6. Besluit...48 Bibliografie:...49 Bijlage: Resultaten statistische modellen...50

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "6. Besluit...48 Bibliografie:...49 Bijlage: Resultaten statistische modellen...50"

Transcriptie

1

2 Inhoudstafel Inhoudstafel...i Lijst van tabellen en figuren... iii 1. Inleiding Conceptueel en methodologisch kader CVTS Het concept voortgezette beroepsopleiding Methodologisch kader Steekproeftrekking Dataverzamelingsmethode Respons Imputatie van item non-respons Extrapolatie van de gegevens Vergelijking met vorige edities van CVTS Wie organiseert welk type vorming? Vormingsondernemingen versus niet-vormingsondernemingen Determinanten van het al dan niet aanbieden van vorming...14 Grootteklasse...15 Activiteit...16 Regio Formele versus minder formele en informele vorming Interne versus externe vorming Opleidingsdomein De verstrekkers van externe vormingsactiviteiten Korte termijn trends in het organiseren van vorming Vormingsinspanningen Deelname aan vorming Participatiegraad Deelname volgens geslacht en leeftijd Deelname van specifieke kansengroepen aan vorming Financiële vormingsinspanningen Berekening opleidingskost Investering als percentage van de salarismassa Investering per werknemer / deelnemer Investering per opleidingsuur Duur van de aangeboden opleiding Gemiddelde duur van opleidingen Vormingsverwachting Vormingsuren ten opzichte van het totaal aantal uren Niet-vormingsondernemingen: redenen voor het niet aanbieden van vorming...47 i

3 6. Besluit...48 Bibliografie:...49 Bijlage: Resultaten statistische modellen...50 ii

4 Lijst van tabellen en figuren Schema 1: Classificatie vormen van beroepsopleiding Tabel 1: Aantal ondernemingen binnen het steekproefkader, volgens grootteklasse en regio Tabel 2: Aantal ondernemingen binnen het steekproefkader, volgens activiteit Tabel 3: Aantal ondernemingen binnen het de initiële steekproef, volgens grootteklasse en regio Tabel 4: Aantal ondernemingen binnen de initiële steekproef, volgens activiteit met indicatie van de gemiddelde selectiekans Tabel 5: Overzicht van de responscijfers CVTS3 Tabel 6: Responscijfers volgens grootteklasse, regio en activiteit Tabel 7: Overzicht steekproefaantallen CVTS1 CVTS2 CVTS3 Tabel 8: Aantal vormingsondernemingen en niet-vormingsondernemingen Tabel 9: Teststatistieken logistisch regressiemodel voor het al dan niet geven van vorming Tabel 10: Percentage vormingsondernemingen volgens grootteklasse Grafiek 1: Percentage vormingsondernemingen volgens grootteklasse: vergelijking Tabel 11: Percentage vormingsondernemingen volgens sector Tabel 12: Percentage vormingsondernemingen volgens regio Tabel 13: Percentage vormingsondernemingen volgens regio (uitsluitend uniregionale ondernemingen) Tabel 14: Overzicht aanbieders van formele en minder formele en informele opleiding Tabel 15: Percentage aanbieders van formele opleiding en minder formele en informele vorming volgens grootteklasse, sector en regio Grafiek 2: Percentage ondernemingen dat een vorm van minder formele en informele opleiding aanbiedt. Tabel 16: Percentage ondernemingen dat een vorm van minder formele en informele opleiding aanbiedt, volgens grootteklasse en sector Grafiek 3: Aandeel interne en externe opleidingen, volgens grootteklasse Tabel 17: Aandeel interne en externe opleiding, volgens grootteklasse, sector en regio Tabel 18: Aandeel van de verschillende opleidingsdomeinen in het totale aantal uren opleiding, volgens grootteklasse, sector en regio Tabel 19: Aandeel van de verschillende opleidingsverstrekkers in het totale aantal uren externe opleiding, volgens grootteklasse, sector en regio Schema 2: Korte termijntrends in het organiseren van opleiding: Grafiek 4: Evolutie van de participatiegraad (alle ondernemingen) Grafiek 5: Participatiegraden voor vormen van minder formele en informele opleiding Tabel 20: Teststatistieken regressiemodel voor de participatiegraad iii

5 Tabel 21: Participatiegraad volgens grootteklasse (alle ondernemingen en vormingsondernemingen) Grafiek 6: Evolutie van de participatiegraad volgens grootteklasse: vergelijking Tabel 22: Participatiegraad volgens sector (alle ondernemingen en vormingsondernemingen) Tabel 23: Participatiegraad volgens regio (alle ondernemingen en vormingsondernemingen) Grafiek 7 : Opleidingsparticipatie volgens geslacht (alle ondernemingen) Grafiek 8: Opleidingsparticipatie volgens leeftijd (alle ondernemingen) Tabel 24: Kansengroepen en specifieke arbeidscontracten: tewerkstelling en specifieke opleiding Tabel 25: Teststatistieken regressiemodel voor opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa Grafiek 9: Evolutie van de opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa: vergelijking Tabel 26: Opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa, volgens grootteklasse Grafiek 10: Evolutie van de opleidingsinvestering als percentage van de salarismassa: Tabel 27: Opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa, volgens sector Tabel 28: Opleidingsinvestering in percentage van de salarismassa, volgens regio Tabel 29: Opleidingsinvestering per werknemer en deelnemer Grafiek 11: Evolutie opleidingsinvestering (excl. loonkost) per werknemer, volgens grootteklasse: (cijfers 1999 gecorrigeerd voor effect van inflatie) Tabel 30: Investering per opleidingsuur Grafiek 12: Evolutie investering per opleidingsuur, volgens grootteklasse: (alle ondernemingen) Grafiek 13: Opleidingsduur per deelnemer: vergelijking mannen en vrouwen Tabel 31: Opleidingsduur per deelnemer (totaal, mannen en vrouwen), volgens grootteklasse, sector en regio Grafiek 14: Evolutie vormingsverwachting: (alle ondernemingen) Grafiek 15: Vormingsverwachting: vergelijking mannen en vrouwen (alle ondernemingen) Tabel 32: Vormingsverwachting (totaal, mannen en vrouwen), volgens grootteklasse, sector en regio Grafiek 16: Evolutie aandeel vormingsuren ten opzichte van het totaal aantal gewerkte uren: (alle ondernemingen) Tabel 33: Aandeel vormingsuren ten opzichte van het totale aantal gewerkte uren volgens grootteklasse, sector en regio (alle ondernemingen) Tabel 34: Redenen voor het niet-aanbieden van vorming iv

6 1. Inleiding Permanente vorming, levenslang leren, worden beschouwd als basiscomponenten van het Europese sociale model en als sleutelbegrippen om de competitiviteit van de ondernemingen op peil te houden. Inspanningen van ondernemingen in voortgezette beroepsopleiding om de inzetbaarheid, het aanpassingsvermogen van hun werknemers te bevorderen worden daarbij als cruciaal beschouwd. Voorliggend rapport bevat de resultaten uit het Belgische luik van de enquête naar voortgezette beroepsopleidingen 2005, kortweg CVTS3 (Continuing Vocational Training Survey). Dit vormt de derde editie van een Europese enquête die tot doel heeft de vormingsinspanningen van Europese ondernemingen in kaart te brengen. De vorige twee edities van CVTS met referentiejaren 1993 en 1999 werden uitgevoerd door een samenwerkingsverband van de managementscholen Ichec en Vlerick, in het kader van een Europese gentlemen s agreement. In november 2005 werd een nieuwe Europese verordening (EG nr. 1552/2005) van kracht die de verzameling van statistieken naar voortgezette (en in beperkte mate ook initiële) beroepsopleiding verplicht maakt voor de lidstaten van de Europese Unie. Daarom werd de enquête vanaf referentiejaar 2005 overgeheveld naar de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie. Vanaf 2005 zal de enquête op vijfjaarlijkse basis georganiseerd worden bij de populatie van Belgische ondernemingen met minstens 10 werknemers in het merendeel van de Belgische sectoren (met uitzondering van de publieke sector). De CVTS enquête is niet alleen een bron voor benchmarking met andere Europese landen. Het vormt ook een belangrijk instrument voor Belgische beleidsmakers om de vormingsinspanningen van onze ondernemingen te toetsen aan een aantal concrete doelstellingen. Vanuit die optiek besteedt het rapport dan ook voornamelijk aandacht aan kwantitatieve indicatoren van de inspanningen van Belgische ondernemingen op vlak van voortgezette beroepsopleiding. Dit vormde het hoofdthema uit de enquête, maar daarnaast kwamen ook het vormingsbeleid van Belgische ondernemingen en de inspanningen op vlak van initiële beroepsopleiding aan bod. Deze laatste twee thema s worden in dit rapport echter buiten beschouwing gelaten. Vooraleer we de resultaten presenteren gaan we eerst dieper in op een aantal methodologische en conceptuele kwesties, die van belang kunnen zijn bij een correcte interpretatie van wat volgt. De eigenlijke resultaten worden ingedeeld in twee grote blokken. Het eerste gaat dieper in op de kenmerken van de ondernemingen die vorming organiseren en op het type opleiding dat zij aanbieden. We bekijken ondermeer welk aandeel van de Belgische ondernemingen vorming aanbiedt en of dat vooral onder de vorm van cursussen gebeurt of eerder via minder formele vormingsinitiatieven. In het tweede blok komen de concrete vormingsinspanningen van de ondernemingen aan bod. We presenteren daarbij diverse indicatoren aan de hand waarvan deze inspanningen geëvalueerd kunnen worden. Zo bekijken we ondermeer de deelnamegraad van werknemers aan opleiding, de financiële inspanningen van ondernemingen en de duur van de gevolgde opleidingen. In een voorlaatste onderdeel staan we ook nog even stil bij de ondernemingen die in 2005 geen vorming organiseerden en tenslotte overlopen we bij wijze van conclusie nog eens de voornaamste indicatoren. Waar mogelijk maken we in het rapport ook de vergelijking met de twee vorige edities van CVTS. Op die manier laat het rapport ook toe een aantal evoluties te bekijken. 1

