Beleidsplan 1 september augustus 2014

Transcriptie

1 Beleidsplan 1 september augustus 2014

2 Visie: Visie en doelen ~~~ (zie voortaak hieronder, voorgesteld tijdens de vergadering van directies op donderdag 11 december 2008, te verwerken tegen 01/05/09) Voortaak: Elke directeur neemt tijdens een overleg met zijn kernteam (pedagogische raad, coördinatorenvergadering, ) zijn eigen opvoedingsproject door en formuleert per pijler van de OKB een aantal verwachtingen, wensen, dromen, (toekomstgericht, gedurfd, uitdagend, creatief, haalbaar, ) m.b.t. de manier waarop het werken binnen de scholengemeenschap een meerwaarde kan betekenen voor de werking van elke school en voor de opvoeding van elk individueel kind in het bijzonder! (- Het leerproces en de opvoeding van de leerling centraal. - Kwaliteitsbevordering in elke school. - De scholengemeenschap als ondersteuning.) Deze tekst wordt doorgespeeld aan de CODI (tegen 1 mei 2009!) De CODI brengt de inbreng van elke school per pijler samen in één tekst! Tijdens de vergadering van 26 mei 2009 trachten we tot één visietekst te komen die kan dienen als toetssteen voor de doelen die we ons als scholengemeenschap stellen en de acties die we willen ondernemen in de loop van de komende schooljaren. Wat willen we? visie van onze SG Onze scholengemeenschap is een onderwijs- en opvoedingsgemeenschap met duidelijke doelstellingen die wij omschrijven in een christelijk-gelovig opvoedings- of vormingsproject. Wij verwachten van alle participanten dat ze loyaal achter de identiteit en het opvoedingsproject van onze scholengemeenschap staan en deze mee dragen. Hieronder vindt u een beschrijving van de uitgangspunten van ons opvoedingsproject. De christelijke zingeving en beleving doordringt het hele schoolgebeuren. - Wie zijn wij? Waar staan we voor? Wat zijn onze uitgangspunten? - Christelijke inspiratie - Promotie van de menselijke persoon in verbondenheid met anderen en met de wereld en met zichzelf. - De brede identiteit: motivatie en inspiratie. - De expliciete doorwerking van de identiteit: pastoraal.

3 - Godsdienstonderricht. - Omgaan met zinvragen. Wij zorgen voor een degelijk en samenhangend inhoudelijk aanbod. - Wat moeten kinderen leren om tot goede mensen uit te groeien? - Harmonische ontwikkeling van de totale persoon: HHH. - In contact met alle componenten van de cultuur. - In logische samenhang: horizontaal en verticaal. - Met integratie van het aanbod in de persoon. We kiezen voor een doeltreffende aanpak en een stimulerend opvoedingsklimaat. - Hoe kan dat leren het best ondersteund en begeleid worden? - De uniciteit van ieder kind: afstemming op de ontwikkeling van ieder kind. - De pedagogie van de verbondenheid: sociaal, samen leren, wederzijds verrijken. - De pedagogie van de hoop: geloof in de groeikansen. - De pedagogie van het geduld: afstemming op de mogelijkheden van ieder kind. - Vanuit een aangepaste leerkrachtenstijl. We werken aan de ontplooiing van elk kind, vanuit een brede zorg. - Hoe centraal staat het kind? - Zorgbreedte: zorg voor ieder kind. - Zorgverbreding: specifieke zorgvragen Onze school als gemeenschap en als organisatie. - Wie zijn de verschillende betrokkenen? Welke is hun verantwoordelijkheid? Hoe wordt alles best georganiseerd? - Verbondenheid binnen het team geïnspireerd door de directeur. - Verbondenheid met de partners van het schoolteam: ouders, schoolbestuur, externe begeleiders, de lokale kerkgemeenschap, de lokale gemeenschap,

4 Doelen: De scholengemeenschap wil een bijdrage leveren om het beleidsvoerend vermogen van de scholen te ondersteunen en te verhogen. Eén van de werkwijzen die daarvoor gebruikt worden is het uitwerken van prioriteiten (beleidsdomeinen) per schooljaar of over de schooljaren heen. Bij het werken aan die prioriteiten worden de pijlers van het beleidsvoerend vermogen van scholen (Jan Saveyn, juni 2008, Het beleidsvoerend vermogen van de school als referentiekader voor schoolontwikkeling en -begeleiding.) voor ogen gehouden: - Visie en doelgerichtheid - Betrokkenheid - Samenwerking - Responsief vermogen - Reflectie en zelfevaluatie - Zorg voor een vernieuwingsproces - Professionalisering - Verantwoordelijkheid en leiding - Het leren van de leerlingen bevorderen (last but not least)

