Voorgenomen besluiten naar aanleiding van de bestuurlijke conferentie decentralisatie zorg voor jeugd, 10 april 2013

Transcriptie

1 Voorgenomen besluiten naar aanleiding van de bestuurlijke conferentie decentralisatie zorg voor jeugd, 10 april 2013 Wethouders jeugdzorg 9 samenwerkende gemeenten Haaglanden De heer J. Bolte (wethouder gemeente Rijswijk) Mevrouw drs. S. Bruines (wethouder gemeente Leidschendam-Voorburg) De heer drs. K. Klein (wethouder gemeente Den Haag) De heer L. Vokurka (wethouder gemeente Delft) Mevrouw M.A.A. de Goeij-van der Klugt (wethouder gemeente Westland) Mevrouw M.E. van Leeuwen (wethouder gemeente Zoetermeer) Mevrouw T. Van Nimwegen-Van Wieringen (wethouder gemeente Midden Delfland) Mevrouw J. Van Egmond (wethouder gemeente Pijnacker-Nootdorp) Mevrouw mr F. Koser Kaya (wethouder gemeente Wassenaar) Vooraf 1. Tijdens de bestuurlijke conferentie op 10 april 2013 zijn de onderhavige voorgenomen besluiten besproken en is besloten dat deze voorgenomen besluiten opgevat kunnen worden als voorstellen van de negen wethouders aan hun eigen college ten behoeve van besluitvorming in de eigen gemeente. Eind mei 2013 wordt een volgende bestuurlijke conferentie georganiseerd waarin besluitvorming over de onderhavige voorgenomen besluiten wordt geagendeerd. NB! Voor alle onderhavige voorgenomen besluiten is het vertrekpunt het brede sociale domein, tenzij er expliciet vermeld staat dat het voorgenomen besluit alleen betrekking heeft op de zorg voor jeugd. Regionale samenwerking 2. De 9 gemeenten hebben in het akkoord van Wassenaar afgesproken om regionaal samen te werken. In dit proces is ruimte voor aansluiting van andere gemeenten. Regionaal samenwerken wordt geoperationaliseerd als samenwerken ten aanzien van de zwaardere vormen van specialistische zorg. Het gaat hierbij in elk geval om: AMHK, crisiszorg, de jeugdreclassering, jeugdbescherming, woonvormen met zorg, pleegzorg en open & gesloten klinische zorg. Daarbij is samenhang in het sociale domein het uitgangspunt, met inachtneming van het tempo dat noodzakelijk is om de decentralisatie jeugdzorg te realiseren. Met deze operationalisatie, is het minimale niveau van samenwerken gedefinieerd en wordt daarmee voldaan aan de Plasterk-vraag. 3. Om vorm te kunnen geven aan de regionale samenwerking is een gezamenlijke infrastructuur nodig. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de periode 1/1/2014 tot 1/1/2015 (transitie), de periode 1/1/2015 1/1/2016 (overbrugging / continuïteit van zorg) en de periode vanaf 1 januari 2016 (lokale verantwoordelijkheid, transformatie). Met het oog op het voornemen tot opheffing van het Stadsgewest per 1 januari 2014 is het van belang om op korte termijn de continuïteit van de zwaardere vormen van specialistische zorg te waarborgen (uiterlijk 1 juli 2013 duidelijkheid). Vooralsnog wordt voor een periode van 4 jaar ( ) een gezamenlijke infrastructuur ingericht, met een besluitvormingsmoment over de wijze van 1

