Watergebiedsplan Westbroekpolder (WW-08) Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Watergebiedsplan Westbroekpolder (WW-08) Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen."

Transcriptie

1 Watergebiedsplan Westbroekpolder (WW-08) Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen.

2 Samenvatting Inleiding Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft diverse wettelijke taken en opgaven op het gebied van waterkwantiteit en waterkwaliteit, zoals opgenomen in de Waterwet, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). Een van deze opgaven is het herzien van peilbesluiten. Rijnland pakt deze opgaven zoveel mogelijk integraal op in een zogenaamd Watergebiedsplan. Een Watergebiedsplan is afgestemd op de verschillende belangen en wordt doorlopen in een gebiedsproces waarin ook de streek geraadpleegd wordt. De polder Westbroek maakt onderdeel uit van het Watergebiedsplan Zuid. Het hoogheemraadschap van Rijnland (Rijnland) heeft het doel van het programma wateroverlast (NBW) en peilbeheer omschreven als: het watersysteem uiterlijk in 2025 op orde brengen en houden, rekening houdend met klimaatveranderingen. Figuur 1-1 Ligging van de Westbroekpolder tussen Leiden en Zoeterwoude-Dorp Gebiedsproces Belanghebbenden zijn nauw betrokken bij de totstandkoming van dit watergebiedsplan. Als eerste is gesproken met de gemeente om een indruk te krijgen van de situatie en ontwikkelingen in de polder. Daarnaast heeft overleg en afstemming plaats gevonden met Staatsbosbeheer en de Weidevogelgroep Zoeterwoude. Vervolgens zijn twee inloopavonden georganiseerd waar onder andere de Westbroekpolder centraal stond. Op deze avonden heeft Rijnland samen met voornamelijk grondeigenaren en -gebruikers de aanwezige klachten en knelpunten in kaart gebracht. Vervolgens zijn de concrete voorstellen getoetst aan de praktijk tijdens een inloopavond (30 januari jl.). Voor beide avonden zijn alle eigenaren met minimaal 1,0 hectare grond in de polder schriftelijk uitgenodigd. Alle eigenaren (dus ook met een kleinere oppervlakte) en andere belangstellenden zijn via lokale nieuwsberichten en de website van Rijnland indirect uitgenodigd. Naar aanleiding van beide avonden 1

3 volgde in een aantal gevallen telefonisch contact, een nadere inspectie ter plaatse en/of een gesprek aan de keukentafel. Gebiedsbeschrijving De Westbroekpolder heeft een oppervlak van 241 ha en bestaat uit 2 peilvakken; WW-8A en WW- 08B. De polder is gelegen in de gemeente Zoeterwoude. Zoeterwoude-Dorp bevindt zich aan de noordwestzijde van de polder. Het landgebruik in de Westbroekpolder bestaat voor een zeer groot deel uit grasland, waarbij de bebouwing aan de oostzijde en aan de westzijde is gelegen aan respectievelijk de Weipoortse Vliet en de Zuidbuurtse Wetering. In het zuidelijk deel van de polder is natuurgrasland en bos gelegen. Het agrarisch gras heeft de functie Agrarisch met natuur- en landschapswaarden. Dat betekent dat deze gronden in principe bestemd zijn voor grondgebonden veehouderijbedrijven en voor behoud en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Het bodemtype van de gehele Westbroekpolder bestaat uit veengronden met een kleidek of kleigronden met een zware tussenlaag en deze bodems zijn zettingsgevoelig. De gebiedskenmerken zijn samengevat in onderstaande tabel. WW-08A WW-08B Oppervlakte 210,5 ha 30,9 ha Bodemsoort Veengronden Veengronden Grondgebruik Grasland (7%) Grasland (93%) Bestemming Agrarisch gras met Natuur en Landschapswaarden, zuidelijk deel is natuur Natuur Maaiveldhoogte (mediaan) NAP -1,85 m NAP -2,12 m Watersysteembeschrijving en knelpunten Wateraanvoer in de Westbroekpolder kan plaatsvinden via 2 inlaten vanuit de boezem, daarnaast is sprake van een groot aantal particuliere inlaten in landelijk gebied. De inlaatcapaciteit is voldoende om de polder op peil te houden. Peilvak WW-08B voert via een gemaal af op peilvak WW-08A. Het water wordt door het gemaal aan de oostzijde van de polder uitgemalen op de boezemwatergang, de Weipoortse Vliet. In totaal bevinden zich 5 hoogwatervoorzieningen in de polder. Volgens de normering volgens de Waterverordening van Rijnland is geen sprake van wateroverlast in de Westbroekpolder. Ook in de praktijk wordt door ingelanden ervaren dat het water in de Westbroek polder over het algemeen redelijk goed wordt afgevoerd De hoofdopgaven voor de polder zijn: Waterkwantiteit - De aanvoer van water is theoretisch gezien op orde. Op basis van meetgegevens van het gemaal is berekend dat de Westbroekpolder wordt doorgespoeld (meer ingelaten dan nodig voor peilhandhaving). Het leidt niet tot een betere waterkwaliteit en is geen duurzame oplossing. Water moet alleen nog ingelaten worden ten behoeve van het peilbeheer. - Aan de westzijde van de polder bevindt zich een inlaat aan de Zuidbuurtseweg die nu eigendom is van de gemeente. Bij voorkeur zou deze eigendom worden van Rijnland omdat deze goed bereikbaar is en de voorkeur heeft voor de inlaat van water, omdat de waterkwaliteit er beter is dan bij andere inlaten. - De afvoercapaciteit van de polder bedraagt 37, m 3 /minuut en is 1,55 keer groter dan de referentie afvoer van 14,4 mm/dag van het afvoerend oppervlak. De capaciteit van het opvoergemaal van peilvak WW-08B is 1,3 keer groter dan de referentie afvoer. In de toekomst zouden beide gemalen toekunnen met een kleinere capaciteit. 2

4 - In het zuidelijk deel van de polder wordt bij voorkeur een opstelplaats voor een mobiele pomp gerealiseerd. Dit heeft als doel dat met correctief onderhoud aan het gemaal een makkelijk alternatief voorhanden is. In de huidige situatie is dit heel lastig uitvoerbaar. - Volgens de GGOR-methodiek geldt voor beide peilvakken dat het vigerende peil in de zomer goed is en winter niet optimaal. In peilvak WW-08B is het praktijkpeil in de zomer 4 cm lager dan het vigerende peilbesluitpeil. Het praktijkpeil in de winter is 3 cm hoger dan het vigerende peilbesluitpeil. Fysisch-chemische waterkwaliteit - Het water in de Westbroekpolder is voedselrijk, waardoor eutrofiëringsproblemen zoals overmatige algen/kroosgroei en stankoverlast kunnen optreden. De oorzaak van de hoge voedselrijkdom ligt voornamelijk in de ondergrond (afbraak van veen) in combinatie met af- en uitspoeling van mest. - Het doorspoelen van de polder, om eutrofiëringsproblemen tegen te gaan, leidt niet tot een goede waterkwaliteit. De bronnen van het probleem worden er niet mee aangepakt, het introduceert andere verontreinigingen in de polder en het is niet duurzaam (het kost energie om het water uiteindelijk ook weer uit te malen). Tevens wordt met doorspoelen de problemen verspreid en verdoezelt het de mogelijkheid om een eventuele bron aan te pakken. Water moet alleen nog ingelaten worden ten behoeve van het peilbeheer. Ecologische waterkwaliteit - De ecologische waterkwaliteit van de wateren in de Westbroekpolder is ontoereikend. De structuur in de sloten is beperkt doordat alle vegetatielagen in te kleine bedekkingen voorkomen. De bedekking met kroos en flab (negatieve indicatoren) is hoger dan gewenst. In grote lijn komt de ecologische kwaliteit van de sloten in de Westbroekpolder overeen met de kwaliteit in andere veengebieden in Rijnland. - De waterdiepte van zowel de hoofdwatergangen als de overige watergangen is iets kleiner dan gewenst. Een grotere waterdiepte (50 cm voor overige watergangen, 1 meter voor hoofdwatergangen) biedt betere randvoorwaarden voor de waterkwaliteit (zowel fysisch-chemisch als ecologisch). - De oevers van de watergangen zijn steil, in een deel van de gevallen afgekalfd en weinig begroeid. Flauwe oevers met een geleidelijke overgang van land naar water bieden meer ruimte voor begroeiing en verbetert de ecologische waterkwaliteit. - Het gebruik van de percelen als veenweide grasland beperkt de begroeibaarheid van de oevers. De koeien trappen de kanten in en vreten de oeverplanten op waardoor de vegetatie zich niet optimaal kan ontwikkelen. - Vanuit ecologisch oogpunt is het onderhoud in de hoofdwatergangen intensiever dan gewenst. Ook de overige watergangen worden intensiever onderhouden dan gewenst. Veel onderhoudsplichtigen verwijderen in het najaar alle vegetatie. Doordat het gehele nat profiel wordt gemaaid wordt het habitat voor vissen en macrofauna vernietigd. In het najaar en de winterperiode zijn voor vissen en macrofauna geen schuilplaatsen aanwezig. - In het kader van de actualisatie van de legger is berekend dat er overbreedte is in een gedeelte van het hydraulisch profiel van de hoofdwatergangen. In theorie kan er aan beide zijden van de hoofdwatergang een strook vegetatie blijven staan zonder dat de aanvoer en afvoer van water wordt belemmerd. - De stevigheid van de oevers kan door het huidige maaibeleid in het geding zijn. Doordat de oevers in de winter niet zijn begroeid kan erosie en afkalving van de oevers optreden. Peilvoorstel In peilvak WW-08B is de drooglegging in de zomer 3 cm minder dan in peilvak WW-08A. Door de grondeigenaar is aangegeven dat de percelen in het voorjaar en najaar te nat zijn. Voorgesteld wordt 3

