Watertoets voor de ontwikkeling van verblijfsrecreatie aan de Fazantenweg te Dongen

Transcriptie

1

2 Watertoets voor de ontwikkeling van verblijfsrecreatie aan de Fazantenweg te Dongen Datum: 3 februari / 15 juli 2016 Opdrachtgever: Auteur: Pukkemuk Vaartweg 192a 5106 NG Dongen ir. S.A.H. Gloudemans Optifield Postbus ZH Sleeuwijk Telefoon: info@optifield.nl Home-page: 2

3 Inhoudsopgave 1. INLEIDING WATERTOETS PLAATSELIJK BELEID WATERHUISHOUDKUNDIGE SITUATIE INVLOED PROJECT OP PLAATSELIJKE WATERHUISHOUDKUNDIGE SITUATIE

4

5 2. Watertoets De waterbeheerder is waterschap Brabantse Delta. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water. Bij het opstellen van deze watertoets is gebruik gemaakt van de werkafspraken zoals deze door de Brabantse waterbeheerders, de provincie Noord-Brabant, Rijkswaterstaat, enkele gemeenten en Brabant Water zijn gemaakt. Het doel van de watertoets is dat water een volwaardige rol speelt in ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de initiatiefnemer zo vroeg mogelijk alle relevante waterbeheerders bij een nieuw ruimtelijk plan betrekt. In het watertoetsproces worden situaties onderscheiden waarbij geen, een beperkt of een groot waterbelang wordt geraakt. In dit geval is er overduidelijk alleen een positief waterbelang waardoor de watertoets sober van karakter mag zijn. Een concept van dit rapport is beoordeeld door Ivo Derksen van het waterschap, waarna aanpassing heeft plaatsgevonden. Na de reactie van de gemeente, onder andere in de persoon van Oscar van Rijn, is nog een aanpassingsronde gedaan. 2.1 Plaatselijk Beleid In deze watertoets is volstaan met het gebruiken van de watertoetsviewer en directe informatie van de initiatiefnemer en het waterschap. In figuur 3 is een uitsnede gemaakt van de viewer rondom het plangebied. Figuur 3: Ligging van het projectgebied op de watertoetsviewer Het gebied kent geen gestuurd peil en is dus vrij afstromend. In de omgeving is volgens de viewer geen ecologische verbindingszone (EVZ), EHS of Natte natuurparel aanwezig. Uit de topografische kaart en mededelingen van de initiatiefnemer en het waterschap blijkt de EVZ er duidelijk wel te zijn. Dit is ook een belangrijk aanknopingspunt voor het inrichtingsplan. Er is geen regionaal waterbergingsgebied. Wel is de totale omgeving als reserveringsgebied voor waterberging weergegeven. Blauwe lijnen vormen een A- watergang (Onkelsloot ten noordoosten van het plangebied). Paars zijn B-watergangen (noordwestelijke en zuidoostelijk begrenzing van het plangebied). Er is geen boringsvrije 5

6 zone, geen grondwaterberschermingsgebied, geen waterwingebied, geen beschermd gebied (beperkt, volledig of attentie), geen kering kades of beschermingszone en er is geen afvalwatertransportleiding of rioolgemaal in de buurt. 2.2 Waterhuishoudkundige situatie Oppervlaktewater De B-watergangen / kavelsloten stromen af naar de Onkelsloot. De B-watergangen zullen in droge perioden geen water voeren. Grondwater De grondwaterstroming van het freatische grondwater is noordelijk gericht, in de richting van de Onkelsloot. Het diepe grondwater stroomt noord-noordwestelijk in de richting van de Maas. Ten tijde van het bodemonderzoek eind oktober 2015 is de grondwaterstand aangetroffen op gemiddeld 0,8 meter beneden het maaiveld. Hemel- en afvalwater Hemelwater stroomt via de bodem naar de sloten. Gevallen waarbij oppervlakkige afstroming naar sloten plaatsvindt zijn niet bekend bij de opdrachtgever: de bodem is zeer doorlatend. Afvalwater komt niet voor in de huidige situatie. Bodem Het maaiveld ligt ongeveer op 3,7 à 3,8 meter boven NAP. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de teelaarde uit fijn tot matig grof zand bestaat. In twee van vijf diepe boringen komt zandige leem voor. De ondiepste aanwezigheid daarvan is van 1,3 tot 1,5 meter diepte. In de andere boring werd leem aangetroffen tussen 1,4 en 2,0 meter. Het eerste watervoerende pakket begint pas op ongeveer 5 meter diepte en draagt dus niet bij aan de infiltratiecapaciteit bij grote neerslaghoeveelheden. 2.3 Invloed project op plaatselijke waterhuishoudkundige situatie Bij de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling geeft de initiatiefnemer invulling aan de veranderingen van het watersysteem. Plan is om de verblijfsaccommodatie te verschuiven naar de andere zijde van de Fazantenweg. Ook in het rapport Visie en Ontwikkeling Recreatieboerderij Pukkemuk is omschreven dat er een ontbrekende schakel in de ecologische verbindingszone langs de Onkelsloot tussen de Kwartelweg en de Bosweg is. Doel van het aansluiten van de ecologische verbindingszone aan de accommodatie, is deze robuuster te maken en tevens verblijfsgasten en langzaam voorbijkomend verkeer de natuur te laten beleven. Zo vormt de natuurlijke inrichting van het plan een stepping stone voor de flora en fauna van de ecologische verbindingszone. Niet weergegeven op het inrichtingsplan, maar wel gepland, is de aanleg van een poel. Het waterschap vindt deze poel, die in een rustig deel van het plangebied moet komen te liggen, van meer waarde voor de EVZ dan de op het inrichtingsplan weergegeven oeverzone van de Onkelsloot. Momenteel is niet bekend waar en in welke vorm de poel wordt aangelegd zodat alleen in algemene zin gezegd kan worden dat de poel positief bijdraagt aan de waterberging in het plangebied. Het onderhoud van de natuurlijke inrichting langs de Onkelsloot is een aandachtspunt. Dat kan op twee manieren: uitgevoerd door de initiatiefnemer of doordat de oever bereikbaar is voor machines van het waterschap. In het laatste geval moet er een zone van minimaal 4 meter langs de oever berijdbaar zijn. 6

