BIJLAGEN AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING ACTIVITEIT MILIEU

Transcriptie

1 BIJLAGEN AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING ACTIVITEIT MILIEU Melkveebedrijf Baardink Oranjekanaal Noordzijde TD ORVELTE Projectleider Bouw Rundvee M. de Jong Datum

2 Inhoudsopgave Bijlagen bij de verschillende OLO rubrieken Rubriek Gegevens inrichting Milieutekening Situatieschets met coördinaten t.b.v. NH 3, geur en fijnstof berekeningen...4 Rubriek MER- (beoordelings)plicht Niet technische samenvattingen Activiteiten en processen Omgevingsvergunning Ammoniak, geur en fijnstof Vigerende melding Besluit Landbouw Milieubeheer (d.d ) Aangevraagde situatie Overzicht waterstromen Rubriek Afvalstoffen die in de inrichting ontstaan Niet gevaarlijke afvalstoffen Gevaarlijke afvalstoffen Rubriek Lucht Fijnstof Rubriek Geluid Omschrijving (belangrijkste) geluid-/trillingsbronnen binnen de inrichting Werkzaamheden Verkeersbewegingen van en naar de inrichting Rubriek Energie Checklist energie Analyse energieverbruik Rubriek Geur Afstanden tot gevoelige objecten Rubriek Geur Toelichting intern salderen Leaflet emissiearm systeem Opslag gevaarlijke stoffen Oplag in kast Inpandige opslag < 10 ton Vloeistof in tank Compressor Noodstroomvoorziening Opslag overige stoffen Overzicht CFK, KCFK en HFK Overzicht stookinstallatie Ontvangsbevestiging NB - aanvraag

3 Bijlagen bij de verschillende OLO rubrieken 3

4 1. Rubriek Gegevens inrichting 1.1. Milieutekening De milieutekening is separaat als bijlage bijgevoegd en gekenmerkt als horende bij de aanvraag Situatieschets met coördinaten t.b.v. NH 3, geur en fijnstof berekeningen 4

5 Rubriek MER- (beoordelings)plicht MER In het Besluit milieueffectrapportage (hierna Besluit m.e.r.) is in onderdeel C van de bijlage onder categorie 14 opgenomen wanneer voor de activiteit het fokken, mesten of houden van dieren een plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport geldt. Dit is het geval bij het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie met meer dan: dierplaatsen voor mesthoenders dierplaatsen voor hennen dierplaatsen voor vleesvarkens. 900 dierplaatsen voor zeugen. Verder is in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. onder categorie 14 opgenomen dat, in de aangegeven situaties, een milieueffectrapport moet worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit geldt voor het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met meer dan: dierplaatsen voor pluimvee dierplaatsen voor vleesvarkens. 750 dierplaatsen voor zeugen dierplaatsen voor gespeende biggen dierplaatsen voor pelsdieren dierplaatsen voor voedsters dierplaatsen voor vlees- en opfokkonijnen. 200 dierplaatsen voor melk-, kalf- en zoogkoeien. 340 dierplaatsen voor vrouwelijk jongvee. 340 dierplaatsen voor melk-, kalf- en zoogkoeien en vrouwelijk jongvee dierplaatsen voor vleesrunderen dierplaatsen voor schapen en geiten. 100 dierplaatsen voor volwassen paarden of pony's dierplaatsen voor struisvogels. Daarnaast is in het Besluit m.e.r. bepaald dat, wanneer de oprichting en/of uitbreiding en/of wijziging van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren niet leidt tot een overschrijding van de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r., ook moet worden vastgesteld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven omstandigheden. Indien uit deze afweging volgt dat er geen sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dan moet het niet nodig zijn van een mer-beoordeling worden gemotiveerd in het moederbesluit (het besluit op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit inrichting). Wanneer er wel sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu moet toch een milieueffectrapport worden opgesteld wanneer de voorgenomen activiteit daadwerkelijk leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. In de huidige aanvraag is sprake van het uitbreiden van een installatie, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., voor het huisvesten van melkvee met 29 melkkoeien en 44 stuks jongvee. In de aangevraagde situatie worden de, in de onderdelen C end van de bijlage van het Besluit m.e.r., genoemde dieraantallen niet overschreden. Ook is geen sprake van een activiteit die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Een toetsing aan het Besluit m.e.r. is niet nodig. 5

