LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Transcriptie

1 LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING Naam: Tessa Bogaerts UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee Tel Vakkencombinatie: Aardrijkskunde Engels Stagebegeleider DLO: Ann Schellemans School: Mariagaarde Instituut Onderwijsvorm: A-stroom Richting: TW Klas: 2A1 Lokaal: H112 Aantal leerlingen: 19 lln Les gegeven door: Tessa Bogaerts Vak: Aardrijkskunde Onderwerp: 2. Toeristische landschappen op kaart Vakmentor: Sanne Horemans Datum/Data: Lesuur/-uren: 8u25 BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks In thema 1 hebben de leerlingen het gehad over de natuur- en cultuurlandschappen. De cultuurlandschappen hebben ze ingedeeld in landbouwlandschap (trimester 1), industrielandschap (trimester 2), toeristisch landschap (nu) en stedelijk landschap (wordt niet apart behandeld). Nu gaan ze het hebben over Toeristische landschappen. In de eerste les hebben ze het al gehad over aantrekkingsfactoren en vormen van toerisme in België en Europa. Dit is de tweede les van het nieuwe thema. We zien in deze les het tweede deel 2. Toeristische landschappen op kaart. In het volgende hoofdstuk zien de lln ook nog Relaties tussen landschappen. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) Leerlingen weten al hoe ze een plaats moeten opzoeken in hun atlas (in het register). En ze hebben het vorige les gehad over de verschillende vormen van toerisme en over de soorten aantrekkingsfactoren. Leerlingen hebben vorig jaar ook al de belangrijkste zeeën en gebergtes op kaart gesitueerd. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit Leerlingen gaan graag op reis, de meeste zijn normaal al wel eens op reis geweest. Sommige verder dan andere of sommige eerder naar de zon, andere naar de sneeuw. Iedereen is aangetrokken tot andere elementen. Leerlingen zullen kunnen vertellen over hun reis en bepaalde aantrekkingsfactoren kunnen weergeven. Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, Het is een vlotte klas, werken goed mee, babbelen niet veel. DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies je voor deze aanpak? We beginnen de les met een korte herhaling van vorige les. We overlopen de nieuwe begrippen die we toen gezien hebben. De lkr duidt een aantal lln aan die dan in eigen woorden de definities moeten opzeggen. Ook moeten ze hier enkele voorbeelden bij zoeken. Zo wordt hun geheugen terug opgefrist en kunnen we de les goed starten. Eerst wordt er ook een oefening gemaakt in OLG over voorbeelden van de verschillende vormen van toerisme in België. In de eerste lesfase komt de eerste oefening van het nieuwe deel aan bod. De lln moeten verschillende reliëfelementen zoals zeeën, gebergten, landen en steden opzoeken in hun atlas en deze situeren op de kaart in hun werkboek. Voor de 2 e lesfase moeten de lln ook met hun atlas werken. Hier krijgen ze de naam van belangrijke bezienswaardigheden en ook de stad waar deze gelegen is. De lln moeten dan opzoeken in hun atlas in welk land dit gelegen is en ook de bezienswaardigheden situeren op de kaart. Dit wordt verbeterd aan de hand van een OLG. De lkr duidt verschillende lln aan om hun antwoord te geven en laat ook lln aan bord komen om dit aan te duiden op de kaart.

