Nog niet gecontroleerde informatie!

Transcriptie

1 Nog niet gecontroleerde informatie! Het via doorschakelen beschikbare bestand is nog niet gecontroleerd en wordt zo spoedig mogelijk vervangen of aangevuld.

2 Gemeenteblad Nijmegen Jaartal / nummer Opgenomen in collectie gemeentebladen in / 14 Naam Bestemmingsplan Heyendaal-1985 Voorschriften Kaart nr Toelichting Opmerkingen Het oorspronkelijke gemeenteblad is ten behoeve van presentatie binnen intranet c.q. internet opnieuw uitgebracht in digitale vorm, waarbij inhoudelijk identiek aan de oorspronkelijke uitgave. Nieuw toegevoegd zijn een vervangend titelblad (en de bestemmingsplankaart). Bijzondere aanvullende voorschriften Aantal bladzijden / verkoopprijs?? / 0,00 gb90-014v.doc

3 Bestemmingsplanvoorschriften behorende bij de herziening van het bestemmingsplan der gemeente Nijmegen (plan Heyendaall985 ) HOOFDSTUK 1 DEFINITIES In het plan wordt verstaan onder: A. 1. het plan: het onderhavige bestemmingsplan, zijnde de kaart en deze voorschriften; 2. de kaart: de tegelijk met deze voorschriften vastgestelde kaart nr waarop het plan is aangegeven; 3. een gebouw: een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte; 4. een bouwwerk: elke constructie, geen gebouw zijnde, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect steun vindt in of op de grond; 5. een werk: een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde; B. 1. een woning: een complex van ruimten, dat krachtens zijn aard en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden; een bijzonder woning: een woning die in verband met aard en indeling bestemd is voor bewoning door bejaarden, studenten en alleenstaanden; een dienstwoning.. een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

4 een bijzonder woongebouw: een gebouw dat meerdere bijzondere woningen bevat; een bijzonder gebouw: een gebouw ten dienste van een sociale of openbare instelling, alsmede een gebouw met een bijzondere bestemming, als kerk, wijkgebouw, schooi en ander gelijk te stellen gebouw, geen woning of bedrijfsgebouw zijnde in de zin van deze voorschriften; 6. een woonlaag: de begane grond of de verdieping waarop zich een bijzonder woning of (een gedeelte van) een woning bevindt waarbij de maat tussen de bovenkant vloer en onderkant plafond minimaal 2,40 meter en maximaal 3,50 meter bedraagt. Als woonlaag wordt niet aangemerkt een geheel of nagenoeg geheel onder een schuin dakvlak gelegen onvolledige verdieping; 7. een winkel: een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat krachtens zijn aard en indeling uitsluitend is bestemd voor de uitoefening van de detailhandel; voor zover de uitoefening van de detailhandel dit vereist mag een vierde deel van de winkelruimte worden ingericht voor het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk; 8. een bedrijfsgebouw: een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat krachtens zijn aard en indeling is bestemd voor het uitoefenen van een bedrijf -met uitzondering van garage- en detailhandelsbedrijven- en niet voor bewoning is ingericht; ll. 12. een proeffabriek: een uit het laboratoriumstadium voortgekomen productie-eenheid met een bedrijfsvloeroppervlakte groter dan 100 m2; detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker en gebruiker; een autobox: een gebouw bestemd voor de stalling van één voertuig op meer dan twee wielen; kantoor- en/of praktijkruimte: een ruimte welke door haar aard en indeling kennelijk is bestemd ten behoeve van de uitoefening van administratieve,

5 191 medische/paramedische, sociaal-wetenschappelijke en andere hiermede vergelijkbare beroepen; c kantoor: een ruimte welke door haar aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of wetenschappelijke arbeid; een horecabedrijf: een bedrijf, vallende onder de horecasector zoals hotel, motel, restaurant, café, eethuis en snackbar; een dienst-verlenend bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten met uitzondering van garagebedrijven, zoals uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, (bijkantoren van) banken en dergelijke; een bouwperceel: de grond die, overeenkomstig het bepaalde in deze voorschriften behoort bij een bestaand of nog op te richten gebouw met of zonder bijgebouwen; de perceekgrens: de grens van een bouwperceel de breedte van een bouwperceel: de kleinste van de twee afstanden tussen de zijdelingse perceelsgrenzen gemeten op de bebouwingsgrens en de achtergevelbebouwingsgrens; de breedte van een woning: de breedste projectie van de zijgevels van een woning buitenwerks gemeten, waarbij gemeenschappelijke scheidingsmuren voor de helft worden meegerekend; de hoogte van een gebouw: de hoogte van de bovenkant van de goot, het boeiboord of het bouwdeel dat de plaats van de goot of het boeiboord inneemt boven peil; schoorstenen en antennes vallen hierbuiten; de bebouwde oppervlakte: de buitenwerks gemeten oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen en bouwwerken op 1 meter of hoger boven peil; de bebouwingsgrens: de als zodanig op de kaart aangegeven lijn, waarbinnen de toegestane bebouwing moet worden opgericht en die behoudens toegestane afwijkingen niet door bebouwing mag worden overschreden;

6 een bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en een maximale hoogte heeft van 3,50 meter; 9. peil: a. voor een gebouw of een bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte; b. voor een gebouw of een bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende terreingedeelte; c. indien een gebouw of bouwperceel is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen, geldt het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte of terreingedeelte nabij de voorgevel van het gebouw; 10. een bouwblok: een door twee of meer straten omgeven bouwterrein, waarop overeenkomstig het bepaalde in deze voorschriften mag worden gebouwd; 11. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, kantoren, werkplaatsen, laboratoria en overige dienstruimten.

7 193 HOOFDSTUK II BESTEMMINGSCATEGORIEËN CATEGORIE I BIJZONDERE BEBOUWING 1. BD Bijzondere doeleinden De gronden welke op de kaart voor bijzonder doeleinden (BD) zijn aangewezen, zijn bestemd voor de oprichting van bijzondere gebouwen, waaronder die ten behoeve van de universiteit en andere instellingen voor wetenschappelijk onderzoek, scholen, gebouwen ten behoeve van ziekenhuisdoeleinden, en gebouwen ten behoeve van bedrijven met een direct relatie met het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs van de universiteit en ziekenhuizen voorzover deze bedrijven niet zijn opgenomen in de bij deze voorschriften behorende staat van inrichtingen, en deze bedrijven gezien de relatie ook op of nabij het terrein van deze instellingen gevestigd moeten zijn, almede voor andere bouwwerken, en werken zoals toegangswegen, leidingstroken, voet- en fietspaden, tuin of erf, met dien verstande dat: a. de bebouwing binnen de bebouwingsgrenzen moet worden opgericht, waarbij de gronden tot ten hoogste het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage mogen worden bebouwd; b. de hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan op de kaart is aangegeven; c. voorzover de in deze bestemmingscategorie bedoelde gronden op de kaart nader zijn aangeduid met Fiets-voetgangersroute deze tevens mogen worden ingericht ten behoeve van voetgangers en fietsers; d. op deze gronden dienstwonigen, bijzondere woningen enlof bijzondere woongebouwen mogen worden opgericht; e. tussen gebouwen (zoals laboratoria, werkplaatsen, mensa, expeditieruimten c.q. laad- en losfaciliteiten) en gebouwen tot wonen bestemd, zoals woningen, dienstwoningen, bijzondere woongebouwen, bijzondere woningen, dient een afstand van minimaal 50 meter gehandhaafd te worden met inachtneming van de bestemmingsgrenzen en bebouwingsgrenzen zoals op de kaart is aangegeven;

8 194 CATEGORIE II 1. de ten behoeve van de bebouwing te creeëren parkeerplaatsen mogen, uitsluitend binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrenzen worden gerealiseerd, met dien verstande dat het totaal aantal parkeerplaatsen in het gehele plangebied, met uitzondering van het terrein gelegen tussen de Kapittelweg en de Groenewoudseweg waarop de wijzigingsbevoegdheid conform het gestelde in Hoofdstuk IV onder 1, sub a van toepassing is (het terrein van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis) niet meer mag bedragen dan parkeeplaatsen voor auto s. VERKEERSDOELEINDEN De gronden welke op de kaart voor verkeersdoeleinden zijn aangewezen, zijn bestemd voor de aanleg van wegen met parkeerstroken, bermen, taluds en sloten, pleinen, parkeerplaatsen, fietspaden en wandelwegen, bruggen, duikers en andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen, met dien verstande dat: a. op deze gronden niet mag worden gebouwd met uitzondering van de oprichting van abris en telefooncellen met een maximaal bebouwd oppervlak van 5 m2 en een hoogte van 2,50 meter, verkeersborden, lichtmasten en ander verkeersvoorzieningen, alsmede keermuurtjes en ander straatmeubilair; b. het totaal aantal parkeerplaatsen in het gehele plangebied met uitzondering van het terrein gelegen tussen de Kapittelweg en de Groenewoudseweg waarop de wijzigingsbevoegdheid conform het gestelde in hoofdstuk IV, onder 1, sub a, van toepassing is (het terrein van het Canisius Wilhelminaziekenhuis) niet meer mag bedragen dan parkeerplaatsen voor auto s. CATEGORIE 111 PARKEREN De gronden welke op de kaart voor parkeren zijn aangewezen, zijn bestemd voor de aanleg van parkeervoorzieningen met dien verstande dat het totaal aantal parkeerplaatsen in het gehele gebied binnen de bestemmingsplangrens met uitzondering van het terrein gelegen tussen de Kapittelweg en de Groenewoudseweg waarop de wijzigingsbevoegdheid conform het gestelde in hoofdstuk IV onder 1, sub a van toepassing is (het terrein van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis), niet meer mag bedragen dan parkeerplaatsen voor auto s. Op de gronden binnen deze bestemmingscategorie ter plaatse van het Geert Grooteplein en de Montessorilaan mogen parkeervoorzieningen tot een maximale hoogte van 3 meter boven peil gerealiseerd worden, alsmede rijwielstallingen c.q. overkappingen.

