. driepas stuit driepas Je mag drie passen met de bal in de hand lopen. Vervolgens moet je stuiten of afspelen. Na een stuit mag je weer drie passen lopen. Daarna moet je de bal afspelen. In een officiële handbalwedstrijd mag je de bal met de vlakke hand uit de handen van de tegenstander spelen. Na een overtreding of doelpunt Na een overtreding begint het spel met een vrije bal op de plaats van de overtreding. Maakt de verdedigende partij de overtreding bij de cirkel, dan neemt de aanvallende partij de vrije bal op de negen-meterlijn. Soms mag de tegenpartij een strafworp nemen vanaf het zevenmeterstreepje. Dit gebeurt als je een ernstige overtreding hebt gemaakt op een doelende speler. Een vrije worp vanaf het zeven-meterstreepje wordt ook gegeven als je bewust terugspeelt op de eigen keeper. Na een doelpunt begint het spel in het midden van het speelveld. Elke speler staat op zijn eigen speelhelft. De keeper De keeper mag de bal met alle delen van zijn lichaam stoppen. De keeper mag in de cirkel met de bal lopen zonder te stuiten. De keeper mag buiten de cirkel komen. Hij wordt dan beschouwd als een veldspeler. Hij mag niet met de bal in de hand op de cirkel staan of uit de cirkel lopen. De keeper moet eerst uit zijn cirkel Spelregels bal- en racketsporten 7

8 lopen, voordat hij mag worden aangespeeld als veldspeler. Bij een overtreding krijgt de aanvallende partij een vrije bal op de negen-meterlijn. Terugspelen op de keeper die in zijn cirkel staat, is verboden. Bij een overtreding krijgt de andere partij een strafworp. Meer informatie Nederlands Handbal Verbond (NHV): Spelregels bal- en racketsporten 8

9 Unihockey Doel van het spel Probeer als aanvaller met je team een aanval op te bouwen en af te ronden. Probeer als verdediger in balbezit te komen door de bal van een tegenstander af te pakken of passes te onderscheppen. Verdedig je eigen doel en voorkom dat de tegenstander bij jou scoort. De partij die de meeste punten scoort wint de wedstrijd. Het speelveld Het speelveld wordt omgeven door een boarding. Het veld kent twee doelgebieden van 4 bij 5 m. en keepergebieden van 1 bij 2,5 m. Het keepergebied is uitsluitend voor de keeper. De keeper mag in het doelgebied de bal in de hand vasthouden. Aantal spelers Een officiële wedstrijd wordt gespeeld met zes tegen zes (vijf veldspelers en een keeper). Begin van het spel Het spel begint met een face-off. De spelers staan op hun eigen speelhelft. In het midden wordt de bal tussen de stickbladen van twee tegenstanders geklemd. Na het fluitsignaal probeer je de bal in bezit te krijgen. Het spel eindigt als de speeltijd om is. Speeltijd Drie maal twintig minuten. Spelregels bal- en racketsporten 9

10 Puntentelling Elk doelpunt is één punt. Overtredingen Je mag met beide kanten van de stick spelen. Je mag de bal met je voet stoppen en voor je eigen stick spelen. Je mag je lichaam gebruiken om de bal te beschermen. Je moet het stickblad onder kniehoogte houden. Je mag als speler niet in het doelgebied komen. Je mag de stick niet tussen de benen van een tegenstander plaatsen. Je mag de bal niet liggend, zittend of springend spelen. Je mag de bal niet met hoofd, armen of handen spelen. Bij overtredingen krijg je: een vrije slag op de plaats van de overtreding een strafbal: - als een overtreding wordt gemaakt tegen een speler in scoringspositie - bij het verdedigen van het eigen doelgebied met de voeten. Meer informatie Nederlandse Floorball en Unihockey Bond (NeFUB): Spelregels bal- en racketsporten 10

