*Z014E6A4AB2* documentnr.: INT/C/16/23481 zaaknr.: Z/C/15/26223

Transcriptie

1 *Z014E6A4AB2* documentnr.: INT/C/16/23481 zaaknr.: Z/C/15/26223 Raadsvoorstel Onderwerp : Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving Cuijk Datum college : 10 mei 2016 Portefeuillehouder : W.A.G. Hillenaar Afdeling : Veiligheid, Toezicht en Handhaving Commissie : Ruimte Contactpersoon : Fons van Heusden adres : fons.vanheusden@cgm.nl Telefoonnummer : In te vullen door de griffie Nummer raadsvoorstel : Datum commissie : 25 mei 2016 Agendapunt commissie : 7 Datum raad : 6 juni 2016 Agendapunt raad : Samenvatting voorstel De kwaliteitscriteria voor de Wabo-vergunningverlening en toezicht & handhaving worden niet in een AMvB verplicht gesteld. Wel dient er een verordening door de raden te worden vastgesteld voor de kwaliteitscriteria van de basistaken die verplicht zijn overgedragen naar de Omgevingsdienst Brabant Noord en op dezelfde of andere manier voor de Wabo-taken die de gemeente zelf uitvoert. Een Brabantbrede werkgroep heeft een verordening opgesteld en adviseert gemeenten om deze vast te stellen. Voorstel besluit Vast te stellen de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Cuijk conform de bij dit voorstel gevoegde conceptverordening. Financiële consequenties De werkzaamheden op het gebied van de bouwfysica en de bouwakoestiek worden reeds uitbesteed. De daarmee gepaard gaande kosten worden gedekt uit het in de begroting 2016 opgenomen budget Wabovergunningverlening/advieskosten. Wettelijk kader en beleidskader Wet vergunningverlening, toezicht en handhaving (artikel 5.4 van de Wet VTH) Communicatie en participatie De door uw raad vast te stellen verordening is opgesteld in samenspraak met 18 gemeenten, Provincie Noord-Brabant en de drie Omgevingsdiensten in Noord-Brabant. Deze verordening is ambtelijk besproken op 10 maart 2016 door middel van een informatiebijeenkomst. Daarnaast zal de verordening ook aan het Algemeen Bestuur van de omgevingsdiensten ter kennisgeving worden aangeboden. 1

2 Duurzaamheid Niet van toepassing. Gemeenschappelijke regeling/samenwerkingsverband Niet van toepassing. Toelichting op het voorstel Inleiding In artikel 5.4. lid 1 van wet VTH is opgenomen dat iedere gemeente een verordening dient vast te stellen om de kwaliteit van de uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht te regelen. Door het vaststellen van deze verordening wordt voldaan aan deze wettelijke verplichting. Of en in hoeverre voldoet de Werkorganisatie CGM aan de kwaliteitscriteria op het gebied van VTH? Voordat door uw raad een oordeel kan worden gevormd ten aanzien van het huidige kwaliteitsniveau van onze werkorganisatie op het gebied van VTH, is inzicht nodig in de huidige situatie. Om dit inzicht te kunnen verkrijgen is door ons opdracht verstrekt aan een extern bureau om een kwaliteitsmeting uit te voeren, aan de hand van de kwaliteitscriteria 2.1. Deze criteria hebben betrekking op de kritieke massa, de inhoud en het proces. De kritische massa criteria geven aan welke capaciteit, kennis en ervaring tenminste in een organisatie aanwezig moeten zijn om de VTH-taken in kwalitatief opzicht te kunnen uitvoeren. De onderhavige verordening gaat uitsluitend over de kritieke massa. Geconcludeerd wordt dat alle 26 deskundigheidsgebieden zijn geborgd. 