RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST"

Transcriptie

1 Running head: RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN ACADEMIEJAAR Tweedesemesterexamenperiode RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid door Hanne Pattyn Promotor: Prof dr. Bert Weijters

2

3 Running head: RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN ACADEMIEJAAR Tweedesemesterexamenperiode RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid door Hanne Pattyn Promotor: Prof dr. Bert Weijters

4 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST I Voorwoord Door deze masterproef te volbrengen, wordt mijn studie Bedrijfspsychologie en Personeelsbeleid aan de Universiteit Gent afgerond. Dit eindresultaat kon niet tot stand gekomen zijn zonder de vele hulp en steun die ik kreeg. Ik wil hiervoor dan ook enkele mensen bedanken. Eerst en vooral wil ik mijn promotor Prof dr. Bert Weijters bedanken voor uitgebreide begeleiding. Ik kon aldoor bij hem terecht met al mijn vragen en kreeg telkens snel de nodige respons. Hij gaf me kritische, maar steeds constructieve feedback. Daarnaast had ik graag een dankwoordje gericht aan dr. ir. Ruben Verborgh, neef van mijn vriend en onderzoeker aan de Universiteit Gent. Ik wil hem graag bedanken voor het nalezen van mijn masterproef. Daarnaast was hij de drijvende kracht achter de grote omvang van mijn steekproef. Vervolgens wil ik graag de talloze respondenten bedanken die de tijd hebben genomen om mijn vragenlijst in te vullen. Als laatste zou ik ook mijn familie en vrienden en in het bijzonder mijn ouders en mijn vriend Mathieu willen danken voor de steun. Ze waren er steeds voor mij en gaven me de nodige schouderklopjes. Mijn ouders wil ik nog extra in de bloemetjes zetten voor de kans die ze me hebben gegeven om dit diploma te kunnen behalen. Hanne Pattyn Gent, 12 mei 2016

5 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST II Abstract Om onderzoek te doen, moet men vaak rekenen op de hulp van respondenten. Een veel gebruikt onderzoeksinstrument om respondenten te bevragen, is de vragenlijst (Dutson, Todd, Magleby, & Sorensen, 1997; Mccoll et al., 2001; Nakash, Hutton, Jørstad-Stein, Gates, & Lamb, 2006). Als onderzoeker kan men daarbij gebruik maken van responsschalen. De geobserveerde score van een respondent op een schaal kan systematische fouten bevatten (Baumgartner & Steenkamp, 2001) en als onderzoeker wil je deze steevast vermijden (Moors, Kieruj, & Vermunt, 2014). Response bias is een van de meest gekende systematische fouten (Kieruj & Moors, 2013; Moors et al., 2014) en kan het gevolg zijn van bepaalde gehanteerde responsstijlen. In deze scriptie werd het effect van de lengte van een vragenlijst op de responsstijlen extreme response style (ERS), midpoint response style (MRS) en acquiescence response style (ARS) onderzocht. Het is belangrijk hier een antwoord op te krijgen omdat responsstijlen kunnen leiden tot niet valide meningen over items en bijgevolg tot response bias (van Rosmalen, van Herk, & Groenen, 2010). Hierdoor kunnen onderzoekers verkeerde conclusies trekken. Er werd ook gekeken naar de moderatie van antwoordschalen. Het onderzoek wees uit dat de invloed van de lengte van een vragenlijst op de responsstijlen ERS en MRS afhankelijk zijn van de gehanteerde antwoordschaal. Resultaten worden besproken. Keywords: responsstijl, lengte, antwoordschaal, ERS, MRS, ARS

6 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST III Inhoudsopgave Voorwoord... I Abstract... II Lijst met figuren en tabellen... V Inleiding... 2 Vragenlijst... 2 Definitie... 2 Vormen... 3 Responsschalen... 3 Definitie... 3 Keuze van responsschaal... 4 Responsstijlen... 5 Definitie... 5 Verschillende vormen... 5 Antecedenten van gehanteerde responsstijlen... 7 Stimuluslevel... 8 Respondentlevel... 9 Gevolgen van gehanteerde responsstijlen Corrigeren voor responsstijlen Lengte van Vragenlijsten Effecten van lengte Vermoeidheid als verklaring Besluit Onderzoeksvraag en hypothesen Methode Steekproef Opzet en Procedure Resultaten Toetsen van de hypothesen Interpretatie van de resultaten... 25

7 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST IV Bespreking Conclusie Bibliografie APPENDIX A Gebruikte items in vragenlijst APPENDIX B Intropagina Onderzoek APPENDIX C Multivariate Tests APPENDIX D Tests of Between-Subjects Effects APPENDIX E Tabel Parameter Estimates... 49

8 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST V Lijst met figuren en tabellen Figuur 1 Figuur 2 Figuur 3 Instemmingsschaal vs. bipolaire schaal eigen opmaak op basis van Moors et al. (2014) Volledig gelabelde 5-puntenschaal vs. end gelabelde 7-puntenschaal Model dat de onderzoeksvraag van het onderzoek beschrijft Figuur 4 Het interactie-effect van ERS (eigen opmaak op basis van Tabel 4) Figuur 5 Het interactie-effect van MRS (eigen opmaak op basis van Tabel 4) Tabel 1 Tabel 2 Tabel 3 Tabel 4 Kruistabel die aantal respondenten per conditie weergeeft Significantie van het hoofdeffect lengte van de vragenlijst Significantie van het interactie-effect Overzicht van de gemiddelden

9 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 1 Vragenlijsten worden vaak gebruikt in psychologisch en sociaal wetenschappelijk onderzoek (Dutson et al., 1997; Mccoll et al., 2001; Nakash et al., 2006). Ze zijn een efficiënte en ook effectieve manier om data te verzamelen (Wilkinson & Birmingham, 2003). Vaak wordt echter vergeten dat vragenlijsten niet vrij van fouten zijn en dus feilbaar als bron van data (Schwarz et al., 1985; Wilkinson & Birmingham, 2003). Er zijn altijd fouten aanwezig in vragenlijstonderzoek. Als een onderzoeker gebruikt maakt van responsschalen, kan de geobserveerde score van een respondent op een schaal worden opgesplitst in de ware score, de systematische meetfouten en random meetfouten (Baumgartner & Steenkamp, 2001). Vertekeningen die resulteren uit random meetfouten zijn aan toeval te wijten. De grootste zorg van een onderzoeker is daarom het vermijden van de systematische fouten (Moors et al., 2014). Deze fouten werden reeds herkend en onderzocht (Baumgartner & Steenkamp, 2001). In deze scriptie zal dan ook ingezoomd worden op de systematische fouten van een respondent. Response bias is een van de meest gekende systematische fouten (Kieruj & Moors, 2013; Moors et al., 2014). Er is sprake van response bias als de respondenten hun antwoord op vragen door andere factoren beïnvloed wordt dan het concept dat de onderzoeker wil meten (Kieruj & Moors, 2013). Response bias kan het gevolg zijn van bepaalde gehanteerde responsstijlen. O Neill (1967) omschrijft responsstijlen als gedragspatronen waarbij het individu neigt disproportioneel een antwoordcategorie te selecteren ongeacht de iteminhoud (p.95). Sommige responsstijlen kunnen valide communicatiestijlen zijn van een respondent. Andere kunnen er echter voor zorgen dat de meningen over de items een lage validiteit hebben. Bijgevolg is er sprake van response bias (van Rosmalen et al., 2010). Responsstijlen worden door allerlei factoren veroorzaakt. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee grote categorieën: antecedenten op het stimulus level en antecedenten op het respondent level (Weijters, 2006). Op het stimulus level wordt een responsstijl gezien als een gevolg van het gebruikte instrument. Op het respondent level daarentegen wordt een responsstijl gezien als een gevolg van persoonlijke eigenschappen. Onderzoek toont aan dat de lengte van een vragenlijst een aantal belangrijke effecten heeft op de responsratio (Deutskens, Ruyter, Wetzels, & Oosterveld, 2004;