6 2. Niet technische samenvattingen 2.1. Activiteiten en processen In de nieuwe situatie zullen in bestaande jongveestal 45 stuks jongvee worden gehuisvest, ongewijzigd aan de reeds vergunde situatie. De bestaande ligboxenstal wordt verlengd, er zullen 220 melkkoeien (waarvan 120 gehuisvest op emissiearm systeem BWL V6) en 80 stuks jongvee worden gehuisvest. Ook worden er 14 stuks jongvee gehuisvest in iglo s buiten de stallen. In totaal zijn dit 220 stuks melkvee en 139 stuks jongvee. Overige bedrijfsprocessen wijzigen niet Omgevingsvergunning Er wordt een ongefaseerde aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteiten bouw en milieu (oprichting). Daarbij haakt de Natuurbeschermingswetvergunning niet aan, deze wijziging is reeds aangevraagd bij de provincie Drenthe op 4 november

7 Reduc tieper centa 3. Ammoniak, geur en fijnstof 3.1. Vigerende melding Besluit Landbouw Milieubeheer (d.d ) Overzicht aantal dieren en emissie van ammoniak en geur Naam Adres Melkveebedrijf Baardink Oranjekanaal Noordzijde 59 Locatie idem Adres Oranjekanaal Noordzijde 59 PC+Woonplaats 9441 TD ORVELTE PC + plaats 9441 TD ORVELTE klantnr. / projectnr. Stal nummer Datum B Aantal dieren Geldend op Vergund mileu FIJNSTOF MDV EP A-Z RAV besluit 1-juli 2015 RAV nummer Emissie punt Diercategorie Omschrijving stalsysteem A is ammoniak G is Geur en P is fijnstofreductie GL en BWL nummers Voldoet aan besluit huisvesting Stc mrt 2015 PM10 NH3- norm Maximale Totale Ammoniak NH3 maximale emissie totaal emissie emissie besluit Gram /dier /jaar Gram /dier /uur Totaal gram / sec Totaal % kg /jaar reductie < A1.100 Melkkoeien > 2jr Overige huisvestingssystemen, beweiden 13,0 2358,85 13, , ,013 0, ,54 5 < A3.100 Jongvee Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 4,4 418,00 4, ,0 38 0,004 0, ,61 0 Check interne saldering Totaal: 2776, ,0 kg NH3 kg Nh3 Fijnstof gram/uur 0, ,15 kg/jaar Maximale emissie: 2901,00 Kg NH3 Werkelijke emissie: 2776,85 Kg NH3 De werkelijke emissie is lager dan of gelijk aan de maximale emissie. Voldoet. 7

8 Reduc tieper centa 3.2. Aangevraagde situatie Overzicht aantal dieren en emissie van ammoniak en geur Naam Adres Melkveebedrijf Baardink Oranjekanaal Noordzijde 59 Locatie idem Adres Oranjekanaal Noordzijde 59 PC+Woonplaats 9441 TD ORVELTE PC + plaats 9441 TD ORVELTE klantnr. / projectnr. Stal nummer 2 Datum > maar < B Aantal dieren Geldend op Aanvraag FIJNSTOF MDV EP A-Z RAV besluit 1-juli 2015 RAV nummer Emissie punt Diercategorie 120 A1.13 Melkkoeien > 2jr Omschrijving stalsysteem A is ammoniak G is Geur en P is fijnstofreductie ligboxenstal met rooster met cassettes in de roosterspleten en mestschuif GL en BWL nummers Voldoet aan besluit huisvesting Stc mrt 2015 PM10 NH3- norm Maximale Ammoniak NH3 emissie totaal emissie besluit Totale maximale emissie Gram /dier /jaar Gram /dier /uur Totaal gram / sec Totaal kg /jaar % reductie V6 7,0 798,00 11, , ,013 0, , < A1.100 Melkkoeien > 2jr Overige huisvestingssystemen 13,0 1235,00 12, , ,013 0, , < A3.100 Jongvee Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 4,4 198,00 4, ,0 38 0,004 0, , < A3.100 Jongvee Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 4,4 352,00 4, ,0 38 0,004 0, ,04 0 iglo's < A3.100 Jongvee Vrouwelijk jongvee < 2 jaar 4,4 61,60 4,400 61,6 38 0,004 0, ,53 0 Check interne saldering Totaal: 2644, ,6 kg NH3 kg Nh3 Fijnstof gram/uur 0, ,24 kg/jaar Maximale emissie: 3151,60 Kg NH3 Werkelijke emissie: 2644,60 Kg NH3 De werkelijke emissie is lager dan of gelijk aan de maximale emissie. Voldoet. 8