5 Beleidsdomein 1 1. Visie en doelgerichtheid Loopbaanbegeleiding Alle directies van de scholengemeenschap hanteren een gelijkgerichte benadering bij het begeleiden van leerkrachten. Ze laten zich daarbij leiden door een christelijk geïnspireerd mensbeeld (zie OKB), het eigen opvoedingsproject en door documenten/instrumenten die binnen de SG werden uitgewerkt en die gebaseerd zijn op decretale teksten en op inhouden die aangereikt werden door de pedagogische begeleiding en het VSKO: o Het stappenplan voor aanvangsbegeleiding o De functiebeschrijving per ambt o De afsprakennota bij het werken met een functiebeschrijving De begeleiding richt zich naar elke fase de loopbaan en wordt gespecificeerd per ambt. De nadruk ligt op het stimuleren van de professionele groei en er is voldoende ruimte voor individualisering en differentiatie. De gehanteerde documenten en procedures komen tot stand na bespreking in de verschillende participatieorganen. Dit geldt ook voor de eventuele bijsturingen ervan! 2. Betrokkenheid De loopbaanbegeleiding is een taak waarin meerdere teamleden een verantwoordelijkheid hebben: de directeur, de adjunct-directeur, de beleidsondersteuner, de coördinatoren, parallelcollega s (peter en meters, ), de coördinerende directeur en de mentor. De functiebeschrijvingen per ambt kwamen tot stand op basis van modellen die door het VSKO werden aangereikt en die door de personeelsleden eigen gemaakt werden aan de school- of scholengemeenschap. De documenten en de modellen die gehanteerd worden bij het begeleiden en evalueren van personeelsleden zijn opgenomen in het SWP van elke school en op elk moment voor iedereen toegankelijk. De functiebeschrijvingen en de bijhorende afsprakennota werden aan de OR, het LOC en het OCSG voorgelegd ter goedkeuring. Deze participatieorganen zullen eveneens geraadpleegd worden als bijsturingen nodig blijken. 3. Samenwerking De loopbaanbegeleiding en het personeelsbeheer is een materie die op het niveau van de scholengemeenschap wordt behandeld. Middelen (enveloppes, lestijden, uren, punten ) die de overheid ter beschikking stelt voor ICT, mentorschap, zorg en scholengemeenschap worden door het CASS i.s.m. het directieteam beheerd en op een oordeelkundige manier aangewend op het niveau van de SG of op een billijke manier verdeeld onder de scholen.

6 Voor de aanvangsbegeleiding wordt er onderscheid gemaakt tussen werkbegeleiding en leerbegeleiding. Directies, beleidsondersteuners, coördinatoren, parallelcollega s, peters of meter, hebben hierin elk een specifieke rol te vervullen. (zie stappenplan aanvangsbegeleiding) De afsprakennota die het werken met een functiebeschrijving regelt, vermeldt o.m. de taakinvulling en -verdeling m.b.t. de tweede evaluator. De directies werken hier schooloverschrijdend en het schoolbestuur heeft hierbij een specifieke taak. 4. Responsief vermogen De directies van elke school maken gebruik van o Het stappenplan voor de aanvangsbegeleiding o De functiebeschrijvingen per ambt o De afsprakennota bij het werken met een FB rekening houdend met de eigenheid en de visie van de eigen school, zonder de gemeenschappelijkheid uit het oog te verliezen. De geijkte participatieorganen (schoolraad, OCSG, LOC, OR, ) worden op een gestructureerde manier betrokken bij het ontwikkelen en hanteren van instrumenten en procedures die betrekking hebben op de loopbaanbegeleiding. Bij het doorvoeren van vernieuwingen op pedagogisch-didactisch of schoolorganisatorisch vlak wordt er rekening gehouden met de draagkracht van het team en het individuele personeelslid. Waar nodig worden opdrachten en functiebeschrijvingen bijgestuurd. 5. Reflectie en zelfevaluatie Het directieteam toetst de ontwikkelde begeleidingsinstrumenten en procedures op hun effectiviteit (relevantie, haalbaarheid, communicatie tussen scholen, ) op het einde van elk schooljaar naar aanleiding van de planningsvergadering die gaat over de personeelsinvullingen voor het komende schooljaar. Er is ruimte voor bijsturingen of voor inbreng van nieuwe initiatieven.) Er wordt tevens nagegaan of de beleidsondersteuning strookt met de beleidsopties op andere domeinen van het schoolbeleid. De coördinerende directeur vergadert een drietal keren per schooljaar met de mentor om de werking te bespreken en bij te sturen. De visietekst wordt daarbij gebruikt als toetssteen. Bevindingen, uit de zelfevaluatie van de scholen of uit doorlichtingverslagen, die betrekking hebben op de loopbaanbegeleiding worden door de directies op de agenda van de directievergadering van de SG geplaatst, worden getoetst aan de doelen van de SG en kunnen eventueel leiden tot bijsturingen. De mentor zal bij zijn/haar benadering van de jonge leerkrachten in sterke mate de nadruk leggen op leerbegeleiding en het reflecteren op het eigen functioneren stimuleren en ondersteunen. 6. Zorg voor vernieuwingsproces Vanuit de SG worden de personeelsleden terdege geïnformeerd over de bepalingen inzake functiebeschrijving en evaluatie. Daarbij wordt nadrukkelijk het accent gelegd op de proces van de permanente kwaliteitszorg en de professionele groei van de personeelsleden.

