Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Transcriptie

1 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Beschikking Omgevingsvergunning Aanvrager : Twence BV Aangevraagde activiteiten : Wijzigen CO norm en wijzigen enkele voorschriften Locatie : Boldershoekweg 51 te Hengelo Datum ontvangst aanvraag : 17 december 2012 Datum beschikking : 17 mei 2013 Kenmerk : 2013/ Projectnummer : Z-HZ-WABO

2 Colofon Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax postbus@overijssel.nl 2

3 1 BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING 1.1 Onderwerp Wij hebben op 17 december 2012 een verzoek (ons kenmerk 2012/ ) om aanpassing van de omgevingsvergunning ontvangen van Twence BV. Het verzoek betreft het toevoegen van een voorschrift betreffende de CO emissiegrenswaarde voor de Bio-energiecentrale en het aanpassen van de vigerende voorschriften voor wat betreft verwijzingen naar het Besluit verbranden afvalstoffen. De aanvraag gaat over Boldershoekweg 51 te Hengelo. De aanvraag is in OLO geregistreerd onder nummer Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 5.24 van het Barim (Activiteitenbesluit) en artikel 2.31 lid 2 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: Aan de omgevingsvergunning een voorschrift te verbinden waarin wij voor CO een emissiegrenswaarde vastleggen; De voorschriften en van de vigerende vergunning te vervangen door de voorschriften en zoals deze zijn zijn opgenomen achter het tabblad voorschriften; dat de volgende delen van de aanvraag onderdeel uit maken van deze vergunning: - Aanvraagformulier (ons kenmerk 2012/ ); - Brief met onderbouwing (ons kenmerk 2012/ ); - Aanvullende gegevens (ons kenmerk 2013/ ) 1.3 Ondertekening en verzending Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Willem van der Galiën, teamleider Vergunningverlening Deze beschikking is verzonden aan de aanvrager. Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: - Gemeente Hengelo; - Gemeente Enschede. 3

4 1.4 Rechtsmiddelen Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Daarnaast wordt een kennisgeving gepubliceerd in Hengelosch weekblad en Huis aan huis Enschede. Tevens wordt de aanvraag en de beschikking met bijbehorende stukken ter inzage gelegd met ingang van 30 mei Gedurende zes weken, ingaande op de dag na de dag van de ter inzage legging van het besluit, kan beroep worden aangetekend. Het beroepschrift moet worden ingediend bij de Rechtbank Overijssel, sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle. De beschikking treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepschrift. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Hebben u of derde belanghebbenden er belang bij dat deze beschikking ook na afloop van de beroepstermijn niet in werking treedt, dan kan om een voorlopige voorziening worden verzocht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, sector Bestuursrecht, Postbus 10067, 8000 GB Zwolle. Wanneer binnen de beroepstermijn om een voorlopige voorziening wordt verzocht, treedt de beschikking pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen. 4

5 INHOUDSOPGAVE 1 BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING Onderwerp Besluit Ondertekening en verzending Rechtsmiddelen 4 Voorschriften LUCHT Algemeen 7 Overwegingen PROCEDURELE ASPECTEN Gegevens aanvrager Projectbeschrijving Huidige vergunningsituatie Bevoegd gezag Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure Procedure (uitgebreid) en zienswijzen Adviezen, aanwijzing minister, verklaring van geen bedenkingen 13 2 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer 13 3 TOETSINGSKADER MILIEU Inleiding Toetsing verzoek 14 4 BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT) Algemeen Concrete bepaling beste beschikbare technieken Conclusies BBT 15 5 LUCHTVERONTREINIGING DOOR VERBRANDINGSACTIVITEITEN Verzoek aanpassing voorschriften Overwegingen ten aanzien van het verzoek 15 6 CONCLUSIE Conclusie 17 BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN

6 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Beschikking Omgevingsvergunning Voorschriften Aanvrager : Twence BV Aangevraagde activiteiten : Wijzigen CO norm en wijzigen enkele voorschriften Locatie : Boldershoekweg 51 te Hengelo Datum ontvangst aanvraag : 17 december 2012 Datum beschikking : 17 mei 2013 Kenmerk : 2013/ Projectnummer : Z-HZ-WABO

