Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Buitenlanduitgaven Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 16juni 1992 De vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken 1, voor Defensie 2, voor EG-Zaken 3, voor Financiën 4 en voor Ontwikkelingssamenwerking 5 hebben een aantal vragen gesteld aan de regering over de nota Buitenlanduit gaven. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken en de Minister van Financiën hebben deze vragen beantwoord bij brief van 15 juni jl. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Aarts De voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie, Blaauw De voorzitter van de vaste Commissie voor EG-Zaken, Stemerdink De voorzitter van de vaste Commissie voor Financiën, Linschoten De voorzitter van de vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking, De Hoop Scheffer De griffier van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Jooren Zie voor samenstellingen pag F ISSN Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's Gravenhage 1992 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

2 1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Stoffelen (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter, Beinema (CDA), Stemerdink (PvdA), Van Mierlo (D66), Gualthèrie van Weezel (CDA), Frinking (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), ondervoor zitter, De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA), Lonink (PvdA), Koffeman (CDA), E van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA) en Sipkes (Groen Links) Plv. leden: E. G. Terpstra (VVD), J. H. van den Berg (PvdA), Van lersel (CDA), Mateman (CDA), Jurgens (PvdA), Tommel (D66), Van Houwelingen (CDA), Huibers (CDA), Deetman (CDA), Bolkestein (VVD), Brouwer (Groen Links), Verspaget (PvdA), Wiebenga (VVD), Dees (VVD), Doelman-Pel (CDA), Wöltgens (PvdA), Witkamp-Ockels (PvdA), Kohnstamm (D66), Apostolou (PvdA), Leers (CDA), Paulis (CDA), Van Gijzel (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Quint Maagdenberg (PvdA) en Beckers-de Bruijn (Groen Links). 2 Samenstelling: Leden: Stemerdink (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), Frinking (CDA), ondervoor zittter, Buurmeijer (PvdA), Mateman (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), voorzitter, Van Vlijmen (CDA), Leerling (RPF), Korthals (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA), Ter Veer (D66), Achttienribbe Buijs (PvdA), Koffeman (CDA), M. Zijlstra (PvdA), Valk (PvdA), Hillen (CDA) en Sipkes (Groen Links). Plv. leden: Huys (PvdA), Van der Linden (CDA), Aarts (CDA), Quint-Maagdenberg (PvdA), De Graaf (CDA), Esselink (CDA), Dees (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van Dis (SGP), Van Hoof (VVD), Weisglas (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Melkert (PvdA), Tomtnel (D66), Schoots (PvdA), E. van Middelkoop (GPV). Schimmel (D66), Vacature PvdA, Krajenbrink (CDA), Lonink (PvdA), Witkamp-Ockels (PvdA), Paulis (CDA) en Beckers-de Bruijn (Groen Links). 3 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Stemerdink (PvdA), voorzitter, Gualthèrie van Weezel (CDA), Castricum (PvdA), Van der Linden (CDA), ondervoorzitter, Van lersel (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), Van Vlijmen (CDA), Leerling (RPF), Weisglas (VVD), Van Rey (VVD), Brouwer (Groen Links), Janmaat (Centrumdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA), Koetje (CDA), Jurgens (PvdA), Van der Vaart (PvdA), Lonink (PvdA), Ybema (D66), E. van Middelkoop (GPV), Van Zijl (PvdA) en Bijleveld-Schouten (CDA). Plv leden: Van der Hoeven (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Noord (CDA), Huys (PvdA), Beinema (CDA), Aarts (CDA), V. A. M. van der Burg (CDA), Wiebenga (VVD), Vreugdenhil (CDA), Willems (Groen Links), Blauw (VVD), Korthals (VVD), Sipkes (Groen Links), Te Veldhuis (VVD), Ter Veer (D66), Witkamp Ockels (PvdA), Deetman (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Hillen (CDA), Kersten (PvdA), Quint-Maagdenberg (PvdA), Apostolou (PvdA), Tommel (D66), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA) en Frinking (CDA). 4 Samenstelling: Leden: Van Houwelingen (CDA), Schutte (GPV), De Korte (VVD), Tommel (D66), Linschoten (VVD), voorzitter, Paulis (CDA), Van Rey (VVD), Vermeend (PvdA), Brouwer (Groen Links), G. H. Terpstra (CDA), Melkert (PvdA), ondervoorzitter, Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vreugdenhil (CDA), Vriens Auerbach (CDA), Van Rijn-Vellekoop (PvdA), Van der Vaart (PvdA), G. de Jong (CDA), Ybema (D66), A. de Jong (PvdA), Kersten (PvdA), Van Heemst (PvdA) en R. van Middelkoop (PvdA). Plv. leden: Leers (CDA), Van Dis (SGP), Van Erp (VVD), Groenman (D66), Weisglas (VVD), Gerrïtse (CDA), Van Hoof (VVD), Schoots (PvdA), Rosenmöller (Groen Links), Hillen (CDA), Van Traa (PvdA), Wolters (CDA), Van den Camp (CDA), Schartman (CDA), Van der Hoeven (CDA), Van Zijl (PvdA), Verspaget (PvdA), Van lersel (CDA), Wolffensperger (D66), Vacature PvdA, Van Otterloo (PvdA), Leerling (RPF) en Van Nieuwenhoven (PvdA). 5 Samenstelling: Leden: Aarts (CDA), Van Leijenhorst (CDA), Gualthérie-van Weezel (CDA), E G Terpstra (VVD), Buurmeijer (PvdA), Leerling (RPF), De Pree (PvdA), Krajenbrink (CDA), Tommel (D66), Weisglas (VVD), Wiebenga (VVD), Laning-Boersema (CDA), Paulis (CDA), Janmaat (Centrumdemocraten), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), ondervoorzitter, De Hoop Scheffer (PvdA), voorzitter, Ter Veer (D66), Lonink (PvdA), Apostolou (PvdA), Quint-Maagdenberg (PvdA), Kersten (PvdA), Sipkes (Groen Links) en De Graaf (CDA). Plv. leden: Van Noord (CDA), Van der Linden (CDA), Van de Camp (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Witkamp Ockels (PvdA), Van Dis (SGP), Van Zijl (PvdA), G. de Jong (CDA), Ybema (D66), Schutte (GPV), Blaauw (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Huibers (CDA), Valk (PvdA), Vermeend (PvdA), Roosen-van Pelt (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Melkert (PvdA), Van Otterloo (PvdA), Beckers-de Bruijn (Groen Links) en Van lersel (CDA). Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

3 1 Kan een geactualiseerde versie worden gegeven van de tabel op blz. 7 van de nota? Kunnen hierbij tevens de diverse groepen buitenlanduitgaven worden uitgesplitst naar begrotingshoofdstukken en artikelen waarop ze worden gedaan? Hieronder is een geactualiseerde stand weergegeven voor de jaren , waarbij rekening is gehouden met de Voorjaarsnota 1992 en de structurele begrotingsaanpassingen bij de begrotingsvoorbereiding 1993 zoals genoemd in bijlage 1. Voorts is een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende begrotingshoofdstukken, waarop de desbetreffende uitgaven worden gedaan EG-afdrachten 1 - Hoofdstuk V - Aanvullende post Defensie (Hoofdstuk 10) OS-budget 2 - Hoofdstuk IV - Hoofdstuk V - Hoofdstuk VIII - Hoofdstuk IX B - Hoofdstuk XI - HoofdstukXII - HoofdstukXIV - Hoofdstuk XV - Hoofdstuk XVI - Gemeentefonds Oost-Europa 3 - Hoofdstuk V - Hoofdstuk VIII - Hoofdstuk XI - HoofdstukXII - HoofdstukXIII - HoofdstukXIV - HoofdstukXV - HoofdstukXVI EKI 4 (Hoofdstuk IX B) Asielzoekers 5 - Hoofdstuk V - HoofdstukVI - HoofdstukVII - Hoofdstuk VIII - Hoofdstuk XI - Hoofdstuk XV - Hoofdstuk XIV (8440) (5 965) (265) 17,5 4,6 5,9 4,1 225,3 4,2 0,9 0,6 25 (675) (9685) (6 675) (255) 3,2 253,1-10 (595) (10590) (7 395) (255) 3,2 253,1-10 (720) Totaal Rijksuitgaven 6 In % rijksuitgaven , , ,6 1 Exclusief landbouwheffingen (500 miljoen). 2 Exclusief kapitaalmarktmiddelen en EG-toerekening. 3 Op verplichtingenbasis. 4 Saldo uitgaven/ontvangsten. 5 Exclusief OS-toerekening van 420 miljoen. Exclusief rente, rijksbijdragen AAW/AWW. 2 Kan een overzicht worden gegeven van uitgaven die aan het plafond van Ontwikkelingssamenwerking worden toegerekend en, voorzover het nationale uitgaven betreft, aan welke begrotingshoofdstukken en artikelen ze worden toegerekend? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

4 Het budget van Ontwikkelingssamenwerking bedraagt voor 1992 f mln, waarvan f 191 mln kapitaalmarktmiddelen en f mln begrotingsmiddelen. De begrotingsmiddelen zijn als volgt over de begrotingshoofdstukken verdeeld: V IV VIII IX XI XII XIV XV XVI Totaal Buitenlandse Zaken KABNA O&W Financiën" VROM VenW LNV SOZAWE WVC EG Gemeentefonds 5 004,8 mln. 288,0 mln 77.5 mln. 458,7 mln. 0,8 mln. 3,0 mln mln 51,0 mln. 16,9 mln. 205,0 mln mln ,0 mln. " Exclusief Comp. rentesubsidies De nationale uitgaven zijn met name gegroepeerd in categorie VI (Overige uitgaven ten laste van Ontwikkelingssamenwerking) van de zgn. extra-comptabele staat. Deze uitgaven worden als volgt aan het budget van Ontwikkelingssamenwerking toegerekend: IV V VIII XI XII XIV XV XVI KABIMA - Overige hulpverlening aan de Nederlandse Antillen en Aruba - Rentesubsidies Nederlandse Antillen en Aruba Buitenlandse Zaken - Opvang in Nederland van toegelaten vluchtelingen - Opvang in Nederland van asielzoekers - Rentesubsidies en apparaatskosten NIO en FMO - Garantiebetalingen - Internationale apparaatskosten - Nationale apparaatskosten - Subsidies aan instituten en cursussen van internationaal onderwijs en onderzoek - Voorlichting, bewustwording en advisering inzake ontwikkelingssamenwerking O&W - Subsidies aan instituten en cursussen van internationaal onderwijs en onderzoek VROM - Subsidies aan instituten en cursussen van internationaal onderwijs en onderzoek VenW - Internationale apparaatskosten LNV - Internationale apparaatskosten - Subsidies aan instituten en cursussen van internationaal onderwijs en onderzoek SOZAWE - Subsidies en bijdragen t.b.v. opvang en begeleiding van buitenlandse werknemers en voormalige rijksgenoten - Remigratie naar Suriname WVC - Subsidies en bijdragen t.b.v. opvang en begeleiding van buitenlandse werknemers en voormalige rijksgenoten Gemeentefonds - Subsidies en bijdragen t.b.v. opvang en begeleiding van buitenlandse werknemers en voormalige rijksgenoten 27.6 mln. 34,9 mln. 24,9 mln." 420,2 mln." 396,1 mln. 35,0 mln. 65,9 mln. 240,0 mln mln 29,3 mln. 70,5 mln. 0,8 mln. 3,0 mln 9,6 mln. 9,5 mln. 48,0 mln. 3,0 mln 16,9 mln 52,7 mln * Op basis van declaraties van WVC, Justitie, BiZa, VROM en BuZa. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

5 3 Welk deel van de totale kosten van vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland wordt toegerekend aan het OS-plafond en het budget voor Centraal en Oost Europa? De toerekening aan het OS-plafond van de totale kosten van vertegen woordigingen van Nederland in het buitenland bedraagt 25,7 % (m.u.v. de posten Kiev en St.Petersburg). Ten behoeve van de financiering van Kiev en St. Petersburg komt in 1992 f 7,5 mln uit de GOS-middelen. Uit het budget voor Centraal en Oost Europa wordt 4,5 mln gefinancierd voor verbouwingen, personeels en exploitatiekosten van diverse vertegenwoordigingen in Oost Europa. 4 en 5 De nota biedt geen heldere analyse van de ingrijpende internationale veranderingen die hebben plaatsgevonden en de consequenties hiervan voor onze buitenlanduitgaven. Er is slechts sprake van een «samenhan gende beschrijving van de buitenlanduitgaven» in een nota die «als leidraad kan dienen voor beleidsbijstellingen» op de wat langere termijn. Vindt de regering dat hiermee aan de wens van de Kamer voldaan wordt om een «samenhangende inschatting over en een visie op de ontwik keling van de buitenlanduitgaven» te ontvangen? Of vormt de nota een eerste stap op weg naar «verder onderling aangepaste begrotingen in de buitenlandsector»? De nota is een momentopname. Houdt dit in dat de nota geen visie tracht te geven op de hier aan de orde zijnde buitenlandproblematiek en derhalve geen zicht biedt op de buitenlanduitgaven, hetgeen wel door de Kamer was gevraagd? Zoals in de inleiding vermeld kunnen de in de nota opgenomen beleidslijnen als leidraad dienen voor beleidsbijstellingen in de komende jaren. De geschetste beleidsrichtingen (zie ook blz. 6 en 7 van de nota) zijn op hoofdlijnen duidelijk. Het is niet goed mogelijk om op dit moment de mogelijkheden tot budgettaire herschikking voor de lange termijn met meer scherpte aan te geven. Een «samenhangende inschatting over en een visie op de ontwikkeling van de buitenlanduitgaven» is thans slechts op hoofdlijnen te geven, rekening houdend met de feiten en inzichten van dit moment. Het is een bewuste keus de eventuele fundamentele wijzigingen van taakgebieden van ministers én hun begrotingen te beoor delen in samenhang met de resultaten van de Commissie Deetman. 6 De regering wil voorkomen dat de buitenlanduitgaven slechts een opwaartse beweging zullen kennen. Moet in dit licht de verschuiving van 180 miljoen (100 voor onderwijs en 80 voor politie en justitie) van buitenland naar binnenlanduitgaven worden gezien? Is deze bezuiniging op de buitenlanduitgaven niet wat vreemd gezien de internationale ontwikkelingen en de noodzaak om bijvoorbeeld de hulp aan Oost-Europa en GOS op te voeren. Zoals uit de nota blijkt vormen de zgn. buitenlanduitgaven geen afgescheiden onderdeel van de rijksbegroting, maar dienen de onder delen daarvan betrokken te blijven bij de mogelijkheden tot herschikking binnen de rijksbegroting als geheel. De genoemde verschuivingen betreffen enkele van de afwegingen die met betrekking tot de invulling van het budgettaire kader voor 1993 reeds zijn gemaakt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

6 7 Moet de wens om te voorkomen dat de buitenlanduitgaven slechts een opwaartse beweging zullen kennen gezien worden als een poging een nieuwe norm in het begrotingsbeleid te formuleren? Dreigt hier dan geen willekeur, omdat de begrenzing van de buitenlanduitgaven fluïde en arbitrair is? De nota pleit niet voor een budgettaire norm voor het geheel van de buitenlanduitgaven. Een kritische analyse van de onvermijdelijkheid van uitgavenstijgingen op het buitenlandterrein en de mogelijkheid van compensatie binnen het totaal hiervan is dan echter des te meer noodza kelijk. 8 Betekenen omschrijvingen als «mechanismen die van invloed kunnen zijn op de desbetreffende uitgaven in de komende jaren» en dergelijke, dat concrete beleidskeuzes betreffende de buitenlanduitgaven voor de middellange termijn thans uit de weg worden gegaan? Alvorens de in de vraag bedoelde beleidskeuzes kunnen worden gemaakt, is het gewenst inzicht te hebben in de ontwikkeling van de buitenlanduitgaven bij ongewijzigd beleid. Daartoe zijn in de samenhan gende beschrijving van de buitenland-gerelateerde rijksuitgaven opgenomen de «bestaande afspraken en mechanismen» die van invloed zullen zijn op de desbetreffende uitgaven. 9 Welke veranderde prioriteitsstelling in het buitenlands beleid in brede zin blijkt uit de nota buitenlanduitgaven? Zoals uit de inleiding in de nota blijkt, wordt prioriteit gegeven aan de hulpverlening (zowel multi als bilateraal) aan Centraal en Oost-Europa (inclusief het GOS), het internationaal milieubeleid en is c.q. wordt budgettaire ruimte geschapen voor de asielzoekers annex migratie en vluchtelingenproblematiek. Hierbij is rekening gehouden met aard en omvang van besparingsmogelijkheden bij Defensie en herschikkingsmo gelijkheden binnen het OS-budget. Ten aanzien van de EG-afdrachten noopt dit tot sterke terughou dendheid bij verdere verhoging van de landbouwuitgaven en interne beleidsintensiveringen op de EG-begroting, met prioriteit voor de sociale en economische cohesie en externe EG-hulpverlening aan de voormalige Tweede Wereld. 10en 112 Welke nadere OS-criteria zu/len gehanteerd worden voor OS-bijdragen aan «vredesoperaties in ontwikkelingslanden»? a. Vormen vredesoperaties niet de kein van het Nederlandse defensie beleid? b. Waarom worden uitgaven voor vredesoperaties in ontwikkelings landen ten laste gebracht van de OS-begroting? c. Op grond van welke overwegingen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de financiering van vredesoperaties in ontwikkel/ngs landen en landen in bv. Europa? d. Zou het niet consequent zijn (en even vreemd) om vredesoperaties in Oost-Europa te financieren uit het hulp-budget voor Oost-Europa? En niet zo als nu gebeurt in het geval van Joegoslavië uit het OS-budget? e. Worden in de toekomst alle uitgaven voor vredesoperaties in ontwikkelingslanden (mede) betaald uit de begroting van ontwikkelings samenwerking? Welke kosten kunnen wel uit het OS-budget betaald worden, welke niet? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

7 f. Betekent het uitgangspunt dat uitgaven van vredesoperaties in ontwikkelingslanden mede ten laste worden gebracht van de OS-begroting dat bv. de operatie in Cambodja ook mede ten laste wordt gebracht van de begroting van minister Pronk? Vredesoperaties zijn belangrijk, maar vormen niet de kern van het Nederlandse defensiebeleid. Naast bijdragen aan vredesoperaties heeft de Nederlandse krijgsmacht nog andere hoofdtaken, zoals een toerei kende bijdrage aan de bondgenootschappelijke verdediging te land, ter zee en in de lucht, het leveren van eenheden die in internationaal verband snel kunnen worden ingezet in geval van een crisis buiten het Navo-verdragsgebied, de bescherming van het nationale grondgebied, inclusief de territoriale wateren en het luchtruim, en de bescherming van de Nederlandse Antillen en Aruba. Zeker na het einde van de Koude Oorlog is het zowel noodzakelijk als mogelijk bij te dragen tot het herstel van de politieke stabiliteit in bepaalde delen van de Derde Wereld. Politieke stabiliteit is een conditio sine qua non voor een duurzaam ontwikkelingsproces en in deze context kan het bijdragen aan VN-vredesoperaties worden gezien als een speciale vorm van rehabilitatiehulp. Uit de begroting voor ontwikkelings samenwerking zullen dan ook met ingang van 1992 (1992: 30 miljoen; structureel vanaf 1993 maximaal 61,25 miljoen) bedragen ter beschikking worden gesteld voor de medefinanciering van de contri buties voor VN-vredesoperaties in DAC-landen. Zoals uit de eerste wijzi gingswet van Hoofdstuk V naar aanleiding van de Voorjaarsnota 1992 blijkt, komen deze uitgaven ten laste van artikel (multilaterale fondsen en programma's). Uit de OS-begroting worden geen financiële middelen ter beschikking gesteld voor uitgaven die een direct gevolg zijn van Nederlandse deelneming aan vredesoperaties. 11 Hoe verhoudt de OS-bijdrage aan het internationaal milieubeleid (UNCED) van 50 mln zich tot de bijdragen die reeds in het kader van het speerpunt milieu reeds voor dat doel zijn uitgetrokken? Het betreffende bedrag van 50 mln. wordt toegevoegd aan de fondsen van het speerpuntprogramma «Milieubeleid in ontwikkelingslanden» ten behoeve van de financiering van dat milieubeleid inclusief bijdragen aan multilaterale initiatieven. 12en 14 Welke analyses in deze nota liggen ten grondslag aan het voornemen voor een OS-bijdrage van 100 miljoen aan onderwijs? Wat heeft de OS-bijdrage aan onderwijs te maken met buitenlanduit gaven? Is deze voorziening structureel bedoeld, zoals bij de post opvang asielzoekers? In paragraaf 3.1 is vermeld: «Ten laste van het OS-plafond komen ook de met de hulpverlening samenhangende kosten en toerekeningen van al dan niet als»hulp«te kwalificeren uitgaven». Verder valt in paragraaf 3.3 te lezen dat: «Ten aanzien van de (nieuwe) prioriteiten kan worden bezien of en in hoeverre de daaruit voortvloeiende (extra) kosten als OS-uitgaven zijn aan te merken». De migratiedruk/asielzoekersproble matiek heeft ertoe geleid dat de onderwijsuitgaven aan allochtonen sterk gestegen zijn. In dit verband vindt er een forfaitaire toerekening plaats aan het OS-plafond zoals omschreven in het antwoord op de vragen 13 en 15. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

