Vak. Lesstof. Stofomschrijving

Transcriptie

1 Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 onderwerp: Bevolking Hoofdstuk 1: paragraaf 1,2,3,4,5,6,7 in je werkboek paragraaf 2,3,6,7 in je lesboek leer de begrippen (zwart en dik-gedrukt) op pagina 22 in je lesboek leer de samenvatting in je lesboek op pagina 21 in je lesboek Leer de leerdoelen achter aan het hoofdstuk in je lesboek Op de eerste bladzijde van het hoofdstuk in je werkboek vind je de leerdoelen. Als je die kunt beantwoorden beheers je de stof voldoende - Maak begrippenkaartjes - Maak samenvattingen voor jezelf. Twijfel je? Deel hem met mij via Google Drive en je krijgt feedback - Maak toetsvragen en geef daarop zelf antwoord. Wissel deze uit met een klasgenoot. - Kijk of je de leerdoelen goed snapt en probeer deze uit te leggen. Verdeel de stof bijvoorbeeld:: Dag 1. Paragraaf 1,2,3 + begrippen + toetsvragen maken Dag 2. Paragraaf 4,5,6,7 + begrippen + samenvatting leren Dag 3. Herhalen paragraaf 2,3,6,7 + herhalen alle begrippen. Dag 4. alles herhalen

2 Duits Kapitel 1+2 Grammatica (Lernecke tekstboek Kapitel 1 en 2) De vraagwoorden ( twee kanten op leren) De getallen (twee kanten op leren) De werkwoorden haben en sein (N -D leren en vervoegen) De hoofdletters De persoonlijke voornaamwoorden ( N - D) het zelfstandig voornaamwoord en de lidwoorden Wat moet je moet je in de toets kunnen? De vraagwoorden kunnen vertalen en ze in de juiste zin plaatsen. De getallen moet je kunnen herkennen en in het Duits kunnen schrijven Haben en sein moet je kunnen toepassen en vertalen De hoofdletters moet je kunnen toepassen en je moet weten wanneer je deze toepast ( leer de 4 regels) De persoonlijke voornaamwoorden moet je van het Nederlands naar het Duits kennen. Je weet wat het zelfstandig voornaamwoord is en welke lidwoorden deze heeft. Je kent de regels van de lidwoorden en de zelfstandig voornaamwoorden en kunt deze toepassen. In de ELO vind je onder de studiewijzer nog een overzicht met alle behandelde grammatica van hoofdstuk 1 en 2 Woordenlijsten A + B Kapitel 1 en 2 (twee kanten op leren) Wat moet je in de toets kunnen? De woorden kunnen vertalen van het Duits naar het Nederlands De woorden kunnen vertalen van het Nederlands naar het Duits ( hierbij is het belangrijk dat je de lidwoorden ook goed leert en welke woorden er met een hoofdletter worden geschreven) Landeskunde Kapitel 1 (werkboek) 1.2 blz. 5 Quiz / 15.2 blz. 24 ( leer de antwoorden van deze oefeningen)

3 Kapitel 2 (werkboek) 1.1 blz. 34 / 2.1 blz. 35 / 3.1 blz. 36 / 20.1 blz. 64 Wat moet je in de toets kunnen? In de toets krijg je een aantal vragen over deze oefeningen Plauderecke A + B Kapitel 1 en 2 Wat moet je in de toets kunnen? Je moet de vragen en antwoorden uit de Plauderecke kunnen toepassen in een kleine schrijfopdracht. Leestekst (hiervoor kun je niet echt leren maar wel oefenen op de ELO bij het digitale hoofdstuk van Trabitour, daar vind je leesoefeningen die je zelf kunt controleren) In de ELO onder de studiewijzer vind je nog extra uitleg over de grammatica. Bijles Duits grammatica Kapitel 1 en 2 Begin op tijd met leren van de woordjes. Deze leer je twee kanten op Het zijn vier woorden blokken dus begin op tijd. Weet goed welke lidwoorden erbij horen. Hoe? : Er zijn verschillende manieren om woordjes te leren. Kies een manier die goed bij je past. Maak bijvoorbeeld woordkaartjes. Schrijf het Duitse woord op de voorkant van een kaartje. De vertaling (evt. met plaatje) op de achterkant. Pak een kaartje en lees de vertaling hardop. Schrijf dan het Duitse woord op een apart vel papier. Controleer het antwoord met wat er op de achterkant staat en ga verder met het volgende kaartje. De kaartjes die je goed had leg je apart. Wat niet goed ging oefen je in de volgende ronde. Doe dit ongeveer 20 minuten. De lastige woorden blijf je herhalen. Doe na 20 minuten iets anders en herhaal de oefening dan weer 10 minuten.

