Quick scan CLM-onderzoek Frank Bunte, LEI Den Haag, vrijdag 14 november 2003
|
|
- Marleen Mulder
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Quick scan CLM-onderzoek Frank Bunte, LEI Den Haag, vrijdag 14 november 2003
2 1 Introductie CLM heeft in 2003 drie voorstellen gedaan om dierenwelzijn en milieu in de consumentenprijs van vlees (en zuivel en eieren) te internaliseren. CLM ziet in extra belasting van de consumptie van vlees, vleesproducten, zuivel en eieren een kansrijke financieringsmogelijkheid voor extra investeringen in omschakeling naar een dier- en milieuvriendelijke varkens- en pluimveehouderij en beëindiging van de intensieve veehouderij rondom natuurgebieden. De voorstellen betreffen een verhoging van de consumentenprijs door: 1. Toepassing van het reguliere BTW-tarief (19%) op vlees en vleeswaren in plaats van het verlaagde BTW-tarief (6%); 2. Een verbruiksbelasting van 3% op vlees, vleeswaren en zuivelproducten en van 10% op eieren; 3. Een verbruiksbelasting van 25 eurocent per kilo vlees. Tijdens het nota-overleg Fiscaliteit, landbouw- en natuurbeleid in de Tweede Kamer heeft de minister van LNV toegezegd met een reactie te komen op het rapport De klant betaalt mee, Financiering van de transitie naar een duurzamer landbouw. De minister heeft het LEI gevraagd of de conclusies van CLM kunnen worden onderschreven. Het betreft een check op (1) de opbrengsten van de BTW -verhoging dan wel verbruiksbelasting; (2) de economische effecten, onder te verdelen naar consumptie, uitvoer, productie in Nederland en buitenland en werkgelegenheid; en (3) de milieu-effecten, onder te verdelen naar Nederland en andere landen. Deze rapportage bevat de conclusies van het LEI-onderzoek naar de economische en milieu-effecten van de CLM-voorstellen. Deze rapportage is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de veronderstellingen die CLM gemaakt heeft bij zijn berekeningen. Hoofdstuk 3 analyseert de uitkomsten van de CLM-studies op basis van de veronderstellingen en gegevens die CLM gebruikt heeft. Hoofdstuk 4 vat de analyse samen. 2
3 2 Modelveronderstellingen CLM berekent de economische effecten van een verhoging van het BTWtarief en van de introductie van een verbruikersbelasting op basis van een partiele analyse van de consumentenmarkt voor voornoemde producten. CLM veronderstelt hierbij dat de consumentenvraag naar vlees en vleeswaren een prijselasticiteit heeft van 0,6 en dat de BTW -verhoging en verbruikersbelastingen volledig doorberekend worden in de consumentenprijs. Belastingverhogingen worden volledig in de prijs doorberekend, indien het aanbod perfect prijselastisch is. De veronderstelling dat het aanbod perfect prijselastisch is, roept twee vragen op. 1. Is het aanbod daadwerkelijk perfect prijselastisch? 2. In hoeverre houden de conclusies van het CLM, indien de aanname dat het aanbod perfect prijselastisch is, niet opgaat? Prijselasticiteit van het aanbod Het antwoord op vraag 1 is afhankelijk van de empirische grootte van de prijselasticiteit van het aanbod. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het korte en het lange termijn aanbod. Op korte termijn zeg binnen een beperkt aantal jaren - ligt de productiecapaciteit tot zekere hoogte vast, op lange termijn niet. De reactie van het aanbod op prijsveranderingen verschilt om deze reden tussen de korte en de lange termijn. Jammer genoeg is er weinig informatie voor handen over de prijselasticiteit van het aanbod van vleesproducten in Nederland. Wij kunnen de aanname dat het aanbod perfect prijselastisch is ook op theoretische gronden beoordelen. De aanname dat het aanbod perfect prijselastisch is betekent dat de prijs onafhankelijk is van het aanbod. De productie en de handel in vlees, zuivel en eieren kan ingekrompen of uitgebreid worden zonder dat de prijs verandert. Deze aanname is gerechtvaardigd, indien 1. De productie en de distributie van vlees, zuivel en eieren gekenmerkt wordt door constante schaalopbrengsten én de productiecapaciteit kostenloos aangepast kan worden; of 2. Nederland een uiterst kleine handelspartij is. Aan de eerste voorwaarde wordt op de lange termijn bij benadering wel voldaan. Schaalvoordelen zijn in de landbouw niet van grote betekenis. Op lange termijn kunnen beslissingen ten aanzien van de productiecapaciteit kostenloos heroverwogen worden, omdat de productiecapaciteit op een bepaald moment afgeschreven is. 3