7 Op het niveau van de scholengemeenschap wordt werk gemaakt van het planmatig invoeren van de functiebeschrijving, het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken. Alle personeelsleden worden van deze planning op de hoogte gebracht tijdens een PV waarin de CODI de verschillende procedures en instrumenten voorstelt. De scholen zullen de eigen vernieuwingsprioriteiten hanteren als referentie voor het bepalen van de accenten in de geïndividualiseerde functiebeschrijving. 7. Professionalisering Voor de ondersteuning van het werken met een functioneringsbeschrijving, voor het vaardiger worden in het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken doen de directies van de SG een beroep op vorming die aangeboden wordt door de koepel of de pedagogische begeleidingsdienst. De mentor neemt deel aan vormingssessies die op maat aangeboden worden door de pedagogische begeleidingsdienst of door de lerarenopleiding. Nieuwe directies schrijven in op het specifieke meerjarig vormingsprogramma dat door de koepel wordt aangeboden en waarvan loopbaanbegeleiding een onderdeel is. Directies maken van de contacten tijdens regionale bijeenkomsten of ISB s gebruik om hun evaringen met loopbaanbegeleiding uit te wisselen. 8. Verantwoordelijkheid en leiding Het stappenplan van de aanvangsbegeleiding en de afsprakennota die hoort bij de functiebeschrijving vermeldt duidelijk de verantwoordelijkheden die het schoolbestuur, de coördinerende directeur, de directies, de adjunct-directeur, de (graad-)coördinatoren, de beleidsondersteuner, parallelcollega s (peter en meter, ) toegewezen krijgen in de loopbaanbegeleiding. Initiatieven om de loopbaanbegeleiding verder op een systematische manier uit werken en op te volgen worden genomen op het niveau van de scholengemeenschap. De daaruit voortvloeiende procedures en instrumenten zullen, waar nodig, aan het CASS, het OCSG, het LOC en de OR voorgelegd worden ter goedkeuring. De personeelsleden worden steeds duidelijk en grondig geïnformeerd over deze materie. 9. Het leren van de leerlingen bevorderen Het leren van de leerlingen behoort tot de kerntaak van de scholen. De loopbaanbegeleiding zal in sterke mate gestuurd worden door informatie over personeelsleden die verkregen wordt uit klasbezoeken en uit het engagement dat getoond wordt naar aanleiding van activiteiten en initiatieven die het leren van kinderen bevorderen. Aan de werkpunten die hierbij worden vastgelegd wordt zowel gewerkt in de eigen school als bij de overstap naar een andere school. Tijdens functionerings- en evaluatiegesprekken komt het effect op het leren van leerlingen ter sprake. De directies van de SG zullen op geregelde tijdstippen reflecteren op het effect dat de loopbaanbegeleiding heeft op de kerntaak van de leerkracht, namelijk het ondersteunen van het leerproces van de leerlingen. (competenties, motivatie, gedifferentieerde en coördinerende taken )