9 Het bedrijf is niet gelegen in of binnen een zone van 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied aangewezen in de Wet Ammoniak en veehouderij. 9

10 4. Overzicht waterstromen Diersoort aantal Drinkwater Spoelwater Reinigswater / dier liter / dag / dier m3 / jaar liter / dag / dier m3 / jaar m3 /jaar m3 / jaar Melkkoeien , ,4 1, ,9 Jongvee ,375 0,2 27, m3 / jaar 642,4 m3 / jaar 269 m3 / jaar verbruik hoge druk reiniger tbv reiniging voertuigen 1 m3/ uur 10 uren Totaal waterverbruik m3 / jaar Al het afvalwater (behoudens van privé riool) wordt geloosd op de drijfmestput. Niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van dakoppervlak en erf wordt geloosd op de sloot. 10

11 5. Rubriek Afvalstoffen die in de inrichting ontstaan 5.1. Niet gevaarlijke afvalstoffen Afvalstoffen Huishoudelijk Landbouwplastic Kadavers 1 Aard van het afval Afvoerfrequentie Hoeveelheid per jaar (kg, ton of stuks) Wijze + plaats van Opslag Maximale Opslag Bedrijfsmatig 1x 2 wkn 100 kg Container 250 kg Bedrijfsmatig 1x 26 wkn 1000 kg Bundels 250 kg Bedrijfsmatig Indien nodig 2000 kg Mobiele bewaarplaats 1000 kg Inzamelaar/ Verwerker en bestemming Erkend inzamelaar Erkend inzamelaar Destructor Rendac Hoe afvoer Vrachtwagen Vrachtwagen Vrachtwagen 5.2. Gevaarlijke afvalstoffen Soort afval Afvoerfrequentie Hoeveelheid p. jaar (kg, ton of stuks Wijze van opslag Max. opslag Inzamelaar/ verwerker Afgewerkte olie 2 x jaar 1200 ltr Vaten 1200 ltr Erkend Rest. zuur- en reinigingsmiddelen 1 x jaar 50 kg vaten 80 kg Erkend Rest. bestrijdingsmidd. 1 x jaar 4 kg kast 8 kg Erkend Rest. geneesmiddelen 1 kg kast 1 kg Erkend TL buizen/spaarlamp 2 x jaar 10 stuks KCA Zoals uit de aanvraag blijkt, bedraagt hoeveelheid gevaarlijk afval minder dan 2,5 ton per jaar en de hoeveelheid bedrijfsafval meer dan 25 ton per jaar. Gelet op de soorten afvalstromen is er binnen het bedrijf geen preventiepotentieel aanwezig. 1 Binnen de inrichting vrijgekomen kadavers worden opgeslagen en aangeboden volgens de voorschriften genoemd in de Regeling dierlijke bijproducten