5 in peilvak WW-08B de maaivelddaling te volgen en het zomerpeil met 3 cm te verlagen. De zomer- en winterpeilen komen zo dichter bij elkaar te liggen wat mogelijk ook de beperking van de afkalving van oevers ten goede komt. Voor peilvak WW-08A wordt voorgesteld het huidige zomerpeil te handhaven omdat de drooglegging groot genoeg is. De drooglegging in de winter is in de huidige situatie te groot. Zowel in peilvak WW-08A als in peilvak WW-08B is de drooglegging 5 cm, terwijl de optimale drooglegging voor veengebieden maximaal 0 cm bedraagt. Voorgesteld wordt om voor beide peilvakken het winterpeil met 5 cm te verhogen. In peilvak WW-08B werd overigens al een praktijkpeil gehanteerd dat 3 cm hoger zit dan het peilbesluitpeil. Het verschil met het peilvoorstel is daardoor slechts 2 cm. De watersysteemanalyse leidt tot het volgende peilvoorstel: peilvak Opp. (ha) Vigerend Peilvoorstel Mediane Drooglegging peilbesluit t.o.v. (m t.o.v. NAP) maaiveldhoogte (m t.o.v. NAP) peilbesluitpeil (m) (m t.o.v. NAP) (zomer) (winter) (zomer) (winter) (zomer) (winter) WW-08A 210,5-2,38-2,50-2,38-2,45-1,85 0,53 0,0 WW-08B 30,9-2,2-2,77-2,5-2,72-2,12 0,53 0,0 Alle hoogwatervoorzieningen in de polder behalve HW07 en HW08 hebben bestaansrecht. Maatregelen De volgende maatregelen worden voorgesteld om het watersysteem in de Westbroekpolder te verbeteren: - Alleen water inlaten ten behoeve van het peilbeheer. Dit geldt zowel voor de Rijnlandse als voor de particuliere/gemeentelijke inlaten. Deze maatregel wordt gecombineerd met een communicatiestrategie met betrekking tot de particuliere inlaten en een bronaanpak van eventueel voorkomende waterkwaliteitsproblemen. De voorkeursvolgorde voor het gebruik van inlaten ten behoeve van het peilbeheer: a) Via de stuw vanuit Grote polder, b) inlaat van de kern Zuidbuurt of inlaat bij het gemaal, c) overige inlaten. - Hoogwatervoorzieningen HW07 en HW08 hebben geen bestaansrecht en komen te vervallen. De bijbehorende stuwen dienen te worden verwijderd. - Rijnland wil de inlaat in Zuidbuurt overnemen i.v.m. de voorkeursvolgorde qua inlaat en de goede bereikbaarheid van de inlaat. De inlaat moet worden opgeknapt naar Rijnlandse standaard. De stuw ( ) nabij de inlaat hoeft niet te worden opgeknapt want hoogwatervoorziening HW08 komt te vervallen. - Goed leggen van een verzakte bestaande duiker. Omdat de waterkering ter plaatse instabiel is, is verbreden van de watergang en de aanleg van de opstelplaats voor de mobiele pomp in dit stadium niet mogelijk. De waterkering moet eerst worden verbreed maar dit past niet binnen de scope van het watergebiedsplan. Gelijktijdig met de verbetering van de waterkering moet in de toekomst evenwijdig aan de waterkering een watergang met een breedte van minimaal 4 meter worden aangelegd. - Hoofdwatergangen in overleg met de eigenaren verbreden en het beheer van de hoofdwatergangen extensiveren waardoor een natuurvriendelijkere oever kan ontstaan. Door de oevers van de watergangen te laten begroeien worden deze steviger en treedt er minder afkalving op. Daarbij verbetert de ecologische waterkwaliteit. In de komende maanden (begin 2017) wordt met de watersysteembeheerders beoordeeld of het onderhoud van de hoofdwatergangen geëxtensiveerd kan worden. - Reductie van de gemaalcapaciteit van de polder van 37, m 3 /min tot 24,0 m3/min en van het opvoergemaal van peilvak WW-08B van 5 m 3 /min tot 3 m 3 /min op het moment dat dit doelmatig is (bijv. bij vervanging of renovatie van het gemaal). 4

6 Kosten van de maatregelen (netto bouwkosten) Maatregel Aantal/meters Kosten Peilschaal 1 stuks 07 Goed leggen verzakte duiker rond 1000 in landbouwdam Aanleg NVO s, Hoofdwatergangen verbreden Inlaat gemeente overnemen in Zuidbuurt en aanpassen 1 stuks m stuks Effecten Het zomerpeil in peilvak WW-08B gaat 3 cm omlaag, tot NAP -2,5 m. Dit levert een verbetering van de functiefacilitering van de landbouw op veen op. In de winter wordt het peil in peilvakken WW-08A en WW-08B met 5 cm verhoogd. De peilverhoging in de winter heeft beperkt nadelige effecten voor de landbouw. Voor grasland is met name voldoende ontwatering in het voorjaar en zomer van belang. De verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B zal tot maaivelddaling leiden maar niet meer dan voorheen. Voor de verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B is uitgegaan van de conservatieve aanname op basis van meetgegevens dat het maaiveld met 2 mm/jaar daalt. Uitgaande van deze waarde blijft de aanpassing van het peil beperkt en zal de maaivelddaling in de zomer niet versnellen ten opzichte van de langjarige trend. De peilverhoging in de winter zal de maaivelddaling tenslotte ook nog (minimaal) vertragen. Voor natuur, archeologie, landschap en bebouwing worden als gevolg van de peildaling geen noemenswaardige negatieve effecten verwacht. Door de verhoging van het winterpeil in peilgebied WW-08A en B met 5 cm en respectievelijk geen of 3 cm verlaging van het zomerpeil, wordt het watervolume in de zomer circa 11% kleiner. In peilvak WW-08B is dit bijna 20%. Omdat het overgrote merendeel van de overige watergangen s zomers aan de normdiepte van 0,5m blijft voldoen, wordt ook dit negatieve effect van het peilvoorstel op de ecologische kwaliteit acceptabel geacht. Wel bespoedigt peilverlaging verdere veenafbraak met hoge nutriëntgehalten in het water (fosfor en stikstof) tot gevolg. 5

7 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Doel watergebiedsplan Aanpak, status en procedure Leeswijzer Gewenste situatie Wettelijk kader en beleidsthema s Overzicht normen en richtlijnen Afwegingscriteria voor peilen en inrichtingsmaatregelen Huidige Situatie Ligging Landgebruik Huidig landgebruik Ruimtelijke ordening Provinciale structuurvisie Gemeentelijk bestemmingsplan Actoren en belanghebbenden Bodem en landschapswaarden Bodemopbouw Maaiveldhoogte Cultuurhistorie en archeologie Watersysteem Peilbeheer en structuur watersysteem Grondwater Waterkwaliteit en ecologie Analyse watersysteem Aan- en afvoer hoofdwatersysteem Theorie Praktijk Conclusie Toetsing op wateroverlast Theorie Praktijk Conclusie Waterkwaliteit en ecologie Knelpunten fysisch-chemische waterkwaliteit Knelpunten ecologische waterkwaliteit... 38

8 4.3.3 Conclusie Functiefacilitering Theorie Praktijk Conclusie Afweging knelpunten Peilen en maatregelen Peilafweging Bestaanrecht peilafwijkingen Stuurfactoren watersysteem, inclusief beheermarge Metingen en evaluatie Maatregelen Conclusie peilvoorstel en maatregelen Bijlage 1: Literatuuroverzicht Bijlage 2: Kaarten Kaart 1: Ligging polder Kaart 2: Visie Ruimte en Mobiliteit Kaart 3: Landgebruik Kaart 4: Bodemtype Kaart 5: Maaiveldhoogte Kaart : Archeologie Kaart 7: Waterhuishoudkundige situatie Kaart 8A: Huidige drooglegging t.o.v. zomerpeil Kaart 8B: Huidige drooglegging t.o.v. winterpeil Kaart 9: Toekomstige waterhuishouding Kaart 10: Toekomstige drooglegging t.o.v. winterpeil Kaart 11: Maatregelenkaart 7

9 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Eén van de kerntaken van een waterschap is beheren van het oppervlaktewaterpeil. Eind jaren negentig van de vorige eeuw, maar ook de afgelopen jaren, heeft Nederland met ernstige wateroverlast te maken gehad. Deze wateroverlast was de aanleiding de commissie Waterbeheer 21 e eeuw (commissie Tielrooij) in te stellen. Op basis van het advies van die commissie (Waterbeleid voor de 21 ste eeuw, 2000) hebben de overheden afspraken gemaakt in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW 2003, geactualiseerd in 2008). In 2009 is dit ook wettelijke geborgd in de Waterwet waarbij de provincies de bevoegdheid het vaststellen van de normering is toebedeeld. In 2011 is het Bestuurs Akkoord Water (BAW) gesloten tussen alle betrokken overheden, waarin de noodzaak tot doelmatigheid is vastgelegd. Door klimaatverandering wordt het watersysteem zwaarder belast. Daarom heeft Rijnland de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in maatregelen ter verbetering van de waterhuishouding. Dit programma zal uiterlijk in 2027 worden afgerond. Dan hebben alle gebieden een actueel peilbesluit en zijn deze getoetst aan de normen voor wateroverlast, zoals opgenomen in de door de provincies Zuiden Noord-Holland vastgestelde Waterverordening Rijnland. In deze normen is per vorm van grondgebruik vastgelegd hoe groot de herhalingskans mag zijn dat het gebied met dat grondgebruik onderloopt door een peilstijging van het oppervlaktewater ( beschermingsniveau ). Dit betekent dat soms extra water zal moeten worden gegraven of bijvoorbeeld de afvoer moet worden verbeterd. In afstemming met het gebied kan ook gekozen worden voor een gebiedsspecifieke maatwerknorm. Rijnland heeft in de studie waterbezwaar fase 1 in 2000 de wateropgave voor de boezem vastgesteld. In 201 is deze studie geactualiseerd. In 2007 is in de studie waterbezwaar fase 2 (Masterplan Toekomstig Waterbezwaar Rijnland) globaal bepaald wat de wateropgave voor de polders is. Hieruit blijkt dat Rijnland een grote opgave heeft, verspreid over een groot deel (ca. tweederde) van de polders. Omdat de berekeningen zeer globaal zijn en niet in een gebiedsproces tot stand zijn gekomen, is nadere uitwerking in deelgebieden met gebiedsproces noodzakelijk. Binnen Rijnland zijn in 2015 vier Clusters van Watergebiedsplannen gevormd. Hierbij behoort het gebied tussen Zoetermeer en Zoeterwoude tot Cluster Zuid. Binnen het gebied worden verschillende polders gelijktijdig geanalyseerd om te komen tot een watergebiedsplan inclusief peilbesluit. Deze rapportage beschrijft de planfase voor het watergebiedsplan van de Westbroekpolder. 1.2 Doel watergebiedsplan In het Waterbeheerplan (WBP5) heeft Rijnland het doel van het programma wateroverlast en peilbeheer omschreven als: WBP5: Vier doelen voor 201 tot en met 2021 Wij zorgen ervoor dat de waterpeilen kloppen Eind 2021 heeft 80% van het beheergebied een actueel peilbesluit en voeren wij het peilbeheer volgens dat peilbesluit uit. In 2027 is dit voor het hele gebied op orde. Wij zorgen voor de instandhouding van het watersysteem Eind 2021 zijn 80% van alle oppervlaktewateren en kunstwerken waarvoor Rijnland onderhoudsplichtig is op orde. In 2027 geldt dat voor het hele beheergebied. Wij beperken de gevolgen van wateroverlast Eind 2021 voldoet 85% van het watersysteem aan de normen voor bescherming tegen wateroverlast. In 2024 is dit voor het hele gebied op orde. Wij zorgen voor voldoende zoetwater We breiden voor 2021 de capaciteit van de wateraanvoermogelijkheid vanuit het hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden ( de zogenaamde Kleinschalige Wateraanvoervoorzieningen, KWA) uit van 7 naar 15 m3/s. Voor 2021 stellen we voor ten minste drie gebieden de waterbeschikbaarheid vast. 8