4 Ook aan de tweede voorwaarde zal op lange termijn bij benadering voldaan worden. Op lange termijn is Nederland een kleine handelspartij, omdat andere landen productiecapaciteit tegen min of meer constante schaalopbrengsten over kunnen nemen. De aanname van perfecte prijselasticiteit is voor de lange termijn als werkhypothese te verdedigen. Empirisch gezien wordt deze veronderstelling alleen maar benaderd. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met onderstaande kwalificaties. Op het LEI wordt voor lange termijnanalyses gewerkt met een prijselasticiteit van het aanbod van 2,0 tot 5,0 op afboerderijniveau. Jongeneel (2000) schat de (korte termijn) prijselasticiteit van het aanbod op 0,14 (rundvlees), 0,25 (varkensvlees) en 1,36 (pluimveevlees). Op korte termijn gaan deze voorwaarden niet op, omdat de productiecapaciteit in belangrijke mate vastligt en de Nederlandse export van zuivel, vlees en eieren omvangrijk is. Houdbaarheid conclusies Gaan de conclusies van CLM op, indien het aanbod niet perfect prijselastisch is? Het antwoord is nee. Indien het aanbod niet perfect prijselastich is, wordt de consumentenbelasting deels op de producent afgewenteld. Indien het aanbod perfect prijsinelastisch is, wordt de consumentenheffing zelfs in het geheel op de producent afgewenteld. Prijsafwenteling heeft tevens belangrijke gevolgen voor het effect op de vraag naar vlees, zuivel en eieren en dientengevolge op de productie. Des te meer prijsafwenteling er plaatsvindt, des te hoger vraag en productie blijven. In Appendix A is een en ander nader uitgewerkt. Conclusie De analyse van CLM is dus bruikbaar voor een lange termijn perspectief, maar niet zonder meer voor een korter termijn perspectief. Natuur en milieu stelt in Een eerlijke prijs voor duurzaam voedsel voor voor een periode van 5 jaar een verbruiksbelasting in te stellen. Voor deze relatief korte periode dient uitdrukkelijk rekening gehouden te worden met korte termijn effecten, i.e. afwenteling van de consumentenheffing op de opbrengstprijzen van de productie- en distributieketen. In het vervolg van de analyse controleren wij de CLM-resultaten gegeven de CLM-veronderstellingen. 4
5 3 Economische effecten De BTW-verhoging en de verbruiksbelasting leiden tot een toename van de overheidsinkomsten. Echter, de toename van de overheidsinkomsten is kleiner dan CLM aangeeft, indien rekening gehouden wordt met de verwachte vraaguitval (Tabel 1 en 2). CLM geeft aan dat de vraag naar vlees een prijselasticiteit van 0,6 heeft. In de internationale literatuur lopen schattingen van de prijselasticiteit van vlees uiteen van 0,1 tot 1,6 (Johnson 2003 en Van Beers et al. 2002). 1 De CLM schatting is nogal conservatief. Tabel 1 Effect op de vraag (netto-omzet) Omzet voor Belastingverhoging Prijs- en vraageffecten Omzet na belastingverhoging Met BTW Zonder BTW Prijs Vraag Met BTW Zonder BTW BTW-verhoging ,3% -7,4% Verbruiksbelasting ,8% -4,7% vlees 25 cent/kilo Verbruiksbelasting Vlees (3%) - Zuivel (3%) - Eieren (10%) ,8% 2,8% 9,4% -1,7% -1,7% -5,7% Tabel 2 Effect belastingverhoging op overheidsinkomsten Inkomsten voor verhoging Inkomsten na verhoging Toename Toename volgens CLM 2 BTW-verhoging Verbruiksbelasting vlees 25 cent/kilo Verbruiksbelasting Vlees (3%) - Zuivel (3%) - Eieren (10%) Aan de hand van Tabel 1 kan ook afgeleid worden, welke effecten de prijsverhoging en de daling van de vraag (netto-omzet) heeft op de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid. Wij hebben hierbij verondersteld dat de 1 Johnson (2003) vermeldt twee schattingen van de prijselasticiteit van de vraag voor de EU: -0,6 (rund- en lamsvlees) en 0,9 (varkens- en pluimveevlees) en vier schattingen voor het VK: -1,0 en 1,6 (varkensvlees) en 1,6 en 1,6 (rundvlees). Van Beers et al. (2002) vermelden de volgende ongecompenseerde prijselasticiteiten: -0,7 (alle vlees), -0,8 en 1,0 (rundvlees), -0,8 en 0,9 (varkensvlees) en 0,1 en 0,9 (pluimveevlees). De prijselasticiteit van zuivelproducten bedraagt volgens Johnson (2003) 0,4 tot 0,8. CLM geeft geen prijselasticiteit voor zuivel en eieren. Wij hebben bij onze berekeningen gemakshalve verondersteld dat de prijselasticiteit van zuivel en eieren ook 0,6 bedraagt. 2 CLM geeft in De klant betaalt mee aan dat de belastingopbrengst van de verbruiksbelasting 336 mln euro zou bedragen (Tabel 2, p. 18). In de achterliggende studie Een eerlijk prijs voor duurzaam voedsel bedragen de opbrengsten volgens Natuur en milieu 273 mln euro (Tabel 5, p. 37). Dit laatste bedrag strookt met onze berekeningen. 5