12 6. Rubriek Lucht 6.1. Fijnstof De fijnstofbelasting in de aanvraag door het bedrijf op de omgeving is gram per jaar (zie hoofdstuk 3). De fijnstofbelasting conform de huidige vergunning is gram per jaar (zie bijlage hoofdstuk 3). De fijnstofbelasting neemt toe met gram per jaar. Als sprake is van een beperkte toename van de luchtverontreiniging die niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie PM10 in de buitenlucht (NIBM), hoeft een project niet langer getoetst te worden. Dit volgt uit artikel 5.16, lid 1, sub c, van de Wet milieubeheer. Het besluit NIBM legt vast wat geldt als niet in betekende mate bijdragen. Na inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009, is de definitie van NIBM 3% van de grenswaarde, dat is 1,2 µg/m³ (artikel 2, lid 1, Besluit NIBM in samenhang met Bijlage 1A van de Regeling NIBM). De onderstaande tabel 1 is als hulpmiddel opgesteld ter motivering van het aantonen van het NIBM zijn van de uitbreiding of oprichting en gebaseerd op de 3% definitie. Tabel 1: vuistregel NIBM De fijnstofbelasting van het totale bedrijf is gram per jaar. De emissie is daarmee al lager als de maximale emissie die geldt als grenswaarde voor de status NIBM. De fijnstofbelasting van het gehele bedrijf geeft een bijdrage die beoordeeld mag worden als Niet In Betekende Mate. 12

13 Handreiking fijn stof: (enkele relevante passages) 13

14 Vervolg bijlage 1 luchtkwaliteit fijnstof 14

15 7. Rubriek Geluid 7.1. Omschrijving (belangrijkste) geluid-/trillingsbronnen binnen de inrichting Geluid- /trillingenbron Aantal Aantal uren in bedrijf tussen 07:00 19:00 19:00 23:00 23:00 07:00 Bronvermogen Lw (dba) Tractor , dba Shovel 1 2 0, Werkzaamheden Verladen van vee 1x/week 1 0,5 0, Ophalen melk 3x/week 0,5 98 Leegzuigen mestkelders max. 2 x / maand Inkuilen max. 8 x / jr Lossen voer 2x/week Verkeersbewegingen van en naar de inrichting Maximaal aantal per Aantal aan- en afvoer bewegingen tussen: Personenauto s Bestelauto s Vrachtauto s Dag Week Maand 07:00 19:00 19:00 23:00 23:00 07: Incidenteel vinden er in de nachtperiode vrachtwagenbewegingen plaats (max.6x per jaar) ten behoeve van het laden en lossen van vee. 2 Incidenteel vinden er in de nachtperiode tractorbewegingen plaats (max.6 x per jaar) ten behoeve van het inkuilen van gras en/of maïs. 15

16 8. Rubriek Energie 8.1. Checklist energie Analyse energieverbruik Verlichting - Wat is het geïnstalleerd vermogen (W/m 2 )? - Hoeveel uur per jaar is de verlichting in werking? - Welke van onderstaande energiezuinige verlichtingstechnieken wordt toegepast? natuurlijke daglichttoetreding aanwezigheidsdetectie centrale lichtschakelaar schakelklok en schermerschakelaar buiten- en terreinverlichting spaarlampen anders, namelijk.. geen Warm tapwater - Welk type warmwatertoestel wordt toegepast? doorstroomapparaat boiler - Welke maatregelen met betrekking tot de bereiding van warm tapwater wordt toegepast optimaliseren aanleg leidingen en warmwatertoestel voorkoeler warmteterugwinning benutten warmtepompwater voor voorspoeling spoelbak voor reiniging melkmachine isoleren en afdekken leidingdiameter toevoer warm water vergroten zonneboiler anders, namelijk.. geen Energieverbruik Jaar Elektriciteit (kwh) Propaan m 3 Olie (l) Anders, nl Na realisatie

17 9. Rubriek Geur Voor melkvee zijn geen geurnormen vastgesteld. Indien er alleen melkvee op het bedrijf aanwezig is, hoeven er geen Vstacks gemaakt te worden. Indien er ook andere diercategorieën aanwezig zijn zoals vleeskalveren en/of stieren dienen er wel V-stacks berekeningen toegevoegd te worden Afstanden tot gevoelige objecten De afstand tussen het emissiepunt van het bedrijf en de dichtstbijzijnde woning binnen de bebouwde kom dient minimaal 100 meter te zijn. De dichtstbijzijnde woning binnen de bebouwde kom is gelegen op een afstand van meer dan meter. De afstand tussen het emissiepunt van het bedrijf en de dichtstbijzijnde woning buiten de bebouwde kom dient minimaal 50 meter te zijn. De dichtstbijzijnde woning buiten de bebouwde kom is Oranjekanaal Zuidzijde 19, de afstand bedraagt ca. 215 meter. De afstand tussen de gevel van de stal en de dichtstbijzijnde woning buiten de bebouwde kom dient minimaal 25 meter te zijn. De dichtstbijzijnde woning buiten de bebouwde kom is Oranjekanaal Zuidzijde 19, de afstand bedraagt meer dan 25 meter. 17