10 Het programma gezond water heeft de volgende doelen: We verminderen de watervervuiling De emissies uit de waterketen voldoen aan de wettelijke eisen. In de planperiode pakken we samen met de omgeving ook de zogenoemde nieuwe stoffen op (microplastics, geneesmiddelen e.d.). In de planperiode werken we samen met onder andere de agrarische sector aan de verdere verlaging van de emissies naar het water. We beheren en onderhouden ons watersysteem ecologisch In de planperiode werken we samen met de omgeving aan de ecologische doelen voor kleine wateren. Wij voeren het onderhoud op ecologische wijze uit en stimuleren derden dat ook te doen. We brengen het huis van de vis op orde door bij renovaties en nieuwbouw gemalen en sluizen vispasseerbaar en/of visvriendelijk te maken. Wij realiseren schone meren, plassen en natuurgebieden In de planperiode herstellen we de waterkwaliteit en ecologie in vier gebieden. De gebieden die we al hersteld hebben onderhouden en beheren we zorgvuldig. Delen van de opgaven voor de overige gebieden pakken we in de planperiode aan als we dit kunnen combineren met projecten van onszelf of van derden. Zwemwaterlocaties maken we schoon en veilig De kwaliteit van alle zwemwaterlocaties is in de planperiode minstens aanvaardbaar. Het aantal zwemwaterlocaties met een goede of uitstekende kwaliteit blijft minstens gelijk. Negatieve zwemadviezen vanwege blauwalgen komen zeer beperkt voor. 1.3 Aanpak, status en procedure Het proces van het op orde brengen van het watersysteem is opgedeeld in drie fasen: planfase, ontwerpfase en uitvoering. Uitgangspunt bij alle fasen is te doen wat nodig is en niet meer. Daarbij is een beperkte doorlooptijd belangrijk. Voorliggend watergebiedsplan beschrijft de planfase. De planfase start met een inventarisatie. Daarna volgt de analyse van het watersysteem, het opsporen van de knelpunten en ten slotte het bepalen van oplossingen samen met het gebied. Bij de peilafweging wordt de GGOR-systematiek benut. GGOR staat voor Gewenst Grond- en OppervlaktewaterRegime. De GGOR-systematiek is een afwegingssystematiek, die voor elke (gebruiks)functie in landelijk of stedelijk gebied de onderbouwing voor de gewenste toestand van het grond- en oppervlaktewatersysteem transparant maakt. De uiteindelijke peilafweging is een bestuurlijk besluit Bij het opstellen van het watergebiedsplan is de ervaring bij het dagelijks beheer van het gebied essentieel. Het watergebiedsplan dient als grondslag voor het peilbesluit en de kredietaanvraag voor het maatregelenpakket. Op basis van het watergebiedsplan stelt het dagelijks bestuur van Rijnland een ontwerp-peilbesluit en een of meer ontwerp-projectplannen vast, die ter inzage worden gelegd. Na behandeling van eventuele zienswijzen wordt het peilbesluit ter vaststelling aan de verenigde vergadering voorgelegd, alsmede een kredietaanvraag voor het maatregelenpakket. Met de belanghebbenden wordt bekeken wie de maatregelen het meest efficiënt kan uitvoeren. 1.4 Gebiedsproces Een watergebiedsplan opstellen is letterlijk polderen. Belanghebbenden zijn nauw betrokken bij de totstandkoming van dit watergebiedsplan. Dit is essentieel voor een goed en breed gedragen watergebiedsplan. Tegelijk is het onmogelijk is om aan alle uiteenlopende en veelal tegenstrijdige 9

11 wensen tegemoet te komen binnen de beleidskaders van Rijnland. Dat vraagt duidelijke communicatie en verwachtingenmanagement. Gemeente Zoeterwoude In overleg met de gemeente Zoeterwoude zijn voorgenomen ontwikkelingen besproken en ook (voor zover bekend) de knelpunten en klachten met betrekking tot het watersysteem. Dit gaf geen verdere aanleiding om actief inwoners binnen de bebouwde kom te benaderen. Inloopavonden Vervolgens zijn twee inloopavonden georganiseerd waar onder andere de Westbroekpolder centraal stond. Hiervoor zijn alle eigenaren met minimaal 1,0 hectare grond in de polder schriftelijk uitgenodigd. Alle eigenaren (dus ook met een kleinere oppervlakte) en andere belangstellenden zijn via lokale nieuwsberichten en de website van Rijnland indirect uitgenodigd. Daarnaast zijn specifieke doelgroepen uitgenodigd zoals de Weidevogelwerkgroepen Zoeterwoude en Zoetermeer, en de Agrarische natuurvereniging Wijk en Wouden. Op deze avonden (12 en 13 september 201) heeft Rijnland samen met voornamelijk agrarische ondernemers de aanwezige klachten en knelpunten in kaart gebracht. Vervolgens zijn de concrete voorstellen tijdens een inloopavond (30 januari jl.) met belanghebbenden getoetst aan de praktijk. Naar aanleiding van beide avonden volgde in een aantal gevallen telefonische afstemming, een nadere inspectie ter plaatse en/of een gesprek aan de keukentafel. Weidevogelgroep Zoeterwoude e.o. Naast de inloopavonden heeft afstemming plaats gevonden met de plaatselijke weidevogelgroep over de stand van zaken en ontwikkelingen van weidevogels in deze polder. Hiervoor heeft Rijnland de beschikking gekregen over het jaarverslag 2015 en een inzicht in de ontwikkelingen van 201. Staatsbosbeheer Met Staatsbosbeheer heeft afzonderlijk overleg plaats gevonden over de natuurterreinen in de polders rondom Zoeterwoude. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de gewenste situatie, opgebouwd uit de relevante beleidsthema s, normen en richtlijnen. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het gebied, waaruit de huidige situatie blijkt. Met de gewenste en de huidige situatie als input is in hoofdstuk 4 een analyse gedaan waaruit knelpunten naar voren komen. Met een afweging van de impact van de knelpunten is de hoofdopgave bepaald. Hoofdstuk 5 beschrijft de inrichtingsvarianten en de afweging van de peilen die de hoofdopgave kunnen oplossen. Hieruit komt een peilvoorstel en maatregelen inclusief voorkeursvariant naar voren. 10

12 2 Gewenste situatie HOOFDSTUK 2 Beschrijving: Wettelijk kader en beleidsthema s Normen en richtlijnen Afwegingscriteria Gewenste situatie 2.1 Wettelijk kader en beleidsthema s De Waterwet bepaalt dat voor niet bij het Rijk in beheer zijnde watersystemen bij provinciale verordening waterschappen worden aangewezen als beheerders. In de wet wordt als doelstelling van het watersysteembeheer aangegeven: voorkomen van overstromingen, wateroverlast of waterschaarste; bescherming en verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit; vervulling van maatschappelijke functies door het watersysteem. Het voorkomen van wateroverlast wordt in deze hoofddoelen expliciet genoemd. De andere hoofddoelen geven aan dat bij het beheer en derhalve ook de aanpak van wateroverlast, de maatschappelijke en ecologische functies moeten worden gefaciliteerd. Voor de watergebiedsstudies binnen Rijnland zijn het voorkomen van wateroverlast en het faciliteren van functies (peilbeheer) leidend. In het WBP5 (201) staat dat samenwerken met onze omgeving dan ook cruciaal is voor het goed kunnen uitvoeren van onze waterschapstaken. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan een duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Rijnland stelt in goed overleg met belanghebbenden de waterpeilen vast. Daarbij zoeken we naar de optimale balans tussen de diverse functies van het land, de belangen, de kosten en de baten. Waar dit niet meer doelmatig is, kunnen we agenderen bij gebruikers, provincies en gemeenten welke andere maatregelen mogelijk zijn. Bodemdaling, klimaatverandering, wateroverlast en voldoende zoet water zijn belangrijke aandachtspunten. Ook het zorgen voor schoon en gezond water is één van de ambities van Rijnland. Een overzicht van het vigerende beleid en de geldende normen en richtlijnen is gegeven in tabel

13 Tabel 2.1 Overzicht beleid, normen en richtlijnen rond watergebiedplannen Thema Europa Rijk Provincie Rijnland Gemeente Functies en peilbeheer Structuurvisie infrastructuur en ruimte Structuurvisie (ZH, NH) Nota peilbeheer Nota bemalingsbeleid Structuurvisie / Bestemmingsplan Wateroverlast Droogte/verzilting NWP Waterverordening Rijnland (normering) Beleidskader normering wateroverlast (NBW) Waterkwaliteit KRW SGBP Waterplan KRW/WBP5 Natuur Natura2000 Natuurnetwerk Nederland Overige Natura2000 Natuurbeheerplan Zwemwaterrichtlijn Provinciaal Waterplan (ZH, NH) WBP5 Baggerprogramma Programma gemaalrenovaties GRP 2.2 Overzicht normen en richtlijnen Ingevolge de wettelijke taak hebben de provincies de normering ten aanzien van wateroverlast opgenomen in de Waterverordening Rijnland. Deze is weergegeven in een gemiddelde overstromingskans per jaar door een peilstijging vanuit het oppervlaktewater (tabel 2.2). Tabel 2.2 Normering wateroverlast Situatie Landgebruik Beschermingsnorm Maaiveldcriterium Binnen bebouwde kom Bebouwing 1/100 jaar 0% Glastuinbouw 1/50 jaar 1% Overige 1/10 jaar 5% Buiten bebouwde kom Hoofdinfrastructuur 1/100 jaar 0% Glastuinbouw/hoogwaardige land- en tuinbouw 1/50 jaar 1% Akkerbouw 1/25 jaar 1% Grasland (groeiseizoen 1 maart 1 oktober) 1/10 jaar 10% Op basis van de waterverordening (art. 2.3, lid 4) wordt buiten de bebouwde kom getoetst op het overwegend landgebruik. Er wordt dan niet getoetst op lokaal grondgebruik met een hoger beschermingsniveau. In de verordening is opgenomen dat het gebiedsproces kan komen tot een afwijking van de basisnormering. Dit is met name gericht op situaties waar onevenredige of maatschappelijk onacceptabele inspanningen nodig zijn om aan de normen te voldoen of het gebied een eigen perceptie heeft van de opgave en/of oplossing. De maximaal toelaatbare peilstijging is afhankelijk van de hoogteligging van het betreffende landgebruik en wordt berekend met het maaiveldcriterium. Het maaiveldcriterium is het gedeelte van de oppervlakte van het landgebruik dat mag inunderen zonder dat sprake is van een overschreiding van de normering. Naast de toetsing op de normering voor wateroverlast wordt ook nagegaan of de hoofdwatergangen met de daarin gelegen kunstwerken voldoende capaciteit hebben om er voor te zorgen dat de peilverschillen binnen een peilvak beperkt blijven. Voor deze toetsing bestaan geen vastgestelde normen en vraagt een maatwerkafmeting per peilvak. Voorbeelden van knelpunten zijn het pendelen van het gemaal (te vaak aan- en uitslaan van het gemaal door een gebrekkige toestroming) of een te 12