6 netto toegevoegde waarde in de detailhandel 23,5% van de omzetwaarde bedraagt en de netto toegevoegde waarde per fte euro (CBS 2003). De effecten op de economische variabelen zijn in alle drie de scenario s fors. De omzet daalt met mln euro, de netto toegevoegde waarde met mln euro en de werkgelegenheid met tot fte. De effecten van de afzonderlijke scenario s zijn in belangrijke mate afhankelijk van het effect dat zij op prijs en vraag sorteren. Dit effect is het grootst voor de BTW -verhoging en vervolgens voor de verbruiksbelasting van 25 eurocent per kilo. De exacte omvang van de verbruiksbelasting kan nader bepaald worden. De omvang van de BTW -verhoging niet. Tabel 3 Effect op netto-omzet, netto toegevoegde waarde en werkgelegenheid in detailhandel (in mln euro en fte) Netto-omzet Toegevoegde waarde Werkgelegenheid BTW-verhoging Verbruiksbelasting vlees 25 cent/kilo Verbruiksbelasting (3-10%) Deze analyse kan doorgetrokken worden naar de verwerkende industrie en de productie op basis van aanvullende gegevens. De Bont et al. (2001) geven aan dat de verkoopprijs van de vleesverwerkende industrie 60% van de consumentengulden bedraagt en dat de af-boerderijprijs 35% van de consumentengulden bedraagt. De netto toegevoegde waarde in de vleesverwerkende industrie bedraagt 11,5% van de omzet in de vleesverwerkende industrie en de netto toegevoegde waarde per fte euro (CBS 2003). De netto toegevoegde waarde in de veehouderij bedraagt 33% van de productiewaarde en de netto toegevoegde waarde per fte euro (CBS-LEI 2003). Tabel 4 Effect op netto-omzet, netto toegevoegde waarde en werkgelegenheid in Nederlandse en buitenlandse industrie (in mln euro en fte) Netto-omzet Toegevoegde waarde Werkgelegenheid BTW-verhoging Verbruiksbelasting vlees 25 cent/kilo Verbruiksbelasting (3-10%) De forse daling van de omzet op detailhandelsniveau vertaalt zich in een forse afname van de omzet, de toegevoegde waarde en werkgelegenheid in de vleesverwerkende industrie en veehouderij in Nederland en het buitenland. De omzet in de vleesverwerking neemt af met mln euro, afhankelijk van het scenario. De netto toegevoegde waarde in de vleesverwerking daalt met mln euro en de werkgelegenheid met fte (Tabel 4). Zeventig procent van dit verlies wordt door de Nederlandse verwerkende indu- 6
7 strie gerealiseerd en dertig procent door de verwerkende industrie in het buitenland. 3 In de veehouderij daalt de productiewaarde met mln euro, de netto toegevoegde waarde met mln euro en de werkgelegenheid met fte (Tabel 5). 65% van dit verlies wordt in Nederland gerealiseerd en 35% in het buitenland. Tabel 5 Effect op netto-omzet, netto toegevoegde waarde en werkgelegenheid in Nederlandse en buitenlandse veehouderij (in mln euro en fte) Netto-omzet Toegevoegde Waarde Werkgelegenheid BTW-verhoging Verbruiksbelasting vlees 25 cent/kilo Verbruiksbelasting (3-10%) De belasting van de consumptie in Nederland heeft geen effect op de export van Nederlands vlees, zuivel en eieren, aangezien de export primair een functie is van het consumenteninkomen en -prijzen in het buitenland. Er zullen enige grenseffecten optreden, maar het is onbekend hoe groot deze effecten zijn. Hierbij zijn er twee typen effecten. Nederlanders kopen meer in het buitenland en buitenlanders kopen minder in Nederland, bijvoorbeeld in een plaats als Venlo. De export wordt wel beïnvloed, indien de Nederlandse veehouderij extra investeert in duurzaamheid en dierenwelzijn zonder gecompenseerd te worden. In dat geval nemen de kosten en de prijzen van Nederlandse producten relatief toe. Het is onbekend wat de effecten hiervan zouden zijn voor de export. De kosten- en prijsstijging dienen tevens gewogen te worden tegen de toename van de gepercipieerde productkwaliteit ten gevolge van de investeringen in duurzaamheid en dierenwelzijn. Het is eveneens onbekend wat de gevolgen hiervan zouden zijn voor de export. De import in Nederland neemt met de binnenlandse vraag af. De effecten voor de buitenlandse bedrijven zijn boven reeds weergegeven. Milieu-effecten In het algemeen kan gesteld worden dat de milieu-effecten in belangrijke mate afhankelijk zijn van het effect van de consumentenbelastingen op de consumentenprijs en de consumentenvraag. Voor zover de consumentenbelasting op de productie- en distributieketen afgewenteld wordt, is de stijging van de consumentenprijs lager evenals de daling van de consumentenvraag én de productie. De milieueffecten die CLM presenteert in De klant betaalt mee (Tabel 1, p. 14), zijn gebaseerd op een studie van de TUDelft, het RIVM en de Vrije Universiteit (Van Beers et al. 2002). Van Beers et al. (2002) bepalen de mili- 3 Deze verhoudingen zijn ontleend aan de ketenstromen in Bunte et al. (2003). 7
8 eueffecten van de BTW-verhoging 4 op de binnenlandse vleesconsumptie en productie. Er wordt hierbij verondersteld dat 60% van de Nederlandse vleesconsumptie in Nederland geproduceerd wordt. Van Beers et al. (2002) stellen dat toepassing van het gereduceerde BTWtarief een prijsdaling impliceert van 11%. 5 Dit klopt weliswaar, maar in de praktijk is deze prijsdaling al geëffectueerd. Het referentiepunt voor berekeningen vormt in de praktijk het gereduceerde tarief en niet het reguliere tarief. Toepassing van het reguliere tarief impliceert een prijsstijging van 12%. 