2 continuering eind Elke wethouder draagt zorgt voor opdrachtverstrekking van zijn of haar college aan de ambtelijke organisaties van de 9 samenwerkende gemeenten. Dat betekent feitelijk dat de directeuren (c.q. ambtelijke vertegenwoordigers van overeenkomstig niveau) van de 9 samenwerkende gemeenten de opdracht krijgen om zorg te dragen voor: a. het formuleren van gezamenlijke kaders: duidelijk perspectief van innovatie en efficiency voor zowel de inhoudelijke als de sturingsvraagstukken én garantie van continuïteit van zorg. De inhoudelijke doorontwikkeling en toetsing aan de praktijk moet in 2013 zijn afgerond, zodat vanaf 1 januari 2014 de implementatie kan plaatsvinden. Een voorstel voor gezamenlijke kaders wordt voorgelegd op de bestuurlijke conferentie eind mei b. het uitwerken van een voorstel voor een gezamenlijke infrastructuur waarin samenwerking voor de zwaardere vormen van specialistische zorg wordt uitgewerkt. Voor de juridische structuur worden verschillende varianten onderzocht, rekening houdend met de eisen die in de brief van BZK (15 maart jl.) daaraan worden gesteld. Dit wordt verankerd volgens de principes van lokaal opdrachtgeverschap, regionaal organiseren en (waar mogelijk) lokaal implementeren. Het voorstel is 1 juli 2013 gereed voor besluitvorming in een bestuurlijk overleg. c. het uitwerken van een voorstel voor een selectie van (jeugd)zorgorganisaties, die betrokken worden bij het ontwikkel- en innovatieproces gedurende Bij de selectie wordt rekening gehouden met de slagvaardigheid (beperkte omvang), representativiteit en innovatiekracht. d. het uitwerken van een werkproces c.q. werkvorm waardoor cliënten een actievere rol krijgen, hoofdzakelijk daar waar het specialistische vormen van zorg betreft. Uitgangspunten voor de samenwerking (conform akkoord van Wassenaar): het terugbrengen van zwaardere zorg naar lichtere zorg; specialismen inzetten in de lokale situatie; ondersteuning in de eigen leefomgeving en een effectieve en doelmatige inrichting van het ondersteuningsproces. Lokale zorg voor jeugd en bovenlokale vraagstukken 5. In de bijlage zijn de functionaliteiten genoemd die verankerd moeten worden zodat er een effectief, efficiënt en kwalitatief proces zorg voor jeugd ontstaat. Het is aan elke individuele gemeente om te besluiten op welke wijze en op welk niveau (lokaal, bovenlokaal of regionaal) deze functionaliteiten belegd worden. Het verankeren van deze functionaliteiten is randvoorwaardelijk voor het participeren in de regionale samenwerking ten aanzien van zwaardere specialistische vormen van zorg. Uiterlijk 31 mei 2013 geven de gemeenten aan ten behoeve van de bestuurlijke conferentie in mei 2013 op welke wijze zij deze functionaliteiten willen borgen. 6. Voor de wijze waarop deze functionaliteiten in de lokale situatie organisatorisch worden geborgd, zijn er drie varianten (zie bijlage). De keuze hiervoor leidt tot een van de drie varianten voor de wijze waarop specialistische expertise georganiseerd wordt (zie bijlage). Gezien de inhoudelijke uitgangspunten van de stelselwijziging is het van belang de specialistische expertise op regionaal niveau te ontwikkelen en verbinding te leggen met de (boven)lokale ontwikkelvraagstukken. Tussengevoegd voorgenomen besluit 2

