Watervergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Waterwet en Omgevingsverordening Limburg. WML winplaats Mookerheide te Mook en Middelaar

Transcriptie

1 Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg Watervergunning Waterwet en Omgevingsverordening Limburg WML winplaats Mookerheide te Mook en Middelaar Zaaknummer: Kenmerk: 2014/24143 d.d. 8 mei 2014 Verzonden:

2 INHOUDSOPGAVE 1 DE AANVRAAG Aanvraag en bijbehorende documenten Verzoek inhoudelijk 3 2 TER INZAGELEGGING 4 3 OVERWEGINGEN 4 4 CONCLUSIE 5 5 BESLUIT 5 6 VOORSCHRIFTEN 7 7 AFSCHRIFTEN 10 Bijlage I Locatie peilputten WML winplaats Mookerheide (901 WO) 11 Bijlage III Richtlijnen putten en bemalingen /

3 1 DE AANVRAAG 1.1 Aanvraag en bijbehorende documenten Per brief d.d , ingekomen op 27 november 2013, ref. O&AMLG, Aanvraag wijziging grondwaterwinvergunning voor winplaats Mookerheide (901 WO), is door Waterleiding Maatschappij Limburg, Postbus 1060, 6201 BB, Limburglaan 25 Maastricht (verder: WML) een verzoek ingediend om wijziging van de vergunning voor WML winplaats Mookerheide, oorspronkeljk verleend bij besluit van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne d.d. 3 september 1976, nummer DG MH / DDv, gewijzigd bij Koninklijk besluit d.d. 13 februari 1979, nummer 46, gewijzigd bij besluit van ons college d.d. 4 februari 2003, nummer 02/36714 (verder: huidige vergunning). WML onttrekt op WML winplaats Mookerheide grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. In onderhavig verzoek tot wijziging van de huidige vergunning wordt ons college gevraagd de maximaal toegestane maandonttrekking te verhogen van m 3 naar m 3 ; het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer Onderhavig verzoek tot wijziging van de huidige vergunning is met de volgende documenten onderbouwd: 1. brief d.d van WML, ref. O&AMLG, onderwerp: Aanvraag wijziging grondwaterwinvergunning voor winplaats Mookerheide (901 WO), ingekomen 27 november 2013, met als bijlagen: 2. ingevuld en namens Waterleiding Maatschappij Limburg d.d. 26 november 2013 ondertekend Aanvraag Watervergunning, type formulier: versie oktober 2010, bijlage 1 bij brief; 3. Overzichtstekening winplaats Mookerheide, , Omschrijving Puttenveld PS Mookerheide, Figuur 1, bijlage 2a bij brief; 4. Uitreksel Kadastrale kaart van het Kadaster, Apeldoorn, 20 november 2013, perceel: Mook en Middelaar, A, 5120, bijlage 2b bij brief; 5. WML, 15 december 2010, Geohydrologische onderbouwing aanvraag watervergunning 2010 voor winplaats Mookerheide, Projectnummer , versie F1.0, rapport, bijlage 3 bij brief, verder: Onderbouwing; 6. WML - Renard Prevoo, 20 november 2013, Memo: aanvulling toelichting bij concept aanvraag wijziging waterwinvergunning Mookerheide, bijlage 4 bij brief, verder: Toelichting. 1.2 Verzoek inhoudelijk WML verzoekt ons college om op WML winplaats Mookerheide per maand maximaal m 3 grondwater te mogen onttrekken. In de huidige vergunning mag per maand maximaal m 3 grondwater worden onttrokken. 2014/