9 195 HOOFDSTUK 111 ALGEMENE BEPALINGEN 1. De bebouwing moet binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrenzen worden opgericht, behoudens een verleende vrijstelling ingevolge het bepaalde in hoofdstuk V, sub A. 2. Grond welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij de verlening van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, wordt bij de beoordeling van latere bouwplannen niet meer in aanmerking genomen. 3. Indien op grond van artikel 20 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij de gemeenteraad een beroep wordt ingesteld, neemt de gemeenteraad een beslissing binnen 3 maanden na datum van ontvangst van het beroepschrift. Het besluit van de Raad wordt aan belanghebbenden schriftelijk medegedeeld. HOOFDSTUK IV TOEPASSING VAN ARTIKEL 11 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING Plan wijz@ing 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het plan te wijzigen, indien het betreft: a. het wijzigen van de bestemmingen Bijzondere Doeleinden (BD) en Verkeersdoeleinden van het terrein van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, welk terrein op de kaart met een kruisjeslijn nader is aangegeven in een bestemming woondoeleinden enlof bedrijfsdoeleinden enlof kantoren met de daarbij behorende voorzieningen zoals wegen, fiets-en wandelwegen, pleinen parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1. de hoogte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 2500 meter; 2. de bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% bedragen; 3. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte van bedrijven en/of kantoren mag per bedrijf en/of kantoor niet meer dan 500 m2 bedragen; 4. alleen bedrijven mogen worden gevestigd die een directe relatie met het wetenschappelijk onderzoek of onderwijs van de Katholieke Universiteit of de gezondheidszorg hebben, en die gezien deze relatie ook in de directe omgeving van deze instellingen gevestigd moeten zijn;

10 tussen gebouwen zoals laboratoria, werkplaatsen, mensa, expeditieruimten c.q. laad- en losfaciliteiten en gebouwen tot wonen bestemd, zoals woningen, dienstwoningen, bijzonder woningen -woongebouwen, dient een afstand van minimaal 50 meter- met inachtneming van de op de kaart aangegeven bestemmings- en bebouwingsgrenzen gehandhaafd te worden; 6. bij de woningen mogen al dan niet vrijstaande bijgebouwen worden opgericht, met dien verstande dat de oppervlakte van een berging maximaal 15 m2, van een autobox maximaal 20 m2, van een autobox annex berging maximaal 30 m2 mag bedragen; de hoogte van deze gebouwen mag maximaal 3,00 meter bedragen; 7. de maximale oppervlakte van de op te richten gebouwtjes ten openbare nutte als gasdrukregel- en meetstations, traforuimten en telefooncellen mag per gebouwtje 30 m2 bedragen, met geen grotere hoogte dan 3,50 meter en met een maximale inhoud van 50 m3; 8. de bebouwing mag worden opgericht met een onderbouw, met dien verstande dat: a. de hoogte van de onderbouw maximaal 4 meter mag bedragen; b. in deze onderbouw naast woonruimten, de garages en bergingen van de woningen mogen worden opgenomen; c. in deze onderbouw tevens winkels en horecabedrijven met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 180 m2 per bedrijf mogen worden opgenomen, indien deze winkels uitsluitend c.q. in hoofdzaak een dienstverlenende taak hebben ten behoeve van de bewoners van de gebouwen c.q. de aanwezige instellingen van/op het terrein van de Katholieke Universiteit of het St. Radboudziekenhuis; d. in deze onderbouw mogen tevens dienstverlenende bedrijven en kantoor en/of praktijkruimten worden opgenomen. 9. het wijzigingsplan dient te zijn voorzien van een financiële paragraaf, waaruit blijkt dat de uitvoerbaarheid in voldoende mate is verzekerd; lo.de bouw van dienstwonigen is toegestaan in maximaal 3 woonlagen en met een inhoud van maximaal 600 m3, waarbij de woningen kunnen worden opgenomen in de hoofdbebouwing danwel vrijstaand kunnen worden opgericht; b. het wijzigen van het tracé van de op de kaan aangegeven geprojecteerde ontstluitingsweg ten noorden van de Kapittelweg, indien dit noodzakelijk blijkt voor de realisering van de bebouwing binnen de aangrenzende bestemmingscategorie BD. ll. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid als bedoeld onder 1, sub a en b, slechts gebruik nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld eventuele bezwaren schriftelijk bij hen kenbaar te maken.

11 197 HOOFDSTUK V TOEPASSING VAN ARTIKEL 15 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING A. Het bouwen buiten de bebouwingsgrens Burgemeester en Wethouders kunnen van de verplichting om de bebouwing op te richten binnen de bebouwingsgrens vrijstelling verlenen voor het bouwen buiten de bebouwingsgrens, indien het betreft: a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en van schoorstenen en overstekende daken; b. erkers, luifels, ingangspartijen, galerijen en balkons, mits zij de bebouwingsgrens met niet meer dan 1.50 meter overschrijden; c. luifels, indien boven de hoofdtoegang van klinieken aangebracht, mits zij de bebouwingsgrens met niet meer dan 10 meter overschrijden; d. stoepen, bordessen, funderingen, kelderingangen en koekoeken, mits zij niet hoger worden opgetrokken dan 1 meter boven peil; e. erfafscheidingen tot een maximum hoogte van 2 meter; f. putten, leidingen en goten voor de aan- en afvoer of de verzameling van water en rioolstoffen. g. antennes; h. het bouwen in de bestemmingscategorie Bijzondere Doeleinden (BD) van kleine gebouwtjes, aanbouwen en bouwwerken zoals rijwielopverkappingen, protierloges en kiosken, met een maximum oppervlakte van 30 m2, per gebouwtje geen grotere hoogte dan 3,50 meter en met een maximale inhoud van 50 m3. B. Algemeen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen: a. tot het oprichten van gebouwtjes ten openbare nutte zoals gasdrukregelen meetstations, traforuimten en telefooncellen met een maximale oppevlakte per gebouwtje van 30 m2, geen grotere hoogte dan 3,50 meter en met een maximale inhoud van 50 m3; b. tot het overschrijden van de bebouwde oppervlakte en de hoogte van een gebouw in de bestemmingscategorie Bijzondere Doeleinden (BD) met 10%; c. tot de bouw van winkels, horecabedrijven, dienstverlenende bedrijven als wasserettes, uitzendbureaus, postagentschappen, bankfilialen in de bestemmingscategorie Bijzondere Doeleinden (BD) indien deze winkels en bedrijven uitsluitend of in hoofdzaak een dienstverlenende taak hebben ten behoeve van de bewoners van de gebouwen c.q. aanwezige instellingen van/op het terrein van de Katholieke Universiteit, het Sint Radboudziekenhuis en van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, met dien verstande dat: 1. bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf of winkel niet meer mag bedragen dan 180 m2;

12 op het totale terrein van de Katholieke Universiteit en het St. Radboudziekenhuis maximaal 6 winkels en 6 dienstverlenende bedrijven mogen worden opgericht; 3. op het totale terrein van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis maximaal 3 winkels en 3 dienstverlenende bedrijven mogen worden opgericht; d. tot het bouwen van een onder peil gelegen verbindingstunnel tussen de belendende bebouwing op de gronden welke op de kaart worden aangeduid als tunnel ; e. van de in de Staat van Inrichtingen vermelde bedrijven voor de vestiging van een van deze bedrijven, mits deze vestiging aanvaarbaar is voor het woon- en werkmilieu, zulks gehoord de inspecteur van Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu; 2. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid als bedoeld in lid 1 sub a, c en e slechts gebruik, nadat belanghebbenden gedurende 14 dan in de gelegenheid zijn gesteld eventuele bezwaren schriftelijk bij hen kenbaar te maken. HOOFDSTUK Vl GEBRUIKSBEPALINGEN 1. Het is verboden gebouwen, bouwwerken enlof bijbehorende tuinen en open erven of andere terreinen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de uit het plan voortvloeiende bestemming. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een gebruik dat bestond ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan, zolang in de aard van dat gebruik geen wijziging wordt gebracht, dan wel de met het bestemmingsplan bestaande strijdigheid wordt verminderd en voorts niet op schoolgebouwen, voor zover het bepaalde in lid 1 in strijd is met de onderwijswetgeving omtrent de beëindiging van het gebruik overeenkomstig de bestemming. 3. Burgemeester en Wethouders verlenen van het bepaalde onder 1 vrijstelling, als strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. 4. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid ais bedoeld onder 3 slechts gebruik, nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld hun bezwaren tegen het verlenen van vrijstelling schriftelijk bij hen kenbaar te maken. 5. Overtreding van het bepaalde in lid 1 van dit hoofdstuk is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

13 199 HOOFDSTUK VII AANLEGVERGUNNINGEN A 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) op de gronden, gelegen buiten de bebouwingsgrenzen van de bestemmingscategorie BD, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren: a. het opslaan, vervoeren, afvoeren, aanwenden, lozen, verspreiden of op andere wijze zich ontdoen van schadelijke stoffen, waaronder huishoudelijke, industriële en agrarische afvalprodukten, alsmede aardolieprodukten en bestrijdingsmiddelen, met uitzondering van het verspreiden van natuurlijke mest of kunstmest op het land, indien deze ter uitoefening van normale bodemexploitatie onmiddellijk wordt verspreid; b. het opslaan van natuurlijke en/of kunstmeststoffen, tenzij dit geschiedt in niet doorlatende constructies, bakken of kelders, die de opgeslagen hoeveelheid ruim kunnen bevatten, danwel de kunstmeststoffen zijn voorzien van een deugdelijke verpakking die een afdoende bescherming biedt tegen weersinvloeden; c. het opslaan, deponeren of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken machines, vaar-, voer- of vliegtuigen of onderdelen daarvan of van andere al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voorzover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte beheer; d. het graven in of het ophogen of afgraven van gronden; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse opslagtanks of vloeistofreservoirs; g. het aanbrengen van ondergronds of bovengrondse leidingen, kabels, installaties, constructies of apparatuur, behoudens voor zover deze werken worden uitgevoerd in verband met de bestemming; h. het aanbrengen van verhardingen; i. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas en houtopstand, anders dan bij wijze van verzorging en onderhoud; dit geldt niet voor zover het betreft gewassen en houtopstanden bedoeld in artikel 15 2 en 3 van de Boswet. 2. De in het vorige lid genoemde verboden gelden niet -behoudens de aanwending van bestrijdingsmiddelen- voor die werken of werkzaamehden, welke noodzakelijk zijn voor het normale gebruik, onderhoud, beheer of herstel van de ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan reeds aanwezige of in uitvoering zijnde werken of werkzaamheden, alsmede die ter uitvoering van en overeenkomstig het bestemmingsplan. 3. De werken of werkzaamheden in het eerste lid van dit artikel zijn slechts toelaatbaar indien: a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen verontreiniging van de grond of het grondwater plaatsvindt en geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied;