8 Beleidsdomein 2 ICT 1. Visie en doelgerichtheid De scholengemeenschap bestudeert de visiestukken waarin de onderwijskoepel, de overheid en bepaalde organisaties de mogelijke meerwaarde van ICT beschrijven. De scholengemeenschap gebruikt deze stukken als vertrekbasis om een eigen ICT-beleid uit te werken. Bij het uitwerken van het ICT-beleid worden de verschillende gebieden van ICTbeleidsvoering in beschouwing genomen: o ICT als aspect van het curriculum (leerdoelen) voor de leerlingen. o ICT als hulpmiddel voor of ter vervanging van de leerkracht bij zijn pedagogisch didactisch handelen. o ICT voor het beheer van het onderwijs aan een leerlingengroep, zoals de voorbereiding of verwerking van de leerlingengegevens. o ICT voor de administratie en het beheer van de school-als-organisatie. De scholengemeenschap ziet erop toe dat de doelstellingen bij de toepassing van ICT op pedagogisch of schoolorganisatorisch gebied samengaan met of versterkend werken ten aanzien van de pedagogische of organisatorische doelen die de scholen als hun kwaliteitsdoelen vooropstelt. Dit draagt bij tot de integrale kwaliteitszorg. De SG neemt een constructieve en kritische houding aan in contacten met pleitbezorgers van ICT. Dit is zeker zo waar ICT de leerkracht als coach van het leerproces zou kunnen vervangen. Eventuele beslissingen om met de SG een bepaalde koers te varen weet het directieteam te toetsen aan de opvattingen over goed onderwijzen en waardevol leren Daarbij gaat het terug naar de krachtlijnen van de leerplannen voor de verschillende leergebieden, de krachtlijnen van het Ontwikkelingsplan voor de kleuterschool en het opvoedingsproject waarin de scholen hun fundamentele vormings- of opvoedingsdoelen omschrijven. Argumenten voor onderwijs op maat, voor leren leren, voor bevorderen van gelijke onderwijskansen en voor een realistisch en geïntegreerd onderwijsaanbod bepalen mee op welke wijze ICT in de scholen wordt ingezet. De SG werkt een ICT-beleid uit dat overeenstemt met het beleid in andere domeinen. Zo zal bij de taakomschrijving van de ICT-coördinator niet enkel aandacht worden besteed aan technische deskundigheid, maar is er ook oog voor vaardigheden die zoals het in staat zijn om het ICT-beleid mee te ontwikkelen en om met de verschillende teams een vernieuwingsproces te doorlopen. 2. Betrokkenheid ICT-coördinator wordt betrokken bij het ontwikkelen van het ICT-beleid van de SG. Het directieteam van de SG peilt regelmatig naar de behoeften van het personeel inzake ICT-ondersteuning. In de mate van het mogelijke wordt er in alle scholen op een gelijkgerichte manier tegemoetgekomen aan deze behoeften.

9 Het directieteam van de SG gaat systematisch na hoe de voorwaarden voor het verwerven van ICT-competenties kan worden verbeterd en ondersteunt de initiatieven die daarop gericht zijn. (bv ICT-databank) De SG neemt of promoot initiatieven die teamleden van de scholen stimuleren om hun ICT-competenties te verbeteren en om opgedane ervaringen en expertise te delen met collega s binnen de SG. 3. Samenwerking Op het niveau van de SG wordt met het directieteam overlegd over de optimale aanwending van materiële middelen en mankracht. Het directieteam van de SG neemt initiatief om de functiebeschrijving van de ICTcoördinator uit te werken. De ICT-coördinator werkt nauw samen met de leerkrachten van alle scholen van de SG bij de realisatie van de ICT-vernieuwingen. Hij introduceert vernieuwingen die aangebracht worden door externen en hij ondersteunt de leerkrachten bij hun specifieke noden of behoeften binnen het ICT-domein. De ICT-coördinator verzamelt voor de leerkrachten van de scholen informatie over ICT-toepassingen die de integratie van ICT-leerdoelen in de lessen ondersteunen. Hij overlegt met de CODI over initiatieven die daarvoor op het niveau van de SG kunnen genomen worden. De ICT-coördinator neemt deel aan het regio-overleg dat door de pedagogische begeleiding wordt georganiseerd. 4. Responsief vermogen De ICT-coördinator volgt de ontwikkelingen op het gebied van school en ICT en de uitnodigingen voor kennismaking met nieuwe ICT-producten nauwgezet op. Hij verspreidt, eventueel in overleg met de CODI of leden van het directieteam van de SG, relevante informatie en overweegt of op uitnodigingen en aanbiedingen dient ingegaan te worden. De ICT-coördinator adviseert het directieteam van de SG over nieuwe ICTinvesteringen en over eventueel te organiseren vernieuwingsprojecten. De ICT-coördinator zal zich bij zijn werking ook laten inspireren en documenteren vanuit contacten met collega s uit andere SG. De ICT-coördinator kan zijn opties en realisaties in verband met ICT-projecten die genomen worden op het niveau van de SG aan alle betrokkenen toelichten en verantwoorden. 5. Reflectie en zelfevaluatie Op initiatief van de CODI zal de ICT-coördinator op geregelde tijdstippen nagaan hoe het gesteld is met de aanwending van ICT op verschillende vlakken (zie de vier begeleidgebieden). Op basis van deze toetsing stelt hij bijsturingen van het ICT-beleid voor. Hij werkt hier voor nauw samen met het directieteam van de SG voor elk aspect en elke stap van het evaluatieproces. Bij het evalueren van de ICT-werking wordt er ook getoetst aan de regelgeving en de eindtermen. 6. Zorg voor vernieuwingsproces Bij het introduceren en realiseren van ICT-innovaties gaat de SG planmatig tewerk en houdt ze rekening van de prioriteiten- en stappenplannen van de verschillende scholen.