7 9. LUCHT 9.1 Algemeen In aanvulling op, en voor CO in afwijking van, de waarden uit artikel 5.19 (tabel 5.19) van het Activiteitenbesluit gelden voor de aangegeven installaties onderstaande dag- en jaargemiddelde grenswaarden en/of richtwaarden in mg/nm 3. Installatie Lijn 1/2 Lijn 3 BEC Middelingsperiode dag jaar dag jaar jaar dag jaar Jaar Richt-/grenswaarde grens richt grens grens richt grens grens Richt Component totaalstof < Zoutzuur (HCl) < 2 Waterstoffluoride (HF) < 0,2 0,2 0,2 Zwaveldioxide (SO 2) < 7 15 Stikstofoxiden (NO x) < 65 < Kwik < 0,005 0,005 0,005 Cadmium en Thallium < 0,01 0,01 0,01 som metalen < 0,05 0,05 0,05 Koolmonoxide (CO) < < 30 organische stoffen < 5 5 dioxinen en furanen 1 < 0,02 0,02 0,02 Ammoniak (NH 3) Waarden in ng/nm 3. 2 Geldt als daggemiddelde waarde, waarbij ten minste 97% van de daggemiddelden per jaar deze waarde niet overschrijdt. Als detectiegrenzen gelden de volgende waarden: Som metalen : 0,003 mg/m 3 Cd, Tl : 0,001 mg/m 3 Hg : 0,001 mg/m 3 dioxinen en furanen : 0,002 ng/m 3 totaalstof : 0,4 mg/m 3 Fluoride : 0,05 mg/m 3 De metingen en meetfrequenties zijn op basis van artikel 5.29 van het Activiteitenbesluit conform de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenregeling). De jaargemiddelde waarde bedraagt het rekenkundig gemiddelde van de individuele metingen. Voor zover de emissiewaarden beneden de aangegeven detectiegrenzen zijn gelegen, wordt de waarde van de betreffende component geacht nihil te zijn In de centrale meldkamer moeten voortdurend de volgende relevante meet- en registratiegegevens zichtbaar zijn: a. temperatuur van de rookgassen; b. zuurstofgehalte, en als rekenkundig uurgemiddelde concentraties: c. totaal koolstof; d. SO2; e. NOx; in mg/m3 droog rookgas onder standaardcondities (273 K, 101,3 kpa). 7

8 Tevens moet een optische en akoestische alarmering in werking treden als de emissiegrenswaarden en procesparameters worden overschreden. Bij alarmering moeten onmiddellijk maatregelen worden getroffen om deze overschrijding op te heffen. 8

9 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Beschikking Omgevingsvergunning Overwegingen Aanvrager : Twence BV Aangevraagde activiteiten : Wijzigen CO norm en wijzigen enkele voorschriften Locatie : Boldershoekweg 51 te Hengelo Datum ontvangst aanvraag : 17 december 2012 Datum beschikking : 17 mei 2013 Kenmerk : 2013/ Projectnummer : Z-HZ-WABO