11 Voetbal Doel van het spel Probeer als aanvaller met je team een aanval op te bouwen en af te ronden. Dit doe je door de bal in het doel van de tegenstander te trappen of te koppen. Probeer als verdediger in balbezit te komen door de bal van een tegenstander af te pakken of passes te onderscheppen. Verdedig je eigen doel en voorkom dat de tegenstander bij jou scoort. De partij die de meeste punten scoort wint de wedstrijd. Het speelveld De keeper mag de bal alleen in het strafschopgebied in zijn handen pakken. In het doelgebied heeft de keeper extra bescherming. De cirkels geven aan hoeveel afstand de tegenpartij moet houden bij de aftrap of een strafschop. Aantal spelers Een officiële wedstrijd wordt gespeeld met elf tegen elf. In en uit De bal is pas uit als hij helemaal over de lijn komt. Een bal die de lijn raakt, is nog steeds in het spel. Bij een doelpunt moet de bal ook helemaal over de lijn zijn. Gaat de bal bij veldvoetbal over de zijlijn, dan mag de tegenpartij de bal ingooien. Dat doe je met twee handen vanuit de nek. De bal kan ook over de achterlijn uit gaan. Als de verdedigende partij de bal het laatst heeft geraakt, dan krijgt de aanvallende partij een hoekschop. Heeft de aanvallende partij de bal het laatst geraakt, dan krijgt de verdedigende partij een doelschop vanuit het doelgebied. Spelregels bal- en racketsporten 11

12 Begin en eind van het spel De bal wordt vanaf de middenstip naar voren gespeeld. De spelers staan allemaal op hun eigen speelhelft. De tegenstanders staan op minimaal 9,15 meter afstand (buiten de middencirkel). De wedstrijd eindigt als de speeltijd om is. Speeltijd Twee maal vijfenveertig minuten. Puntentelling Elk doelpunt is één punt. Lichamelijk contact Veldvoetbal is een contactsport. Een schouderduw is toegestaan. Verplaatsen van de bal Een voetballer mag de bal met alle delen van zijn lichaam spelen, met uitzondering van zijn handen en armen. Het spelen van de bal met de armen heet hands. In het strafschopgebied is de keeper de enige speler die de bal met zijn handen mag raken. Na een overtreding of doelpunt Bij een overtreding begint het spel met een vrije bal op de plaats van de overtreding. Maakt de verdedigende partij een overtreding in het strafschopgebied, dan hangt het van de overtreding af. Bij een niet-opzettelijke, lichte overtreding mag de aanvallende partij een indirecte vrije trap nemen. Deze mag je niet in één keer in het doel schieten. Bij een opzettelijke, zware overtreding krijgen de aanvallers een strafschop vanaf 11 meter. Zij mogen zelf beslissen wie de strafschop neemt. De keeper moet op de doellijn staan. Alle andere spelers staan buiten het strafschopgebied op minimaal 9,15 meter afstand. Bij een doelpunt begint het spel met een aftrap vanaf de middenstip. Soms geeft de scheidsrechter een stuitbal. Dit gebeurt als beide partijen gelijktijdig een overtreding maken. De scheidsrechter laat de bal tussen twee spelers van beide partijen vallen. Nadat de bal de grond heeft geraakt, mag er weer worden gevoetbald. De keeper De keeper mag in het strafschopgebied de bal met alle delen van zijn lichaam stoppen. Buiten het strafschopgebied is hij een veldspeler. Een medespeler kan de bal met de voet terugspelen. De keeper mag dan de bal na het terugspelen niet in zijn handen pakken. Spelregels bal- en racketsporten 12

13 De keeper mag de bal zes seconden in zijn handen houden. Hij mag gedurende die zes seconden vrij door het strafschopgebied lopen. Meer informatie Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB): Spelregels bal- en racketsporten 13