8 Alle uitgaven van Ontwikkelingssamenwerking worden in deze nota gerekend tot de buitenlanduitgaven, dus ook de met de hulpverlening samenhangende kosten en toerekeningen van al dan niet als «hulp» te kwalificeren uitgaven (zie paragraaf 3.1). De OS-bijdrage aan Onderwijs uitgaven is - net zoals de toerekening van asielzoekerskosten - struc tureel van aard. Vraag 13 en 15 a. Kan van de voorgenomen OS-bijdragen aan onderwijs nader gespe cificeerd worden om welke uitgaven en welke bestaande post(en) uit de onderwijsbegroting het hier gaat en in hoeverre deze uitgaven onder de ODA-normen vallen? b. Welke relatie bestaat hier concreet met ontwikkelingssamen werking? c. Heeft dit voorstel enige invloed op het bedrag dat in het kader van het OS-beleid eerder voor 1992 en latere jaren was uitgetrokken? a. Kan het bedrag verantwoord worden met de werkelijke uitgaven, en zal dit ook jaarlijks gebeuren? b. Is het toeval dat de omvang van dit bedrag gelijk is aan het bedrag dat aan de bewindslieden voor onderwijs is toegezegd voor salarisver hoging van leerkrachten (door bijvoorbeeld de WlSO-korting ongedaan te maken) na het dreigement hun portefeuille neer te leggen? c. Acht de regering het redelijk dat deze verhoging uit OS-gelden betaald wordt? Was er geen andere oplossing voor dit politieke conflict mogelijk dan een greep te doen uit de OS-gelden? d. Hoe verhoudt de afspraak dat 100 miljoen gulden vanuit de ontwik kelingssamenwerkingsbudget wordt bestemd voor onderwijs voor allochtone kinderen zich tot eerdere uitspraken van de minister voor OS dat hij geen verdere vervuiling van zijn begroting zal accepteren? In het kader van de medeverantwoordelijkheid voor het gehele kabinetsbeleid heeft de minister voor OS zich bereid getoond een bijdrage te leveren aan de verdere reductie van het financieringstekort. Deze bijdrage bestaat uit een verlichting van de druk op O&W-begroting in verband met de indirecte kosten voor onderwijs aan asielzoekers/ gedoogden tot een forfaitair bedrag van 100 miljoen per jaar. De betref fende kosten kunnen evenals het overgrote deel van de overige uitgaven voor de opvang van asielzoekers in Nederland niet worden aangemerkt als ODA-uitgaven. Op basis van de onderstaande componenten op de O&W-begroting neemt OS daarvan voor 100 miljoen voor zijn rekening Wachtlijsten basiseducatie/ resp. capaciteitsvergroting PBVE Nederlands als tweede taal Basis en voortgezet onderwijs Aangezien asielzoekers en gedoogden niet als zodanig in de bekosti gingsadministratie worden geregistreerd is een verantwoording van de werkelijke uitgaven, vanuit de administratie, niet mogelijk. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

9 16 Welke analyses in deze nota liggen ten grondslag aan het besluit om het Defensiebudget met 80 miljoen te verlagen ten behoeve van de interne veiligheid? Is deze voorziening structureel bedoeld? Op basis van de gewijzigde veiligheidssituatie in de wereld en de prioriteit voor interne veiligheid heeft het kabinet besloten het defensie budget structureel met 80 miljoen gulden te verlagen ten behoeve van de interne veiligheid. 17 en 19 Kan van de voorgenomen Defensiebijdrage van 100 miljoen voor de interne veiligheid nader gespecificeerd worden om welke justitiële en politietaken het hier gaat? Waarom wordt geen verantwoording gegeven van de Defensiebijdrage aan politie en justitie? Wordt dit bedrag besteed voor het financieren van de directe en/of indirecte uitgaven die voortvloeien uit de nieuwe politietaak van de Koninklijke Marechaussee? Zo nee, hoe wordt het dan besteed. De Defensiebijdrage ten behoeve van interne veiligheid bedraagt niet 100 miljoen, maar 80 miljoen waarvan 45 miljoen voor Justitie en 35 miljoen voor Binnenlandse Zaken. De 80 miljoen wordt aangewend voornamelijk ten behoeve van de politie, maar ook ter versterking van de justitiële keten voor rechtspraak, delinquentenzorg en reclassering. Het bedrag wordt niet besteed voor het financieren van de directe of indirecte uitgaven die voortvloeien uit de nieuwe politietaak van de Koninklijke Marechaussee. In de ontwerp-begrotingen voor 1993 zal een nadere toelichting worden gegeven op de aanwending van genoemde bedragen. 18 Welke relatie ziet de regering tussen de interne veiligheid en het buitenlands beleid, rekening houdend met het doel van de nota om een «samenhangende beschrijving te geven van de buitenland-gerelateerde rijksuitgaven»? De nota als zodanig beoogt inderdaad een samenhangende beschrijving te geven van de buitenland-gerelateerde rijksuitgaven. In de inleiding worden - vooruitlopend op de Miljoenennota al enkele afwegingen met betrekking tot de begrotingsinvulling van dat jaar gegeven, waarbij ook herschikkingen tussen de buitenland en de binnenlanduitgaven aan de orde zijn; zie ook het antwoord op vraag Waarom is er in deze nota voor gekozen om de EG-afdrachten in hun geheel als «buitenlanduitgaven» te bestempelen, en daarmee het terug stromen van een (nog steeds) groter bedrag uit de EG-middelen met een binnenlandse bestemming naar de Nederlandse samenleving buiten beschouwing te laten. In de nota wordt beoogd primair een samenhangende beschrijving te geven van de buitenland-gerelateerde rijksuitgaven die op de rijksbe groting verschijnen. De EG-afdrachten zijn in hun geheel (exclusief landbouwheffingen) relevante overheidsuitgaven. De gelden die uit de EG-middelen terugstromen met een binnenlandse bestemming betreffen merendeels rechtstreekse betalingen aan natuur lijke of rechtspersonen. Overigens zijn deze zaken geenszins buiten beschouwing gelaten in de buitenlandnota; zie met name par Zie overigens ook vraag 86. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

10 21 Is het nietjuist en meer dan logisch dat in een situatie waarin de EG zich verder verbreedt en verdiept, en de EG-uitgaven (die blijvend als buitenlanduitgaven worden gezien) derhalve groeien, ook de buitenland uitgaven als geheel moeten groeien? Stijging van de EG-uitgaven zal met name ook sterk afhangen van de ontwikkeling van de EG-landbouwuitgaven, die nog altijd een groot deel van de EG-begroting uitmaken. Voorts zijn er EG-uitgaven die na 1992 aflopen (bijvoorbeeld voorraadafwaardering) dan wel geëvalueerd dienen te worden. Verdere groei van de EG-uitgaven vergt in ieder geval expli ciete besluitvorming over de nieuwe financiële kaders na Ook echter bij stijging van de EG-uitgaven, zal het van de beide andere grote componenten binnen de buitenlanduitgaven, te weten Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, afhangen of en in hoeverre deze uitgaven als geheel zullen groeien. Dit is derhalve niet op voorhand «juist en meer dan logisch». 22 Kan daar waar in deze nota gesproken wordt over de post «EG-afdrachten» (dus ook in de tabel op blz. 7), deze post uitgesplitst worden in onze proportionele bijdrage middels deze afdrachten aan: a. de externe EG-uitgaven; b. de interne EG-uitgaven die een binnenlandse bestemming in Nederland hebben; en c. de overige interne EG-uitgaven. Kan tevens de onder b gevraagde proportionele bijdrage uitgesplitst worden naar sectoren? De Nederlandse «EG-afdrachten» - middels de vier Eigen Middelen - bedragen ca. 5,88% van het totaal van de EG-begroting. Uit het totaal van deze EG-begroting worden de uitgaven per onderscheiden categorie (interne EG-uitgaven, externe EG-uitgaven, etc.) gedaan (zie tabel op blz.12). 23 Kan van alle besluiten in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 toegelicht worden ofze een structureel dan wel incidenteel karakter hebben? De genoemde besluiten in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 (Inleiding blz.4) hebben alle een structureel karakter met ingang van 1993 (zie bijlage 1). 24 Kan de zinsnede «voor de korte termijn (...) zoveel mogelijk uitgaan van de huidige definities, departementale afbakeningen (...)» als volgt vertaald worden: «in tegenstelling tot eerdere afspraken geen verdere «vervuiling» van het OS-budget toe te staan, wordt het OS-budget verder vervuild met onder andere 61,25 miljoen voor vredesoperaties en 100 miljoen aan onderwijs. Tevens zal het OS-budget binnen het plafond worden aangeslagen voor 50 miljoen voor het internationale milieubeleid (UNCED), in weerwil van het voortdurende, ook internationaal uitge dragen credo van de minister van OS, dat de UNCED-bijdrage geen «sigaar uit eigen doos» mocht zijn»? Indien deze vertaling nietjuist is, kan zij dan per onderdeel worden weerlegd? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 Nee; met de bedoelde zin is slechts beoogd aan te geven dat zaken als definities en departementale afbakeningen voor de korte termijn (in ieder geval binnen deze Kabinetsperiode) als zodanig niet ter discussie worden gesteld. De gesuggereerde «vertaling» heeft hiermee niets van doen. 25 en 39 Heeft men de uitgaven ten behoeve van het buitenland van andere departementen (WVC, O& W, VROM, Justitie - met uitzondering van asielzoekersmigratie ) opzettelijk buiten beschouwing gelaten? Zijn mogelijke herschikkingen binnen de begroting van Buitenlandse Zaken en verandering van grootte en omvang van Nederlandse vertegen woordigingen in het buitenland bij de overwegingen betrokken? De nota buitenlanduitgaven is - met opzet - beperkt tot de grotere groepen uitgaven te weten de EG-afdrachten, Defensie, Ontwikkelingssa menwerking, Centraal en Oost-Europa, Migratie/Asielzoekers, Milieu en Exportkredietverzekering. Mogelijke herschikkingen binnen de begroting van Buitenlandse Zaken en verandering van grootte en omvang van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland kunnen aan de orde komen bij de begrotingsvoorbereiding Is de conclusie juist dat bij de structurele aanpassingen in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 het ministerie voor OS per saldo 230 miljoen en het ministerie van Defensie 100 miljoen als rekening gepresenteerd krijgt? (blz.4) Het gaat hier niet zozeer om «rekeningen gepresenteerd krijgen» maar om structurele begrotingsaanpassingen ten behoeve van nieuwe priori teiten die een beleidsmatige relatie hebben met respectievelijk het OS-budget (per saldo 230 miljoen) en de Defensie-begroting (per saldo 100 miljoen). 27 Wordt het bedrag van ca. 275 miljoen dat op Defensie extra zal worden bezuinigd nog met andere posten vermeerderd? Moet een en ander worden opgeteld bij de 272 miljoen die reeds volgens de bestaande meerjarenramingen op de begroting van Defensie voor 1993 moet worden bezuinigd? Bij de begrotingsvoorbereiding is besloten dat Ontwikkelingssamen werking in 1992 f 30 miljoen en met ingang van 1993 f 61,25 miljoen zal bijdragen aan VN-contributies voor vredesoperaties in ontwikkelings landen. De begroting van Defensie zal met ingang van 1993 met f 81,25 miljoen gulden per jaar worden verlaagd ten behoeve van hulp aan de GOS-landen. Hiernaast wordt de begroting van Defensie met ingang van 1993 met f 80 miljoen verlaagd ten behoeve van de interne veiligheid. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 levert Defensie een evenredige bijdrage om kabinetsdoelstellingen ten aanzien van CLD en financierings tekort te bereiken. Deze kortingen worden aangebracht ten opzichte van de in de ontwerpbegroting 1992 aangegeven meerjarencijfers. 28 Wat is de bruto ODA-hulp in % BNP in 1993 vóór resp. na de struc turele aanpassingen van 230 miljoen op de OS-begroting van 1993? Exclusief incidentele bandbreedte-effecten kan de bruto ODA-hulp vóór de in de vraag bedoelde aanpassingen geraamd worden op 0,90% Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 BNP. Na de aanpassingen wordt de bruto-oda in 1993 geraamd op 0,87% BNP wanneer de bijdrage aan de contributie voor VN-vredesope raties niet als ODA wordt gekwalificeerd. Wordt deze bijdrage wel als ODA gekwalificeerd dan is naar raming sprake van een bruto-oda in 1993 van 0,88% BNP. 29 Welke bedragen vallen in 1993 structureel vrij als gevolg van de beëin diging van de ontwikkelingsrelatie met Indonesië? Aangezien, afgezien van de hulp uit het landenprogramma (cat. ll.a.1.), voor het merendeel van de programma's geldt dat het aanbod aan te financieren activiteiten vanuit een land en het daarbij voldoen aan de criteria (mede)bepalend is voor de omvang van een hulpstroom, kan deze vraag niet goed worden beantwoord t.a.v. het structurele effect voor die programma's. Enige richting op dit punt biedt de realisatie over de afgelopen jaren die voor Indonesië exclusief de hulp via het landenprogramma en het medefinancieringsprogramma in 1989 tot en met 1991 resp. 140; 185 en 147 miljoen bedroeg. In het landenprogramma (cat. ll.a.1.) was voor 1992 een kasplafond voorzien van 147 miljoen. Uitgaand van een gelijkblijvend niveau in 1993 en volgende jaren, is dus sprake van structureel «vrijvallen» van een bedrag in deze omvang. 30 Wordt door het zo zeer benadrukken van multilaterale hulp aan Centraal en Oost-Europa niet de volgende aspecten te veel uit het oog verloren: - de economische (en technologische) samenwerking van land tot land; - de vermaatschappelijking van de hulp, waarbij ook het Nederlandse bedrijfsleven een belangrijke rol kan spelen; - de politiek-psychologische betekenis die aan onze nationale inspan ningen kan worden toegekend, met het oog op het beroep dat ter zake op onze bevolking wordt gedaan? Kan worden aangegeven of en hoe aan deze aspecten aandacht wordt besteed? Door multilaterale hulpverlening of co-financiering van internationale projecten (zoals de vorm van de projecthulp aan het GOS) wordt in veel gevallen een betere internationale coördinatie van de hulpverlening en een evenwichtiger internationale lastenverdeling bereikt. Dit betekent echter niet dat aan bovengenoemde aspecten voorbij wordt gegaan. Ook in geval van (co-financiering van) multilaterale hulpverlening kunnen nederlandse bedrijven participeren in delen van projecten, zodat aan de economische samenwerking van land tot land vorm kan worden gegeven. De eerste ervaringen met deze vorm van hulpverlening worden nu opgedaan met het opzetten \ jn de projecthulp voor het GOS. De besprekingen met de Europese Commissie over deelname van Nederland in projecten van de EG voor het GOS zijn gestart. Nederland heeft als inzet participatie van het nederlandse bedrijfsleven bij projecten gericht op landbouw/transport en energie/milieu, zodat ook op deze manier de economische samenwerking van land tot land blijft bestaan. De EC heeft positief gereageerd op deze voorstellen en aan de verdere uitwerking wordt op dit moment gewerkt. 31 Wat wordt onder buitenlandbeleid verstaan? Tweede Kamer, vergaderjaar , 22610, nr. 3 12

13 Hieronder wordt verstaan het beleid gericht op dan wel grotendeels beïnvloed door of in het buitenland. Ofschoon dit beleid breder is en meer terreinen beslaat, ook los van budgettaire (on)mogelijkheden, wordt in het bestek van deze nota ingegaan op het beleid dat ten grondslag ligt aan de beschreven buitenland-gerelateerde rijksuitgaven. 32 Als in het buitenlandbeleid de coördinatie aan internationale beleidsaf stemming en coöperatie toeneemt, in hoeverre wordt dan ook de positie van het ministerie van Buitenlandse Zaken belangrijker? De toenemende noodzaak van internationale beleidsafstemming en coördinatie past uitstekend binnen de natuurlijke rol en taak van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit departement is immers verant woordelijk voor het formuleren en het presenteren van het Nederlands standpunt in de internationale samenwerkingsverbanden. In deze taak wordt het bijgestaan door andere departementen, die zorg dragen voor de inbreng van specifieke expertise. Een groeiende internationale beleidsafstemming en coördinatie zal aan de rol van het ministerie van Buitenlandse Zaken in dit opzicht een steviger accent geven. 33 Wordt met het gestelde onder «afstemming» (internationale coördi natie en overleg, zoveel mogelijk geïntegreerde benadering,..., afbreken van handelsbelemmeringen,..., de hulp kan het beste in multilateraal verband gebeuren,..., internationale inspanningen om migratiestromen in goede banen te leiden) een beleid bepleit van een re-allocatie van bilaterale OS-bijdragen naar multi-(bi)laterale bijdragen? De betrokken paragraaf beoogt in eerste instantie de aandacht te vragen voor de zogenoemde interdependentie van beleidsterreinen, die ook dwingt tot geïntegreerde beleidsvoorbereiding en uitvoering. Deze uitdaging geldt nationaal zowel als internationaal. In Nederland leidde de erkenning van de realiteit van interdependentie onder meer tot de instelling in 1986 van de Raad voor Ontwikkelingssa menwerking (ROS) als onderraad van de ministerraad. Tussen de donor landen wordt sedert vorig jaar in OESO en DAC verband de «coherentie-discussie» gevoerd, die moet leiden tot beleidsaanbeve lingen over hetzelfde onderwerp. In het internationaal overleg vormen onder meer ECOSOC, UNCTAD en de VN zelf fora voor overleg en besluitvorming over interdependente beleidsterreinen. Een geleidelijke groei van het deel van de nationale middelen voor ontwikkelingssamenwerking dat via multilaterale kanalen besteed wordt, is derhalve geen doel in zichzelf doch wel een logisch gevolg van de beleidsmatige voortgang in het «organiseren van interdependentie». In deze zin is een en ander ook aan de orde gesteld in de nota «Een Wereld van Verschil» en de nota Multilaterale Kanalen. 34 Als het nieuwe credo wordt «multilateraal waar kan, bilateraal waar moet», mede om de Nederlandse bijdrage zo efficiënt mogelijk aan te wenden, welke consequenties zal dit dan hebben voor de via het regeer akkoord geaccordeerde uitbreiding met tientallen ambtenaren op OS t.b.v. een versterking van het bilateraal beleid? De in het kader van het regeeraccoord afgesproken kwalitatieve en kwantitatieve versterking van het ambtelijk apparaat blijft onverïet. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 Gewezen wordt in dit verband op de koppeling van het hulpplafond aan het NNI hetgeen resulteert in een jaarlijkse stijging van het hulpplafond. Binnen het hulpplafond zullen ook nieuwe taken worden uitgevoerd. Hierbij ware met name te denken aan de hulp aan de Centraal-Aziatische republieken, terwijl voor 1993 nieuwe internationale milieutaken zijn voorzien. Voorts zij herinnerd aan de jaren van feitelijke stilstand van de «Hulp aan Suriname», welke situatie niet permanent zal zijn. Daarnaast zijn er nog voortdurende knelpunten op het terrein van de personele bezetting ten behoeve van Ontwikkelingssamenwerking in ontwikkelingslanden. 35 Kan een overzicht worden gegeven van de personele en financiële consequenties van het ingezette beleid om het OS-ambtenaren-corps te versterken? (S.v.p. perjaar vanaf het aantreden van dit kabinet de toename van en het aantal ambtenaren en de financiële consequenties ervan, zowel uitgedrukt in guldens als in percentage van het totale OS-budget). Zoals is beschreven in de brief van de minister voor Ontwikkelingssa menwerking dd. 7 juni 1991 (TK , , nr. 31) is de formatie-uitbreiding beperkt gebleven tot 60 plaatsen. Deze uitbreiding zou worden geëffectueerd in een fasering van 40 formatieplaatsen in 1991 en 20 formatieplaatsen in Hoewel in de praktijk een flexibele invulling is gehanteerd, lag de werkelijke fasering daar niet ver vanaf. Uitgaande van een gemiddelde indiensttreding op 1 juli van 40 OS-ambtenaren in 1991, kunnen de kosten worden geraamd op 2,2 mln (waarvan 0,4 mln incidenteel); dit komt overeen met 0,034% van het OS-budget. Uitgaande van een volledige vervulling van de 60 formatie plaatsen per , worden de kosten voor 1992 geraamd op 5,5 mln (waarvan 0,1 mln incidenteel) is 0,087% van het OS-budget. 36 Is de toegestane personeelsuitbreiding totaal reeds gerealiseerd? Ja. 37 Kan de tabel worden aangevuld met een extra regel: OS-budget exclusief toerekening asielzoekers, en met een andere regel: OS-budget exc/usief toerekening asielzoekers, bijdrage vredesoperaties, bijdrage onderwijs, bijdrage extra toeslag UNCED? In onderstaande tabel is de gevraagde informatie weergegeven met betrekking tot de ontwikkeling van het OS-budget OS-budget 1 OS-budget 2 OS-budget Exclusief kapitaalmarktmiddelen en EG-toerekening. 2 Exclusief kapitaalmarktmiddelen en EG-toerekening, asielzoekers. 3 Exclusief kapitaalmarktmiddelen en EG toerekening, asielzoekers, vredesoperaties, onderwijs, internationaal milieu. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

15 38 Wordt onderkend dat armoedebestrijding in de 3e Wereld een noodza kelijke voorwaarde is voor duurzame mondiale ontwikkeling, en dus een niet-additionele bijdrage uit het OS-plafond voor internationaal milieu bele/'d, terzake weinig of geen zoden aan de dijk zet? Zoals gesteld in de nota «Een wereld van verschil» (paragraaf 3.4.1) wordt duurzame ontwikkeling gedefinieerd als «ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoefte te voorzien, aan te tasten». De bijdrage uit het OS-plafond voor internationaal milieubeleid zal derhalve dienen bij te dragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling en daarmee wel degelijk een bijdrage leveren aan duurzame mondiale ontwikkeling. 40 Gesteld dat ook voor het in goede banen leiden van migratie-stromen internationale inspanningen nodig zijn. Welk begin van een mechanisme is hiervoor reeds aanwezig als we letten op de migratie-stromen in de regio van (en rond) het voormalige Joegoslavië? Het internationale beleid ten aanzien van conflicten zoals in Joego slavië gaat uit van het beginsel dat zoveel mogelijk naar opvang van «displaced persons» in de regio moet worden gestreefd. Het kabinet geeft in het geval van de onafhankelijkheidsstrijd in Joegoslavië er de voorkeur aan waar mogelijk steun te verlenen in de landen van opvang ter plaatse. Thans wordt in het kader van de Twaalf bezien welke mogelijkheden er zijn om deze hulpverlening uit te breiden. In het kader van de Twaalf wordt voorts gesproken over mogelijkheden om Lid-staten die worden geconfronteerd met onevenredig veel vluchte lingen uit het voormalige Joegoslavië, hiervan deels te ontlasten. 41 Hoe wordt de rol van de Verenigde Naties als actieve deelnemer in concrete conflicten in relatie tot regionale organisaties (zoals de Organi satie van Afrikaanse Eenheid, of de Organisatie van Amerikaanse Staten of de CVSE) beoordeeld? In hoeverre spelen dergelijke organisaties een belangrijke rol? De rol van de Verenigde Naties als actieve bemiddelaar, in samen spraak en samenwerking met relevante regionale organisaties, in regionale conflicten kan niet anders dan in positieve zin worden beoor deeld. Het aantal regionale conflicten dat is opgelost dankzij de gezamenlijke inspanningen van zowel de Volkerenorganisatie alsmede de regionale organisaties spreekt boekdelen. Hierbij valt onder meer te denken aan het conflict in El Salvador en het conflict in de Westelijke Sahara. De gezamenlijke inspanningen van de CVSE en de VN het conflict in het voormalige Joegoslavië tot een einde te brengen, kunnen zich weliswaar nog niet verheugen in een tastbaar eindresultaat, maar de coördinatie van diplomatieke en vredeshandhavende inspanningen tussen beide organisaties tonen aan dat er sprake is van een goed samenspel met als doel een vreedzame oplossing van het conflict. Het is dan ook een verheugend feit te noemen dat de laatste jaren regionale organisaties steeds meer een rol zijn gaan spelen op het terrein van conflictoplossing, conform Hoofdstuk 8 van het Handvest. 42 In hoeverre heeft de Veiligheidsraad met name een taak in de conflict beslechting bij binnenlandse conflicten (te denken valt aan Somalië en Afghanistan)? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 15