6 De prijsstijging leidt dus tot een daling van de vleesconsumptie met 98,1 mln kilo geslacht gewicht (in plaats van 87,6 mln kilo). Voor de productie in Nederland betekent dit een vermindering van 58,8 mln kilo geslacht gewicht (in plaats van 52,6 mln kilo). De berekeningen van Van Beers et al. (2002) onderschatten dus het effect op de productie. Om de emissie-effecten te bepalen hebben Van Beers et al. (2002) emissiecoëfficiënten bepaald voor de Nederlandse vleesproductie. Hiertoe hebben zij gegevens over de totale mineralenemissies die toegeschreven kunnen worden aan de Nederlandse vleesproductie, gedeeld door de Nederlandse vleesproductie in kilogram geslacht gewicht. De getallen die Van Beers et al. (2002) gebruiken voor de totale mineralenemissies zijn volgens ons onjuist. Van Beers et al. (2002) houden geen rekening met het gebruik van kunstmest en overschatten dientengevolge het aandeel in de totale mineralenemissies dat aan de vleesproductie toegeschreven kan worden. De afname van de consumptie in kilogram geslacht gewicht wordt op basis van geaggregeerde gegevens lineair vertaald in een afname van de mineralenemissies door de Nederlandse veehouderij. De analyse heeft betrekking op de totale veehouderij. In de analyse wordt geen onderscheid gemaakt naar runderen, varkens en pluimvee. Dit gebeurt niet bij de bepaling van de emissiecoëfficiënten, 7 de bepaling van het effect van de prijsstijging op de consumptie 8 en bij de bepaling van het aandeel van de Nederlandse productie in de Nederlandse consumptie. 9 Tenslotte wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat dierlijke mest vervangen wordt door kunstmest. Indien het kunstmestgebruik toeneemt, is het effect op het mineralengebruik navenant lager. 4 Van Beers et al. (2002) bepalen eigenlijk het effect van een BTW-verlaging. Toepassing van het lage BTW-tarief wordt door Van Beers et al. als subsidie gezien. Van Beers et al. nemen hiertoe het hoge BTW-tarief als referentiepunt. 5 Te berekenen als ( )/ Te berekenen als ( )/ De emissie per kilogram geproduceerd geslacht gewicht verschilt per diersoort. Per kilogram pluimveevlees vindt 20 gram emissie aan fosfaat plaats en 11 gram emissie aan ammoniak. Per kilogram varkensvlees vindt 26 gram emissie aan fosfaat plaats en 22 gram emissie aan ammoniak (Bron LEI). 8 De binnenlandse consumptie aan varkensvlees bedraagt 685 mln kilo, de consumptie van rundvlees 310 mln kilo en de consumptie van pluimveevlees 265 mln kilo. 9 Van de Nederlandse rundvleesconsumptie wordt 48% in Nederland geproduceerd, van de Nederlandse varkensvleesconsumptie 88% en van de Nederlandse pluimveevleesconsumptie 53%. 8
9 4 Conclusie De conclusies van CLM kunnen op de volgende punten aangevochten worden: CLM veronderstelt impliciet dat het aanbod perfect elastisch is en dat de consumentenbelasting dus volledig door de consument gedragen wordt. Echter, omdat het productaanbod niet perfect elastisch is - zeker niet op de korte, maar ook niet op de lange termijn - zal een deel van de heffing door de productie- en distributieketen gedragen worden. Dit resultaat wordt veroorzaakt door afwentelingsmechanismen. Naar mate de producent een groter deel van de consumentenbelasting betaalt, zal de consumentenprijs minder stijgen en de vraag minder dalen. Dit betekent dat de milieueffecten kleiner zullen zijn. Verder kunnen gegeven de veronderstellingen en gegevens van CLM de volgende opmerkingen over de resultaten gemaakt worden: De toename van de overheidsinkomsten is kleiner dan CLM aangeeft, indien rekening gehouden wordt met de verwachte vraaguitval. De vraaguitval leidt tot een groot verlies aan omzet, toegevoegde waarde en werkgelegenheid in de detailhandel, de verwerkende industrie en de productie, afhankelijk van het scenario. Het grootste verlies aan omzet, toegevoegde waarde en werkgelegenheid doet zich voor bij de BTW - verhoging gevolgd door achtereenvolgens de verbruikersbelasting van 0,25 eurocent per kilo vlees en de verbruikersheffingen op vlees en vleeswaren (3%), zuiv el (3%) en eieren (10%). Het verlies aan werkgelegenheid bedraagt fte in de detailhandel, fte in de industrie (waarvan 70% in Nederland) en fte in de veehouderij (waarvan 65% in Nederland). Bij de bepaling van de milieu-effecten worden de effecten van de BTWverhoging op de consumptie en productie in kilogram geslacht gewicht onderschat. De totale mineralenemissie die toegeschreven kan worden aan de Nederlandse vleesproductie, wordt overschat, omdat er geen rekening wordt gehouden met het gebruik van kunstmest. De bepaling van de milieueffecten is gebaseerd op zeer simpele, lineaire, geaggregeerde verbanden. Er wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat dierlijke mest simpelweg vervangen wordt door kunstmest. 9