14 200 b. het betreft opslag van schadelijke stoffen en die opslag plaatsvindt in opslagtanks of vloeistofreservoirs, die afdoende tegen aantasting of beschadiging zijn beschermd, danwel in reservoirs, die op zodanige wijze in waterdichte kelders of bakken zijn geplaatst, dat eventuele lekkages direct worden gesignaleerd; c. het betreft vervoer of afvoer die geschiedt in speciaal daarvoor ingerichte voertuigen; d. het betreft vervoer, afvoer of lozing die geschiedt via leidingen, die in de onderhavige bestemmingen over de volle lengte en tot buiten die bestemmingen zijn gelegd in een mantelbuis of dichte koker. 4. Burgemeester en Wethouders kunnen aan een vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van de belangen die de bestemming van de grond beoogt. 5. Het handelen en/of nalaten in strijd met en/of in afwijking van een verleende vergunning wordt aangemerkt als het handelen zonder vergunning. 6. Het handelen in strijd met dit voorschrift is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. HOOFDSTUK VII OVERGANGSBEPALINGEN A. Gebouwen en bouwwerken die hetzij binnen een tijdsbestek van 2 jaren voor de eerste ter visie legging van het plan zijn geamoveerd of door een calamiteit zijn getroffen of waarvoor ten behoeve van herbouw of vernieuwing vóór dat tijdstip van twee jaren een bouwvergunning is aangevraagd en die afweken van de in het plan gegeven bestemmingen en/of maten, mogen -behoudens in geval van onteigening- binnen 2 jaren na de datum waarop het plan rechtskracht heeft gekregen, geheel worden herbouwd of vernieuwd, waarbij de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens zo mogelijk niet wordt overschreden. B. De bebouwing die bestond ten tijde van de eerste ter visie legging van het plan en die afwijkt van de in het plan gegeven bestemmingen en/of maten, mogen gedeeltelijk vernieuwd en/of veranderd worden en met vrijstelling van Burgemeester en Wethouders worden uitgebreid met 25% van de inhoud, een en ander mits: a. het gebouw blijft binnen de categorie waartoe het behoort of behoorde. Als categorie in deze zin worden onder meer beschouwd: 1. woningen (niet agrarisch); 2. winkels al dan niet met bijbehorende woningen en/of bedrijfsruimten; 3. horecabedrijven al dan niet met bijbehorende woningen enlof bedrijfsruimten; 4. bedrijfsgebouwen (niet agrarisch); 5. bijzondere bebouwing; 6. bankfilialen;

15 kantoren; b. de bestaande of bestaan hebbende afwijkingen van het plan naar hun aard niet worden vergroot. C. Burgemeester en Wethouders kunnen, met vrijstelling in zoverre van de desbetreffende bebouwingsvoorschriften, uitbreiding van sub B bedoelde bebouwing toestaan indien dit uit stedebouwkundig c.q. ruimtelijke danwel uit woonmilieu oogpunt gewenst is, met dien verstande dat: a. hierbij de gebouwen naar oppervlakte met niet meer dan 50% mogen worden vergroot zulks met een maximum van 100 m2; b. de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van het hoogstgelegen punt van het gebouw bedraagt; c. de uitbreiding slechts in directe aansluiting aan de bestaande bebouwing dan wel vrijliggend als onderdeel van de bestaande bebouwing mag plaatsvinden. D. Voor toepassing van deze bepalingen dienen uitbreidingen, die reeds vóór het tijdstip van de eerste ter visie legging van dit plan ingevolge een overgangsbepaling van gelijke strekking zijn toegestaan, te worden beschouwd als te hebben plaatsgevonden krachtens deze bepaling. HOOFDSTUK IX SLOTBEPALING Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: Bestemmingsplanvoorschriften Heyendaal STAAT VAN INRICHTINGEN - laboratorium ten behoeve van recombinant DNA-onderzoek boven CII-niveau; - produktie gerichte aktiviteiten van DNA-recombinatie bewerkingen; - LPG opslag ten behoeve van motorbrandstoffen; - recycling (proef)fabriek; - chemische (proef)fabriek; - inrichting ten behoeve van het (chemisch) technisch verwerken van radio-actieve stoffen.

16 INLEIDING De voorloper van het onderhavige bestemmingsplan, het bestemmingsplan Heyendaall977 is door Gedeputeerde Staten van Gelderland bij besluit van 7 april 1981 goedgekeurd. Twee bezwaarden hebben tegen dit besluit bij de Kroon beroep aangetekend, naar aanleiding waarvan aan het bestemmingsplan Heyendaal 1977 bij K.B. van 9 mei 1985 nummer 31 grotendeels goedkeuring is onthouden. De onthouding van goedkeuring betreft de in het bestemmingsplan geboden bebouwingsmogelijkheden en de daarmee samenhangende afgeleide effecten zoals verkeers- en parkeeraanbod in relatie met de landschappelijke structuur. Volgende de Kroon is de afweging tussen deze beide aspecten niet voldoende evenwichtig uitgewerkt. Op grond van artikel 30, lid 1 WRO dient door de gemeenteraad binnen een termijn van 1 jaar na verzending van het K.B. (10 juni 1985) een nieuw plan te worden vastgesteld. Om aan deze eis te voldoen wordt het bestemmingsplan Heyendaal 1985 ontworpen, als herziening van het bestemmingsplan Heyendaal1977. Op basis van het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde plan (7 april 1981) zijn de laatste jaren een aantal uitwerking% c.q. wijzigingsplannen in procedure gebracht om enkele bouwplannen te kunnen verwezenlijken. Deze uitwerkings- c.q. wijzigingsplannen worden in dit bestemmingsplan opgenomen. In het onderhavige plan zal een heroverweging dienen plaats te vinden met betrekking tot toekomstige ruimelijke en functionele claims op (delen van) het plangebied. Daartoe zullen nieuwe prognoses moeten worden opgesteld, waarin uiteraard rekening moet worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen binnen en buiten de wereld van universitair onderwijs, onderzoek en medische verzorging. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft geregeld overleg plaatsgevonden met de belangrijkste belanghebbenden; de Katholieke Universiteit, het St. Radboudziekenhuis en het Canisius-Wilhelminaziekenhuis. De opbouw van de toelichting is als volgt: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plangebied gegeven waarbij met name aspecten als begrenzing, ligging, huidige functies en historische ontwikkeling aan de orde komen. Hoofdstuk 3 behandelt het voor dit plan ingestelde onderzoek en de bestemmingskeuzen op basis daarvan. Zowel de voorzieningenstructuur (universiteit, ziekenhuizen, recreatie en verkeer) en de daarmee samenhangende werkgelegenheidsaspecten als de landschappelijk stedebouwkundige structuur van het plangebied worden behandeld.

17 203 In dit hoofdstuk wordt bovendien aandacht geschonken aan milieu-hygiënische aspecten, voorzover deze raakvlakken hebben met het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 gaat in op de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot komen in hoofdstuk 5 de uitkomsten van het overleg ex artikel 8 BRO aan de orde. De resultaten van het akoestisch onderzoek worden in een aparte bijlage opgenomen. 2. BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED 2.1. Begrenzing en ligging Het onderhavige plangebied beperkt zich tot dat gedeelte van het bestemmingsplan Heyendaal 1977 waaraan door de Kroon goedkeuring is onthouden. De sportvelden, park Brakkenstein en de eengezinswoningen langs de St. Annastraat en de Verlengde Groenestraat vallen buiten de plangrens. Deze onderdelen van het bestemmingsplan Heyendaal 1977 zijn rechtsgeldig geworden. Het bestemmingsplan Heyendaal 1985 wordt aan de westzijde begrensd door de St. Annastraat, aan de zuidzijde door de Houtlaan, aan de oostzijde door de Heyendaalseweg en de spoorlijn Nijmegen-Venlo, die verder ook de begrenzing aan de noordzijde vormt. Ten zuiden van het bestemmingsplan ligt de wijk Brakkenstein, ten oosten achter park Brakkenstein de wijk Groenewoud, ten noorden de wijk Galgenveld en ten westen de wijk St. Anna (zie kaart 1). Het bestemmingsplan Heyendaal 1985 ligt ingeklemd tussen een aantal woonbuurten, waarvan Groenewoud en Brakkenstein een open groen karakter hebben. De bereikbaarheid van het plangebied vindt voornamelijk plaats via de St. Annastraat en de Heyendaalseweg, zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden. Bovendien is door de aanwezigheid van station Heyendaal op de lijn Nijmegen-Venlo, en een aantal bushaltes op de Philips van Leydenlaan en de Heyendaalseweg het gebied per trein en bus bereikbaar. Naar het oosten toe is de d Almarasweg de belangrijkste uitvalsroute met aansluitingen richting Groesbeek en Berg en Dal (voor de verkeersstructuur zie kaart 2). Door de aanwezigheid van de in het fraai groen gelegen bijzondere functies van de Katholieke Universiteit, het Radboudziekenhuis, het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis en aan de Houtiaan het klooster Berchmanianum, heeft het plangebied ten opzichte van de omliggende woonwijken een heel eigen identiteit. Mede door het aangrenzende park Brakkenstein ademt het geheel de sfeer van een rijke historie.