16 Het Handvest van de VN bepaalt dat de Veiligheidsraad geen bemoeienis heeft met de oplossing van binnenlandse conflicten (artikel 2, lid 7 van het Handvest). De primaire verantwoordelijkheid van de Raad ligt bij de handhaving en het herstel van de internationale rechtsorde, eveneens conform het Handvest. De bemoeienis van de Raad gedurende de laatste jaren met een aantal grensoverschrijdende conflicten waaraan een interne dimensie was verbonden wil dus niet zeggen dat de Raad in volkenrechtelijke zin verantwoordelijk is geworden voor beslechting van binnenlandse conflicten. Dat betekent echter niet dat geen sprake is van een zekere verschuiving van bemoeienissen van de Raad met bepaalde conflicten die in het verleden werden gekenmerkt als «intern» en dus buiten de competentie van de Raad vielen. Het conflict in het voormalige Joegoslavië vormt een goed voorbeeld van een grijze zone die is ontstaan tussen het begrip «intern» en «internationaa!» conflict. Voorwaarde blijft wel dat elk conflict, van welke aard dan ook, c.q. de (mogelijke) gevolgen daarvan wordt bestempeld als een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid (vgl. ook Irak/Koerden en VR-resolutie 688). 43 Wat wordt precies bedoeld met de uitdrukking dat de begrenzing van de buitenlanduitgaven enigszins fluïde is? De overgang tussen datgene wat wel en niet onder de buitenlanduit gaven kan geacht worden te vallen is vloeiend en beweeglijk («fluïde»), dat wil zeggen dat er geen duidelijke scheidslijn kan worden getrokken. 44 De regering acht meer flexibiliteit cruciaal. Op het terrein van defensie, EG-afdrachten en ontwikkelingssamenwerking dient meer ruimte te komen voor het maken van nieuwe afwegingen. Wordt hier niet de omgekeerde weg bewandeld? Is het niet beter eerst doelstellingen voor de nieuwe terreinen Centraal en Oost-Europa (inclusief het GOS), inter nationaal milieubeleid en migratie en vluchtelingen en asielzoekers te formuleren voordat je ruimte zoekt en creëert waarmee financiering van die doelstellingen veilig wordt gesteld? Anders valt toch ook niet te beoordelen welke mate van flexibiliteit gewenst dan wel noodzakelijk is? Los van de vraag of de doelstellingen voor genoemde nieuwe terreinen in kwantitatieve zin voor de langere termijn wel exact te formuleren zijn (zie ook antwoord op vraag 4 en 5) zijn deze mede afhankelijk van de mogelijkheden in het bredere verband van de budgettaire randvoor waarden voor het geheel van de overheidsuitgaven. Daarbinnen dient een periodieke afweging plaats te vinden tussen verantwoord geachte bezuinigingen c.q. herschikkingen versus gewenst geachte intensive ringen. De ruimte voor het tweede kan dus niet los gezien worden van het eerste. Daarbij is een politieke weging van de noodzakelijk c.q. gewenst geachte flexibiliteit aan de orde. 45 Waaruit moet blijken, gezien het ontbreken van een definitie van buitenlanduitgaven in deze nota en de voorgenomen voorzieningen voor terreinen die niet direct met het buitenlands beleid te maken hebben, dat er sprake is van «nieuwe afwegingen... om een beter antwoord te geven op de drie genoemde aandachtsvelden, nl. Oost-Europa, milieu en vluch telingen»? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 16

17 De herschikkingen ten behoeve van de drie genoemde aandachts velden zijn, voorzover niet reeds in het recente verleden aangebracht, toegelicht op blz.4 van de nota. Hieruit moge blijken dat het Kabinet hieraan daadwerkelijk prioriteit toekent, hetgeen overigens los staat van het al dan niet ontbreken van een definitie van buitenlanduitgaven. 46 Kan nader worden gespecificeerd of er op korte termijn kosten verbonden zijn aan de reeds ingezette herstructurering van de krijgs macht, waarmee in de Defensienota en de meerjarencijfers rekening is gehouden? In de Defensienota en onder andere de begroting 1992 en meerjaren cijfers zijn deze kosten - voor zover mogelijk - apart opgenomen. 47 Kan worden aangegeven op welke wijze de EG-afdrachten en het OS-budget zullen worden bijgesteld, indien rekening wordt gehouden met het door de onlangs door het CBS vastgestelde hogere bruto binnenlands produkt? Aan de hand van de in de aanstaande MEV op te nemen ramingen zullen de effecten op de EG-afdrachten en het OS-budget kunnen worden beoordeeld en zonodig verwerkt in de rijksbegroting Kan de tabel op blz. 7 ook worden gegeven voor Duitsland, Frankrijk, België, Verenigde Staten en Engeland? Kan daarbij ook worden aange geven wat de uitgaven per uitgavencategorie zijn per hoofd van de bevolking (ook voor de Nederlandse buitenlanduitgaven)? In de onderstaande tabel is voor de gevraagde landen, gecompleteerd met Nederland, informatie 1 gepresenteerd over de EG-afdrachten, de defensie-uitgaven en het OS-budget (zowel in absolute bedragen (kolom 1 en 4) als per hoofd van de bevolking (kolom 2 en 5) als in % BBP (kolom 3 en 6)). Duitsland (1)> w 1980 (3}«(4) 5 (5) (6) 7 EG-afdrachten Defensie OS-budget 13,1 45,9 6,9 213,3 745,1 112,6 0,8 2,8 0,4 24,1 59,4 10,7 388,8 971,9 173,4 1,1 2,6 0,5 Totaal 65, ,0 4,0 94, ,1 4,2 Frankrijk (1)> (2)3 (3)' (4) 5 (5) 6 (6)' EG-afdrachten Defensie OS-budget 5,6 27,4 7,9 103,1 509,5 146,6 0,6 2,9 0,8 18,4 47,2 15,7 328,5 848,0 278,9 0,9 2,6 0,8 Totaal 40,9 759,3 4,3 81,3 1455,4 4,3 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 17

18 België (1)' (2) 3 (3)' (4) 5 (5) 6 (6)' EG-afdrachten Defensie OS-budget 2,1 5,5 1,3 217,2 555,6 127,5 1,1 2,8 0,7 3,7 7,3 2,0 377,4 739,8 196,4 1,2 2,3 0,6 Totaal 8,9 900,3 4,6 13, ,7 4,1 Verenigde Staten (1) 2 (2) 3 (3)' (4) 5 (5) 6 (6)' Defensie OS-budget 227,3 12, ,9 54,8 4,8 0,3 528,4 20, ,2 82,4 5,8 0,2 Totaal 239, ,7 5,1 548,8 2211,7 6,0 Engeland (1)> (2) 3 (3)' (4) 5 (5) 6 (6)' EG-afdrachten Defensie OS-budget 6,1 39,9 3,9 107,2 708,5 69,5 0,8 5,3 0,5 9,4 66,0 5,4 163, ,1 95,8 0,6 4,4 0,4 Totaal 49,9 885,2 6,6 80,9 1413,6 5,4 (1)«(2) 3 (3)' (4) 5 (5) 6 (6)' Nederland EG-afdrachten Defensie OS-budget Overig 3,5 11,0 2,9-0,0 248,6 777,9 205,1-2,5 1,0 3,3 0,9-0,0 6,5 14,1 4,8 0,9 441,3 953,8 325,0 55,6 1,4 3,0 1,0 0,2 Totaal 17, ,1 5,2 26, ,8 5,6 ' De navolgende bronnen zijn gebruikt. Voor de EG-afdrachten en de defensie-uitgaven het «Government Finance Statistics Yearbook (volume xiv, 1990)» van het IMF Voor het OS-budget het «1991 Report Development CO-operation» van de OESO; het OS-budget is gedefinieerd als de som van de ODA-uitgaven (ODA = Official Development Assistance) plus de OOF-uitgaven (OOF = Other Official Flows). 2 Bedragen in miljarden guldens 3 Bedragen in guldens per hoofd van de bevolking. 4 In % van het Bruto Binnenlands Produkt (BBP). 5 Bedragen in miljarden guldens 6 Bedragen in guldens per hoofd van de bevolking. 1 In % van het Bruto Binnenlands Produkt (BBP). 49 Het Nederlandse aandeel in de EG-giften bedraagt ruim 300 miljoen. Participeert Nederland niet in het aandeel dat uit leningen, kredietga ranties enzovoort bestaat? Voorzover op leningen en kredietgaranties van de EG betalingsachter standen van rente en aflossing gaan optreden, leidend tot een beroep op de EG-begroting, en verhoogde EG-afdrachten, is hierop het gebruike lijke Nederlandse proportionele aandeel van toepassing. 50 Uit de grafiek op blz.8 van de nota blijkt dat de EG-afdrachten het grootste en snelst stijgende deelbudget binnen de buitenlanduitgaven is. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 18

19 Dit zal zich, gelet op het Delors ll-pakket, doorzetten. Acht de regering het mogelijk en wenselijk deze groei ten alle tijde binnen de buiten landuitgaven op te vangen? Allereerst acht de regering het geboden te bezien of en in hoeverre een voortgezette stijging van de EG-afdrachten, ook in het kader van Delors II, wenselijk en noodzakelijk wordt geacht. Herschikkingen binnen het EG-budget kunnen hierbij van belang zijn. Vervolgens acht de regering het wenselijk om te bezien of een onver mijdelijke stijging van de EG-afdrachten binnen het geheel van de buiten landuitgaven kan worden opgevangen. Daarnaast kan worden bezien in hoeverre EG-beleid als herkenbaar, specifiek vervangend beleid kan leiden tot specifieke toerekening aan de departementale begrotingen. Voorzover het opvangen binnen het totaal van de buitenlanduitgaven niet mogelijk en verantwoord zou zijn, zal dit effect moeten hebben op de overige, binnenlanduitgaven. Dit gegeven het uitgangspunt dat het totaal van de rijksuitgaven binnen budgettaire normen dient te blijven. 51 en 109 Waarom zijn in de genoemde grafiek op blz.8 niet de meerjarencijfers uit de Defensiebegroting gehanteerd? Is de regering werkelijk voornemens om over de betreffende jaren loon en prijsbijstellingen toe te kennen zoals die hier zijn verwerkt? Er wordt gesproken over de huidige schatting voor het toevoegen van de loon en prijsbijstelling. Wanneer is definitief bekend of deze wordt toegevoegd? Over welke bedragen gaat het precies? Om een vergelijking mogelijk te maken met de andere buitenlanduit gaven, die zijn uitgedrukt in lopende prijzen, zijn bij de meerjarenra mingen voor Defensie de in de aanvullende post bij de rijksbegroting geraamde bedragen voor loon en prijsbijstelling opgeteld voor de periode Afhankelijk van de actuele inzichten ten aanzien van de loon en prijsontwikkelingen worden de in de aanvullende post geraamde bedragen aangepast. Jaarlijks vindt besluitvorming plaats over de uitdeling van de eerstvolgende jaartranche loon en prijsbijstelling. Definitieve besluitvorming over de uitdeling van de prijsbijstellings tranche 1993 dient nog plaats te vinden in het kader van de begrotings voorbereiding Over de uitkomsten wordt u bij Miljoenennota 1993 geïnformeerd. Voor de in de Miljoenennota 1992 in de aanvullende post geraamde bedragen voor loon en prijsbijstelling zij verwezen naar het antwoord op vraag en 60 Hoe en bij welke gelegenheid zullen de mogelijkheden van vervangend beleid (intensiveringen van communautair beleid onder gelijktijdige vermindering van nationaal beleid) door de regering worden gepresen teerd? Waarom worden er nog geen concrete beleidsconsequenties getrokken uit de terechte constatering dat (een deel van) het EG-beleid als vervangend beleid kan worden beschouwd ten opzichte van het Nederlandse beleid? Waarbij toch aangenomen kan worden dat met het Nederlandse beleid het binnenlandse beleid bedoeld wordt? De regering streeft ernaar om in het kader van de begrotingsvoorbe reiding de mogelijkheden van vermindering van nationaal beleid ingeval van beleidsintensiveringen op communautair niveau (vervangend beleid) in beeld te brengen en bij Miljoenennota te kunnen presenteren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 19

20 In hoeverre het Delors ll-pakket aanleiding geeft tot toerekening van EG-beleidsintensiveringen kan pas worden bezien, wanneer de Commissie met voorstellen tot concrete invulling van het pakket komt nadat hierover besluitvorming heeft plaatsgevonden. 53 Kan worden aangegeven voor welk bedrag de Nederlandse buitenland uitgaven in 1997 zouden kunnen worden vervangen door het Neder landse aandeel in de intensiveringen voor buitenlands beleid conform het Delors ll-pakket? In het Delors ll-pakket wordt voorgesteld om de externe uitgaven te verhogen van 3650 mecu in 1993 tot 6300 mecu in 1997, dat wil zeggen een stijging van 70% (jaarlijks gemiddeld 12%). Deze uitgaven zouden ten goede moeten komen aan: - Centraal en Oost-Europa en de ex-sovjet-republieken; - Middellandse Zee-landen en Nabije Oosten; - Latijns-Amerika en Azië; - nood en voedselhulp. Een duidelijke uitsplitsing van de voorstellen heeft de Commissie nog niet gegeven. Ook zal de Raad nog moeten beslissen over het bedrag dat in het kader van Delors II voor deze beleidsterreinen zal worden uitgetrokken. Conform de bestaande afspraken worden EG-uitgaven ten behoeve van Samenwerking met Ontwikkelingslanden (exclusief Centraal en Oost-Europa en ex-sovjet-landen) geheel toegerekend aan OS. 54 Kan een staatje worden gegeven van de allerarmste en arme landen, inclusief de relatief arme economieën in Midden en Oost-Europa, teneinde inzicht te krijgen hoe relatief de relatief arme economieën in Midden en Oost-Europa zijn t.o.v. de traditionele OS arme/allerarmste landen? In bijgaand overzicht 1 staan de landen gerangschikt per inkomenscate gorie (Wereldbank classificatie). Overigens geldt dat voor landen in de voormalige Sovjet-Unie nog geen definitieve gegevens beschikbaar zijn over het BNP per capita. Deze zijn dan ook niet in de bijgevoegde staat opgenomen. De Wereldbank is doende voor de GOS-republieken statis tische gegevens te verzamelen. Het ligt in de verwachting dat de vijf Centraal-Aziatische republieken, (Kazahkstan, Kirgizië, Tadjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan) tot de categorie van de lage inkomens landen behoren. Binnen Midden en Oosteuropa behoort Albanië tot de armste landen en naar verwachting zal dit ook gelden voor enkele van de deelrepublieken op het grondgebied van Joegoslavië. 55 en 56 Zou één norm voor de buitenlanduitgaven geen afbreuk doen aan de afwegingsfunctie van de rijksbegroting en daarmee ook een reden zijn voor het afwijzend oordeel? Welke voordelen heeft een dergelijke buitenlandnorm? Ter inzage gelegd op de bibliotheek Hoewel één budgettaire norm voor alle buitenlanduitgaven noodzaakt tot een prioriteitenstelling binnen zo'n norm en daarmee zo'n blok buitenlanduitgaven als zodanig binnen budgettaire grenzen dwingt, overheersen toch de nadelen, waarbij het doorbreken van de afwegings functie van de totale rijksbegroting zeer zeker van belang is. Daarbij is ook van betekenis dat een norm voor een uitgavengeheel dat betrekking heeft op méér dan een minister complicerend werkt. Wil men een norm voor meer dan één afzonderlijke begroting waarvoor ministe Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 20

21 riële verantwoordelijkheid gedragen wordt, dan kan die norm beter het geheel van de ministerraad betreffen, waarbij daar dan steeds de priori teitenafweging kan plaatsvinden. 57 Is er in andere landen ervaring met één norm voor de buitenlanduit gaven? In andere landen als Duitsland, Franknjk, België en Engeland, is geen ervaring met één norm voor de buitenlanduitgaven. 58 Betekent de zinsnede «dat intensiveringen op één of meer afzonder lijke onderdelen opgevangen zouden moeten worden door uitgavenbe perkingen op andere onderdelen» dat dit niet alleen geldt voor het totaal van de buitenlanduitgaven, maar ook voor de afzonderlijke onderdelen? Met andere woorden betekent de toekenning van 50 miljoen «extra» voor milieubeleid via UNCED onder het OS-plafond, en de toerekening van OS-geld voor GOS-landen, dat dit moet leiden tot uitgavenbeperkingen elders binnen het OS-beleid. Kan worden aangegeven waar deze uitga venbeperkingen, nog aangevuld met de extra opgelegde «vervuiling», zal worden opgevangen middels uitgavenbeperkingen elders? (blz.9) Als uitgangspunt geldt dat uitgavenverhogingen binnen één onderdeel primair door uitgavenverlagingen bij dat zelfde onderdeel zullen moeten worden opgevangen. De extra OS-bijdragen gaan in per 1993 (uitge zonderd 30 miljoen voor vredesoperaties in 1992) en zullen worden ingepast binnen het voor 1993, afhankelijk van de NNI-groei, vast te stellen OS-plafond voor dat jaar. 59 Wat wordt er bedoeld met een nader te definiëren internationale samenwerkingsnorm? Een norm die de buitenlanduitgaven van een plafond voorziet uitgedrukt in een vast percentage van het nationaal inkomen, BNP, of van de rijksuitgaven? Of een norm in het kader van het begrotingsbeleid, die bepaalt dat het huidige aandeel van de buitenland uitgaven in het totaal van de rijksuitgaven niet ten koste mag gaan van het aandeel van de binnenlanduitgaven? De nota spreekt bewust van een nader te definiëren internationale samenwerkingsnorm. De geopperde mogelijkheden zullen tezamen met andere modaliteiten een diepgaande studie vereisen. De uitkomsten hiervan zullen tezijnertijd aan de Kamer worden medegedeeld. Vergelijk echter als complicerende factor het hiervoor gestelde bij het antwoord op vraag In hoeverre is het opvangen van uitgavenstijgingen, die niet binnen het begrotingshoofdstuk kunnen worden gecompenseerd binnen het blok buitenlanduitgaven in overeenstemming met het stringente begrotings beleid? Volgens de regels van het stringente begrotingsbeleid behoren alle uitgavenoverschrijdingen te worden gecompenseerd. Compensatie kan daarbij zowel specifiek (binnen het begrotingshoofdstuk) als generaal plaatsvinden. Generale compensatie is daarbij niet nader gedefinieerd, het kan zowel compensatie door alle departementen (via bijvoorbeeld de proportionele sleutel) als compensatie bij een aantal specifiek aan te wijzen uitgavencategorieën betekenen. Compensatie binnen het blok Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 21

22 buitenlanduitgaven is daarmee in overeenstemming met het stringente begrotingsbeleid. 62 Waarom is in de meerjarenramingen geen rekening gehouden met EG-afdrachten op basis van 1,2% EG-BNP? De ramingen voor de Nederlandse EG-afdrachten waren tot en met 1992 gebaseerd op de ramingen van de EG-uitgaven uit de Financiële Vooruitzichten, die ónder het vigerende eigen middelen-plafond van 1,20% EG-BNP lagen, mede door een sterkere groei van het EG-BNP dan voorzien. Het voorontwerp EG-begroting 1993 ligt op een niveau van 1,10% EG-BNP. Het opvraagpercentage voor de eigen middelen lag in de jaren 1988t/m 1992 op achtereenvolgens 1,09, 1,07, 1,09, 1,13en 1,15. Het lijkt (en leek) derhalve vooralsnog prematuur nu reeds in de meerjarenramingen uit te gaan van een uitgavenplafond van 1,20% EG-BNP, mede in afwachting van besluitvorming over het Delors ll-pakket. 63 Is het door Delors voorgestelde maximumplafond van 1,37% een fictief percentage? Hoe wordt hiermee rekening gehouden in de meerjaren cijfers? Het percentage van 1,37 is een resultante van de in het Delors-pakket voorgestelde uitgavenverhogingen (miljarden ecu's in constante prijzen), onder de veronderstelling van gemiddeld 2,5% reële groei van het EG-BNP in de periode 1992 t/m 1997 en met een reservering van 0,03% EG-BNP voor onvoorziene uitgaven en garantiebetalingen. Met dit uitgavenpercentage is géén rekening gehouden in de meerja rencijfers (zie ook antwoord op vraag 62). Overigens zou een dergelijk uitgavenplafond voor genoemde periode niet per definitie impliceren dat de uitgaven op de EG-begrotingen in die onderscheidene jaren óók volledig tot het toegestane plafond worden opgevuld. (Dit is immers ook niet met het tot nu toe vigerende plafond van 1,20% EG-BNP het geval geweest in de jaren ) 64 Moet al in de begroting voor 1993 met de dreigende tegenvaller van 400 miljoen gerekend worden? Zo nee, vanaf welk moment in de meerja renraming zal dat wel moeten gebeuren? De raming van de EG-afdracht voor 1993 bij Miljoenennota 1993 zal worden gebaseerd op een schatting van het te verwachten EG-begro tingstotaal 1993, naar aanleiding van het recent door de Commissie ingediende voorontwerp van de EG-begroting Naar verwachting zal dit kunnen leiden tot een lichte meevaller ten opzichte van de huidige raming voor Aanpassing van de meerjarenraming zal dienen te geschieden op het moment dat de consequenties van de toekomstige besluitvorming over het Delors ll-pakket duidelijk zijn voor wat betreft de hoogte van de financiële plafonds. 65 Kan de regering aangeven welk deel (in mld Ecu) van het voorgestelde Delors ll-pakket (van 20 mld Ecu) volgens haar wel en welk deel niet rechtstreeks uit de besluitvorming van Maastricht voortvloeit? In Maastricht is welbewust niet gesproken over de uitgaven van de EG. Immers deze zouden aan de orde komen in het kader van de aanpassing van de Financiële Perspectieven van de Gemeenschap. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 22