10 Literatuur Beers, C. van, J.C.J.M. van den Bergh, A. de Moor, F.H. Oosterhuis, Milieueffecten van indirecte subsidies, een studie van RIVM, TUDelft en Vrije Universiteit, Den Haag: Ministerie van VROM, Bont, C.J.A.M. de, J. Bolhuis, F.H.J. Bunte and M.G.A. van Leeuwen, Prijzenswaardig: prijzen en prijsopbouw in de agrokolom, LEI, Bunte, F.H.J., W.E. Kuiper, M. van Galen S. Goddijn, Macht en prijsvorming in agrofoodketens, Den Haag: LEI, Jongeneel, R.A., The EU s grains, oilseeds, livestock and feed related market complex: welfare measurement, modelling and policy analysis, Proefschrift Wageningen, Hees, E.M., G.W. Verschuur en R. Wit, De klant betaalt mee, CLM, Remmers, H.W., Een eerlijke prijs voor duurzaam voedsel, Natuur en milieu,
11 Appendix A In Figuur A1 is de consumentenvraag naar vlees afgebeeld als D. De consumentenvraag is een functie van de prijs p: D= D(p). De consumentenvraag neemt toe, indien de prijs afneemt. De consumentenvraag kan vertaald worden in de vraag van de detailhandel naar vlees. Dit wordt de afgeleide vraag R 1 genoemd. De afgeleide vraag is gelijk aan de consumentenvraag minus de gemiddelde (variabele) kosten van de detailhandel c: 10 R 1 = R(p) = D(p) c. Het aanbod van vlees S is in beginsel een functie van de prijs (tenzij het aanbod prijsinelastisch is): S = S(p) Marktevenwicht wordt bereikt, indien het aanbod en de afgeleide vraag aan elkaar gelijk zijn. In dat geval is de consumentenprijs P c 1 en de verkoopprijs van de leverancier P w 1. Het verschil tussen beide prijzen is gelijk aan c, de gemiddelde variable kosten van de detailhandel. Prijs S P c 1 P w 1 D R 1 Hoeveelheid Figuur A1 10 De gemiddelde variabele kosten c kunnen een functie van de productie zijn. Omdat het verloop van de gemiddelde variabele kosten geen consequenties heeft voor de redenering, nemen wij simpelweg aan dat c constant is. 11
12 Een heffing op de consumptie van vlees heeft consequenties voor het verloop van de afgeleide vraagfunctie. De consumentenvraag blijft gelijk, aangezien heffingen als zodanig geen invloed hebben op de consumentenvoorkeuren en dus de betalingsbereidheid van consumenten. De heffing moet wel betaald worden. Deze rekening wordt in eerste instantie bij de detailhandel neergelegd. In essentie vergroot de heffing alleen de gemiddelde variabele kosten van de detailhandel. De gemiddelde variabele kosten nemen toe met de heffing t. De afgeleide vraag verandert dus in: R 2 = R(p) = D(p) (c+t). Er komt een nieuw marktevenwicht tot stand, waarbij de consumentenprijs stijgt tot P c 2 en de verkoopprijs van de leverancier daalt tot P w 2 (Figuur A2). Het verschil tussen beide prijzen is gelijk aan de som van de heffing en de gemiddelde variabele kosten. De heffing wordt dus niet alleen door de consument gedragen, maar voor een deel door de leverancier. De mate waarin de heffing door consument en producent gedragen wordt is afhankelijk van de helling van de vraag- en aanbodfunctie, d.w.z. van de prijselasticiteit van zowel vraag als aanbod. Prijs 2 P c 1 P c 1 P w 2 P w S D R 1 R 2 Hoeveelheid Figuur A2 Welnu, CLM veronderstelt in zijn analyse impliciet dat het aanbod perfect prijselastisch is, d.w.z. horizontaal verloopt (Figuur A3). In dat geval wordt de heffing volledig door de consument gedragen: de verkoopprijs van de leverancier blijft gelijk, de consumentenprijs stijgt en de vraag neemt fors af. Deze veronderstelling is valide, indien er sprake is van constante schaalopbrengsten de (lange termijn) gemiddelde kosten zijn constant - of indien de Nederlandse markt prijsnemer is op de internationale markt. Aan deze voorwaarden wordt bij benadering op de lange termijn voldaan. Echter, wanneer het aanbod perfect prijsinelastisch is, verandert de uitkomst. Het aanbod is in dat geval verticaal (Figuur A4). De consumentenprijs blijft constant, de verkoopprijs van de leverancier daalt en de consu- 12
13 mentenvraag blijft gelijk! De heffing wordt volledig op de leverancier afgewenteld. Deze veronderstelling is valide voor de korte termijn, omdat het korte termijn vleesaanbod afhankelijk is van productiebeslissingen in het verleden. In beginsel kan het effect van een nationale heffing wel verlicht worden door meer te exporteren. Dit heeft tot gevolg dat de Nederlandse producenten in staat zijn de prijsverlaging deels af te wentelen op hun buitenlandse collegae. Prijs P c 2 P c 1 P w 1 =P w 2 S D R 1 R 2 Hoeveelheid Figuur A3 De vraag wie de rekening van de heffing betaalt, is dus in sterke mate afhankelijk van de prijselasticiteit van vraag en aanbod en de termijn waarvoor deze prijselasticiteit geldt. Als de prijselasticiteit van het aanbod (in absolute zin) lager is dan die van de vraag, betaalt de leverancier een groter deel van de heffing dan de consument en vice versa. Veel empirische inschattingen zijn niet voor handen. Opgemerkt zij dat de korte termijn lang kan duren. Om Keynes aan te halen: In the long run, we are all dead. Prijs S P c 1 = P c 2 P w 1 P w 2 D R 1 R 2 Hoeveelheid 13
14 Figuur A4 14
UIT grafische elasticiteiten
Elasticiteiten lezen uit grafieken. Een prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid beschrijft het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid van dat product. De betalingsbereidheid