14 Volleybal Doel van het spel Probeer als aanvaller een aanval op te zetten en op het juiste moment af te ronden. Scoren doe je door de bal op de grond in het speelveld van de tegenstander te spelen, of zodanig te spelen dat de tegenstander hem niet weer terug kan spelen. Probeer als verdediger de bal op een juiste manier terug te spelen, zodat je voorkomt dat de tegenstander bij jou scoort. Scoor je vaker, dan win je de wedstrijd. Het speelveld Het speelveld is 9 bij 18 meter, met een net boven de middellijn. Drie meter van het net bevindt zich de aanvalslijn. Een achterspeler mag van binnen het drie-metergebied geen ballen boven de netrand spelen. Hij moet van achter de drie-meterlijn afzetten om te smashen. Een speler mag niet volledig met de voeten over de lijn onder het net komen. Met je voet(en) op het veld van de tegenstander komen terwijl een deel ervan nog op of achter de lijn is, mag dus wel. Met andere lichaamsdelen mag je wel op het veld van de tegenstander komen, zolang je daarbij de tegenstander niet hindert. Een achterspeler mag van binnen het drie-metergebied geen ballen boven de netrand spelen. Hij moet van achter de drie-meterlijn afzetten om te smashen. Aantal spelers Een officiële wedstrijd wordt gespeeld met zes tegen zes. Er zijn voor- en achterspelers, die allemaal hun eigen rol hebben (bijvoorbeeld spelverdeler of middenaanvaller). Tijdens een officiële wedstrijd mag zes keer een nieuwe speler in het veld worden gebracht. Dit kan ook een speler zijn die al in het veld is geweest. Een uitzondering daarop is de libero, een soort verdedigingsspecialist. De libero mag onbeperkt voor achterspelers worden gewisseld. De libero mag niet serveren (opslaan). Spelregels bal- en racketsporten 14

15 In en uit De lijnen horen bij het speelveld. Een bal die op de lijn komt, is in. Een bal die buiten het speelveld de grond raakt of tegen het plafond komt, is uit. Begin en eind van het spel Het spel begint altijd met een opslag van achter de servicelijn (opslaglijn). De speler rechtsachter moet de bal in één keer over het net spelen, binnen acht seconden na het fluitsignaal. Een team dat de service terugverdient, moet van positie in het veld doordraaien met de wijzers van de klok mee. Als er is geserveerd, nemen de spelers in een officiële wedstrijd hun eigen rol en positie weer in. Het spel eindigt als een team drie sets gewonnen heeft. We noemen dit best of five. Bij lagere teams kunnen er ook drie of vier sets worden gespeeld. Puntentelling Rally-pointsysteem: Elke fout is een punt voor de tegenpartij. Het team dat de rally wint krijgt een punt en de service. Had het andere team bij de rally de service en scoort jouw team een punt, dan verdien je de service terug. In dat geval moet je van positie doordraaien met de wijzers van de klok mee. Had jouw team de service, dan mag de speler die opsloeg opnieuw serveren. Je wint een set als je 25 punten hebt gescoord. Een eventuele vijfde set gaat tot 15 punten. Er moet telkens twee punten verschil zijn (25-23, 24-26). Na een set wissel je van speelhelft. In een vijfde set doe je dat halverwege de set: als een van de teams 8 punten heeft gescoord. Het spelen van de bal De bal mag met elk deel van het lichaam worden gespeeld. Het contact met de bal moet kort zijn. Je mag de bal dus niet vangen of gooien. Een speler mag de bal niet twee keer achter elkaar spelen. Hierop is één uitzondering. Na een blok mag dezelfde speler de bal nog een keer spelen zonder dat een ander hem eerst weer heeft aangeraakt. Een team mag ten hoogste drie keer naar elkaar overspelen. Bij de derde keer moet de bal over het net. Ook hier vormt een blok een uitzondering: na een blok mag je nog drie keer overspelen. Er kunnen dus vier contactmomenten zijn. Aanval blokkeren Je mag de aanval van de tegenstander blokkeren. Je maakt een fout als je al blokkeert voor of tijdens de aanval van de tegenstander. Hij moet de bal dus hebben gespeeld. Na een overtreding Na een overtreding of fout gaat het spel verder met een opslag voor de tegenpartij. De scheidsrechter geeft een dubbelfout (de rally wordt overgespeeld zonder dat er punten zijn gescoord of de opslag is overgegaan naar de tegenpartij) als: - beide teams gelijktijdig een fout maken - de scheidsrechter twijfelt wie de bal krijgt. Het net De bal mag bij de opslag en tijdens de rally het net raken. Een speler die de bal speelt mag het net ook aanraken, maar dit is een fout als de speler het net aan de bovenkant aanraakt of als hij voordeel Spelregels bal- en racketsporten 15

