Antwoorden hoofdstuk 14

Transcriptie

1 Antwoorden hoofdstuk 14 Opgave x 27 = Variabele kosten: x 12 = Dekkingsbijdrage: Constante kosten: Winst: Opgave x 35 = Variabele kosten: x ( ) = Contributiemarge: Constante kosten: ( ) Winst: Opgave x 30 = Variabele kosten: x ( ,50) = Dekkingsbijdrage: Constante kosten: ( ) Winst: Opgave x 10 = Variabele kosten: x 3 = Contributiemarge: Constante kosten: Winst: C + Tv = = = 8 N d. Verkoopresultaat x ( 10-8) = Onderbezetting ( ) x 5 = Winst volgens integrale kostprijs e. De winsten zijn aan elkaar gelijk. f. Er is geen voorraadmutatie. Oftewel, de geproduceerde hoeveelheid is exact gelijk aan de verkochte hoeveelheid. Antwoorden hoofdstuk 14 1

2 g. Verkoopresultaat x ( 10 8) = Onderbezetting ( ) x 5 = Winst volgens integrale kostprijs h x 10 = Variabele kosten: x 3 = Dekkingsbijdrage: Constante kosten: Winst: i. Van de geproduceerde hoeveelheid ( stuks) zijn stuks overgebleven. Die staan nu op de balans. Bij de integrale kostprijsmethode voor x 8 en bij D.C. voor x 3. Het verschil is x 5 = Als de debetzijde van de balans bij de integrale kostprijsmethode hoger is, moet de creditzijde ook hoger zijn. Dat is de winst en wijkt dus af met D.C. Opgave 14.5 Het is handig om bij het eerder vertoonde schema bij de winstberekening volgens direct costing van beneden naar boven te gaan. We krijgen dan: Dekkingsbijdrage: Moet dus zijn: Constante kosten: Het bovenste gedeelte wordt dan als volgt ingevuld: afzet x 15 = 0 Variabele kosten: afzet x 10 = 0 Dekkingsbijdrage: afzet x De gevraagde afzet ( de break even afzet) is = stuks 5 Break even omzet wordt x 15 = De onderste helft van het schema ziet er nu als volgt uit: Dekkingsbijdrage: Moet dus nu zijn: Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Het bovenste gedeelte wordt dan: afzet x 15 = 0 Variabele kosten: afzet x 10 = 0 Dekkingsbijdrage: afzet x Antwoorden hoofdstuk 14 2

3 De gevraagde afzet is dan = stuks. Dus bij een afzet van stuks is 5 de winst Opgave 14.6 afzet x 128,75 = Variabele kosten: afzet x 21,25 = Dekkingsbijdrage: Moet zijn: afzet x 107, Constante kosten: Break-even afzet is = stuks 107,50 Break-even omzet bedraagt: x 128,75 = afzet x 128,75 = Variabele kosten: afzet x 21,25 = Dekkingsbijdrage: Moet zijn: afzet x 107, Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Een afzet van = stuks wordt een winst behaald van ,50 Opgave 14.7 afzet x 88,50 = Variabele kosten: afzet x 31,80 = Dekkingsbijdrage: Moet zijn: afzet x 56, Constante kosten: Break-even afzet is = stuks 56,70 afzet x 88,50 = Variabele kosten: afzet x 31,25 = Dekkingsbijdrage: Moet zijn: afzet x 56, Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Een afzet van = stuks wordt een winst behaald van ,70 Dit is bij een omzet van x 88,50 = Antwoorden hoofdstuk 14 3

4 Opgave Variabele kosten: Contributiemarge: Constante kosten: Winst: Als de variabele kosten niet per artikel zijn gegeven, moeten we de variabele kosten uitdrukken in een percentage van de omzet. Verder werken we net zoals bij de vorige drie Opgaven weer van beneden naar boven: De variabele kosten zijn x 100 % is 75 % van de omzet Variabele kosten: 75 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 25 % van de omzet Constante kosten: De break-even omzet is x 100 % = Variabele kosten: 75 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 25 % van de omzet Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Bij een omzet van x 100 % = is de winst Opgave Variabele kosten: Contributiemarge: Constante kosten: Winst: De variabele kosten zijn x 100 % is 80 % van de omzet Antwoorden hoofdstuk 14 4