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Vervoer
Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet
Nadere informatieDe mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).
1. Prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p). %-verandering gevraagde hoeveelheid (gevolg)
Nadere informatieLesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk
Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.
Nadere informatieVijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5
ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid
Nadere informatieEindexamen economie pilot vwo I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 Voordat de export wegviel was er evenwicht op de
Nadere informatieDiervriendelijke keuzes door consumenten
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Diervriendelijke keuzes door consumenten Monitor Duurzame Dierlijke Producten 2009 Deze brochure is een uitgave van: Rijksoverheid Postbus 00000 2500
Nadere informatieI. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.
1 / 6 I. Vraag en aanbod 1 2 fig. 1a 1 2 fig. 1b 4 4 e fig. 1c f _hoog _evenwicht _laag Q 1 Q 2 Qv Figuur 1 laat een collectieve vraaglijn zien. Een punt op de lijn geeft een bepaalde combinatie van de
Nadere informatie2.1 De vraag naar spijkerbroeken
2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een
Nadere informatieUIT accijns en btw
Kostprijsverhogende belastingen. Zowel accijnzen als BTW zijn kostprijsverhogende belastingen. Zowel accijnzen als de BTW zijn indirecte belastingen. Ze worden via de tussenhandel geheven en niet direct
Nadere informatiegespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf
De markt voor de varkenshouderij in Nederland Structuur In Nederland worden op ongeveer 1. bedrijven varkens gehouden. Het aantal bedrijven met varkens is de afgelopen jaren duidelijk afgenomen (figuur
Nadere informatiePRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012
AMS FOCUS 212 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 212 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto
Nadere informatieInleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1
Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker
Nadere informatieSamenvatting Economie Consument en Producent
Samenvatting Economie Consument en Producent Samenvatting door een scholier 1055 woorden 29 oktober 2004 6,1 60 keer beoordeeld Vak Economie Consument en producent. Hoofdstuk 1: De klant. Marktaandeel
Nadere informatieTe weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.
Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2006-II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet
Nadere informatieUIT elasticiteiten
Wat is een elasticiteit. Een elasticiteit is niets anders dan een verband tussen twee variabelen (grootheden of factoren). Omdat economen erg geïnteresseerd zijn in het effect van de prijs op de hoogte
Nadere informatie1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie
1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering
Nadere informatieUIT theorie ASAD
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm
Nadere informatieINSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia
INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE Studie in opdracht van Fevia Inhoudstafel Algemene context transport voeding Enquête voedingsindustrie Directe
Nadere informatieOefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-I
4 Antwoordmodel Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 voorbeelden van juiste antwoorden: Een antwoord
Nadere informatieBeleidinstrumenten eiwittransitie: de eiwitpuzzel
Beleidinstrumenten eiwittransitie: de eiwitpuzzel De rol van prijsinstrumenten CE Delft, Martijn Blom Inhoud presentatie 1. Waarom overheidsbeleid? milieueffecten maatschappelijke kosten 2. Handvaten voor
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatie1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieHoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken 1 Elasticiteiten en Schokken - Inhoudstafel 1. Elasticiteiten 2. De markt in werking 3. Prijsregulering 4. Quota s 5. Indirecte belastingen
Nadere informatieEindexamen economie pilot vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieDomein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet van 3 producten,
Nadere informatieExamen HAVO. Economie 1
Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed
Nadere informatiegevraagde hoeveelheid ( mln kilo) P prijs in euro s per kilo varkensvlees aangeboden hoeveelheid ( mln kilo)
Opgave 3 Faalt de markt of faalt de overheid? In een Europees land is de productie van varkensvlees verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de totale uitstoot van broeikasgassen door de landbouw.
