Milieukundige en ruimtelijke aspecten inpassing De Koninggroep

Transcriptie

1 Bijlage 5, bij notitie Toezeggingen besloten inforonder BMD Milieukundige en ruimtelijke aspecten inpassing De Koninggroep 1. PLANVORMING DE KONINGGROEP. Tijdens de Inforonde van 1 maart 2012 heeft stedenbouwkundig bureau DHondt namens de Koninggroep een stedenbouwkundige verkenning gepresenteerd voor de realisatie van een maritiem centrum voor De Koninggroep op de locatie van de huidige camping in de nieuwe haven van Drimmelen. In de planvorming wordt uitgegaan van de volgende fasering in de uitvoering van de werkzaamheden: 1. Laad- en loskade bestaande haven 2. Amoveren opstallen camping 3. Hal 1: 25 x 50 x 15 m (1.250 m 2 ) met naastgelegen dienstenruimte van 10 x 40 x 8 m (400 m 2 ) 4. Terreininrichting voor hal 1 5. Hal 2: 20 x 50 x 12 meter (1.000 m 2 ) met naastgelegen dienstenruimte van 10 x 40 x 8 m (400 m 2 ) 6. Hal 3: 20 x 50 x 12 meter (1.000 m 2 ) met naastgelegen dienstenruimte van 6 x 24 x 7 m (144 m 2 ) 7. Horecalocatie: zoeken naar een passende bestemming 8. Kantoor: ca 600 m 2 bvo, naar behoefte De Koninggroep wil een in eerste termijn een plan indienen voor deze 8 punten, in totaal gaat het hierbij om ca m 2 bebouwing. Daarnaast wil de Koninggroep een aantal opties op termijn mogelijk maken: 9. Bouw hal 4-5-6, naar behoefte 10. Directe vaarverbinding met kanaal naar de Amer

2 In deze bijlage wordt nader ingegaan op de planologische, stedenbouwkundige en milieukundige randvoorwaarden voor inpassing van De Koninggroep op genoemde locatie. 2. PLANOLOGISCHE ASPECTEN Bestemmingsplan De camping is gelegen in het bestemmingsplan WRCD-Oost, 1 e uitwerking en is daarin bestemd tot Recreatieve doeleinden. Voor dit gebied zijn de voorschriften uit het bestemmingsplan WRCD-Oost onverkort van toepassing. Daarnaast zijn in het uitwerkingsplan ten aanzien van onder meer de bestemming Recreatieve doeleinden nog enkele specifieke bepalingen opgenomen. Het plan WRCD-Oost, 1 e uitwerking betreft een uitwerkingsplan. In het basisplan WRCD-Oost is de noordoostelijke hoek (momenteel bedrijventerrein en campingterrein) en het gebied tussen de oude en de nieuwe primaire waterkering aangeduid als uit te werken bestemming. In de toelichting van het bestemmingsplan WRCD-Oost zijn meerdere figuren opgenomen, betreffende het ontwikkelingsplan, waarin de noordoost-hoek wordt aangeduid als locatie voor haven- /watersportgebonden bedrijvigheid (zie figuur 2). In artikel 15 van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de uitwerkingsregels beschreven. Onder artikel 15 lid 2c is opgenomen dat in het noordoostelijk deel van het bestemmingsvlak ruimte dient te worden gereserveerd voor kade- en havengebonden bedrijven alsmede voor bedrijven die overwegend diensten verlenen voor kade- en havengebonden bedrijven. Het vergroten van de oppervlakte aan haven-/watersportgebonden bedrijvigheid zou op grond van het bestemmingsplan met toepassing van de uitwerkingsbevoegdheid mogelijk zijn. Weliswaar is er voor het totaal uit te werken gebied voor haven en recreatie al een plan uitgewerkt en gedeeltelijk gerealiseerd, te weten het plan WRCD-Oost, 1 e uitwerking. Artikel 3.6 lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zegt dat een uitwerking kan worden vervangen door een nieuwe uitwerking, zolang de bestemming nog niet is verwezenlijkt. De bestemming Recreatieve doeleinden is echter al wel verwezenlijkt door de aanleg van het campingterrein.

