De Minister van OnlerwJs^Kunsten.en Wetenschappen heeft. de eer aan dl ^ h ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ i ^. ^ ^ WZÊÈk

Transcriptie

1 /ninisterie VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. G/ / V^AFDEELING Qnûdtvtlhmaû Tngnfr-,mtm/f/U^L iq&ftfl 1 M^ /# Ew* De Minister van OnlerwJs^Kunsten.en Wetenschappen heeft de eer aan dl ^ h ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ i ^. ^ ^ WZÊÈk nevensgapna Mak t#doen\ekomen (faé verziek \ \ f M 's Gravenhage, 0 mêjêêhk Voor den/minister, * De Secretaris-Generaal, 192j?. ^ ^

2 4 ONDERWIJSRAAD. N ; i8i2 A. Begeht op schrijven van 8 Juni 1923 n 0,2.07ä...Afd.H.O. Betreffende: Artsexamen, 'S-GRAVENHAGE, Frankenstraat 39. I 51 4&Ä Men gelieve bij het antwoord dagteekening en nummer van dit schrijven te vermelden. In antwoord op het aan den kant vermeld schrijven en onder wederaanbieding van den daarbij gevoegden brief van de Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam d.d.4 Juni 1925 heeft de Eerste Afdeeling van den Onderwijsraad de eer Uwe Excellentie het navolgende als hare meen ing te doen kennen: 1- zij, die volgens de oude wet het eerste gedeelte van het artsexamen aflegden en die vóór of na 1 Januari 1924 het tweede gedeelte van dat examen volgens de nieuwe wet wenschen te doen, behoeven géén aanvullend examen voor Kindergeneeskunde af te leggen. Het diploma van het eerste gedeelte geeft toegang tot het afleggen van het tweede, onafhankelijk van de vraag of de candidaat toenmaals in Kindergeneeskunde werd geëxamineerd. o 2- zij, die na 1 Januari 1924 het 2de gedeelte van het artsexamen bij herhaling wenschen af te leggen, zullen dit moeten doen volgens het nieuwe Academisch-Statuut. De overgang8-bepalingen, rakende de examens van artsen volfeens de oude Artsenwet, strekken niet verder dan 1 Januari 1924, op welk tijdstip het nieuwe Statuut ook voor alle 2de gedeelten van het Arts. examen«aan Zijne JSxc el lent ie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-gravenhage.

3 2. examen in werking treedt. o, 3- In dit verband is het dus niet nood ig om na 1 «Januari 1924 eene artsenconmissie te bestendigen. Namens de Afdeeling voornoemd, JO..! '-'.".' & / :,wnd.voorzi tter.,secretaris.

4 Ç«**f»4'?*4*# No.1812 As-Gravenläge, 1 Augustus 1925, Bericht op schrijven van 8 Juni 1925 No»2075 Afd.H.O» Betreffende;ABtsexamen» m In antwoord op het aan dewkaig; vermeld schrijven en onder wederaanbieding van den daarbij gevoegden brief van de Faculteit der Geneeskmide van de Universiteit van Amsterdam d»d»4 Juni 1025 heeft[jjjjjjg Eerste Afdeeling van den Onderwijsraad de eer ^we Excellentie het navolgende als hare meening te doen kennen: 1» zij t die volgens de.ojuls. wet het eerste gedeelte van het artsexamefe aflegden en die v66r of nd 1 Januari 1924 het tweede gepelte van dat examen volgens de nieuwe wet wensch*» te doen g behoeven géén aanvullend examen voor Kindergeneeskunde af te leggen, Het^^iploma van het eerste gedeelte geeft toegang tot het afleggen van het twee e, onafhankelijk van de vraag of de candida t toenp maal s in Kind eigene eskund e werd gë çamine erd o 2-. zij, di«na 1 Januari 1924 het 2de gedeelte van het artsexi ffiip bij herhalinglwenschen af te leggen, zullen dit moeten jben volg eng het nieuwe A c ad emis obstat uut» De overgangs-bepalinlîû» rakende de examens van artsen volgens de oude Artsen 8t, strekken niet verder dan ll&anuari 1924, op welk tijdstip het nieuwe Statuut ook voor alle 2de gedeelten van het Artsexamen in werking treedt. 5-, In dit verband is het dus niet noodig om nd 1 Januari 1924 eene artsencommiss ie te bestendigen* Namens de Afdeeling voornoemd,»voorzitter»,secretaris» WJ 5& M m «s*ï Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's- Gr avenhage» 3*

5 ÎTEKENHU.S F'ONINGEN. 2 f J*** mm Hc^yà &Cte ul^, ft-él**- # i^ eski^4üis Ure* CA*^Lj/ ^ 4+s?yi *y ÓLLL^ JLén*. ol~. A^VCL/ es*-* 4Ù*. / * ^jf*6u il 4VUUU JTUJ LU< A^JU^^J #2 âô A^yu^ /flu/ tu~ea hvù' 4nU>*jL6/ él^l*-4uf/^ *y l HA/ Ut.^tÀ^tt lz trust\zm^^t^a^c^. iri. kstrrj, hvh fou/ to. 4/4*^0* Jt*~ -4-, OL u-* o4.