14 lange duur van een peilstijging achter in de polder door knelpunten in de hoofdwatergang. Deze toetsing kan leiden tot het (laten) nemen van maatregelen om het dagelijks peilbeheer te optimaliseren. De hoofddoelstelling van het peilbeheer van Rijnland is het faciliteren van de functie en duurzaam waterbeheer. In het peilbesluit wordt, op basis van de GGOR-methodiek, een afweging tussen deze twee doelstellingen gemaakt. Bij het in beeld brengen van de functiegeschiktheid wordt nadrukkelijk gekeken naar de grondwaterstanden en ontwateringsdiepten. In veel gevallen zal er een sterke relatie bestaan tussen de ontwateringsdiepte en de drooglegging. Als vertrekpunt voor de analyse worden dan ook onderstaande richtwaarden voor de drooglegging gebruikt (tabel 2.3). Tabel 2.3 Richtwaarden drooglegging [m] (bron: Nota peilbeheer) Bodemtype Veen* Klei Moerige gronden Zand Grondgebruik Grasland 0,0 0,80 0,95 0,85 0,90 0,85 0,90 Akkerbouw - 0,90 1,25 0,95 1,10 0,90 1,05 Glastuinbouw 0,55 0,85-0,55 0,80 Boomteelt 0,45 0, Bollenteelt ,0 0,80 Agrarisch + natuur 0, Natuur Afh. van doeltype Afh. van doeltype Afh. van doeltype Afh. van doeltype Stedelijk 1,20 1,20 1,20 1,20 * Om verdere maaivelddaling te beperken, mag in gebieden met een veenbodem het peil slechts worden verlaagd met de mate van in het verleden opgetreden maaivelddaling. Het peilbeheer en het voorkomen van wateroverlast wordt primair afgestemd op de functies uit de structuurvisie en de bestemmingen uit de bestemmingsplannen Streefbeeld chemische waterkwaliteit Rijnland hanteert met betrekking tot de waterkwaliteit de normen die volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en in de Nederlandse wet- en regelgeving overgenomen in de BKMW (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water). Hierin zijn onder andere de normen (MKE, milieu kwaliteitseisen) voor de microverontreinigingen, die gelden voor alle wateren - opgenomen. Rijnland dient dan ook op termijn maar uiterlijk in 2027 overal in het watersysteem aan deze normen te voldoen. In onderstaande tabel worden alleen de MKE voor koper en zink weergegeven. Deze metalen behoren tot de algemene (veelvoorkomende) probleemstoffen in het Rijnstroomgebied. De doelen voor de biologie-ondersteunende stoffen (o.a. stikstof, fosfor en chloride) worden door de regionale waterbeheerder (Rijnland) zelf vastgesteld. In dat kader zijn voor deze algemene fysisch chemische parameters per watertype defaultwaarden afgeleid voor een goede waterkwaliteit (bron: STOWA rapport 34, 2012). Vooralsnog hanteert Rijnland deze waarden voor al het overige water, welke geen onderdeel uitmaken van een KRW-waterlichaam. Voor deze polder betekent dit dat de defaultwaarden voor gebufferde veensloten (in de KRW-systematiek aangeduid met watertype M8) worden gehanteerd. Tabel 2.4 Normen chemische waterkwaliteit Omschrijving Parameter* Type norm Typering Toetswaarde Eenheid Totaal fosfor P-totaal Default ZGM 0,22 mg P/l Totaal stikstof N-totaal Default ZGM 2,4 mg N/l Chloride Cl Default JG 300 mg/l Koper Cu (nf) MKE JG 2,4 * µg/l Zink Zn (nf) MKE JG MAC 7,8 * 15, * µg/l * Correctie voor biobeschikbaarheid is mogelijk; voor zink kan ook gecorrigeerd worden met een achtergrondconcentratie van 2,8 µg/l Bij specifieke normen per watertype hoort ook een watersysteem bestaande uit gebiedseigen water. Gebiedseigen polderwater wordt zoveel mogelijk gevoed met hemelwater en grondwater en bevat de eventuele verontreinigingen die behoren bij het landgebruik en bodemsamenstelling. Om een 13

15 duurzaam polderwatersysteem te bereiken, waarbij een zo groot mogelijk deel van dit systeem bestaat uit gebiedseigen water (en ecologie), zijn de volgende punten belangrijk: - Alleen water inlaten ten behoeve van het peilbeheer; - Schoon water schoon houden; verontreinigingen niet verspreiden met schoon te spoelen; In geval van verontreiniging verdient bronaanpak de voorkeur boven symptoombestrijding; - Voorkeur van de primaire inlaat van boezemwater te plaatsen bij het gemaal. Streefbeeld ecologische waterkwaliteit Er zijn nog geen vastgestelde doelstellingen voor de ecologische kwaliteit van wateren buiten de waterlichamen die voor de KRW zijn aangewezen. We stellen voor om de standaard doelstellingen voor kunstmatige wateren te gebruiken zolang gedifferentieerde doelstellingen niet beschikbaar zijn. Het GEP niveau is het goed ecologisch potentieel, wat als doelstelling voor de wateren gebruikt wordt. De smalle sloten met een breedte tot 8 meter in de Westbroekpolder worden in de KRW-systematiek gekenmerkt als gebufferde laagveensloten van het type M8. De bredere vaarten worden gekenmerkt als type M10. Het streefbeeld voor gebufferde laagveensloten bestaat uit een soortenrijke vegetatie met goed ontwikkelde vegetatielagen van ondergedoken en drijvende waterplanten met daar tussen in veel open water. De oeverplantenzone is goed ontwikkeld en kan over het gehele slootprofiel aanwezig zijn. De submerse vegetatie is soortenrijk en vormenrijk en bestaat uit kleine fonteinkruiden, gewoon blaasjeskruid, gewoon sterrenkroos en kransvederkruid. Opvallend zijn krabbenscheer met daarnaast voornamelijk kikkerbeet en drijvend fonteinkruid die de laag van drijfbladwaterplanten een zeer kenmerkend uiterlijk geven. De emerse begroeiing met waterscheerling, waterdrieblad en slangenwortel vormt een belangrijke component van de vegetatie. De macrofauna is divers. Bijna alle soorten macrofauna kunnen voorkomen in dit type sloten. Kenmerkend zijn bepaalde soorten kokerjuffers, haften, waterkevers en muggenlarven. De soortenrijkdom van libellen kan hoog zijn als er poelen en laagveenplassen in de omgeving zijn. De heldere plantenrijke sloten zijn rijk aan plantenminnende en algemene vissoorten, zeker als er toegang is tot grotere wateren zoals vaarten en plassen. Kenmerkende plantenminnende soorten zijn vetje, ruisvoorn, grote modderkruiper, kroeskarper, bittervoorn, snoek, zeelt en paling. Kenmerkend voor ondiepe en productieve sloten zijn sterke temperatuur- en zuurstoffluctuaties. Soorten als paling, zeelt, snoek en grote- en kleine modderkruiper zijn hieraan goed aangepast. Ondiepe geïsoleerde sloten met een diepte minder dan circa 1 meter hebben een onevenwichtige visstand met vaak vooral jonge vis. Voor de bedekkingen met waterplanten gelden de volgende waarden voor type M8 gebufferde laagveensloten. 14

16 Voor de visstand in sloten van type M8 gelden de volgende klassengrenzen: Streefbeeld inrichting tbv ecologische waterkwaliteit De waterdiepte van poldersloten is bij voorkeur 50 cm en van de hoofdwatergangen één meter. Ondiep water warmt snel op waardoor het zuurstofgehalte kleiner wordt en sterfte van vis en macrofauna kan optreden. Flab en kroos kunnen snel groeien in ondiep warm water wat tot gevolg kan hebben dat ondergedoken waterplanten de concurrentie verliezen en uit de sloot verdwijnen of nog maar in lage bedekkingen voorkomen. Dit leidt tot verlies aan structuur in de sloten wat negatieve effecten kan hebben op de diversiteit van vis en macrofauna. Bij een waterdiepte van tenminste 50 cm in het midden van de sloot blijven deze effecten beperkt. Een waterdiepte van tenminste één meter in de hoofdwatergangen kan vissterfte in zowel de zomermaanden als de wintermaanden voorkomen. In de zomer bevatten de hoofdwatergangen langer voldoende zuurstof. In de winter zal bij vorst in de diepe hoofdwatergangen meestal een laag water onder het ijs overblijven. Hoe groter deze laag is, hoe meer zuurstof deze kan bevatten, waardoor vissen de vorstperiode overleven. Het is belangrijk dat er voldoende verbindingen tussen de kleine sloten en hoofdwatergangen aanwezig zijn. Bij voorkeur doordat de wateren in open verbinding met elkaar staan. Als er duikers aanwezig zijn, dan moeten deze ruim genoeg zijn en bij voorkeur niet te lang zodat er voldoende zuurstof in de duikers aanwezig blijft en vissen door de duikers van de sloten naar de hoofdwatergangen en terug kunnen zwemmen. De oevers van de watergangen hebben bij voorkeur een flauw talud waardoor er ruimte is voor een variatie aan oeverplanten. Deze planten geven structuur aan de watergang wat van belang is voor macrofauna en vissen. Streefbeeld onderhoud tbv ecologische waterkwaliteit Het beheer van de sloten bestaat uit het dagelijks beheer zoals maaien en het groter onderhoud zoals baggeren en herstellen van taluds. Om het ecosysteem zo min mogelijk te verstoren wordt onderhoud bij voorkeur met een zo laag mogelijke frequentie (maximaal eens per jaar, in het najaar) uitgevoerd en het baggeren niet vaker dan eens per vier jaar. Volgens de keur is het mogelijk om vegetatie aan de randen van de sloot te laten staan. Ook zijn maatwerkafspraken over het beheer en onderhoud mogelijk zodat de vegetatie in de sloot bijvoorbeeld eens in de twee tot drie jaar gemaaid kan worden. Het behoud van open water en voldoende waterdiepte is voor het ecosysteem in de polder van groot belang. Vergaande verlanding zorgt er voor dat veel soorten zich in de sloot niet kunnen handhaven. Om jaarrond structuur te behouden in de watergangen blijft bij voorkeur tenminste 20% maar bij voorkeur 40% van de vegetatie in de sloot behouden. In de praktijk is dit op meerdere manieren te realiseren, bijvoorbeeld door alleen het midden van de watergang te onderhouden of door jaarlijks één zijde van de sloot te onderhouden. 15