18 10. Rubriek Geur Toelichting intern salderen Check interne saldering Maximale emissie: Werkelijke emissie: 3151,60 Kg NH3 2644,60 Kg NH3 De werkelijke emissie is lager dan of gelijk aan de maximale emissie. Voldoet Leaflet emissiearm systeem 18

19 Nummer systeem Naam systeem Diercategorie BWL V5 Systeembeschrijving van Mei 2015 Ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif Melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar Vervangt BWL V4 van Augustus 2014 Werkingsprincipe Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op versnelde afvoer van urine door de cassettes met hellende groeven in de roosterspleten, waardoor er slechts weinig tot geen urine achterblijft en de omzetting van ureum naar ammoniak niet op de vloer plaatsvindt, maar in de mestkelder. Daarnaast vindt ammoniakemissiebeperking plaats door reductie van de uitstoot van kelderlucht door middel van afsluitkleppen in de roosterspleten. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM Onderdeel Uitvoeringseis 1 Vloer - Loopgedeelte en doorlooppaden worden uitgevoerd als betonnen roostervloer waarin rubberen elementen (vervangbare cassettes) worden aangebracht en afsluitkleppen in de roosterspleten (tekeningen zie bijlage 1). - De vloer is opgebouwd uit betonnen balken met een breedte aan het loopvlak van 60 tot 70 mm waartussen een rubberen cassette is geplaatst van 110 tot 120 mm breed met in het midden een doorlaatopening (roosterspleet ) van 35 mm. 1 In de roosterspleten bevinden zich afsluitkleppen. - In het betonnen gedeelte van de vloer worden vlakke groeven (helling=0) aangebracht met een diepte van 3 mm; in het rubberen gedeelte worden groeven aangebracht die bij de aansluiting op het beton eveneens een diepte van 3 mm hebben en met een helling van 5% aflopen tot een diepte van 5 mm richting de mestspleet. De groeven worden aangebracht op een onderlinge afstand van 10 mm en hebben een breedte van 5 mm. 2 Cassettes De vervangbare cassettes moeten voldoen aan de volgende eisen: - de cassettes dienen deugdelijk in het rooster te zijn opgesloten, zodat het rubber niet kan gaan schuiven of opkrullen; - de roosterspleten mogen door de rubber toplaag niet worden verkleind om de mestdoorlaat van het rooster te behouden, ofwel de mestspleten in het rubber en beton moeten overeenkomen in grootte en plaats; - de rubber toplaag moet goed beloopbaar en slijtvast zijn. Dit kan inzichtelijk worden gemaakt door het overleggen van een DLGcertificaat voor beloopbaarheid en slijtvastheid. 3a Mestkelder en mestafvoer Onder de gehele roostervloer is een mestkelder aanwezig waarin de mest en urine worden opgevangen. 3b De afvoer van mest en urine vindt plaats via de roosterspleten die goed worden afgesloten door de afsluitkleppen, waardoor emissie vanuit de mestkelder zoveel mogelijk wordt voorkomen 1 Voor alle vermelde maten geldt een tolerantie van plus of min 5 mm.