10 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 2 Herberlein & Baumgartner, 1978; Marcus, Bosnjak, Lindner, Pilischenko, & Schütz, 2007; Nowack, 1990), de betrouwbaarheid van de vragenlijst (Ziegler, Poropat, & Mell, 2014) en op responsstijlen (Herzog & Bachman, 1981; Kraut, Wolfson, & Rothenberg, 1975). In deze scriptie zal de relatie van de lengte van de vragenlijst met responsstijlen worden onderzocht. Er is in de literatuur reeds veel onderzoek gedaan naar de antecedenten van responsstijlen, maar de invloed van lengte kreeg tot op vandaag weinig belangstelling. De waarschijnlijkheid dat de lengte van een vragenlijst de gehanteerde responsstijlen zou beïnvloeden, is echter groot door o.a. vermoeidheid en cognitieve belasting die hier de tussenliggende mechanismen kunnen zijn. Vervolgens kan het gebeuren dat een onderzoeker verkeerde conclusies trekt. Het is belangrijk om iedere onderzoeker er attent op te maken dat de antwoorden niet valide kunnen zijn door veranderende responsstijlen doorheen de vragenlijst. In dit onderzoek zal er rekening gehouden worden met de responsschaal als mogelijke moderator voor het effect van lengte van de vragenlijst op de gehanteerde responsstijlen. Deze moderator werd nog nooit in eerder onderzoek naar de desbetreffende relatie opgenomen. In deze scriptie zal er eerst dieper ingezoomd worden op de definiëring van vragenlijsten, responsschalen en responsstijlen. In het stuk over responsstijlen wordt er stilgestaan bij de antecedenten, de gevolgen en de bestaande correcties hiervan. Als laatste wordt er een stuk gewijd aan de onafhankelijke variabele in het onderzoek, de lengte van een vragenlijst. Na deze inleiding wordt de methode en de resultaten van het onderzoek beschreven. Er wordt geëindigd met een bespreking van de resultaten en een algemene conclusie. Inleiding Vragenlijst Definitie. De wereldwijd meest gebruikte techniek om data te verzamelen in onderzoek is aan de hand van een vragenlijst (Roberts, 1999). Een vragenlijst kan gezien worden als een gestructureerde module die gebruikt wordt om predominante kwantitatieve informatie te ontlokken, door middel van directe vragen, van respondenten, door ze het zelf te laten invullen of via interview (Stevens, Abrams, Brazier, Fitzpatrick, & Lilford, 2001, p.248).

11 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 3 Vormen. Ze kunnen afgenomen worden op verschillende manieren waaronder: face-to-face, telefonisch, via mail (Roberts, 1999), postaal (Parker & Dewey, 2000), respondenten laten invullen na uitdelen, etc. Responsschalen Definitie. Een onderzoeker kan bij vragenlijstonderzoek kiezen om zijn vragen te laten beantwoorden met een schaal. Op die manier wordt meer flexibiliteit toegelaten voor de respondent en wordt een meer accurate meting gedaan van de respondenten hun invalshoek (Wilkinson & Birmingham, 2003). Beoordelingsschalen zijn een van de meest gebruikte instrumenten in de psychologie (Chen, Lee, & Stevenson, 1995). Er kunnen heel wat verschillende soorten responsschalen worden onderscheiden. Volgens Moors et al. (2014) zijn de twee voornaamste responsschalen de zogenaamde instemmingsschalen en bipolaire schalen. Instemmingsschalen zijn responsschalen waarbij er gradueel de mate van akkoord of de mate van aanwezigheid van een eigenschap wordt bevraagd. De ene kant houdt in dat men instemt, of dat de eigenschap volledig aanwezig is. De andere kant daarentegen houdt in dat instemming of de eigenschap volledig ontbreekt. Bipolaire schalen zijn schalen waarbij de ene kant ook instemming of de eigenschap volledig aanwezig is en de andere kant dit ontbreekt zoals bij instemmingsschalen. Bij bipolaire schalen is dit echter tegelijkertijd het tegenovergestelde van elkaar (Moors et al., 2014). In Figuur 1 wordt het verschil tussen instemmingsschalen en bipolaire schalen geïllustreerd met een voorbeeld. Op de figuur zijn twee responsschalen weergegeven. De bovenste responsschaal is een voorbeeld van een instemmingsschaal. Een bipolaire schaal wordt in de onderste responsschaal weergegeven. In deze scriptie wordt er vooral dieper ingegaan op de instemmingsschalen, omdat ze zeer vaak gebruikt worden. Deze schalen zijn namelijk relatief eenvoudig op te stellen.

12 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 4 Figuur 1. Instemmingsschaal vs. bipolaire schaal eigen opmaak op basis van Moors et al. (2014) Keuze van responsschaal. Twee voorname componenten bij de keuze van de beoordelingsschaal zijn het aantal woordcategorieën en het labelen van deze categorieën. Bij het aantal antwoordcategorieën houdt men rekening met hoeveel categorieën men zal gebruiken. Daarnaast wordt ook de keuze gemaakt of men een even dan wel oneven aantal zal hanteren (Weijters, Cabooter, & Schillewaert, 2010). Het onderzoek van Preston & Colman (2000) wees uit dat, rekening houdend met betrouwbaarheid, validiteit, discriminerende power en voorkeuren van respondenten, antwoordschalen met 7, 9 of 10 antwoordcategorieën in het algemeen geprefereerd worden. Echter, er is geen algemeen aanvaard aantal antwoordcategorieën dat van toepassing is gegeven gelijk welke omstandigheden. Daarnaast is er ook geen formule om het aantal te kunnen berekenen. Het ideale aantal hangt af van verschillende factoren (Cox III, 1980). Verder moet de onderzoeker ook de keuze maken hoe hij de antwoordschaal zal labelen. In de literatuur kan er een algemeen onderscheid worden gemaakt tussen twee soorten labeling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het zogenaamde full labeling en end labeling. Bij full labeling worden alle antwoordcategorieën benoemd. De responsschaal is dus volledig gelabeld. In tegenstelling tot full labeling worden bij end labeling enkel de uiterste antwoordcategorieën benoemd (Moors et al., 2014). Het is belangrijk aandacht te besteden aan de responsschalen. Onder meer omdat dit de responsstijl van de respondent zou beïnvloeden (Weijters, Cabooter, et al., 2010;

13 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 5 Wildt & Mazis, 1978). Onder het puntje Antecedenten van gehanteerde responsstijl in het volgende deel, wordt hier dieper op ingegaan. Responsstijlen Definitie. O Neill (1967) omschrijft als één van de eerste een responsstijl als gedragspatronen waarbij het individu neigt disproportioneel een antwoordcategorie te selecteren ongeacht de iteminhoud (p.95). Later wordt het ook gedefinieerd door Paulhus (1991) als de tendens om systematisch te antwoorden op basis van iets anders dan wat de items willen meten (p.17). Heel recent is een responsstijl omschreven door Van Vaerenbergh & Thomas (2013) als de neiging van een respondent om te antwoorden op de survey vragen op een bepaalde manier ongeacht de inhoud (p.195). Daarnaast wordt er ook aan toegevoegd dat een responsstijl bijdraagt tot systematische fouten (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Algemeen kan men dus stellen dat een responsstijl wordt gezien als het antwoorden op een item zonder rekening te houden met de inhoud van dat item. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen een responsstijl en een response set. In de literatuur worden de termen vaak door elkaar gebruikt. Er is echter een verschil tussen beide termen. Response sets kunnen omschreven worden als gedragspatronen waarbij het individu antwoordt op een iteminhoud op een zodanige manier dat hijzelf in een beter daglicht wordt geplaatst (O Neill, 1967, p.95). Wanneer men een responsstijl hanteert, houdt men geen rekening met de inhoud. Het is te wijten aan interne disposities en eigenschappen van de respondent zelf (Couch & Keniston, 1960; Naemi, Beal, & Payne, 2009). Als men daarentegen een response set hanteert, is dit op basis van de inhoud dat men zich wil beter voordoen. Deze response bias is dus te wijten aan de testcondities zelf (Kieruj & Moors, 2013). Dit onderscheid is belangrijk om in het achterhoofd te houden. Verschillende vormen. Er bestaan enorm veel verschillende soorten responsstijlen. In het begin was het onderzoek naar responsstijlen vooral gefocust op twee soorten: yeasaying/naysaying de tendens om met items (niet) akkoord te gaan ongeacht de inhoud ervan (Couch & Keniston, 1960) en standard deviation (Hui & Triandis, 1985) de tendens om een brede (of smalle) range van antwoordintervallen te gebruiken rond de gemiddelde response van het individu (Greenleaf, 1992a). Later werden meer en meer responsstijlen ontdekt en onderzocht. Uit de talrijke soorten