16 haalt uit het aanraken van het net. Een speler die het net raakt en daarmee het spel beïnvloedt, begaat dus een overtreding. Time out Tijdens de set mogen teams twee keer een time-out aanvragen. Ook is er de gelegenheid om een (beperkt) aantal keren te wisselen van speler. Meer informatie Nederlandse Volleybal Bond (NeVoBo): Spelregels bal- en racketsporten 16

17 Badminton Doel van het spel Probeer als aanvaller een aanval op te zetten en op het juiste moment af te ronden. Scoren doe je door de shuttle op de grond in het speelveld van de tegenstander te spelen, of zo te spelen dat de tegenstander hem niet weer terug kan spelen. Probeer als verdediger de shuttle op een juiste manier terug te spelen, zodat je voorkomt dat de tegenstander bij jou scoort. Scoor je vaker, dan win je de wedstrijd. Het speelveld Enkelspel: Het speelveld is smal en lang. De opslag moet altijd diagonaal (schuin). Dubbelspel: Het speelveld is breed en lang. De opslag moet altijd diagonaal. Aantal spelers Je kunt enkelspel of dubbelspel spelen. Spelregels bal- en racketsporten 17

18 In en uit De lijnen horen bij het speelveld. Een shuttle die op de lijn komt is in. Een shuttle die buiten het speelveld de grond raakt of tegen het plafond komt is uit. Begin en eind van het spel Het spel begint altijd met de opslag. Deze moet vanuit het rechteropslagvak onderhands worden geslagen. Hij moet diagonaal in het serveervak van de tegenstander worden gespeeld. Scoor je een punt, dan mag je nog een keer opslaan. Deze keer sla je op vanuit het linkeropslagvak. Je blijft opslaan tot je de opslagbeurt verliest. Bij enkelspel gaat de opslag over naar de tegenstander. Bij een even aantal punten (0, 2, 4, ) sla je op uit het rechteropslagvak, bij een oneven aantal uit het linkeropslagvak. Bij dubbelspel gaat bij het verliezen van de opslagbeurt de opslag naar je medespeler. Verliest ook die de opslag, dan gaat de opslag over naar de tegenpartij. De tegenpartij slaat daarna op vanuit het rechteropslagvak. Een wedstrijd eindigt als een speler of team twee games gewonnen heeft. We noemen dit best of three. Puntentelling Je kunt alleen punten scoren als je de opslag hebt. Heb je de opslag niet, dan moet je deze eerst terugverdienen. Een game is 21 punten. De eerste die drie sets wint, heeft de wedstrijd gewonnen ( best of five ). Als er een stand van wordt bereikt in een set, dan wordt er doorgespeeld tot iemand de set wint met twee punten verschil (bijvoorbeeld 26-24). Dit gaat tot maximaal 30 punten. De eindstand in een set kan dus ook zijn. Het spelen van de shuttle Je mag de shuttle maar één keer spelen. Samenspelen is bij dubbelspel niet toegestaan. Na een overtreding Na een overtreding of een fout start het spel met een opslag voor de tegenpartij. Soms geeft de scheidsrechter een let. Dan wordt de rally overgespeeld zonder dat er punten zijn gescoord of de opslag is overgegaan naar de tegenpartij. Dat gebeurt als: 1. beide teams gelijktijdig een fout maken 2. de scheidsrechter twijfelt wie de shuttle krijgt 3. bij onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld een andere shuttle in het veld) Het net De shuttle mag het net wel raken, ook tijdens de opslag. De speler(s) en het racket mogen het net niet raken. Meer informatie Badminton Nederland: Spelregels bal- en racketsporten 18