23 In Maastricht is wel besloten tot de instelling van een cohesiefonds voor eind 1993, maar geen enkel besluit is genomen over de omvang van dit fonds. 66 Betekent de terughoudende en kritische opstelling van Nederland ten opzichte van de voorgestelde verhoging in «Delors II» dat Nederland hiermee niet akkoord zal gaan? De regering is van mening dat de onderbouwing van de door de Commissie gevraagde verhoging van de Eigen Middelen onvoldoende is. Ook in de besprekingen in EG-kader van de Delors-voorstellen is de Commissie tot op heden er niet in geslaagd deze onderbouwing alsnog te verschaffen. Voorts blijkt uit een recent rapport van de Europese Rekenkamer dat de huidige middelen onvoldoende effectief worden besteed. Naar de mening van de Regering kan de eerste drie jaar het plafond van 1,2% EG-BNP worden gehandhaafd. Voorts zal naar een duidelijke kwaliteitsverbetering van de uitgaven moeten worden gestreefd. 67 en 71 Kan het standpunt van de regering over het Delors-ll pakket als volgt samengevat worden: iedere overschrijding van het huidige EG-begro tingsplafond van 1,20% EG-BNP is vooralsnog onacceptabel en vloeit in ieder geval niet voort uit de resultaten van Maastricht? Zo nee, moet dan de conclusie luiden dat de Nederlandse regering wel de verdragen wil, maar er niet voor wil betalen? Of wil zij er wel voor betalen, maar zodanig dat haar positie als netto-ontvanger niet wordt aangetast? Waarom moet het Delors-ll pakket kritisch worden beoordeeld? Is dit pakket niet het gevolg van het streven naar verdieping van de EG na «Maastricht» Het huidig financieel kader van de Gemeenschap loopt tot eind dit jaar. Ongeacht de verdragen van Maastricht is het noodzakelijk dat een nieuw financieel kader voor de Gemeenschap in de komende vijf jaar wordt vastgesteld. Wat betreft de relatie met de verdragen van Maastricht moet worden opgemerkt dat alleen het cohesiefonds een duidelijk uitvloeisel is van Maastricht. De kosten van een dergelijk fonds zouden overigens ook binnen de huidige financiële kaders ingepast kunnen worden. Een van de belangrijkste verdiepingen die het resultaat zijn van de verdragen van Maastricht is de EMU. Om mee te doen aan de derde fase van de EMU dienen de Lid-Staten o.a. hun begrotingsbeleid zodanig te voeren dat ze kunnen voldoen aan de betreffende convergentie-criteria. Voor het overgrote deel van de Lid-Staten betekent dit een terugdringing of althans verdere beheersing van de overheidsuitgaven. Het pakket Delors zou de overheidsuitgaven juist aanzienlijk doen stijgen. De voorgestelde uitgavenverhoging dienen daarenboven op hun eigen merites te worden bezien. Zoals reeds uit het antwoord op vraag 66 blijkt is de Commissie er nog niet in geslaagd de noodzaak van dergelijke verhogingen overtuigend aan te tonen. Het staat vast dat aanvaarding van het pakket Delors-ll betekent dat Nederland in bepaalde mate netto-betaler wordt aan de EG. De netto positie vormt uiteraard een factor in het geheel van overwegingen. De reeds eerder uiteengezette overwegingen hebben echter een grote rol gespeeld bij een kritische en terughoudende opstelling van de Neder landse regering jegens het Delors-ll pakket. Tweede Kamer, vergaderjaar , 22610, nr. 3 23

24 68 Wat zijn de consequenties voor de BNP-afdracht van Nederland indien wordt uitgegaan van afdrachten op basis van respectievelijk 1,25%, 1,30% EG-BNP? De consequenties voor de raming van de Nederlandse BNP-afdracht zijn dan als volgt, afgezien van de in Delors II voorgestelde verschuiving van de BTW-afdracht naar de BNP-afdracht en uitgaand van volledige benutting van genoemde plafonds: Verhoging Nederlandse BIMP-afdracht x mln. gldn., t.o.v. raming MN bij EG-plafond van 1,25% bij EG-plafond van 1,30% Wat is de feitelijke verhoging die Delors vraagt ten opzichte van het bestaande maximum uitgedrukt in Ecu's, en wat is het Nederlands aandeel daarin. Het bestaand maximum (het Eigen Middelen plafond) bedraagt 1,2% BNP. In 1997 zou dit bij 2,5% reële groei overeenkomen met 74,6 miljard Ecu. Delors vraagt voor 1997 evenwel 85 miljard Ecu (83,2 miljard betalingskredieten + 0,03% BNP marge), ruim 10 miljard Ecu meer dus. Het huidige Nederlandse aandeel in de totale EG-begroting bedraagt 5,88% (het Nederlandse aandeel in het vierde eigen middel bedraagt 4,3%). N.B. Alle bedragen in prijzen Op welke wijze zou, volgens het Kabinet, het Delors-ll pakket moeten worden aangepast om het plafond van 1,20% EG-BNP niet te overschrijden. In 1997 bedraagt de vrije ruimte onder het huidige Eigen-Middelen plafond 13 miljard Ecu. Een deel van deze ruimte zal moeten worden aangewend voor financiering van het pakket aan landbouwhervormings maatregelen. De resterende ruimte zou bij voorrang kunnen worden aangewend voor het cohesiefonds en een stijging in de uitgaven voor het extern beleid. 72, 73, 74 en 75 Kan al worden aangegeven wat de financiële consequenties zijn van de geaccepteerde herzieningsvoorstellen van landbouwcommissaris MacSharry? Garandeert het plan MacSharry dat het niveau van de landbouwuit gaven binnen het zgn. «landbouwrichtsnoer» blijft? Wat is de consequentie voor Nederland van de wijziging van het landbouwsysteem met betrekking tot de ontvangstenkant? Hoe hoog zijn de extra uitgaven voor de gemeenschappelijke landbouwpolitiek als gevolg van het bereikte compromis over het plan MacSharry? Het aannemen door de Raad van het gemodificeerde MacSharry voorstel zal van invloed zijn op de in de nota gepresenteerde reeks «herziening gemeenschappelijk landbouwbeleid». Voorlopige bereke ningen wijzen uit, dat de uitgaven na 1994 met 1 a 2 miljard Ecu kunnen oplopen ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Inmiddels heeft de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 24

25 Commissie een overzicht verstrekt van de kosten van het herziene GLB en de ontwikkeling van het landbouwrichtsnoer. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de guideline (welke de Commissie met ingang van 1/1/1994 wil ophogen met 1,5 miljard Ecu extra) in 1995 en 1996 wordt overschreden. Deze overschrijding kan in twijfel worden getrokken aangezien in de cijfers geen rekening is gehouden met de inflatiecor rectie op het landbouwrichtsnoer. Indien bij de ontwikkeling van het landbouwrichtsnoer wel rekening wordt gehouden met inflatie (bijvoor beeld 4% per jaar) blijven de door de Cornmissie geraamde landbouwuit gaven, welke in nominale bedragen zijn vastgesteld voor de komende 3 jaren, onder het landbouwrichtsnoer, ook indien het landbouwrichtsnoer niet met 1,5 miljard Ecu wordt opgehoogd. Indien met ontvangstenkant de eigen middelen (douanerechten, landbouwheffingen) worden bedoeld, is de taxatie gewettigd dat hier een derving zal optreden van enkele miljoenen ecu. Hoe dit voor Nederland uitwerkt valt thans niet nader te concretiseren. 76 Kan de regering aangeven welke middelen nodig zijn om zowel het cohesiebeleid te versterken als de twijfels omtrent absorptiecapaciteit en effectiviteit weg te nemen? De twijfels omtrent de effectiviteit van het cohesiebeleid zijn ontstaan doordat onvoldoende controle wordt uitgeoefend bij de besteding van de structuurfondsmiddelen. Het is daarom zaak dat de beheersstructuur van de structuurfondsen wordt verbeterd. De resultaten van programma's zouden bijvoorbeeld consequent moeten worden getoetst aan de hand van tevoren gekwanti ficeerde doelstellingen. Wat betreft de absorptiecapaciteit dient te worden opgemerkt dat het cohesiebeleid qua volume een ongekend hoog niveau heeft bereikt. De giften die Portugal, Griekenland en lerland uit de structuurfondsen ontvangen beslaan reeds 4% van het BNP van die landen. Ongeacht de absorptiecapaciteit kunnen daarom vraagtekens gezet worden bij de voorgestelde toename van cohesiemiddelen. 77 Kan het Cohesiefonds in 1993 binnen het 1,20% plafond gefinancierd worden, ofzou dit tot kortingen op andere uitgaven leiden? Het Cohesiefonds kan binnen het Eigen Middelenplafond gefinancierd worden. De Commissie stelt een Cohesiefonds voor dat oploopt van 1,56 miljard Ecu in 1993 tot 2,5 miljard in In het door de Commissie gepresenteerde Voorontwerp van begroting 1993 is het Cohesiefonds opgenomen. Het totaal van dit Voorontwerp blijft ruim binnen het Eigen Middelenplafond van 1,20%. 78 Is de regering van mening dat onvoldoende inzicht bestaat in de effec tiviteit van de structuurfondsen hetgeen op zich al een reden is negatief te staan ten aanzien van verdere verhoging van de cohesie-uitgaven. De Commissie heeft geen overtuigend bewijs kunnen aandragen dat de effectiviteit van de structuurfondsen gewaarborgd is. De twijfels over de effectiviteit van de structuurfondsen zijn voor Nederland een van de redenen om kritisch te staan tegenover de voorgestelde verhogingen. De regering wordt gesterkt in haar twijfel door het onlangs uitge brachte rapport van de Europese Rekenkamer. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 25

26 79 Op basis waarvan worden tw/jfels en vragen opgeroepen omtrent de absorptiecapaciteit en effectiviteit van de voorgestelde cohesiemidde/en. De Commissie presenteerde in maart van dit jaar een evaluatie van de structuurfondsen. Deze evaluatie voldeed niet aan de verwachtingen van Nederland aangezien nauwelijks werd ingegaan op het effect van de structuurfondsen. Na aandringen van de lidstaten verstrekte de Commissie gegevens over de mogelijke (ex ante) macro-economische impact van de structuurfondsen; gegevens over de bereikte (meso en micro-economische) resultaten van de structuurfondsen werden niet verstrekt. Voorts wordt in de jaarverslagen van de Europese Rekenkamer telkens kritiek uitgeoefend op de wijze waarop de Commissie de structuur fondsen beheert. Nederland heeft bovendien tijdens de Ecofin-Raad van april om een speciaal rapport van de Rekenkamer verzocht. Uit het onlangs verschenen rapport blijkt dat de Commissie nauwelijks over een instrumentarium beschikt waarmee de effectiviteit en de rechtmatigheid van de cohesiemiddelen kan worden gecontroleerd. 80 Betekenen de wijzigingen die worden geïntroduceerd in het Delors ll-pakket op het terrein van de cohesie dat Nederland minder snel in aanmerking komt voor gelden uit de structuurfondsen? Het Delors ll-pakket bevoordeelt lidstaten met arme regio's in zoverre, dat er voorgesteld wordt reëel 66% meer cohesiemiddelen aan deze regio's ter beschikking te stellen. Voor de overige regio's (waaronder Nederlandse regio's die uit de structuurfondsen ontvangen) wordt evenwel nog altijd een verhoging van 50% voorgesteld. De voorstellen van de Commissie zouden dus zelfs de mogelijkheid bieden voor toename van de Nederlandse ontvangsten uit de structuur fondsen; het Nederlandse aandeel (dat overigens nu reeds vrij gering is) zou evenwel dalen. 81 Hoe verhoudt de prior/teitsstelling van de Europese Commissie om onder andere ontwikkelingssamenwerking te versterken zich tot het streven van de Nederlandse regering naar stabilisatie van de hulp aan andere 'regio's dan Midden en Oost-Europa en het GOS op het huidige niveau. Voor andere regio's dan Midden en Oost-Europa en het GOS bestaan reeds meerjarenkaders die lopen tot en met Deze kaders houden een sterke groei in van de uitgaven ten behoeve van bedoelde regio's. De Nederlandse regering is van mening dat na afloop van de meerjaren kaders bezien zou moeten worden of - gezien het dan bereikte niveau - stabilisatie daarvan wenselijk is. In het nieuwe Verdrag inzake de Europese Unie heeft de ontwikkelings samenwerking een zelfstandige plaats gekregen. Hierdoor kan de Europese ontwikkelingssamenwerking belangrijk worden versterkt. 82 Welk bedrag is er gemoeid met de compensatie voor het Verenigd Koninkrijk? Nederland zal in Mecu (f.400 miljoen) moeten betalen aan VK-compensatie. Voor het Verenigd Koninkrijk levert de compensatie (in totaal 2,6 miljard Ecu = f.6000 miljoen) een korting van bijna 36% op zijn EG-afdrachten op. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 26

27 83 Welke bedragen zijn gemoeid met het aflopen van de overgangsre geling voor Spanje en Portugal? (inmecu) e.v. - Restituties Spanje Restituties Portugal Financiële compensatie Spanje i.v.m. financiering waardevermindering van de oude voorraden landbouwprodukten Idem Portugal 6 7 Totaal Is het berekende Nederlandse aandeel in het Delors ll-pakket 1,9 miljard (conform de tabelj of 1,7 miljard (conform de brief van BuZa van 18/5/1992) in 1996? Op basis van de laatste gegevens over de macro-economische (BNP-)ontwikkelingen is het Nederlandse aandeel in het Delors ll-pakket berekend op ± 1,9 miljard gulden. 85 Welke problemen heeft Nederland bij het interventionistische karakter van de voorgestelde maatregelen van de gemeenschap? (blz. 16) Nederland steunt het uitgangspunt van de Commissie meer rekening te willen houden met de behoeften en prioriteiten van de Europese industrie. In Nederlandse optiek dient deze doelstelling echter bereikt te worden via een voorwaardenscheppend beleid, terwijl de Commissie kiest voor een meer interventionistisch sectorieel gericht beleid. Om deze reden heeft Nederland zich in de EPU-onderhandelingen kritisch opgesteld ten aanzien van een industriehoofdstuk in het Unieverdrag. 86 Wat zijn voor de komende jaren de verwachtingen ten aanzien van de verhouding kosten/baten voor Nederland met betrekking tot de EG? Het is uiteraard niet mogelijk gedetailleerd aan te geven wat de kosten en baten van Nederland zullen zijn. Waar het gaat om de positie van Nederland inzake de EG-begroting, is dit mede afhankelijk van de uitkomsten van de onderhandelingen. Verwacht kan worden dat Nederland meer aan de EG-financiering zal gaan bijdragen, terwijl het profijt van de EG-uitgaven relatief zal afnemen. Per saldo zal hieruit een zekere netto-betalerspositie resulteren. Hierbij zij aangetekend dat, zoals reeds in de nota opgemerkt, een kosten-baten analyse louter gebaseerd op de financiële stromen van en naar de EG-begroting een te beperkt beeld geeft van de werkelijke kosten en baten van de EG. 87 In welke mate, en op welke beleidsterreinen is er in de afgelopen 4 jaar sprake geweest van vervangend beleid? Mede naar aanleiding van beschouwingen in het heroverwegings rapport «Gevolgen EG-beleid voor het bestaande nationale beleid» werd bij de voorbereiding van de begroting 1992 besloten om de volgende Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 27

28 compensaties aan te brengen. Het betrof een diversiteit van beleidster reinen verdeeld over de volgende ministeries: Economische Zaken f 66 mln. Sociale Zaken en Werkgelegenheid f 39 mln. Landbouw, Natuurbeheer en Visserij f 33 mln. Verkeer & Waterstaat f 7 mln. Onderwijs & Wetenschappen f 9 mln. Volkshuisvesting, Ruitelijke Ordening en Milieubeheer f 5 mln. Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur f 2 mln. Totaal f 161 mln. 88 Waar kan bij de nieuwe voorstellen van Delors concreet invulling worden gegeven aan vervangend beleid? In de Delors ll-voorstellen stelt de Commissie dat de gevraagde beleidsintensivering van 7 miljard Ecu ten behoeve van externe hulp en versterking van het concurrentie-vermogen, gezien moet worden als «een overdracht van uitgaven van het nationale naar het communautaire niveau, om gezamenlijk te doen hetgeen elke lidstaat zich anders zou voornemen op zijn niveau te verwezenlijken...». Concrete toetsing aan het begrip vervangend beleid kan echter pas plaatsvinden zodra de Commissie ook concreet voorstellen heeft gedaan via welke begrotingslijnen zij dit beleid wil gaan voeren. 89 Waar gesteld wordt: «In essentie is het meeste EG-beleid gericht op marktintegratie, etc.» kan dit toch niet gelden voor het GLB, dat globaal 50% van de EG-uitgaven opslokt? Het feit dat het GLB ca. 47,8% (Voorontwerp EG-begroting 1993) van de totale EG-begroting beslaat, neemt niet weg dat het streven blijft bestaan het landbouwbeleid zo veel mogelijk marktconform te laten zijn. Genoemd percentage was in het verleden beduidend hoger. 90 Welke cumulatie van bijdragen uit EG-fondsen is bij het regionaal beleid mogelijk; met andere woorden welke minimale nationale bijdrage is vereist? Een minimale nationale bijdrage van 50% is vereist voor een project in Nederland. Cumulatie van steun uit verschillende fondsen voor hetzelfde project is niet mogelijk. De nationale bijdrage betekent overigens niet dat het Rijk voor de resterende 50% verantwoordelijk is; ook lagere overheden en de particuliere sector mogen co-financieren. Voor de armere lidstaten (doelstelling 1 regio's) is de maximale EG-bijdrage per project 75%. 91 Waarom kan pas in het kader van de besprekingen rond de departe mentale herindeling bezien worden welke de personele gevolgen (in Nederland) zijn van de versterking van het Brusselse apparaat? Bij de takenanalyse in het kader van de departementale herindeling zullen de bestuurlijk-organisatorische consequenties van de versterking van het Brusselse beleid en apparaat aan de orde zijn, in welk kader bezien kan worden wat de eventuele personele gevolgen kunnen zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 28

29 92 Inhoeverre is rekening gehouden met de financieel-budgettaire aspecten van een eventuele verbreding van de EG onder andere met Zweden, Oostenrijk, Finland en Zwitserland, die allen een aanvraag voor lidmaatschap van de EG hebben ingediend of dat zullen doen? Niet, aangezien het hier «eventuele» toetredingen betreft waarover nog besluitvorming plaats moet vinden. 93 Kan een eventuele netto-ontvangstenpositie wel als legitimering worden gebruikt om uitgavenverhoging bij de EG te voorkomen? Uit de antwoorden op vragen 67 en 71 blijkt dat de netto-positie slechts één van de overwegingen is voor de beoordeling van het Delors pakket. De andere overwegingen zijn of er een noodzaak is voor verhoging, de effectiviteit in de aanwending van de huidige middelen en de eis van budgettaire discipline (zowel nationaal als) in de EG. 94 Kan de communautarisering van het buitenlandse beleid en met name de door de Commissie voorgestelde stijging van de uitgaven ten behoeve van de «versterking van het externe optreden» niet leiden tot besparings voorstellen en consequenties voor de budgettaire prioriteitsstelling van het Nederlands buitenlands beleid? Aan welke consequenties wordt gedacht? Allereerst dient te worden opgemerkt dat er zeker nog geen sprake is van een communautarisering van het buitenlands beleid. Wel is het zo dat steeds vaker een beroep wordt gedaan op de Gemeenschap voor economische ondersteuning van bepaalde landen en regio's. Dit geldt in het bijzonder voor het GOS en de Oosteuropese landen. Voor deze landen is de Gemeenschap één van de grootste donoren. Het Neder landse hulpprogramma voor deze regio's dient specifieke doeleinden, zoals het ter beschikking stellen van Nederlandse deskundigheid. Wat betreft de hulp aan de ontwikkelingslanden, deze is evenmin gecommunautariseerd. Wel is de Gemeenschap een belangrijke donor, b.v. wat de Lomé-landen betreft. Wat betreft de vraag of een en ander kan leiden tot besparingen en consequenties voor de budgettaire prioriteitenstelling van het Nederlands buitenlandbeleid, zij verwezen naar het antwoord op vraag Is de regering van mening dat de noodzaak voor de groei van EG-uitgaven op het terrein van onderwijs, milieu, gezondheidszorg en sociaal beleid nog onvoldoende is aangetoond. Vindt de regering dat dit ook geldt voor de externe prioriteiten van de EG en met name voor de externe prioriteiten van de EG en met name voor de stijging van de uitgaven ten behoeve van de 'versterking van het externe optreden'?. Zo nee, waarom niet? De uitgaven genoemd in het eerste deel van de vraag hebben in de afgelopen jaren een sterke stijging ondergaan. De Commissie stelt opnieuw een behoorlijke verhoging voor zonder hiervoor de onder bouwing te leveren. Wel wijst zij op het subsidiariteitsbeginsel dat op deze uitgaven van toepassing is. Toepassing van dit beginsel zou juist volgens Nederlandse opvatting moeten leiden tot terughoudendheid van de EG op deze terreinen, ook financieel. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 29

30 De regering meent dat de situatie anders is voor de externe uitgaven. De mondiale politieke ontwikkelingen, m.n. in de Oosteuropese landen en de voormalige Sovjet-Unie, zijn zeer ingrijpend geweest. Deze nieuw ontstane situatie heeft de Gemeenschap voor nieuwe taken en verant woordelijkheden gesteld. De Gemeenschap dient over voldoende middelen te beschikken om deze naar behoren te kunnen vervullen. 96 Waarom wordt niet analoog aan de al jaren toegepaste systematiek, dat het proportionele Nederlandse aandeel in de EG-uitgaven aan ontwikkelingslanden wordt toegerekend aan het plafond voor ontwikke lingssamenwerking, ook EG-uitgaven voor de hulp aan Oost-Europa en het GOS meegerekend bij de Nederlandse hulp aan deze regio's? Bij de presentatie van de hulpverlening aan het GOS voor 1992 (zie brief van 2 maart j.l. van staatssecretaris Van Rooy en minister Van den Broek) is opgemerkt dat de totale nederlandse hulpinspanning voor het GOS voor 1992 op 150 miljoen uitkomt; 110 miljoen via de Nederlandse Rijksbegroting en 40 miljoen als Nederlands aandeel in de hulp van de EG voor het GOS via de EG-begroting. In deze nota zijn slechts de additionele inspanningen voor Centraal en Oost-Europa via de Nederiandse rijksbegroting aangegeven. De totale Nederlandse hulpinspanning voor Centraal en Oost-Europa (zie tabel op blz.29 van de nota) voor 1993 e.v.j. ziet er als volgt uit: Oost-Europa-faciliteit Aanvulling Oost-Europafaciliteit met openstelling voor het Hulpprogramma GOS Via de EG-afdrachten 200 miljoen 100 miljoen 120miljoen 420 miljoen 97 Geschiedt de communautaire besluitvorming over het Delors-ll pakket bij gekwalificeerde meerderheid of bij unanimiteit? Indien de besluitvorming over het Delors-pakket leidt tot een aanpassing van het Eigen Middelenbesluit, dat nu een maximum kent van 1,2% EG-BNP aan Eigen Middelen voor de EG, dan is unanimiteit vereist. Tevens is voorgeschreven dat de Lid-Staten het aangepast EM-besluit moeten goedkeuren volgens hun onderscheidene grondwettelijke proce dures. 98 Wat is het concrete resultaat van de fraudebestrijding? De fraudebestrijding wordt onder andere ter hand genomen middels nadere regelgeving op controlegebied. Tevens zijn de controle-activi teiten geïntensiveerd. Als concreet resultaat kan onder meer worden geduid op de mate waarin onregelmatigheden aan het licht komen. 99, 101 en 102 Welke eigen belastingheffingen zouden binnen de EG hanteerbaar c.q. uitvoerbaar z/'jn. Kan de regering wat concreter zijn over de inhoud en uitwerking van een eventueel belastinggebied voor de EG. Vereist het rechtstreeks zichtbaar maken van de kosten van de EG aan de burgers n/'et eerst dat het democratisch tekort wordt teruggedrongen, opdat niet de situatie ontstaat dat de Nederlandse (of Europese) burger Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 30