Nadere informatieEen overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.
Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag
Nadere informatieVleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014. David Verhoog, Hans Wijsman en Ida Terluin
Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014 David Verhoog, Hans Wijsman en Ida Terluin Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2014 David Verhoog, Hans Wijsman
Nadere informatieDit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.
Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van
Nadere informatieSamenvatting Economie Rekonomie
Samenvatting Economie Rekonomie Samenvatting door een scholier 1570 woorden 24 oktober 2011 5,3 76 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Rekonomie Hoofdstuk 1 De cijfers achter de komma worden ook
Nadere informatieDE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW
FOCUS 214 DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 214 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto
Nadere informatieHet verlaagde btw-tarief voor sierteeltproducten. Situatie 2010
Het verlaagde btw-tarief voor sierteeltproducten Situatie 2010 Het verlaagde btw tarief voor sierteeltproducten Situatie 2010 Frank Bunte Niels van der Poel LEI rapport 2010 070 September 2010 Projectcode
Nadere informatieTanja de Koeijer, Harry Luesink en Gideon Kruseman (LEI Wageningen UR) November 2013
Bijlage notitie 9. Ex ante evaluatie mestbeleid 213 Effect van verplichte mestverwerking op de afzetprijs van mest: 1: Empirisch-theoretische relatie tussen vraag en van. Tanja de Koeijer, Harry Luesink
Nadere informatieMarges in de voedingsmiddelenkolom
Marges in de voedingsmiddelenkolom Nico Bondt 1, LEI, Den Haag, november 22 1. Inleiding Het aandeel van de primaire sector in de consumentengulden is de afgelopen tien jaar gedaald (De Bont e.a., 2).
Nadere informatieHerhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten
Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid
Nadere informatieHoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming
Nadere informatieProductierekening 2005
Productierekening 2005 December 2006 Els Demuynck Els Bernaerts Jonathan Platteau Beleidsdomein Landbouw en Visserij Afdeling Monitoring en Studie (AMS) Leuvenseplein 4 1000 Brussel De productierekening
Nadere informatieConstante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.
Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2008-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 ja De prijselasticiteit
Nadere informatieEindexamen economie vwo 2010 - I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieMACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD
pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn
Nadere informatieTabel 1. Kengetallen van de intensieve veehouderij in 2005, in het referentiescenio in 2018 en bij doorvoering van het burgerinitatief in 2018.
SAMENVATTING Het burgerinitiatief van Milieudefensie en Jongeren Milieu Actief omvat, kort samengevat, de volgende elementen: een halvering van de veestapel in de intensieve veehouderij door middel van
Nadere informatieGroei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2
Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,
Nadere informatieUitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit
Nadere informatieKaarten module 4 derde klas
1. Uit welke twee onderdelen bestaan de totale kosten? 2. Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 3. Geef 2 voorbeelden van vaste (of constante) kosten. 4. Waar is de totale winst gelijk aan? 5. Geef
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieEindexamen economie pilot havo II
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieSamenvatting Economie Vervoer
Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------
Nadere informatieSamenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen
Samenvatting Er bestaan al jaren de zogeheten Richtlijnen voor goede voeding, die beschrijven wat een gezonde voeding inhoudt. Maar in hoeverre is een gezonde voeding ook duurzaam? Daarover gaat dit advies.