4 Er wordt niet gevraagd de maximaal toegestane jaaronttrekking van m 3 te wijzigen c.q. te verhogen; de verhoging van de maximaal toegestane maandonttrekking strekt dus alleen tot wijziging van de toegestane verdeling van maandonttrekkingen over het jaar. Feitelijk vraagt WML om meer spreidingsmogelijkheden binnen de grenzen van de maximaal te onttrekken jaarhoeveelheid. Naast aanpassing van de maximaal toegestane te onttrekken maandhoeveelheid verzoekt WML ook de maximaal toegestane dagonttrekking van m 3 los te laten. 2 TER INZAGELEGGING Op 13 maart 2014 heeft ons college het ontwerpbesluit op de aanvraag vastgesteld. De aanvraag en het ontwerpbesluit hebben van 19 maart 2014 t/m 29 april 2014 ter inzage gelegen in het gouvernement te Maastricht (bureau Bibliotheek) en het gemeentehuis van de gemeente Mook en Middelaar. Gedurende deze termijn konden het ontwerpbesluit en de kennisgeving tevens worden geraadpleegd via de internetsite van de provincie Limburg ( Naar aanleiding hiervan zijn geen zienswijzen of adviezen ingekomen. 3 OVERWEGINGEN WML verzoekt om verhoging van de maximaal toegestane maandonttrekking en dagonttrekking om bij tijdelijke uitval van WML pompstations elders, toch aan de drinkwatervraag te kunnen voldoen. Zie met name Hoofdstuk 2 in het WML rapport Onderbouwing (WML, 5 december 2010) voor een verdere onderbouwing van en toelichting op de noodzaak voor verhoging van de maximaal toegestane maand- en daghoeveelheid. Aanvrager heeft de effecten van de verhoging van de maximale maandonttrekking op de grondwaterstand op twee wijzen onderzocht en in kaart gebracht: er is een tijdreeksanalyse onderzoek uitgevoerd met Menyanthes (KWR, Nieuwegein), en er zijn analytische modelberekeningen verricht met behulp van het programma MLU. Beide onderzoeksrichtingen bevestigen onafhankelijk van elkaar dat een onttrekking van m 3 per maand op winplaats Mookerheide niet leidt tot een meetbare daling van de freatische grondwaterstand. Zo geeft het programma MLU aan dat de freatische grondwaterstand bij een onttrekking van m 3 per maand maximaal met 0,008 m (dus 8 mm) wordt verlaagd, bij m 3 per maand bedraagt die verlaging 0,005 m; met het Tijdreeksanalysemodel wordt geen effect op de freatische grondwaterstand gevonden/geconstateerd. In het tweede watervoerend pakket wordt overigens wel een (beperkt) effect op de stijghoogte berekend. Zeker nu: de grondwaterstand in het stuwwalgebied rondom WML winplaats Mookerheide zich tot enkele tientallen meters diep onder maaiveld bevindt, in de huidige vergunning reeds onttrekkingen tot m 3 per maand zijn toegestaan, in de aangevraagde situatie ten hoogste zes maanden achtereen m 3 per maand mag worden onttrokken (in de huidige vergunning dus m 3 ), waarna in de resterende zes maanden nog maar m 3 in totaal mag worden onttrokken, 2014/

5 kan veilig worden gesteld dat de aanvraagde verhoging van de maximaal toegestane maandonttrekking van m 3 naar m 3, bij de gelijkblijvende maximaal toegestane jaaronttrekking van m 3, niet tot onacceptabel negatieve effecten via verandering van de freatische grondwaterstand kan leiden. Zoals in paragraaf 4.2 in het WML rapport Onderbouwing (WML, 15 december 2010) aangegeven bedraagt de technische wincapaciteit op WML winplaats Mookerheide maximaal m 3 per dag. Zeker nu de maximaal toegestane maandonttrekking is begrensd op m 3 kan een verhoging van m 3 per dag naar m 3 per dag niet tot een merkbaar onacceptabel extra effect op de freatische grondwaterstand in de omgeving leiden. Gelet op het bovenstaande kan ons college instemmen met het verzoek van WML om de maximaal toegestane maandonttrekking van grondwater op winplaats Mookerheide ter verhogen van m 3 per maand naar m 3 per maand, en geen expliciete bovengrens voor de maximaal toegestane dagonttrekking vast te stellen. 4 CONCLUSIE Een vergunning moet wegens artikel 6.21 van de Waterwet worden geweigerd voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen, zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet. Met het in de vergunning opnemen van voorschriften wordt gewaarborgd dat de te bereiken doelstellingen zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet worden beschermd. Op grond van de overwegingen in samenhang met de vereisten die voortvloeien uit de Waterwet, de Omgevingsverordening Limburg en het provinciale beleidskader wordt ingestemd met de gevraagde wijziging van de vergunning. 5 BESLUIT Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het in 2009 geactualiseerde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2006 en de POL-aanvulling Provinciaal Waterplan Limburg , besluiten wij de oorspronkelijk door het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne bij besluit d.d. 3 september 1976 aan WML verleende vergunning voor onttrekking van grondwater op WML winplaats Mookerheide, laatst gewijzigd bij besluit van ons college d.d. 4 februari 2003, nummer 02/36714, Zijnde: Gelet op de Grondwaterwet, artikel 14, lid 1, de Verordening Waterhuishouding Limburg 1997 en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2001, besluiten wij aan de N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg vergunning te verlenen voor de onttrekking van grondwater aan de bodem ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Het grondwater mag onttrokken worden op winplaats Mookerheide, kadastraal bekend gemeente Mook, sectie A, nummer De onttrekking mag maximaal m 3 grondwater per dag, m 3 grondwater per maand en m 3 grondwater per jaar bedragen. 2014/