14 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 6 responsstijlen hebben Baumgartner & Steenkamp (2001) een overzicht gemaakt met de zeven meest voorkomende responsstijlen in de literatuur. Merk op dat de responsstijlen gehanteerd worden als continue variabelen. Het is niet iets wat iemand wel of niet heeft, maar eerder een gedragstendens die kan variëren in sterkte (Weijters, Geuens, & Schillewaert, 2010). De Acquiescence Response Style (ARS) is een bepaalde tendens om akkoord te gaan met items ongeacht de inhoud (Bachman & O Malley, 1984; Paulhus, 1991; Winkler, Kanouse, & Ware, 1982). Naast ARS wordt dit yeasaying (Couch & Keniston, 1960) of directional bias genoemd (Hui & Triandis, 1985). Iemand die een zekere mate van Disacquiescence Response Style (DARS) hanteert heeft een bepaalde neiging om niet akkoord te gaan met items ongeacht de inhoud. Voor deze responsstijl wordt ook wel naysaying gebruikt. (Couch & Keniston, 1960) De Net Acquiescence Response Style (NARS) is de mate om een grotere instemming acquiescence te tonen dan niet akkoord te gaan met het item (Baumgartner & Steenkamp, 2001). De Extreme Response Style (ERS) betreft een tendens om het meest extreme antwoord te geven ongeacht de inhoud van het item (Hamilton, 1968; Naemi et al., 2009). Heeft een respondent een bepaalde neiging om een kleine, al dan niet grote range van de antwoordcategorieën rond het gemiddelde te gebruiken, dan is er sprake van een zekere aanwezigheid van Response Range (RR) (Baumgartner & Steenkamp, 2001). De Midpoint Response Style (MRS) is de tendens om de middelste antwoordcategorie te gebruiken, ongeacht de inhoud (Baumgartner & Steenkamp, 2001). Deze antwoordstijl kan gezien worden als het tegenovergestelde van ERS (Naemi et al., 2009). Al is het ook mogelijk dat MRS en ERS samengaan. Een respondent kan namelijk zowel de extreme antwoordcategorieën als het middelpunt gebruiken (Hui & Triandis, 1989). De Non-Contingent Response Style (NCR) houdt in dat de respondent in een bepaalde mate zorgeloos en random gaat antwoorden (Baumgartner & Steenkamp, 2001).

15 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 7 Van Vaerenbergh & Thomas (2013) voegen nog een extra responsstijl toe aan hun overzicht gebaseerd op Baumgartner & Steenkamp (2001), namelijk de Mild Response Style (MLRS). Een respondent die de MLRS hanteert, heeft een bepaalde neiging om de buitenste antwoordcategorieën te gaan negeren. Deze responsstijl kan gezien worden als het complement van ERS (Moors, 2008). Hoewel ook Social Desirability (SD) in de literatuur teruggevonden wordt als responsstijl (van Herk, Poortinga, & Verhallen, 2004), gaf O Neill echter in 1967 reeds aan dat dit een response set is en geen responsstijl. Mick (1996) beschrijft SD als de tendens om zichzelf goed te laten lijken volgens de gangbare culturele normen wanneer ze vragen van onderzoekers beantwoorden (p.106). Vaak willen ze niet of kunnen ze niet de waarheid rapporteren op gevoelige items vanwege het verdedigen van hun eigen ego of impressie management (Fisher, 1993). SD is een perfect voorbeeld om het onderscheid tussen een responsstijl en response set aan te tonen. Men houdt namelijk rekening met de inhoud van de vragen om zich beter te kunnen profileren. Responsstijlen worden daarentegen gehanteerd zonder rekening te houden met de inhoud. SD is dus duidelijk een response set. Omdat deze scriptie onderzoek doet rond responsstijlen, eerder dan response sets, wordt er niet verder ingegaan op SD. Vanaf hier zal in deze scriptie op drie responsstijlen gefocust worden. Er zal aandacht gevestigd worden op ARS, ERS en MRS. Ze worden in het algemeen aanvaard als de voornaamste responsstijlen en krijgen het meest aandacht in de literatuur. Om een goede focus te kunnen creëren, gaat deze scriptie enkel op deze drie dieper in. Antecedenten van gehanteerde responsstijlen. Hoe komt het dat iemand een responsstijl gaat hanteren? Enkele theoretische verklaringen zijn onder andere situationele factoren en persoonlijke disposities. Als eerste zijn er de situationele factoren die de invloed van de situatie aangeven, bijvoorbeeld als de items van de vragenlijst ambigu zijn. De persoonlijke disposities hebben betrekking op de kenmerken van het individu zelf. Dit kan bijvoorbeeld een persoonlijkheidstrek zijn die geassocieerd is met intolerantie voor ambiguïteit (Baumgartner & Steenkamp, 2001; Kieruj & Moors, 2013). Weijters (2006) maakt een soortgelijke opdeling van de antecedenten van responsstijlen: het stimuluslevel en het respondentlevel. Het eerste level ziet responsstijlen als een gevolg van het gehanteerde instrument tijdens de survey.

16 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 8 Op het respondentlevel daarentegen zijn responsstijlen een gevolg van persoonlijke kenmerken. Stimuluslevel. Als eerste wordt op het stimuluslevel dieper ingegaan. Daarbij spelen verschillende eigenschappen van het instrument een rol. Om te beginnen is er het schaalformaat. De meest frequent gebruikte schaalformaten zijn de volledig gelabelde 5-puntenschaal en de end gelabelde 7- puntenschaal (Weijters, Cabooter, et al., 2010). Dit wordt weergegeven in Figuur 2, waarbij de bovenste schaal de volledig gelabelde 5-puntenschaal representeert en de onderste schaal een end gelabelde 7-puntenschaal weergeeft. Figuur 2. Volledig gelabelde 5-puntenschaal vs. end gelabelde 7-puntenschaal De mogelijke effecten die het aantal antwoordcategorieën en de gebruikte labeling met zich mee brengt, zijn interessant om te bekijken. Met betrekking tot MRS hebben Kieruj & Moors (2010) met hun onderzoek aangetoond dat MRS meer kans heeft om te ontstaan wanneer er een relatief groot aantal antwoordcategorieën (negen of meer) wordt gebruikt dan wanneer er een relatief klein aantal antwoordcategorieën wordt gebruikt. Voor ARS is er slechts zwakke evidentie in een 5- tot 11-puntenschaal gevonden (Kieruj & Moors, 2013). Ten slotte is er voor ERS geen consensus in de literatuur. Kieruj & Moors (2011) vonden geen verschil in ERS in 5- tot 11- puntenschalen. Moors et al. (2014) toonden aan dat wanneer men end labeling toepast, meer ERS wordt uitgelokt, dan wanneer men full labeling toepast. Ook Weijters, Cabooter, et al. (2010) vergeleken ERS op een end gelabelde en een volledig gelabelde schaal en vonden dat een volledig benoemde schaal ERS reduceerde. Dit kan

17 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 9 verklaren waarom Kieruj & Moors (2011) geen verschil vonden over schaalformaten, want zij gebruikten enkel end gelabelde schalen. Moors et al. (2014) hebben aangetoond dat bipolaire schalen meer ERS veroorzaken dan instemmingsschalen. Het opnemen van een middelpunt in de antwoordschaal resulteert daarentegen in lagere levels van ERS (Weijters, Cabooter, et al., 2010). Tot slot wees onderzoek van Weijters, Geuens, & Baumgartner (2013) uit dat antwoordcategorieën die vertrouwd klinken, vaker geselecteerd worden door de respondent. De manier waarop men data verzamelt, kan eveneens aan de basis liggen van bepaalde responsstijlen. Weijters, Schillewaert, & Geuens (2008) vonden dat telefoonsurveys tot hogere ARS en ERS en lagere MRS leidt in vergelijking met faceto-face, pen-en-papier en online surveys. Respondenten maken daarenboven beter gebruik van de gehele schaal wanneer ze een vragenlijst invullen die in hun moedertaal geschreven is. Wanneer men een vragenlijst krijgt die niet in de moedertaal geschreven is, maar in een tweede taal, zal men meer geneigd zijn het middelpunt van de schaal te gaan gebruiken (MRS) (Harzing, 2006). Respondenten zullen wel minder vaak ARS en ERS hanteren wanneer de vragenlijst in hun tweede taal is geformuleerd. Niettemin is een post hoc evaluatie voor de responsstijlen ARS en ERS noodzakelijk (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Als laatste kan de betrokkenheid van de respondent met het onderwerp dat gemeten wordt, van invloed zijn. Als de betrokkenheid laag is bij de respondent, zal dit de gehanteerde responsstijl beïnvloeden. Er werd gevonden dat ERS meer voorkomt als de respondent meer betrokken is (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). De invloed van de lengte van de vragenlijst op responsstijlen wordt in een apart stuk besproken, vanwege de belangrijkheid ervan voor het empirisch onderzoek in deze scriptie. Respondentlevel. Op het respondentlevel zijn er eveneens een aantal belangrijke factoren die responsstijlen beïnvloeden. In onderzoek door Winkler et al. (1982) werd gevonden dat ARS meer voorkomt naargelang mensen ouder worden. Deze positieve relatie tussen leeftijd en ARS werd meermaals in onderzoek teruggevonden (Greenleaf, 1992a; Meisenberg & Williams, 2008; Weijters, Geuens, et al., 2010). Eid & Rauber (2000) vonden echter geen evidentie voor deze relatie. Voor ERS is er evidentie gevonden voor verschillende