4 Engels Stepping Stones theme 1 and 2 Theme 1: tb p 19,20,21 Words tb p Stones tb p 13,22 Gram - persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden tb p 13,22 Gram - vragende voornaamwoorden tb p 17,22 Gram - tegenwoordige tijd van to be + to have Theme 2: tb p 33,34,35 Words tb p 26, 30 Stones tb p 27, 36 Gram ontkenningen met to be tb p 27, 36 Gram present simple tb p 31, 36 Gram hoofd- en rangtelwoorden Begin op tijd, verdeel de stof in delen (vraag je docent hierbij om hulp) Schrijf de woordjes en stones op, oefen niet alleen in WRTS Herhaal de woordjes en stones die je de vorige dag hebt geleerd Maak je eigen samenvatting van de grammar en ga hiermee oefenen Stel eventuele vragen op tijd aan je docent Vraag hulp bij je ouders of klasgenoten als je iets wilt laten controleren Maak de d-toets Maak zelf toetsvragen Maak gebruik van de epack, via Magister

5 Frans Chapitre 1 en een leestoets leren tekstboek: blz 12 - grammaire C 18 - grammaire H blz 13 - phrases clés D 19 - phrases clés I ( phrases clés frans-nederlands/ nederlands-frans) blz 15 - les nombres (les nombres frans -nederlands/nederlands-frans) leren werkboek: blz 40,41,42 - vocabulaire ( vocabulaire frans-nederlands/nederlands-frans) herhalen: bestudeer de oefeningen en herhaal de leesteksten gebruik het digitale materiaal om te herhalen schrijf de woordjes op laat je overhoren

6 Geschiedenis Feniks hoofdstuk 1 De tijd van jagers en boeren Tekstboek blz 8 t/m 21 Tekstboek blz 26 t/m 39 H1 De precieze leerdoelen staan op de laatste pagina s van hoofdstuk 1 evenals een tijdbalk, begrippen en een kaartje. Uit het werkboek hoef je alleen de opdrachten die we na gekeken hebben te leren voor de toets. H2 De precieze leerdoelen staan op blz 38 en 39 evenals een tijdbalk, begrippen en een kaartje. Uit het werkboek hoef je alleen de opdrachten die we na gekeken hebben te leren voor de toets. Lees de leesteksten uit het handboek en bekijk de antwoorden van de vragen uit het werkboek goed. Probeer van meerkeuzevragen open vragen te maken. Als je ervoor kiest om een samenvatting te maken wil ik die voor je nakijken. In de les gaan we nog een diagnostische toets maken om te kijken hoeveel je al weet voordat je begint met echt te leren voor de toets!

7 Mens en Natuur Module 1, module 2.2 t/m Schatten en meten Je kunt de begrippen eenheid, standaardeenheid, afgeleide eenheid en grootheid beschrijven Je kunt vertellen wat wordt bedoeld met massa en volume Je kent de grootheden, de standaardeenheden en de afkorting die daarbij horen (bron 3) Je kunt volumes met verschillende eenheden omrekenen 2.2 Waarnemen. je kan de vijf zintuigen en de prikkels waarop zij reageren benoemen. je kan de vijf zintuigen die in de huid liggen met hun functie benoemen. je weet hoe de zintuigen de prikkels doorgeven aan de hersenen en wat de reactie van het lichaam kan zijn. je kan verschillende redenen bedenken waarom zintuigen zo belangrijk zijn Je kunt benoemen waar prikkels in worden omgezet Je kunt beschrijven uit welke onderdelen je zenuwstelsel bestaat Je kunt beschrijven waaruit het ruggenmerg bestaat. 2.3 Licht en kleuren zien. je weet wat een licht vandaan komt je weet het verschil tussen een directe en een indirecte lichtbron. je kan alle kleuren in een spectrum benoemen. je weet dat een straling zichtbaar of onzichtbaar kan zijn. je kunt vertellen welke zichtbare en onzichtbare straling er in zonlicht zit je kan uitleggen wat infrarood (IR) straling is en waarvoor je het kan gebruiken. je kan uitleggen wat ultraviolette (UV) straling is en hoe je het kan toepassen. je kunt uitleggen wat de gevaren van UV zijn. je weet hoe een voorwerp licht terugkaatst en hoe een voorwerp kleur absorbeert. je kunt beschrijven wat er gebeurt met verschillende kleuren licht als ze op gekleurde voorwerpen schijnen.