19 Squash Doel van het spel Probeer als aanvaller een aanval op te zetten en op het juiste moment af te ronden. Scoren doe je door zodanig te spelen dat de tegenstander de bal niet weer terug kan spelen en de bal vaker dan één keer op de grond valt. Probeer als verdediger de bal op een juiste manier terug te spelen, zodat je voorkomt dat de bal vaker dan één keer op de grond valt of dat de bal buiten de lijnen komt. Scoor je vaker, dan win je de wedstrijd. Het speelveld Aantal spelers Squash wordt gespeeld met twee spelers. In en uit Een bal die op of buiten de lijn komt is uit. Begin en eind van het spel Het spel begint altijd met de service (opslag). De serveerder blijft serveren totdat hij een rally verliest. Dan mag de tegenstander serveren. Bij het begin van elke game en bij het begin van elke servicebeurt mag de serveerder kiezen vanuit welk servicevak hij gaat serveren. Na het winnen van een rally zal de serveerder vervolgens vanuit het andere servicevak serveren. Tijdens het serveren moet de speler met minimaal een deel van één voet in het servicevak staan. Een correcte service moet rechtstreeks op de voormuur belanden, onder de uitlijn en boven de servicelijn. De bal moet de vloer bereiken op het andere achterste kwart van de baan. Na een correcte service slaan de spelers om de beurt de bal, totdat het een van hen niet lukt de bal op een correcte manier terug te spelen. Een wedstrijd eindigt als een speler drie games gewonnen heeft. We noemen dit best of five. Spelregels bal- en racketsporten 19

20 Puntentelling Je kunt alleen punten scoren als je de servicebeurt hebt. Heb je de servicebeurt niet, dan moet je deze eerst terugverdienen. Je wint een game als je 9 punten hebt gescoord. Bij de stand 8-8 mag de speler die het eerst het achtste punt scoorde, beslissen of door wordt gespeeld tot 9 of tot 10 punten. Een speler hoeft geen twee punten voorsprong te hebben om de game te winnen. Het spelen van de bal Een bal is correct teruggespeeld wanneer deze wordt gespeeld op de voormuur boven de tin en onder de uitlijn. De bal mag niet eerst de vloer hebben geraakt voordat hij de voormuur bereikt. De bal mag wel eerst de zijmuren en/of de achtermuren raken. Als de bal wordt geslagen nadat deze meer dan één keer heeft gestuit, dan is niet correct teruggespeeld. Overtredingen De speler die aan de beurt is de bal te slaan, mag geen hinder van de tegenstander ondervinden. Een gespeelde bal mag de tegenstander niet raken voordat de bal de voormuur bereikt. Als het gevaar bestaat dat door het spelen van de bal de tegenstander wordt geraakt met het racket of door de bal, stopt het spel. De rally wordt overnieuw gespeeld (een let ) of de tegenstander wordt bestraft ( stroke ). Bij een stroke wordt direct van servicebeurt gewisseld of wordt een punt aan de tegenstander toegekend (als deze de servicebeurt al had). Meer informatie Squash Bond Nederland: Spelregels bal- en racketsporten 20

21 Tafeltennis Doel van het spel Probeer als aanvaller een aanval op te zetten en op het juiste moment af te ronden. Scoren doe je door zo te spelen dat de tegenstander de bal niet weer terug kan spelen. Probeer als verdediger de bal op een juiste manier terug te spelen. Scoor je vaker, dan win je de wedstrijd. De tafel Aantal spelers Tafeltennis wordt gespeeld met twee spelers. Een dubbelspel is ook mogelijk. Begin en eind van het spel Het spel begint altijd met de opslag. Iedere keer dat er in een wedstrijd twee punten gescoord zijn, gaat de servicebeurt naar de andere speler. De bal moet voor een goede service onbeweeglijk op de open en vlakke handpalm liggen. Dan moet de bal zo recht mogelijk omhoog worden gegooid. Nadat de bal minimaal 16 centimeter is opgegooid en het hoogste punt heeft bereikt, moet deze zo geslagen worden dat hij eerst het eigen speelveld raakt, over het net heen gaat zonder het net te raken en daarna het speelvlak van de tegenstander raakt. De service moet opnieuw worden gedaan als de bal toch het net raakt (een let ). Services moeten van achter de eindlijn gebeuren en het zicht op de bal mag tijdens de service niet geblokkeerd worden. Een wedstrijd eindigt meestal als een speler drie games gewonnen heeft. We noemen dit best of five. Puntentelling Elke fout is een punt voor de tegenpartij. Je wint een game als je 11 punten hebt gescoord. Als beide spelers 10 punten hebben gescoord, wint de speler die het eerst twee punten meer scoort dan zijn tegenstander, de game. Om een game te winnen zijn dus twee punten verschil nodig. Spelregels bal- en racketsporten 21