18 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 10 relaties. Eerst en vooral zijn er veel studies die een positieve relatie aantonen met leeftijd (Greenleaf, 1992b; Kieruj & Moors, 2013; Meisenberg & Williams, 2008; Weijters, Geuens, et al., 2010). Er zijn echter ook bevindingen van een negatieve relatie, waarbij meer ERS wordt gevonden bij lagere leeftijd (Austin, Deary, & Egan, 2006). Ten slotte zijn er studies die geen effecten vonden (Johnson, 2005; Moors, 2008). Opmerkelijk was het onderzoek van de Jong, Steenkamp, Fox, & Baumgartner (2008) dat een curvi-lineair verband aan het licht bracht. De auteurs vonden zowel een stijging als een daling van ERS met leeftijd. Vooral jongere en oudere personen hebben een hoge ERS in vergelijking met de groep van middelbare leeftijd. Dit kan verklaren waarom onderzoekers zowel een stijging als daling kunnen vinden. Voor MRS vonden Weijters, Geuens, et al. (2010) een positieve relatie met leeftijd. Ook opleiding heeft invloed op het gebruik van responsstijlen. Uit onderzoek blijkt dat hoe lager opgeleid iemand is, hoe meer ERS die persoon neigt te hanteren in vergelijking met hoger opgeleiden (Marin, Gamba, & Marin, 1992; Meisenberg & Williams, 2008). Ook ARS wordt negatief gerelateerd met opleiding (Meisenberg & Williams, 2008; Winkler et al., 1982). De invloeden van geslacht zijn verdeeld. Zowel Weijters, Geuens, et al. (2010), de Jong, Steenkamp, Fox, & Baumgartner (2008), als Austin et al. (2006) vonden dat ERS meer voorkomt bij vrouwen. Daarnaast vonden ook Weijters, Geuens, et al. (2010) dat ARS meer bij vrouwen aanwezig is. Andere auteurs vonden dat ERS meer voorkomt bij mannen (Meisenberg & Williams, 2008). Ten slotte zijn er ook onderzoeken die geen effect terugvonden (Greenleaf, 1992b; Marin et al., 1992) Met betrekking tot de huidskleur kunnen er ook verschillen worden gevonden bij ERS. Een Amerikaanse studie vond dat mensen met een zwarte huiskleur meer ERS gebruiken dan mensen met een blanke huidskleur, zeker als het een instemmingsschaal is (Bachman & O Malley, 1984). Daarnaast komt ook ARS meer voor bij mensen met een zwarte huidskleur (Winkler et al., 1982). Het onderzoek van Chen et al. (1995) toont aan dat er een klein, maar significant cross-cultureel verschil is in responsstijlen. Japanse en Chinese studenten lijken meer MRS te gebruiken dan studenten uit U.S. en Canada. Studenten uit de U.S. selecteerden daarentegen meer extreme waarden dan de Japanse, Chinese en Canadese studenten (Chen et al., 1995). Johnson (2005) vond dat personen die in een cultuur leven met hoge

19 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 11 mannelijkheid en hoge machtsafstand meer geneigd zijn om extreme antwoordcategorieën op een vragenlijst te selecteren. Daarnaast zijn personen uit individualistische landen minder geneigd om ARS te hanteren (Johnson, 2005). In de cross-culturele studie van van Herk et al. (2004) vond men dat Grieken de neiging hebben om een hogere ARS en ERS index te hebben dan respondenten uit Italië, Frankrijk, UK en Duitsland. Naar persoonlijkheid in relatie tot responsstijlen is reeds heel wat onderzoek gedaan. Persoonlijkheid is een stabiel construct (McCrae & Costa, 1994). Daarom doet men veel onderzoek naar stabiliteit van responsstijlen om te kunnen linken aan persoonlijkheid. Stabiliteit van ERS doorheen de gehele vragenlijst werd aangetoond door Hamilton (1968). Daarnaast vonden Weijters, Geuens, et al. (2010) substantiële stabiliteit voor ARS, ERS en MRS over de periode van 1 jaar. De responsstijlen kunnen dus gezien worden als stabiele individuele eigenschappen (Weijters, Geuens, et al., 2010). Ten slotte is ook aangetoond dat ARS stabiel is over een periode van 4 jaar (Billiet & Davidov, 2008). Maar is persoonlijkheid een verklaring voor het hanteren van bepaalde responsstijlen? Of zijn bepaalde responsstijlen persoonlijkheidstrekken? Baumgartner & Steenkamp (2001) zien persoonlijkheidstrekken hier als een verklaring voor het hanteren van een bepaalde responsstijl. Ook Austin et al. (2006) volgden deze redenering en deden onderzoek naar ERS. Ze vonden dat er meer ERS wordt gehanteerd bij mensen met hogere scores op extraversie en consciëntieusheid (Austin et al., 2006). Mensen die een vragenlijst snel invullen en simplistisch denken of intolerant zijn aan ambiguïteit hebben het meeste kans om ERS te vertonen (Naemi et al., 2009). Het is belangrijk hierbij een kanttekening te maken. Persoonlijkheid werd in vrijwel alle voorgaande studies onderzocht aan de hand van beoordelingsschalen. Het kan dus evengoed zijn dat in hun eigen resultaten fouten zitten door gehanteerde responsstijlen (Bentler, Jackson, & Messick, 1971). Als reactie hierop kan het onderzoek van Cabooter (2010) aangehaald worden die de relatie tussen persoonlijkheid en responsstijlen heeft onderzocht aan de hand van schaalvrije persoonlijkheidsmetingen. Zij vond eveneens een significante relatie. Deze bevindingen tonen aan dat er weldegelijk een relatie is tussen persoonlijkheid en responsstijlen (Cabooter, 2010). Dit heeft als implicatie dat het voor onderzoekers zeer moeilijk zal

20 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 12 zijn om het gebruik van responsstijlen bij respondenten te voorkomen (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Op basis van de literatuur kan men besluiten dat de antecedenten van ERS het meest worden onderzocht. ERS hangt dan ook met veel aspecten samen: positieve relatie met leeftijd, negatieve relatie met opleiding, cross-culturele verschillen, meer gebruikt door mensen met een zwarte huiskleur, positieve relatie met extraversie en consciëntieusheid, etc. Voor ARS werd een negatieve relatie gevonden met opleiding. Deze responsstijl verschilt ook over culturen en huidskleur. ARS en MRS zijn daarnaast positief gerelateerd met leeftijd. In de empirische studie van deze scriptie zullen de demografische variabelen geslacht, leeftijd, moedertaal en opleiding worden opgenomen als controlevariabelen. Gevolgen van gehanteerde responsstijlen. Responsstijlen bedreigen de validiteit van conclusies (Baumgartner & Steenkamp, 2001; Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Het is dus belangrijk dieper in te gaan op de gevolgen van de gehanteerde responsstijlen. Zoals eerder vermeld in deze scriptie kunnen responsschalen responsstijlen beïnvloeden (Weijters, Cabooter, et al., 2010; Wildt & Mazis, 1978). Maar responsstijlen kunnen ook de schaalscores beïnvloeden. Hierbij wordt het modererend effect van twee schaalkarakteristieken in rekening gebracht, nl. hoe de schaal gebalanceerd is en hoe het schaalgemiddelde verschilt met het middelpunt (Baumgartner & Steenkamp, 2001). De score van respondenten die de ARS hanteren, zal opgeblazen ( inflated ) worden als de meeste items in de schaal positief verwoord zijn en zwakker worden als de meeste negatief zijn. Hoe hoger het aantal, hoe sterker de ARS tot uiting zal komen. Indien de schaal gebalanceerd is, i.e. evenveel positieve als negatieve items, zouden de bijwerkingen van ARS geminimaliseerd moeten worden, want op die manier sluiten ze elkaar uit (Baumgartner & Steenkamp, 2001). Als het schaalgemiddelde gelijk is aan het middelpunt dan zou er, als iemand een MRS hanteert, geen systematische invloed mogen zijn op de schaalscores. Als het schaalgemiddelde groter is dan het middelpunt, zullen de meeste ware scores boven het middelpunt liggen en de scores van iemand die MRS hanteert, zwakker zijn. Als het schaalgemiddelde eronder ligt, dan zijn de scores opgeblazen. Hoe groter de afwijking