31 wordt aangeslagen voor uitgaven waar hij of zij onvoldoende invloed op heeft. Op dit moment is niet aan te geven welke belastingheffing in aanmerking zou kunnen komen. De Commissie is van mening dat een toekomstige belasting zou moeten voldoen aan de volgende criteria: draagkracht, gelieerd aan een gemeenschappelijk beleid, makkelijk inbaar en herkenbaar voor burgers en bedrijven. De Commissie is van mening dat er op dit moment geen belasting is die voldoet aan deze criteria. Nederland is van oordeel dat de Commissie een verdere studie dient te ondernemen, waarbij ook vragen met betrekking tot het zgn. «democratisch tekort» worden bekeken. 100 Aan welke herschikkingen binnen de bestaande uitgaven van de EG-begroting denkt de regering? Concreet is op dit moment niet aan te geven welke herschikkingsmo gelijkheden aanwezig zijn. Zulks zou primair door de Commissie dienen te geschieden. In ieder geval zouden de bestaande uitgaven getoetst moeten worden op het subsidiariteitsbeginsel. 103 Welke bedragen zijn met het regeeraccoord van 1989 en nadien van het defensie-budget afgegaan? Ten koste van welke projecten is dit gegaan? De via het regeerakkoord van 1989 en nadien aangebrachte reducties van het defensiebudget worden in onderstaande tabel weergegeven (bedragen xf 1 miljoen) Vermindering Defensiebudget ,7-2099, ,9-2392,9-2392,9 De wijze waarop deze taakstellingen in concrete maatregelen zijn omgezet is aangegeven in de ontwerpbegrotingen en suppletore wetsontwerpen die tijdens deze periode bij de Kamer zijn ingediend. De besluitvorming over de invulling van de meest recente ombuigingsope raties als gevolg van de Voorjaarsnota 1992 en de begrotingsvoorbe reiding 1993 is nog niet afgerond. 104en 105 Hoe z/'jn de cijfers over het begrotingsbeslag op pag. 20, waar het Defensie-budget in 1996 wordt geschat op miljoen, in overeen stemming te brengen met pag. 113 van de Miljoenennota 1992 waarin de uitgaven voor Defensie worden geschat op miljoen? Hoe komt dit verschil tot stand? Welke bedragen zijn geraamd voor de loon en prijsbijstelling in 1993, 1994, 1995 en 1996? Dit verschil betreft de nog uit te delen loonbijstelling 1992 en de in latere jaren , 1994, 1995 en uit te delen loon en prijsbij stelling. De in de Miljoenennota 1992 in de aanvullende post geraamde bedragen voor Defensie voor loon en prijsbijstelling zijn als volgt: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 31

32 (xmln.) prijsbijstelling loonbijstelling 411, ,3 1243,6 totaal 701, ,3 2340,6 106 Welke definitie wordt gehanteerd voor het begrip «vredesdividend»? Welk bedrag aan specifiek «vredesdividend» is de afgelopen jaren geïnd? Hoe is dit geld besteed? De veranderde internationale veiligheidssituatie als gevolg van het verdwijnen van de Oost-West tegenstelling heeft ombuigingen mogelijk gemaakt bij Defensie. Dit is het zogenoemde «vredesdividend». Voor de omvang van de reducties op het defensiebudget wordt verwezen naar het antwoord op vraag 103. Het vredesdividend is voornamelijk aangewend ten behoeve van tekortreductie, en vervolgens ten behoeve van hulp aan GOS-landen en interne veiligheid. 107 Wat is de juiste daling van de Defensiebegroting in 1992 en 1993 (procentueel en nominaal) wanneer alle negatieve invloeden worden meegerekend waaronder de besluiten naar aanleiding van de kaderbrief? Na verwerking van de besluitvorming bij de Voorjaarsnota 1992 en de Kaderbrief 1993 is de korting op het defensiebudget nominaal (loonbij stelling 1992/1993 en prijsbijstelling 1993 als geraamd in aanvullende post hierin nog niet meegenomen) en procentueel als volgt te specifi ceren (mutaties ten opzichte van voorafgaand jaar): nominaal -86mln mln in procenten -0,7% -4,7% 108 Is de regering werkelijk van mening dat bij een voortzetting van het huidige regeringsbeleid vanaf 1994 sprake zal zijn van een stabilisatie (c.q. nulgroei)? Volgens de thans geldende meerjarenramingen is vanaf 1994 sprake van stabilisatie. Of hieraan wordt vastgehouden zal in eerste instantie in het kader van de evaluatie defensienota worden beantwoord. 110 Waarom zijn bij de begrotingscijfers 1992 de uitgaven voor de civiele verdediging nog steeds meegerekend? Wat is dan in feite het werkelijke begrotingscijfer? En hoe luiden dan de percentages die hiervan zijn afgeleid? In de gehanteerde begrotingscijfers zijn de uitgaven voor de civiele verdediging - 13,5 mln. in buiten beschouwing gelaten. Gezien de relatieve omvang van dit bedrag heeft dit overigens geen invloed op de genoemde percentages. 111 Hoe wordt de besparing bij Defensie van plus minus 100 miljoen gerealiseerd? Welke posten komen daarvoor in aanmerking? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 32

33 De concrete invulling van de besparing zal worden uitgewerkt in de defensiebegroting Is het mogelijk dat de regering bij de opstelling van de begroting voor 1993 al een (klein) voorschot neemt op de Prioriteitennota die de minister van Defensie de kamer heeft toegezegd voor eind 1992? In het Kabinet zijn in het kader van de besluitvorming over de ontwerp begroting 1993 verdere ombuigingen aangebracht op de defensiebe groting. De uitwerking daarvan zal in de ontwerpbegroting worden toegelicht. Daarbij zullen voor 1993 zoveel mogelijk concrete maatre gelen worden getroffen; voor de daaropvolgende jaren wordt volstaan met een globale invulling. Voor alle maatregelen geldt het voorbehoud dat de Prioriteitennota kan leiden tot een andere invulling van de taakstelling. De Memorie van Toelichting bij de defensiebegroting 1993 zal summier de oriëntatie bevatten voor de evaluatie van de Defen sienota. 114 Zijn de cijfers uit de tabel gecorrigeerd voor inflatie-effecten? De op blz. 21 weergegeven tabel geeft een beeld van de reële procen tuele defensie-uitgaven ven de NAVO-landen. Daarbij is rekening gehouden met de effecten van de daadwerkelijke (jaren ) en verwachte (1991 en 1992) inflatie. 115 Hoe zou de reële procentuele ontwikkeling van de Nederlandse Defensie-uitgaven zijn als die berekend zou worden conform de NAVO-definitie? De reële procentuele ontwikkeling van de Nederlandse defensie-uitgaven volgens de NAVO-systematiek luidt als volgt: Defensie uitgaven , ,0-1,2-1,7 116 en 118 Waarin wijkt de zogenoemde NAVO-definitie af van de nationale syste matiek? Zoals gesteld: de gegevens over de bondgenoten zijn anders samenge steld dan die van Nederland. Waar zit in feite het verschil? Hieronder wordt het verschil tussen de Nederlandse en de NAVO-systematiek, om de rëele groei van de defensie-uitgaven te bepalen, aangegeven: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 33

34 Nederlandse systematiek De defensie-uitgaven exclusief desalderingen, pensioenen en wachtgelden, en verkoopopbrengsten 2ijn relevant voor de reële groei NAVO-systematiek De defensie-uitgaven exclusief desalderïngen worden aan NAVO gerapporteerd Reële ontwikkeling wordt ex-post bepaald Uitgangspunt is autorisatiebegrotingen met update suppl. wetten Uitgangspunt is kas-realisatiecijfers Indexering voor loon en prijsbijstellingen Budgetmutaties, m.u v ombuigingen, gedurende het jaar zijn technische bijstellingen en worden buiten beschouwing gelaten Reële groei conform nederlands systeem Alle budget-mutaties gedurende het jaar worden in de becijfering meegenomen Reële groei conform NAVO-systeem ,5 1,8 0,5 0,6 2,1 0,4-0,4 1,2 117 De cijfers over de groeipercentages bij andere NAVO-landen zijn o.i. weinig betrouwbaar. Is het niet beter deze óf weg te laten óf te actuali seren volgens de werkelijke situatie? Met name over 1991 moeten thans meer betrouwbare cijfers kunnen worden verstrekt? De procentuele ontwikkeling van de defensie-uitgaven van de andere NAVO-landen zijn uitsluitend bedoeld als indicatie van de ontwikkelings tendens van deze defensie-uitgaven. De nieuwe uitgave van het halfjaarlijks statistisch overzicht van de NAVO (de meest betrouwbare en voüedige bron) is nog niet verschenen. 119 Is de regering niet van mening dat besparingsmogelijkheden op de defensiebegroting ook een begrenzing vinden in de uitkomst van het noodzakelijke bondgenootschappelijke overleg? De Nederlandse defensie-inspanning wordt mede bepaald aan de hand van de discussie over de toekomstige omvang en samenstelling van de Navo-strijdkrachten. De wens een toereikende bijdrage te leveren aan de bondgenootschappelijke verdediging stelt daarom inderdaad grenzen aan de besparingsmogelijkheden bij Defensie. 120 Welke verdere aanpassingen van de Defensienota worden overwogen? De Defensienota wordt dit jaar geëvalueerd. Nog voor het einde van 1992 wordt de Kamer over de resultaten daarvan geïnformeerd. Daarop kan nu niet vooruit worden gelopen. 121 Op blz. 21 wordt gesteld dat er «vanzelfsprekend behoefte blijft bestaan aan toereikende middelen voor de verdediging van het NA VO-grondgebied en het nakomen van bondgenootschappelijke verplichtingen». Welke middelen acht de regering hiervoor tenminste nodig? Het is niet mogelijk om op grond van objectieve maatstaven aan te geven welke financiële middelen tenminste nodig zijn voor de defensie-inspanningen. In algemene zin kan worden gesteld dat de in de defensie-meerjarenramingen opgenomen bedragen naar de mening van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 34

35 het Kabinet een toereikend financieel niveau vormen, rekening houdend met de veiligheidssituatie en de prioriteit van Defensie in het geheel van de rijksuitgaven. Voorts zij verwezen naar de komende Prioriteitennota. 122 In hoeverre moet ook de nieuwe Navo-strategie, die in november 1991 werd bekrachtigd, aan de veranderde internationale verhoudingen worden aangepast? Hoewel de nieuwe Navo-strategie is vastgesteld voordat de Sovjet-Unie uiteenviel, hoeft deze niet te worden gewijzigd. De strategie hield immers al rekening met een verbeterde, maar diffusere veiligheids situatie. Bovendien kenmerkt de nieuwe strategie zich door flexibiliteit en aanpasbaarheid. Een en ander betekent overigens niet dat het uiteen vallen van de Sovjet-Unie geen gevolgen heeft voor de implementatie van de strategie. Omvang en samenstelling van de Navo-strijdkrachten - in het bijzonder de «Main Defence Forces» - zullen in het licht van de nieuwe veiligheidssituatie opnieuw moeten worden bezien. 123 Wat wordt bedoeld met de opmerking «naar vermogen» (wat betreft de Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties)? Houdt dit budgettaire of militaire opties in? Dat Nederland naar vermogen deelneemt aan vredesoperaties betekent dat het binnen de grenzen van zowel de budgettaire als militaire mogelijkheden aan dergelijke operaties met personeel en materieel kan bijdragen. 124 Hoe verhouden zich de inkomsten en de uitgaven van deze vredesope raties voor de jaren 1990, 1991 en 1992? In 1990 was er nog geen ruimte op de begroting van Defensie gecreëerd ten behoeve van VN-vredesoperaties. In 1990 zijn slechts de uitgaven ten behoeve van de «Multi National Force and Observers (MFO)» in de Sinaï op artikel geplaatst. Voor 1991 bestonden de uitgaven ten behoeve van VN-vredesope raties voornamelijk uit de betaling van VN-contributies. Daarnaast zijn de uitgaven voor de VN-operatie UNAVEM (Angola) ten laste van dit artikel gebracht. Voor 1992 houdt Defensie er rekening mee dat per saldo f 90 mln. ten laste van artikel zal worden gebracht. Indien de VN-vergoeding niet in 1992 zal worden ontvangen stijgt het bedrag van f 90 mln. met ongeveer f 25 mln. naar f115 mln. 125 Wat zijn de kosten voor vredesoperaties in 1991 en 1992 geweest, opgesplitst naar operatie en krijgsmachtdeel? Hoe heeft financiering plaatsgevonden? Wat zijn de geraamde en verwachte kosten voor 1993? De uitgaven voor VN-vredesoperaties hebben in 1991 f21,4mln bedragen. Dit bedrag is ten laste van artikel «vredesoperaties» gebracht. Het betrof hier met name de VN-contributies en de uitgaven samenhangend met UNAVEM (Angola). Voorts is een deel van de uitgaven voor Noodhulp aan de Koerden ten laste van dit artikel gebracht. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 35

36 Voor 1992 worden momenteel de uitgaven voor Vredesoperaties, rekeninghoudend met de VN-vergoeding, geschat op circa f 90 mln en voor 1993 op f 100 mln. Deze uitgaven zullen ten laste van artikel worden gebracht. 126, 127 en 128/129 Welke initiatieven heeft Nederland binnen de NASR ontplooid? Welke (extra) kosten voor de individuele landen zijn verbonden met de instelling van de NASR? Welke budgettaire effecten heeft het bes/uit om de militaire samen werking met de landen van Midden en Oost-Europa te intensiveren voor de Defensie-begroting? Welke kosten zijn gemoeid met de milieu-programma 's die Defensie uitvoert in Midden en Oost-Europa? Welke landen betreft dit? In het kader van de NASR komen de ministers van Buitenlandse Zaken van de Navo-landen en van de Midden en Oosteuropese landen bijeen. Daarnaast is er sprake van samenwerking op het niveau van ministers van Defensie. Tijdens de bijeenkomst van de ministers van Defensie op 1 april jl. is een actieplan aanvaard. Nederland heeft actief aan de voorbe reiding hiervan deelgenomen. Op Nederlands initiatief wordt een «workshop» gehouden over het saneren van verontreinigde militaire terreinen. De financiering van deze activiteiten komt in principe voor rekening van het initiatief nemende land. Over een verdeelsleutel voor de kosten van gemeenschappelijk activiteiten in 1992 wordt overleg gevoerd. Voor het bilaterale samenwerkingsproject met Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije inzake het opleidingsprogramma voor officieren en met de laatste twee landen op milieugebied is een bedrag van f 4 miljoen gulden gereserveerd op de defensiebegroting, verdeeld over 1992 en De samenwerking tussen Defensie en de Midden en Oosteu ropese landen wordt nader besproken in een notitie van de minister van Defensie aan de Kamer van 11 mei 1992 (Kamerstuk X, nr. 80). 130 Is in de nu gepresenteerde plannen nl. rekening gehouden met de uitkomst van de prioriteitennota voor Defensie? De prioriteitennota zal eind 1992 worden afgerond. 131 Op grond van welke overwegingen wordt het wederom temporiseren van investeringen verantwoord geacht? Wat zijn de structurele gevolgen van een dergelijk beleid? Welke projecten zou dit betreffen? Tot het verschijnen van de prioriteitennota wordt het enigszins tempo riseren van investeringen noodzakelijk geacht. De structurele gevolgen worden geminimaliseerd door bij het aangaan van verplichtingen gebruik te maken van de flexibiliteit van het optiebeleid. 132 Wat wordt verstaan onder «complementaire verplichtingen»? Welke projecten betreft het? Onder complementaire verplichtingen worden verstaan nog aan te gane verplichtingen die voortvloeien uit reeds aangegane verplichtingen en die operationeel gezien noodzakelijk zijn om al bestelde of bestaande wapensystemen te completeren, alsmede bedrijfsmatige vervangingen, niet zijnde de vervanging van gehele wapensystemen, die essentieel zijn Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 36

37 voor het dagelijks functioneren van de krijgsmacht. De complementaire verplichtingen omvatten een veelheid aan projecten, zoals: - Koninklijke Marine: verschillende aanschaffingen voor de onderzee boten en de M-fregatten, munitie, investeringen voor de marine bedrijven, communicatie-projecten; - Koninklijke Landmacht: diverse communicatie-projecten, verbetering van PRTL en Leopard-2, munitie, simulatoren; - Koninklijke Luchtmacht: MLU F-16, communicatie-apparatuur, simulatoren, gronduitrusting en transportmiddelen. 133 Welke mate van flexibi/iteit in de planning is minimaal vereist bij een begroting van met een minimum investeringsquote van 25%? Hoewel het moeilijk is objectieve percentages te geven worden nu nog de navolgende minimumpercentages gehanteerd: n n + 1 n + 2 n + 3 n + 4 fin flexibiliteit planflexibiliteit In deze reeks staat «n» voor het lopende jaar. De percentages zijn genomen t.o.v het investeringsbudget (groot materieel en infra) van de krijgsmachtdelen. Momenteel is een herziening van deze percentages in voorbereiding. Deze herziening is gericht op het vergroten van de flexibiliteit in de defensiebegroting en de daarbij opgenomen meerjarencijfers. Omdat een nieuwe norm mede afhankelijk is van de hoofdlijnen van de Prioritei tennota zal de besluitvorming over de flexibiliteitsnorm worden betrokken bij die over de Prioriteitennota. 134 Is bij de flexibiliteit van de meerjarenramingen rekening gehouden met het eventueel afschaffen van de dienstplicht? Neen. 135 In hoeverre komt planf/exibiliteit overeen met flexibiliteit van beleid, gezien het feit dat voor bepaalde projecten nog geen juridische verplichting is aangegaan maar wel prioriteit m.b.t. aanschaf in verband met vervanging en/of herstructurering geldt? De term planflexibiliteit beoogt niet een prioriteit aan te geven tussen de binnen het investeringsbudget niet verplichte bedragen. In hoeverre er nog flexibiliteit aanwezig is hangt af van de juridisch aangegane verplichtingen en de samenhang met reeds gedane investeringen. 136 Welke projecten worden als essentieel aangemerkt? In welke jaren zijn deze projecten in de planning opgenomen en voor welke bedragen? Het gaat daarbij vooral om de volgende projecten: - amfibisch transportschip - bewapende en transporthelikopter - luchttransport Over de exacte fasering wordt de Kamer in de ontwerpbegroting-1993 nader geïnformeerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 37

38 137 Hoe ver zal de Nederlandse regering gaan met het afgelasten of temporiseren van materieel investeringen in het kader van de nieuwe strategie? Welke bondgenootschappelijke afspraken gelden bij dit reduc tiebeleid? In afwachting van de prioriteitennota wordt een voorzichtig beleid gevoerd ten opzichte van de verwerving van nieuw materieel. In ruime mate wordt gebruik gemaakt van opties. Hierover zijn geen afzonderlijke afspraken gemaakt in bondgenootschappelijk verband. Uiteraard is de uiteindelijke omvang van de Nederlandse defensie-inspanning onderwerp van bondgenootschappelijk overleg. 138, 139 en 140 Waarom wordt alleen t.a.v. het Eerste Legerkorps en niet ook met betrekking tot de andere krijgsmachtdelen, terughoudendheid beoogd bij het aangaan van verplichtingen in 1992? Wat betekent de zinsnede «indien nodig en mogelijk zullen investe ringen worden uitgesteld, danwel zal in contracten gebruik worden gemaakt van opties» voor de in 1992 te finaliseren investeringsbeslis singen op het terrein van Defensie? Welke investeringen komen in aanmerking voor fasering danwel temporisering? Wordt hierbij rekening gehouden met de in de planflexibi liteit opgenomen speerpuntprojecten? De toekomsige omvang en samenstelling van de krijgsmacht in het algemeen en het Eerste Legerkorps in het bijzonder zijn sterk afhankelijk van de resultaten van de evaluatie van de Defensienota en het advies van de Dienstplicht Commissie. De terughoudendheid bij het aangaan van verplichtingen in 1992 en het gebruik maken van opties, zijn hiervan het gevolg. 141 Kan nadere specificering worden gegeven van de concrete invulling van de voorgenomen verlaging van het Defensiebudget? De uitwerking van de concrete invulling van de voorgenomen verlaging van het Defensiebudget voor de komende jaren zal worden vermeld in de begroting Is de regering van mening dat het na al die jaren een illusie is dat Nederland een voortrekkersrol vervult wat betreft de hoogte van de ontwikkelingshulp, omdat deze voortrekker immers nog steeds door zo weinigen wordt gevolgd? De omvang van de ODA-prestatie van Nederland is nooit gemotiveerd geweest door de behoefte een voorbeeld te stellen aan andere donor landen. Regering en volksvertegenwoordiging hebben door de jaren heen op grond van de behoeften van ontwikkelingslanden beslist over de omvang van het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Een en ander laat onverlet dat Nederland en de andere landen die de internationaal aanvaarde norm voor ontwikkelingsfinanciering bereiken en overtreffen, aan andere landen ten voorbeeld gesteld worden in internationale fora. 143 Hoe denkt de regering dan ook te bewerkstelligen dat de last van de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 38