22 deskundigheidsgebieden zijn geborgd door onze eigen Werkorganisatie CGM en 4 deskundigheidsgebieden zijn geborgd door een herverdeling en uitbesteding van werkzaamheden en door voor deze gebieden de zgn. explainmodule (Pas toe of leg uit.) toe te passen. Het betreft de volgende 4 gebieden: 1. Boa s, Domein II; 2. bouwfysica; 3. bouwakoestiek; 4. cultuurhistorie. Ad 1. Boa s, Domein II In het kader van hun opsporingsbevoegdheid kunnen door de bij onze werkorganisatie in dienst zijnde Boa s een tweetal instrumenten worden gebruikt te weten de bestuurlijke strafbeschikking en het opstellen van een PV. Indien aan de orde, moet het bevoegd gezag altijd het instrument bestuurlijke strafbeschikking kunnen inzetten. Voor zaken waarin veel personen moeten worden gehoord, of in lastige zaken, is het volgens de kwaliteitscriteria nodig om drie (of meer) Boa s tegelijkertijd te kunnen inzetten. De eisen die aan individuele Boa s worden gesteld, zijn vastgelegd in het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) en de daarbij bijbehorende Circulaire bekwaamheid. Volgens het door ons college vastgestelde Uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving 2016 heeft de Werkorganisatie CGM de beschikking over 2900 uur (2 fte) ten behoeve van 2 Boa s, Domein II (Milieu, welzijn en infrastructuur), in plaats van 3, zoals volgens de criteria is vereist. Onze werkorganisatie heeft daarom ruim voldoende uren (frequentie) maar heeft deze uren niet verdeeld over 3 personen. Enige jaren geleden is besloten 2 Boa s, Domein I (Openbare ruimte) op te leiden tot Boa, Domein II omdat een Boa, Domein I door een wijziging van regelgeving niet meer de bevoegdheid had 2

3 verbaliserend op te treden op grond van het Binnenvaartpolitiereglement. Dit reglement is van toepassing op de Kraaijenbergse Plassen en de Heeswijkse Plas, omdat het plassengebied een directe, open verbinding heeft met de Maas en daardoor wordt aangemerkt als openbaar vaarwater. Hoewel de Werkorganisatie CGM de beschikking heeft over 2 Boa s, Domein II, kan de inzetbaarheid van deze Boa s ook worden gecombineerd met een Boa, Domein I. Op deze wijze wordt de werkbelasting op het gebied van toezicht en handhaving verdeeld over 3 à 4 medewerkers, waardoor de continuïteit is/wordt gewaarborgd. Daarnaast wordt het werkaanbod voldoende geacht om het over 3 à 4 medewerkers te kunnen verdelen. Daardoor wordt de kwaliteit in menig opzicht gewaarborgd. Naar onze opvatting wordt in de hiervoor geschetste situatie voldaan ( comply ) aan de vereiste kwaliteitscriteria. Ad 2. Bouwfysica. De werkorganisatie CGM voert op dit moment de activiteiten van het deskundigheidsgebied Bouwfysica binnen de Werkorganisatie CGM uit. Voor dit deskundigheidsgebied is een explainmodule van toepassing (zie handreiking Brabantbrede verordening). Dit houdt in dat de activiteiten die behoren bij de deskundigheidsgebieden 13. Bouwfysica en 16. Bouwakoestiek geen onderverdeling meer kennen, maar binnen het betreffende deskundigheidsgebied volledig zijn samengevoegd. Dit betekent dat voor deskundigheidsgebied 13. Bouwfysica alle 10 de activiteiten worden samengevoegd en dat voor deskundigheidsgebied 16. Bouwakoestiek alle 5 activiteiten worden samengevoegd. Het gaat bij Bouwfysica om de volgende activiteiten: 1. Bespreken bevindingen met architect en/of adviesbureau. 2. Toetsen tekeningen en berekeningen daglichttoetreding. 3. Toetsen tekeningen en berekeningen rookgasafvoer. 4. Controleren door visuele inspecties tijdens uitvoering van de bouw. 5. Controleren door uitvoering controlemetingen geluid, ventilatie, luchtdichtheid. 6. Toetsen uitgangspunten, tekeningen en berekeningen ventilatie. 