17 2.3 Afwegingscriteria voor peilen en inrichtingsmaatregelen De basiscriteria voor de te nemen maatregelen zijn effectiviteit en efficiëntie; draagt de maatregel bij aan de oplossing van het knelpunt (het behalen van de doelstellingen) en wegen de kosten van de maatregel op tegen de baten van de maatregel? Deze baten kunnen op een aantal punten gekwantificeerd worden in de vorm van schadereductie, maar blijven op andere vlakken kwalitatief van aard; verbetering draagvlak, beleving, waterkwaliteit, etc.). Door deze baten naast de kosten te zetten kan er een afweging plaatsvinden. De effectiviteit wordt dus bepaald door de mate waarin de doelstellingen behaald worden. De hoofddoelstellingen zijn: - Functie faciliteren: De mate waarin de functie(s) in het gebied wordt gefaciliteerd met het vastgestelde peil; - Wateroverlast beperken: De mate waarin de maatregel/variant op doelmatige wijze bijdraagt aan het verlagen van het risico op wateroverlast. Een belangrijk ijkpunt hierbij is de normering uit de Waterverordening Rijnland en de hiermee samenhangende maatregelen om aan deze normering te voldoen. Nadrukkelijk wordt ook de doelmatigheid van de maatregelen meegewogen (verhouding kosten/baten). De overige doelstellingen en afwegingscriteria zijn: - Watertekort beperken: De mate waarin de maatregel/variant bijdraagt aan het verlagen van het risico op watertekort. - Verbetering waterkwaliteit en ecologie: De mate waarin de waterkwaliteit en ecologie door de inrichting en beheer van het watersysteem wordt gefaciliteerd. - Draagvlak: De mate van draagvlak bij de ingelanden voor het peilbeheer en eventuele maatregelen; - Duurzaamheid: De duurzaamheid van de maatregel/variant, waaronder de robuustheid en flexibiliteit van het watersysteem en de mate waarin de maatregel/variant toekomstbestendig is; - Beheer en onderhoud: De benodigde inzet voor beheer (vergunningverlening en handhaving) en onderhoud (werkzaamheden om natuurlijke achteruitgang in werking teniet te doen); - Uitstralingseffecten: De mate waarin de maatregel/variant bijdraagt aan de verbetering van het watersysteem of functies buiten het plangebied (externe werking); - Overige effecten op het watersysteem, bijvoorbeeld het functioneren bij calamiteiten, droogte, tegengaan van verzilting, oplossen grondwaterproblemen, effecten op KRW-doelstellingen, ecologie en archeologie, etc. Naast de effectiviteit is het tweede hoofdcriterium de efficiëntie van maatregelen. Deze efficiëntie wordt naast de eerder genoemde doelstellingen bepaald door: - Kosten: waarbij in de investeringskosten en de beheer- en onderhoudskosten worden meegenomen; - Uitvoeringstermijn: op basis van impact maatregel/variant en mogelijkheid om in synergie met andere projecten of gebiedsinitiatieven uit te voeren. 1

18 3 Huidige Situatie 3.1 Ligging De Westbroekpolder heeft een oppervlak van 241 ha en bestaat uit 2 peilvakken (Figuur 3-1, de bijlagen en Tabel 3-1) WW-08A en WW-08B. De polder is gelegen in de gemeente Zoeterwoude. Aan de westkant wordt de polder begrensd door de Zuidbuurtseweg, aan de zuidzijde en oostzijde door de Weipoortse Vliet en aan de noordzijde door de Nieuweweg. Zoeterwoude-Dorp bevindt zich aan de noordwestzijde van de polder. Figuur 3-1 De Westbroekpolder met gemeentegrens en peilvakken. 17

19 Tabel 3-1 Peilvak Oppervlak per peilvak Oppervlak (ha) WW-08A 210,5 WW-08B 30,9 Totale polder Landgebruik Huidig landgebruik Het landgebruik in de Westbroekpolder bestaat voor een zeer groot deel uit grasland, waarbij de bebouwing aan de oostzijde en aan de westzijde is gelegen aan respectievelijk de Weipoortse Vliet en de Zuidbuurtse Wetering. In het zuidelijk deel van de polder is Natuurgrasland en bos gelegen. Het landgebruik in de polder is weergegeven in Figuur 3-2 en de bijlagen. In Tabel 3-2 is de verdeling van landgebruik per peilvak weergegeven. Landgebruik dat een substantieel aandeel van het oppervlak van het peilvak in beslag neemt (meer dan 10%) wordt meegenomen in de peilafweging. Het andere landgebruik geldt enkel als randvoorwaarde bij de peilafweging. Figuur 3-2 Landgebruik in de Westbroekpolder volgens LGN7 (2012). 18

20 Tabel 3-2 Verdeling landgebruik per peilvak. De verdeling is afkomstig uit de LGN7. Per peilgebied is met groen aangegeven welk landgebruik wordt meegenomen in de peilafweging. Het overige landgebruik geldt als randvoorwaarde bij de peilafweging. Peilvak Oppervlak [ha] Bebouwing & wegen [%] Agrarisch Gras [%] Overig/ onbebouwd [%] Natuur- grasland en bos [%] Zoet water [%] WW-08A 210,5 7,4 75,9 3,0 4,5 9,2 WW-08B 30,9 1,9 92, - - 5, Ruimtelijke ordening Provinciale structuurvisie De provinciale structuurvisie Visie ruimte en mobiliteit is kaderstellend voor (ruimtelijke) ontwikkelingen. Deze visie biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. Hierin is de Westbroekpolder benoemd als veenlandschap gericht op behoud en versterking van het waterrijke en open karakter en de kenmerkende afwisseling van veenweidelandschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen. Daarnaast is de Westbroekpolder aangewezen als belangrijk weidevogelgebied. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van deze specifieke waarde. Voor zover een ruimtelijke ontwikkeling een significante aantasting tot gevolg heeft van de aanwezige waarden, is het provinciale compensatiebeleid van toepassing zoals vastgelegd in de beleidsregel Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland (2013). Hierin is onder andere bepaald dat peilverlagingen die verder gaan dan de maaivelddaling een significant negatief effect kunnen hebben Gemeentelijk bestemmingsplan De in de polder voorkomende functies komen overeen met de bestemmingen. De polder valt grotendeels in het Zoeterwoudse bestemmingsplan Landelijk Gebied (vastgesteld 18 februari 2010; kenmerk NL.IMRO.038.BP00002-ONH1). Buurtschap De Zuidbuurt van Zoeterwoude-dorp, valt binnen bestemmingsplan Dorp-zuid (vastgesteld ; kenmerk NL.IMRO DorpZuid). Het overgrote deel van de polder is in beide gemeenten bestemd als Agrarisch met natuur- en landschapswaarden. Dat betekent dat deze gronden in principe bestemd zijn voor grondgebonden veehouderijbedrijven en voor behoud en versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, waarbij het open veenweidegebied met het karakteristieke slotenpatroon en waardevolle doorzichten behouden dient te worden. Bescherming van weidevogels wordt niet expliciet in de regels van het bestemmingsplan genoemd. Bescherming ervan wordt wel als ecologisch wensbeeld beschreven. In de zuidelijke punt (peilvak WW-08A) ligt natuurgebied Noord Aa, dat in eigendom, beheer en onderhoud is bij Staatsbosbeheer. Hier geldt de bestemming Natuur. Dit deel maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het gebied is in Figuur 3-5 donkergroen weergegeven Langs de Zuidbuurtseweg en de Weipoortseweg komt de bestemming wonen. In het noordwestelijke deel van de polder bevindt zich tenslotte een sportpark, weergegeven in fel groen. Met uitzondering van de zuidwestelijke punt heeft de polder daarnaast een dubbelbestemming waarde archeologie. Meer hierover in paragraaf

21 Figuur 3-3 Kaart met bestemmingsplannen van de Westbroekpolder. Met de zwarte kruisjes is aangegeven dat het gebied een archeologische waarde heeft Actoren en belanghebbenden In de polder is naast overheden, te weten het hoogheemraadschap van Rijnland, de provincie Zuid- Holland en de Gemeente Zoeterwoude, ook een aantal natuurbeschermingsorganisaties actief; te weten het Zuid-Hollands Landschap, Agrarische natuurvereniging Wijk & Wouden (waaronder de Vogelwerkgroep Zoeterwoude) en de KNNV Leiden, en de Vogelwerkgroep Zoetermeer. De aandacht van deze organisaties gaat met name uit naar behoud van het cultuurhistorisch waardevolle Veenweidegebied, en behoud van de flora en fauna waaronder weidevogels en in toenemende mate ook bijen. De bewoners zijn voornamelijk lokale agrariërs en inwoners van buurtschap Zuidbuurt. Ontwikkelingen in landgebruik In het gebied staan in de nabije toekomst geen grootschalige ontwikkelingen gepland Weidevogels Weidevogelgroep Zoeterwoude houdt jaarlijks de weidevogelstand bij. Op basis van het jaarverslag is bekend dat in de Westbroekpolder aan de oostzijde van de polder nog wordt gezocht en daar ook nesten zitten, overwegend op extensieve bedrijven. In de rest van de polder is de dichtheid zeer laag. 20

22 3.3 Bodem en landschapswaarden Bodemopbouw De bodemopbouw in de Westbroekpolder polder is weergegeven in Figuur 3-4 en in de bijlagen. De Westbroek polder bestaat voor een groot deel uit veengronden met een kleidek. In het noordoostelijk deel en noordwestelijk deel komen kleigronden voor. Figuur 3-4 Bodemkaart (Stiboka, 19) 21

23 3.3.2 Maaiveldhoogte In de Westbroekpolder is de maaiveldhoogte ten dele gerelateerd aan het bodemtype. In het grootste deel van de polder komen veengronden voor en aan de oostzijde en westzijde plaatselijk kleigronden. Deze kleigronden hebben minder last van bodemdaling dan veen gronden en hebben daarom een maaiveldniveau dat ca. 0,5 m hoger ligt. De hoogte van het maaiveld in de peilvakken is weergegeven in Figuur 3-5, in de bijlagen en in Tabel 3-3. Figuur 3-5 Maaiveldhoogte (m NAP) AHN3 Voor het grootste deel van de Westbroekpolder is de maaiveldhoogte gemeten in 191 door de door de Meetkundige dienst van Rijkswaterstaat. In 1991 is opnieuw de maaiveldhoogte bepaald. In 1998 zijn de hoogten van het maaiveld door Ingenieursbureau BCC met GPS-apparatuur gemeten. Er is zowel in 191 als in 1998 gemeten in 2 blokken om daarmee inzicht te verkrijgen in hoogteverschillen in de polder. De onderbemalingen (den Blanken, huidige peilvak WW-08B) en het zuidelijk natuurgebied zijn buiten beschouwing gelaten. Het gemiddelde maaiveldniveau over de gehele polder bedroeg in 191 NAP -1,70 m en in 1998 NAP -1,83. De gemiddelde maaivelddaling bedroeg over die periode 3 à 4 mm/jaar. Op basis van de AHN2 (2008) bedroeg het gemiddelde maaiveldniveau in peilvak WW-08A NAP - 1,818 m en op basis van het AHN3 (2014) bedroeg het gemiddelde maaiveldniveau NAP -1,813 m. 22

24 Hieruit blijkt dat de gemiddelde maaiveldhoogte volgens het AHN2 en AHN3 hoger ligt dan de maaiveldhoogte die in 1998 is gemeten. Mogelijk zijn in 1998 vooral lagere delen ingemeten. Door een verschil in meetmethode en meetdichtheid is er echter geen goed vergelijk mogelijk tussen de hoogtemetingen uit 191 (of 1998) en het AHN-2. Het AHN2 en AHN3 zijn veel nauwkeuriger en hebben een veel grotere meetdichtheid (vlakdekkend) dan de oude metingen. Uit de gemiddelde maaiveldhoogtes voor peilvak WW-08A uit 2008 en 2014 blijkt dat het maaiveld niet is gedaald in een periode van jaar en in 2014 ca 0,5 cm hoger ligt dan in De maaivelddaling lijkt in ieder geval trager te verlopen dan in de periode het geval was. Mogelijk is dit veroorzaakt door een beter peilbeheer. Tabel 3-3 Verdeling van de maaiveldhoogte in de Westbroekpolder volgens AHN3 (2014) Peilvak Opper- vlak[ha] AHN2 (2008) Gemiddeld Maaiveldhoogte AHN [mnap] Gemiddeld Mediaan Maximum Minimum 10% laagste* WW-08A 210,5-1,818-1,813-1,85 +0,37-2,44-2,08 WW-08B 30,9-2,108-2,102-2,12-1,02-2,51-2,28 * De hier opgenomen waarde is de hoogte waarbij 10% van het oppervlak van de polder lager is. Vanwege het dominante landgebruik in deze polder (grasland) is de 10% laagste waarde relevant, omdat dit de toetshoogte is voor wateroverlast. 23