7 In het indicatieve ontwerp is veel ruimte voor water (circa 2000 m 2 ), waardoor de mogelijkheden van berging van pieken in de neerslag verbeterd worden, hetgeen goed aansluit op het regionale waterbeleid. De paden, totaal circa 1000 m 2, worden bolliggend waarschijnlijk met asfalt verhard. De daken (24 huisjes van 9 x 9 = 81 m 2 en 33 huisjes van 6 x 6 = 36 m 2 vormt m 2 ) worden van riet, die hun hemelwater in grindkoffers omgeven met geotextiel laten vallen. De hoeveelheid open water compenseert deze belasting ruimschoots, waardoor rekenen aan de infiltratiecapaciteit niet zinvol is. De gemeente heeft aangegeven om te berekenen hoe groot de grindkoffers zouden moeten zijn om een piekbui van 78 mm volledig op te vangen. Dit is 78 liter per vierkante meter huisje. Aangezien een grindkoffer ongeveer 333 liter per m 3 inhoud kan bergen, moet de oppervlakte van elk huisje vermenigvuldigd worden met 0,234 om het aantal kubieke meters grindkoffer per huisje te bepalen. Voor de huisjes van 81 m 2 is dit 19 kuub en voor de huisjes van 36 m 2 is dit 8,4 kuub. Dit zijn erg grote grindkoffers. Het is niet reëel volledige berging van een piekbui in grindkoffers te eisen omdat er veel open water en natuurlijk terrein is waar infiltratie kan plaatsvinden. Geadviseerd wordt over de lengte van elk huisje waar riet het water laat vallen grindkoffers van 1 meter breed en 50 centimeter diep te maken. De grote huisjes hebben dan ieder 3 kuub waterberging en de kleine huisjes 2 kuub. Geadviseerd wordt om wat meer grind te gebruiken waar leem in de ondergrond voorkomt. Tevens is het raadzaam om bij het afwerken van het maaiveld in detail te zorgen voor mogelijkheden om overtollige neerslag via subtiele geulen naar open water en kleine inzakgebieden te geleiden. Indien nodig, kunnen paden gekruist worden met buizen (rond 10 à 12 centimeter). Als de afvoer in de bermen plaatsvindt, dan dienen bermgreppels te worden aangebracht. Indien het overblijvende gedeelte van de piekbui (3.132 x 78 liter = 244 kuub) in de poel geborgen moet kunnen worden, dient een drempel aangelegd te worden waar achter (koffers kleine huisjes) 72 (koffers grote huisjes) = 106 kuub geborgen kan worden. Bij een poel van 350 m2 is dat een drempel van 30 centimeter hoog. Het vuile water wordt via een IBA (individuele behandeling van afvalwater) verwerkt. De vorm waarin dit plaatsvindt, wordt later bepaald. Bij het bouwen en het beheer van de gebouwen wordt het milieu belast. De locatie en de omvang zijn niet van dien aard dat specifieke aandachtspunten te verwachten zijn. Uit het bodemonderzoek is gebleken dat er geen grond- en grondwaterverontreiniging aanwezig is die nadere actie behoeft. Een grondwaterverontreiniging met nikkel boven de interventiewaarde ligt net ten westen van het plangebied en wordt geacht een natuurlijke oorzaak te hebben. 7