7. Beoordelen bouwplan op samenhang tussen alle bouwfysische aspecten. 8. Toetsen tekeningen en berekeningen geluidwering. 9. Toetsen bouwkundige details koudebruggen. 10. Toetsen uitgangspunten en berekeningen EPC en luchtdoorlatendheid. Daarbij geldt voor het Brabants bodemniveau dat de werkorganisatie over minimaal 2 medewerkers dient te beschikken die 1/3 van hun tijd besteden aan de activiteiten genoemd in dit deskundigheidsgebied. Bij de Werkorganisatie CGM is voor wat betreft dit deskundigheidsgebied sprake van een capaciteitstekort. Voor het hele deskundigheidsgebied is 0,67 fte benodigd. De tijdbesteding aan deze activiteiten is bij onze Werkorganisatie CGM minimaal (in totaal 0,1 fte). Dit deskundigheidsgebied wordt al uitbesteed aan een extern adviesbureau. Deze uitbesteding kan worden gecontinueerd omdat onze werkorganisatie beschikt over zowel het deskundigheidsgebied 2. Vergunningverlening bouwen en ruimtelijke ordening als het deskundigheidsgebied 4. toezicht en handhaving bouwen en ruimtelijke ordening. Bovendien wordt bij de intake door een medewerker op Hbo-niveau per geval beoordeeld of sprake is van een complexe of eenvoudige situatie. Voor deze uitbesteding is in de begroting 2016 een budget Wabovergunningverlening/advieskosten beschikbaar gesteld. Wel is het een vereiste dat aan het externe adviesbureau een verklaring wordt gevraagd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het voorgeschreven kwaliteitsniveau. Opgemerkt wordt dat de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen, die naar verwachting in 2017 in werking zal treden, eveneens op dit deskundigheidsgebied van invloed is. Private partijen zorgen er dan immers zelf voor dat wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit..Zij zullen zelf moeten laten zien op welke wijze de kwaliteit door hen is/wordt geborgd (Vanaf het initiatief tot en met de oplevering). Het vorenstaande betekent dat de huidige situatie blijft bestaan en dat kan worden geconcludeerd dat de kwaliteit zoals die thans is georganiseerd niet te wensen over laat. 3

4 Ad 3. Bouwakoestiek. Voor dit deskundigheidsgebied geldt dat er sprake is van dezelfde samenvoeging als beschreven onder 2. bij Bouwfysica. Het gaat bij Bouwakoestiek om de volgende activiteiten: 1. Controleren aan de hand van meting of de norm wordt gehaald 2. Beoordelen van een aanvraag door middel van: a. de effecten van verschillende bouwkundige oplossingen op de geluidwering van de gevel beoordelen en een ingediende berekening interpreteren en controleren; b. de geluidwering van constructies tussen woningen beoordelen en toetsen aan het Bouwbesluit; c. de nagalm in een gemeenschappelijke ruimte bepalen. 3. Toezicht uitvoeren op de akoestische aspecten van het bouwplan. 4. Beoordelen bouwlawaai en trillinghinder: a. beoordelen ontheffing aanvraag; b. beoordelen of onderzoek nodig is, het (laten) uitvoeren van onderzoek en beoordelen onderzoek c. ondersteunen bij toezicht en handhaving. 