25 3.3.3 Cultuurhistorie en archeologie Binnen de Westbroekpolder neemt de kans op archeologische sporen in noordoostelijke richting toe van een kleine kans tot plaatselijk een zeer grote kans op sporen zoals op te maken valt uit Figuur 3- en in de bijlagen. De zeer grote trefkans is gebaseerd op het voorkomen van holocene geulen/oeverwallen, waarop in het verleden mogelijk de eerste bewoning plaatsvond. De gehele polder kent vanwege hierboven genoemde trefkansen een dubbelbestemming waarde Archeologie. Deze dubbelbestemming bepaalt onder andere dat het waterpeil niet zonder aanlegvergunning mag worden verhoogd of verlaagd. Dit geldt ook voor grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm. Onderzoek en het aantreffen van relicten kan leiden tot vertraging en extra kosten. Figuur 3- Trefkans archeologie en archeologische monumenten. 24

26 3.4 Watersysteem Peilbeheer en structuur watersysteem Het peilbeheer is vormgegeven door de vastgestelde/gehanteerde peilen en de watergangen en kunstwerken zoals vastgesteld in de legger/praktijk. Het watersysteem van de Westbroekpolder is weergegeven in Figuur 3-7 en in de bijlagen. Hierin zijn de peilvakken, de primaire en overige watergangen en de kunstwerken weergegeven. Figuur 3-7 Watersysteemkaart Westbroekpolder 25

27 De Westbroekpolder bestaat uit 2 peilvakken, WW-08A en WW-08B. Peilvak WW-08B heeft een lager peil dan peilvak WW-08A voert middels een opvoergemaal af op peilvak WW-08A zoals weergegeven in Figuur 3-8. Het gemaal aan de Weipoortseweg voert vervolgens aan de oostzijde van het gebied af op de boezem. In totaal bevinden zich 14 hoogwatervoorzieningen in de polder. Figuur 3-8 Theoretisch aan- en afvoerschema peilvakken Westbroekpolder Peilbesluitpeilen en praktijkpeilen Voor de Westbroekpolder is het huidige peilbesluit door de Verenigde Vergadering van het waterschap Wilck en Wiericke vastgesteld op 18 augustus 1999 en goedgekeurd door GS op 22 maart Het peilbesluit is door het Hoogheemraadschap van Rijnland op 2 juli 2009 verlengd en goedgekeurd door GS op 12 augustus Op 5 november 2008 heeft de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland besloten dat alle peilbesluiten administratief aangepast worden aan de NAP-correctie. Dit houdt in dat de peilen in Westbroekpolder administratief zijn verlaagd met 2 cm. De vastgestelde peilen, inclusief NAP-correctie, staan in Tabel 3-4. Uit de praktijkpeilen blijkt dat in peilvak WW-08A in de zomer het peil 3 cm hoger is. In peilvak WW-08B is het peil in de zomer 4 cm lager dan het peilbesluitpeil en in de winter 3 cm hoger. Tabel 3-4 Peilbesluitpeilen en praktijkpeilen Peilbesluitpeilen (m t.o.v. NAP) Gemeten praktijkpeilen in 5 jaar (m t.o.v. NAP) Verschil in cm Peilvak Zomer Winter Zomer Winter Zomer Winter WW-08A -2,38-2,50-2,3-2, WW-08B -2,2-2,77-2, -2,

28 Peilafwijkingen In de polder bevinden zich 14 peilafwijkingen zoals weergegeven in Tabel 3-5. De hoogwatervoorzieningen bevinden zich aan de rand van de polder ter plaatse van woningen. Tabel 3-5 Peilafwijkingen peilafwijking oppervlakte (ha) mediane maaiveldhoogte (m t.o.v. NAP) grondgebruik peilen (m t.o.v. NAP) WW-08-HW01 0,11-0,73 Grasland Niet bekend WW-08-HW02 0,18-0,34 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW03 0,049-0,94 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW04 0,07-0,1 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW05 0,35-0,51 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW0 0,59-0,79 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW07 0,38-1,71 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW08 1,30-1,50 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW09 0,25-0,8 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW10 0,021-0,1 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW11 0,1-1,20 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW12 0,21-1,00 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW13 0,08-1,29 Bebouwd Niet bekend WW-08-HW14 0,28-0,87 Bebouwd Niet bekend Wateraanvoer en -afvoer In de polder bevinden zich een aantal inlaten die een deel van de hoogwaterzones van water voorzien. De inlaten zijn weergegeven in Tabel 3-. Tabel 3- Aanvoercapaciteit per peilvak Peilvak Oppervlak (ha) kunstwerk(en) Status Diameter/ lengte (m) capaciteit* (m 3 /min) Capaciteit** (mm/dag) Cap. (t.o.v. referentie***) Rijnland 0,40 m/ 19,2 m (25,8) Rijnland Onb./38,0 m - 2,5 125% Rijnland 0,1 m/ 9,40 m 3, Particulier 0,12 m/ 7,0 m 2, Particulier 0,10 m/ 7,40 m 1, Particulier 0,09 m/ 5,0 m?? Particulier 0,0 m/ 14,2 m 0,3 WW-08A 210, Particulier 0,12 m/ 42,0 m 1, Particulier 0,32 m/ 15,7 m 1, Particulier 0,1 m/ 10,8 m Particulier 0,12 m/ 5,3 m 2, Particulier 0,0 m/ 29,5 m Particulier 0,05 m, 21,0 m 0, Particulier Onb./ 31,2 m - 27

29 Peilvak Oppervlak (ha) kunstwerk(en) Status Diameter/ lengte (m) capaciteit* (m 3 /min) Capaciteit** (mm/dag) Cap. (t.o.v. referentie***) Particulier 0,05 m/ 17,1 m 0, Gemeente 0,10 m/ 14,84 m 0,9 WW-08B 30, Particulier 0,12 m, 12,91 m 1,7 * Kunstwerken die door een particulier worden bediend worden in de capaciteitsberekening niet meegenomen. In de kolom capaciteit is deze cursief weergegeven. Kunstwerk is niet meegenomen in de capaciteitsberekening omdat het een inlaat vanuit de Grote Polder is. De kans bestaat dat deze in een droge periode niet kan worden ingezet vanwege peilbeheer in de Grote Polder. ** Inclusief de inlaatcapaciteit van hoger gelegen peilvakken ***Voor een graslandpolder wordt uitgegaan van een referentie aanvoer van 2 mm/dag omdat nauwelijks beregening plaatsvindt De inlaatcapaciteit bedraagt 125% van de referentie aanvoer van 2 mm/dag. De capaciteit is samen met de particuliere inlaten groot genoeg. Inlaat aan de westzijde van het gebied is nu nog eigendom van de gemeente en wordt bij voorkeur eigendom van Rijnland vanwege de gunstige ligging en de voorkeursvolgorde voor de inlaat van water m.b.t. waterkwaliteit zoals toegelicht in paragraaf 5.5. De afvoercapaciteit van de polder is 1,55 keer groter dan de referentie afvoer van 14,4 mm/dag van het afvoerend oppervlak (zie Tabel 3-7). De capaciteit van het opvoergemaal is 1,3 keer groter dan de referentie afvoer. De referentie-afvoer is gebaseerd op de bemalingsrichtlijn voor onbebouwd agrarisch gebied, te weten 10 m 3 /min/100ha. Tabel 3-7 Afvoercapaciteit per peilvak Capaciteit Capaciteit capaciteit peilvak oppervlak (ha) kunstwerk(en) Totale breedte theorie (m 3 /min) gemeten (m 3 /min) capaciteit (mm/dag)* (t.o.v. referentie**) WW-08A 210,5 Gemaal ,98 37, 22,4 155 % WW-08B 30,9 Opvoergemaal * Op basis van de gemeten capaciteit van het gemaalindien beschikbaar - 4,98 4,05 18,8 130 % ** Capaciteit stuwen wordt bepaald door breedte (1 m = 10 m 3 /min bij overstortende straal van 0,2 m), de referentie afvoer is 21, mm/dag in stedelijk gebied en 14,4 mm/dag in agrarisch gebied Grondwater In deze regio stroomt het diepe grondwater in het eerste watervoerend pakket in hoofdlijnen in zuidoostelijke richting naar de lage droogmakerijen in de omgeving van Zoetermeer en Hazerswoude- Dorp. Volgens de grondwaterkaart van Nederland is de stijghoogte in de Westbroekpolder in het eerste watervoerend pakket lager dan de freatische grondwaterstand en het polderpeil. Er is daardoor sprake van een wegzijgingssituatie. Van noord naar zuid neemt de infiltratiesterkte toe van ca. 0,05-0,25 mm/dag in het noorden tot 0,25-0,5 mm/dag in het zuiden. Langs de randen kan wat oppervlakkige kwel optreden vanuit de boezem. Per peilvak is een grondwaterberekening gemaakt (Balans NP-sheet t.b.v. interactie tussen grondwater en oppervlaktewater, HDSR, HHR en Grontmij) waarmee de GHG (Gemiddeld Hoge Grondwaterstand) en de GLG (Gemiddeld Lage Grondwaterstand) zijn af te leiden. De resultaten zijn weergegeven in Tabel