39 ontwikkelingshulp meer gelijk over de ontwikkelde landen wordt verdeeld? Mede op initiatief van Nederland komt binnen de DAC regelmatig het hulpvolume aan de orde. Tijdens de DAC High-Level Meeting van december 1991 was dit het geval en tijdens de DAC Senior-Level Meeting van juni 1992 is dit onderwerp opnieuw geagendeerd. Nederland en ook de Noordse landen blijven binnen de DAC aandacht vragen voor het opvoeren van de hulpinspanningen met name van die landen die relatief achter blijven. 144 Kan de bruto ODA-hulp in % BNP en in bedragen gegeven worden voor elk van de drie top-hulpverleners binnen de OESO? Wat is het OESO-gemiddelde voor de ODA-hulp in % BNP? ODA-inspanningen in % BNP en in miljoenen dollars in 1990: % BNP 1990 mil. dollars Noorwegen -1,17% Nederland -0,94% Denemarken -0,93% OESO gemiddelde ODA-hulp is 0,35% van het BNP (in 1990) 145 Hoeveel ODA-hulp gaf Nederland in miljarden guldens meer uit in 1991 dan volgens de internationale norm was vereist? Hoe groot zullen die meer-bedragen zijn in de jaren 1992 t/m 1997, wanneer rekening wordt gehouden met de structurele begrotingsaanpassing van 230 miljoen vanaf 1993? De netto ODA-hulp voor 1991 op basis van de voorlopige cijfers in de DAC-miniquestionnaire bedraagt miljoen. 0,7% van het voor deze opgave te hanteren BNP is miljoen zodat de netto ODA voor miljoen méér bedraagt dan deze norm. Voor 1992 t/m 1997 wordt dat als volgt geraamd: netto ODA 0,7% BNP verschil In deze berekening is verondersteld dat de OS-bijdrage aan de contri buties voor VN-vredesoperaties niet als ODA kwalificeert. Hierover vindt overleg plaats met de DAC. 146 Kan met cijfers worden toegelicht waarom a.g.v. de Tussenbalans de bruto ODA-hulp van 0,95% BNP in 1991 naar 0,85% BNP in 1992 daalt? Op pag. 24 van de nota is vermeld dat globaal genomen de ODA-uitgaven (bruto ODA) 80% van het plafond bedragen, hetgeen voor 1991 overeenkomt met ca. 1,20% NNI = 0,95% BNP. Voor de berekening van de internationaal geldende ODA-prestatie in % Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 39

40 BNP, dienen daarop de aflossingen op ODA-leningen in mindering te worden gebracht. Voor 1991 betrof de raming daarvan 298 miljoen zodat dan een geraamde netto ODA-prestatie resteerde van 0,89% BNP. Onderstaand is aangegeven wat het effect van de Tussenbalans voor 1991 en 1992 was op de omvang van de bruto en de internationaal geldende netto ODA-prestatie. Ramingscijfers OS-plafond (excl incidenteel)" in % BNP" non ODA-deel bruto ODA-deel in% BNP aflossingen netio ODA in% BNP " 1,5% NNI toeslag Regeeraccoord afbouw kapitaalmarktmiddelen conform Tussenbalans OS-plafond "' BNPxf mlrd 6371 (1,19%) (0,95%) (0,89%) , (1,13%) (0,90%) (0,85%) , Slechts weinig OESO-landen kunnen bogen op het nakomen van de afspraak om 0,7% aan ODA-hulp uit te geven. a. Kan een lijstje worden geleverd van de top 25 van de landen die ODA-hulp geven? b. Kan tevens per land aangegeven worden of in meerjarenramingen gewerkt wordt aan het geleidelijk wel/niet voldoen aan de internationaal afgesproken norm? c. Kan worden aangegeven waarom welke landen in de «top tien» zeer recent hun officiële ODA-hulp (en tot in welke mate) hebben terugge bracht? d. Moet de zinsnede «de oproep tot verhoging van de hulpinspanning... primair gericht is tot de landen die niet voldoen aan de genoemde 0,7% norm» worden geïnterpreteerd als «voor Nederland vrij te besteden budget ten behoeve van andere taken», zolang Nederland zich maar houdt aan de internationaal bepaalde 0,7% BNP? e. Indien d. bevestigend wordt beantwoord, hoe hoog is dan dat «vrij te besteden budget», indien in aanmerking wordt genomen de reeds aangegane c.q. voorgenomen «vervuiling» van het OS-budget? Ter inzage geiegd op de bibiiotheek. a. Zie bijgaande tabel' b. De gemiddelde ODA-inspanning van de DAC-lidstaten schommelt rond de 0,35% van het BNP. De toename van de totale ODA-inspan ningen van de DAC-leden hangt in sterke mate af van de hulpinspan ningen van de VS en Japan. Zo zou in 1990 de gemiddelde ODA-inspanning 0,44% hebben bedragen als de VS-hulpinspanning niet zou zijn meegerekend. Als zowel de VS als Japan niet zouden worden meegeteld zou de gemiddelde ODA-inspanning van de DAC-lidstaten 0,49% van het BNP hebben bedragen. Japan heeft overigens toegezegd de ODA-inspanning geleidelijk te zullen verhogen. c. Er bestaan in het algemeen geen grote jaarlijkse fluctuaties m.b.t. de hulpinspanningen van de individuele donoren als percentage van het BNP. Over een reeks van jaren gemeten zijn de hulpinspanningen van de DAC-lidstaten nagenoeg constant. In 1990 hebben o.a. Zweden, lerland en Australië hun hulp-inspanningen wat verlaagd in vergelijking met het j aar daarvoor, maar dit werd niet veroorzaakt door structurele factoren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 40

41 d. Uitgangspunt voor de OS-inspanningen zijn de noden en behoeften in d. Uitgangspunt voor de OS-inspanningen zijn de noden en behoeften in ontwikkelingslanden. Daarvoor is in Nederland een speci fieke norm vastgesteld resulterend in een jaarlijks door het parlement te accorderen begroting. Dat deze binnenlandse norm hoger ligt dan de internationaal bepaalde norm van 0,7 % van het BNP betekent dan ook niet dat Nederland het verschil vrij zou moeten besteden aan andere dan OS-taken. e. Zie antwoord op vraag In hoeverre betekent de daling van de ODA-hulp tot 0,85% BNP in 1992 een vermindering van de effectiviteit van het Nederlandse OS-beleid? De effectiviteit van het OS-beleid wordt in de eerste plaats bepaald door de wijze waarop bij een gegeven omvang van het budget uitvoering aan dit beleid wordt gegeven. De daling van de Nederlandse ODA-prestatie tot 0,85% van het BNP in 1992 laat de procedures die een optimale effectiviteit van de beleidsuitvoering moeten waarborgen onverlet en heeft derhalve geen invloed op de effectiviteit van de beleidsuitvoering. 149 Kan worden aangegeven welke bedragen gemoeid zijn met de toere kening m.b.t. hulpverlening door de EG, apparaatskosten Buitenlandse Zaken en de diplomatieke vertegenwoordigingen? Het bedrag gemoeid met de toerekening voor de hulpverlening door de EG voor 1992 bedraagt f 205 mln. De toerekening van de apparaats kosten van Buitenlandse Zaken bedraagt in totaal f 228,4 mln. Hierin is de toerekening van de kosten van de diplomatieke vertegenwoordigingen begrepen tot een bedrag van f 90,5 mln. 150 Wordt bij de discussie over het aanmerken van schuld-vermindering overwogen het gehele bedrag van de schulden of alleen de waarde van de schulden op de tweedehandsmarkt als OS-uitgave te betitelen? Wat is het Nederlandse standpunt hierover? Binnen de DAC wordt momenteel gesproken over de registratie van de kwijtschelding van schulden. Het Nederlandse uitgangspunt is dat uitsluitend de marktwaarde van de kwijtgescholden schulden als ODA zou mogen tellen. Andere donoren geven er evenwel de voorkeur aan de nominale waarde van het kwijtgescholden bedrag als ODA op te voeren. Binnen de DAC ligt er nu een compromisvoorstel op tafel dat het kwijt schelden van schulden tot die schulden beperkt waarover binnen de Club van Parijs afspraken zijn gemaakt. Hierbij gaat het in beginsel om de Minst-Ontwikkelde Landen (MOLs). Dit voorstel komt slechts gedeeltelijk tegemoet aan het Nederlandse standpunt. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de discussie binnen de DAC hierover. 151 Is de lijst genoemd op blz.25 onder paragraaf uitputtend? Zo nee, welke andere onderwerpen en ontwikkelingen zullen de aandacht van de regering vragen? Het is niet de bedoeling geweest om een uitputtende lijst van recente ontwikkelingen te vermelden die de aandacht van de regering vragen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 41

42 Wel is een aantal majeure, mondiale ontwikkelingen genoemd die van het «rijke westen» de komende jaren ongetwijfeld extra inspanningen zullen vergen. Het is in dit kader niet opportuun om op één bepaald moment een lijst te geven van alle onderwerpen die in het kader van ontwikkelingssamenwerking de aandacht van de regering vragen. 152 Is versterking van de organisatie van de VN en de financiering van VN-vredesoperaties niet ook een hoofdtaak van de regering? Zoals gesteld in de Memorie van Toelichting bij de begroting 1992 van Buitenlandse Zaken (Tweede Kamer, vergaderjaar , hoofdstuk V, nr. 2, blz. 20 en 21) heeft Nederland steeds beklemtoond dat verdergaande hervormingen noodzakelijk zijn wil de VN-organisatie de haar toegemeten taken op diverse terreinen in de toekomst adequaat kunnen uitoefenen. Ook een rationalisering van het Secretariaat van de Verenigde Naties is gewenst. De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de Secretaris-Generaal. Waar mogelijk zal Nederland actief aan al deze hervormingen bijdragen. Ook het grote belang dat de regering hecht aan de vredeshandha vende taak van de VN moge blijken uit de daadwerkelijke bijdragen van Nederland aan VN-vredesoperaties. 153 Kan met cijfers worden geadstrueerd dat er bij de Voorjaarsnota 1992 geen sprake is van verdringing van de structurele hulp voor noodhulp? a. Kan nader worden geadstrueerd dat er enerzijds een toename te zien is van de Nederlandse uitgaven voor noodhulp, maar dat anderzijds geen sprake is van verdringing van de structurele hulp door de toene mende behoefte aan noodhulp? b. Als er inderdaad geen verdringing optreedt, betekent dit dat de hoogte van de (incidentele) noodhulp wordt bepaald door de budgettaire ruimte, die wordt bepaald door de - n/et te verdringen - structurele hulp? Zoja, doet dit recht aan het specifieke vereiste aan noodhulp (er is dringend noodhulp nodig) en tevens: hoe groot is die ruimte, in aanmerking genomen dat uit die ruimte in toenemende mate ook «vervuiling» van het budget optreedt? In de eerste wijzigingswet 1992 naar aanleiding van de Voorjaarsnota is, in verband met de behoefte aan noodhulp de post «humanitaire noodsituaties» verhoogd met 10 miljoen gulden. Zoals uit de wijzi gingswet blijkt, is de financiering daarvan mogelijk doordat ondermeer de afdrachten aan multilaterale financieringsinstellingen lager uitvallen door wijzigingen van de verzilveringsschema's van die instellingen. Bij de opstelling van een begroting wordt - binnen de beschikbare budgettaire ruimte - een op basis van de inzichten op dat moment adequate voorziening voor noodhulp getroffen. Rekening houdend met de verplichte bijdragen via multilaterale instel lingen (incl. EG) apparaatskosten, contributies, toerekeningen en derge lijke benodigde bedragen, resteert dan het voor de overige OS-programma's (vrijwillige bijdragen aan multilaterale organisaties en de bilaterale hulp) beschikbare bedrag, te noemen de structurele hulp die daarmee voor dat begrotingsjaar is vastgesteld. Vervolgens kan alleen dan van verdringing van structurele hulp worden gesproken indien zich in dat begrotingsjaar de situatie zou voordoen, dat overschrijding van de noodhulp - waarvan de omvang wordt bepaald door de behoefte - slechts kan worden gefinancierd door uitgavenbeper kende maatregelen in de structurele hulp. Wanneer overschrijdingen van de noodhulp gefinancierd kunnen worden uit optredende onderschrij Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 42

43 dingen op structurele hulp inclusief de bijdragen aan de multilaterale instellingen, kan niet van «verdringing» worden gesproken. 154 «In principe komen alleen de DAC-landen voor Nederlandse (ontwikke lings ) noodhulp in aanmerking» (p. 25). In welke gevallen wordt op dit principe een uitzondering gemaakt? Op het principe dat alleen DAC-landen voor nood en humanitaire hulp in aanmerking komen is een uitzondering gemaakt in de vorm van de toewijzing van een bijdrage aan de actie Help de Russen de Winter door. Deze beslissing was gebaseerd op de actualiteit van de nieuwe situatie, het ontbreken van andere mogelijkheden op de Rijksbegroting en het feit dat OS een ruimere ervaring heeft op dit terrein. Voorts heeft OS in 1992 bijgedragen aan noodhulp via de Wellinkfaciliteit ten behoeve van enkele Centraal-Aziatische republieken. Momenteel wordt de lijst van DAC-landen op initiatief van Nederland herzien. De nieuwe lijst zal beter aansluiten op de huidige realiteit, waardoor aan voornoemd principe de hand gehouden kan worden. 155en202 Het Nederlandse percentage BNP voor OS zal in 1992 dalen tot 0,85%. - Is deze berekening inclusief de nieuwe structurele toerekeningen voorunced, GOS e.d.? - Zo niet, kan exact worden aangegeven hoeveel deze toerekeningen bijdragen aan een verdere daling. Als gevolg van de tussenbalans zal het Nederlandse percentage ODA-hulp dalen tot ca. 0,85% in 1992 en daarna weer langzaam stijgen. (blz. 24) - Is deze berekening inclusief de nieuwe structurele toerekeningen? De omvang van de ODA-uitgaven voor 1992 zal alleen afnemen met het bedrag van de OS-bijdrage in de kosten van de contributies van VN-vredesoperaties ad 30 miljoen, wanneer deze kosten niet als ODA kwalificeren. Exclusief de incidentele bandbreedte-effecten, neemt de geraamde netto ODA neemt dan af van 0,847% (afgerond 0,85%) BNP naar 0,841% (afgerond 0,84%) BNP. De onder het OS-plafond te financieren bedragen inzake UNCED en GOS in 1993 en volgende jaren, kwalificeren als ODA en zijn derhalve niet van invloed op de omvang van de ODA. De uitgaven inzake onderwijs ten behoeve van asielzoekers en gedoogden kwalificeren niet alsoda. In onderstaande tabel is de geraamde ODA-prestatie in % BNP exclusief de incidentele bandbreedte-effecten vermeld voor de jaren 1993 t/m 1997 bij een drietal varianten: a. oorspronkelijke situatie, dus zonder OS-bijdrage in kosten vredes operaties en onderwijs asielzoekers en gedoogden; b. situatie inclusief OS-bijdrage «vredesoperaties» en onderwijs aan asielzoekers en gedoogden, waarbij de kosten van «vredesoperaties» wel als ODA kwalificeren; c. idem als b, waarbij de kosten van «vredesoperaties» niet als ODA kwalificeren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 43

44 ,84 0,87 0,88 0,89 0,91 0,83 0,85 0,86 0,88 0,89 0,82 0,84 0,85 0,87 0,88 Het oplopen van de reeks vindt zijn oorzaak in de effecten van de Tuba (lagere rentesubsidies) en de veronderstelde nominale stabilisatie van toerekening van non-oda uitgaven. 156 Op de in 1990 gehouden Afrika-conferentie in Parijs is er een ingewikkeld, maar niettemin duidelijk complex van afspraken gemaakt m.b.t. de 0,7% norm inzake donorhulp. Tot welke concrete uitwerking heeft de desbetreffende resolutie tot dusver geleid? De afspraken op de 2e VN-Conferentie over de Minst-Ontwikkelde Landen (MOLs) in september 1990 betroffen niet de 0,7 %-norm in zijn geheel, maar de subnorm voor de MOLs (in 1981 bepaald op 0,15% van het BNP van de donorlanden). Tot welke concrete uitwerking die afspraken (het zgn. «menu of options») hebben geleid, kan pas blijken als binnenkort de cijfers over de hulp aan de MOLs over 1991 bekend worden. 157 Hoe groot is inmiddels de onderuitputting in de laatste jaren voor de Antillen en Aruba? De onderuitputting op de KabNA-begroting over de jaren 1988 t/m 1991 bedroeg: 1988: 49,9 mln. 1989: 27,6 mln. 1990: 115,0mln. 1991: 13,0 mln. Het betreft hier de onderuitputting ten opzichte van de ontwerpbe groting, waarbij de budgettaire toevoegingen naar aanleiding van de bandbreedte buiten beschouwing zijn gebleven. 158 Hoe groot acht de regering het deel van de stijging van het OS-budget dat niet meer vrij besteedbaar is? Voor welk deel leggen reeds gemaakte afspraken een substantieel beslag op de voor OS beschikbare middelen? Het adjectief «substantieel» is in de betrokken passage gebruikt omdat de gevraagde cijfers niet exact zijn te geven. Weliswaar zal het OS-budget jaarlijks stijgen zolang het NNI toeneemt, doch met welk bedrag is van te voren niet aan te geven. Evenzeer, en in verband daarmee, is pas als de omvang van het budget voor een volgend jaar bekend is, de afweging te maken tussen de besteding van het accres ten opzichte van het voorafgaande jaar, voor doeleinden als genoemd in paragraaf 3.1 en verplichtingen die voortvloeien uit multilaterale besluit vorming (bv. EG-afdrachten, bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsfi nancieringsinstellingen). 159 en 165 Welke entiteiten worden bedoeld als in regel 8 en 9 op deze pagina gesproken wordt van «nieuwe doelgroepen»? Op welke wijze kan de financiële beheersbaarheid van de uitgaven worden verbeterd door een grotere of inhoudelijk gewijzigde bijdrage van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 44

45 OS aan andere begrotingshoofdstukken relatie bestaat? waarmee een beleidsmatige Met de zin: «Daarbij ware de vraag te betrekken of nieuwe doelgroepen voldoen aan op dit moment gehanteerde criteria, respectie velijk of en in hoeverre op dit moment gehanteerde criteria nadere inter pretatie of bijstelling behoeven» is beoogd een stelling «in abstracto». In het kader van de DAC-registratie van uitgaven die als officiële ontwikke lingshulp worden aangemerkt (ODA) is van belang dat in overleg met de andere DAC-donoren wordt vastgesteld welke van de uitgaven voor de genoemde nieuwe prioriteiten zullen worden aangemerkt als ontwikke lingshulp. 160 Kan de regering een korte toelichting geven bij de zin: «Ontbinding van de hulp in EG-verband zou betekenen dat de reële waarde van de Neder landse hulp substantieel kan toenemen»? Ontbinding op Europees niveau betekent dat de aanbesteding van de onder de hulp te financieren goederen en diensten niet meer tot de nationale markt beperkt blijft maar uitgebreid wordt tot de EG-markt. Hierdoor worden meer bedrijven in de gelegenheid gesteld om mede te dingen, hetgeen tot een betere concurrentiestelling zal leiden, met als gevolg dat de prijzen van de te leveren goederen en diensten zullen dalen. Bij gelijkblijvend volume van de hulp zal de reële waarde daarvan toenemen. 161 Kan worden aangegeven op welke data de DAC-lijst is aangepast aan de nieuwe internationale ontwikkelingen waardoor (welke?) sommige voormalige Oostbloklanden c.q. Sovjetrepublieken onder de DAC-lijst vallen? Kan voor die landen een «wereldvolgorde» worden aangegeven in rangorde van armoede? In 1980 is China aan de DAC-lijst toegevoegd, in 1983 is Spanje afgevoerd (op eigen verzoek), Albanië is in 1989 toegevoegd en Portugal is in 1991 geschrapt (ook op eigen verzoek). Vanaf 1990 mag hulp aan de zwarte gemeenschap in Zuid-Afrika als ODA worden opgevoerd. Momenteel wordt de DAC-lijst herzien. Voorgesteld is een integrale aanpak, d.w.z. zowel opvoeren als schrappen van landen, aan de hand van objectieve criteria waaronder het BNP per capita. Het zal echter nog wel even duren voordat hierover binnen de DAC overeenstemming is bereikt. De vijf Centraal-Aziatische ex-sovjet republieken (Kazahkstan, Kirgizië, Oezbekistan, Turkimenistan en Tadjikistan) zullen naar verwachting voor de DAC-lijst kwalificeren. 162 Welke beleidsconsequenties m.b.t. het OS-budget kunnen worden getrokken uit het gestelde dat de internationale behoefte aan hulp beperkt kan worden door meer nadruk te leggen op de handel tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden met wellicht de nadruk op econo mische verzelfstandiging van de ontwikkelingslanden (trade not aid)? Uitgangspunt van het Nederlands ontwikkelingsbeleid is al geruime tijd, dat structurele veranderingen in de wereldeconomische verhou dingen van groter belang zijn dan hulp op zich, zij het dat, gelet op de feitelijke situatie in grote delen van de wereld, armoedebestrijding nog tal van jaren een prioriteit van de donorlanden zal moeten zijn. Naarmate de mogelijkheden voor ontwikkelingslanden toenemen om zonder belemmeringen deel te nemen aan de wereldhandel zal de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 45

46 behoefte aan concessionele middelen niet onmiddellijk veranderen. Wel ligt het voor de hand dat in die situatie de hulp in versterkte mate zal worden gericht op het bevorderen van de mogelijkheden van ontwikke lingslanden om van de nieuw geschapen mogelijkheden gebruik te maken. 163 Hoe wordt er in internationale fora gedacht over het inste/len van een «defensienorm»?zijn er al landen of organisaties die een dergelijke norm hanteren? In een brief, getiteld «Militaire uitgaven in relatie tot ontwikkelingssa menwerking», die de Kamer binnenkort tegemoet kan zien, wordt nader ingegaan op de stand van de discussies over militaire uitgaven in diverse internationale organisaties en op de criteria resp. richtlijnen, die met name Duitsland resp. Japan daarbij hanteren. 164 Welke initiatieven neemt Nederland om te komen tot een (meer) gelijke verdeling van de uitgaven voor Ontwikkelingshulp over de verschillende rijke landen? (pag 28) Terzake wordt verwezen naar het antwoord op vraag «Er ligt onder meer een duidelijke beleidsrelatie met (nieuwe) priori taire ontwikkelingen m.b.t. het internationale milieubeleid, hulp aan Centraal en Oost-Europa, opvang van asielzoekers e.d.». Zo wordt gesteld. Kan deze these uitgebreid worden toegelicht vanuit de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking, zoals vertolkt in de nota «Een wereld van verschil»? De doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking zijn uitgebreid verwoord in de nota «Een wereld van verschil». Deze doelstellingen moeten gezien worden tegen de veranderde omstandigheden wereldwijd en binnen ontwikkelingslanden, zoals ook uitvoerig in de nota beschreven. De relatie tussen de in het citaat aangehaalde specifieke punten en de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking ligt als volgt. In de nota is de internationale milieuproblematiek en de relatie tot ontwikkeling aan de orde gesteld. Nationaal en internationaal moet ontwikkeling duurzaam zijn. De internationale milieuproblematiek, zoals die zich nu manifesteert, is grotendeels het gevolg van activiteiten van de geïndustrialiseerde landen. De gesignaleerde relatie loopt dus via het duurzaamheidsaspect van ontwikkeling. In de nota wordt tevens het fenomeen van de «vervagende grenzen» gesignaleerd. De scheidslijn tussen arm en rijk loopt niet meer alleen tussen landen in Noord en Zuid. Elementen van Zuid bevinden zich in Noord. De verdwenen tegenstelling tussen Oost en West leidt tot een herwaardering van de ontwikkelingen binnen Oost, waarbij elementen van Zuid ook in Oost aanwezig blijken te zijn. Vandaar de gesignaleerde relatie met hulp aan Centraal en Oost Europa. Conflicten tussen en binnen ontwikkelingslanden zijn om diverse redenen toegenomen. Het wegvallen van de tegenstelling tussen West en Oost vermindert hun belang bij het in de hand houden van lokale conflicten in en tussen ontwikkelingslanden. Met name in Afrika stijgt het aantal gewapende conflicten, vaak van etnische oorsprong of veroorzaakt door een regionale tegenstelling. Een toename van asielzoekers is daar een directe consequentie van. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 46