10 1 PROCEDURELE ASPECTEN 1.1 Gegevens aanvrager Op 17 december 2012 hebben wij een verzoek om aanpassing van de omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Twence b.v., Boldershoekweg 51 te Hengelo. 1.2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het bedrijf moet sinds 1 januari 2013 van rechtswege voldoen aan de gestelde emissienormen uit hoodstuk 5 van het Activiteitenbesluit. Aan de gestelde emissiegrenswaarde voor CO (koolmonoxide) kan de Bioenergiecentrale (hierna BEC) niet voldoen. Men verzoekt om een hogere grenswaarde vast te stellen op basis van artikel 5.24 Activiteitenbesluit. Ook zijn een aantal voorschriften niet meer up to date aangezien er nog verwezen wordt naar het Besluit verbranden afvalstoffen (hierna BVA). Deze voorschriften moeten aangepast worden. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. 1.3 Huidige vergunningsituatie Op 5 februari 2009 (ons kenmerk 2008/ ) hebben wij aan Twence BV een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend voor een afval be- en verwerkend bedrijf, gelegen aan de Boldershoekweg 51 te Hengelo. Deze vergunning is verleend voor een periode van 10 jaar en loopt af op 5 februari Gelet op artikel 1.2 lid 5 van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieën van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. Voorts hebben wij voor de inrichting de volgende (veranderings)vergunningen verleend: 8 september 2009 (kenmerk 2009/ ) een Wet milieubeheer vergunning betreffende de bouw van een vergistingsinstallatie; 7 april 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning voor het immobiliseren van bodemassen; 8 juni 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning voor een indirecte lozing van biogascondensaat, spuiwater en regeneratiewater; 13 juli 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning voor het gedeeltelijk slopen van een bedrijfshal (ontvangsthal TAS); 8 augustus 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning betreffende het intrekken van een aantal stofemissie voorschriften; 1 september 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning voor wat betreft het bouwdeel voor de herbouw van een ontvangsthal afvalscheiding; 10 oktober 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning betreffende een wijziging van de opslagcapaciteit voor de tijdelijke opslag van brandbaar afval; 1 december 2011 (kenmerk 2011/ ) een omgevingsvergunning betreffende een wijziging van de vergistingsinstallatie; 20 juni 2012 (kenmerk 2012/ ) een omgevingsvergunning voor wat betreft het bouwdeel betreffende het bouwen van een natronloogtank; 10

11 8 januari 2013 (kenmerk 2012/ ) een omgevingsvergunning betreffende het toevoegen van voorschriften vanwege de wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. Daarnaast zijn er voor de inrichting diverse niet-vergunningpllchtige wijzigingen beoordeeld waarvan wij hebben vastgesteld dat deze binnen de verleende vergunning vallen en geen andere of grotere milieueffecten naar de omgeving veroorzaken. Tegelijkertijd met de revisievergunning van 5 februari 2009 is door het Waterschap Regge en Dinkel een vergunning afgegeven in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (kenmerk ). 1.4 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 1.5 Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 28 januari 2013 (ons kenmerk 2013/ ) in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na de hiervoor genoemde datum de aanvraag aan te vullen. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 30 januari 2013 (ons kenmerk 2013/ ). Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. De termijn voor het nemen van het besluit is opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld. In dit geval is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort met 2 dagen. 1.6 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. De aanvraag is ingediend als reguliere procedure. Aangezien er echter sprake is van een ruimere normering van de emissie ten opzichte van de vigerende situatie (hoofdstuk 5 van het Activiteitenbesluit) is er hier geen sprake van een milieuneutrale wijziging. Dat er voorafgaand aan het van kracht worden van de voorschriften uit het activiteitenbesluit op de inrichting (1 januari 2013) hogere BVA emissiegrenswaarde van toepassing waren, doet hier niets aan af. Wij dienen uit te gaan van de vigerende situatie en vanwege de uitbreiding in milieubelasting kan er niet worden volstaan met een reguliere procedure maar dienen wij de beschikking voor te bereiden met de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Wij hebben de aanvrager van de wijziging van de procedure op de hoogte gebracht via OLO op 24 januari Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag. Procedure (uitgebreid) 11