5 Variabele kosten: 80 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 20 % van de omzet Constante kosten: De break-even omzet is x 100 % = Variabele kosten: 80 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 20 % van de omzet Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Bij een omzet van x 100 % = is de winst Opgave De productie van stuks P en stuks Q vergen: x x 0,5 = machine-uren. Beschikbaar machine-uren Te weinig machinecapaciteit: 300 machine-uren De bottle neck is de machinecapaciteit. We gaan op zoek naar de hoogste contributiemarge per eenheid knelpuntsfactor, hier 1 machine-uur. aan product P levert een contributiemarge op van = 31 1 aan product Q levert een contributiemarge op van = 32 0,5 N.B. Bedenk, dat in 1 uur 2 producten Q gefabriceerd kunnen worden. Conclusie: eerst zoveel mogelijk producten Q fabriceren en de resterende machinecapaciteit aanwenden voor product P stuks Q vergen x 0,5 = 700 machine-uren. Resterende machinecapaciteit is = 900 machine-uren. Hierin kunnen 900: 1 = 900 producten P worden gefabriceerd. De productiemix wordt dus: 900 stuks P en stuks Q. Antwoorden hoofdstuk 14 5

6 Opgave De productie van stuks R, stuks S en 800 stuks T vergen: x x 1, x 0,5 = machine-uren. Beschikbaar machine-uren Te weinig machinecapaciteit: 750 machine-uren De bottle neck is de machinecapaciteit. We gaan op zoek naar de hoogste contributiemarge per eenheid knelpuntsfactor, hier 1 machine-uur. aan product R levert een contributiemarge op van 35 9 = 13 2 aan product S levert een contributiemarge op van = 10 1,5 aan product T levert een contributiemarge op van = 16 0,5 Conclusie: eerst zoveel mogelijk producten T fabriceren, dan R en de resterende machinecapaciteit aanwenden voor product S. 800 stuks T vergen 800 x 0,5 = 400 machine-uren en stuks R vereisen x 2 = machine-uren. Resterende machinecapaciteit is ( ) = machine-uren. Hierin kunnen 2.100: 1,5 = producten S worden gefabriceerd. De productiemix wordt: 800 stuks T, stuks R en stuks S. Opgave = x 14 = Variabele kosten: x 4 = Contributiemarge: Constante kosten: Winst: C + Tv = = = 11 N d. Verkoopresultaat x ( 14 11) = Onderbezetting ( ) x 7 = Winst volgens integrale kostprijs Antwoorden hoofdstuk 14 6

7 e. Van de geproduceerde hoeveelheid van stuks zijn stuks verkocht. Dit kan doordat van de beginvoorraad stuks zijn verkocht. Deze stuks zijn bij de integrale kostprijsmethode op kostprijs verkopen afgeboekt voor x 11 en bij direct costing voor x 4. Aangezien bij beide systemen de rekening opbrengst verkopen voor het zelfde omzetbedrag is geboekt ( x 14), moet er een verschil in winst ontstaan van x 7 ( 11 4) = Doordat het bedrag bij kostprijs verkopen bij direct costing lager is, moet de winst bij dat systeem dus hoger zijn. Opgave De integrale kostprijs bedraagt: = = Verkoopresultaat x ( 10 8) = Overbezetting ( ) x 5 = Winst volgens integrale kostprijs x 10 = Variabele kosten: x 3 = Contributiemarge: Constante kosten: Winst: Er is sprake van een voorraadtoename van stuks. Er zijn meer geproduceerd dan verkocht. Deze producten staan bij integrale kostprijs op de balans ook voor Tc, bij direct costing niet. Het verschil in winst moet dus zijn x Tc = x 5 = Opgave Break-even berekeningen zijn gebaseerd op het onderscheid in constante en variabele kosten. N.B. omzetprovisie is variabel, de overige kosten zijn constant Variabele kosten: Contributiemarge: Constante kosten: Verlies: Antwoorden hoofdstuk 14 7