21 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 13 van het schaalgemiddelde van het middelpunt op de responsschaal, hoe groter de invloed van MRS op de schaalscores zou zijn (Baumgartner & Steenkamp, 2001). De richting en sterkte van ERS en MRS zijn afhankelijk van de positieve of negatieve afwijking van het schaalgemiddelde (i.e. de gemiddelde score over respondenten op het instrument in kwestie) ten opzichte van het middelpunt van de responsschaal (Baumgartner & Steenkamp, 2001). Als bijvoorbeeld op een vragenlijst naar zelfvertrouwen de meeste respondenten boven het middelpunt scoren, zal ERS een positieve invloed hebben op de scores (mensen met een hogere ERS zullen hier hoger scoren) en MRS een negatieve invloed. Een respondent die de ERS hanteert, kan extreem positief antwoorden. Dan zouden de schaalscores worden opgeblazen (zwakker worden) voor positief (negatief) geformuleerde items. Maar het lijkt haast onwaarschijnlijk dat iemand de volledige inhoud zou negeren. Mensen die meedoen aan extreem positief antwoorden doen ook mee met extreem negatief antwoorden (Bachman & O Malley, 1984; Baumgartner & Steenkamp, 2001; Hamilton, 1968). Als het schaalgemiddelde boven (onder) het middelpunt ligt, zal het stilistisch antwoorden van de meest extreme schaalcategorieën de scores nog meer positief (negatief) maken omdat voor de meeste mensen de bias dan upward ( downward ) is (Baumgartner & Steenkamp, 2001). De invloed van de gehanteerde responsstijl op de grootte van multivariate relaties is niet voor alle responsstijlen gelijk. Bij een ARS, MRS zal de relatie vergoot worden, in tegenstelling tot een ERS (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Corrigeren voor responsstijlen. Systematische fouten worden in marketing onderzoek nog veel te vaak genegeerd, ook al weet men goed dat deze vaak voorkomen (de Jong et al., 2008). Bovendien zijn er correcties terug te vinden in de literatuur voor responsstijlen. Een korte opsomming van de meest gekende correcties volgt. Eerst en vooral zou men om ARS te vermijden, gebruik kunnen maken van gebalanceerde schaalitems (Van Vaerenbergh & Thomas, 2013). Wanneer schaalitems gebalanceerd zijn, is er voor ieder positief item, een negatief item aanwezig. Zoals eerder aangegeven worden de effecten van ARS hiermee geminimaliseerd. Maar balanceren heeft vele negatieve effecten (Baumgartner & Steenkamp, 2001). In vele gevallen vindt de respondent het bijvoorbeeld logisch om zowel op een item in te stemmen als op het tegenstelde van dat item (Rorer, 1965). Daarnaast wordt er

22 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 14 opgemerkt dat de gebruikte items en hun tegengestelde soms te extreem zijn. Respondenten die een neutrale mening aannemen, zullen dan op beide items niet instemmen (Schuman, Presser, & Ludwig, 1981). Het balanceren van schaalitems wordt zeer weinig gebruikt (Baumgartner & Steenkamp, 2001). Een tweede methode die men kan gebruiken om te corrigeren voor responsstijlen is de Multi-Trait Multi-Method (MTMM) benadering waarbij men hetzelfde construct (trait) herhaaldelijk gaat meten door middel van verschillende methoden. Op die manier kan bij de geobserveerde variantie een onderscheid gemaakt worden tussen de variantie die te wijten is aan het construct zelf en de variantie te wijten aan de meetmethode (Weijters, 2006). De MTMM modellen houden rekening met ARS en DARS, maar niet met ERS en MRS (Saris & Aalberts, 2003). De LCFA benadering (Latent Class Factor Analysis) kan daarentegen gebruikt worden om ERS en ARS simultaan vast te stellen (Kieruj, 2012; Moors, 2003). De meest uitgebreide manier om responsstijlen te detecteren en het te controleren is door RIRSs toe te voegen in de vragenlijst. RIRSs zijn representatieve indicatoren van responsstijlen. Deze indicatoren maken het mogelijk om ARS, DARS, ERS, MRS en NARS te berekenen (Baumgartner & Steenkamp, 2001; Weijters et al., 2008). In reguliere studies zouden vijf indicatoren moeten worden opgenomen. In studies die focussen op responsstijlen daarentegen worden er tien tot veertien indicatoren aanbevolen (Weijters et al., 2008) Lengte van Vragenlijsten Als laatste wordt er dieper ingegaan op welke invloed de lengte van een vragenlijst kan hebben. De lengte heeft namelijk een aantal belangrijke effecten. Het beïnvloedt o.a. de betrouwbaarheid van de vragenlijst (Ziegler et al., 2014), de responsratio (Deutskens et al., 2004; Herberlein & Baumgartner, 1978; Marcus et al., 2007; Nowack, 1990), maar ook de gehanteerde responsstijlen (Herzog & Bachman, 1981; Kraut et al., 1975). Een eventuele verklaring voor het effect van lengte op responsstijlen zou vermoeidheid kunnen zijn. Er is echter te weinig aandacht gegeven in de literatuur aan de relatie tussen lengte en responsstijlen om hier een sluitend antwoord op te kunnen geven. Dit onderzoek zal hier dan ook op focussen. Effecten van lengte. Nowack (1990) geeft aan dat hoe langer je een vragenlijst maakt, hoe betrouwbaarder deze zal zijn. Onderzoek toont aan dat de lengte van de

23 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 15 vragenlijst inderdaad de betrouwbaarheid positief beïnvloedt, al moet er dan wel rekening worden gehouden met de beslissingen die gemaakt werden bijvoorbeeld over de lengte van de schaal (Ziegler et al., 2014). Nowack (1990) merkt daarnaast op dat de lengte ook de responsratio negatief kan beïnvloeden. Deze bevinding wordt ondersteund door andere studies bij zowel niet elektronische survey (Herberlein & Baumgartner, 1978) als web-survey (Deutskens et al., 2004; Marcus et al., 2007). Cook, Heath, & Thompson (2000) daarentegen vonden met hun meta-analyse geen significante relatie tussen lengte van een vragenlijst en responsratio in web-surveys. Belangrijk hier op te merken is dat de meta-analyse van Cook et al. (2000) geen rekening hield met de wijze waarop de respondenten informatie krijgen over de lengte. Waren ze op voorhand ingelicht? Of leerden ze pas de echte lengte kennen als ze al bezig waren? Experimentele studies hebben op die manier wel een significant negatief verband kunnen vinden tussen lengte en responsratio in websurvey. Als men op voorhand de tijd meekrijgt, is er minder non-response als de tijd korter wordt aangegeven dan het werkelijk is. Maar, dan is er wel een grotere kans op drop-out (Crawford, Couper, & Lamias, 2001). Marcus et al. (2007) deed onderzoek naar de responsratio wanneer men de ware lengte vermeldde in de uitnodigingsmail. Zij vonden dat wanneer de ware lengte minuten was, er een hogere responsratio is dan wanneer er minuten stond. Ander onderzoek toont gelijkaardige effecten aan (Deutskens et al., 2004). Het enige verschil daar was dat het niet op voorhand meegedeeld werd, maar dat men de vooruitgang van de survey kon zien via een indicator (Deutskens et al., 2004). Ten slotte tonen ook Galesic & Bosnjak (2009) met hun onderzoek aan dat meer respondenten starten aan een vragenlijst wanneer hen gezegd werd dat het 10 minuten zou duren, dan wanneer het 30 minuten zou duren. Van diegene die dan gestart waren in beide condities, was er het meest drop-out in de conditie met de vragenlijst van 30 minuten (Galesic & Bosnjak, 2009). Naarmate een respondent een vragenlijst invult, kan de respondent ook andere responsstijlen aannemen. Herzog & Bachman (1981) toonden aan met hun onderzoek dat mensen doorheen een lange vragenlijst meer straight-line - i.e. identiek antwoorden op de meeste of alle items of zonder veel differentiatie gaan antwoorden naar het einde toe (Herzog & Bachman, 1981). Ze hebben dit onderzocht door een vragenlijst te verspreiden met heterogene items. Er was dus geen enkele relatie tussen de items,