5. Beoordelen noodzakelijkheid ontheffing bouwlawaai en trillinghinder Daarbij geldt dat de werkorganisatie over minimaal 2 medewerkers dient te beschikken die 1/3 van hun tijd besteden aan de activiteiten die vallen binnen dit deskundigheidsgebied. Bij de Werkorganisatie CGM is sprake van een capaciteitstekort. Voor het hele deskundigheidsgebied is 0,67 fte benodigd. De tijdbesteding aan deze activiteiten is bij de Werkorganisatie CGM minimaal (in totaal 0 fte). Dit deskundigheidsgebied wordt al uitbesteed aan een extern adviesbureau. Voor deze uitbesteding is in de begroting 2016 een budget Wabovergunningverlening/advieskosten beschikbaar gesteld. Het werkaanbod is immers te gering om aan de frequentie-eis te kunnen voldoen. De werkorganisatie heeft reeds thans de beschikking over minimaal één medewerker met de deskundigheid, nodig voor activiteit 1. Ook beoordeelt een medewerker op Hbo-niveau bij de intake per geval of sprake is van een complexe of eenvoudige situatie Het voorgaande impliceert dat de huidige situatie kan worden gecontinueerd omdat de kwaliteit zoals nu is georganiseerd niet te wensen overlaat. Ook in dit verband wordt opgemerkt dat op dit deskundigheidsgebied de nieuwe Wet kwaliteitsborging voor het bouwen van invloed is. Ad 4. Cultuurhistorie. Het deskundigheidsgebied 26. Cultuurhistorie bestaat uit 20 activiteiten onderverdeeld over 5 categorieën. Activiteit 1 t/m 5 dient door een overheidsorganisatie zelf te worden uitgevoerd en mag niet worden uitbesteed aan een marktpartij. De Werkorganisatie CGM voert deze activiteiten zelf uit. Het betreft de onderstaande activiteiten: 1. Adviseren ten aanzien van cultuurhistorische aspecten in het kader van omgevingsvergunningen en het handhaven van de Omgevingsvergunning. 2. Beoordelen van de aanvraag aan cultuurhistorische waarden 3. Aangeven van de effecten van het te nemen afwijkingsbesluit 4. Opstellen van voorschriften voor omgevingsvergunning 5. Inhoudelijk adviseren bij bezwaar en beroep. Deze eerste 5 activiteiten worden bij de Werkorganisatie CGM door voornamelijk 1 medewerker uitgevoerd. De kwaliteitscriteria geven aan dat minimaal 2 medewerkers 2/3 van de tijd dienen te besteden aan deze activiteiten (mits de overige activiteiten van Cultuurhistorie zijn uitbesteed). Binnen onze werkorganisatie zijn medewerkers werkzaam met de vereiste deskundigheid. Zij dienen als achtervang om te voldoen aan het aantal van minimaal 2 medewerkers. 4

5 De Werkorganisatie CGM voert alle 20 activiteiten op het gebied van cultuurhistorie binnen de organisatie uit. Voor het hele deskundigheidsgebied is dan 3,33 fte benodigd, anders voldoet de organisatie niet aan de kwaliteitscriteria 2.1. In totaal wordt door de werkorganisatie 2,85 fte aan cultuurhistorie uitbesteed. Voor de activiteiten 6 t/m 9 van het deskundigheidsgebied Cultuurhistorie heeft de Werkorganisatie CGM op dit moment 1 medewerker die volledig voldoet. Voor de activiteiten 10 t/m 13 van het deskundigheidsgebied Cultuurhistorie heeft de werkorganisatie CGM op dit moment 1 medewerker die volledig voldoet. De activiteiten 14 t/m 18 zijn deels uitbesteed: 1 medewerker voert deze activiteiten binnen de gemeente uit en de Werkorganisatie CGM maakt ook gebruik van het Bureau RAAP. Volgens de kwaliteitscriteria kan de organisatie niet voldoen door een gedeelte van deze activiteiten uit te besteden. Het is echter niet toegestaan om slechts een gedeelte uit te besteden zoals thans het geval is. Volgens de regels van de kwaliteitscriteria dient de gemeente indien zij een of meerdere activiteiten van de deskundigheid Cultuurhistorie zelf blijft uitvoeren aan alle kwaliteitseisen te voldoen. Voor de activiteiten 19 t/m 20 van het deskundigheidsgebied Cultuurhistorie heeft de Werkorganisatie CGM op dit moment 2 medewerkers (waaronder 1 vacature) die volledig voldoen. Het werkaanbod van de Werkorganisatie CGM is namelijk op sommige werkvelden te gering om aan de frequentie-eis te kunnen voldoen. Aangezien