8 De variabele kosten zijn x 100 % is 60 % van de omzet Variabele kosten: 60 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 40 % van de omzet Constante kosten: De break-even omzet is x 100 % = Variabele kosten: 60 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 40 % van de omzet Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Bij een omzet van x 100 % = is de winst d. We krijgen nu het volgende overzicht: Variabele kosten: 60 % van de omzet Dekkingsbijdrage: 40 % van de omzet Constante kosten: Moet worden (sluitpost) 16 % van de omzet Winst: Moet nu zijn: 24 % van de omzet Bij een omzet van x 100 % = is de winst 24 % van de omzet. 16 Opgave Variabele kosten: Contributiemarge: Constante kosten: Verlies: Antwoorden hoofdstuk 14 8

9 De variabele kosten zijn x 100 % is 65 % van de omzet Variabele kosten: 65 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 35 % van de omzet Constante kosten: De break-even omzet is x 100 % = Variabele kosten: 65 % van de omzet Dekkingsbijdrage: Moet zijn: 35 % van de omzet Constante kosten: Winst: Moet nu zijn: Bij een omzet van x 100 % = is de winst d. We krijgen nu het volgende overzicht: Variabele kosten: 65 % van de omzet Dekkingsbijdrage: 35 % van de omzet Constante kosten: Moet worden (sluitpost) 20 % van de omzet Winst: Moet nu zijn: 15 % van de omzet Bij een omzet van x 100 % = is de winst 15 % van de omzet. 20 Opgave x 3,20 = Variabele kosten: x x 1,60 = Contributiemarge: Constante kosten: Winst: Voor de eerste stuks is de contributiemarge 3,20 2 = 1,20 per stuks. Bij verkoop van de eerste stuks zijn x 1,20 = aan constante kosten terugverdiend. Daarna moet nog = aan constante kosten terugverdiend worden. Vanaf artikel 2001 is de contributiemarge per stuk 3,20 80% van 2 = 1,60. De resterende constante kosten worden dan terugverdiend met : 1,60 = stuks. Er moeten dus in totaal = stuks worden verkocht. Antwoorden hoofdstuk 14 9

10 Opgave De productie van 800 stuks A, 600 stuks B en 500 stuks C vergen: 800 x 3, x 2, x 1,75 = machine-uren. Beschikbaar machine-uren Te weinig machinecapaciteit: machine-uren We gaan op zoek naar de hoogste contributiemarge per eenheid knelpuntsfactor. aan product A levert een contributiemarge op van = 66 3,5 aan product B levert een contributiemarge op van = 74 2,5 aan product C levert een contributiemarge op van = 68 1,75 Conclusie: eerst zoveel mogelijk producten B fabriceren, dan C en de resterende machinecapaciteit aanwenden voor product A. 600 stuks B vergen 600 x 2,5 = machine-uren en 500 stuks C vereisen 500 x 1,75 = 875 machine-uren. Resterende machinecapaciteit is ( ) = machine-uren. Hierin kunnen 1.750: 3,5 = 500 producten A worden gefabriceerd. De productiemix wordt: 600 stuks B, 500 stuks C en 500 stuks A Totale contributiemarge van 500 stuks A 500 x ( ) = Totale contributiemarge van 600 stuks B 600 x ( ) = Totale contributiemarge van 500 stuks C 500 x ( ) = Totale contributiemarge (alle producten) Constante kosten Winst Opgave We gaan op zoek naar de hoogste contributiemarge per eenheid knelpuntsfactor. aan product A levert een contributiemarge op van = 54 1,5 aan product B levert een contributiemarge op van = 52 1 aan product C levert een contributiemarge op van = 60 0,5 Antwoorden hoofdstuk 14 10

11 Het productieschema is C, dan A en dan B. 400 stuks C vergen 400 x 0,5 = 200 machine-uren en 600 stuks A vereisen 600 x 1,5 = 900 machine-uren. Resterende machinecapaciteit is ( ) = 100 machine-uren. Hierin kunnen 100 : 1 = 100 producten B worden gefabriceerd. De productiemix wordt: 400 stuks C, 600 stuks A en 100 stuks B. Totale contributiemarge van 600 stuks A 600 x ( ) = Totale contributiemarge van 100 stuks B 100 x ( ) = Totale contributiemarge van 400 stuks C 400 x ( ) = Totale contributiemarge (alle producten) Constante kosten Winst Antwoorden hoofdstuk 14 11