20 4 Mestschuif Voor afvoer van de mest moet een mestschuif zijn aangebracht. Dit kan zijn: - een vaste opstelling van een mestschuif, voorzien van een aandrijfmechanisme en een tijdschakeling, of; - een mestrobot voorzien van een tijdschakeling. 5 Emitterend vloeroppervlak De mestschuif is zodanig uitgevoerd dat het geprofileerde loopoppervlak goed wordt gereinigd. Het met mest besmeurd vloeroppervlak per dierplaats is maximaal 5,5 m 2. Dit oppervlak omvat de loopgangen, de doorsteken, de wachtruimte en de doorlopen. Niet inbegrepen is het vloeroppervlak van de melkstal en de voerstoep (indien aanwezig). 6 Registratieapparatuur - Voor het registreren van het aantal schuifbewegingen dient een verzegelde bedrijfsurenteller aanwezig te zijn. - Voor de waarborging van de schuiffrequentie dient een tijdklok aanwezig te zijn. Deze tijdklok dient daartoe de aansturing van de mestschuif te verzorgen. HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel Gebruikseis 1a Mestschuif De mest dient tenminste iedere twee uur van de vloer te worden verwijderd met de mestschuif. 1b Het met mestbesmeurde vloeroppervlak waar de mestschuif niet kan komen, dient minimaal twee keer per dag handmatig te worden gereinigd. 2 Onderhoud De mestschuif en de cassettes in de roosterspleten dienen tenminste eenmaal per jaar te worden gecontroleerd en onderhouden. Aanbevolen wordt hiertoe een onderhoudscontract met de leverancier van de mestschuif of een andere deskundige partij af te sluiten. 3a Controle Om het gebruik van het systeem te controleren dient: - op de bedieningscomputer een terugleesoptie aanwezig te zijn waarmee de werking van het systeem gedurende de laatste drie maanden inzichtelijk kan worden gemaakt, of: - een verzegelde draaiurenteller te zijn geplaatst voor continue registratie van de bedrijfsuren van de aandrijfmotor van de mestschuif. De bedrijfsuren dienen maandelijks te worden afgelezen en geregistreerd zodat de schuiffrequentie terug te rekenen is. 3b Er moet een logboek worden bijgehouden waarin wordt aangetekend wanneer en door wie de controle en het onderhoud van de mestschuif en de cassettes in de roosterspleten heeft plaatsgevonden. Emissiefactor Verwijzing meetrapport 7,7 kg NH 3 per dierplaats per jaar Deze emissiefactoren zijn voorlopig vastgesteld en zullen aan de hand van de meetresultaten worden herzien.

21 Bijlage 1: Foto s en detailtekeningen roostervloer voorzien van afdichtingcassettes in de roosterspleten

22 NAAM: Ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif NUMMER: BWL V5 SYSTEEMBESCHRIJVING: Mei 2015

23 Gegevens aanwezige stoffen Opslag gevaarlijke stoffen Oplag in kast Soort Hoeveelheid/ max. opslag Bestrijdingsmiddelen 20 kg/liter 3, 6, Zuur- en reinigingsmiddelen Diergeneesmiddelen 20 liter 10 kg/liter ADR klasse Inpandige opslag < 10 ton Soort Hoeveelheid/ max. opslag ADR klasse Smeerolie 200 liter 3, 9, 6, Afgewerkte olie 200 liter 3, 9, 6, Vloeistof in tank Naam + nr van de tank Naam vloeistof Soort opslag boven/ ondergronds Hoeveelheid/ max. opslag Vast of mobiel Materiaal Enkel- of dubbelwandig Nieuw of bestaand Dieselolie Dieselolie Bovengronds 1000 liter Tank in lekbak Bestaand Compressor Naam Aandrijving Inhoud drukvat Nominale druk Compressor Elektrisch liter 10 millibar Nee Olie uitscheiden uit persluchtcondensaat Noodstroomvoorziening Aftakas Opslag overige stoffen Soort product Max. opslag hoeveelheid (ton of m 3 ) Wijze van opslag en plaats Kunstmest 11 ton Silo 3 Mengvoeder 22 ton Silo s 1, 2 Maïs/gras/kuilvoer 5250 m 3 Kuilplaten Nr. op tekening Drijfmest m 3 Mestkelders en mestsilo 1, 2, 3, 4 19

24 Overzicht CFK, KCFK en HFK Naam + nr van de installatie Naam koudemiddel Nummer koudemiddel Inhoud in kg Logboek Ja nee Koeltank R507 R507 Nee Binnen 6 mnd actie om koudemiddel te vervangen door alternatief Overzicht stookinstallatie Naam stookinstallatie Boiler Brandstof Verbruik per jaar Vermogen Rendement 20

25 Ontvangsbevestiging NB - aanvraag 21

26