6 Als volgt te wijzigen, in: Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het in 2009 geactualiseerde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2006 en de POL-aanvulling Provinciaal Waterplan Limburg , besluiten wij aan N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg vergunning te verlenen voor het onttrekken van grondwater aan de bodem ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Het grondwater mag onttrokken worden op WML winplaats Mookerheide, kadastraal bekend gemeente Mook en Middelaar, sectie A, nummers 6566, 5116, 6117, 5118, 5119, 5120 en 5125; De onttrekking mag maximaal m 3 grondwater per maand en m 3 grondwater per jaar bedragen; Aan de vergunning de beperkingen en voorschriften zoals vermeld in hoofdstuk 6 te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen; De aanvraag en de bijbehorende stukken ontvangen op 27 november 2013 (zie paragraaf 1.1) maken deel uit van deze vergunning, behoudens en voor zover daarvan bij dit besluit niet wordt afgeweken. ONDERTEKENING Gedeputeerde Staten van Limburg namens dezen, ing. E.A.P.H. Haesen Clustermanager Vergunningen Rechtsbescherming Als dit besluit uw belang rechtstreeks raakt en u het met de inhoud van dit besluit niet eens bent, kunt u, tegen betaling van de verschuldigde griffierechten, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet dan binnen zes weken na de dag waarop dit besluit ter inzage is gelegd een beroepschrift indienen. Op deze procedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het beroepschrift moet worden ondertekend en ten minste bevatten: de naam en het adres van de indiener; de datum; een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht alsmede de redenen van het beroep (motivering). Het beroepschrift moet worden gericht aan: Raad van State; Afdeling bestuursrechtspraak; Postbus 20019; 2500 EA Den Haag. Als u een beroepschrift heeft ingediend, dan kunt u tevens de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de internetpagina van de Raad van State, Klik op ONZE WERKWIJZE. Klik op Bestuursrechtspraak. 2014/

7 6 VOORSCHRIFTEN Aan deze vergunning verbinden wij de volgende voorschriften. Gegevens over de grondwateronttrekking 1. De houder van de vergunning mag uitsluitend grondwater onttrekken uit het eerste watervoerende pakket dat gelegen is tot op een diepte van ongeveer 110 meter beneden maaiveld (ongeveer 50 meter -NAP). Inrichten peilputten en pompputten 2. De houder van de vergunning is verplicht tot het volgende: t.a.v. peilputten a. de 6 bestaande peilputten, die staan aangegeven in bijlage I en waarvan de nummers staan aangegeven in bijlage II, moeten worden onderhouden voor het waarnemen van de grondwaterstand en/of grondwaterstijghoogte; b. als een van de peilputten zoals bedoeld onder 2a niet goed functioneert, dan moet de vergunninghouder ervoor zorgen dat de desbetreffende peilput wordt hersteld of vervangen; c. het herstellen van een eenvoudig defect aan een peilput moet binnen 1 maand na het constateren van het defect zijn voltooid. Het vervangen van een peilput en het herstellen van grote defecten aan een peilput moet binnen 3 maanden na het constateren van het defect zijn voltooid. Indien voor het herstellen of vervangen van een peilput, een (nieuw) zakelijk recht moet worden gevestigd, moet het herstellen of vervangen van de betreffende peilput binnen 6 maanden na het constateren van het defect zijn voltooid; d. het vervangen van een peilput moet gebeuren volgens de richtlijnen in bijlage III en moet uiterlijk 1 week voor de aanvang schriftelijk zijn gemeld aan: Het hoofd van het Cluster Vergunningen van de Provincie Limburg Postbus MA MAASTRICHT; e. indien de houder van de vergunning een optimalisatieonderzoek verricht naar het aantal peilputten en peilputfilters kan, nadat het hoofd van het Cluster Vergunningen hiervoor schriftelijk toestemming heeft verleend, het aantal peilputten en peilputfilters worden gewijzigd. t.a.v. pompputten f. het daadwerkelijk inrichten van een nieuwe pompput moet gebeuren volgens de richtlijnen in bijlage III. De aanvang van het inrichten en de diepte waarop de pompput wordt gemaakt moet uiterlijk 1 maand voor de aanleg schriftelijk zijn gemeld aan genoemd hoofd van het Cluster Vergunningen; 2014/