30 Tabel 3-8 peilvak Grondwaterstanden per peilvak, GHG en GLG ontwateringsdiepte t.o.v. gemiddelde maaiveldhoogte (cm mv) GHG GLG WW-08A WW-08B Waterkwaliteit en ecologie De waterkwaliteit en ecologie wordt beschreven door in beeld te brengen welke ambities er liggen, wat de huidige situatie is en hoe er eventueel in de huidige situatie op waterkwaliteit gestuurd wordt Fysisch-chemische waterkwaliteit Voor de chemische waterkwaliteit wordt vooralsnog gerefereerd aan de oude MTR-normen. De huidige waterkwaliteit in de polder is niet bekend. Het laatste monitoringsjaar is Bij het poldergemaal ligt een meetpunt, waar de waterkwaliteit sinds de eeuwwisseling alleen in de jaren 2001, 2002, 2003 en 2007 is gemonitord, waarvan alleen in de laatste drie genoemde jaren de gehele zomer is gemeten. Op basis van de beschikbare gegevens wordt wel enig inzicht in de waterkwaliteit van de Westbroekpolder verkregen, maar zijn onvoldoende om een trend in de ontwikkeling aan te geven. Voor de parameters fosfor, stikstof en koper wordt niet voldaan aan de betreffende norm (Tabel 3-9). Er is sprake van sterke eutrofiëring, met s zomers vrijwel zuurstofloos water.. De concentraties in de polder (bij het gemaal) voor totaal-fosfor zijn circa tweemaal zo hoog als in de boezem (ZGM ca. 1,0 vs. ca. 0,5) en ook hoger dan in de Grote Polder. Ook de concentraties van totaal-stikstof (en ammonium) liggen in de Westbroekpolder iets hoger. De chlorideconcentratie in deze polder is in de winter veel lager dan in de boezem (in de Grote Polder zijn deze nog lager), terwijl deze naarmate de zomerseizoen vordert toeneemt tot boezemniveau. Dit duidt (zoals verwacht) op inlaat vanuit de boezem gedurende het zomerhalfjaar. De koper- en zinkconcentraties in de polder zijn vergelijkbaar met die in de boezem. Voornamelijk in de winterperiode worden deze metalen in verhoogde concentraties aangetroffen. Omdat de laatste tien jaar geen kwaliteitsgegevens beschikbaar zijn, is niet duidelijk of de huidige situatie vergelijkbaar is met het hierboven geschetste beeld. Tabel 3-9 Gemiddelde toetswaarden chemische waterkwaliteit in de Westbroekpolder (ROP10501) voor de jaren 2002, 2003, (groen= voldoet; rood = voldoet niet) Omschrijving Parameter Eenheid Typering Norm waarde Gemeten waarde Oordeel Toelichting ontwikkeling Totaal fosfor P-totaal mg P/l ZGM 0,22 1,0 Voldoet niet n.b. Totaal stikstof N-totaal mg N/l ZGM 2,4 3,5 Voldoet niet n.b. Chloride Cl mg/l JG Voldoet n.b. Koper Cu * µg/l P90 3,8 4,0 Voldoet niet n.b. Zink Zn * µg/l P ,5 Voldoet n.b. * alleen metingen in 2003, welke waarden betreffen voor totaal water in plaats van alleen de opgeloste fractie! Daarom is getoetst aan de oude normen behorende bij de Vierde Nota Waterbeheer (NW4, 2000) 29

31 3.5.2 Ecologische waterkwaliteit Er zijn weinig meetgegevens beschikbaar over de ecologische waterkwaliteit. Onderstaande beschrijving is afgeleid van quick-scan beoordelingen die zijn uitgevoerd in 2015 op acht locaties in de Westbroekpolder. De ecologische waterkwaliteit van de wateren in de Westbroekpolder is ontoereikend. De structuur in de sloten is beperkt doordat alle vegetatielagen in te kleine bedekkingen voorkomen. De bedekking met kroos en flab (negatieve indicatoren) zijn hoger dan gewenst. In grote lijn komt de ecologische kwaliteit van de sloten in de Westbroekpolder overeen met de kwaliteit in andere veengebieden in Rijnland. Vegetatielaag Gewenste bedekking Huidige bedekking Submerse waterplanten 35-75% < 20% Drijvende waterplanten 40-80% < 5% Emerse waterplanten 10-35% 10% Kroos en flab < 15% 15-70% De bedekking met submerse (ondergedoken) waterplanten is in veel sloten lager dan gewenst. De bedekking is in de meeste sloten lager dan 20% terwijl een bedekking tussen 35 en 75% gewenst is. In een aantal sloten wordt een bedekking van 0% ondergedoken waterplanten aangetroffen, dit past in het streefbeeld. De bedekking met drijfbladplanten (kikkerbeet, watergentiaan, witte waterlelie etc.) is kleiner dan 5%. Dit is lager dan gewenst. Langs de sloten groeien minder oeverplanten dan gewenst. Een bedekking van tenminste 10% aan beide kanten van de sloot geeft structuur en dekking aan vissen, vogels, insecten en kleine zoogdieren. De meeste sloten van de Westbroekbroekpolder hebben een bedekking van 10% van de slootbreedte, wat dus maar de helft is van de gewenste situatie. De bedekking met kroos en flab is in alle onderzochte sloten groter dan 15%. Dit is een indicatie dat de sloten voedselrijk zijn. Gesloten kroosdekken of volledige bedekkingen met drijvende pakketten algen zijn in de polder nergens aangetroffen, dit is gunstig te noemen. Gegevens over de macrofauna en de visstand in deze polder zijn niet beschikbaar. Gegevens uit andere veenweidepolders laten zien dat de diversiteit van de macrofauna matig scoort en de visstand vooral bestaat uit plantenminnende soorten en weinig bodemwoelende soorten als brasem en karper. De visstand wordt in die polders als goed beoordeeld. Omdat de bedekking met ondergedoken waterplanten in de Westbroekpolder lager is dan in de onderzochte polders zal de visstand naar verwachting voor een kleiner deel uit plantenminnende soorten bestaan en daarmee minder goed worden beoordeeld. Randvoorwaarden voor de ecologische waterkwaliteit Fysisch-chemische waterkwaliteit De waterkwaliteit van de sloten is onvoldoende, met name de voedselrijkdom van het water is te hoog. Ondanks dat is het doorzicht in de sloten van de Westbroekpolder goed. In de zomermaanden is er in de meeste sloten bodemzicht, wat betekent dat er voldoende licht op de bodem komt om waterplanten te laten groeien. Inrichting De waterdiepte van de overige watergangen is volgens de legger in een groot deel van de polder 40 tot 50 cm. Als randvoorwaarde voor een goede waterkwaliteit (zowel fysisch-chemisch als ecologisch) 30

32 zou de waterdiepte in het midden van de sloten iets groter mogen zijn, bij voorkeur tenminste 50 cm om snelle opwarming van het water, gesloten kroosdekken en zuurstofloosheid te voorkomen. De slootkanten in veengebieden zijn steil of ingetrapt. Een geleidelijke overgang van land naar water wordt meestal niet aangetroffen. De inrichting van de oevers voldoet niet aan het streefbeeld. In de polder is een groot aantal duikers en dammen aanwezig. De lengte van de duikers is over het algemeen klein, zodat ze naar verwachting geen belemmering vormen voor de vismigratie binnen de polder. Beheer hoofdwatergangen De hoofdwatergangen in de Westbroekpolder worden onderhouden volgens onderhoudsconcepten 15bc en 1bc. Onderhoudsconcept 15bc betekent dat in de b-periode tussen 1 juni en 15 juli één keer het midden van de watergang wordt gemaaid en in de c-periode tussen 15 juli en 1 november éénmalig het gehele nat profiel wordt gemaaid zoals weergegeven in Figuur 3-9 en Figuur Het gedeelte van het nat profiel dat per periode wordt gemaaid is in onderstaande figuren met een rode lijn weergegeven. Onderhoud in de periode 1 juni tot 15 juli: het midden van de watergang wordt gemaaid Figuur 3-9 Onderhoudsconcept in de periode 1 juni tot 15 juli Onderhoud in de periode 15 juli tot 1 november: het hele nat profiel wordt leeg gemaaid Figuur 3-10 Onderhoudsconcept in de periode 15 juli tot 1 november In één van de hoofdwatergangen van de Westbroekpolder wordt onderhoudsconcept 1bc toegepast. Dit betekent dat in de periode 1 juni tot 1 november twee maal het gehele natte profiel wordt schoon gemaaid. Beheer overige watergangen In watergangen breder dan drie meter mag volgens de regels in de keur 10% begroeiing aan beide kanten van de watergang aanwezig zijn. Het is niet bekend in welke mate de onderhoudsplichtigen van deze ruimte gebruik maken. Uit de gesprekken met boeren op de informatie avonden blijkt dat boeren weinig voordelen zien in het laten staan van vegetatie. De boeren verwachten dat de koeien nog verder de sloot inlopen als er meer oeverbegroeiing blijft staan. Koeien vreten graag aan de oeverplanten. Ook verwacht een enkele boer dat er roofdieren tussen de oevervegetatie schuilen die op weidevogels jagen. Het grootste deel van de overige watergangen zal naar verwachting minimaal eens per jaar van kant tot kant worden geschoond. Dit is intensiever dan vanuit ecologisch oogpunt is gewenst. 31

33 4 Analyse watersysteem Gewenste situatie Huidige situatie Analyse: Aan- en afvoer Berging Waterkwaliteit Functie facilitering Knelpunten Afweging: Nut Noodzaak HOOFDSTUK 4 Hoofdopgave De analyse van het watersysteem brengt knelpunten in beeld, waaruit de hoofdopgave wordt gevormd. Knelpunten komen in beeld door toetsing van de criteria. De criteria waar een goed watersysteem aan moet voldoen zijn in hoofdstuk 2 genoemd. Middels vier analysestappen worden deze criteria getoetst. De analyse van het watersysteem bestaat uit de volgende vier stappen: 1. De aan- en afvoer hoofdwatersysteem (het hydraulisch functioneren). Als de aan- of afvoer het systeem goed functioneert kunnen peilen goed gehandhaafd worden en wordt beschikbare berging goed benut. 2. Berging (voorkomt wateroverlast bij extreme neerslag). Ten tijde van hevige neerslag moet er voldoende ruimte beschikbaar zijn om het water tijdelijk te kunnen bergen voordat het (langzaam) afgevoerd wordt. 3. Waterkwaliteit. Hierbij is gekeken of de matige waterkwaliteit veroorzaakt wordt door het gehanteerde peil en/of de inrichting en beheer van het watersysteem. 4. Functie facilitering. Hierbij is gekeken in hoeverre de optimale drooglegging per functie bereikt kan worden door middel van een ander streefpeil gegeven de peilvakgrenzen en randvoorwaarde vanuit de berging. De volgorde van de analyses is van groot belang om de juiste knelpunten in beeld te brengen. Zo kunnen knelpunten in de aan- en afvoer doorwerken in knelpunten in de berging, de waterkwaliteit en de peilhandhaving van een peilvak. Daarnaast kan een knelpunt in de berging weer effect hebben op het gewenste peil. 4.1 Aan- en afvoer hoofdwatersysteem Theorie Een goede aan- en afvoer is de basis van een goed functionerende polder. Het zorgt ervoor dat peilen goed te handhaven zijn, de beschikbare waterberging effectief ingezet kan worden en dat er op waterkwaliteit gestuurd kan worden. Naast de capaciteiten van de in- en uitlaatkunstwerken (stuwen, gemalen, inlaten), wordt de aan- en afvoer in de polder bepaald door de capaciteit van watergangen en kunstwerken in het hoofdwatersysteem. Het water in de onderliggende watersystemen heeft enkel een lokale aan- en afvoerfunctie. De hydraulische analyses worden daarom uitgevoerd voor het hoofdwatersysteem van de polder. Voor de hoofdwatergangen wordt berekend welke mate van opstuwing optreedt bij de leggerafmetingen bij de maatgevende afvoer. De maatgevende afvoer is de richtlijncapaciteit van het poldergemaal. Of de opstuwing in de watergangen en als gevolg van kunstwerken toelaatbaar is, is in alle gevallen maatwerk. 32