12

13 Tussen 26 maart en 9 mei 2013 heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpvergunning Ten opzichte van de ontwerpvergunning zijn geen wijzigingen aangebracht. 1.7 Adviezen, aanwijzing minister, verklaring van geen bedenkingen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. In onderhavige situatie is er geen bestuursorgaan aangewezen waar wij advies aan dienen te vragen. 2 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING 2.1 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer In Algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) kunnen voor bepaalde activiteiten direct werkende eisen worden gesteld. Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In de omgevingsvergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Echter bij inrichtingen waarin zich IPPC-installatie bevindt heeft het bevoegd gezag de bevoegdheid andere eisen te stellen dan welke gelden op basis van de algemene regels op grond van artikel 2.22 vijfde lid van de Wabo. In bijlage 1, onder B of C van het Bor wordt aangegeven of voor een inrichting een vergunningplicht geldt. De uitzondering dat inrichtingen met een IPPC-gpbv-installatie niet onder het Activiteitenbesluit vallen, is met ingang van 1 januari 2013 vervallen. Op type C inrichtingen, die vergunningplichtig zijn, kunnen bepaalde artikelen uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriële regeling een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. De voorschriften die in deze vergunning zijn opgenomen zijn die voorschriften voor aspecten en activiteiten die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Ministeriële regeling danwel een aanvulling hierop. Relatie BBT afweging tot algemene regels Uitgangspunt is dat met de voorschriften van het Activiteitenbesluit wordt voldaan aan BBT. Bevoegd gezag houdt echter de bevoegdheid deze afweging in een concreet geval te maken en indien zij tot de bevinding komt dat ingevolge BBT strengere eisen nodig zijn dan welke gelden op grond van het Activiteitenbesluit, deze te stellen. Op grond van artikel 2.22 vijfde lid van de Wabo dient bevoegd gezag zo nodig in afwijking van het Activiteitenbesluit bij IPPC-installaties strengere voorschriften aan de vergunning te verbinden. Dit kan nodig zijn om de toepassing van beste beschikbare technieken in specifieke gevallen te waarborgen, bijvoorbeeld uit het oogpunt van beter presterende nieuwe installaties. De beste beschikbare technieken die in de praktijk worden toegepast en de emissiereducties die daarmee worden gehaald zijn immers bepalend voor de hoogte van de emissiegrenswaarde. 13

14 Binnen Twence BV vinden diverse activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Voor deze procedure is specifiek 5.2 Afval(mee)verbrandingsinstallaties van het Activiteitenbesluit van toepassing. Gezien de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit kunnen in de vergunning uitsluitend aanvullende (maatwerk)voorschriften worden opgenomen. In artikel 5.24 van het activiteitenbesluit is de mogelijkheid opgenomen tot het vaststellen van een hogere emissiegrenswaarde voor koolmonoxide (CO) voor een bio-energiecentrale. In deze vergunning zal dat verder worden uitgewerkt. Daarnaast hebben wij de huidige voorschriften van hoofdstuk 9 getoetst aan het activiteitenbesluit en indien noodzakelijk gewijzigd. 3 TOETSINGSKADER MILIEU 3.1 Inleiding Het verzoek heeft betrekking op het wijzigen van de emissiegrenswaarde van CO op basis van artikel 5.24 van het activiteitenbesluit en de aanpassing van de voorschriften uit hoofdstuk 9 van de vigerende vergunning. 3.2 Toetsing verzoek Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij het verzoek getoetst aan het activiteitenbesluit en aan artikel 2.31 lid 2 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hierbij is rekening gehouden met het gestelde in artikel 2.22 lid 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 4 BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT) 4.1 Algemeen In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) en bijbehorende bijlage 1 uit deze regeling. Voor gpbv-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in tabel 1 van bijlage 1 van de in de Regeling omgevingsrecht (Mor) opgenomen informatiebronnen. 14