8 g. de exacte locatie van een nieuwe pompput moet uiterlijk 1 week na het beëindigen van de boorwerkzaamheden schriftelijk zijn gemeld aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen. t.a.v. grondmonsters en boorbeschrijvingen h. bij boringen voor een peilput en pompput, zoals bedoeld onder 2d en 2f, moeten grondmonsters worden genomen en een boorbeschrijvingen worden gemaakt volgens de richtlijnen in bijlage III; i. de boorbeschrijving en afwerkstaat moeten binnen 2 maanden na beëindiging van de boorwerkzaamheden zijn toegezonden aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen. Meten en registreren 3. De houder van de vergunning is verplicht tot het volgende: t.a.v. meten peilputten a. de houder van de vergunning moet zorg dragen voor het tweemaal per maand verkrijgen van grondwaterstanden en/of stijghoogten van de onder 2a genoemde peilputten. De metingen moeten worden gedaan op de 14 e en 28 e van iedere maand. Is dit zon- of feestdag, dan moet op de eerstvolgende werkdag erna gemeten worden. Valt deze dag op een zaterdag, dan moet de dag ervoor worden gemeten. b. de grondwaterstand en -stijghoogte moet worden gemeten met een daarvoor geschikt meetinstrument. De bovenkant van de stijgbuis van elk peilputfilter moet vóór de aanvang van de meting zijn ingemeten ten opzichte van NAP. Als de hoogteligging van een stijgbuis wijzigt dan moet deze buis opnieuw worden ingemeten ten opzichte van NAP binnen 2 maanden na de wijziging van de hoogteligging. t.a.v. meten hoeveelheid onttrokken grondwater c. al het grondwater dat wordt onttrokken moet worden gemeten met één of meer deugdelijke watermeters; d. de stand van de watermeters zoals bedoeld in bovenstaand voorschrift 3 lid c moeten op de 1e van iedere maand worden geregistreerd. Is dit zon- of feestdag, dan moet op de eerstvolgende werkdag erna gemeten worden. Valt deze dag op een zaterdag, dan moet de dag ervoor worden gemeten. t.a.v. registratie e. er moet worden gezorgd dat de registratie zoals bedoeld onder 3d in tabellen wordt gezet en dat hiervan elk jaar een afschrift wordt gestuurd aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen. De grondwaterstanden en stijghoogten moeten zowel ten opzichte van NAP als ten opzichte van de bovenkant van de stijgbuis worden vermeld. 2014/

9 Peilbuisregistraties moeten in centimeters nauwkeurig gebeuren. Deze gegevens moeten 1 maal per 3 maanden worden opgestuurd naar TNO; Bij het niet-meten van peilputten moet dit binnen 4 maanden aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen worden gemeld met opgave van reden. Algemene bepalingen 4. Afwijken van de gegevens, welke schriftelijk zijn gemeld aan het genoemde hoofd van de afdeling Vergunningen, is alleen toegestaan als het genoemde hoofd dit schriftelijk heeft goedgekeurd. 5. De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het inrichten, herstellen, vervangen en inmeten van de peilput en het meten en registreren van de peilput en het onttrokken grondwater. 6. De vergunninghouder moet een registratie bijhouden waarin alle voorvallen staan die van invloed kunnen zijn geweest op de registratie van onttrokken hoeveelheden grondwater en de gemeten grondwaterstanden en stijghoogten. Deze registratie moet bij de houder van de vergunning ter inzage liggen voor de controlerend ambtenaar van de provincie. 7. Bij een beëindiging van de grondwateronttrekking die te voorzien is, is de houder van de vergunning verplicht, minimaal 6 maanden voor het beëindigen, schriftelijk mededeling te doen aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen. 8. Wanneer de inrichting geheel of gedeeltelijk buiten werking wordt gesteld, moet dit terstond worden gemeld aan het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen. De pompput, die tot de inrichting of gedeelte van de inrichting behoort en die definitief buiten gebruik worden gesteld, moeten worden afgedicht of afgewerkt volgens de richtlijnen in bijlage III, indien het genoemde hoofd van het Cluster Vergunningen deze pompput niet geschikt acht om te gebruiken als peilbuis. 9. Putten die tijdelijk niet meer worden gebruikt, dienen onmiddellijk te worden afgedekt met een waterdichte kap. 10. De omgeving van de pompput moet zodanig schoon worden gehouden dat verontreiniging van de watervoerende pakketten wordt voorkomen. Tevens moet worden voorkomen dat verontreinigd water via de pompinstallatie in de watervoerende pakketten stroomt. 11. Het waterverbruik moet waar mogelijk worden beperkt. Verspilling van water moet worden voorkomen. Voor informatie over de voorschriften kunt u zich wenden tot de heer J. van der Veer van de Provincie Limburg, Vergunningen (tel of of per jl.veer@prvlimburg.nl. 2014/