10 Bij het introduceren en realiseren van ICT-innovaties houdt de SG rekening met de kennis en de vaardigheden die bij deze toepassing bij de gebruikers wordt verondersteld. 7. Professionalisering Bij het nemen van initiatieven inzake vorming gaat de ICT-coördinator, in overleg met het directieteam van de SG, na of dit het efficiënts verloopt op het niveau van de SG dan wel op het niveau van de individuele school. De ICT-coördinator maakt deel uit van een SG-overstijgend netwerk (bv regiowerking, ICT-dag, ) en rapporteert het directieteam over nieuwe ontwikkelingen. Bij zijn coaching is de ICT-coördinator erop gericht om de teamleden strategieën (bv stappenplannen bij softwaregebruik, ) aan te leren waarmee ze concrete probleemsituaties zelf kunnen aanpakken. Bij de aanwerving van nieuwe personeelsleden gaat het directieteam, in overleg met het schoolbestuur, na in hoeverre ICT-competenties verworven zijn. Bij de loopbaanbegeleiding is er oog voor verdere ontwikkeling van deze competenties. 8. Verantwoordelijkheid en leiding Elke directeur van de SG is eindverantwoordelijke voor de elektronische communicatie van de school met de omgeving en met de overheid. In overleg met de schoolbesturen van de SG wordt vastgelegd wie binnen de school en wie op het niveau van de scholengemeenschap toegang heeft tot welke gegevensbestanden en wie welke elektronische gegevensverwerking beheert. De functiebeschrijving van de ICT-coördinator omvat zowel ondersteuning bij de ontwikkeling als bij de uitvoering van het ICT-beleid. Dat laatste omvat onder andere het beheren van een operationele ICT-infrastructuur zoals het netwerk, de website van de SG en de opvolging van de regelgeving. Een regelmatig overleg met de CODI of met het directieteam van de SG behoort dan ook tot de structurele werking. 9. Het leren van de leerlingen bevorderen Elke directeur van de SG gaat bij de zelfevaluatie na in welke mate de ICT-doelen worden verworven en of ICT de leeromgeving voor de leerlingen en dus ook hun leren/ontwikkelen in positieve zin beïnvloedt. In het bijzonder wordt er nagegaan of ICT het verwerven van de leerdoelen op de verschillende leergebieden bevordert, dan wel negatief beïnvloedt. ICT moet in die zin effectief als een meerwaarde ervaren worden bij het algemeen leren en ontwikkelen. Bij de uitvoering van de zelfevaluatie laat de directeur zich bijstaan door de ICTcoördinator.

11 Beleidsdomein 3 ZORG 1. Visie en doelgerichtheid 2. Betrokkenheid 3. Samenwerking 4. Responsief vermogen 5. Reflectie en zelfevaluatie 6. Zorg voor vernieuwingsproces 7. Professionalisering 8. Verantwoordelijkheid en leiding 9. Het leren van de leerlingen bevorderen

12 Beleidsdomein Visie en doelgerichtheid 11. Betrokkenheid 12. Samenwerking 13. Responsief vermogen 14. Reflectie en zelfevaluatie 15. Zorg voor vernieuwingsproces 16. Professionalisering 17. Verantwoordelijkheid en leiding 18. Het leren van de leerlingen bevorderen