8 2.4 Ogen. je kan alle onderdelen in en om je oog heen benoemen. (Bron 1, 2 en 3) Je kunt de functie van de onderdelen uitleggen je kan vertellen hoe de onderdelen samenwerken. je kan vertellen wat er in de drie lagen van het oog gebeurt. je kunt de weg die licht ( prikkel) aflegt tot in de hersenen, beschrijven. Je kan de begrippen verziend en bijziend uitleggen. je kan uitleggen hoe een bril bijziendheid en verziendheid kan compenseren. je kunt beschrijven wat wordt bedoeld met accommoderen 2.5 Oren. je kunt de onderdelen en de functie van het oor benoemen. je kunt beschrijven wat de frequentie van geluid is. je kunt vertellen welke weg een geluidsgolf in je lichaam aflegt voor je hem hoort. je kan de eenheid van frequentie benoemen. je kan uitleggen hoe het zit met trillingen van hoge en lage tonen. je kan uitleggen dat er wat onder en bovenste gehoorgrens zijn en dat deze per mens ( bij het ouder worden) en dier verschillen. je kan gehoorbereik uitleggen. je kunt vertellen wat er aan de hand met de Buis van Eustachius bij een middenoorontsteking. 2.6 Geluidssterkte. je weet hoe je geluidssterkte kan meten. je weet hoe de eenheid van geluidssterkte heet.je kunt omschrijven wat gebeurd met de geluidssterkte als de geluidsintensiteit (hoeveelheid geluid), tweemaal zo groot wordt je kunt omschrijven hoe je gehoorbeschadiging op kunt lopen. je kunt vertellen wat er beschadigt bij een gehoorbeschadiging. Je kunt vertellen hoe je gehoorbeschadiging kunt voorkomen. je kan uitleggen hoe je in verschillende situaties geluidsoverlast kan verminderen. 2.8 Genotmiddelen. je kan uitleggen wat genotmiddelen zijn. je kan vertellen dat je op drie manieren verslaafd kan zijn. je kan vertellen wat het betekent om verslaafd te zijn. je weet wat afkickverschijnselen zijn.

9 - Maak voor het leren gebruik van de kennen en kunnen lijst. - Probeer eerst de vragen te beantwoorden zonder boek. Kijk daarna in je boek of het antwoord juist is. Je kunt de informatie vinden in je tekstboek. - Leer de bronnen - Aan het eind van iedere paragraaf is een korte samenvatting gemaakt ( om te onthouden ) Leer deze goed. - Leer de aantekeningen die in de les worden gemaakt. - Leer de samenvattingen die je zelf van elke paragraaf gemaakt hebt. - Ga naar Magister en log in. Kies bij leermiddelen (de boekjes in de zwarte balk links) het digitale materiaal van Explora. Zoek het juiste hoofdstuk. Hier kun je het blokje opdrachten aanklikken en dan vind je de minicursussen, minigames en oefentoetsen die je kunt gebruiken om te oefenen Succes!!