Nadere informatieModule 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging
Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit
Nadere informatieEindexamen havo economie 2012 - II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten
Nadere informatieDomein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman
Domein Markt Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit Uitwerking vwo Frans Etman Opgave 1 Opgave 2 1.Lees in de grafiek af hoe hoog de totale omzet (TO) en de totale kosten (TK) is bij een afzet
Nadere informatieEven voorstellen! Anne-Corine Vlaardingerbroek Manager MVO
Welkom Even voorstellen! Anne-Corine Vlaardingerbroek Manager MVO Inhoudsopgave 1. Jumbo Supermarkten 2. Duurzaam ondernemen bij Jumbo 3. Marktontwikkelingen dierlijke keten 4. Jumbo en de dierlijke keten
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2000-II
Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking
Nadere informatieModal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse
Modal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse Sytze Rienstra en Jan van Donkelaar, 15 januari 2010 Er is de laatste tijd bij de beoordeling van projecten voor de binnenvaart veel discussie over
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) havo 5
Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte
Nadere informatieSCHATTING BBO OPBRENGSTEN
SCHATTING BBO OPBRENGSTEN 1. Opbrengsten BBO aan overheidsinkomsten Voordat wordt ingegaan op de opbrengsten die de BBO aan Lands kas zal bijdragen, wordt stilgestaan bij het gegeven dat het BBO-stelsel
Nadere informatieDe agrarische handel van Nederland in 2010
De agrarische handel van Nederland in 1. Opvallende ontwikkelingen Wereldhandel in agrarische producten daalde in met ruim 10%, maar vertoont in weer herstel Nederlandse agrarische export groeit in naar
Nadere informatieEco samenvatting; hs 2 + 5
Samenvatting door Inge 1413 woorden 12 januari 2014 7,5 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Eco samenvatting; hs 2 + 5 2.1 Hoe verkoop je een product? Martkaandeel is het aandeel van een product
Nadere informatieExamen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl
Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Examen HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 2 VHBO Tijdvak 3 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit
Nadere informatieVleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, Ida Terluin, David Verhoog, Hans Dagevos, Peter van Horne en Robert Hoste
Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2016 Ida Terluin, David Verhoog, Hans Dagevos, Peter van Horne en Robert Hoste Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005-2016
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) volkomen concurrentie bij (2) niet bij (3)
Nadere informatieHoofdstuk 8. De kosten van belastingen
Hoofdstuk 8 De kosten van belastingen Inleiding In dit hoofdstuk gebruiken we de concepten van vraag en aanbod om de effecten van diverse vormen van overheidsbeleid te analyseren. Tegelijk wordt iets gezegd
Nadere informatieEindexamen economie 1 vwo 2001-II
4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging
Nadere informatieEindexamen vwo economie pilot 2012 - II
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 290 100% = 117,9% 306 160 + 100 Een andere juiste
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 havo 2002-II
4 Antwoordmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 1,5
Nadere informatieVraag Antwoord Scores. indien drie juist 2 indien twee juist 1 indien één of geen juist 0
Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) prijs-afzetlijn bij (2) onvolkomen bij (3) proportioneel indien drie juist 2 indien twee juist 1 indien één of geen juist 0 2 maximumscore 1 TO (Q=90) = 90 30 = 2.700
Nadere informatieeconomie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.
Examen HAVO 2007 tijdvak 1 maandag 21 mei totale 13.30 examentijd - 16.003 uur economie 1 Compex Vragen 1 tot en met 20 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.
Nadere informatiePRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013
FOCUS 214 PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 213 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij 1. Blik op de productierekeningen 2. Productiewaarde 3. Intermediair verbruik 4. Netto
Nadere informatieInternationale varkensvleesmarkt 2012-2013
Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt
Nadere informatieAandeel MKB in buitenlandse handel en investeringen
Rapport Aandeel MKB in buitenlandse handel en investeringen Drie afbakeningen van het MKB Oscar Lemmers Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Er waren geen
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
Nadere informatieKOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN. In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie: Qa = 60P
pdf06 KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTINGEN In de onderstaande getallenvoorbeelden gaan we uit van de aanbodfunctie:. Door aan producenten opgelegde belastingen (bijvoorbeeld accijnzen, invoerrechten, milieuheffingen
Nadere informatieOp elkaar reageren? Kolomspeler. Rijspeler. Is prijsverlaging zinvol? Opbrengstenmatrix. Schoenengigant. Geen prijsverlaging
It s a deal! Kolomspeler Schoenengigant Rijspeler Geen prijsverlaging Footfeel Geen prijsverlaging ( 4500; 6000) Is prijsverlaging zinvol? Schoenengigant Geen prijsverlaging Footfeel Geen prijsverlaging
Nadere informatie1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:
Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt
Nadere informatieRemediëringstaak: Vraag en aanbod
Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die
Nadere informatieDeze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.
SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 15:30-17:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina
Nadere informatie1 De bepaling van de optimale productiegrootte
1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem
Nadere informatieConvenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011
Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009 t/m 2011 s-gravenhage, 19 mei 2009 Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten (Tussensegmenten) 2009
Nadere informatieMarktontwikkelingen varkenssector
Marktontwikkelingen varkenssector 1. Inleiding In de deze nota wordt ingegaan op de marktontwikkelingen in de varkenssector in Nederland en de Europese Unie. Waar mogelijk wordt vooruitgeblikt op de te
Nadere informatie5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober 2015 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Opbrengst, totale kosten en winst De opbrengst of omzet wordt uitgedrukt in geld (euro s) en
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 15
Extra opgaven hoofdstuk 15 Opgave 1 Veronderstel dat de oliemarkt wordt beschreven door het onderstaande model (1) q v = 20 p + 16.000 p prijs per vat olie in euro s (2) q a = 20 p q v, q a aangeboden,
Nadere informatiePW EXTRA: Remediëringstaak
Naam: Nummer: Klas: 5 ECMT-ECWI PW EXTR: Remediëringstaak Lkr.: R. De Wever Herfstvakantie 2016 1. Herstudeer eerst de leerstof economie van Thema 1. 2. Hermaak schriftelijk een selectie van de klassikaal
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge / hogere inflatie in de komende periode verwachten. 2 maximumscore 2 Een
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Module 3 Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 2339 woorden 8 maart 2004 4,9 19 keer beoordeeld Vak Methode Economie ViaDELTA Economie - Module 3 - Hoofdstuk 1: Markten Vraag
Nadere informatie