7 2. Conceptueel en methodologisch kader CVTS3 In wat volgt geven we enige methodologische achtergrondinformatie die van belang is bij het juist interpreteren van de resultaten van de enquête. We starten met een definiëring van de voornaamste concepten en een omschrijving van de manier van steekproeftrekking die bij de enquête gehanteerd werd. Vervolgens staan we stil bij de gegevensverzameling en de behaalde respons op de enquête. Ook de imputatie- en extrapolatiemethode wordt kort omschreven en tenslotte worden een aantal bemerkingen geformuleerd aangaande de vergelijking van de CVTS3 gegevens met deze uit de vorige edities. 2.1 Het concept voortgezette beroepsopleiding Voor een enquête die bedoeld is om Europese vergelijkingen toe te laten is het van belang dat er gewerkt wordt met uniforme concepten over de landen heen. De vragenlijst en de daarbij horende definities werden dan ook op Europees niveau uitgewerkt en vervolgens in de verschillende landen toegepast. Dit hield in dat de marges om specifieke nationale kenmerken van vormingsbeleid in de enquête te verwerken soms beperkt waren. Omwille van de vergelijkbaarheid met CVTS1 en CVTS2 mochten de gehanteerde concepten ook niet te sterk afwijken van de in de vorige edities gehanteerde definities. In de praktijk diende dan ook vaak gebalanceerd te worden tussen het verbeteren van bepaalde concepten of formuleringen en het behouden van voldoende vergelijkbaarheid. Het voorwerp van de CVTS enquête situeert zich binnen het algemene spectrum van beroepsopleiding zoals voorgesteld in onderstaand schema. Het gaat daarbij in de eerste plaats om vormen van opleiding die een onderneming aan haar werknemers aanbiedt en die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden door de onderneming zelf. Deze financiering kan ook indirect verlopen, bijvoorbeeld via bijdragen aan opleidingsfondsen. Naast de voorgezette beroepsopleidingen gefinancierd door de ondernemingen werd in de enquête ook gepeild naar de inspanningen op vlak van initiële beroepsopleidingen. Om Europese vergelijkingen mogelijk te maken werd daarbij wel een minimumduur van 6 maanden gespecificeerd, wat de definitie in de Belgische context misschien wel iets te strikt maakt. Dit vormt alvast een voorbeeld waarbij de Europese vergelijkbaarheid voorrang kreeg op de specifieke nationale context. De resultaten met betrekking tot initiële beroepsopleiding worden echter niet besproken in dit rapport. We beperken ons tot voortgezette beroepsopleidingen, waarbij een belangrijk onderscheid gemaakt wordt tussen formele vormen van beroepsopleiding en minder formele en informele vormen. Schema 1: Classificatie vormen van beroepsopleiding BEROEPSOPLEIDING INITIËLE BEROEPSOPLEIDING VOORTGEZETTE BEROEPSOPLEIDING duur < 6 maanden duur > 6 maanden gefinancierd door individuen gefinancierd door publieke instellingen gefinancierd door ondernemingen formele beroepsopleiding minder formele en informele beroepsopleiding 2

8 Voortgezette beroepsopleiding Er is sprake van een voortgezette beroepsopleiding als aan alle van de volgende kenmerken is voldaan: De opleiding dient op voorhand gepland te zijn. De opleiding dient georganiseerd of ondersteund te worden vanuit het specifieke doel om de kennis van de werknemer te vergroten of zijn/haar vaardigheden te verbeteren. De opleiding dient minstens gedeeltelijk door de onderneming gefinancierd te worden. Dit kan echter ook indirect via bijvoorbeeld de bijdragen aan opleidingsfondsen. De opleiding dient gevolgd te worden door personeelsleden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst. Formele voortgezette beroepsopleiding Formele voortgezette beroepsopleidingen kenmerken zich door: Meestal duidelijk van de werkplek gescheiden te zijn (opleiding vindt plaats in bijzonder daartoe ingerichte ruimtes zoals klaslokalen of opleidingscentra) Hoge graad van organisatie (tijd, ruimte en inhoud) door een opleider of opleidingsinstelling Leerinhouden zijn voor een groep leerlingen opgevat (er bestaat bijvoorbeeld een leerplan) Het omvat de volgende twee vormen: a) Interne opleidingen worden in hoofdzaak door de eigen onderneming ontworpen en beheerd. (Van belang is dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de opleiding ligt bij de onderneming. De opleiding kan fysisch plaatshebben binnen of buiten de onderneming.) b) Externe opleidingen worden in hoofdzaak ontworpen en beheerd door organisaties die geen deel uitmaken van de onderneming. (Relevant is hier dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de opleiding ligt buiten de onderneming zelf; de opleiding wordt door de onderneming enkel gekozen en geboekt. De opleiding kan fysisch plaatshebben binnen of buiten de onderneming.) Minder formele en informele voortgezette beroepsopleiding Minder formele en informele voortgezette beroepsopleidingen kenmerken zich door: Meestal onmiddellijk verbonden te zijn met het werk en de werkplek maar omvat ook deelname aan conferenties, beurzen enz. voor leerdoeleinden een hoge graad van zelforganisatie (tijd, ruimte en inhoud) door de individuele leerling of door een groep leerlingen; Inhoud die gekozen wordt naargelang van de individuele behoeften van de leerling op de werkplek; Het omvat de volgende vijf vormen: a) On-the-job-training b) Jobrotatie, uitwisselingen tussen diensten, detacheringen of studiebezoeken c) Deelname aan vormings- of kwaliteitscirkels d) Zelfstudie e) Conferenties, workshops, beurzen en lezingen 2.2 Methodologisch kader Niet alleen de vragenlijst werd uitgewerkt op Europees niveau. Ook op vlak van de methodologie van de enquête (de steekproeftrekking, de dataverzameling, de extrapolatie) werden op Europees vlak een aantal richtlijnen gegeven waaraan de methodologie minimaal diende te beantwoorden, opnieuw omwille van de Europese vergelijkbaarheid. Voor meer informatie over deze minimumvereisten verwijzen we naar de CVTS3 Manual (Eurostat 3

9 2006). Binnen dit algemeen kader bleef echter wel enige ruimte over voor het maken van bepaalde eigen methodologische keuzes door de lidstaten Steekproeftrekking Omschrijving doelpopulatie en steekproefkader De doelpopulatie van CVTS3 omvat alle ondernemingen met minstens 10 werknemers, behorende tot één van de volgende NACEBEL activiteiten categorieën 1 : C, D (15-16, 17-19, 21-22, 23-26, 27-28, 29-33, 34-35, ), E, F, G (50, 51, 52), H, I (60-63; 64); J (65-66, 67), K+O. Het ging daarbij om de gehele onderneming met inbegrip van al haar lokale eenheden, ook al situeerden deze zich op verschillende locaties of binnen verschillende sectoren. De onderneming vormde zowel bevragingseenheid als steekproefeenheid bij de steekproeftrekking. Binnen de onderneming werd de vragenlijst geadresseerd aan de opleidingsverantwoordelijke. De steekproef werd getrokken uit DBRIS (DataBase des Redeveables de l Information Statistique) en meerbepaald alle ondernemingen die bij de RSZ geregistreerd staan als ondernemingen die loontrekkenden tewerkstellen. De referentiedatum van het steekproefkader was 31/12/2004 (31/12/2002 voor een kleine groep die een aangifte doet via de RSZ/PP0). Het steekproefkader kenmerkte zich als volgt volgens regio, grootteklasse en sector. Tabel 1: Aantal ondernemingen binnen het steekproefkader, volgens grootteklasse en regio REGIO GROOTTEKLASSE Totaal Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal

10 Tabel 2: Aantal ondernemingen binnen het steekproefkader, volgens activiteit NACE SECTOR AANTAL Energie en water C Winning van delfstoffen 60 E Elektriciteit, gas en water 52 Metaal Metaalnijverheid Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten Vervaardiging van transportmiddelen 244 Overige industrie Vervaardiging van dranken, voeding en tabak Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont Grafische nijverheid Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen Houtindustrie en overige industrie 783 Bouw F Bouwnijverheid Verkoop en herstellingen 50 Garagewezen Groothandel en handelsbemiddeling Kleinhandel Horeca H Hotels en restaurants Transport, opslag en communicatie Vervoer Post en telecommunicatie 148 Financiële instellingen Financiële diensten Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen 207 K O Immobiliën en andere dienstverlening Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten Steekproeftrekking Het type steekproef dat in CVTS3 gebruikt werd is een enkelvoudige gestratificeerde toevalssteekproef. Het principe van een gestratificeerde steekproef houdt in dat de populatie vooraf wordt ingedeeld in een aantal strata, gevormd door kenmerken die bekend zijn in de populatie (=stratificatievariabelen). In plaats van een enkelvoudige toevalssteekproef te nemen uit de totale populatie wordt uit elk stratum een steekproef genomen. De stratificatie gebeurde volgens drie kenmerken: - Regio (3 categorieën) - Activiteit (20 categorieën) - Werknemersklasse (3 categorieën) De combinatie van deze drie kenmerken leverde 120 strata op. De verdeling van de steekproef over elk stratum gebeurde vervolgens op niet-proportionele wijze. Dit houdt in dat bepaalde strata werden onder- of oververtegenwoordigd in vergelijking met de aantallen in de populatie. Reden daarvoor is om ook in de strata met minder eenheden voldoende representativiteit te verkrijgen. Deze disproportionaliteit wordt achteraf terug rechtgetrokken via de berekening van extrapolatiecoëfficiënten

11 De bepaling van het aantal te trekken eenheden per stratum (nh) gebeurde aan de hand van een formule die rekening houdt met verschillende factoren: - de verwachte respons binnen een stratum: r h - het totaal aantal ondernemingen binnen het stratum: N h - het verwachte aantal vormingsondernemingen binnen het stratum: te h - een maximum lengte van het vooropgestelde 95% betrouwbaarheidsinterval: c n h = 1/[c 2. te h + 1/N h ] / r h Dit resulteerde in onderstaande steekproefaantallen per regio, grootteklasse en sector. We noemen dit de initiële steekproef omdat niet alle ondernemingen uit de steekproef uiteindelijk deelnamen aan de enquête. Voor de verschillende sectoren geven we ook een indicatie van de gemiddelde kans voor een onderneming met een bepaalde activiteit om geselecteerd te worden. Tabel 3: Aantal ondernemingen binnen het de initiële steekproef, volgens grootteklasse en regio GROOTTEKLASSE Totaal REGIO Wallonië Brussel Vlaanderen Totaal Tabel 4: Aantal ondernemingen binnen de initiële steekproef, volgens activiteit met indicatie van de gemiddelde selectiekans GEMIDDELDE SECTOR AANTAL SELECTIEKANS Winning van delfstoffen % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont % Grafische nijverheid % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen % Metaalnijverheid % Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten % Vervaardiging van transportmiddelen % Houtindustrie en overige industrie % Elektriciteit, gas en water % Bouwnijverheid % Garagewezen % Groothandel en handelsbemiddeling % Kleinhandel % Horeca % Vervoer % Post en telecommunicatie % Financiële diensten % Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten % 6

12 2.2.2 Dataverzamelingsmethode Mixed mode De gegevensverzameling voor de CVTS enquête vond plaats van april tot en met juli Met het oog op het behalen van een zo hoog mogelijke respons op de enquête werd gekozen voor een combinatie van verschillende manieren van dataverzameling. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen de 500 grootste ondernemingen in de steekproef en de overige groep van ongeveer 7000 kleinere en middelgrote ondernemingen. Postenquête Met uitzondering van de 500 grootste ontvingen alle ondernemingen in de steekproef een papieren vragenlijst per post. Deze vragenlijst werd geadresseerd aan de opleidingsverantwoordelijke binnen het bedrijf. In de begeleidende brief werd vermeld dat men ook de mogelijkheid had om de vragenlijst per internet te beantwoorden. Websurvey Toegang tot de websurvey werd verkregen na ontvangst van een logincode en paswoord. De instructies hiervoor werden vermeld in de introductiebrief van de schriftelijke vragenlijst. Er werd voor geopteerd om elke onderneming ook een papieren vragenlijst toe te sturen. De uiteindelijke respons op de websurvey bleef daardoor eerder beperkt. Slechts 304 ondernemingen kozen voor deze manier van deelnemen aan de enquête. Dit is ongeveer 10% van de totale respons op de enquête. Een verklaring voor deze nogal lage respons via internet ligt gedeeltelijk bij het feit dat elke onderneming sowieso een papieren versie van de vragenlijst ontving. We gaven er de voorkeur aan om dit te doen, omdat de totale respons op de enquête uiteindelijk prioriteit had op de manier waarop men antwoordde. Een meer gepersonaliseerde aanpak voor grote ondernemingen Voor de 500 grootste ondernemingen werd een meer persoonlijke aanpak voorzien. Doordat deze ondernemingen zo belangrijk zijn in termen van tewerkstelling, omzet, etc komen zij bijna automatisch in zowat elke steekproef terecht en is de administratieve last voor hen soms vrij hoog. Specifiek voor de CVTS enquête geldt bovendien dat het voor grote ondernemingen doorgaans meer moeite kostte om de enquête in te vullen. Hoe groter een onderneming, hoe meer deelnemers aan vorming en hoe meer vormingsinspanningen men te rapporteren heeft. Die meer gepersonaliseerde aanpak hield in dat een groep van enquêteurs specifiek verantwoordelijk was voor de opvolging van deze grote ondernemingen. Ze hadden volgende taken: het detecteren van de juiste persoon binnen de onderneming om de vragenlijst te beantwoorden; ervoor zorgen dat deze persoon zo snel mogelijk de vragenlijst ontving; de onderneming ervan overtuigen om deel te nemen aan de enquête en afspraken maken m.b.t. timing en manier van beantwoorden (via internet, op papier of face-toface); indien nodig assistentie verlenen bij het invullen van de vragenlijst het geven van bijkomende informatie die gevraagd werd door de respondent. 7

13 2.2.3 Respons Problematiek Verschillende kenmerken maken dat de CVTS enquête een vrij moeilijke enquête was op het gebied van te verwachten respons. De enquête is vrij lang, de antwoordtijd voor ondernemingen die opleiding aanbieden varieerde van één tot een paar uur (naargelang de grootte van de onderneming en de mate waarin opleidingsgegevens geregistreerd zijn). De informatie die opgevraagd wordt is vrij complex en meestal niet direct voorhanden in het bedrijf. Gegevens over opleidingsdeelname dienen door ondernemingen niet verplicht geregistreerd te worden. Het hangt dan ook van het beleid van de ondernemingen zelf af of de informatie eenvoudig beschikbaar is of niet. Bij grote ondernemingen is de informatie veelal wel beschikbaar maar vaak verspreid over verschillende diensten of lokale eenheden. Ook dit bemoeilijkte de deelname aan de enquête. Vaak waren respondenten van goede wil, maar konden ze eenvoudigweg niet deelnemen omwille van een gebrekkige registratie van de gevraagde informatie. In tegenstelling tot verschillende andere enquêtes van de FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, werd voor de CVTS enquête geen antwoordverplichting opgelegd. Een deelname kon bijgevolg niet wettelijk afgedwongen worden. Respons verhogende maatregelen Het aantal vragen in de vragenlijst werd beperkt tot het strikte minimum. Voor sommige belangrijke bijkomende variabelen, zoals loonkost en arbeidsuren werd beroep gedaan op externe administratieve bronnen. Naar de groep kleine ondernemingen werd tweemaal een herinnering verstuurd. Voor de grote ondernemingen was dit slechts éénmaal, gecombineerd met een intensieve telefonische opvolging door de enquêteurs. Na drie maanden veldwerk werd de representativiteit van de tussentijdse respons geëvalueerd volgens stratum en werd een lijst van ondernemingen geselecteerd voor een bijkomende telefonische opvolging. Er werd een communicatieplan uitgewerkt om voorafgaand aan de enquête te zorgen voor zo veel mogelijk ruchtbaarheid en steun van een aantal belangrijke spelers uit de bedrijfswereld. Zo werden VBO, UNIZO en diverse werkgeversfederaties bereid gevonden om onder hun leden een oproep te doen tot deelname aan de enquête. Dit argument werd nadien ook gebruikt bij het overtuigen van respondenten tot deelname. De meer gepersonaliseerde aanpak voor ondernemingen had als doel een zo hoog mogelijke respons te realiseren bij deze groep ondernemingen. Door ondernemingen de keuze te laten om te antwoorden via post of via internet werd gehoopt op een positievere houding van de respondent en daardoor een grotere neiging tot deelname. Ondernemingen konden in ruil voor hun medewerking een geïndividualiseerd benchmarkrapport toegestuurd krijgen waarin ze voor een aantal belangrijke opleidingsindicatoren gepositioneerd worden binnen een voor hen relevante referentiemarkt. Op die manier kunnen ze hun eigen opleidingsbeleid evalueren ten opzichte van gelijkaardige ondernemingen. 8