47 167 Indien het voorgestelde alternatief voor de beleidsmatige vaststelling van het ontwikkelingsbudget zou worden uitgewerkt bij een volumedoel stelling van 0,7% BNP van de ODA-uitgaven: a. welke omvang (in mld) zou het OS-budget - bestaande uit alleen ODA-uitgaven - in 1993 krijgen? b. welke bedragen zouden naar de niet OS-uitgavenposten van de diverse begrotingshoofdstukken in 1993 kunnen worden overgeheveld? c. welk bedrag zou - uitgaande van een totale hulpinspanning van 1,41% NNI vrijkomen voor non-oda-categorieën als internationaal milieu resp. Oost-Europa/GOS-hulp in 1993? Ad a. Volgens de meest recent beschikbare ramingen bedraagt het Bruto Nationaal Produkt tegen marktprijzen in ,3 miljard gulden (CPB, Centraal Economisch Plan 1992). Een ODA/BNP norm van 0,7% zou derhalve leiden tot een budget voor ODA-uitgaven van 4 146,1 miljoen gulden in In verband met de aflossingen op leningen, die als negatieve ODA tellen, dient hieraan voor 1993 een bedrag van 310 miljoen gulden te worden toegevoegd. Met betrekking tot de vermelde cijfers zij overigens verwezen naar het antwoord op vraag 47. Ad b. Uitgaande van begrotingsbedragen in 1992 kunnen de volgende begrotingsposten worden genoemd, die niet direct betrekking hebben op OS-programma's, doch wel deel uitmaken van het OS-plafond: - Subsidies en bijdragen t.b.v. opvang en begeleiding van buiten landse werknemers en (voormalige) Rijksgenoten: 117,6 miljoen (non-oda) ten laste van hoofdstukken XV en XVI en Gemeentefonds. - Opvang in Nederland van toegelaten vluchtelingen: 25,7 miljoen (24,7 miljoen ODA). - Opvang in Nederland van asielzoekers: 420,2 miljoen (22,5 miljoen ODA) - Remigratie naar Suriname (3 miljoen non-oda) - Internationale apparaatskosten (VN-organisaties): 77,6 miljoen (21,8 miljoen ODA) ten laste van hoofdstukken V, XII en XIV. Op basis van deze posten zou derhalve uitgaande van begrotingsbe dragen voor 1992 een bedrag van 575 miljoen gulden aan non-oda uitgaven naar andere begrotingshoofdstukken kunnen worden overge bracht c.q. niet langer aan het OS-plafond worden toegerekend. Daarbij dient echter te worden aangetekend, dat er dan nog een aantal posten resteert (namelijk uitgaven die wel direct verband houden met OS-programma's) ten laste van het OS-plafond, die deels non-oda zijn. Dit betreft de middelenvoorziening FMO, rentesubsidies, apparaats kosten NIO en de garantiebetalingen aan de NIO, nationale apparaats kosten, Nationale Commissie Voorlichting en Bewustwording, rentesub sidie en overige hulp aan de Nederlandse Antillen en Aruba. Gezamenlijk bedraagt dit 888 miljoen gulden aan uitgaven, waarvan 688 miljoen non-oda. Bij een ODA-BNP norm voor ontwikkelingssamenwerking dient voor deze posten een aparte regeling te worden getroffen. Ad c. Volgens het Centraal Economisch Plan 1992 bedraagt de raming voor het Netto Nationaal inkomen in ,2 miljard gulden. Op basis van de huidige omvangsafspraken leidt dit tot een OS-plafond van 6 535,5 miljoen gulden in Dit komt overeen met 1,41% NNI. Naar verwachting resulteert dat in netto ODA-uitgaven ten bedrage van miljoen gulden. Indien de doelstelling voor netto ODA wordt gesteld op 0,7 % BNP (zijnde miljoen) komt dus 694 miljoen gulden beschikbaar geen rekening houdend met aangegane verplichtingen. Overigens zij er op gewezen, dat de genoemde uitgavencategorïeën (internationaal milieubeleid, hulp Oost-Europa/GOS) afhankelijk van de aard van de uitgaven deels als ODA zullen kunnen worden aangemerkt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 47

48 168 Oost-Europa faciliteit is medio februari opengesteld voor GOS onder gelijktijdige verhoging van het budget met 110 miljoen waarvan 18,5 miljoen onder het West-Oost-Zuid-progrannma valt: - waarom is voor GOS niet afzonderlijk programma ontwikkeld, gegeven ook de beperkingen aan GOS (geen bijdrage uit PSO) en mogelijkheid dat GOS bovenproportioneel drukt op het totale programma? - wat zal de werking van/toedeling uit het programma zijn aan de individuele republieken als GOS (verder) uit elkaar valt? - moet de 18,75 miljoen in het kader van het West-Oost Zuid-program beschouwd worden als hulp aan Midden en Oost-Europa of als OS-hulp? De regering acht het niet wenselijk voor het GOS een afzonderlijk hulpprogramma te ontwikkelen, omdat uit het gehele instrumentarium van de Oost-Europa-faciliteit alleen de bestaande vorm van projecthulp (PSO) niet goed toepasbaar leek voor het GOS. Het overige instrumen tarium (de generieke regelingen, de multilaterale projecthulp, het West-Oost-Zuid-programma en het multilaterale deel) lijkt goed toepasbaar op het GOS. Daarnaast speelt ook het nadeel van versnip pering van beleid bij een totaal pakket nieuwe instrumenten voor het GOS. Tevens wordt door de regering ook aandacht besteed aan een evenwichtige verdeling van de hulp over de verschillende landen. De hulp aan het GOS via de Oost-Europa-faciliteit zal zich concen treren op de Europese republieken. Met de 18,75 miljoen voor de GOS-republieken wordt het totale budget WOZ voor 1992 op 43,75 miljoen gebracht. Dit budget voor WOZ moet als OS-hulp voor Centraal en Oost-Europa worden beschouwd. 169 De Kamer zal nader geïnformeerd worden over een structurele vorm van hulp voor het GOS bij Miljoenennota Wat is de betekenis van deze opmerking gegeven de in de inleiding van de nota opgenomen melding dat de regering besloten heeft 100 miljoen structureel voor het GOS beschikbaar te stellen? Welke ratio zit achter het verschil tussen de gemelde structurele hulpverlening aan het GOS ad 100 miljoen en het onlangs beschikbaar gestelde hulpbudget ad 110 miljoen voor 1992? De tabellen zoals deze in de afzonderlijke hoofdstukken in deze nota zijn opgenomen sluiten aan bij de stand Voorjaarsnota De besluit vorming van de regering over de 100 miljoen vanaf 1993 is in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 genomen. Deze besluiten worden in de eerstvolgende budgettaire nota, de Miljoenennota 1993, aan de Tweede Kamer nader uiteengezet. Bij de besprekingen rondom de begrotingsvoorbereiding 1993 heeft het kabinet prioriteiten moeten stellen binnen de vastgestelde budget taire kaders. Zij heeft binnen deze kaders ruimte gevonden voor 100 miljoen structureel voor het GOS en hiermee het totaal van de Oost-Europa faciliteit op 300 miljoen gebracht. In het jaar 1992 was ruimte beschikbaar voor 110 miljoen op verplichtingenbasis, waarvan de kaseffecten zich over 1992 en 1993 verspreiden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 48

49 170en 178 Waarom wordt er in de nota geen duidelijk perspectief geschetst voor verdere groei van het hulpbudget voor Midden en Oost-Europa en voor het GOS? Kan de regering een indicatie geven van de omvang van de structurele hulp voor het GOS die zij van plan is beschikbaar te stellen bovenop de 100 mi/joen waartoe in februari al besloten is? Wat zijn uw inzichten ten aanzien van extra financiële hulp voor Oost-Europa voor de jaren na 1992 en 1993? (blz.29 e.v.) Gegeven de budgettaire ruimte acht het Kabinet het niet mogelijk op korte termijn meer geld beschikbaar te stellen boven de 300 miljoen die uitgetrokken is voor hulp aan deze landen. De totale financiële inspanning die Nederland levert komt inclusief de hulp die door de EG wordt gefinancierd, neer op 420 miljoen, wat het Kabinet gegeven de budgettaire kaders en prioriteitenstelling voorlopig het hoogst haalbare acht. Daarbij komt dat in het Delors ll-pakket een verdubbeling van de EG-hulp aan Midden en Oost-Europa en de GOS-landen wordt voorzien; indien deze verdubbeling wordt gerealiseerd zal genoemd bedrag van 420 miljoen verder stijgen. Zoals ook in de inleiding van de nota wordt opgemerkt is hulpverlening tevens een zaak van internationale coördinatie en overleg. Het Neder landse hulpbeleid is er mede op gericht vorm en inhoud te geven aan hulpverlening via multilaterale kanalen. Bovendien is hulpverlening niet alleen een kwestie van financile steun, maar omvat naast de bevordering van handelsstromen ook het overdragen van kennis en technologie. 171 Kan inzicht worden gegeven in de besteding vanaf 1989 van de zgn. West Oost-Zuid programma 's? Voor een overzicht van de bestedingen ten laste van het WOZ-programma, dat in 1991 op de Rijksbegroting is geïntroduceerd, wordt verwezen naar de recente notitie inzake de voortgang van het Nederlandse ondersteuningsbeleid Midden en Oost-Europa, bijlage 6 (Kamerstuk , nr. 27). 172 Hoe verhoudt zich het bedrag van plusminus f. 120 miljoen vanaf 1992 tot de verhoging van Delors II van 3,6 miljard Ecu (1992) tot 6,3 miljard Ecu (1997)? De f.120 miljoen is (een extrapolatie van) het proportionele Neder landse aandeel in de huidige EG-hulpverlening aan Midden en Oost-Europa en het GOS (EG-begroting 1992). Dit staat los van de genoemde voorgestelde uitgavenverhoging in het kader van Delors II, waarover nog besluitvorming moet plaatsvinden. 173 Wat wordt bedoeld met de post onder d (is multilaterale initiatieven van de verdeling gelden 1991 met «ambassades)? Kan meer inzicht worden gegeven in deze uitgave van 9 miljoen? Met deze 9,15 miljoen wordt de versterking van nederlandse ambas sades in Oost-Europa gefinancierd. Hiervan is 6 miljoen bestemd voor de verbetering van de infrastructuur (renovatie en inrichtingsactiviteiten). Voor uitbreiding personeel is 2,4 miljoen gealloceerd, het restant van 0,75 miljoen is een bijdrage in de exploitatiekosten van de ambassades. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 49

50 174 G-24 hulp aan Midden en Oost-Europa in 1991/1992 Wanneer is de evaluatie over het hulpbeleid Oost-Europa 1991 te verwachten? De jaarlijkse notitie inzake de voortgang van het nederlandse onder steuningsbeleid Midden en Oost-Europa is op 5 mei 1992 naar de Tweede Kamer gezonden. 175 Kan de hulpinspanning voor Midden en Oost-Europa (inclusief GOS) - die in 1991 voor Nederland 200 miljoen bedraagt - voor elk van de G-24 landen gegeven worden in datzelfde jaar (in bedragen en % BNP)? (blz.29) Bijgevoegd is een overzicht van de hulpinspanning van de G-24 voor Midden en Oost-Europa (exclusief GOS) over de periode 1990 en 1991 tezamen en van de hulpinspanningen voor de GOS over de periode september 1990 t/m maart 1992 (bron: EC). De bedragen hebben ook betrekking op de beschikbaar gestelde exportkredieten en exportkrediet garanties. Deze overzichten zijn niet per jaar uitgesplitst beschikbaar. Het is derhalve niet zonder meer mogelijk deze gegevens te relateren aan het BNP. Desalniettemin zijn in dit overzicht ook de BNP's van de landen van de G-24 over 1990 en 1991 (omgerekend in guldens; bron: OESO) opgenomen. Landen BNP 1990 mrd. $ lopende prijzen BNP 1991 mrd. $ lopende prijzen BNP mrd $ lopende prijzen BNP mrd f ($1 = f 1.81) hulp aan MOE (mecu) in 1990/1991 excl GOS hulp aan MOE (f mln.) in 1990/1991 excl. GOS (1 ECU = f2.31) hulp aan GOS(f mln) sept maart 1992 Belgie Denemarken Frankrijk Duitsiand Griekenland lerland Italië Luxetnburg Nederland Portugal Spanje Veremgd Koninkrijk , , , ,9 262, , , , , , ,40 383, , , ,64 4, , , , , ,20 161, , ,90 EC EIB CECA , ,20 462,00 NB NB NB Oostenrijk Fmland Usland Noorwegen Zweden Zwitserland 157, ,9 105,8 228,1 224, ,3 6, , , , ,62 296, ,07 689, , NB Australië Canada Japan Nieuw Zeeland Turkije Verenigde Staten , ,9 42, , ,0 6281, ,58 398, , , , , NB G , In hoeverre wordt bij de bilaterale hulp aan Oost-Europa gebruik gemaakt van ervaringen in de ontwikkelingssamenwerking op het gebied van de effectiviteit van die hulp? (blz. 29 e.v.) Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 50

51 In het bilaterale hulpbeleid voor Midden en Oost-Europa zijn verschil lende elementen terug te vinden, geïnspireerd op de inzichten die in de loop der tijd bij ontwikkelingssamenwerking zijn ontstaan. Zo wordt, evenals bij OS, bij de projecthulp voor Oost-Europa (met name PSO) gewerkt met een prioriteitsstelling die is overeengekomen met de ontvangende autoriteiten (en is neergelegd in landenbeleidspro gramma's). Ook bepaalde andere aspecten van het beleid zijn ontleend aan de periferie van het OS-beleid, te weten de TRHIO (WHI), de IBTA Oost-Europa en het Netherlands Management Consultancy Programme - Eastern Europe (PUM). Het gaat hierbij echter om afzonderlijke instru menten, toegespitst op de specifieke omstandigheden. Vertegenwoordigers van BZ/DGIS zijn daarenboven direct betrokken bij al het interdepartementale overleg over de bilaterale hulp. Van hun expertise wordt voorzover mogelijk gebruik gemaakt, met name als het gaat om het ontwikkelen van feitelijke criteria voor projecthulp. Voorts nemen bijvoorbeeld EZ-medewerkers deel aan cursussen projectbeheer die voor DGIS-ambtenaren worden georganiseerd. De omstandigheden in Midden en Oost-Europa (samenlevingen die zich transformeren naar nieuwe waarden), alsook ten dele afwijkende beleids accenten (sterke gerichtheid op het ontwikkelen van het particuliere bedrijfsleven, stimulering zakelijke vervlechting met West-Europa) brengen echter met zich mee dat de ervaringen van Ontwikkelingssa menwerking niet steeds zonder meer bruikbaar zijn. 177 en 189 Vindt de totale financiering van nieuwe ambassades in de GOS-landen plaats uit de Oost-Europa hulp? (blz.29 e.v.) Hoe groot is het gereserveerde bedrag ter versterking van bestaande en opening van nieuwe ambassades in de GOS-landen en hoe zal deze worden verdeeld? Uit de nieuwe beschikbare middelen voor Oost-Europa-hulp (110 miljoen) is in 1992 besloten om nieuwe diplomatieke posten in Kiev en Sint Petersburg te openen (7,5 miljoen). Over de structurele dekking van deze nieuwe posten zal bij de begrotingsvoorbereiding 1993 worden besloten. 179 Vindt u dat geen enkele uitzondering mogelijk is op de invalshoek dat alleen Oost-Europese landen en GOS-landen die op de DAC-lijst staan hulp uit het ontwikkelingsbudget kunnen krijgen? Niet op de DAC-lijst voorkomende Oost-Europese en GOS-landen komen in beginsel niet in aanmerking voor hulp uit het ontwikkelings budget. Van dit uitgangspunt is tot nu toe twee maal afgeweken bij noodhulp-acties. Ten eerste bij de OS-bijdrage aan de actie «Help de Russen de winter door» en ten tweede bij een noodhulpprogramma ten bedrage van 4 mln gulden ten behoeve van de Centraal-Aziatische republieken ten laste van de Wellink-faciliteit, waarvan 1 mln gulden ten laste van het OS-budget is gebracht. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 51

52 180 Waarom kunnen slechts eventuele additionele besparingen op de Defensiebegroting ten gunste komen van de hulp aan Centraal en Oost-Europa en geldt dat niet voor de reeds afgesproken besparingen voor de komende jaren? De in het kader van de begrotingsvoorbereiding 1992 ingeboekte besparingen op Defensie kunnen niet met terugwerkende kracht worden aangewend voor Centraal en Oost-Europa, aangezien deze gelden indertijd in een integraal afwegingsproces zijn aangewend voor het oplossen van de financiële problematiek voor de rijksbegroting als totaal. In het kader van de begrotingsvoorbereiding 1993 is een bijdrage van Defensie voorzien aan Centraal en Oost-Europa ad 81,25 miljoen (zie ook bijlage 1). 181 In hoeverre komen Albanië en GOS-landen, zoals Kirgizie en Tadzji kistan in aanmerking voor bi of multilaterale ontwikkelingssamen werking? Gezien de armoedesituatie in Albanië, die volgens recente rapporten van VN en EBRD vergelijkbaar zou zijn met die in Minst Ontwikkelde Landen, heeft de regering besloten het WOZ-programma 1992 voor de inzet van specifieke OS-instrumenten t.b.v. Albanië open te stellen. Vanwege de bezwaren die aan uitbreiding van het aantal bilaterale OS-relaties kleven, worden geen nieuwe structurele bilaterale ontwikke lingsprogramma's met Albanië nagestreefd. De hulp zal daarom beschikbaar worden gesteld via multilateraie en internationale organi saties, waaronder de EG, alsmede via particuliere organisaties, voorna melijk in de vorm van macro-economische en noodhulpverlening. Anders dan Albanië, worden de Centraalaziatische republieken Kyrgyzstan en Tadzjikistan door de OESO in het kader van de DAC (nog) niet als ontwikkelingsland aangemerkt. Als deze landen door de DAC op de lijst van ontwikkelingslanden zijn geplaatst, kunnen zij in aanmerking komen voor ontwikkelingshulp. Tijdens de DAC-High Level Meeting in december jl. is op Nederlands initiatief besloten tot overleg ten einde de lijst te herzien, in het bijzonder met betrekking tot de Aziatische republieken van de voormalige Sovjet-Unie. Naar verwacht zal de DAC hierover in de komende maanden een beslissing nemen. In afwachting van de plaatsing van de Centraalaziatische republieken op de DAC-lijst, heeft de regering besloten een bijdrage uit WOZ-1992 te reserveren voor eventuele kosten verbandhoudend met de identificatie van voorstellen ter ondersteuning van het overgangsproces naar een sociale markteconomie in deze landen. De identificatie kan geschieden door multilaterale en internationale organisaties, waaronder de EG, alsmede door particuliere organisaties met het oog op een bijdrage vanuit het WOZ-programma in 1993 ten behoeve van de uitvoering van de voorstellen. Overigens wordt opgemerkt, dat in 1991 en 1992 noodhulp ten behoeve van Albanië is gefinancierd tot een bedrag van respectievelijk f 2 mln en f 4 mln uit de Wellink-faciliteit, waarvan 25% ten laste van OS. Voor een noodhulpprogramma ten behoeve van de Centraalaziatische republieken is in 1992 een bedrag van f 4 mln uit de Wellink-faciliteit beschikbaar gesteld, waarvan f 1 mln ten laste van OS. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 52

53 182 De hulp is gericht op een overgang naar een: - pluriforme democratie; - een rechtsstaat en - een markteconomie. De aard van de hulp richt zich primair op economische herstructu rering. Kan, gegeven de in deze nota vooropstaande wens om te komen tot een geïntegreerde benadering, aangegeven worden welke instrumenten worden ingezet op de drie onderscheiden doelstellingen? Ten aanzien van de eerste 2 doelstellingen kan opgemerkt worden dat het gehele Nederlandse hulpbeleid bij dient te dragen aan het verande ringsproces op politiek en economisch gebied. Middels de landenbeleids programma's vanuit het PSO wordt hieraan meer specifieke invulling gegeven doordat enkele projecten zich specifiek richten op deze doelstellingen van het hulpbeleid. Tevens geeft de Nederlandse bijdrage aan de programma's van de Raad van Europa voor Oost-Europa en de medefinanciering van bepaalde projecten van intergouvernementele organisaties inhoud aan de hier boven genoemde eerste twee doelstel lingen. De subsidieregeling Politieke Partijen heeft ook deze eerste 2 doelstel lingen in zich. Wat betreft de derde doelstelling kan behalve de verschillende bi en multilaterale instrumenten met name het gehele generieke instrumen tarium genoemd worden, bestaande uit: de Lease-faciliteit, de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa en de IBTA. Voor een nadere beschrijving van dit instrumentarium wordt verwezen naar de voortgangsnotitie van het Nederlandse ondersteuningsbeleid Midden en Oost-Europa (Kamerstuk , nr. 27, , pag. 17 en 18). 183 Enkele voormalige S. U. republieken hebben tevens een zeer laag inkomen per hoofd en zouden zich dan ook direct kunnen kwalificeren voor ontwikkelingshulp. Bestaat inzicht/overeenstemming welke van de GOS-repubHeken a/s DAC-land kwalificeren en in welke categorie? En welke landen komen hier binnen afzienbare termijn naar verwachting nog bij? Welke ambities bestaan er vanuit 0. S. om zich bezig te gaan houden met deze landen en met welke instrumenten/deskundigheid zal dit geschieden? Welke relatie en afstemming bestaat er t.a.v. dit beleid en het «reguliere» hulpbeleid ten behoeve van Centraal en Oost-Europa? In hoeverre impliceert betrokkenheid van O.S. bij nieuwe DAC-landen een afbouw van hulp aan andere (O.S.-hulp)landen i.c. verdere versnip pering van hulp? Naar het zich laat aanzien kunnen de vijf Centraalaziatische republieken Kazachstan, Kyrgyzstan, Oezbekistan, Tadzjikistan en Toerk menië op grond van de - gebrekkige - statistische gegevens, waarover men beschikt tot de groep van Lage Inkomenslanden worden gerekend. Aangezien deze landen reeds kenbaar hebben gemaakt, dat zij het wensen in internationaal verband als «ontwikkelingsland» te worden aangemerkt, mag in redelijkheid worden verwacht dat zij t.z.t. op de DAC-lijst onder de betreffende categorie van Lage Inkomenslanden zullen worden opgenomen. Ofschoon het niet is uitgesloten, dat ook minder arme landen als Azerbajdzjan, Armenië en Georgië echte ontwik kelingslanden zijn, kan in redelijkheid geen verwachting worden gewekt over hun eventuele plaatsing op de DAC-lijst. Niet alleen het ontbreken Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 53