3 Conclusie: het voorgaande betekent dat voor een wijziging van de huidige bestemming van het campingterrein een bestemmingsplanprocedure zal moeten worden doorlopen. Verordening Ruimte Provincie Noord-Brabant De camping is op de kaart behorend bij de provinciale verordening aangeduid als kern landelijk gebied. De verordening geeft aan dat deze gronden onder het bestaand stedelijk gebied vallen. Volgens de verordening is een stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied toegestaan. Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: nieuw ruimtebeslag of uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies; Voor het uitbreiden van bedrijventerreinen binnen bestaand stedelijk gebied zijn in de verordening de volgende regels gesteld: Artikel 3.6. Regels voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ontwikkeling of een uitbreiding van een bedrijventerrein of een kantorenlocatie bevat een verantwoording over de wijze waarop: a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 12.4, onder c, zijn gemaakt, worden nagekomen; b. het beoogde netto ruimtebeslag zich verhoudt tot de afspraken genoemd onder a en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties; c. door middel van regels zorgvuldig ruimtegebruik wordt bevorderd. 2. Onder harde plancapaciteit voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties, als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties waarover een gemeente beschikt, die: a. wordt uitgedrukt in het netto ruimtebeslag van bedrijventerreinen en kantorenlocaties; b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarbij de bestemming nog niet is verwezenlijkt. 3. De wijze waarop zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt bevorderd, betreft in het bijzonder: a. de wijze waarop de inrichting van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert; b. voor zover van toepassing, regels inzake een doelmatige verdeling van het ruimtebeslag ten behoeve van bedrijven in de verschillende milieucategorieën;

4 c. regels inzake de minimale omvang van de uit te geven bedrijfskavels; d. regels inzake een op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie aangepast bebouwingspercentage en bouwhoogte; e. regels welke beogen oneigenlijk ruimtegebruik, gelet op de aard van het bedrijventerrein of de kantorenlocatie, tegen te gaan. 4. Onder oneigenlijk ruimtegebruik, als bedoeld in het derde lid, onder e, wordt voor wat betreft een middelzwaar en zwaar bedrijventerrein verstaan het gebruik voor: a. bedrijfswoningen; b. bedrijfsmatige uitoefening van administratieve diensten, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen, tenzij deze direct verband houden met een of meer op het desbetreffende terrein gelegen bedrijven en zoveel mogelijk geclusterd zijn gesitueerd; c. andere bedrijven dan bedoeld onder b en behorend tot de milieucategorie 1 en 2, met uitzondering van een bedrijf gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5000 m2. De verordening Ruimte zegt daarnaast het volgende over nieuw te vestigen bedrijven: Artikel 3.8. Regels voor bestaande en nieuw te vestigen bedrijven in kernen in landelijk gebied of hun zoekgebied 1. Bestemmingsplannen die zijn gelegen in een kern in landelijk gebied of zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, behorend bij een kern in landelijk gebied, sluiten uit dat bedrijven gelegen zijn op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan m2. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet: a. voor zover de bestemming is verwezenlijkt; b. voor de regionale bedrijventerreinen. 3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in een vestiging of een uitbreiding van een bedrijf, gelegen op een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan m2, mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat. 4. Uit de in het derde lid bedoelde verantwoording blijkt dat: a. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om op het in gebruik zijnde bestemmingsvlak tegemoet te komen aan de ruimtebehoefte door middel van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in artikel 3.6, derde lid; b. aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn aanwezig zijn die noodzaken tot uitbreiding of vestiging ter plaatse; c. de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar of te vestigen op: 1 e een bedrijventerrein in een nabij gelegen stedelijk concentratiegebied, of 2 e een nabijgelegen bovenregionaal bedrijventerrein, of 3 e wat betreft gemeenten in de regio's Land van Heusden en Altena, De Kempen en Land van Cuijk, een regionaal bedrijventerrein, of 4 e als laatste mogelijkheid, enig ander bedrijventerrein in de eigen gemeente. Conclusie: conform de regels uit de provinciale Verordening Ruimte dient een uitbreiding van het bedrijventerrein moeten worden afgestemd met de regio. Indien voor het betreffende bedrijf meer ruimte is vereist dan m², dan dient hiertoe bovendien een goede verantwoording te worden opgesteld. Met de Gedeputeerde van Provincie Noord-Brabant is reeds overleg gevoerd, waarbij door de Gedeputeerde is aangegeven hier maatwerk toe te passen. Dit maatwerk zal in overeenstemming moeten zijn met de buurgemeenten. Waterhuishoudkundige situatie De Standhazensedijk en de dijk ten zuiden van de Standhazensedijk langs het Amertakkanaal vormen de primaire waterkering. De dijk ten oosten van het campingterrein, tussen de primaire waterkering en de Amer, maakt onderdeel uit van het buitendijks gebied. Nieuwe overstromingsgevoelige functies zijn in beginsel alleen mogelijk op het hoog voorland (NAP + 3,25 m.). Afwijkingen dienen te worden voorgelegd aan Rijkswaterstraat. Tevens dienen de eventuele mogelijkheden tot wijzigingen in de waterkeringen te worden besproken met Rijkswaterstraat. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is het gehele havengebied in de bij dit besluit behorende kaart opgenomen als rivierbed. Rivierbed: gebied dat begrensd is overeenkomstig artikel 3.1, tweede lid, van de Waterwet, en waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 3a; Ten aanzien van rivierbed is in dit besluit het volgende bepaald:

5 Artikel (rivierbed) 1. Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van: a. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft; b. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier; c. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert. 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd. 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd. Conclusie: het te ontwikkelen gebied is gelegen in een conform de Waterwet begrensd rivierbed. Er zijn voorwaarden gesteld aan nieuwe bestemmingen. MER Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.), een algemene maatregel van bestuur (AmvB), is essentieel om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.- (beoordelings)procedure moet worden doorlopen. Dat de m.e.r.-plicht, voor een belangrijk deel is geregeld in het Besluit m.e.r., volgt uit art. 7.2 Wm. Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D: - Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden. - Onderdeel B is reeds vervallen. - Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is. - Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.- beoordeling verplicht is. Onder nummer 32.6 van Onderdeel D is de volgende activiteit opgenomen: De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen. De mer-beoordelingsplicht is van toepassing in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productie-oppervlak van m² of meer. Het bedrijf De Koning wenst de oprichting van een inrichting met een productieoppervlakte van circa m². Deze activiteit is derhalve niet mer-beoordelingsplichtig. Echter voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden: 1. belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk; 2. belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r. Er bestaan algemene aanbevelingen voor de aanpak van de vormvrije m.e.r.-beoordeling. M.e.r.-plicht in verband met Natura 2000 De m.e.r.-plicht voor plannen kan ook voortkomen uit de Natuurbeschermingswet Plannen of besluiten voor activiteiten die mogelijk leiden tot significante gevolgen op Natura 2000 gebieden moeten worden getoetst middels een passende beoordeling. Wettelijke plannen waarvoor deze passende beoordeling moet worden gemaakt zijn ook m.e.r.-plichtig. De m.e.r. en passende beoordeling worden dan geïntegreerd in één rapport. Een verplichte passende beoordeling voor besluiten leidt niet automatisch tot m.e.r.-plicht voor het besluit.