14 Responscijfers Door de tijdsspanne van meer dan 1 jaar tussen de refentiedatum van het steekproefkader en de start van het veldwerk kwamen een aantal ondernemingen niet meer in aanmerking om bevraagd te worden (bijv. failliete ondernemingen). Van de 7569 ondernemingen bleken dit er 427. Uiteindelijk namen 3083 ondernemingen deel aan de enquête. Een aantal daarvan bleken na controle met een recenter steekproefkader uiteindelijk niet meer tot de steekproef te behoren (voornamelijk ondernemingen kleiner dan 10 werknemers) of bleken om een andere reden niet bruikbaar (bijv. omdat een aantal cruciale variabelen ontbraken). Dit maakt dat de uiteindelijke resultaten berekend werden op een steekproef van 2959 ondernemingen, wat een responsgraad van 41% oplevert. Gegeven de moeilijkheidsgraad van de enquête, het niet verplichte karakter etc vormt dit een bevredigend resultaat dat representativiteit en betrouwbaarheid toelaat op een voldoende gedetailleerd niveau. Meer detail over de respons bij de twee groepen ondernemingen en over de berekening van het responscijfer is te vinden in tabel 5. Tabel 5: Overzicht van de responscijfers CVTS3 Groep 1 Groep 2 Totaal (ondernemingen <380 employees) (top 500 grootste ondernemingen) (alle ondernemingen) Initiële steekproef Non eligible (voor veldwerk) Non eligible (tijdens veldwerk) Totaal non eligible 408 (=5,8%) 19 (=3,7%) 427 (=5,6%) Totaal eligible Non-respons Totaal respons Respons per post Respons per websurvey Overcoverage Totaal finale steekproef Responsgraad 1 (totale response / aantal eligible) 41,23% 69,31% 43,17% Responsgraad 1 (finale steekproef / aantal eligible) 39,37% 69,31% 41,43% Tabel 6 geeft een overzicht van de respons bij verschillende categorieën ondernemingen. De responsgraad ligt beduidend hoger bij de grote ondernemingen, namelijk 68% tot 70%. Dit komt mogelijks door de extra inspanningen die gebeurden om grote ondernemingen te overtuigen tot deelname. Naar regio zien we een aantal kleine verschillen die vermoedelijk meer te maken zullen hebben met de gemiddelde grootte van de ondernemingen in de verschillende gewesten dan met de regio op zich. In alle sectoren werd minimaal een respons behaald van 35%, met een paar uitschieters tot 57% en 66%. 9

15 Tabel 6: Responscijfers volgens grootteklasse, regio en activiteit GROOTTEKLASSE AANTAL RESPONS % % % % % > % REGIO AANTAL RESPONS Wallonië % Brussel % Vlaanderen % SECTOR AANTAL RESPONS Winning van delfstoffen % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont % Grafische nijverheid % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen % Metaalnijverheid % Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten % Vervaardiging van transportmiddelen % Houtindustrie en overige industrie % Elektriciteit, gas en water % Bouwnijverheid % Garagewezen % Groothandel en handelsbemiddeling % Kleinhandel % Horeca % Vervoer % Post en telecommunicatie % Financiële diensten % Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten % Imputatie van item non-respons Terwijl unit non-respons gecorrigeerd werd via weging of extrapolatie (zie verder), werd de vertekening door item non-respons gecorrigeerd via het toepassen van imputaties op een aantal variabelen. Het doel van imputatie is om tot populatieschattingen te komen die juister zijn dan de schattingen die men zou krijgen wanneer de ontbrekende waarden gewoon weggelaten waren. Dat kan doordat bij de imputatie rekening gehouden wordt met meer informatie dan alleen diegene verbonden aan de variabelen in kwestie. Op die manier kan imputatie zorgen voor een reductie van de vertekening te wijten aan item non-respons. Het imputeren zelf houdt in dat bepaalde ontbrekende waarden vervangen worden door een waarde die het meest plausibel is. Dit gebeurde slechts wanneer aan een aantal strikte voorwaarden voldaan was, bijv. het aantal ontbrekende waarden in een bepaald stratum 10

16 mocht niet hoger zijn dan een bepaalde limiet, het aantal ontbrekende variabelen voor één onderneming mocht niet te hoog zijn, etc... Voor de meeste metrische variabelen werd een ratio imputatie binnen specifieke groepen (meestal de strata) toegepast. Voor een aantal categorische variabelen werd de methode van sequentiële hot decking toegepast. In nog een aantal andere gevallen werd bij de imputatie ook externe informatie gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor de imputatie van de verplichte patronale bijdrage voor de opleiding en de tewerkstelling van risicogroepen Extrapolatie van de gegevens Het extrapoleren of wegen van de gegevens houdt in dat een aantal scheeftrekkingen in de uiteindelijke steekproef rechtgezet worden. Die scheeftrekkingen zijn enerzijds te wijten aan de niet-proportionele manier van steekproeftrekking waardoor sommige strata over- of ondervertegenwoordigd zijn in vergelijking met de populatie. Anderzijds is de graad van (unit) non-respons niet in alle strata dezelfde en zorgt ook dit voor een aantal scheeftrekkingen. Hiervoor wordt gecorrigeerd door aan elke onderneming in de steekproef een coëfficiënt toe te kennen op een manier waardoor de populatieaantallen gereproduceerd worden. Bij het bepalen van de extrapolatiemethode (ook wel kalibratie genoemd) werden verschillende modellen tegenover elkaar afgetoetst en werd nagegaan welke methode het beste resultaat gaf, zowel voor indicatoren die verband houden met het aantal ondernemingen (bijv. het percentage vormingsondernemingen) als voor indicatoren die verband houden met het aantal werknemers binnen de ondernemingen (bijv. opleidingsparticipatie). Het uiteindelijk weerhouden model houdt rekening met dezelfde stratificatievariabelen als uit de steekproeftrekking (regio, sector, grootteklasse) en probeert de verdeling van de populatie volgens deze kenmerken zo goed mogelijk te reproduceren. Tegelijk wordt ook rekening gehouden met een bijkomende variabele, namelijk het gemiddelde aantal werknemers binnen een sector. 2.3 Vergelijking met vorige edities van CVTS In de hierna volgende resultaten wordt voor verschillende indicatoren een vergelijking gemaakt met de resultaten uit CVTS1 (referentiejaar 1993) en CVTS2 (referentiejaar 1999). Bij de interpretatie van deze evoluties willen we de lezer er op attent maken dat zich tussen de drie edities van de enquête een aantal wijzigingen hebben voorgedaan. Zoals gezegd werd de enquête vanaf 2005 overgeheveld naar de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie. Ook al werd bij het maken van bepaalde methodologische keuzes steeds rekening gehouden met de vergelijkbaarheid met de vorige edities, toch gaat een wijziging van de uitvoerder van de enquête hoe dan ook gepaard met een aantal verschillen. Verder werden ook door de opdrachtgever Eurostat een aantal veranderingen doorgevoerd aan de vragenlijst. In de praktijk moet immers steeds een afweging gemaakt worden tussen het doorvoeren van verbeteringen aan de enquête in functie van wat niet goed functioneerde in een vorige editie en het behouden van de vergelijkbaarheid met eerdere edities. We hebben ervoor gekozen om in dit rapport enkel een vergelijking te maken, wanneer wij deze zelf voldoende gerechtvaardigd achtten. We beperkten ons daarbij ook tot de voornaamste indicatoren. Uiteraard zijn daarnaast nog verdere vergelijkingen mogelijk. Daarom geven we de lezer hier een aantal elementen mee waar rekening mee moet gehouden worden bij de interpretatie van vergelijkende cijfers voor de verschillende edities van CVTS. De belangrijkste factor om de vergelijkbaarheid te evalueren vormt de representativiteit van de gegevens en die hangt dan weer sterk samen met de responscijfers en de 11