18 Historische ontwikkeling (zie kaarten 3 Urn 7) Ruim een eeuw geleden bestond het gehele gebied voornamelijk uit bos, akkers en weiden. Het gebied begrensd door St. Annastraat, Erasmuslaan, Heyendaalseweg en Kapittelweg vormde het landgoed Heyendaal met het huis Heyendael in de as van de huidige René Descartesdreef. Het toenmalige terrein werd volgens kaartmateriaal van 1866 doorsneden door noord-zuid en oost-westlanen. Later werden daar diagonaal-lanen aan toegevoegd. Begin 206 eeuw is het Kasteel Heyendael gebouwd, op het kruispunt van twee diagonaal-lanen. In 1914 was de bouw klaar. Het bestaande huis Heyendael werd in gebruik genomen als tuinmanswoning. Rond het kasteel werd 7 ha gazon aangelegd met een aantal solitair boomgroepen. Momenteel is nog duidelijk een restant van dit gazon aanwezig. Tot 1950 is het landgoed Heyendaal als zodanig in takt gebleven. In 1949 is het terrein aangekocht door de Katholieke Universiteit. In 1951 is gestart met de bouw van de eerste universiteitsbebouwing en het academische St. Radboudziekenhuis. Op grond van een intern structuurplan en op grond van het uitbreidingsplan Heyendaal II uit 1963 heeft de verdere stedebouwkundige en architectonische invulling van het universiteitsterrein plaatsgevonden. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de landschappelijke kwaliteiten van het gebied. De huidige indeling ziet er qua gebruik als volgt uit: 1. het gebied tussen Heyendaalseweg-spoorlijn en park Brakkenstein: Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen; 2. het gebied tussen de Kapittelweg-Heyendaalseweg-Erasmuslaan en St. Annastraat: Medische Faculteit (inclusief St. Radboudziekenhuis); 3. het gebied tussen Erasmuslaan-Heyendaalseweg-Houtlaan en St. Annastraat (met uitzondering van het kloostercomplex Berchmanianum ): A-Faculteiten en Algemene Dienst; 4. het gebied tussen Kapittelweg-Heyendaalseweg-spoorlijn en St. Annatraat (met uitzondering van Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis en de aanwezige woningbouw): Medische Faculteit en Algemene Dienst. Ook zijn hier enige complexen studentenhuisvesting gesitueerd en een linnenwasserij ten behoeve van de beide ziekenhuizen. Het aangrenzende park Brakkenstein is ruim een eeuw geleden aangelegd en vertoont duidelijk kenmerken van de formele Franse stijl. Op de diagonaal-as ligt in het zuiden het huis Brakkenstein, momenteel in gebruik als ruimte voor bruiloften en partijen. Een gedeelte van het park is sinds 1971 in gebruik als botanische tuin van de universiteit. Het park Brakkenstein verkeert nog in de oorspronkelijke staat. Een ander gedeelte, met name de open plekken, is nu in gebruik als manege.

19 205 Door de slechte bereikbaarheid vanuit het universiteitscomplex ligt het park Brakkenstein vrij geïsoleerd. Als wandel-uitloopgebied zou het voor de universiteitsgemeenschap aantrekkelijk kunnen zijn. Het plangedeelte waar momenteel het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis gehuisvest is, maakte oorspronkelijk ook deel uit van het omvangrijke bos- en akkergebied. Het Canisiusziekenhuis is in de jaren 20/30 gebouwd. In de loop der tijd is het ziekenhuis herhaaldelijk uitgebreid. In 1975 is het Canisiusziekenhuis samengegaan met het Wilhelminaziekenhuis, voorheen gevestigd aan de Dr. Claes Noorduynstraat, waardoor opnieuw behoefte aan uitbreiding ontstond. In z n huidige vorm zal het ziekenhuis nog een aantal jaren functioneren. Gezien de ouderdom en de inefficiëntie van de gebouwen en installaties is in 1975 een verzoek bij de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne ingediend tot medewerking voor de bouw van een nieuw ziekenhuis. Deze medewerking is toegezegd en het ziet er naar uit dat de nieuwbouw van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in 1990 gereed zal zijn op een lokatie buiten het plangebied ( Jonkerbos ). 3. INVENTARISATIE EN ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN DE PLANONTWIKKELING 3.1. De landschappelijk-stedebouwkundige structuur Het onderhavige plangebied is op een beperkt aantal terreinen/ gebouwen na in gebruik bij de Katholieke Universiteit, het St. Radboudziekenhuis en het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis. Als werkgelegenheidsconcentratie neemt het gebied Heyendaal dan ook een zeer belangrijke plaats in, zowel binnen de gemeente Nijmegen als ook in de regio. De landschappelijk-stedebouwkundige structuur van het gebied ziet er als volgt uit: (zie kaart 8 en 9) tussen de St. Annastraat en de Heyendaalseweg is de structuur duidelijk oost-west gericht. Een sterke concentratie van grootschalige bebouwing van de medische faculteit en het Radboudziekenhuis ligt aan het Geert Grooteplein. Het Geert Grooteplein heeft een belangrijke perkeerfunctie. Naar het noorden toe strekt de bebouwing zich uit tot aan de Kapittelweg, naar het zuiden toe richting René Descartesdreef. De afstand van de bebouwingsgrens tot aan de René Descartesdreef is zodanig dat de René Descartesdreef als groenzone gehandhaafd is gebleven. Ten noorden van de Kapittelweg treffen we een gevarieerde structuur aan. Binnen de zogenaamde driehoek Kapittelweg is enerzijds het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis gevestigd, anderzijds bevindt zich hier een gebied dat een overwegend groen karakter heeft met langs de noordrand enige universiteitsbebouwing, studentenhuisvesting, voortgezette pedagogische opleidingen en particuliere woningbouw.

20 206 Het groen bestaat uit restanten bosgebied en uit volkstuinen. De rest van het terrein is op de linnenwasserij na onbebouwd. Er is inmiddels wel bouwvergunning verleend voor de pré-klinische instituten aan de Kapittelweg. Dit toekomstige gebouw is georiënteerd op het bestaande parkeerterrein (St. Adelbertusplein). Tussen de René Descartesdreef en de Erasmuslaan ligt verspreid over het terrein enige bebouwing, waarvan de faculteit Tandheelkunde het meest in het oog springt. In deze zone overheerst het groen. Naar het zuiden toe, tot voorbij de Erasmuslaan strekt het groen zich verder uit. Er is hier sprake van een aaneengesloten groenzone met een behoorlijke omvang, midden in het universiteitscomplex gelegen (zie kaart 9) hetgeen bijzonder waardevol is. De centrale ligging ervan is van groot belang voor het studeer-lwerkmilieu. Rond dit centrale groengebied loopt de bebouwingsgrens niet als een strakke rechte lijn, doch verspringt regelmatig, waardoor het groen de bouwmassa s penetreert. Binnen het centrale groengebied zijn restanten van het oorspronkelijke landgoed Heyendaal terug te vinden. Op ongeveer 100 meter afstand ten zuiden van de Erasmuslaan is eveneens een concentratie van bebouwing aanwezig, waarvan de zogenaamde instituutsbebouwing overheerst. Via fiets- en voetpaden door het groen kan men de bebouwing bereiken. Tussen deze bebouwingsconcentratie en de zuidelijk gelegen Houtlaan is bos aanwezig, waarin zich enkele waardevolle oost-west lopende groenwallen en bomenrijen bevinden. Wat de bebouwing betreft staat in deze zone alleen het onlangs gerealiseerde Max Planck Instituut en het klooster Berchmanianum. Ten oosten van de Heyendaalseweg is het gebied opgedeeld in twee vlekken met een geheel verschillende verschijningsvorm. Noordelijk de grootschalige bebouwing van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, daar ten zuiden van het park Brakkenstein en het sportveldencomplex, die overigens beide buiten de plangrens van Heyendaal 1985 vallen. Uit het voorgaande blijkt dat binnen het plangebied een diversiteit aan groen aanwezig is. Om een waardeoordeel te kunnen uitspreken over dit groen heeft een inventariserend onderzoek plaatsgevonden, waarbij voor het totaalbeeld ook het aangrenzende park Brakkenstein is meegenomen. Kaart nummer 10 laat een waardering van het groen zien, en wel volgens twee categorieën: bestaand groen van zeer grote waarde en bestaand groen van grote waarde. De criteria die hierbij gehanteerd zijn, zijn onder andere: soort en omvang van de boom of boomgroep, de soort en omvang van de struikpartijen, de standplaats, de groeitijd en daarnaast de landschappelijk-structurele waarde van het groen (visueel en samenhangend).

21 207 Het aantal van slechts twee categorieën wil niet zeggen dat al het overig groen van geen waarde zou zijn; integendeel al het groen draagt bij tot een aangenaam werk- en verblijfsmilieu. Bij het bestaande groen van grote of zeer grote waarde zal men zeer terughoudend moeten zijn ten aanzien van bouwactiviteiten enlof verharden ten behoeve van parkeerplaatsen. Bij het overig groen ligt dit iets minder gevoelig. Samenvatting Samenvattend: de stedebouwkundig-landschappelijke structuur van het onderhavig plangebied heeft de volgende kenmerken: - de aanwezigheid van een duidelijke lineaire structuur (oost-west, noord-zuid), zowel wat de bebouwing, de groenstructuur als de wegen betreft; - op enkele plaatsen is de bebouwing geconcentreerd, waardoor gedeelten van het plangebied groen zijn gebleven; - door deze opzet heeft met name het plangedeelte ten zuiden van het Radboudziekenhuis een groen lommerrijk karakter; - door zijn omvang is de groenzone rondom de René Descar-tesdreef tot aan de lnstituutsbebouwing structureel maar ook ten aanzien van het werkmilieu van groot belang; - de bebouwingsgrens naar de centrale groenzone is minder hard en verspringt regelmatig; - de de zuidelijk gelegen Instituutsbebouwing strekt zich tot aan de Houtlaan een strook van ruim 200 meter bos uit, bos waarin twee zeer waardevolle oost-west lopende groenelementen voorkomen Planontwikkeling Uit de analyse van de landschappelijk-stedebouwkundige structuur blijkt dat er op een aantal plaatsen binnen het plangebied een concentratie van bebouwing voorkomt. Door deze ontwikkeling is waardevol structureel groen behouden gebleven. Het behoud van dit waardevolle groen is gewenst omdat daardoor de stedebouwkundige en recreatieve elementen gehandhaafd kunnen blijven, hetgeen onder andere ook van belang is voor de leefbaarheid van het werkmilieu. Enerzijds pleit dit voor behoud van de landschappelijke waarde van het gebied, anderzijds dient geen afbreuk te worden gedaan aan de bereikbaarheid en het functioneren van de Katholieke Universiteit en het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis. Het is zaak beide aspecten in het bestemmingsplan veilig te stellen. De volgende uitgangspunten ten aanzien van de landschappelijk-stedebouwkundige structuur kunnen worden geformuleerd:

22 208 - bij nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van waardevolle groenelementen; - nieuwbouw dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande concentraties van bebouwing (kaart 11); - de op de groenwaarderingskaart aangegeven gebieden van zeer grote waarde dienen onbebouwd te blijven; - de centrale aaneengesloten groenzone rondom de René Descartesdreef en Erasmuslaan dient gehandhaafd te blijven. Ook andere aaneengesloten groengebieden dienen zoveel mogelijk qua bebouwing ontzien te worden. Hierbij dient wel te worden gesteld dat de functionele ontwikkeling van de Katholieke Universiteit en het Canisius-Wilhelmina-terrein niet worden geblokkeerd (zie kaart 12); - met de aanleg van parkeerplaatsen dient uiterste zorgvuldigheid betracht te worden; - bij de invulling van de driehoek Kapittelweg dient rekening te worden gehouden met de in 1982 opgestelde structuurschets Kapittelweg; - voor een aantal noord-zuid en oost-west routes is het gewenst dat deze door structureel groen begeleid worden, waardoor de aanwezige stedebouwkundige-landschappelijke structuur helderder wordt; - het is gewenst dat de bereikbaarheid van het park Brakkenstein vanuit het universiteitsterrein verbeterd wordt; - aan de bouwhoogtes dienen nadere eisen te worden gesteld. Om deze uitgangspunten zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen zijn op de bestemmingsplankaart een aantal mogelijkheden, maar ook beperkingen opgenomen. Bestemmingsvoorstel Op het universiteitsterrein en het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis wordt de veelomvattende bestemming Bijzondere Doeleinden gelegd. Door middel van bebouwingsgrenzen wordt geregeld waar wel of niet gebouwd kan worden, en zo ja tot welk percentage. - Er mag alleen binnen de bebouwingsgrenzen gebouwd en geparkeerd worden. De bebouwingsgrenzen worden zodanig gelegd dat het waardevolle groen behouden blijft, en dat bovendien de toekomstige bebouwing kan worden aangesloten op bestaande concentraties van bebouwing. De bebouwingsgrenzen zijn zo gelegd dat de functionele structuur van de universiteit niet wordt gefrustreerd. Een aantal bouwplannen, die op korte en ook langere termijn aan de orde zullen komen, kunnen binnen de bebouwingsgrenzen gerealiseerd worden. Voorbeelden daarvan op korte termijn zijn het pré-klinisch instituut aan de Kapittelweg, de laatste fase van de instituutsbebouwing tussen Thomas van Aquinostraat en Willem Nuyenslaan, de centrale

23 209 sterilisatie van het Radboudziekenhuis. Op termijn is er behoefte aan nieuwbouw voor psychiatrie, een aula, verpleeggebouw voor interne geneeskunde en een gebouw voor tandheelkundige research. De bebouwingsgrenzen worden zodanig gelegd dat de continuïteit in de groenstructuur gehandhaafd blijft. - Het parkeren is alleen toegestaan op de bestaande parkeerterreinen, binnen de bebouwingsgrenzen van de bestemming Bijzondere Doeleinden en binnen de bestemming Verkeersdoeleinden. Bestaande parkeerterreinen zijn óf rechtstreeks als parkeerterrein bestemd óf ze vallen onder de bestemming Bijzondere Doeleinden maar dan wel alleen binnen de bebouwingsgrenzen. Buiten de bebouwingsgrenzen mag niet geparkeerd worden; met uitzondering van de wegenstructuur. - Op de plankaart worden wenselijke langzaam verkeersroutes opgenomen. Aan het eind van de René Descartesdreef wordt de gewenste voet-lfietsroute ten zuiden van de leerlingenverpleegkundigenflat geleid waarna men de bestaande oversteekplaats van de Heyendaalseweg bereikt. Vervolgens kan men via het aan de overkant van de Heyendaalseweg gesitueerde parkeerterrein het park Brakkenstein benaderen. In overleg met de eigenaar-beheerder van het park dient bekeken te worden dat ter plekke het park toegankelijk wordt. Bovendien wordt op de plankaart tussen de bebouwing van de faculteit er Wiskunde en Natuurwetenschappen als aanduiding een langzaam verkeersroute opgenomen om een verbinding met het park Brakkenstein mogelijk te maken. - Op kaart nummer 13 is het gewenste structurele groen aangegeven. Langs het aantal lijnen is het groen reeds aanwezig. Ter versterking van de landschappelijke-stedebouwkundige structuur is langs een aantal routes groen toegevoegd. - De driehoek Kapittelweg is voor wat betreft het terrein naast het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis de bouwmogelijkheid gegroepeerd rondom het bestaande Adelbertusplein en langs de Kapittelweg richting Heyendaalseweg. Via één ontsluitingsweg wordt het terrein ontsloten. De mogelijkheden voor twee langzaam verkeersroutes richting Verlengde Groenestraat zijn open gehouden. - Binnen de bebouwingsgrenzen van de bestemming Bijzondere Doeleinden wordt binnen een bepaalde zone aangegeven wat de maximale bebouwingshoogte mag zijn. De bouwhoogtes variëren van 3 meter tot 80 meter, waarbij deze laatste als een uitzondering beschouwd dient te worden.

24 Voorzieningen en werkgelegenheid Stand van zaken In de loop der jaren is het Heyendaalcomplex steeds meer een concetratiegebied van voorzieningen en werkgelegenheid geworden. Onderwijs-, onderzoeks- en medisch-verzorgende functies zijn voortdurend in belangrijkheid toegenomen waarbij de Katholieke Universiteit, het St. Radboudziekenhuis steeds meer instituten en beheerseenheden zijn gaan onderbrengen op het Heyendaalterrein. Momenteel (oktober 1985) zijn nog zeven functies buiten Heyendaal gevestigd: - de aula, Wilhelminasingel 13; - de mensa, Professor van Weliestraat; - het instituut voor Geografie en Planologie in verschillende panden aan de Berg en Dalseweg; - het instituut voor Godgeleerdheid, Heyendaalseweg 121; - de Dr. Veegerkliniek, Javastraat; - het huisartseninstituut aan de St. Annastraat 284; - het instituut voor toegepaste sociologie aan de Graafseweg. Het huisvestingsbeleid is er in eerste instantie op gericht uiteindelijk de gehele Katholieke Universiteit en het St. Radboudziekenhuis op het Heyendaal-terrein onder te brengen, en daarmee de panden in de gemeente af te stoten. Concreet uitvloeisel van dit beleid is de voorbereiding van een aantal nieuwbouwplannen, welke bij beschikbaarheid van middelen in de periode 1986 tot en met 1990 zullen worden geraliseerd. Dit zijn: - nieuwbouw van een aula nabij het Bestuursgebouw; - afronding van de instituutsbebouwing aan de Thomas van Aquinostraat; - bouw van een instituut voor huidziekten, aansluitend aan het St. Radboudziekenhuis; - bouw van een verpleeggebouw voor huidziekten; - nieuwbouw voor psychiatrie. De groei van de universiteit zelf (dus exclusief het academisch ziekenhuis) was vooral opmerkelijk in de tweede helft van de zeventiger jaren. Door de explosieve toename van het aantal studenten en samenhangend daarmee van het bij het onderwijs betrokken deel van het personeel nam het gewicht van de universiteit sterk toe. Ook het (academisch) St. Radboudziekenhuis heeft een opmerkelijke ontwikkeling doorgemaakt en de meeste van de aanwezige medische specialismen bezitten al vele jaren een bovenregionale verzorgingstaak. Over 1984 zijn bij het St. Radboudziekenhuis in totaal poliklinische bezoekers gemeten. Van dit aantal betreft bezoeken de afdeling huidziekten aan de Javastraat.

25 211 Voor het overige hebben deze bezoeken plaatsgevonden in de ziekenhuisgebouwen op Heyendaal. Het aantal opnames over 1984 bedroeg circa , het aantal verpleegdagen in totaal Het aantal patiëntenbezoeken wordt niet gemeten, doch kan alleen bij benadering bepaald worden aan de hand van het aantal opnames en het gemiddeld aantal verpleegdagen en komt uit op circa bezoekers per jaar. Vergelijking van deze cijfers met die uit voorgaande jaren geeft een vrij constant beeld te zien. Als grootste Nijmeegse werkgever kent de Stichting Katholieke Universiteit een werkgelegenheid ter grootte van 8798 fulltime en parttime arbeidsplaatsen (peildatum 1 juli 1985) volgens onderstaande specificatie ondergebracht bij de verschillende functionele eenheden2: Bureau van de universiteit c.a. 457 Bibliotheek 83 Universitair rekencentrum 66 A-faculteiten op Heyendaal A-faculteiten op Heyendaal (Godg., Geogr.) 141 Geneeskunde en tandheelkunde Wis- en Natuurkunde 860 Diverse universiteit 154 Subtotaal Katholieke Universiteit St. Radboudziekenhuis Totaal ==Et== Het aantal bij de Katholieke Universiteit ingeschreven studenten (peildatum 1 december 1984) bedraagt , als volgt over de studierichtingen verdeeld:2 Godgeleerdheid 241 Rechtsgeleerdheid Centrale Interfaculteit 307 Letteren Sociale Wetenschappen Geografie/Planologie 862 Geneeskunde en Tandheelkunde Wis- en Natuurkunde Totaal ====== 1 Universiteit en St. Radboudziekenhuis 2 Bron: Katholieke Universiteit, College van Bestuur

26 212 Het noordwestelijk deel van het plangebied wordt in beslag genomen door het Interconfessioneel Canisius-Wilhelmina Ziekenuis (C.W.Z.). Naast het netwerk van veelal oudere bebouwing heeft dit ziekenhuis ook enkele villa s, gelegen aan de St. Annastraat, in gebruik. Op het C.W.Z.-terrein ligt een zeer grote parkeerdruk, vooral tijdens patiëntenbezoekuren en de openingsuren van de poliklinieken. Functioneel- en installatietechnisch is het ziekenhuis verouderd en -zoals reeds vermeld- zal het C.W.Z. binnenkort starten met de bouw van een nieuw ziekenhuis op de lokatie Jonkerbos. Volgens planning zal deze nieuwbouw in 1990 gereed zijn. Vanaf dat moment zal het huidige terrein vrij zijn voor andere functies. Het C.W.Z. heeft voor de gezondheidszorg een regionaal bereik. Met een beddenaantal van 750 en een werkgelegenheid (fulltime en parttime) voor 1690 personen is het C.W.Z. van grote betekenis voor stad en regio. Voor elk der hoofdfuncties binnen het plangebied (Universiteit: onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, St. Radboudziekenhuis: (boven)regionale medische verzorgingstaak en het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis voor de regionale patiëntenzorg) bestaan verschillende perspectieven. In het onderstaande wordt daarop ingegaan Trends en ontwikkelingen 1. Katholieke Universiteit en St. Radboudziekenhuis a. Het St. Radboudziekenhuis (SRZ): de verzorgende taak hiervan zal de komende jaren vrijwel zeker niet aan betekenis inboeten, waardoor gerekend moet blijven worden met een voortdurende uitbreidingsbehoefte, welke nog wordt versterkt door het volgende: een groot deel van het SRZ is al geruime tijd geleden gebouwd, warbij andere eisen golden ten aanzien van arbeidsomstandigheden, veiligheid en patiëntenverzorging. Direct gevolg van deze gewijzigde inzichten is de uitwerking van een aantal nieuwbouwplannen, welke in de periode 1985 tot en met 1990 zullen worden gerealiseerd. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: - de bouw van een nieuw verpleeggebouw bij het SRZ in het kader van de beddenverdunning in het gehele ziekenhuis; - nieuwbouw ten behoeve van de afdeling psychiatrie, waarmee tegemoet gekomen kan worden aan de huidige eisen ten aanzien van de behandeling van dergelijke patiënten (paviljoensindeling). Van belang hierbij is dat bovenstaande uitbreidingen geen invloed hebben op of gevolg zijn van uitbreiding van het personeelsbestand. Ook op langere termijn zal het bovenstaande een rol spelen bij de ontwikkeling van nieuwbouwplannen. 1