6 Conclusie: bij eventuele verdere voorbereiding van een bestemmingsplan voor herontwikkeling van de campinglocatie naar haven//watersportgebonden bedrijvigheid dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd. 3. RUIMTELIJKE AFWEGING Uitbreiding van bedrijvigheid in oostelijke richting zal de ruimtelijke kwaliteit van het gebied niet ten goede komen. Momenteel heeft deze noordoostelijke hoek van de gemeente, welke met name vanaf het water en via fietsroutes is te beleven, de uitstraling die past bij het gewenste blauwgroene imago en aansluit op de toeristisch-recreatieve visie van gemeente Drimmelen. Uitbreiding van bedrijvigheid betekent een forse inbreuk op dit beeld. Bovendien zal deze uitbreiding de kansen op toeristischrecreatieve ontwikkelingen van het resterende gebied verder verkleinen. Uitbreiding van de bedrijvigheid zal daarnaast ook betekenen dat de ontwikkelingsmogelijkheden voor de rest van de nieuwe haven in recreatieve richting steeds onwaarschijnlijker wordt. Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Drimmelen In februari 2011 is de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Drimmelen opgesteld. Op 31 maart 2011 is deze ter info voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 1 juni 2011 is de visie behandeld in de opiniërende raadsvergadering. In de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie zijn de ruimtelijke karakteristieken, kwaliteiten en knelpunten geanalyseerd en vervolgens een ruimtelijke visie weergegeven voor mogelijke ontwikkelingen. De nieuwe jachthaven maakt in principe geen onderdeel uit van de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie. De planvorming heeft echter wel een relatie met deze visie. Het gehele gebied van Drimmelen kan namelijk ruimtelijk en functioneel opgedeeld worden in drie gebieden: de woonkern, de oude havens en de nieuwe jachthaven. De drie gebieden hebben ieder hun eigen karakteristiek en functie-invulling. Daar waar de drie gebied samenkomen of onderling functioneel verbonden zijn, kan gezien worden als het zogenaamde schakel -gebied. De Ruimtelijke ontwikkelingsvisie wil de relaties tussen de oude haven, de woonkern én de nieuwe jachthaven versterken. Het schakel-gebied is dan ook cruciaal in het vormgeven van die onderlinge relaties en het koppelen van de afzonderlijke gebieden. Momenteel worden de drie gebieden alleen functioneel verbonden door infrastructuur (de weg). Het is wenselijk en noodzakelijk voor het slagen van de uitgangspunten zoals benoemd in de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om dit gebied invulling en betekenis te geven. Dit kan o.a. door de relaties met bebouwing te ondersteunen/versterken. In het rapport van de visie zijn hiervoor diverse aanbevelingen gedaan. Op zich staat functieverandering in het uiterste noord-oostelijk deel van de nieuwe jachthaven in functionele zin los van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie. Maar in ruimtelijke zin heeft het wel degelijk zijn invloed op de rest van het gebied: Indien de camping verandert in bedrijvigheid heeft dat direct zijn invloed op de naastgelegen eilanden die wel de bestemming tot dagrecreatieve en verblijfsvoorzieningen behoud. Het is onwaarschijnlijk dat dit gebied zijn oorspronkelijk bedoelde bestemming zal kunnen behouden. De ruimtelijke kwaliteit ter plekke zal niet meer als zodanig zijn dat een verblijfsfunctie wenselijk is naast de voorgestelde bedrijvigheid. Het lijkt dan ook logisch te verwachten dat als gevolg van de voorgestelde planvorming het gehele oostelijke gebied van kleur zal verschieten richting bedrijvigheid. Hiermee wordt het gehele gebied van de nieuwe jachthaven in feite opgeknipt in twee delen (het oostelijk deel voor bedrijvigheid en het westelijk deel voor centrale voorzieningen/recreatie). Als gevolg daarvan is dan zeer sterk de vraag wat voor functie men voor ogen heeft voor de westelijke pier en het daaraan gekoppelde schakel-gebied. Het lijkt het meest voor de hand liggend aan te sluiten op de bestaande functies, zoals die nu aanwezig zijn aan de Biesboschweg (bezoekerscentrum, rondvaart, enkele kantoren, horeca en dergelijke). In het bestemmingsplan zijn hier de centrale voorzieningen gepland voor WRCD. Ruimtelijk en functioneel sluit dit het beste aan bij vigerend beleid en de bestaande situatie. Dit centraal gelegen schakel-gebied met een concentratie van centrale (recreatieve) voorzieningen ten behoeve van heel Drimmelen en de Biesbosch met een ligging aan de hoofdontsluiting en parkeeraccommodatie en zicht op alle havens kan dienen als hart van geheel Drimmelen.