24 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 16 waarop men zou verwachten dat een respondent, die naar waarheid antwoordt, een hoge differentiatie tussen zijn/haar responses zal hebben. De lengte van de vragenlijst zorgt volgens deze auteurs voor een afnemende motivatie als gevolg van de vermoeidheid die optreedt door het invullen van een lange vragenlijst. Kraut et al. (1975) wou specifiek het effect van de positie van een item in een vragenlijst (vooraan vs. achteraan) gaan onderzoeken. Het onderzoek betrof een 168- item vragenlijst met een 46-tal Likert items die een responsschaal van vijf antwoordcategorieën bevatte. Deze vragenlijst werd verdeeld over 565 medewerkers van één organisatie. Ook Kraut et al. (1975) bracht, net zoals Herzog & Bachman (1981) vermoeidheid in rekening. Daar vond men dat naar het einde toe van een vragenlijst minder ERS toegepast werd door de vermoeidheid die respondenten ervaarden wanneer ze een lange vragenlijst invullen. De respondenten kiezen dan meer de modale categorieën en gaan dus meer MRS toepassen. Ze nemen met andere woorden the easy way out (Kraut et al., 1975). Deze (amper) twee meest voorname studies, die de invloed van lengte op responsstijlen onderzochten, hielden geen rekening met het schaalformaat, wat toch een belangrijke beperking is. Onderzoek heeft dus reeds kunnen aantonen dat er heel wat meer gevolgen zijn dan enkel de responsratio. De lengte van een vragenlijst kan namelijk ook de gehanteerde responsstijlen van de respondenten beïnvloeden. Veel psychologisch en sociaal wetenschappelijk onderzoek gebruikt ellenlange vragenlijsten. Er staan helaas heel weinig onderzoekers stil bij de gevolgen die de lengte van een vragenlijst kan hebben. Ook de positionering van de vragen is vaak iets waar weinig onderzoekers over nadenken. Daarom dat voor dit onderzoek de lengte van de vragenlijst als onafhankelijke variabele zal worden opgenomen. Het onderzoek zal focussen op het feit of mensen al dan niet hun responsstijlen aanpassen tijdens het verloop van een vragenlijst. Vermoeidheid als verklaring. Een verklarende factor van de invloed van lengte op de gehanteerde responsstijlen zou vermoeidheid kunnen zijn. Het kan logischerwijze gebeuren dat een respondent vermoeid is wanneer men een lange vragenlijst invult. Het begrip vermoeidheid duidt meestal op een afkeer van om het even welke inspanning en een verlies van efficiëntie (Grandjean, 1979).

25 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 17 Een algemeen onderscheid wordt gemaakt tussen fysieke en mentale vermoeidheid. Mentale vermoeidheid is een algemeen gevoel gecombineerd met gevoelens van traagheid en afkeer voor eender welk soort van activiteit (Grandjean, 1979). Mensen kunnen deze vermoeidheid ervaren na een langdurige periode van cognitieve activiteit (Boksem, Meijman, & Lorist, 2005). De effecten van mentale vermoeidheid zijn uiteenlopend. Het kan zorgen voor verhoogde afleidbaarheid, verminderde taakprestatie, afkeer om de taak verder te zetten en een afgenomen flexibiliteit (Boksem et al., 2005). Mentale vermoeidheid reduceert ook zowel cognitieve als fysieke prestatie (Marcora, Staiano, & Manning, 2009). Verder toont het onderzoek van Clancy & Wachsler (1971) aan dat respondenten meer geneigd zijn om in te stemmen als ze vermoeid geraken. De effecten van mentale vermoeidheid op het gedrag van mensen lijken vooral veroorzaakt te zijn door het niet efficiënt kunnen toewijzen van hun selectieve aandacht. (Boksem et al., 2005). In een thesisonderzoek van Vandeborne (2009) werd aangetoond dat wanneer respondenten mentaal vermoeid zijn, ze meer ARS en MRS zullen toepassen. Dit effect werd niet teruggevonden voor DARS en ERS. Daar het een relatief kleine steekproef was (N=108) en er een aantal beperkingen zijn van invloeden die niet uitgesloten konden worden van intelligentie en stemming, moeten de resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. (Vandeborne, 2009). Besluit Terwijl vragenlijsten één van de populairste onderzoekstechnieken zijn (Roberts, 1999), staat men nauwelijks stil bij het feit dat ze fouten kunnen bevatten (Wilkinson & Birmingham, 2003). Systematische fouten zijn de grootste zorg van de onderzoeker (Moors et al., 2014) en kunnen veroorzaakt worden door responsstijlen. Er zijn vele antecedenten en gevolgen van responsstijlen gekend. Door de invloed die responsstijlen hebben op o.a. de validiteit (Baumgartner & Steenkamp, 2001; Van Vaerenbergh & Thomas, 2013), is het belangrijk hiervoor de controleren en corrigeren. Toch wordt dit nog te weinig gedaan. Het doel van het onderzoek in deze scriptie is nagaan of de lengte van een vragenlijst invloed heeft op de responsstijlen van een respondent. Daarbij wordt er ook gekeken naar de invloed van de antwoordschaal.

26 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 18 Onderzoeksvraag en hypothesen Het model met onderzoeksvraag en de hypothesen die zullen worden onderzocht, worden in dit stuk naar voor gebracht. Deze worden in het empirisch deel van deze scriptie getest. Figuur 3 geeft de onderzoeksvraag van deze scriptie weer: Welke invloed heeft het type responsschaal op de relatie tussen de lengte van een vragenlijst en de responsstijl van de respondent? Lengte vragenlijst ERS MRS ARS Type responsschaal Figuur 3. Model dat de onderzoeksvraag van het onderzoek beschrijft. Het onderzoek van Kraut et al. (1975) waarbij het effect van de positie van een vraag in een vragenlijst werd onderzocht, vond men dat respondenten die een lange vragenlijst invullen minder ERS zullen toepassen. De respondenten kiezen dan meer de modale categorieën. Ze nemen the easy way out en gaan op die manier meer MRS gaan toepassen (Kraut et al., 1975). In dit onderzoek wordt geprobeerd de resultaten van Kraut en collega s proberen te bevestigen door te stellen dat een lange vragenlijst voor meer MRS en minder ERS zal zorgen. Hypothese 1: Respondenten die de lange vragenlijst invullen, passen meer MRS toe dan respondenten die de korte vragenlijst invullen. Hypothese 2: Respondenten die de lange vragenlijst invullen, passen minder ERS toe dan respondenten die de korte vragenlijst invullen. Volgens Clancy & Wachsler (1971) zijn mensen meer geneigd zijn om in te stemmen als respondenten vermoeid geraken. Ook is het zo dat mensen die een langdurig een cognitieve activiteit uitvoeren, een mentale vermoeidheid kunnen ervaren (Boksem et al., 2005). Uit deze laatste bevindingen, kan gesteld worden dat