15 Met de in tabel 2 van de bij deze regeling behorende bijlage opgenomen documenten moet rekening worden gehouden, voor zover deze betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. Blijkens jurisprudentie moeten wij ook de eindconcept-bref's (Final Draft), en definitieve BREF's die nog niet zijn opgenomen in tabel 1 betrekken bij de besluitvorming. Deze moeten immers worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd. 4.2 Concrete bepaling beste beschikbare technieken De aangevraagde activiteiten worden genoemd in bijlage I van de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (richtlijn nr. 2008/1/EG) en o.a. in categorie 1.1. (Stookinstallaties met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50 MW.) In de vigerende vergunning is de emissie van de verbrandingsinstallaties reeds getoetst aan de Best Beschikbare Technieken (hierna BBT). De voorschriften zijn toen gebaseerd op de Best beschikbare technieken. De vigerende voorschriften en gaan zelfs verder dan de BBT. Zo zijn in voorschrift aanvullende richtwaarden opgenomen voor een aantal parameters. In voorschrift wordt in aanvulling op de BBT eis van registratie, aangegeven dat de gegevens ook zichtbaar moeten zijn in de controlekamer. 4.3 Conclusies BBT De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht. 5 LUCHTVERONTREINIGING DOOR VERBRANDINGSACTIVITEITEN 5.1 Verzoek aanpassing voorschriften Door Twence b.v. is een verzoek ingediend voor de aanpassing van de voorschriften van Twence b.v.. Men verzoekt op grond van artikel 5.24 Activiteitenbesluit om aanpassing van de emissiegrenswaarde van koolmonoxide (CO) van de BEC en een actualisering, op grond van artikel 2.30 lid 2 onder b, van de voorschriften uit hoofdstuk 9.1 van de vigerende milieuvergunning: revisievergunning Wet milieubeheer, d.d. 5 februari 2009, kenmerk 2008/ Overwegingen ten aanzien van het verzoek Met ingang van 1 januari 2013 is de inrichting van Twence b.v. een type C-inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit. In artikel 5.19 en tabel 5.19 zijn de emissiegrenswaarden naar de lucht voor afvalverbrandingsinstallaties vastgelegd. Het betreft daarbij de omzetting van Bijlage VI, deel 3 bij de Richtlijn industriële emissies (RIE). Voorheen waren de emissiegrenswaarden voor emissies naar de lucht te vinden in het Besluit verbranden afvalstoffen (Bva). Het kunnen voldoen aan paragraaf 5.1 van de BBT-conclusies van het BREF-document "Afvalverbranding" heeft geleid tot enkele kleine aanscherpingen van tabel 5.19 van het Activiteitenbesluit ten opzichte van het Bva. Koolmonoxide BEC 15

16 In het Bva was voor koolmonoxide (CO) een emissiegrenswaarde opgenomen van 50 mg/nm3 (97%). In tabel 5.19 van het Activiteitenbesluit is een emissiegrenswaarde opgenomen van 30 mg/nm3 als daggemiddelde waarde. In de vigerende vergunning was voor de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit (1 januari 2013) ook de norm van 50 mg/nm3 opgenomen. Dit was ten tijde van beschikking de norm welke voldeed aan de BBT eis. Twence heeft hier jaren aan kunnen voldoen. Uit de aanvullende gegevens is gebleken dat Twence de afgelopen jaren hier zelfs ruimschoots aan heeft voldaan. Op grond van artikel 5.24 van het Activiteitenbesluit kan het bevoegd gezag voor een installatie die niet kan voldoen aan tabel 5.19 een hogere emissiegrenswaarde vaststellen voor CO van ten hoogste 50 mg/nm3, geldend naast het tienminutengemiddelde. Twence heeft ons verzocht om een norm vast te stellen van 50 mg/nm3. Het voorschrift 5.24 activiteitenbesluit stelt echter: In afwijking van artikel 5.19, eerste lid, stelt het bevoegd gezag voor een installatie die niet kan voldoen aan de op grond van dat artikellid toepasselijke emissiegrenswaarden, bij vergunningvoorschrift een emissiegrenswaarde voor koolmonoxide vast van ten hoogste: een daggemiddelde van 50 mg/nm3 naast het tienminutengemiddelde Indien het bedrijf kan voldoen aan een lagere emissiegrenswaarde dan dienen wij deze op te nemen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de best beschikbare technieken die beschikbaar zijn. Op grond van door Twence b.v. aangeleverde meetgegevens over 2010, 2011 en 2012 is vastgesteld dat de CO-emissie niet kan voldoen aan 30 mg/nm3 als daggemiddelde waarde. Uit de meetresultaten blijkt wel dat kan worden voldaan aan een emissiegrenswaarde van 45 mg/nm3, waarbij ten minste 97% van de daggemiddelden per jaar deze waarde niet overschrijdt (beoordelingssystematiek volgens de RIE en Activiteitenregeling). De waarde van 45 mg/nm3 zal derhalve worden opgenomen als vergunningsvoorschrift op basis van artikel 5.24 van het Activiteitenbesluit. Overige aspecten Twence verzoekt ons de voorschriften uit hoofdstuk 9 van de vigerende vergunning, aan te passen aan het Activiteitenbesluit. Op 1 januari 2013 zijn de voorschriften uit het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing op het bedrijf Twence. Een uitzondering hierop is als genoemd in artikel 5.30 lid 2 van het Activiteitenbesluit. Hier is het volgende bepaald: Voor een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie waarop onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het van toepassing worden van deze paragraaf op die afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een vergunning op grond van hoofdstuk 6 van de Waterwet was verleend, blijven de voorschriften van die vergunning van toepassing, tenzij de betreffende voorschriften gelijke of minder strenge emissiegrenswaarden bevatten dan die welke gelden op grond van deze paragraaf. Zoals eerder aangegeven zijn de richtwaarden zoals genoemd in voorschrift strenger dan de BBT eis (voorschriften Activiteitenbesluit). Ook is voorschrift voor wat de meet en registratiegegevens strenger dan de voorschriften uit het activiteitenbesluit. Beide voorschriften blijven dus op grond van artikel 5.30 lid 2 van het Activiteitenbesluit van toepassing. Wel is gebleken dat de voorschriften aangepast moeten worden qua tekst. Er wordt immers in de vigerende voorschriften verwezen naar het BVA. Ook is de in voorschrift opgenomen tabel op de volgende punten veranderd: de emissiegrenswaarde voor CO voor de BEC van 45 mg/nm3 (97%) is opgenomen in de tabel en de daggemiddelde grenswaarden voor HCl en SO2 zijn uit de aangepaste tabel gelaten omdat de in de vigerende tabel aangegeven waarden nu overeenkomen met tabel 5.19 van het Activiteitenbesluit. De overige waarden zijn conform de vigerende voorschriften. 16