54 van statistische basisgegevens en de onzekerheid of deze landen het wensen als «ontwikkelingsland» te worden aangemerkt spelen hier een rol. Ook het feit dat de DAC het niet raadzaam oordeelt om het opvoeren van nieuwe landen los te koppelen van een integrale herziening van de DAC-lijst aan de hand van objectieve criteria, draagt bij tot dit standpunt. Ten aanzien van de vraag welke ambities er vanuit OS bestaan om zich bezig te houden met deze landen, zij verwezen naar het antwoord op vraag 181. De afbakening tussen ontwikkelingshulp enerzijds en hulp uit de Oost-Europa faciliteit c.q. Hulp GOS (exclusief WOZ), loopt langs de lijn ODA/non-ODA. Vanwege het mogelijke gevaar van versnippering wordt in het kader van WOZ niet het starten van nieuwe structurele bilaterale ontwikkelings programma's nagestreefd. Dit geldt mede voor eventuele ontwikke lingshulp aan Aziatische republieken. Financiering daarvan kan zoveel mogelijk geschieden via multilaterale en internationale organisaties, waaronder de E.G., alsmede via particuliere organisaties. 184 Waarom is niet gekozen voor bilaterale projecthulp (PSO) voor het GOS? Betekent dit dat PSO voor de andere Centraal en Oost-Europese landen zal worden beëindigd? De regering heeft gekozen voor een andere vorm van projecthulp voor het GOS dan nu geldt voor Centraal en Oost-Europa (nl. het PSO). Nederland zal op het gebied van de projecthulp een bijdrage leveren door aansluiting te zoeken (middels co-financiering) bij projecten en programma's van de Europese Gemeenschap, de Wereldbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD). De regering is van mening dat een dergelijke samenwerking de meest doelmatige aanpak is op grond van de volgende overwegingen: - Nederland kan op deze wijze in het «overgangsjaar» 1992 snel een herkenbare inspanning leveren; - de programma's van genoemde organisaties lopen immers al; - er is sprake van een hefboomwerking voor het Nederlandse hulppro gramma; - geen versnippering van beleid; - de beheerslast van de hulp, zowel in Nederland als voor de overbe laste en onervaren overheden van de GOS-republieken kan op deze wijze worden beperkt. Er zijn geen voornemens om het PSO voor de andere Centraal en Oost-Europese landen op korte termijn te beëindigen. 185 Waarom zou de absorptiecapaciteit in de ontvangende GOS-landen geringer zijn dan in de andere Centraal en Oost-Europese landen? Het hervormingsproces in het GOS is later op gang gekomen dan in de andere Centraal en Oost-Europese republieken. Ook daar speelden zich in het begin van de hulprelatie met Nederland onduidelijkheden af: wie was aanspreekpunt in het ontvangende land en waaraan bestond behoefte? Deze situatie doet zich nu ook in het GOS voor. De overheden in de GOS-republieken zijn vaak nog onervaren in het onderhouden van contacten met westerse landen en soms zelfs overbelast gezien het grote aantal hulpacties die op gang zijn gekomen. Daarnaast bestrijkt het GOS een zeer groot gebied, waar grootschalige internationaal geïntegreerde projecten een grotere effectiviteit zullen hebben dan talloze kleine bilaterale projecten. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 54

55 Ook vanuit verschillende internationale organisaties klinken geluiden door dat bij de hulpverlening aan het GOS vooral het gebrek aan goede projecten en de intern vaak nog instabiele situatie, een probleem vormen. 186 Hoe groot is de aparte budgettaire voorziening binnen het hulppro gramma voor Centraal en Oost-Europa voor de administratieve organi satie en controle, en hoe is deze verdeeld? De voorziening voor de administratieve organisatie en controle betreft alleen de PSO-projecthulp en bedraagt 5% van het totale budget voor PSO. Tevens is er een voorziening getroffen van 1,5 miljoen voor 1992 voor de versterking van de bilaterale coördinatiestructuur. 187 Beschikt de regering over een overzicht waaruit de hulpbehoefte (uitgedrukt in guldens) van landen uit Oost-Europa en GOS blijkt? Kan zij de Kamer een dergelijk overzicht verschaffen? Is het ook mogelijk daarbij aan te geven voor welk percentage van de hulpbehoefte ook daadwer kelijk hulp wordt ontvangen. De regering beschikt niet over een overzicht waaruit de hulpbehoefte in guldens van landen uit Midden en Oost-Europa blijkt. Een dergelijk overzicht valt ook niet te maken. Wel is het zo dat het IMF schattingen maakt van «financial gaps» van betrokken landen bij de voorbereiding van stabilisatieprogramma's, doch het gaat hierbij niet om de totale hulpbehoefte. In het algemeen zij benadrukt dat de mate van zinvolle hulpverlening sterk is gerelateerd aan de voortgang van hervormingen in de verschillende landen. Het gaat er om dat het Westen de betrokken landen helpt bij het zelf aanpakken van hun problemen, niet dat het Westen de problemen voor hen oplost. 188 Afgevraagd wordt of eigen bilaterale projecten (in het kader van het PSO-program) op dit moment de meest aangegeven vorm is en of in bepaalde gevallen toch niet de voorkeur zou moeten uitgaan naar co-financiering van grote internationale gecoördineerde projecten, gegeven ook de beheerslast. - Wat is de aanleiding voor deze vraagstelling mede gelet op de vrij korte ervaring met de meer specifieke inzet van PSO en de landenbe leidsprogramma 's. - Waarom is in de recente jaarlijkse notitie inzake de voortgang van het Nederlandse ondersteuningsbeleid (Kamerstuk nr.27) hier niet op in gegaan? - Welke verwachtingen bestaan ten aanzien van de beheerslasten bij zogenaamde multi-bi-projecten. Komt dit niet neer op het «slechts» verplaatsen van de beheerslast van NL naar EG-zijde? Wat wordt verstaan onder projecten en programma's met een «lichte» beheers structuur? Zoals in deze nota beschreven staat, gaat de projecthulp van PSO gepaard met een aanzienlijke beheerslast zowel in Nederland (ook de nedetïandse ambassades) als in het ontvangende land. Daarnaast is binnen PSO sprake van tal van kleine projecten. De grote beheerslast (zowel in voorbereidende als in controlerende/evaluerende fase) en de hoeveelheid projecten zijn de directe aanleiding voor deze vraagstelling geweest. Hiertegenover staat dat de landenbeleidsprogramma's een Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 55

56 effectief middel zijn gebleken om projecten te selecteren. Bovendien is inmiddels een minimumgrens van f per project ingesteld, om projecten met een relatief grote beheerslast te voorkomen. De jaarlijkse notitie inzake de voortgang van het Nederlandse onder steuningsbeleid is primair een weergave van de realisaties van het hulpbeleid over Multilaterale projecten (de zgn. multi-bi-projecten) zijn projecten die uitgevoerd worden door verschillende internationale organisaties (WB, ILO, WHO, RVE, OESO) waaraan Nederland op vrijwillige basis een bijdrage kan leveren. De voorbereiding en controle van dergelijke veelal grotere projecten gebeurt door deze internationale organisatie en de Nederlandse regering behoeft alleen te beslissen of het project aan de criteria van het Neder landse hulpbeleid voldoet om een Nederlandse bijdrage mogelijk te maken. Dit betekent een aanzienlijke besparing op nationaal niveau op de beheerslasten. Internationale organisaties beschikken vaak al over lopende programma's waarvan de beheersmatige structuur al is opgezet. Bovendien is er bij internationale organisaties sprake van «economies of scale». Een «lichte» beheersstructuur kan betekenen dat de uitvoering wordt uitbesteed aan een derde organisatie (zoals bij het Programma Uitzending Managers voor Oost-Europa het geval is). 190 Hoeveel van de extra GOS-gelden zal worden besteed aan «eigen» bilaterale projecthulp? Voor projecthulp voor het GOS voor 1992 is besloten 30 miljoen beschikbaar te stellen in de vorm van co-financiering van internationale projecten, die gericht zijn op landbouw/transport en energie-/milieu. 191 Kan de regering de Kamer een overzicht verschaffen van de uitgaven aan hulp voor Oost-Europa en GOS van de onderscheiden landen uit de Groep van 24? Graag zowel in absolute bedragen als in percentage van het BNP (of eventueel NNI)? Zie het antwoord op vraag en 193 Door welke multilaterale organen (exclusief EEG), waaraan Nederland een bijdrage levert, wordt hulp geboden aan Centraal of Oost-Europa (bijvoorbeeld WB, ILO, UNDP, FAO, IFAD, etc.)? Kan bij benadering aangegeven worden hoe groot voor elk van deze organen langs deze weg de Nederlandse bijdrage is tot genoemde hulp? Door een groot aantal multilaterale organisaties en instellingen wordt hulp geboden aan Midden en Oost-Europa. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de notitie voortgang ondersteuningsbeleid Midden en Oost-Europa van 5 mei 1992, hoofdstukken 5 en 6. Nederland draagt aan deze hulp bij via de begrotingen van deze organisaties alsook via vrijwillige bijdragen. Nederland heeft in 1991/1992 in de vorm van zgn. multiprojecten («multi-bi») de volgende bijdragen geleverd aan internationale organi saties: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 56

57 Organisatie bedrag in guldens - VN ECE Raad van Europa WHO UNHCR OESO IFC ESHA IUCN UNICEF UNEP(IPCC) IMF ILO IAEA UNESCO Totaal ca Wanneer we dit totaalbedrag voegen bij de 300 miljoen (via de EEG) en de bilaterale hulp, wat bedraagt dan de cumulatieve som? Deze bedragen zijn beschikbaar gesteld uit de Oost-Europa-faciliteit. Optelling hiervan bij de totale faciliteit (bilaterale + multilaterale middelen) zou tot dubbeltellingen leiden. De totale faciliteit bedroeg in miljoen en bedraagt in miljoen. 195 In een klimaat waarin een sterker accent komt te liggen op markt werking moet aan «trade» naast «aid» een toenemend gewicht worden toegekend. Aan welke (nieuwe) instrumenten wordt gedacht bij de vormgeving van het Nederlandse hulpinstrumentarium om de handel tussen Nederland en de betrokken Centraal en Oost-Europese landen te bevorderen? Het generieke instrumentarium, de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO), de lease-faciliteit en de subsidiere geling IBTA, hebben als doel de zakelijke contacten tussen Nederland en de Centraal en Oost-Europese landen te bevorderen. Daarnaast is in onderzoek een investeringsfaciliteit voor Centraal en Oost-Europa. 196 Hoe is de recente ontwikkeling met betrekking tot het Europees Energie Handvest? In december 1991 hebben 50 landen in Den Haag de politieke verklaring over het Europese Energie Charter ondertekend. Op dit moment zijn onderhandelingen gaande over een basisovereenkomst die een juridische vertaling is van hetgeen is gesteld in het Charter. Hierin komen onder andere de volgende onderwerpen aan de orde: - toegang tot energiebronnen/markten (op competitieve basis), - het bevorderen van het concurrentie-aspect, - het regelen van doorvoer van energie, - investeringsbescherming, - institutionele aspecten. Het lijkt niet haalbaar de basisovereenkomst in de eerste helft van 1992 rond te krijgen. Dit ligt met name aan de ingewikkelde materie en de moeizame gang van zaken in de republieken van het GOS. Naast deze Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 57

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-21 800 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar Nr. 25 VERSLAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar 1992

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar 1992

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22152 Voorlichtingscampagnes van het Rijk Nr. 3 VERSLAG Vastgesteld 11 oktober 1991 De Commissie voor de Rijksuitgaven 1 legt over dit rapport

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 300 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en van de ontvangsten van hoofdstuk V (Ministerie van Buitenlandse Zaken) voor het jaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22563 Problematiek van de Koerden Nr. 4 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 17 september 1992 De vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken'

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 520 Wet van 14 september 1995 tot wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23265 Begrotingsadministratiesystemen Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 12 november 1993 De Commissie voor de Rijksuitgaven' heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22601 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met de regeling van een procedure voor de voorbereiding en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22601 Nr. 8 ' Samenstelling: Leden: Stoffelen (PvdA), V. A. M. van der Burg (CDA), Vacature VVD, Schutte (GPV), Krajenbrink (CDA), Korthals (VVD),

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21442 Aandelenvervreemding Eurometaal Nr. 2 1 Samenstelling: Leden: Stemerdink (PvdA), Gualthèrie van Weezel (CDA), Frinking (CDA), ondervoor zittter,

Nadere informatie

T Binnenhof 4

T Binnenhof 4 Algemene Rekenkamer BEZORGEN Lange Voorhout 8 Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-342 43 44 Binnenhof 4 E voorlichting@rekenkamer.nl DEN HAAG w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 808 Inkomensbeleid 1989 Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 28 oktober 1988 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20 529 Het bevolkingsvraagstuk en bevolkingsbeleid binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 6 september

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 XIV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XIV (Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid I VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 26 oktober 2017 De leden van de vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 18 386 Besluit afbreking zwangerschap Nr. 29 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 30 mei 1988 De vaste Commissie voor de Volksgezondheid 1 heeft onderstaande

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 205 Wet van 28 januari 1999 tot wijziging van de van de en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1997 (Slotwet)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19160 Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 5 maart 1986 De vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 550 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017 34 550 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21452 Jeugdbeleid en Onderwijsbeleid Nr. 3 LIJSTVAN VRAGEN Vastgesteld 15 mei 1990 De bijzondere Commissie voor het jeugdwelzijnsbeleid 1 en de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22 800 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XV (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23461 Haïti Nr. 2 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 15 december 1993 De vaste Commissies voor Defensie 1 en Buitenlandse Zaken 2 hebben

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 300 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016 Nr. 5 BRIEF VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 19637 Vluchtelingenbeleid Nr. 78 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23 5O1 Wijziging van hoofdstuk IV (Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 141 26 800 V Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2000

Nadere informatie

34776 Homogene Groep Internationale samenwerking 2018

34776 Homogene Groep Internationale samenwerking 2018 34776 Homogene Groep Internationale samenwerking 218 nr. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden er zijn) De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23199 Vervanging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf door de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 Nr. 9 EIIMDVERSLAG Vastgesteld 28 oktober

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23258 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht alsmede nadere aanpassing van een aantal wetten aan de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Rijksbegroting voor het jaar 1987 19 700 Hoofdstuk V Ministerie van Buitenlandse Zaken Nr. 28 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 20

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 22126 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IXA (Nationale Schuld) voor het jaar 1991 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Rijksbegroting voor het jaar 1988 20200 Nota over de toestand van 's Rijks financiën IMr. 44 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 24 februari 1988 De commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 000 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 27 120 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 IX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het

Nadere informatie

houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag

houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag Besluit van houdende aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en wijziging van het Besluit op de huurtoeslag Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 100 IXB Jaarverslag en slotwet ministerie van Financiën 2004 Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Nadere informatie

BEZORGEN. Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG

BEZORGEN. Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG BEZORGEN Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-342 43 44 E voorlichting@rekenkamer.nl W www.rekenkamer.nl D A T U

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 957 Wijziging kiesstelsel 26 976 Positie van de Eerste Kamer Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 6 maart 2000 De vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 315 Decentralisatieproces maatschappelijke opvang Nr. 3 HERDRUK 3 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), voorzitter, Terpstra

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015) Nr. 77 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 18 november

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 472 Aanpassing van wetten in verband met de vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro) Nr. 5 VERSLAG Vastgesteld 8 februari

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20391 Buitenlandse militaire dienstplicht Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 17 december 1987 De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23400 VIII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) voor

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 Nota over de toestand van s Rijks financiën 34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 555 Decemberverslag 1995 van de Algemene Rekenkamer Nr. 5 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 maart 1996 De algemene commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 085 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22 800 IXB Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar 1993 Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 007 Parlementair onderzoek Onderwijsvernieuwingen Nr. 2 BRIEF VAN DE COMMISSIE PARLEMENTAIR ONDERZOEK ONDERWIJSVERNIEUWINGEN Aan de Voorzitter

Nadere informatie

2 a. Toelichting van de VNG bij de financiële aspecten van het Bestuursakkoord.

2 a. Toelichting van de VNG bij de financiële aspecten van het Bestuursakkoord. 2 a. Toelichting van de VNG bij de financiële aspecten van het Bestuursakkoord. Tijdens de ledenconsultaties die in juni over het Bestuursakkoord en het rapport De eerste overheid hebben plaatsgevonden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 800 VII Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken Nr. 535 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 485 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 3 BRIEF VAN HET LID DE HOOP SCHEFFER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie) Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van * 2012, nummer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 350 V Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22655 Juniverslag 1992 van de Algemene Rekenkamer Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 19 november 1992 De Commissie voor de Rijksuitgaven

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal Tweede Kamer der Staten Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20 415 Dwang en drang en de hulpverlening aan verslaafden Nr. 3 1 Samenstelling: Leden: Nypels (D66), Haas-Berger (PvdA), voorzitter, Müller-van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt Den Haag, 15 maart 2000 Aan de leden en de plv. leden van de vaste commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21 800 XVI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 775 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2018 Nr. 63 DERDE NOTA

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23401 Beleidsvoornemens Politie 1994 IMr. 4 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 2 november 1993 De vaste Commissie voor Politie 1 heeft

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 700 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009 L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 085 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 (wijziging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 560 IV Wijziging van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2006 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) Nr. 2

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 544 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 203 Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen Nr. 1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 IX B Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk IX B (Ministerie van Financiën) voor het jaar 1992 Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 371 Kredietcrisis 32 123 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 305 BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 215 EU-voorstel: Europese Migratieagenda COM(2015)240 J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 11 december 2015 De vaste commissie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 480 IXA Wijziging van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2012 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 3 VERSLAG

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën) A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 23 april 2013 Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 520 Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (IV) voor het

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500EA Den Haag www.rijksoverheid.nl www.facebook.com/minbzk www.twitter.com/minbzk Kenmerk 20-0000619804 Uw kenmerk Datum 5 oktober

Nadere informatie

2016D48159 LIJST VAN VRAGEN

2016D48159 LIJST VAN VRAGEN 2016D48159 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Financiën, heeft over de Najaarsnota 2016 en bijlagen (Kamerstuk 34 620, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. De

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22 300 XI Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XI (Ministerïe van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20407 Verslag van een bezoek van een delegatie van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken aan Brazilië, Argentinië, Chili en Venezuela Nr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 495 Besluit van 24 oktober 2011, houdende wijziging van het reglement van orde voor de ministerraad in verband met de opheffing van de Nederlandse

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 933 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland

Nadere informatie

Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle. Inhoudsopgave Samenvatting pag. 1. Ontwerpbesluit I pag.

Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle. Inhoudsopgave Samenvatting pag. 1. Ontwerpbesluit I pag. STATENVOORSTEL Datum : 6 september 2005 Nummer : PS2005BEM41 Dienst/sector : CS Commissies : Alle Registratienummer : 2005cgc000636i Rapporteur : J.G.P. van Bergen Titel : Programmabegroting 2006 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22887 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met verlaging van de basisbeurs voor studerenden in het middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 33 VERSLAG VAN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 844 Witboek over de toekomst van Europa 1 B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 1 februari 2018 De leden van de vaste commissies

Nadere informatie

Inleiding. Centrale rol van de minister van Financiën

Inleiding. Centrale rol van de minister van Financiën Inleiding Een klein jaar voor Prinsjesdag worden op het ministerie van Financiën de voorbereidingen voor de volgende rijksbegroting en Miljoenennota gestart. De minister van Financiën heeft een centrale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 412 Protocol van de regeringsconferentie Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, van 20 en 21 mei te Paramaribo, en de conclusies van het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20 270 Wijziging van Hoofdstuk XVI (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) van de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het

Nadere informatie

VOORSTEL STRUCTURELE WIJZIGINGEN VAN DE BEGROTINGEN

VOORSTEL STRUCTURELE WIJZIGINGEN VAN DE BEGROTINGEN VOORSTEL STRUCTURELE WIJZIGINGEN VAN DE BEGROTINGEN Paramaribo, 26 maart 2015 Inleiding Reeds vele jaren hebben we te maken met een onnauwkeurige en ondoorzichtige wijze van de opstelling en presentatie

Nadere informatie

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016

27926 Huurbeleid. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 27926 Huurbeleid Nr. 269 Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 11 oktober 2016 De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen en Rijksdienst

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 32 565 IV Wijziging van de sstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 21 501-03 Begrotingsraad Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 oktober

Nadere informatie

Nota van B&W. Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs

Nota van B&W. Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs Nota van B&W Onderwerp Financiële afwikkeling wetswijziging voortgezet onderwijs Portefeuille M. Divendal Auteur Dhr. S.K. Satter Telefoon 5115708 E-mail: ssatter@haarlem.nl MO/OWG Reg.nr. OWG/2006/729

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 156 Monumentenzorg 34 775 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor

Nadere informatie

Voorstel: Een keuze bepalen voor één van de in het voorstel opgenomen optievarianten.

Voorstel: Een keuze bepalen voor één van de in het voorstel opgenomen optievarianten. Aan de Raad Made, 14 september 2006 Aan de commissie: Inwonerszaken Datum vergadering: 11 oktober 2006 Agendapunt : 6 Raadsvergadering: 2 november 2006 Onderwerp: Motie en heroverweging hafa-onderwijs

Nadere informatie