10 Nederlands Hoofdstuk 1 en 2 Leer de volgende onderdelen uit het e-book. Je vindt het e-book via deze link: 6e-ed-1-havo-vwo_lb/ Het wachtwoord is: De Brug Lezen Leer de groene theorieblokken op blz. 14 en blz. 44 Je kent de begrippen onderwerp, deelonderwerpen, alinea s en leesstrategieën (oriënterend, zoekend en globaal lezen). Je weet deze begrippen toe te passen in een opdracht. Oefen met opdracht 1 en 5 van hoofdstuk 1. Oefen met opdracht 1, 2 en 4 van hoofdstuk 2. Woordenschat Leer de groene theorieblokken op blz. 26 en blz. 56. Leer de woorden en uitdrukkingen van opdracht 2, 3 en 4. Leer de letterlijke betekenis. Je moet de woorden beide kanten op kennen. Grammatica - zinsdelen Leer de groene theoriebloken op blz. 30 en blz. 60 Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een zin herkennen: Persoonsvorm Onderwerp Juiste of onjuiste verdeling in zinsdelen Grammatica - woordsoorten Leer het groene theorieblok op blz. 32 en blz. 62 Je kent de volgende begrippen en kunt deze in een zin herkennen: Bepaald lidwoord Onbepaald lidwoord Zelfstandig naamwoord Bijvoeglijk naamwoord Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

11 Formuleren Leer de groene theorieblokken op blz. 34 en blz. 64 Je kent de volgende begrippen en kunt deze toepassen in een opdracht: Zelfstandig naamwoord Verkleinwoord Verwijswoord Oefen met opdracht 1, 2 en 3 van hoofdstuk 2 Spelling Leer het groene theorieblok op blz. 66. Leer de correcte spelling van de woorden uit opdracht 1 van hoofdstuk 2. Leer de spelling van de stellende, vergrotende en overtreffende trap. Oefen met opdracht 3 van hoofdstuk 2. Leer de lastige meervoudsvormen. Oefen met opdracht 4 van hoofdstuk 2. Spelling - werkwoorden Leer het groene theorieblok op blz. 68. Je moet de persoonsvorm kunnen spellen in de verleden tijd. Oefen met opdracht 1, 2 en 3 van hoofdstuk 2. Verdeling van de leerstof Dag 1: Lezen + woordenschat + grammatica Dag 2: Herhalen dag 1 + formuleren + spelling Dag 3: Herhalen lezen + woordenschat + grammatica Dag 4: Herhalen formuleren + spelling Dag 5: Herhalen lezen + woordenschat + grammatica Dag 6: Alles herhalen. Succes!

12 Rekenen De vier domeinen: getallen, verhoudingen, verbanden en meten en meetkunde. Niveau 1F De toets bestaat uit een A en een B onderdeel. Bij onderdeel A mag je geen rekenmachine gebruiken. Wel mag je reken met kladpapier. Bij onderdeel B verschijnt er een rekenmachine in het programma. We maken de toets digitaal. Oefen goed met de vier domeinen in fflerenrekenen (toetstraining). Je kan ook de opdrachten van de lessen nogmaals oefenen. Kies het onderdeel dat jij het moeilijkst vindt en oefen daar extra mee. Belangrijk! Neem een woordenboek mee! Dit is handig, want dan kun je woorden zoals ton en kuub opzoeken. Neem ook een pen of potlood mee! Je mag tijdens de toets uitrekenpapier gebruiken, dit krijg je uitgereikt van de aanwezige docent. Succes met oefenen!

13 Wiskunde Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 Leerdoelen Hoofdstuk 3 positieve en negatieve getallen, grote en kleine getallen, breuken en decimale getallen gebruiken en hun onderlinge samenhang beschrijven. structuur en opbouw van het tientallig stelsel beschrijven en gebruiken. relaties tussen getallen of expressies benoemen en beschrijven in woorden en met passende symbolen. eigenschappen noemen van een natuurlijk getal (even, oneven, veelvoud, deler, priemgetal). de schrijfwijze van breuken en decimale getallen herkennen en gebruiken. breuken en decimale getallen in elkaar omzetten, vergelijken, ordenen en plaatsen op een getallenlijn. Hoofdstuk 4 een grafiek, tabel, (woord)formule en situatiebeschrijving met elkaar in verband brengen en vergelijken. bij een situatiebeschrijving, tabel of (woord)formule met de hand een passende grafiek tekenen. globale en lokale informatie uit een grafiek aflezen, interpreteren en beschrijven. interpoleren en extrapoleren in een grafiek door aflezen. In je digitale boek kun je (als het werkt) nog heel veel oefenen! Extra opdrachten, gemengde opdrachten en de samenvatting. Durf jij het aan om de verdieping te maken? Dit is VWO stof, die zal niet worden gevraagd, maar als je dit kunt, weet je dat je op de goede weg zit!