6

7 Groningen 27 Juni Aan het Bureau van de Eerste Afdeeling van den Onderjrysraad. Naa **r myne meening dient de Afdeeling op den brief der Faculteit van Geneeskunde te Amsterdam betreffende"artsexamen" aan den Minister te adviseëren om te antwoorden in dien zin, dat: I. zy,die volgens de oude wet het eerste gedeelte van het artsexamen aflegden en die vóór of na I Januari 1924 het tweede gedeelte van dat examen volgens de nieuwe wet wenschen te doen,géén aanvullend examen voor Kindergeneeskunde behoeven. Het diploma van het eerste gedeelte geeft toegang tot het afleggen van het tweede,onafhankelyk van de vraag of de Candida* t toenmaals in Kindergeneeskunde werd geëxamineerd. 2. zy,die na I Januari 1924 het 2de gedeelte van het artsexamen by herhaling wenschen af te leggen,dit zullen moeten doen volgens het nieuwe Academisch-Statuut. De overgangs-bepalingen,rakende.de examens van artsen volgens de oude Artsenwet strekken niet verder dan I Januari 1924,op welk tydstip het nieuwe Statuut ook voor alle 2de gedeelten van het Artsexamen in werking treedt. 5. In dit verband is het dus niet noodig om nâ I Januari 1924 eene artscommissie te betffónaktf^»^ - Hoogachtend, Aan het bureau van de Eerste Afdeeling van den Onderwysraad.

8 m m UNIVERSITEIT VAU AMSTERDAM» ' *ß,a c ltt e i tf der G E N E B S K üj# D B* 9 / Amsterdam, 4 Juni 1925«e Faculteit der Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam heef t de eer Uwe Excellentie beleefd te verzoeken om eenige inlichtingen naar aanleiding der nieuwe wettelijke bepalingen betreffende het art*-examen i Zij zou allereerst gaarne vernemen of iemand^ die I S*S 5$ St volgens d,e oude wet het eerste gedeelte van het artsexamen w heeft afgelegd en vóór of na 1 Januari het tweede gedeelte van dat examêg volgens de nieuwe w«, t wen s cht af te leggen / of moet afleggen,f is vrijgesteld van de thans in he t eerste gedeelte als examenvak opgenomen kindergeneeskunde, dan wel of naar de meening van Uwe Excellentie in de kindergeneeskunde een aanvullend examen moet worden afgelegd. Vervolgens vernam de Faculteit gaarne of iemand die vóór p: Januari 1924 voor het 2de gedeelte van het arts-examen, afgelegd jtpjlßsus. ils. JUULfi JKfil«niet slaagt en afgewezen wordt voor eenfetermijn^flie eindigt nà 1 Januari 1924, gehouden-fis bij de herhaling van dat examen, dit af te leggen volgens de eischen ran het nieuwe Academische Statuut, dan wel of het in de bedoeling ^^^^^^^S 1pl3pt : SÄE' lissiip^ "P ^^^^^^^B^^^^^ - : S «van Uwe Excellentie ligt voor deze categorie een artscommissie te benoemen volgens de oude wet» Hamens de Faculteit der Geneeskunde, (w»g.) P^Ruitinga, Voorzitter» (w.g«) van Rooy, Secretaris» Aan Zijne Excellentie den Minister van Dnderrwijs, ^unsten en Wetenschappen. W 1 5 m w- si W&^^m-\ *w'''- ' - -'-':: '- ; >'%5v- \''WË$Mi^x&&g''ï 'S^^^^^^^^^^^^^Ê^m-'.'.- v.;.

9 Ip/DERWIJSRAAD. N i. j^icnt op schrijven van M n^ betreffende : 'S-GRAVENHAGE, Frankenstraat 39. WËÊÈÊm Men gelieve bij het antwoord dagteekening en nummer van dit schrijven te vermelden. Hooggeachte Professor, Namens den wnd.voorzitter van de Eerste Afdeeling bied ik U hierbij aan afschrift van een verzoekschrift van de Faculteit van Geneeskunde te Amsterdam aan den Minister van 0.K.& W., met beleefd verzoek hieromtrent Uwe meening kenbaar te maken. Ook omtrent de slotzin van het verzoekschrift ware het wenschelijk Uw gevoelen rafle te deelen, nl.of de^rf Minister moet worden geadviseerd voor de in de laatste alinea bedoelde catégorie een artscommissie volgens de oude wet te benoemen. tyjet gevoelens van hoogachting, Uw dv.f. AAN Aan Prof.G.Schel tema. Ot to Ee r elman s t raa t 9a te GRONINGEN»