17 steekproefgrootte in het algemeen. De steekproefgroottes van CVTS 1, 2 en 3 bedroegen achtereenvolgens 1038 ondernemingen, 1129 ondernemingen en 2953 ondernemingen. Tussen CVTS3 en de twee vorige edities zit bijgevolg een vrij groot verschil. De respons op de enquête bedroeg in CVTS2 28% en in CVTS3 41,5%. Door nogal sterk variërende responscijfers naargelang de activiteit en regio verschilde de samenstelling van de steekproef van CVTS3 echter vrij sterk met die van CVTS1 en CVTS2. Vooral de representativiteit op sectorniveau vormde een probleem in CVTS1 en CVTS2. Daarom werden de resultaten uit de vorige edities van CVTS slechts gerapporteerd op niveau van acht sectorklassen (de Brier & Meuleman 1996, de Brier & Legrain 2002). Zelfs dan blijft voorzichtigheid geboden met vergelijkingen met dezelfde sectorklassen voor CVTS3. Tabel 7: Overzicht steekproefaantallen CVTS1 CVTS2 CVTS3 AANTAL ONDERNEMINGEN IN DE STEEKPROEF CVTS1 CVTS2 CVTS3 GROOTTEKLASSE > SECTOR Energie en Water Metaal Overige Industrie Bouw Verkoop en herstellingen Horeca (zie verkoop en (zie verkoop en 143 herst. ) herst. ) Transport, opslag en communicatie Financiële instellingen Immobiliën en andere dienstverlening (zie fin. inst.) REGIO Wallonië Brussel Vlaanderen Naast de verschillende steekproefaantallen vermelden we hier nog een aantal bijkomende potentiële bronnen van verschil tussen de verschillende edities: - De mate waarin vormingsondernemingen en niet-vormingsondernemingen deelnamen aan de enquête hangt af van diverse aspecten van de dataverzameling (bijv. was het voldoende duidelijk dat niet-vormingsondernemingen ook dienden deel te nemen aan de enquête? werd de enquête bij niet-vormingsondernemingen soms telefonisch afgenomen, ). Dit heeft directe implicaties voor één van de belangrijkste indicatoren uit de enquête, namelijk het percentage vormingsondernemingen (zie ook verder). - In CVTS3 werden een aantal vragen rond loonkost en aantal gewerkte uren niet meer bevraagd in de enquête, maar werd beroep gedaan op administratieve bronnen. Doordat de enquête soms beantwoord werd voor een eenheid die verschilt van de eenheid opgenomen in de administratieve bron, kan dit voor enige vertekening gezorgd hebben in vergelijking met CVTS1 en CVTS2. Anderzijds is het ook mogelijk dat de informatie uit administratieve bronnen soms juister was dan het cijfer dat in CVTS1 en CVTS2 werd opgegeven door de 12

18 respondent. Vaak was de opleidingsverantwoordelijke minder goed op de hoogte van gegevens over loonkost en gewerkte uren. 13

19 3. Wie organiseert welk type vorming? 3.1 Vormingsondernemingen versus niet-vormingsondernemingen Van alle ondernemingen met minstens 10 werknemers bood in 2005 gemiddeld 62,5% één of andere vorm van opleiding aan aan zijn werknemers. Het kan daarbij zowel om formele als om minder formele of informele opleiding gaan. Dezelfde indicator bedroeg in ,2% en in 1993 was dit 46%. Dit lijkt er dus op dat de nogal sterke stijging tussen 1993 en 1999 zich de voorbije jaren niet verder doorgezet heeft, maar dat er zelfs een terugval is in het aantal ondernemingen dat vorming organiseerde. Wel moeten deze cijfers met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Deze indicator wordt sterk bepaald door het aantal vormings- en niet vormingsondernemingen dat deelnam aan de survey. Het valt niet uit te sluiten dat de kans dat een onderneming deelnam rechtstreeks verband houdt met het feit dat de onderneming al dan niet vorming organiseerde. Enerzijds is de inspanning om aan de enquête deel te nemen voor nietvormingsondernemingen miniem omdat slechts een beperkt aantal vragen dienden ingevuld te worden. Voor vormingsondernemingen vergde het een veel grotere inspanning, wat er mogelijks voor zorgde dat de kans op deelname hoger lag bij niet-vormingsondernemingen dan bij vormingsondernemingen. Anderzijds stelden we ook vast dat nietvormingsondernemingen vaak concludeerden dat de enquête op hen niet van toepassing was, juist omdat zij geen vorming organiseerden. Dit zou dan weer kunnen gezorgd hebben voor een lagere deelname van niet-vormingsondernemingen. Willen we de trend over de drie jaren heen evalueren, dan dienen we er dus rekening mee te houden dat bepaalde wijzigingen in de dataverzamelingsmethodologie kunnen gezorgd hebben voor wijzigingen in de mate waarin niet-vormingsondernemingen meer of minder deelnamen aan de enquête en dat dit deze indicator zeer gevoelig maakt voor vertekening. Voor vergelijkingen over de tijd heen zijn een aantal andere indicatoren die hieraan veel minder onderhevig zijn dan ook beter geschikt (zie verder). Tabel 8: Aantal vormingsondernemingen en niet-vormingsondernemingen Aantal ondernemingen % % % Niet-vormingsondernemingen ,5 % 29,8 % 54 % Vormingsonderneming ,5 % 70,2 % 46 % 3.2 Determinanten van het al dan niet aanbieden van vorming De kans dat een onderneming opleiding aanbiedt varieert uiteraard sterk naargelang het type onderneming. Door een logistisch regressiemodel toe te passen met het al dan niet organiseren van opleiding als afhankelijke variabele en regio, grootte en sector als onafhankelijke variabelen krijgen we een idee van het relatieve belang van deze drie determinanten bij het verklaren of een onderneming al dan niet opleiding aanbiedt. 14

20 Tabel 9: Teststatistieken logistisch regressiemodel voor het al dan niet geven van vorming df Chi-square p-value Chi-square / df Regio (3 klassen) 2 16,7 0,0002 8,4 Sector (20 klassen) ,9 <, ,4 Grootte (aantal werknemers) ,8 <, ,8 Elk van de drie determinanten blijkt een sterk significant effect uit te oefenen op het al dan niet aanbieden van opleiding aan de werknemers 2. De grootte van de onderneming is veruit de meest bepalende factor, gevolgd door de activiteit van de onderneming. De regio van de hoofdzetel blijkt de minst belangrijke variabele van de drie. Hieronder bekijken we de geobserveerde waarden voor de verschillende categorieën. Dit betekent dat niet gecontroleerd werd voor het effect van de twee andere variabelen. Daardoor moet men er rekening mee houden dat bepaalde effecten soms met elkaar verweven zijn (bijv. de resultaten voor de sector worden beïnvloed door het feit dat de gemiddelde grootte van ondernemingen binnen een bepaalde sector wel eens sterk kan verschillen). Het kijken naar de statistische parameters voor de verschillende categorieën kan dit probleem oplossen, maar het nadeel ervan is dat een inhoudelijke interpretatie minder voor de hand liggend is. Daarom kiezen we ervoor de werkelijk geobserveerde waarden weer te geven, maar de lezer erop attent te maken wanneer deze duidelijke schijnverbanden mochten bevatten. De parameters van het statistisch model worden ter informatie in bijlage vermeld Grootteklasse Hoe groter een onderneming, hoe groter de kans dat zij in 2005 vorming voorzag voor haar werknemers. Nagenoeg alle ondernemingen met minstens 250 werknemers zijn vormingsondernemingen. Ook in de groep van 50 tot 250 werknemers organiseerde 85,8% van de ondernemingen vorming. Daarna daalt het percentage vormingsondernemingen snel tot 66,4% in de groep met 20 tot 49 werknemers en 51,2% in de groep met 10 tot 19 werknemers. Tabel 10: Percentage vormingsondernemingen volgens grootteklasse GROOTTEKLASSE werknemers 51,2 % werknemers 66,4 % werknemers 85,8 % werknemers 98,9 % werknemers 100 % >1000 werknemers 100 % % VORMINGSONDERNEMINGEN Maken we de vergelijking met de twee vorige edities van CVTS, dan blijkt het verschil met 1993 het grootst. Van de ondernemingen met 250 tot 499 werknemers bood toen slechts 76,3% vorming aan. Vanaf 1999 steeg dit tot nagenoeg 100%, wat ook in 2005 nog steeds zo is. De evolutie bij middelgrote ondernemingen ( werknemers) is nog groter, wat de kloof tussen grote ondernemingen en KMO s sterk gereduceerd heeft. Bij de middelgrote ondernemingen is het aandeel vormingsondernemingen geëvolueerd van 48,5% in 1993 tot 92,7% in 1999, om in 2005 terug te vallen op 85,8%. Hoe kleiner vervolgens de ondernemingen, hoe kleiner ook de evolutie in het percentage vormingsondernemingen. 2 Door de verhouding te nemen van de Chi-kwadraat waarde voor een bepaalde variabele en het aantal vrijheidsgraden kan de verklaringskracht van de verschillende determinanten onderling vergeleken worden (= rechterkolom in de tabel). 15