27 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 19 respondenten die een lange vragenlijst invullen, een langdurige cognitieve activiteit uitvoeren, vermoeid zullen geraken en dus meer ARS zullen toepassen. Hypothese 3: Respondenten die de lange vragenlijst invullen passen meer ARS toe dan respondenten die de korte vragenlijst invullen. Het onderzoek van Weijters, Cabooter, et al. (2010) wees uit dat bij antwoordschalen waar end labeling werd toegepast, ERS zal stijgen. Doordat de 7- puntenschaal een end gelabelde schaal is en de 5-puntenschaal een volledig gelabeld is in dit onderzoek, zou bij de 7-puntenschaal ERS dus sterker zijn. Daarnaast zorgt mentale vermoeidheid ervoor dat de stilistische effecten van MRS en ARS groter worden (Clancy & Wachsler, 1971; Kraut et al., 1975). Omdat een volledig gelabelde schaal logischerwijze een hogere cognitieve belasting heeft, kan er aangenomen worden dat zowel ARS als MRS sterker zal zijn bij de volledig gelabelde 5-puntenschaal. Hypothese 4a: De invloed van de lengte van de vragenlijst op ERS is sterker bij respondenten die de end gelabelde 7-puntenschaal gebruiken, dan bij respondenten die de volledig gelabelde 5-puntenschaal gebruiken. Hypothese 4b: De invloed van de lengte van de vragenlijst op MRS is zwakker bij respondenten die de end gelabelde 7-puntenschaal gebruiken, dan bij respondenten die de volledig gelabelde 5-puntenschaal gebruiken. Hypothese 4c: De invloed van de lengte van de vragenlijst op ARS is zwakker bij respondenten die de end gelabelde 7-puntenschaal gebruiken, dan bij respondenten die de volledig gelabelde 5-puntenschaal gebruiken. Naast deze hypotheses wordt er rekening gehouden met controlevariabelen in dit onderzoek. Leeftijd, opleiding en geslacht zullen worden opgenomen. Moedertaal zal constant gehouden worden. Zoals eerder aangegeven, hebben meerdere studies reeds aangetoond dat leeftijd een invloed kan hebben op zowel ARS, ERS als MRS (de Jong et al., 2008; Greenleaf, 1992a, 1992b; Johnson, 2005; Kieruj & Moors, 2013; Meisenberg & Williams, 2008; Weijters, Geuens, et al., 2010; Winkler et al., 1982).

28 RESPONSSTIJLEN OVER DE LOOP VAN EEN VRAGENLIJST 20 M.b.t. opleiding werden er negatieve verbanden gevonden met zowel ERS (Marin et al., 1992; Meisenberg & Williams, 2008) als met ARS (Meisenberg & Williams, 2008; Winkler et al., 1982). Door de aanzienlijke invloeden van leeftijd en opleiding, worden deze opgenomen in het onderzoek als controlevariabelen. Voor geslacht is de literatuur verdeeld. Daarom is het net ook interessant op deze variabele op te nemen als controlevariabele. Methode Steekproef De steekproef is een gelegenheidssteekproef die bestaat uit een totaal van 2866 respondenten die aan de survey zijn gestart, waarvan 1438 respondenten de survey hebben afgewerkt. Er is een drop-out van 49,83%. De respondenten werden gecontacteerd via Facebook of via mail. Alle incomplete responsen werden uit de data verwijderd. Omdat er in deze scriptie wordt gekeken welke invloed de lengte van de vragenlijst heeft, zijn alle data van respondenten die er meer dan twee uur en driekwartier over hebben gedaan, eruit gelaten. De resultaten veranderen nauwelijks wanneer er een nog strengere norm qua tijdsduur werd opgelegd. Omdat van de 1389 overgebleven respondenten 1327 respondenten (95,5%) Nederlands hebben als moedertaal, is beslist om enkel de Nederlandstalige respondenten op te nemen in de analyse. Na dit strenge selectieproces, blijft een steekproef van 1327 respondenten over waarvan 51,62% een 5-puntenschaal kreeg en 48,38% een 7-puntenschaal. Daarnaast kreeg 45,59% van de respondenten korte vragenlijst waarbij het blok met de 16 items zich vooraan bevond. De rest van de steekproef kreeg de lange vragenlijst waarbij het blok met de 16 items zich achteraan bevond (54,41%). Tabel 1 toont de verdeling van de condities. De respondenten zijn nog steeds goed verdeeld, ondanks de strenge selectie.

Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet

Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet Hoe meetfouten bij specifieke respondenten te detecteren en corrigeren? Opsporen van responsstyles bij respondenten: het ene segment is het andere niet Hester van Herk Department Marketing, VU University,

Nadere informatie

Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten.

Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 2009 Het optreden van vermoeidheid in vragenlijsten. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de bedrijfseconomie

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST

DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2008 2009 DE INVLOED VAN OMGEVINGSFACTOREN OP HET BEANTWOORDEN VAN EEN VRAGENLIJST Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad

Nadere informatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens 5. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens Relevante conclusies voor het beleid zijn pas mogelijk als de basisgegevens waaruit de samengestelde indicator berekend werd voldoende recent zijn. In deze

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Het proximiteitseffect: misrespons bij omgekeerde items en het effect van antoniemen vs negaties. Masterproef voorgedragen tot

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

Bowling alone without public trust

Bowling alone without public trust Bowling alone without public trust Een bestuurskundig onderzoek naar de relatie tussen een ervaren sociaal isolement van Amsterdamse burgers en de mate van publiek vertrouwen dat deze burgers hebben in

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Verkeerskundige interpretatie van de belangrijkste tabellen (Analyserapport) D. Janssens, S. Reumers, K. Declercq, G. Wets Contact: Prof. dr. Davy

Nadere informatie

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden?

Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Wat is de levenskwaliteit bij mensen die een EOT-traject volgen? Hoe evolueert deze levenskwaliteit in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Met als doel de

Nadere informatie

Schaalinvloeden op Responsestijlen

Schaalinvloeden op Responsestijlen UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2009 2010 Schaalinvloeden op Responsestijlen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) In dit proefschrift worden een aantal psychometrische methoden beschreven waarmee de accuratesse en efficientie van psychodiagnostiek in de klinische praktijk verbeterd kan worden. Psychodiagnostiek wordt

Nadere informatie

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data Workshop Dataverzameling Van onderzoeksvraag naar data Even voorstellen: Suzanne van de Groep 24 jaar Promovendus (PhD-kandidaat) Universiteit Leiden Hoe gaan jongeren met andere mensen om? Hoe werkt dat

Nadere informatie

Responsstijlen in Surveyonderzoek: Het modelleren van de Acquiescense Responsstijl door middel van Structural Equation Modelling

Responsstijlen in Surveyonderzoek: Het modelleren van de Acquiescense Responsstijl door middel van Structural Equation Modelling 1 Responsstijlen in Surveyonderzoek: Het modelleren van de Acquiescense Responsstijl door middel van Structural Equation Modelling en de RIRSMACS-methode. Kaat Bots 2 Woord vooraf Deze thesis zou niet

Nadere informatie

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2

Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding. Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 Grootouders en het welzijn van kleinkinderen na echtscheiding Maaike Jappens 1 & Jan Van Bavel 1,2 1Vrije Universiteit Brussel, 2 KU Leuven Grootouders kunnen een belangrijke rol spelen in het leven van

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education

Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen. Master Innovation & Leadership in Education Onderzoek Module 10.3 Het empirisch onderzoek ontwerpen Master Innovation & Leadership in Education Leerdoelen Aan het eind van deze lesdag heb je: Kennis van de dataverzamelingsmethodes vragenlijstonderzoek,

Nadere informatie

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? INLEIDING PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN? Om uitstekende vaardigheden te ontwikkelen zijn niet alleen talent en mogelijkheden

Nadere informatie

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak

Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak Inzet van social media in productontwikkeling: Meer en beter gebruik door een systematische aanpak 1 Achtergrond van het onderzoek Bedrijven vertrouwen meer en meer op social media om klanten te betrekken

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test Werkboek 2013-2014 ANCOVA Covariantie analyse bestaat uit regressieanalyse en variantieanalyse. Er wordt een afhankelijke variabele (intervalniveau) voorspeld uit meerdere onafhankelijke variabelen. De

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Egberink, I. J-A. L. (2010). Applications of item response theory to non-cognitive data Groningen: s.n.