10 7 AFSCHRIFTEN Een afschrift van dit besluit hebben wij gezonden aan: - N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg, postbus 1060, 6201 BB Maastricht, als beschikking op de aanvraag; - Burgemeester en Wethouders van de gemeente Mook en Middelaar, postbus 200, 6585 ZK Mook, ter kennisneming; - Waterschap Peel en Maasvallei, postbus 3390, 5902 RJ Venlo, ter kennisneming; - Milieudefensie, kerngroep Mook, postbus 15, 6584 ZG Molenhoek, ter kennisneming. 2014/

11 Bijlage I Locatie peilputten WML winplaats Mookerheide (901 WO) 2014/

12 Bijlage II Overzicht waarnemingsputten winplaats Mookerheide (901 WO) Nummer WML Nummer TNO-NITG X-coordinaat Y- coordinaat Filter WP 2 46BP en 2 WP 4 46BP WP 10 46BP WP 11 46BP ,2 en 4 WP 12 46BP BP BP /

13 Bijlage III Richtlijnen putten en bemalingen Nieuwe boringen t.b.v. peilputten dan wel pompputten dienen conform het Protocol 2101 Mechanisch Boren (onderdeel van SIKB 2100) en onderstaande richtlijnen te worden aangelegd en ingericht. De richtlijnen voor het inrichten en vervangen van peilputten: de filters (pvc. minimaal ø 52x60 mm, minimale lengte 1 meter met minimaal 1 meter zandvang eronder), moeten opwaarts worden verlengd met een stijgbuis (pvc. minimaal ø 52x60 mm) tot aan maaiveld; om de filters moet een enkelvoudige filter grindomstorting van minimaal 1 meter boven de filters worden aangebracht tot minimaal 0,5 meter onder de filters; waar tussen de stijgbuizen moeilijk doorlatende lagen voorkomen moet het boorgat worden afgedicht met klei; het resterende gedeelte van het boorgat moet worden opgevuld met schoon zand of aanvulgrind; de afwerking van de stijgbuis moet zodanig gebeuren dat de peilbuis met het diepste filter het minst boven maaiveld uitsteekt; de stijgbuizen moeten van een label met nummer worden voorzien; na het gereed komen, moeten de peilbuizen worden schoongepompt; de bovenkant van de peilbuis moet afsluitbaar zijn met een doorboorde afschroefbare dop. Dit geldt niet voor peilputten die zijn voorzien van divers; de peilputten moeten van een putdeksel worden voorzien, die bij voorkeur afsluitbaar is. De richtlijnen voor het inrichten en vervangen van de pompputten: bij een nieuwe pompput moet ter plaatse van de slecht doorlatende lagen vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag een afdoende afdichting met bentoniet, cementspecie of klei worden aangebracht; het boorgat moet vanaf maaiveld of de werkvloer tot 3 meter diepte of tot de bodem van het puthuisje worden afgedicht met bentoniet, cementspecie of klei; bij het inrichten of vervangen van een pompput mag de pompput slechts uit één watervoerend pakket grondwater onttrekken; putten die tijdelijk niet meer worden gebruikt, dienen onmiddellijk te worden afgedekt met een waterdichte kap. De richtlijnen voor het definitief buiten gebruikstellen van een pompput: het filter alsmede het traject tot 3 meter boven het filter moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei; het traject van 1 tot 4 meter beneden maaiveld moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei; ter plaatse van slecht doorlatende lagen moet vanaf 0,5 meter boven tot 0,5 meter onder deze laag bentoniet of cementspecie worden aangebracht; of de pompput moet worden volgestort met bentoniet, cementspecie of klei; 2014/

14 De richtlijnen voor het nemen van grondmonsters en beschrijven van boringen: grondmonsters moeten worden genomen volgens de geldende NEN norm (thans: NEN-EN-ISO voor boren en monstername in de grond en boorbeschrijvingen moeten worden gemaakt volgens de geldige NEN norm (thans: NEN 5104:1989/C1:1990) voor classificatie van onverharde grondmonsters en moeten zodanig zijn dat een juist beeld wordt verkregen van de doorboorde grondlagen. 2014/