27 213 b. Voor de Katholieke Univer&it IKU) als instituut voor onderwijs-en onderzoeksfuncties geldt deels- een ander toekomstbeeld: zij wordt geconfronteerd met ontwikkelingen die vooral de werkgelegenheidssituatie diepgaand kunnen beïnvloeden.te noemen zijn: 1. de invoering van de Tweefasenstructuur; 2. de taakverdelings- en concentratie-operatie ( WC ); 3. de herstructurering van het wetenschappelijk corps; 4. de voorwaardelijke financiering; 5. de toenemende vercommercialisering van wetenschappelijke kennis. Rechtstreekse effecten zijn vooral te verwachten van de Tweefasenstructuur en de zogenaamde tvc -operatie. Een afnemende gemiddelde verblijfstijd van studerenden aan de universiteit kan de werkgelegeheid van universitaire medewerkers in negatieve zin beïnvloeden, ofschoon de met de tweefasenstructuur samenhangende intensivering van opleidingsprogramma s een compenserende factor kan zijn. De tvc -operatie (een landelijke maatregel, die tot doel heeft het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek naar inhoudelijk gebied te concentreren op verschillende universiteiten) houdt in, dat uieindelijk niet op iedere universiteit dezelfde studierichtingen vertegewoordigd zullen zijn. En verder zal de verwachte vermindering (vooral als gevolg van demografische processen) van het studentenaanbod de universitaire werkgelegenheid nog meer onder druk zetten en daarbij ook de zogenaamde eerste geldstroom (rijksbijdragen ten behoeve van onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverleningsactiviteiten) naar de KU doen slinken. De negatieve trend in de universitaire werkgelegenheid zal dus zeer waarschijnlijk doorzetten. Bij de thans aan de orde zijnde bezuinigingsopdracht kan een verlies van arbeidsplaatsen binnen dezelfde periode niet worden uitgesloten, zeker niet bij een gelijkblijvende of slechts weinig teruglopende arbeidsduur. De Stichting Katholieke Universiteit houdt met betrekking tot de personeelsaantallen zelf rekening met een gelijkblijvende situatie. Hierbij wordt ervan uitgegaan, dat de verwachte daling van het aantal personeelsleden door teruglopende middelen zal worden gecompenseerd door: - de effecten van de arbeidstijdverkorting; - een toename van het aantal deeltijdse aanstellingen; - een beleid, gericht op lagere inschaling van nieuw aan te trekken personeel; - toename van het aantal personeelsleden gefinancierd uit externe bronnen.

28 214 Bij de geschetste situatie is de KU voor de taak gesteld in toenemende mate vervangende financiële middelen te betrekken uit de zogenaamde tweede respectievelijk derde geldstroom (respectievelijk betreffende het zuiver wetenschappelijk onderzoek en de vercommercialisering van kennis). Met name het aanboren van de derde geldstroom kan leiden tot verdere initiatieven tot het opstarten van commerciële (W.O. productieve) activiteiten binnen de universiteit (al of niet in de bestaande bebouwing). Doorgaans zullen deze in eerste instatie een experimenteel en ook ontwikkelend karakter dragen en zal het vaak om activiteiten gaan, die dankzij de wetenschappelijke broedplaatsfunctie van KU/SRZ ontwikklingskansen kregen. Daarnaast zijn activiteiten denkbaar die méér vragen: het Heyendaalterrein als mogelijke vestigingsplaats voor para-universitaire/paramedische instituten en zelfs voor zelfstandige (commerciële) werkfuncties, die de luwte van het universitair gebeuren als een belangrijke vestigingsplaatsfactor beschouwen. Daarbij valt te denken aan kleinschalige, lichte vormen van bedrijvigheid met een duidelijk high-tech -karakter, laboratoria, research-instellingen, systeemontwikkeling, soft-ware-adviesinstellingen en dergelijke; steeds dus geavanceerde vormen van werkgelegenheid. Daarvoor biedt de geografische nabijheid van universiteit en Radboudziekenhuis optimale mogelijkheden tot uitwisseling van kennis. Voornoemde trends en ontwikkelingen sporen met de benadering in het structuurplan Nijmegen (najaar 1985) waarin op bladzijde 172 met betrekking tot het Heyendaalcomplex het volgende wordt gesteld: De ontwikkeling van de Katholieke Universiteit zal zich primair moeten afspelen op het -indertijd daartoe aangewezen- terrein Heyendaal. Dit terrein (inclusief de zone Houtlaan) biedt nog voldoende mogelijkheden voor thans te voorziene ontwikkelingen. Voor het terrein Heyendaal zullen planologische beperkingen gelden ten behoeve van: het waarborgen dat het parkachtige karakter zoveel mogelijk behouden kan blijven. Vervolg citaat: Voor een eventuele verdergaande ontwikkeling van de universiteit en voor de vestiging van para-universitaire instellingen en, met de universiteit gelieerde, bedrijvigheid (science-park) zijn voorts de volgende lokaties genoemd: - zone Kapittelweg; - terrein Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (gedeeltelijk). Vervolg citaat: Voor vestigingen, waarvoor de nabijheids-eis minder stringent is, zijn voorts bedrijfs- en kantoorlokaties elders in de stad beschikbaar.

29 c. RHC.W 7,). Bovenvermelde ontwikkelingstendensen beïnvloeden nadrukkelijk het C.W.Z.-terrein. Het binnen de planperiode te verwachten vertrek van het C.W.Z. naar de nieuwe bouwlokatie ( Jonkerbos ) maken een gedegen belangenafweging voor de keuze van de bestemming voor dat terrein noodzakelijk. Naast de geografische nabijheid van Katholieke Universiteit en Radboudziekenhuis heeft de betreffende lokatie nog enkele bijzondere liggingskwaliteiten: beperkte afstand tot het stadscentrum, directe ligging aan de St. Annastraat en de nabijheid van de NS-halte Heyendaal vormen redenen om op dit moment een bedrijfsmatige herbestemming niet -bij voorbaatexclusief in de sfeer van aan de universiteit en St. Radboudziekenhuis geliëerde werkactiviteiten te zoeken. Naast vorengenoemde specifieke werkgelegenheidsbelangen komen daarbij in beeld: 1. de uitbreidingsbehoefte van de KU, eventueel ook SRZ (op langere termijn); 2. (woon)milieubelangen: bestaande en (mogelijk) toekomstige woonbebouwing binnen de invloedssfeer van werkfuncties; 3. opties vanuit het Nijmeegse Structuurplan, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de huidige lokatie van het C.W.Z. (woon- c.q. werkfuncties); 4. relatie tot de ontwikkelingsmogelijkheden en wenselijkheden van nog in gebruik te nemen terreinen elders (kantorenlokatie Lindenholt, omgeving Stadsdeelcentrum); 5. meer algemene belangen op het gebied van volkshuisvesting (woningbehoefte) en werkgelegenheid. In het kader van deze planherziening verdient het aanbeveling de marges voor hergebruik van het C.W.Z.-terrein zo breed mogelijk te houden en de herbestemmingskeuze en de daaraan voorafgaande belangenafweging te laten plaatsvinden op een later tijdstip, zodat zo lang mogelijk alle opties kunnen worden openghouden. Nog niet voldoende te traceren nieuwe ontwikkelingen, al of niet in het randgebied van het KtJ/SRZ, daarmee samenhangende onduidelijkheid over vestigingsplaatsfactoren maar ook: volksgezondheids- en milieu-effecten maken een definitieve keuze voor een van de vigerende bestemming afwijkend gebruik thans nog voorbarig. Bestemmingsvoorstellen - Terreinen en bebouwing van KUISRZ blijven bestemd voor functies op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. De bestemmingscategorie Bijzondere Doeleinden (BD) biedt daarvoor de beste mogelijkheden.