2 EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) ET 4. Leerlingen kunnen op werkkaarten van Vlaanderen of België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscomponenten benoemen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden, industriegebieden, agglomeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken en toeristische centra. ET 34. De leerlingen kunnen een toeristisch en recreatief landschap herkennen, beschrijven naar uitzicht en functies en eenvoudige observeerbare kenmerken ervan vergelijken met een toeristisch landschap elders. Situering in het leerplan: 4.11 Toeristische landschappen 1.2 De belangrijkste toeristische iconen van Europa herkennen en met een land, regio of stad verbinden. 2. De waargenomen toeristische regio s en de verschillende vormen van toerisme op een thematische kaart toerisme van Europa situeren. ALGEMEEN LESDOEL Leerlingen kunnen de toeristische kaart van Europa ontleden en de Europese bezienswaardigheden op een kaart lokaliseren. SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina s in het werk- en/of handboek.) 2. Toeristische landschappen op kaart BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.) Rondeaux B., Slootmans T., van Boven M., Wauters J.; Werkmap Aardrijkskunde 2; Werkgroep Didactische Middelen;2009 Rondeaux B., Slootmans T., van Boven M., Wauters J.; Werkmap Aardrijkskunde 2; Handleiding; Werkgroep Didactische Middelen; 2009 Coppenholle J., Van Mol R., Verstappen H., Gaeremynck V., Van Broeck C.; Geogenie 2; leerwerkboek; Uitgeverij De Boeck; Berchem; 2014 Coppenholle J., Van Mol R., Verstappen H., Gaeremynck V., Van Broeck C.; Geogenie 2; leerwerkboek; handleiding; Uitgeverij De Boeck; Berchem; 2009 Van Hecke E., Vanderhallen D., Callemeyn J.; Algemene wereldatlas; editie 2008; Plantyn N.V.; Mechelen LEERMIDDELEN & MEDIA Werkboek Atlas PPT Beamer + whiteboard

3 Leerdoelen Lln kennen het verschil tussen menselijke en natuurlijke aantrekkingsfactor en en kunnen hier voorbeelden van geven. Lln kennen het verschil tussen cultuurfactoren en begeleidende factoren en kunnen hier voorbeelden van geven. Lln kennen de verschillende soorten vormen van toerisme en kunnen hier voorbeelden van geven. Lln kunnen voorbeelden geven van vormen van toerisme die hier in België te vinden zijn. Lesfasen & timing Instapfase 10 minuten Didactisch lesontwerp KRACHTIGE LEEROMGEVING Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud Vorige les zijn we begonnen met een nieuw thema toeristische landschappen. We hebben toen gezien dat er 2 grote soorten aantrekkingsfactoren bestaan. Welke waren dit? Kan je ook het verschil even uitleggen in eigen woorden? Ken je hier ook voorbeelden van? We konden de menselijke aantrekkingsfactoren ook nog onderverdelen in 2 andere aantrekkingsfactoren. Welke waren dit? Wat is het verschil tussen de 2, mag in eigen woorden? Kan je hier ook voorbeelden van geven? We hebben niet enkel de aantrekkingsfactoren van een toeristisch landschap gezien maar ook de soorten vormen van toerisme. Wie weet er nog welke 5 vormen van toerisme er zijn? Kan je ook van elk een voorbeeld geven? We zijn vorige les geëindigd met oefening 3 op pagina 119. We hadden het in deze oefening over voorbeelden van elke vorm van toerisme in België. We zullen deze oefening eerst gezamenlijk af maken. Voorbeelden van kusttoerisme hadden we al ingevuld. Wat waren hier voorbeelden van? Waar in België kan je wintersporttoerisme terug vinden? Je kan ook even kijken naar de vorige oefening. Waar in België vind je voorbeelden van toerisme in groene gebieden? Wat zijn voorbeelden van pretparktoerisme in België? En nog voorbeelden van cultuurtoerisme in België, noem eens een aantal culturele steden PPT dia Toeristische landschappen 1. Aantrekkingsfactoren en vormen van toerisme in België en Europa - Aantrekkingsfactoren = positieve redenen om ergens naartoe te gaan, dingen die je aantrekken om naar een bepaalde plaats te gaan - Menselijke aantrekkingsfactoren= landschapselementen die door de mens gemaakt of gezet zijn die toeristen aantrekken - Bv: hotels, monumenten, musea, zeedijk - Natuurlijke landschapselementen= landschapselementen die door de natuur gemaakt zijn, waar de mens geen inbreng in heeft gehad, die toeristen aantrekken - Bv: bergen, rivieren, zeeën, zandstranden, klimaat - Cultuurfactoren= menselijke aantrekkingsfactoren die verboden zijn met de leefwijze van de mensen - Bv: pittoreske stadjes, monumenten - Begeleidende factoren= menselijke aantrekkingsfactoren die het toerisme mogelijk maken - Bv: hotels, watersportmogelijkheden - Kusttoerisme: Oostende, De Haan, Knokke... - Wintersporttoerisme: Baraque de Fraiture, Ovifat - Toerisme in groene gebieden:

4 op. Ardennen, Kempen, Maasvallei - Pretparktoerisme: Bobbejaanland, Walibi, Plopsaland - Cultuurtoerisme: Brugge, Brussel, Antwerpen Nu dat we dat gedeelte afgehandeld hebben gaan we onze atlas er eens bij nemen. We gaan de toeristische landschappen eens bekijken en situeren op een kaart. 2. Toeristische landschappen op kaart Lln kunnen verschillende reliëfelementen en steden situeren op een toeristische kaart van Europa. Lesfase 1: 30 minuten Duo-opdracht: oefening 9: deel 1,2,3: Aangezien we het hebben over toerisme in Europa mogen jullie eerst en vooral de kaart Europa toerisme erbij nemen. Op welke pagina vinden jullie deze kaarten? Lkr legt deel 1,2 en 3 uit. Lln maken deze delen per 2 met behulp van de atlas en noteren alles op de kaart eerst in potlood. Lkr overloopt nadien samen de oefeningen en duidt verschillende lln aan om hun antwoorden te geven. Lkr toont ook kaart op de PPT zodat lln hun antwoorden kunnen verbeteren. OLG: oefening 9: deel 4-10: Nu is het de bedoeling dat we de kusten met rood aanduiden waar er kusttoerisme voorkomt. Aan welke kusten doet men aan kusttoerisme? Lln komt dit aanduiden op PPT. Jullie mogen dit ook aanduiden op jullie kaartje. Aan welke zeeën zijn deze gebieden met kusttoerisme gelegen? PPT Londen meest bezochte stad (18,7 miljoen) - 2 e : Parijs 15,6 miljoen - 3 e : Istanbul 11,6 miljoen - 4 e : Barcelona 7,4 miljoen - 5 e : Amsterdam 7,2 miljoen - Zeeën waaraan gebieden met kusttoerisme gelegen zijn: Atlantische Oceaan, Middellandse Zee, Noordzee, Zwarte Zee, Oostzee - Europese regio s met veel toerisme in groene gebieden: Ardennen, Zwarte Woud, IJsland, Lapland - Europese gebergten: Pyreneeën, Alpen, Scandinavisch Hoogland Nu is het de bedoeling dat we de delen in Europa die ideaal zijn voor toerisme in groene gebieden gaan aanduiden. Welke gebieden gaan we hier voor aanduiden? Lln komt naar voor om dit aan te duiden op de PPT. Jullie mogen dit ook aanduiden op jullie kaartje. Wat zijn voorbeelden van Europese regio s