7 3. MILIEUKUNDIGE ASPECTEN De Koninggroep heeft in de presentatie op de inforonde van 1 maart 2012 aangegeven in welke milieucategorie men verwacht dat de verschillende bedrijfsactiviteiten vallen. Het bedrijf geeft aan de volgende activiteiten uit te willen voeren: Metaaloppervlakte behandeling (SBI code , algemeen): categorie 3.2 Lakspuiten en moffelen (SBI-code , ): categorie 3.2 Scoperen inclusief voorbehandeling (opspuiten van zink, SBI-code , ); categorie 3.2 Autospuitinrichting (SBI-code G): categorie 3.1 Mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten, SBI-code , ): categorie 3.2 Machine- en apparatenfabriek inclusief reparatie aan maritieme, scheepsbouw en waterbeheersector (SBI-code 29-27, 28, 33-0); categorie 3.2 Op basis van bovenstaande activiteiten met bijbehorende SBI-codes heeft een dergelijke inrichting een milieucategorie van 3.2. Op de huidige locatie van De Koning in Oosterhout valt het bedrijf in het kader van de milieuwetgeving onder bevoegdheid van de gemeente Oosterhout en heeft het een melding gedaan Type B. Er zijn geen bijzonderheden (bv. handhavingskwesties) over het bedrijf bekend bij de gemeente Oosterhout. Overwegingen De Koninggroep geeft in reclame-uitingen aan dat het zich ook bezig houdt met stralen van de schepen die in onderhoud zijn. Mochten deze activiteiten ook op de locatie in de nieuwe haven Drimmelen gaan plaatsvinden, dan wordt op basis van de VNG bedrijven en milieuzonering 2009 aan deze activiteit de volgende richtafstanden aangegeven: geur; 30 m. stof; 200 m. geluid 200 m. voor geluid. Hiermee wordt aan een dergelijk bedrijf milieucategorie 4.1 toegekend. Op basis van dezelfde lijst wordt aan een bedrijf dat metalen schepen in onderhoud heeft (SBI code ) die niet groter zijn dan 25 meter een milieucategorie toegekend van 4.1. De afstandeisen voor geur/stof en geluid zijn 50/100/200. Indien de schepen in onderhoud groter zijn dan 25 meter (en/of proefdraaien motoren >= 1 MW SBI ) valt het bedrijf in milieucategorie 5.1. De afstand eisen voor geur/stof en geluid zijn dan 100/100/500. Voor wat betreft milieuaspecten is dit dan een provinciale inrichting. Naast de indeling in milieucategorie zal lucht en geur (Nederlandse Emissie Richtlijn) en bodem (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming; plaatsen van tanks) een rol spelen. Conclusie: Op basis van de werkzaamheden die De Koningroep aangeeft in de haven van Drimmelen te willen uitvoeren, is het een activiteit in de milieucategorie 3.2. Een definitieve beoordeling van de milieucategorie is pas te geven op het moment dat het bedrijf de definitieve aanvraag Omgevingsvergunning doet. Overige bedrijvigheid in haven Drimmelen In de omgeving van de nieuwe haven Drimmelen bevindt zich een aantal bedrijven met een milieucategorie van 4.1

8 Van der Hoeven scheepsreparatie, Biesboschweg 17 Machinefabriek/Watersport Zijlmans, Havenkade 1 Oome bootmotoren en service, Havenkade 1a Bergsma Yacht Service, Havenkade 23a