30 216 - Voor het Canisius-Wilhelmina terrein wordt dezelfde bestemming (BD) gehanteerd, waaraan echter gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO ten behoeve van bestemmingsplanmogelijkheden voor woon-, werk- en verzorgende functies. De werkactiviteiten dienen een duidelijke relatie met KUISRZ (uitwisselingsmogelijkheden van kennis) te hebben. Beide ontwikkelingen worden wel, gezien het karakter en de ligging van het terrein, aan maximale oppervlakte- en hoogtematen gebonden. De eventuele milieu-effecten dienen binnen de grenzen te blijven die in de milieuparagraaf van dit plan worden aangegeven en gemotiveerd. - De broedplaatsfunctie die Universeteit en Radboudziekenhuis hebben voor individuele werkactiviteiten strekt zich uit tot het moment, dat een zelfstandige verdere ontwikkeling mogelijk wordt. Dan zal een andere vestigingsplaats gekozen moeten worden aangezien bedoelde activiteiten buiten de bestemmingscategorie bijzondere doeleinden gaan vallen. - Ondanks de bezuinigingsoperaties waaraan de Katholieke Universiteit blootstaat, mag toch worden aangenomen, dat er behoefte blijft aan mogelijkheden tot herstructurering en uitbreiding van de bebouwing. Vanuit de blijvende (boven)regionale verzorgingsfunctie van het Radboudziekenhuis bestaat dezelfde behoefte. De aanduiding van bebouwingsgrenzen en bouwhoogten is gebaseerd op thans bekende (ver)bouwplannen en noodzakelijk geachte marge voor verdere ontwikkeling van KU/Radboud op langere termijn enerzijds en op de veilig te stellen landschappelijke kwaliteiten van het Heyendaalgebied anderzijds Verkeersstructuur en bereikbaarheid (zie kaart 2) Het plangebied wordt omsloten door een belangrijke verkeersinfrastructuur. Langs de westzijde loopt de stedelijke hoofdweg St. Annastraat; de intensiteit daarvan varieert -afhankelijk van de plaats-van tot Aan de noordzijde van het complex van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis loopt de Verlengde Groenestraat (intensiteit c 2.460) en de Groenewoudseweg (7.000). De spoorlijn Nijmegen-Venlo vormt de noord-oostgrens van het plangebied, met daarin opgenomen de stadshalte Heyendaal. Zuidelijk langs het universiteitsgebied loopt de 1 Intensiteiten in aantallen motorvoertuigen per etmaal in twee richtingen: telperiode 1983

31 217 secundaire stedelijke verbinding Houtlaan-Kwekerijweg-d Almarasweg (intensiteit variërend van ). De Heyendaalseweg (secundaire hoofdweg, intensiteit van ), verdeelt het gebied in twee delen. Het oostelijk gedeelte wordt direct vanaf de Heyendaalseweg en vanaf de d Almarasweg ontsloten, zonder verder vertakkende verkeersinfrastructuur. Het westelijk gedeelte met daarin de ziekenhuizen heeft binnen het gebied een hiërarchisch opgebouwde verkeersstructuur. Daarvan zij de Kapittelweg en de Philips van Leydenlaan de belangrijkste verbindingen (intensiteit respectievelijk 6.500). Vanaf deze wegen vertakt het verkeer zich naar de verzamelwegen Erasmuslaan (intensiteit 5.000) en Geert Grooteplein (intensiteit bij de Heyendaalseweg). De resterende wegen binnen het gebied hebben qua intensiteit en functie het laagste niveau (intensiteit < 2.450). De bereikbaarheid van het plangebied is goed. Autoverkeer gebruikt de St. Annastraat en de Heyendaalseweg. Deze wegen zijn óf voorzien van vrijliggende fietspaden in combinatie met parallelwegen (St. Annastraat), óf van fietssuggestiestroken (Heyendaalseweg) om de veiligheid van de vele fietsers (vooral studenten) van en naar het gebied te verhogen. De kruising St. AnnastraatIGroenestraaWerlengde Groenestraat heeft voor het autoverkeer geen afslagmogelijheid oost-zuid. Dit heeft in de direct aangrenzende wijk Hazenkamp geleid tot het ontstaan van sluiproutes. In het kader van de in 1985 gestarte invoering van het verkeersbeheersingssysteem wordt de verkeersregeling ter plaatse zodanig aangepast dat de linksafbeweging mogelijk wordt. De trein van en naar Heyendaal is ook een bruikbaar vervoermiddel, omdat vanaf station Heyendaal bijna het gehele plangebied binnen een hemelsbrede afstand van 1.OOO meter ligt. Omdat de treinverbinding in Nijmegen C.S. eindigt en overstappen daar noodzakelijk is, is deze treinverbinding vooral interessant voor reizigers (vooral werkforenzen) vanuit de zuidelijke regio. Daarnaast is het voorzieningsniveau met twee treinen per uur per richting laag. De overige openbaar vervoerreizigers komen vooral per stads- en/of streekbus. Via de St. AnnastraaffHatertseweg rijdt stadsbus lijn 8; de lijnen 1,5 en 6 hebben haltes op de Philips van Leydenlaan. De bedieningsfrequentie van deze drie lijnen is 11 bussen per uur per richting, en ongeveer tweederde deel van het universiteitsgebied tussen St. Annastraat en Heyendaalseweg ligt binnen hun invloedsbereik. Het oostelijk deel van het plangebied is met stadsbuslijn 3 bereikbaar, zij het met een laag frequentieniveau. Er wordt naar gestreefd om op korte termijn de lijnvoering van de stadsbus op het terrein zo uit te breiden, dat de gemiddelde loopafstand naar vooral de ziekenhuizen nog verder wordt bekort.

32 218 Het streekbusvervoer rijdt met 5 buslijnen langs, of door het plangebied. De relaties zijn vooral gericht op de zuidelijke en westelijke regio. Vanuit het gebied ten noorden van de Waal, en vanuit Duitsland moet op Nijmegen centraal station op een andere streek- of stadsbus worden overgestapt Parkeersituatie Het gebied is na de binnenstad het meest intensief bezochte activiteitencentrum van Nijmegen. Dit is ook af te leiden uit de parkeerdruk in het gebied. De gemeenteraad heeft -als gevolg van vastgestelde beleidsuitgangspunten-besloten dat ook voor Heyendaal een actief beperkend parkeerbeleid moet worden gevoerd. Alleen op die wijze kan de grote inzet van de auto (vooral in het woon-werkverkeer) naar dit gebied worden omgebogen naar andere vervoerswijzen, (vooral de fiets en het openbaar vervoer). Dit betekent dat medewerkers van universiteit en academisch ziekenhuis kunnen worden geconfronteerd met beperkingen in de parkeercapaciteit op het terrein, die hen noodzaken de auto selectiever te gebruiken (b.v. carpooling), danwel thuis te laten. Onderdeel van die visie is dat voor de bezoekers van de instituten (kenmerken: korte verblijfsduur, verder gelegen herkomsten) via distributieve maatregelen wel voldoende parkeergelegenheid wordt gereserveerd. Uit een in opdracht van de Katholieke Universiteit uitgevoerd verkeersonderzoek kan worden afgeleid, dat werd verwacht dat voor 1985 de onderstaande aantallen parkeerplaatsen noodzakelijk waren (bij de vermelde aantallen medewerkers en studenten): 1 Verkeersstudie Universiteitsterrein en Canisius-Wilhelminaziekenhuis d.d. oktober 1978

33 219 aantal PP r studenten aantal PP Wiskunde en Natuurwetenschap 2. A-faculteiten 3. Medische faculteit en St. Radboudmedewerkers bezoekers PP t totaal aantal PP Het werkelijke aantal medewerkers en studenten heeft zich enigszins afwijkend ontwikkeld ten opzichte van de in 1978 gemaakte prognose. Medio 1985 waren in de bovenstaande instituten in totaal medewerkers en studenten geregistreerd. Bij gelijkblijvende verhoudingen tussen aantallen medewerkers per institutengroep (1 t/m 3) en de daarvoor benodigde aantallen parkeerplaatsen levert dit een iets hogere parkeerbehoefte op dan de geprognotiseerde, namelijk parkeerplaatsen in Uit globale inventarisatie is gebleken dat de werkelijke parkeervraag per medio 1985 aanzienlijk lager was dan de berekende. Naar schatting stonden op het terrein tussen en auto s geparkeerd. Deze schattingen (van respectievelijk gemeente en universiteit) lopen uiteen, maar duidelijk is wel dat de werkelijke behoefte 30% respectievelijk 27% achterblijft bij de prognoses. Als die trend wordt doorgetrokken naar 1990 zouden niet meer dan circa parkeerplaatsen nodig zijn (correctie prognose onderzoeksrapport). De gemeente blijft streven naar vermindering van (de noodzaak tot) autogebruik in de woon-werkrelatie, overeenkomstig het door hogere overheden geformuleerde beleid. Uit de huidige parkeerbehoefte ( parkeerplaatsen), de bijgestelde prognose voor 1990 (maximaal parkeerplaatsen), en de vermindering die door distributieve maatregelen zou kunnen worden bereikt blijkt dat het mogelijk moet zijn om met circa parkeerplaatsen op Heyendaal 1 Structuurplan Nijmegen, najaar 1985

34 220 (exclusief het huidige terrein van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis) ook in de toekomst in de reële noodzakelijke parkeerbehoefte te voorzien. De gemeente zal daarbij bij de uitvoering van dit beleid voortgaan met het verbeteren van het openbaar vervoer en de voorzieningen voor (brom-)fietsverkeer van en naar dit gebied. Bij circa parkeerplaatsen is de situatie bereikt waarboven naar de mening van de gemeenteraad het evenwicht tussen opvangvermogen van het gebied (waardevol groen) en bereikbaarheid (parkeercapaciteit) verloren dreigt te gaan. Het plafond van parkeerplaatsen laat ook voor de toekomst nog reële ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe initiatieven op het terrein. De invoering van eventueel noodzakelijke dirstributieve parkeermaatregelen voor medewerkers en bezoekers aan dit gebied is een zaak van de besturen van de betrokken instituten. Vorengenoemde benadering van de verkeers- en parkeerfunctie in het bestemmingsplan is in overeenstemming met de benadering, die het structuurplan Nijmegen (najaar 1985) heeft: citaat: Voor het terrein Heyendaal zullen planologische beperkingen gelden ten behoeve van: vervolg citaat: Het streven naar beperking van het woon- werkverkeer per auto: Er zullen slechts zoveel parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd als voor het functioneren van de universiteit noodzakelijk is. Rekening houdende met genoemd streven kan dit aantal op gesteld blijven. Bestemmingsvoorstellen - De bestaande parkeerterreinen worden als zodanig bestemd, of vallen binnen de bebouwingsgrenzen van de bestemming Bijzondere Doeleinden. - Op het universiteítsterrein mogen niet meer dan parkeerplaatsen worden aangelegd. Aangezien f parkeerplaatsen aanwezig zijn, kunnen nog 750 parkeerplaatsen worden aangelegd. - Ten zuiden van de Erasmuslaan worden vier nieuwe parkeerterreinen bestemd, met een totale capaciteit van ongeveer 350 parkeerplaatsen. Verspreid over het universiteitsterrein kunnen derhalve nog 400 parkeerplaatsen worden aangelegd. - Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden is eveneens de mogelijkheid van parkeren opgenomen. - Ter plaatse van het Geert Grooteplein en de Montessorilaan wordt de mogelijkheid opgenomen in meerdere lagen te parkeren. - Buiten de bebouwingsgrenzen van de bestemming Bijzondere Doeleinden is het niet toegestaan parkeerplaatsen aan te leggen.