3 6A. De 9 gemeenten geven uiterlijk in de derde week van mei aan voor welke variant zij willen kiezen met betrekking tot de inrichting van de frontlijn en de zwaarte en inrichting van de specialistenpool (=keuze uit 2x 3 varianten). Daarnaast geven zij inzicht in de stand van zaken van het besluitvormingsproces binnen Colleges en Raden. In de bestuurlijke conferentie eind mei 2013 wordt op basis hiervan de gezamenlijke strategie ten aanzien van het zorgaanbiedersveld bepaald: (A) een opdracht formuleren door de samenwerkende gemeenten ten behoeve van het uitwerken van verschillende varianten of (B) in de bestuurlijke conferentie uitdiscussiëren van de varianten tot één gezamenlijke variant. Op basis van de keuze voor (A) of (B) wordt het proces en de kaders bepaald. 7. Elke gemeente levert uiterlijk 1 januari 2014 een plan op, ter toetsing aan de randvoorwaarden voor regionale samenwerking, dat gericht is op de lokale inrichting van de zorg voor jeugd op basis van de beleidsvisie van de gemeente. In dit plan is een projectplanning opgenomen die gericht is op het waarborgen van de gemeentelijke verantwoordelijkheid per 1 januari Elke wethouder draagt zorg voor opdrachtverstrekking van zijn of haar college aan de ambtelijke organisaties van de 9 samenwerkende gemeenten. Dat betekent feitelijk dat de directeuren (c.q. ambtelijke vertegenwoordigers van overeenkomstig niveau) van de 9 samenwerkende gemeenten de opdracht krijgen om zorg te dragen voor: a. Het inrichten van een gezamenlijk proces en infrastructuur (zie ook voorgenomen besluit 4) waarin de instellingen wordt gevraagd innovatief en efficiënt invulling te geven aan de verschillende varianten (zie voorgenomen besluit 5). De bestuurders monitoren de inhoudelijke ontwikkeling en voortgang. b. Het formuleren van kaders waarbinnen de opdracht van de instellingen plaatsvindt: innovatie, efficiency, effectiviteit, kwaliteit, kostenbesparing, continuïteit. c. Het ontwikkelen van een toetsingskader waaraan de opdracht van de instellingen moet voldoen: bekostigingseisen, breed sociaal domein, organisatorische (on)mogelijkheden, opdrachtgeverschap, actieve rol voor de cliënt. Daarbij is er expliciet oog voor de financiële consequenties van de varianten. d. Het vormgeven van een helder opdrachtgever- en opdrachtnemerschap tussen gemeenten en instellingen. Dat betekent dat er sprake is van een gezamenlijk ontwikkelproces van instellingen en gemeenten binnen afgesproken kaders en termijnen. e. Formuleren van criteria ten behoeve van de selectie van innovatieve partners in de regio. Deze criteria worden geagendeerd in de bestuurlijke conferentie van eind mei Op basis hiervan vindt de selectie plaats. 9. De contouren van de kaders en het proces waarbinnen de opdracht aan de instellingen plaatsvindt, wordt geagendeerd op de bestuurlijke conferentie in mei Het voorstel is 1 juli 2013 gereed voor besluitvorming in een bestuurlijk overleg. Financiële aspecten 10. Elke wethouder draagt zorgt voor opdrachtverstrekking van zijn of haar college aan de ambtelijke organisaties van de 9 samenwerkende gemeenten. Dat betekent feitelijk dat de directeuren (c.q. ambtelijke vertegenwoordigers van overeenkomstig niveau) van de 9 samenwerkende gemeenten de opdracht krijgen om zorg te dragen voor het ontwikkelen van inkoop-, verdeel- en bekostigingsmodellen ten behoeve van de zorg voor jeugd. In de resulterende modellen zijn financiële prikkels verwerkt die er toe leiden dat een beroep op zwaardere vormen van specialistische zorg afneemt en 3

4 specialisme eerder en beter aan de voorkant (in de lokale situatie) beschikbaar is. Deze voorstellen richten zich op de zorg die regionaal georganiseerd gaat worden. 11. Vanuit de gezamenlijke 9 gemeenten in Haaglanden wordt aan het Stadsgewest en de instellingen die actief zijn in de regio, opdracht gegeven een verdere analyse te maken van een uitsplitsing van de zwaardere zorgvormen: trajecten per zorgvorm, per gemeente. In de financiële analyse worden aanvullende kostenposten 1 meegenomen. Dit is een uitbreiding van de Startfoto. Hiervoor wordt tevens contact gezocht met het Zorgkantoor en het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). 12. Vanuit de ambtelijke projectorganisatie worden de jeugdzorgaanbieders (die aanwezig waren op de conferentie van 20 maart jl.) geïnformeerd over de stand van zaken na de bestuurlijke conferentie van 10 april en over de planning van het vervolg. 1 hulpmiddelen die nu in het kader van de Wmo aan jeugdigen worden versterkt; outreachend jongerenwerk dat gericht is op risicogroepen; VVE en VSV 4