5 met veel toerisme in groene gebieden? Welke Europese gebergten hebben we nu ingekleurd met groen? Nu moeten we nog de namen van zeeën, gebergtes en groene gebieden aanduiden op de kaart. Lkr vraagt aan een aantal lln om op de PPT de zeeën, gebergten en groene gebieden aan te duiden. Lkr laat kaart zien zodat lln hun kaart juist kunnen aanvullen. Lln kunnen een kruiswoordraadsel invullen met begrippen van het nieuwe thema. Lesfase 2: 10 minuten Individuele opdracht: kruiswoordraadsel: Jullie hebben nu al een aantal nieuwe begrippen geleerd maar ook verschillende zeeën, gebergtes, regio s met toerisme in groene gebieden Ik ga jullie zo dadelijk een kruiswoordraadsel geven. Het is de bedoeling dat jullie dit individueel gaan proberen in te vullen. Jullie doen dit met jullie boek gesloten. Nadien zullen we het kruiswoordraadsel samen overlopen. PPT 16 Horizontaal 2. Een vorm van toerisme, Bobbejaanland is er een voorbeeld van. (pretparktoerisme) 5. Zee tussen Europa en Amerika. (Atlantische Oceaan) 7. Een Europees gebergte tussen Frankrijk en Spanje. (Pyreneeën) 10. Een vorm van toerisme waar je chalets, sneeuw, liften vindt. (wintersporttoerisme) Lkr deelt de kopies uit. Lln vullen het kruiswoordraadsel in. Verticaal 1. Landschapselementen waar de mens geen inbreng in heeft gehad en die toeristen aantrekken. (natuurlijke aantrekkingsfactoren) 3. Menselijke aantrekkingsfactoren die verbonden zijn met de leefwijze van de mensen. (cultuurfactoren) 4. Een vorm van toerisme waar je lekker op het strand ligt en van de zon kunt genieten. (kusttoerisme) 6. Een regio in het zuiden van België waar je toerisme vindt in groene gebieden. (Ardennen) 8. De populairste en meest bezochte stad in Europa. (Londen) 9. Een regio in Duitsland met toerisme in groene gebieden. (Zwarte Woud)

6 Enkel bij extra tijd Lln kunnen bekende Europese bezienswaardighe den situeren op een kaart. Lesfase 3: 15 minuten Duo-opdracht: oefening 10: Het is de bedoeling dat jullie de volgende monumenten gaan opzoeken in jullie atlas. Jullie zoeken dit uiteraard niet op via de naam van het monument maar wel via de plaatsnaam (stad) waar deze staat. Dan is het de bedoeling dat jullie het land invullen in de blauwe kaders. Jullie mogen ook al op het kaartje het monument situeren en deze aanduiden door de nummer erbij te noteren. Doe dit eerst in potlood! Er staan 3 nummers fout in jullie werkboek. Puntje 4 Matterhorn moet puntje 9 worden, Puntje 2 de kleine zeemeermin moet puntje 10 worden en puntje 1 Stonehenge moet puntje 11 worden. Nadien zullen we de oefening samen verbeteren. Lkr duidt voor de verbetering een aantal lln aan om het juiste land te zeggen. Lkr vraagt ook aan lln om de plaatsen van de monumenten aan te duiden op de PPT. PPT Het Rode plein in Moskou, Rusland: centrale plein 2. Brandenburger Tor in Berlijn, Duitsland: stadspoort van Berlijn waar men vroeger tol moest betalen, stadsgrens, Berlijnse muur werd ertegen gebouwd 3. Colosseum in Rome, Italië 4. Sagrada Familia in Barcelona, Spanje: ontwerp van Antoni Gaudi, 1882 beginnen bouwen 5. Toren van Pisa in Pisa, Italië: in stukken gebouwd, staat scheef 6. Eifeltoren in Parijs, Frankrijk: 317 m hoog, gebouwd door wereldtentoonstelling in Strokkurgeiser in Haukadalur, IJsland: 23 m diep, 120 c maar kookt niet door druk, damp ontstaat en drukt boven water weg 8. Big Ben in Londen, Verenigd Koninkrijk: genoemd naar politicus Benjamin Hall en diens rijzige gestalte 9. Matterhorn in Zermat, Zwitserland: 4478m hoog, op grens Zwitserland en Italië, moeilijk te beklimmen, veel mensen gestorven 10. Kleine Zeemeermin in Kopenhagen, Denemarken: omwille van sprookje, vaak beklad 11. Stonehenge in Amesbury, Verenigd Koninkrijk: begraafplaats 12. Akropolis in Athene, Griekenland: religieuze centrum van de stad, tempel Opmerkingen i.v.m. bijlagen: Steeds kopie toevoegen van ingevuld werkblad of -boek. Indien gebruik gemaakt wordt van transparanten of digitale presentatie: handouts toevoegen (verkleind, zwart/wit). Indien de klasopstelling gewijzigd wordt: plan en/of omschrijving toevoegen.

7

8 BORDSCHEMA