35 Milieu-aspecten De functies die binnen en rondom de universiteits- en ziekenhuisbebouwing voorkomen zijn vrijwel alle verzorgend van aard of staan ten dienste van de verzorgende activiteiten, die zich op Heyendaal hebben gevestigd. De onderwijs-, onderzoeks- en medische functies zullen in meerderheid geen belangrijke negatieve effecten voor milieuhygiëne (en volksgezondheid) teweeg brengen; desondanks kan in het bestemmingsplan niet voorbijgegaan worden aan de (potentiële) belasting van een aantal -meestal Hinderwetplichtigeactiviteiten binnen universiteit en ziekenhuizen. Milieuhygiënische effecten kunnen optreden op het gebied van bodemlgrondwater, lucht, oppervlaktewater en geluid en voorts betrekking hebben op gevaar, schade enlof hinder. Voor het plangebied moet met het mogelijke optreden van elk der effecten worden gerekend, waarbij twee liggingskenmerken van het plangebied bijzondere aandacht verdienen: - de ligging temidden van (kwetsbare) woonbestemmingen: zowel aan de zuid-, de west, als aan een groot deel van de noord-oostelijke rand van het plangebied is een vrij directe relatie met bestaande woonsituaties; - de liggging deels binnen de 10-, respectievelijk 25-jaars beschermingszone van het Nijmeegse waterwingebied Heumensoord, waardoor extra zorg moet worden betracht voor de kwaliteit van het drinkwater (maatregelen ter voorkoming van bodemen grondwaterverontreiniging). Langs een aantal wegen kunnen de in het geding zijnde milieuhygiënische belangen worden gediend; daarbij vullen de wetgeving inzake de ruimtelijke ordening (bestemmingsplan) en de Weten Regelgeving op het gebied van de milieuhygiëne elkaar aan. Gedacht kan worden aan maatregelen in het kader van bestrijding van de bodem- en grondwaterverontreiniging, met name vanwege de afvoer van verontreinigd (afvac)water. Zoals al vermeld in worden alle universitaire en ziekenhuisfuncties ondergebracht in de bestemming Bijzondere Doeleinden. Deze bestemmingscategorie sluit volledig op het bestaande activiteitenpatroon aan en laat ook weinig ruimte voor ontwikkelingen die uit oogpunt van milieuhygiëne en/of volksgezondheid onaanvaardbaar zijn, indien in aanvulling daarop via de juridische voorschriften en de daarin opgenomen staat van inrichtingen de uit oogpunt van milieuhygiëne en/of volksgezondheid niet-aanvaarbare activiteiten worden uitgesloten. Overigens zijn bedoelde activiteiten op dit moment binnen het plangebied niet aanwezig en hoeft uitsluiting ervan de verdere ontwikkeling van ziekenhuis- en universitaire ontwikkelingen niet in de weg te staan.

36 222 Als er behoefte gaat ontstaan aan aanvullende mogelijkheden voor milieuhygiënisch aanvaardbaar te maken- nieuwe ontwikkelingen, dan kan via artikel 15 W.R.O. (na een hernieuwde afweging van belangen) vrijstelling worden verleend van genoemde staat van inrichtingen. Aanvullend op de werkingssfeer van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplan) bestaan de beïnvloedingsmogelijkheden van de Wet- en Regelgeving op het gebied van Milieuhygiëne en Volksgezondheid: worden in het bestemmingsplan activiteiten naar aard en schaal toegelaten c.q. beperkt, genoemde Wet- en Regelgeving formuleert de voorwaarden, waaronder de toegelaten activiteiten kunnen functioneren (b.v. de wijze en hoogte waarop gassen en dampen moeten worden afgevoerd ter bescherming van woonfuncties en de kwaliteit van het groen). Een adequate toepassing van deze Weten Regelgeving kan in voldoende mate het optreden van gevaar, schade en hinder voor belanghebbenden (omwonenden, werknemers, patiënten, studenten) beperken of zelfs voorkomen. Vertaling naar het bestemmingsplan De stedebouwkundige en functionele opzet van het bestemmingsplan Heyendaall985 (bebouwingsgrenzen, bestemmingscategorieën, parkeerbestemmingen aan de westzijde van het plangebied) is zodanig gekozen, dat tussen de activiteiten binnen het plangebied en de kwetsbare bestemmingen daarbuiten (met name wonen) een zodanige afstand behouden blijft, dat het hanteren van een uitsluitende (= negatieve ) staat van inrichtingen binnen de bestemming Bijzondere Doeleinden de milieuhygiënische en volksgezondheidsbelangen voldoende beschermt c.q. kan beschermen. Waar op beperkte afstand tot woonfuncties werkactiviteiten met zogenaamde grensoverschrijdende milieuhygiënische effecten voorkomen danwel in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt dient een afstand van minimaal 50 meter te worden aangehouden tussen beide functies. In de juridische voorschriften wordt dit onderwerp in een nadere 1 Hierbij moet ondermeer worden gedacht aan: laboratoria en werkplaatsen; * LPG-opslag van meer dan liter; hogedrukreservoirs; oliegestookte ketelhuizen; galvanische activiteiten; mensa s; wasserijen; grootschalige laad- en losactiviteiten.

37 223 bepaling uitgewerkt. Punt van zorg is tenslotte nog de aanwezigheid van de voor de ziekenhuizen en universiteit funtionerende wasserij, gelegen aan de Kapittelweg. De geluidproduktie ervan is thans te hoog; overwogen moet worden of deze omstandigheid verplaatsing van de inrichting naar een lokatie buiten het plangebied nodig maakt. C WZ-terrein Belangrijk aandachtspunt is in dit kader de toekomstige invulling van het voor bestemming beschikbaar komende terrein en gebouwencomplex van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis. In de paragraaf die de verzorgings- en werkgelegenheidsfuncties van het plangebied behandelt is de keuze voor de bestemming Bijzondere Doeleinden waaraan gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid (ex artikel 11 WRO) naar woon-, kantoor- en/of overige werkfuncties gemotiveerd en toegelicht. Bij gebruikmaking van deze wijzigingsbevoegdheid zal wederom beoordeeld moeten worden -gegeven de dan bekende concrete nieuwe invulling van dit deel van het plangebied- welke de milieuhygiënische randvoorwaarden moeten zijn. Juist het introduceren van nieuwe woonen werksituaties in dit gebied zal een dergelijke beoordeling noodzakelijk maken; in het kader van deze planherziening dienen -omwille van de noodzakelijke flexibiliteit-zoveel mogelijk opties worden opengehouden echter binnen aanvaarbare (milieu)grenzen. Geluidhinderaspecten De herziening van het bestemmingsplan Heyendaal 1977 betekent dat er ingevolge artikel 77, Wet Geluidhinder, een akoestisch onderzoek dient te worden ingesteld naar de te verwachten geluidbelastingen vanwege het wegverkeer en naar de in aanmerking komende maatregelen om de geluidbelastingen te verminderen. Ook het railverkeerlawaai is hierbij nader beschouwd. Het akoestisch onderzoek is samengevat in het rapport d.d. 10 oktober Uit het onderzoek is gebleken dat op veel plaatsen sprake is van nieuwe situaties (in de zin van de WGH) waar de voorkeursgrenswaarde voor de te projecteren bebouwing wordt overschreden. Uitgaande van de ingestelde bebouwingsgrenzen en bestemmingsplanvoorschriften kan worden gesteld dat nergens de maximum toelaatbare geluidbelastingen voor weg- danwel railverkeer worden overschreden. Voordat het onderhavige bestemmingsplan kan worden vastgesteld dient een hogere grenswaarde te worden aangevraagd (en verkregen) bij het College van Gedeputeerde Staten respectievelijk bij de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

38 Financieel-economischeuitvoerbaarheid In het bestemmingsplan zijn wijzigingen voorgesteld, die voor de gemeente geen nadelige financiële gevolgen hebben. Wel zijn een aantal maatregelen in de beheerssfeer beschreven. De aanleg van diverse wenselijke langzaamverkeersverbindingen alsmede toevoeging van groen langs een aantal routes dienen door de eigenaar (niet de gemeente) gerealiseerd te worden. Ten aanzien van de verbetering van de toegankelijkheid van het park Brakkenstein (kosten ff ,--) kan gesteld worden dat deze kosten binnen de begroting kunnen worden opgevangen. 5. Uitkomsten vooroverleg ex artikel 8 B.R.O. In het kader van het overleg ex artikel 8 B.R.O. is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties: - N.V. Nederlandse Gasunie - Rijkswaterstaat, directie Gelderland - Rijkswaterstaat, dienstkring Nijmegen-Maas - Polderdistrict Rijk van Nijmegen en Maas en Waal - Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor de provincie Gelderland - Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening in de provincies Overijssel en Gelderland - Eerstaanwezend Ingenieur Directeur (Min. van Defensie), directie Gelderland - Rijksdienst voor oudheidkundig bodemonderzoek - Zuiveringsschap Rivierenland - HID van de Volksgezondheid en de Bouwnijverheid in de provincie Gelderland - Provincie Gelderland: Dienst Wegen, Verkeer en Grondzaken - Dienst Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting provincie Gelderland - Telefoondistrict Arnhem - Nederlandse Spoorwegen N.V. - Provinciale Gelderse Electriciteits Maatschappij - Rijksconsulent voor Handel, Ambacht en Diensten in de provincie Gelderland - Rijksdienst voor de monumentenzorg - Staatsbosbeheer - Provinciale Planologische Commissie van Gelderland Het plan is besproken in de Coördinatiegroep Stadsvernieuwing van de Provinciale Planologische Commissie van Gelderland d.d. 23 januari 1986, en op 6 maart 1986 behandeld in de Grote Subcommissie Stadsvernieuwing van de PPC.

39 225 In het kader van dit overleg heeft de Centrale Directie van de P.T.T. te kennen gegeven dat er in de toekomst een straalverbinding over het plangebied zal worden getraceerd (Nijmegen-Gemert). Zodra het tracé bekend is, zal nader overleg plaatsvinden. Het overleg met de Provinciale Planologische Commissie heeft enige aanpassingen van het voorontwerp tot gevolg gehad. Op enkele plaatsen zijn de bebouwingsgrenzen strakker om de bestaande bebouwing gelegd; bestaande parkeerplaatsen zijn alsnog binnen de bestemming parkeren opgenomen; de IO- en 25 jaarszone bescherming waterwingebied zijn alsnog op de plankaart aangeduid. Ook de voorschriften zijn op punten bijgesteld conform het voorstel van P.P.C. Deze aanpassingen werden verwerkt vóórdat het plan met ingang van 10 februari 1986 gedurende één maand voor een ieder ter inzage werd gelegd.

40