5 Bijlage Beslispunt 5: Functionaliteiten (frontlijnprofessionals) Proces van het kind Functionaliteiten Wat is er aan de hand? - Ernst van het probleem in beeld brengen: de probleemanalyse - Taxeren welke specialistische hulp / kennis / diagnoses nodig is om het probleem scherp in beeld te krijgen: om de probleemanalyse af te kunnen maken. - Beoordelen veiligheid van het kind en eventueel melden aan de RvdK Wat is er nodig? - Voorstel maken voor hulp die nodig is voor de korte en langere termijn - Beoordelen of een specifieke methode zinvol is (familienetwerkberaad, eigenkracht conferentie, JPT-12- aanpak) - Beoordelen noodzaak tot plaatsing in instelling (zware vormen van specialistische zorg) Wie gaat dat doen? - Voorstel maken voor de organisatie(s) die zorg gaat / gaan leveren Wie is in the lead? - Voorstel maken voor de coördinatie van zorg die nodig is en het voordragen van een zorgcoördinator Hoe gaan we het organiseren? Wanneer sluiten we de zorg af? - Eén plan maken - Monitoren of ingezette zorg het juiste effect heeft en waar nodig andere zorg inzetten - Beoordelen of de zorg beëindigd kan worden - Bepalen hoe de nazorg wordt vormgegeven Beslispunt 6: Hoofdvarianten voor de inrichting van de lokale situatie (frontlijnprofessional) Varianten Brede teams gericht op jeugd, inclusief specialistische kennis en begeleiding Generalistische teams gericht op jeugd Toelichting - Teams bestaan uit frontlijnprofessionals die hoofdzakelijk gericht zijn op het domein jeugd en de leefomgeving van de jeugdige. - Frontlijnprofessionals hebben verschillende achtergronden, generalistische expertise en hebben elk een eigen specialisatie (w.o. kennis van JB en JR) waardoor een breed spectrum van kijken en handelen mogelijk is. - Ook de voormalige jb- en jr-begeleiding wordt ondergebracht in frontlijnteams waardoor de teams het hele spectrum van vrijwillig en gedwongen kunnen bestrijken. - Teams bestaan uit frontlijnprofessionals die hoofdzakelijk gericht zijn op het domein jeugd en de leefomgeving van de jeugdige - Frontlijnprofessionals hebben verschillende achtergronden en hoofdzakelijk generalistische expertise - Meer specialistische vormen van begeleiding wordt buiten de frontlijn georganiseerd. Vaak schakelen de frontlijnmedewerkers deze vorm van begeleiding zelf in. 5

6 Brede sociale wijkteams - De voormalige jb- en jr-begeleiding wordt niet ondergebracht in frontlijnteams - Teams bestaan uit frontlijnprofessionals die gericht zijn op het integrale sociale domein. - Frontlijnprofessionals hebben verschillende achtergronden, met hoofdzakelijk een generalistische expertise. Veelal HBO-ers afkomstig uit de verschillende domeinen. Ook afhankelijk van de problematiek in een wijk. - Specialistische vormen van begeleiding (breed sociaal domein) wordt door de sociale wijkteams georganiseerd, maar niet ondergebracht in de teams. Beslispunt 6: Hoofdvarianten voor de inrichting van de bovenlokale situatie (specialistische kennis) Variant Smalle specialistenpool Brede specialistenpool Brede specialistenpool Plus Toelichting - Veel gevraagde specialistische vormen van expertise rondom jeugdzorg onderbrengen in de frontlijn - Minder gevraagde vormen van specialistische kennis onderbrengen in specialistenpool - Alle vormen van specialistische kennis rondom jeugdzorg onderbrengen in specialistenpool - Specialistenpool breed samenstellen: alle vormen van specialistische kennis aangevuld met andere specialismen die relevant zijn voor het brede sociale domein De wijze waarop de specialistenpool gepositioneerd wordt kan binnen elk van de drie varianten worden vormgegeven: - Inkoop van advies en medisch oordeel bij dezelfde aanbieders die ook zorg leveren. Specialistenpool wordt vormgegeven uit specialisten die werkzaam zijn bij zorgaanbieders. - Inkoop van specialistische kennis wordt expliciet gescheiden van de inkoop van specialistische zorg. Specialisten zijn werkzaam zijn bij dezelfde zorgaanbieders die ook zorg leveren, maar advies en medisch oordeel wordt apart georganiseerd. - Inkoop van specialistische kennis wordt expliciet gescheiden van de inkoop van specialistische zorg. Specialisten zijn werkzaam bij een zelfstandige rechtspersoon. Dit betreft de veel gevraagde specialisten. Voor de minder frequent bevraagde specialisten geldt dat zij altijd bij één van de zorgaanbieders werkzaam zullen zijn. 6