het kwaliteitsniveau in de huidige geschetste situatie niet te wensen overlaat en als zodanig is geborgd, wordt deze geringe afwijking van de kwaliteitscriteria verantwoord geacht. Voorgestelde beslissing(en) met argumenten en afwegingen Door deze verordening wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de uitvoering van de VTH-taken. De uitvoering van het omgevingsrecht dient verbeterd te worden. De verbeterpunten zijn terug te brengen tot de volgende drie hoofdpunten: 1. de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken; 2. het verbeteren van de afstemming strafrecht - bestuursrecht; 3. de bevoegdheidsverdeling overheden, interbestuurlijk toezicht en bestuurlijke drukte. De wet VTH is geschreven vanuit een stelsel dat is gebaseerd op het vertrouwen en decentralisatie. Dit betekent dat een belangrijk deel van de besluitvorming over de kwaliteit van de uitvoering decentraal plaatsvindt door de desbetreffende bevoegde gezagen. Leidend hierin is de afspraak met het kabinet dat er een landelijk kwaliteitsniveau moet worden gerealiseerd en behouden. Door het vaststellen van deze verordening wordt invulling gegeven aan de gewenste kwaliteitsimpuls aangaande de uitvoering van de VTH-taken. Met deze voorliggende verordening is een gelijk speelveld gecreëerd voor in ieder geval de basistaken (die krachtens de wet in opdracht van ons college door de omgevingsdienst worden verricht) conform de kwaliteitscriteria 2.1, een bodemniveau voor de thuistaken (die ons college in eigen huis verricht) en een bodemniveau voor de plustaken (die ons college naast de basistaken heeft belegd bij de omgevingsdienst.) Deze verordening gaat uit van een brede verantwoordelijkheid van gemeenten voor kwaliteit. 5

6 Uitvoering, risico s en evaluatie Aangezien sprake is van een Brabantbrede verordening wordt materieel voldaan aan de plicht om Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant over deze verordening te horen (artikel 5.4. lid 1 onder b). Indien de Brabantse gemeenten de Brabantbrede Verordening overnemen, is het de inzet dat de Provincie Noord- Brabant dit aanmerkt als voldaan aan de wettelijke hoorplicht. Deze mogelijkheid geldt alleen voor gemeenten die de Brabantbrede verordening volgen. Andere vormen van verordeningen op basis van de Wet VTH dienen aan Gedeputeerde Staten te worden voorgelegd Nadat de voorliggende verordening door uw raad is vastgesteld, treedt deze in werking na publicatie. Als achteraf blijkt dat de bevoegde gezagen het gekozen kwaliteitsniveau dat in de verordening is vastgelegd onvoldoende hebben ingevuld, kan de staatssecretaris een algemene maatregel van bestuur opleggen waarin de kwaliteitscriteria 2.1. alsnog in de wet verankerd kunnen worden Overige politiek relevante informatie Is niet van toepassing. Conclusie In het licht van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat vaststelling door uw raad van de voorliggende Brabantbrede verordening impliceert dat wordt voldaan aan de in de Wet VTH voorgeschreven verplichting. Bijlagen De concept- Brabantbrede verordening. Handreiking bij Brabantbrede verordening vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht. Raadsplanning (bestuurlijke planning) Dit voorstel is niet in de raadsplanning opgenomen, omdat de Wet VTH op 8 december 2015 door de Eerste Kamer is aangenomen en eerst op 14 april 2016 in werking is getreden. burgemeester en wethouders van Cuijk, Drs. R.H.M.A. Rongen, secretaris Mr. W.A.G. Hillenaar, burgemeester 6