22 Het spelen van de bal Na een goede service moet de bal teruggeslagen worden, waarbij het niet meer van belang is of het net geraakt wordt. Je mag de bal niet twee keer achter elkaar slaan. Ook mag de bal, voordat deze de tegenstander bereikt, niet iets anders dan het net (bijvoorbeeld de vloer, het plafond of een kledingstuk) raken. Een volley (waarbij de bal al wordt terug geslagen voordat de eigen tafelhelft geraakt wordt) is niet toegestaan. De bal moet dus eerst de eigen tafelhelft raken voordat deze terug wordt geslagen. Zolang de bal nog in het spel is, mag de tafel niet aangeraakt worden. Meer informatie Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB): Spelregels bal- en racketsporten 22

23 Tennis Doel van het spel Probeer als aanvaller een aanval op te zetten en op het juiste moment af te ronden. Scoren doe je door zodanig te spelen dat de tegenstander de bal niet weer terug kan spelen of de bal vaker dan één keer op de grond valt. Probeer als verdediger de bal op een juiste manier terug te spelen, zodat je voorkomt dat de bal vaker dan één keer op de grond valt of dat je andere fouten maakt. Scoor je vaker, dan win je de wedstrijd. Het speelveld Aantal spelers Tennis kan gespeeld worden met twee spelers (enkelspel) of met vier spelers (dubbelspel). In en uit De bal is uit als hij helemaal buiten de lijn valt. Raakt de bal de lijn aan, dan is hij in. Begin en eind van het spel Het spel begint altijd met de service. De serveerder blijft serveren totdat hij de game gewonnen of verloren heeft. Dan mag de tegenstander serveren. De serveerder moet met beide voeten stilstaan achter de achterlijn (baseline) en tussen de denkbeeldige verlengingen van de middenlijn en de zijlijn. De serveerder moet dan de bal omhoog gooien en deze met het racket slaan voordat de bal de grond raakt. De bal moet over het net gaan en de grond raken in het servicevak dat diagonaal tegenover de serveerder ligt. De bal mag bij de service dus niet het net raken. Raakt de bal het net wel, dan is sprake van een let en mag één keer opnieuw worden geserveerd. Na elke game wisselt de service. Een wedstrijd eindigt in een officiële herenwedstrijd als een speler drie sets gewonnen heeft. We noemen dit best of five. Bij de dames wordt best of three gespeeld: de eerste die twee sets wint, is de winnares. Spelregels bal- en racketsporten 23

24 Puntentelling Elke fout is een punt voor de tegenpartij. Het eerste punt telt voor 15, het tweede punt telt voor 30, het derde punt telt voor 40 en bij het vierde punt heeft de speler een game. Maar wanneer de stand ( deuce ) is, wordt het eerstvolgende gescoorde punt advantage genoemd. Wanneer diezelfde speler het daaropvolgende punt wint, wint hij de game. Verliest hij het punt, dan is er opnieuw sprake van een deuce. De speler die het eerst zes games wint, wint een set. Er moet een verschil van twee games zijn. Bij een stand van 6-5 wordt er dus verder gespeeld. Komt de stand daarmee op 7-5, dan is de set afgelopen. Maar komt de stand op 6-6, dan wordt een tiebreak gespeeld. In de tiebreak is een andere puntentelling: ieder gewonnen punt telt voor 1 punt (1, 2, 3, ). Na iedere 2 punten wisselt de servicebeurt, na 6 punten wordt van speelhelft gewisseld. De speler die in de tiebreak 7 punten behaalt, met een verschil van twee punten, wint de game en daarmee de set met 7-6. Het spelen van de bal Na een service mag een teruggespeelde bal wel het net raken. Als de bal de tegenpartij raakt, is dit een punt voor de ander. De bal mag niet twee keer de grond raken voordat deze terug wordt gespeeld. Ook dan krijgt de ander een punt. Meer informatie Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB): Spelregels bal- en racketsporten 24