21 Grafiek 1: Percentage vormingsondernemingen volgens grootteklasse: vergelijking % 90% 80% 70% 60% % 40% 30% >1000 *voor 1993 is voor de klassen en enkel het gemiddelde beschikbaar Activiteit Ondernemingen in dienstensectoren organiseerden net iets meer opleidingen voor hun werknemers dan in industriële sectoren. Binnen de dienstensector bood 64% van de ondernemingen opleiding aan, in de industrie is dit 60% van de ondernemingen. Van alle industriële sectoren scoren de bouwsector en de houtindustrie (incl. overige) het laagst met respectievelijk 46,3% en 48,5% vormingsondernemingen. De voeding- en textielsector situeren zich rond het gemiddelde van de industriële sectoren (60,2% en 59.2%). Dan volgt de grafische nijverheid met 68% vormingsondernemingen. In de metaalsector en de sector winning van delfstoffen bood ongeveer 72% van de ondernemingen in 2005 vorming aan. De industrieën waar het meeste vorming georganiseerd wordt zijn de chemische sector (76,1%), de vervaardiging van transportmiddelen (78,0%) en de nutsector (95,1%). Van alle dienstensectoren ligt het percentage vormingsondernemingen het laagst in de horeca (43%) en de kleinhandel (45,9%). Hier speelt ook een effect van de grootte van de onderneming. Beide sectoren zijn grotendeels samengesteld door kleinere ondernemingen, die doorgaans minder vorming aanbieden. Wanneer gecontroleerd wordt voor de grootte van de onderneming, dan scoren deze sectoren net iets hoger (namelijk net iets beter dan de houtindustrie en de bouwsector). Een tweede groep dienstensectoren neemt een middenpositie aan met tussen de 62% en 68% vormingsondernemingen: de transportsector, de groothandel en de immobiliën en andere dienstverlening. Daarna volgen de post- en telecomsector (77,5%), het garagewezen (89,2%) en de financiële sector (95,5%). 16

22 Tabel 11: Percentage vormingsondernemingen volgens sector SECTOR % VORMINGS- ONDERNEMINGEN Financiële diensten 98,4 % Elektriciteit, gas en water 95,1 % Hoog Ondersteunende activiteiten aan financiële instellingen 89,3 % Garagewezen 89,2 % Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, elektrische, elektronische en optische apparaten en instrumenten 85,3 % Vervaardiging van transportmiddelen 78,0 % Post en telecommunicatie 77,5 % Chemische industrie, rubber- en kunststofnijverheid,vervaardiging van glas, bakstenen, cement en andere bouwmaterialen, 76,1 % Winning van delfstoffen 71,7 % Midden Metaalnijverheid 71,6 % Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven, overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten 68,3 % Grafische nijverheid 68,2 % Groothandel en handelsbemiddeling 67,6 % Vervoer 61,7 % Vervaardiging van dranken, voeding en tabak 60,2 % Vervaardiging van textiel, kleding, leer, schoeisel en bont 59,2 % Houtindustrie en overige industrie 48,5 % Laag Bouwnijverheid 46,3 % Kleinhandel 45,9 % Horeca 43,0 % Regio De regio blijkt de minst determinerende factor te zijn bij het voorspellen of een onderneming al dan niet aan vorming doet. Het effect van de regio is bovendien vermengd met het effect van de sector en de ondernemingsgrootte. De geobserveerde verschillen tussen de regio s worden dus in sterke mate verklaard doordat in de diverse regio s niet hetzelfde type ondernemingen (in termen van sector en grootte) gevestigd zijn. Op basis van de waarden van het statistisch verklaringsmodel weten we wel dat, na controle voor ondernemingsgrootte en sector, het in Vlaanderen gevestigd zijn significant minder kans geeft op het aanbieden van vorming dan het in Brussel gevestigd zijn. Dit verschil wordt ook weerspiegeld in de geobserveerde percentages. In Vlaanderen organiseerde 61,1% van de ondernemingen vorming, terwijl het in Brussel om 68,8% gaat. Het verschil tussen Wallonië en Brussel is vrij groot in de geobserveerde percentages, maar volgens het statistisch model verschilt Wallonië net niet van Brussel. Tabel 12: Percentage vormingsondernemingen volgens regio REGIO Vlaanderen 61,1 % Wallonië 62,3 % Brussel 68,8 % % VORMINGSONDERNEMINGEN 17

23 Een bijkomend probleem verbonden aan de regiovariabele is dat de resultaten voor een volledige onderneming toegekend werden aan de regio waarin de hoofdzetel gevestigd is, ook al is die hoofdzetel in termen van werkgelegenheid niet de belangrijkste vestiging. Om hier gedeeltelijk aan tegemoet te komen bekijken we ook de resultaten voor de substeekproef van ondernemingen met slechts 1 vestiging, waarvan we dus met zekerheid weten dat deze zich slechts binnen één enkele regio situeren. Deze substeekproef bedraagt 78% van de totale steekproef. De percentages liggen iets lager door het wegvallen van veel grote ondernemingen die doorgaans meerdere vestigingen hebben. De verschillen tussen de regio s zijn licht afgezwakt, maar blijven in dezelfde lijn liggen als voor de totale steekproef. Tabel 13: Percentage vormingsondernemingen volgens regio (uitsluitend uniregionale ondernemingen) REGIO Vlaanderen 60,6 % Wallonië 61,9 % Brussel 65,8 % % VORMINGSONDERNEMINGEN 3.3 Formele versus minder formele en informele vorming In de enquête werd gepeild naar de deelname van werknemers aan verschillende soorten vormingsactiviteiten. Het belangrijkste onderscheid is daarbij datgene tussen formele vorming en minder formele & informele vorming. De exacte definiëring van deze twee vormingstypes werd in hoofdstuk 2 uitgebreid behandeld. We herinneren er hier aan dat het bij formele vormingsinitiatieven gaat om georganiseerde cursussen, terwijl de overige types betrekking hebben op allerhande initiatieven die tot doel hebben de kennis en competenties van werknemers op peil te houden of te ontwikkelen, zonder dat dit binnen het kader van een cursus gebeurt (bijv. on the job training, zelfstudie, ). Gemiddeld organiseerden ondernemingen iets vaker minder formele en informele opleiding dan formele opleiding. Van alle vormingsondernemingen bood tweederde wel beide types vorming aan. Ondernemingen die wel formele vorming aanboden, maar geen andere types komen het minste voor (7,7% van alle ondernemingen). Tabel 14: Overzicht aanbieders van formele en minder formele en informele opleiding AANTAL ONDERNEMINGEN % Totaal % Niet-vormingsondernemigen ,5 % Vormingsonderneming ,5 % 100 % - Uitsluitend minder formele en informele opleiding ,1% 22,5 % - Uitsluitend formele opleiding ,7 % 12,3 % - Formele + minder formele en informele opleiding ,8 % 65,2 % Dat ondernemingen vaker vormen van minder formele en informele vorming organiseren is een tendens die in nagenoeg alle sectoren, grootteklassen en regio s terug te vinden is. Wel zien we dat naarmate een onderneming groter wordt, het verschil tussen formele en andere vormen van opleiding wegvalt om de eenvoudige reden dat quasi alle ondernemingen beide types vorming aanbieden. Doordat het organiseren van formele vorming samengaat met andere opleidingsvormen lopen de verschillen tussen grootteklassen, sectoren en regio s ongeveer gelijk met wat hierboven voor vorming algemeen al besproken werd. Zo zien we ook hier dat de horeca en de bouwsector het laagste scoren op beide types vorming. De horecasector deed in 2005 wel duidelijk meer aan minder formele en informele vorming dan formele vorming (28,3% formele vorming, 40,1% minder formele vorming). Bij de 18

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 13 september 2007 Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming Vormingsinspanningen van Belgische ondernemingen in 2005 62,5%

Nadere informatie

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT 10 september 2014 INHOUDSOPGAVE 1. TECHNISCH RAPPORT...3 1.1. Universum en steekproef...

Nadere informatie

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN

DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS OPLEIDINGSINSPANNINGEN DE AUDIOVISUELE SECTOR CIJFERS 2013 OPLEIDINGSINSPANNINGEN INHOUDSOPGAVE I. INLEIDING... 2 II. SOCIALE BALANS... 3 III. ANALYSE VAN DE OPLEIDINGSINSPANNINGEN BINNEN HET PC 227... 5 1. REPRESENTATIVITEIT...

Nadere informatie

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, PERSCOMMUNIQUÉ 2014-07-18 Links BelgoStat On-line Algemene informatie Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten, 1995-2011. De drie Gewesten en de Nationale Bank van

Nadere informatie

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 14 mei 2008 Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in 2007 - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten - In 2007 Zijn 4,38 miljoen in

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2012 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

Statistisch Product. Voortgezette opleidingen

Statistisch Product. Voortgezette opleidingen Statistisch Product Voortgezette opleidingen Metadata Actualisering meta Bijwerking van het document Presentatie Trefwoorden Domein Statistische eenheid Statistische eenheid Omschrijving Statistische populatie

Nadere informatie

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau. Een aantal arbeidsgehandicapten uit onze onderzoekspopulatie waren tijdens de referteperiode ingeschreven bij zowel RVA als RSZ. Deze (relatief kleine) groep van mensen bespreken we in dit deel van het

Nadere informatie

Digitale (r)evolutie in België anno 2009

Digitale (r)evolutie in België anno 2009 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 9 februari Digitale (r)evolutie in België anno 9 De digitale revolutie zet zich steeds verder door in België: 71% van de huishoudens in

Nadere informatie

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1 Bedrijfsopleidingen in de 1 M.J. Roessingh 2 Het aantal bedrijfsopleidingen dat een werknemer in de in 1999 volgde, is sterk gestegen ten opzichte van 1993. Ook zijn er meer opleidingen gaan volgen. Wel