Citation for published version (APA): Egberink, I. J-A. L. (2010). Applications of item response theory to non-cognitive data Groningen: s.n. University of Groningen Applications of item response theory to non-cognitive data Egberink, Iris IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek

Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek Begrippenlijst Anders Dit is onderzoek Begrippenlijst door F. 1080 woorden 15 april 2016 9,1 2 keer beoordeeld Vak Anders Dit is onderzoek! 2.4 Steekproef Onderzoek met een kleine groep met de bedoeling

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

HET EFFECT VAN VERSCHILLENDE SCHAALTECHNIEKEN OP ANTWOORDSTIJLEN

HET EFFECT VAN VERSCHILLENDE SCHAALTECHNIEKEN OP ANTWOORDSTIJLEN UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 2008 HET EFFECT VAN VERSCHILLENDE SCHAALTECHNIEKEN OP ANTWOORDSTIJLEN Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Kwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit

Kwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Kwantitatieve modellen voor BCO PMC Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit Drie colleges Validiteits- en betrouwbaarheidsanalyse Causale analyse met confounding en mediatie Causale

Nadere informatie

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi

Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi Inhoudsopgave Voorwoord van Hester van Herk... iii Voorwoord van Foeke van der Zee... iv Verantwoording... vi INTRODUCTIE... 1 1. Wat is onderzoek... 2 1.1 Een definitie van onderzoek... 2 1.2 De onderzoeker

Nadere informatie

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument Het doel van deze opdracht is nagaan of je instrument geschikt is voor je onderzoek. Het is altijd verstandig

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase Inleiding Door de toenemende globalisering en bijbehorende concurrentiegroei tussen bedrijven over de hele wereld, de economische recessie in veel landen, en de groeiende behoefte aan duurzame inzetbaarheid,

Nadere informatie

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden. Procedure Psychometrische en discriminerend vermogen testfase Versie: 1.0 Datum: 01-04-2014 Code: PRO 04 Eigenaar: 1 Inleiding De richtlijnen en aanbevelingen voor de test naar de psychometrische en onderscheidende

Nadere informatie

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R

Bij herhaalde metingen ANOVA komt het effect van het experiment naar voren bij de variantie binnen participanten. Bij de gewone ANOVA is dit de SS R 14. Herhaalde metingen Introductie Bij herhaalde metingen worden er bij verschillende condities in een experiment dezelfde proefpersonen gebruikt of waarbij dezelfde proefpersonen op verschillende momenten

Nadere informatie

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde Foeke van der Zee Inhoudsopgave 1. Onderzoek, wat is dat eigenlijk... 1 1.1 Hoe is onderzoek te omschrijven... 1 1.2 Is de onderzoeker een probleemoplosser

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7)

Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Zelfstudiefiches M&T: Deel 2 (H6-7) Hoofdstuk 6 1. Bekijk figuur 6.2. Het meetproces (p. 133 cursus). Dit schema en bijhorende tekst moet je heel goed begrijpen, heel vaak komen tijdens de colleges termen

Nadere informatie

Zijn respondenten interviewerresistent?

Zijn respondenten interviewerresistent? Een onderzoek van Gerben Moerman naar de effecten van doorvraagtactieken bij open interviews Martijn van Lanen * G. Moerman, Probing behaviour in open interviews: A field experiment on the effects of probing

Nadere informatie

A. Business en Management Onderzoek

A. Business en Management Onderzoek A. Business en Management Onderzoek Concepten definiëren Een concept (concept) is een algemeen geaccepteerde verzameling van betekenissen of kenmerken die geassocieerd worden met gebeurtenissen, situaties

Nadere informatie

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen:

Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Cognitieve flexibiliteitstaken bij autismespectrumstoornissen: Kritische bespreking en klinische implicaties Lien Van Eylen VCKJPP 22 september 2011 Overzicht Neuropsychologische taken o Betrouwbaarheid

Nadere informatie

Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2)

Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2) Het vormen van een eerste indruk en vertrouwen in virtuele project teams (2) Ellen Rusman 18 februari 2008 m.m.v. Prof. Dr. M. Valcke Gastcollege Praxis, Pedagogische wetenschappen Universiteit Gent Probleemstelling

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Competentie Thermometer

Competentie Thermometer Competentie Thermometer Een paar ipad basisvaardigheden checken Competentie Thermometer Begin with the end in mind Even voorstellen Naam School Ervaring met assessments Favoriete app? Programma Programma

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen Richtlijnen voor auteurs - De hoofdindeling ligt vast en bestaat uit volgende rubrieken:

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

COMPULSIEF KOOPGEDRAG COMPULSIEF KOOPGEDRAG GUIDO VALKENEERS Valkeneers, G. (in press). Compulsief koopgedrag. Een verkennend onderzoek met een nieuwe vragenlijst. Verslaving. *** 1 VERSLAVING AAN KOPEN Historiek en terminologie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD

Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD Voorstellen Eva Hamhuis Psychologie & Onderwijskunde Junior Onderzoeker

Nadere informatie

Proeftuinplan: Meten is weten!

Proeftuinplan: Meten is weten! Proeftuinplan: Meten is weten! Toetsen: hoog, laag, vooraf, achteraf? Werkt het nu wel? Middels een wetenschappelijk onderzoek willen we onderzoeken wat de effecten zijn van het verhogen cq. verlagen van

Nadere informatie

LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN

LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN LES 3: ZELFRAPPORTAGE VRAGENLIJSTEN Leerdoelen Zelfrapportage technieken kunnen plaatsen op de dimensie van kwantitatief naar kwalitatief De unieke functie van zelfrapportage data kennen (wat kan zelfrapportage

Nadere informatie

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

SAMENVATTING (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Taal speelt een belangrijke rol in ons dagelijks leven. Het is een van de meest centrale aspecten bij de interactie tussen mensen. Ons taalgebruik wordt beïnvloed door onze

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS Inleiding in de Methoden & Technieken 2013 2014 Hemmo Smit Overzicht van dit college Kwaliteit van een meetinstrument Inleiding SPSS Hiervoor lezen:

Nadere informatie

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017

Onderzoek mediagebruik Maastricht mei 2017 Onderzoek mediagebruik Maastricht 2016 mei 2017 1 Publicatiedatum donderdag 4 mei 2017 Contact Gemeente Maastricht Team Communicatie (043) 350 42 00 communicatie@maastricht.nl pagina 2 Onderzoek Mediagebruik

Nadere informatie

Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt?

Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt? Werkt confrontatie met eigen vooroordelen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt? Februari 2016 SEPTEMBER 2016 ONDERZOEK NAAR DE PLAUSIBILITEIT VAN TRAININGEN GERICHT OP BEWUSTWORDING VAN VOOROORDELEN

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant Best Peter Assistant TH-PI Performance Indicator Dit rapport werd gegenereerd op 11-11-2015 door White Alan van Brainwave Ltd.. De onderliggende data dateren van 10-03-2015. OVER DE PERFORMANCE INDICATOR

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen SPSS Introductiecursus Sanne Hoeks Mattie Lenzen Statistiek, waarom? Doel van het onderzoek om nieuwe feiten van de werkelijkheid vast te stellen door middel van systematisch onderzoek en empirische verzamelen

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data

Workshop. Dataverzameling. Van onderzoeksvraag naar data Workshop Dataverzameling Van onderzoeksvraag naar data Even voorstellen: Suzanne van de Groep 23 jaar Promovendus (PhD-kandidaat) Universiteit Leiden Hoe komt het dat sommige mensen aardiger zijn dan anderen?

Nadere informatie

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen?

Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Kun je met statistiek werkelijk alles bewijzen? Geert Verbeke Biostatistisch Centrum, K.U.Leuven International Institute for Biostatistics and statistical Bioinformatics geert.verbeke@med.kuleuven.be http://perswww.kuleuven.be/geert

Nadere informatie

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag

Werkinstructies voor de CQI Huisartsenzorg Overdag Werkinstructies voor de 1. De vragenlijst Waarvoor is de bedoeld? De is bedoeld om de kwaliteit van zorg in de huisartspraktijk tijdens kantooruren te meten vanuit het perspectief van de patiënt. De vragenlijst

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) Relatiemarketing is gericht op het ontwikkelen van winstgevende, lange termijn relaties met klanten in plaats van het realiseren van korte termijn transacties.

Nadere informatie

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen

Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen RESEARCH SUMMARY ONDERZOEK I.K.V. VIONA STEUNPUNT WSE Capita Selecta Recent Arbeidsmarktonderzoek in Vlaanderen TITEL: FLEXIBLE JOB SEARCH BEHAVIOR AMONG UNEMPLOYED JOBSEEKERS: ANTECEDENTS AND OUTCOMES

Nadere informatie

samenvatting 127 Samenvatting

samenvatting 127 Samenvatting 127 Samenvatting 128 129 De ziekte van Bechterew, in het Latijn: Spondylitis Ankylopoëtica (SA), is een chronische, inflammatoire reumatische aandoening die zich vooral manifesteert in de onderrug en wervelkolom.

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus

Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Implementations of Tests on the Exogeneity of Selected Variables and Their Performance in Practice M. Pleus Dat economie in essentie geen experimentele wetenschap is maakt de econometrie tot een onmisbaar

Nadere informatie

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek Inleiding M&T 2012 2013 Hemmo Smit Overzicht van dit college Kwaliteit van een meetinstrument (herhaling) Interne consistentie: Cronbach s alpha Voorbeeld:

Nadere informatie

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens

Nadere informatie