17 Voorschrift van de vigerende vergunning is van rechtswege komen te vervallen per 1 januari Het voorschrift staat nu in artikel 5.11 lid 2 en 3 van de Activiteitenregeling. Een wijziging van dit voorschrift is derhalve niet aan de orde. De voorschriften 9.1.4, en zijn van rechtswege vervallen per 1 januari In artikel 5.23 van de Activiteitenregeling staan de exploitatievoorwaarden. De voorwaarden zoals opgenomen in dit artikel zijn zogenoemde erkende maatregelen. Afwijken van deze voorwaarden is mogelijk. Men dient dan echter aan te tonen dat men aan het doelvoorschrift voldoet. Indien Twence de gewenste afwijkingen zoals genoemd in de voorschriften wil blijven continueren dan zal men aan moeten tonen dat men aan de gestelde doelen blijft voldoen. Dit aantonen tijdens het uitvoeren van bijvoorbeeld een toezichtscontrole. Wij kunnen echter de voorschriften niet aan de vergunning verbinden, het Activiteitenbesluit geeft hier geen rechtsgrond voor. Ook zijn voorschriften niet te verbinden aan de vergunning op basis van artikel 2.22 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het gaat hier immers om een gelijkblijvende maatregel. BBT (Beste Beschikbare Technieken) Voor het bepalen van de emissiegrenswaarden in het aangepaste Activiteitenbesluit is rekening gehouden met het BREF-document "Afvalverbranding" en alle emissiegrenswaarden liggen binnen de met BBT geassocieerde emissieniveaus van genoemd BREF-document. 6 CONCLUSIE 6.1 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op de luchtemissies van verbrandingsactiviteiten van een inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen. 17

18

19 BIJLAGE 1 : BEGRIPPEN AFVALSTOFFEN: Alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT): Voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld. BODEM: Het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. BREF: Referentiedocument waarin over een onderwerp o.a. de beste beschikbare technieken zijn beschreven. IPPC-RICHTLIJN: Richtlijn 96/61/EG, de Europese richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control. 19