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken Structurele ondernemingsstatistieken 1 Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2016 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele ondernemingsstatistieken beschrijven

Nadere informatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 19 juli 2007 Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies Eén op de tien Belgen werkt in een ander gewest; één op de vijf in een andere

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen Een regionale opsplitsing van de sociale balansen Nationale Bank van België (2004). De sociale balans 2003, Economisch Tijdschrift 4-2004. Voor het eerst heeft de Nationale Bank van België de sociale balansen

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

21.05.2008 Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN. Conjunctuurindicatoren

21.05.2008 Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN. Conjunctuurindicatoren 21.05.2008 Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN Conjunctuurindicatoren Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Afzetprijsindexen (basis 2000 = 100) September tot oktober 2007... 6 Indexen van

Nadere informatie

4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013

4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013 51 4.4 INNOVATIE-INSPANNINGEN VAN DE VLAAMSE ONDERNEMINGEN: KERNRESULTATEN VAN DE EUROPESE INNOVATIEVRAGENLIJST VAN 2013 Door Petra Andries (KU Leuven en UGent), Julie Delanote (KU Leuven), Sarah Demeulemeester

Nadere informatie

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Statistieken Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector Vanderbiesen, W. (2006). Sectorrapport: metaal. Een analyse van de RSZ-tewerkstelling op basis van de paritaire comités

Nadere informatie

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013 Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013 VREG - Technisch rapport nr. I261 (ATec1416_I261_D) Dimarso N.V., opererend onder de commerciële naam

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (2001), Statistiek van de aangesloten vennootschappen jaar 2000, 68 p. Begin juni

Nadere informatie

Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans

Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans Balanscentrale Toelichtingsnota met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans Onderhavige tekst werd opgesteld door de Balanscentrale van de Nationale Bank van België in samenwerking

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2.

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2. L 332/6 9.12.2002 BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1 Dekking De statistieken worden opgesteld voor alle activiteiten die vallen onder secties A tot en met Q van de NACE Rev. 1. Onder deze secties vallen

Nadere informatie

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli

Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus Waterdistributie Juli 19.09.2008 Nr 3218 I. ECONOMIE EN FINANCIEN Conjunctuurindicatoren Kalender voor het uitbrengen van de indicatoren... 5 Faillissementen Augustus 2008... 6 II. INDUSTRIE EN BOUWNIJVERHEID Industrie Waterdistributie

Nadere informatie

Sectoranalyse Horeca 2014

Sectoranalyse Horeca 2014 HIER FOTO INVOEGEN BREEDTE 210mm x HOOGTE 99mm Sectoranalyse Horeca 2014 Ondernemingen Faillissementen Oprichtingen en schrappingen Omzet en investeringen 2014 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca

Nadere informatie

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft. ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 8 november 2006 1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw.

Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw. Hoofdstuk IV - 2. Industrie en Bouw. 2.1. Omschrijving Voornamelijk kwantitatieve beschrijving van de sector aan de hand van RSZcijfers. Voor de afbakening van de sectoren en de opdeling in subsectoren

Nadere informatie

BIJLAGE. bij Uitvoeringsverordening (EU).../... van de Commissie

BIJLAGE. bij Uitvoeringsverordening (EU).../... van de Commissie EUROPESE COMMISSIE Brussel, 23.5.2017 C(2017) 3397 final ANNEX 1 BIJLAGE bij Uitvoeringsverordening (EU).../... van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 763/2008 van het Europees Parlement

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt FEBRUARI 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

Enquête. Enquête naar de structuur van de ondernemingen

Enquête. Enquête naar de structuur van de ondernemingen Metadata Enquête Enquête naar de structuur van de ondernemingen Sinds 1996 voert de jaarlijks een enquête uit naar de structuur van de ondernemingen. Daarbij wordt informatie ingezameld over de activiteit,

Nadere informatie

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt Technische nota Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij werknemers op de Vlaamse arbeidsmarkt 2004-2010 Brussel februari 2013 Inleiding Met de werkbaarheidsmonitor van de Stichting Innovatie & Arbeid

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal

Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 5 februari 2009 Jongeren vinden moeilijker een job - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, derde kwartaal 2008 - Het hoeft geen

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2017

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2017 PERSBERICHT Brussel, 26 september 2017 Een derde van onze uitgaven gaat naar de woning De gemiddelde uitgaven van Belgische huishoudens in 2016 Een derde van het huishoudbudget ging naar de woning; 15%

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2015-02-17 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie Broos herstel in 2013 na krimp in 2012 in Brussel en Wallonië; verdere groeivertraging in 2013 in

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Meer 55-plussers aan het werk Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2013 66,7% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage daalt licht in vergelijking met

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014 Geharmoniseerde consumptieprijsindex

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.7.2011 COM(2011) 434 definitief VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement

Nadere informatie

Stap 1: Bepalen van het doel

Stap 1: Bepalen van het doel Ontwerp van een onderzoeksproject Stap 1: Bepalen van het doel Eerst en vooral moet je weten wat je te weten wil komen en waarom. Het antwoord op deze vragen bepaalt Wat je zal moeten meten en hoe (doelvariabelen

Nadere informatie

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013 Verschillende factoren bepalen het aantal arbeidsongevallen. Sommige van die factoren zijn meetbaar. Denken we daarbij

Nadere informatie

Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen

Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen Statistieken over bezettingsgraden: enkele methodologische beschouwingen Inleiding Sinds een drietal jaar kunnen hotels maandelijks cijfers doorgeven aan het steunpunt over het aantal verhuurde kamers,

Nadere informatie

Structurele ondernemingsstatistieken

Structurele ondernemingsstatistieken 1 Structurele ondernemingsstatistieken - Analyse Structurele ondernemingsstatistieken Een beeld van de structuur van de Belgische economie in 2015 en de mogelijkheden van deze databron De jaarlijkse structurele

Nadere informatie

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN Integrale versie 2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN In vergelijking met de vorig jaar gepubliceerde reeksen 2 over de kapitaalgoederenvoorraad (KGV) en de afschrijvingen zijn er drie methodologische aanpassingen

Nadere informatie

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt SEPTEMBER 2012 INHOUD Blz 1. Bevolking 2 1.1 Totale bevolking 2 1.2 Doorstromingscoëfficiënt 2 1.3 Bevolking op beroepsactieve leeftijd naar socio-economische

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2014-01-31 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie 2011-2012: Economische terugval in 2012 verschilt per gewest Het Instituut voor de nationale rekeningen

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

Bedrijfsopleidingen 2010

Bedrijfsopleidingen 2010 Bedrijfsopleidingen 2010 Jack Claessen en Jeroen Nieuweboer In 2010 organiseerde meer dan drie kwart van de bedrijven bedrijfsopleidingen voor hun werknemers. De belangrijkste vorm van bedrijfsopleidingen

Nadere informatie

WERKBAAR WERK IN DE HORECA 2016

WERKBAAR WERK IN DE HORECA 2016 Rapport 2017 22 Pag. WERKBAAR WERK IN DE HORECA 2017 Guidea Werkbaar werk in de horeca 1 2017 Guidea - Kenniscentrum voor Toerisme en Horeca vzw Deze informatie werd met de grootste zorg samengesteld.

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008

De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008 De gegevens over de opleiding in de nieuwe sociale balans 2008 Brussel, 15 april 2008 Cécile Buydens Afdelingshoofd - Balanscentrale Inhoudsopgave Nieuwe sociale balans 2008 Vereenvoudigingen Nieuwe gegevens

Nadere informatie

Vlaams Archeologencollectief

Vlaams Archeologencollectief Vlaams Archeologencollectief Resultaten enquête verloning 7 Resultaten VLAC-enquête 7 Inhoudstafel. Algemene informatie. Verdeling respondenten. Private sector. Functie. Ervaring. Brutoloon. Contract 9.

Nadere informatie

Willemstad, mei Resultaten Conjunctuurenquête 2016

Willemstad, mei Resultaten Conjunctuurenquête 2016 Willemstad, mei 2017 Resultaten Conjunctuurenquête 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 5 1.1 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen... 5 1.2 Concurrentiepositie...

Nadere informatie

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen

nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VDAB - Taalcursussen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 349 van EMMILY TALPE datum: 13 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT VDAB - Taalcursussen Voor bijna een kwart van de vacatures

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Statistisch Product Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK) Algemene informatie De enquête naar de arbeidskrachten (EAK) is een sociaal-economische steekproefenquête

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Verkeerskundige interpretatie van de belangrijkste tabellen (Analyserapport) D. Janssens, S. Reumers, K. Declercq, G. Wets Contact: Prof. dr. Davy

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen

Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen Toekomstverwachtingen van jongvolwassenen Onderzoek in samenwerking met de Stichting P&V Rapport 1 Kort Technisch Verslag Toekomstonderzoek MARK ELCHARDUS & PETRUS TE BRAAK Vakgroep Sociologie, Onderzoeksgroep

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

Maakeconomie in Limburg

Maakeconomie in Limburg Sectoranalyse Maakeconomie in Limburg Augustus 2018 C r e a t i e v e E c o n o m i e i n L i m b u r g P a g i n a 1 46 INHOUDSOPGAVE 1. Definitie 3 2. Bedrijven in de Maakeconomie (Vestigingen met personeel)

Nadere informatie

Een op vijf werknemers in Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar

Een op vijf werknemers in Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar Een op vijf werknemers in Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar Baisier, L. (2004).. Brussel: SERV STV Innovatie & Arbeid. Vandaag is een op de vijf werknemers in de Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar,

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 2014 Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen

Nadere informatie

ENQUÊTE NAAR DE VOORTGEZETTE BEROEPSOPLEIDINGEN. van werkgevers aan werknemers - 2010. Annie Versonnen Directeur-generaal a.i.

ENQUÊTE NAAR DE VOORTGEZETTE BEROEPSOPLEIDINGEN. van werkgevers aan werknemers - 2010. Annie Versonnen Directeur-generaal a.i. FEDERALE OVERHEIDSDIENT ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie WTC III - Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel http://statbel.fgov.be Ondernemingsnummer:

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN AGRESSIVITEIT

SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN AGRESSIVITEIT SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN 2014-2015-2016 AGRESSIVITEIT 1 Inhoudstafel I. INLEIDING... 3 II. METHODOLOGIE... 3 STRUCTUURINDICATOREN... 3 PROCESINDICATOREN... 5 RESULTAATINDICATOREN...

Nadere informatie

Administratieve lasten in België voor het jaar 2012

Administratieve lasten in België voor het jaar 2012 Administratieve lasten in België voor het jaar 2012 Februari 2014 Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Bijdragen Deze publicatie werd verwezenlijkt door Chantal Kegels, FPB (ck@plan.be).

Nadere informatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie

Opzet van het onderzoek. A.1 Achtergrond van het AVP. A.2 Beoogde onderzoekspopulatie Bijlage A Opzet van het onderzoek Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers 2017 beschrijft de ontwikkelingen in de opvattingen en het personeelsbeleid van werkgevers ten aanzien van een aantal actuele beleidsthema

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017 ... Graydon studie Faillissementen November 2017 1 december 2017 [Typ hier] [Typ hier] [Typ hier] Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen Regionale rekeningen 2007-2015 Inhoud van de publicatie Deze publicatie bevat gegevens betreffende het arbeidsvolume en de inkomensrekeningen van de huishoudens voor

Nadere informatie

PASO-flits 2 Een last ontlast? Ploegenarbeid in Vlaanderen

PASO-flits 2 Een last ontlast? Ploegenarbeid in Vlaanderen PASO-flits 2 Een last ontlast? Ploegenarbeid in Vlaanderen Vooral in de jaren 80 werd ploegenarbeid sterk gestimuleerd in een poging om de competitiviteit van de Belgische economie te vrijwaren. Door gebruik

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 januari 2012

PERSBERICHT Brussel, 25 januari 2012 PERSBERICHT Brussel, 25 januari 2012 2011 : MEER FAILLISSEMENTEN, MINDER JOBVERLIES In 2011 gingen in België in totaal 10.224 bedrijven failliet, een stijging van 6,8% in vergelijking met 2010. Het aantal

Nadere informatie

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt. 2.2 Gavpppd en socio-economische kenmerken Iedereen die mobiliteit en verplaatsingsgedrag bestudeert, heeft wellicht al wel eens van een studie gehoord waarin socio-economische kenmerken gebruikt worden

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - november 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in november 1,7% ten

Nadere informatie

Statistisch Product. Structuur en verdeling van de lonen

Statistisch Product. Structuur en verdeling van de lonen Metadata Statistisch Product Structuur en verdeling van de lonen Sinds 1999 voert de Algemene Directie Statistiek Statistics Belgium van de FOD Economie jaarlijks een onderzoek uit naar de structuur en

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015 Een derde van de uitgaven gaat naar de woning De gemiddelde uitgaven van Belgische gezinnen in 2014 In 2014 gaf een doorsnee gezin in België bijna 36.000 euro uit;

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013 De Belgische arbeidsmarkt in 2012 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten Hoeveel personen verrichten betaalde arbeid? Hoeveel mensen zijn werkloos? Hoeveel inactieve

Nadere informatie

IOA-enquête van de Stichting Innovatie & Arbeid

IOA-enquête van de Stichting Innovatie & Arbeid IOA-enquête van de Stichting Innovatie & Arbeid De IOA-enquête (innovatie, organisatie en inzet van arbeid) gaat over de mate waarin nieuwe innovatie-, organisatie- of arbeidsconcepten worden toegepast

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, mei 2011

Technische nota. Brussel, mei 2011 Technische nota Werkbaar werk in sectoren: zelfstandige ondernemers 2010 Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor zelfstandige ondernemers voor 3 sectoren 2010 Brussel, mei 2011 Technische nota

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014 Geen heropleving van de arbeidsmarkt in 2013 Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten 4.530.000 in België wonende personen zijn aan het werk in 2013. Hun aantal

Nadere informatie

Economie. De conjunctuur

Economie. De conjunctuur Economie De conjunctuur De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie biedt onpartijdige statistische informatie. De informatie wordt conform de wet verspreid, meer bepaald voor wat betreft

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017 Geharmoniseerde consumptieprijsindex - december 2016 o De Belgische inflatie volgens de Europees geharmoniseerde consumptieprijsindex bedraagt in december 2,2% ten

Nadere informatie

Technische nota. Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk. Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe

Technische nota. Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk. Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe Brussel, februari 2009 Technische nota Tevredenheid van zelfstandige ondernemers en werkbaar werk Ria Bourdeaud hui Stephan Vanderhaeghe Brussel, SERV - STV Innovatie & Arbeid, februari 2009 Technische

Nadere informatie

Technische nota. Brussel, december 2011

Technische nota. Brussel, december 2011 Technische nota Werkbaar werk en de inschatting van zelfstandige ondernemers om hun huidige job al dan niet tot hun pensioen verder te kunnen zetten. Resultaten uit de werkbaarheidsmetingen 2007 en 2010

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015 Jeugdwerkloosheid gedaald in het eerste kwartaal van 2015 Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2015 In het eerste kwartaal van 2015 was 67,4% van de 20- tot 64-jarigen

Nadere informatie

Technische nota. Werkbaar werk in sectoren: zelfstandige ondernemers 2007

Technische nota. Werkbaar werk in sectoren: zelfstandige ondernemers 2007 Brussel, mei 2009 Technische nota Werkbaar werk in sectoren: zelfstandige ondernemers 2007 Indicatoren voor de kwaliteit van de arbeid voor zelfstandige ondernemers voor 3 sectoren 2007 Ria Bourdeaud hui

Nadere informatie

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn Oktober 2015 2 Management Summary Inleiding Ongeveer een jaar geleden heeft de gemeenteraad van Borger-Odoorn besloten om de winkels in haar gemeente

Nadere informatie

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012 Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012 VREG - Technisch rapport nr. I109 (ATec1428_I109_D) Dimarso N.V., opererend onder de commerciële

Nadere informatie

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018 Graydon studie Faillissementen Oktober 2018 5 november 2018 Overname en gebruik van dit onderzoek wordt aangemoedigd bronvermelding Graydon Belgium. Deze brochure is louter ter informatie opgesteld. De

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 01/2010 05/2010 09/2010 01/2011 05/2011 09/2011 01/2012 05/2012 09/2012 01/2013 05/2013 09/2013 01/2014 05/2014 09/2014 01/2015 05/2015 09/2015 01/2016 Inflatie (%) PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016 Geharmoniseerde

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied Brussels Observatorium voor de Oktober 2013 FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied De arbeidsmarkten van de 3 gewesten in België zijn erg verschillend en hebben elk hun eigen specificiteit,

Nadere informatie

ICO 2020: meer dan 1 op 3 bedrijven voert een strategisch competentiebeleid

ICO 2020: meer dan 1 op 3 bedrijven voert een strategisch competentiebeleid ICO 2020: meer dan 1 op 3 bedrijven voert een strategisch competentiebeleid Delagrange, H. 2011. IOA 2011: Indicatoren voor het Pact 2020: ICO 2020 en product- of dienstinnovatiecijfer. Sociaal-Economische

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN December 2012 De arbeidsongevallen in de uitzendsector in 2011 1 Inleiding De arbeidsongevallen van uitzendkrachten kunnen worden geanalyseerd aan de hand van 3 selectiecriteria

Nadere informatie

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen Technische nota Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen 2007-2010 Brussel februari 2013 Inleiding Met de werkbaarheidsmonitor van de Stichting Innovatie & Arbeid

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Levenslang leren. Een eerste ontsluiting van de ad hoc module over levenslang leren bij de enquête naar de arbeidskrachten.

Levenslang leren. Een eerste ontsluiting van de ad hoc module over levenslang leren bij de enquête naar de arbeidskrachten. Levenslang leren Een eerste ontsluiting van de ad hoc module over levenslang leren bij de enquête naar de arbeidskrachten Door het ontstaan van de kennissamenleving en de behoefte aan levenslang leren

Nadere informatie