34 Afvoer Van de Westbroek polder is een model gemaakt in Sobek (CF-RR) waarmee de afvoer van de primaire watergangen kan worden gesimuleerd en geanalyseerd. Bij maatgevende afvoer (waarmee het gemaal uitpompt) is de maximale stroomsnelheid nabij het gemaal van peilvak WW-08A ca. 0,08 m/s en nabij het gemaal van WW-08B ca. 0,055 m/s. Dit blijft ruim binnen de maximaal toegestane stroomsnelheid van 0,2 m/s en zou in theorie niet moeten leiden tot afkalven van de oevers, een probleem dat in de polder voorkomt. De opstuwing bedraagt in het grootste deel van de polder minder dan 1 cm/km. In de watergang naar het gemaal is dit 1 à 2 cm/km. De opstuwing als gevolg van duikers is minder dan 2 mm. De totale opstuwing is ca. 2 cm. Dit wordt toelaatbaar geacht en levert geen knelpunten op qua wateroverlast. In de polder vinden in 201 en 2017 baggerwerkzaamheden plaats. Uit het waterbodemonderzoek blijkt dat in de hoofdwatergangen een relatief dikke laag bagger aanwezig is. Uit berekeningen met het Sobekmodel blijkt dat door de dikke laag bagger wel sprake kan zijn van aanzienlijke opstuwing van mogelijk 10 cm en meer. De afvoercapaciteit van de polder is 1,55 keer groter dan de referentie afvoer van 14,4 mm/dag van het afvoerend oppervlak. De capaciteit van het opvoergemaal is 1,3 keer groter dan de referentie afvoer. In de toekomst zouden beide gemalen toekunnen met een kleinere capaciteit. Aanvoer De inlaatcapaciteit bedraagt 125% van de referentie aanvoer van 2 mm/dag. De capaciteit is samen met de particuliere inlaten meer dan groot genoeg Praktijk Afvoer In de praktijk wordt door ingelanden ervaren dat het water in de Westbroek polder over het algemeen redelijk goed wordt afgevoerd. Wel wordt aangegeven dat in de zomer één keer alleen in het midden van de hoofdwatergangen wordt gemaaid waardoor het vuil aan de kanten naar het midden zakt. Dit zorgt voor een slechte doorstroming. In het najaar wordt vervolgens het hele natte profiel gemaaid. In het kader van het baggerprogramma zijn baggerprofielen gemaakt van de hoofdwatergangen in de Westbroekpolder waaruit blijkt dat een dikke sliblaag aanwezig is, die mogelijk veel opstuwing veroorzaakt. Door de bewoner van peilvak WW-08B is aangegeven dat in het voorjaar en najaar de percelen te nat zijn in het westelijk deel van het peilvak. Vroeger, toen het gemaal nog door hen zelf werd aangestuurd, maalden ze zelf voor waardoor er minder sprake was van wateroverlast. In de toekomst zou het gemaal aan de westzijde van het peilvak moeten worden gerealiseerd. Door de peilbeheerder is aangegeven dat ten behoeve van het plaatsen van een mobiele pomp bij voorkeur een overige watergang wordt opgewaardeerd naar een primaire watergang. De watergang is gelegen in het zuidelijk deel van de polder, nabij peilvak WW-08B aan de weg Noord Aa. Tevens moet in dat geval in de overige watergang een duiker worden vervangen. Aanvoer Door de watersysteembeheerder is aangegeven dat in de huidige situatie de inlaat aan de Weipoortseweg wordt gebruikt. De capaciteit van deze inlaat is te klein en de overige inlaten zijn grotendeels in eigendom van particulieren. In de toekomst zal waarschijnlijk met werkzaamheden aan het gemaal tevens een nieuwe inlaat ter plaatse van het gemaal worden gerealiseerd. Aan de westzijde van de polder bevindt zich een inlaat aan de Zuidbuurtseweg die nu eigendom is van de gemeente. Bij voorkeur zou deze eigendom worden van Rijnland omdat deze goed bereikbaar is en de waterkwaliteit in de boezemwatergang ten westen van de polder beter is dan de boezemwatergang aan de oostzijde. 33

35 Door de watersysteembeheerder is tevens voorgesteld om een extra aflaat/ koppelduiker vanuit de Grote polder naar de Westbroekpolder te realiseren zodat in tijden van droogte water vanuit de Grote polder kan worden ingelaten. Hiervoor zou deze duiker wel moeten worden opgeknapt. In periode juni 2013 t/m juni 201 is gemiddeld circa 2,0 mm/dag uitgemalen. De neerslag bedroeg over deze periode gemiddeld respectievelijk ca. 2,3 mm/dag. Het neerslagoverschot komt met een verdamping van ca. 1,7 mm/dag en een wegzijging van 0,2 mm/dag uit op 0,4 mm/dag. Dit zou betekenen dat per dag ca. 1,7 mm meer wordt uitgemalen dan op basis van het neerslagoverschot wordt berekend. Er is echter ook aanvoer van water nodig voor peilbeheer. Om de mate van doorspoelen beter in beeld te krijgen is voor 2 droge periodes bekeken hoeveel het gemaal nog uitmaalt. In de periode 18 t/m 27 juli 201 is geen neerslag gevallen. Op basis van de meetgegevens van het gemaal is berekend dat in deze periode van droogte ca. 0,4 mm/dag werd uitgemalen. In de periode 23 oktober t/m 1 november 201 is geen neerslag gevallen. Op basis van de meetgegevens van het gemaal is berekend dat in deze periode van droogte ca. 0,7 mm/dag werd uitgemalen. Op basis van bovenstaande lijkt de Westbroekpolder te worden doorgespoeld (meer ingelaten dan nodig voor peilhandhaving). Mogelijk kan nog efficiënter worden ingelaten, met name ook in periodes wanneer de verdamping laag is. Ten aanzien van de waterkwaliteit is doorspoelen niet gewenst. In hoofdstuk 4.3 wordt hier verder op ingegaan Conclusie Afvoer De afvoer in de polder is in theorie op orde. In de praktijk wordt door ingelanden ervaren dat het water in de Westbroek polder over het algemeen redelijk goed wordt afgevoerd. Wel wordt ook aangegeven dat de hoofdwatergang in de zomer alleen in het midden wordt gemaaid. Hierdoor zakt het vuil aan de kanten weer naar het midden wat zorgt voor een slechte doorstroming. In het kader van het baggerprogramma zijn baggerprofielen gemaakt van de hoofdwatergangen in de Westbroekpolder waaruit blijkt dat een dikke sliblaag aanwezig is, die mogelijk veel opstuwing veroorzaakt. Als de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd, zal naar verwachting de doorstroming verbeteren. In het zuidelijk deel van de polder wordt bij voorkeur een opstelplaats voor een mobielepomp gerealiseerd. Dit heeft als voordeel dat met correctief onderhoud aan het gemaal een makkelijk alternatief voorhanden is. Tevens kan beter worden voorkomen dat wateroverlast kan ontstaan. De afvoercapaciteit van de polder bedraagt 37, m 3 /minuut en is 1,55 keer groter dan de referentie afvoer van 14,4 mm/dag van het afvoerend oppervlak. De capaciteit van het opvoergemaal is 1,3 keer groter dan de referentie afvoer. In de toekomst zouden beide gemalen toekunnen met een kleinere capaciteit. Aanvoer De aanvoer is theoretisch gezien wat betreft de referentie aanvoer van 2 mm/dag op orde. Op basis van de meetgegevens van het gemaal is berekend dat in een periode van droogte ca. 0,4 à 0,7 mm/dag werd uitgemalen. Op basis van bovenstaande lijkt de Westbroek polder te worden doorgespoeld (meer ingelaten dan nodig voor peilhandhaving). Mogelijk kan nog wel efficiënter worden ingelaten, met name ook in periodes wanneer de verdamping laag is. Aan de westzijde van de polder bevindt zich een inlaat aan de Zuidbuurtseweg die nu eigendom is van de gemeente. Bij voorkeur zou deze eigendom worden van Rijnland omdat deze goed bereikbaar is en vanwege de voorkeursvolgorde in waterkwaliteit zoals toegelicht in paragraaf

36 4.2 Toetsing op wateroverlast Theorie Bij extreme neerslag is de afvoer via stuwen en het poldergemaal ontoereikend om de neerslag te verwerken. In die situaties is ruimte nodig om de gevallen neerslag tijdelijk te bergen in het gebied. De neerslag wordt in beginsel opgevangen daar waar deze valt. Hierbij onderscheiden we drie typen gebied voor de waterberging: verhard gebied, onverhard gebied en het oppervlaktewater. Nadat neerslag is opgevangen wordt het water afgevoerd. De snelheid en omvang van deze afvoer hangt af van het gebiedstype en de aanwezige gemalen. Berging in verhard gebied hangt o.a. af van de aanwezigheid van de riolering en plasvorming op straat. Het verhard gebied kent doorgaans een snelle afvoer naar het watersysteem omdat er relatief weinig berging aanwezig is. De beschikbare berging in het onverharde gebied hangt af van de beschikbare berging in de bodem en plasvorming op maaiveld. De bodemberging is weer afhankelijk van het bodemtype en de drooglegging. Het onverhard gebied kent doorgaans een relatief trage afvoer naar het watersysteem, tenzij het gebied onder een helling ligt en een bodemsoort heeft die weinig water kan infiltreren. Ook de voorgeschiedenis speelt hier een rol. Wanneer het net heeft geregend, kan de volgende regenbui maar in beperkte mate worden geborgen en komt deze versneld tot afstroming. De berging in het watersysteem wordt bepaald door de verticale ruimte tussen het streefpeil en het maximaal toelaatbare peil. Het maximaal toelaatbare peil is afhankelijk van de maaiveldhoogte van de polder. Het wordt berekend met het maaiveldcriterium, dat zegt of 0%, 1% of 10% van de polder mag inunderen, afhankelijk van het aanwezige landgebruik. Het toelaatbare peil is dus gelijk aan de laagste maaiveldhoogte van de polder, het 1% laagste maaiveldniveau of het 10 % laagste maaiveldniveau. Voor de toetsing op wateroverlast is een rekenmodel gemaakt (Sobek CF-RR). In dit model zijn de peilgebieden opgedeeld in kleine eenheden waar neerslag op valt. Dit gebied watert vervolgens af op het hoofdwatersysteem. Hierbij staan de stuwen en gemalen afgesteld op het vigerende streefpeil. Op basis van de berekende peilstijgingen zijn de zogenaamde waterstand-herhalingstijden berekend. Een peilstijging die eens in de 100 jaar voorkomt, is maatgevend voor stedelijk gebied. De peilstijging die eens per 10 jaar optreedt, is maatgevend voor grasland. De resultaten van de berekening zijn gepresenteerd in Tabel 4-1. Uit de resultaten blijkt dat het watersysteem als geheel aan de normen voldoet. Tabel 4-1 Peil (m NAP) tov toetshoogte bij aangegeven herhalingstijd en maaiveldcriterium. Peilvak Functie Maaiveldcriterium (% dat mag inunderen) Herhalingstijd (1/jaar) Toetshoogte 1 % Berekening peil 2 (m NAP) met norm. cap. gemaal WW-08A Grasland ,07-2,2 WW-08B Grasland ,28-2,53 1 Toetshoogte is het peil dat met een bepaalde herhalingstijd in x% t.o.v. maaiveld van het gebied overschreden wordt (zie Paragraaf 2.2). Uitgangspunt is 10% bij grasland, 1% bij glastuinbouw en 0% bij stedelijk gebied. 2 Peil in agrarisch gebied voor grasland gebaseerd op het groeiseizoen. Voor het overige agrarisch gebied is de peilstijging op het gehele jaar. In Figuur 4-1en Figuur 4-2 zijn inundatiekaartjes weergegeven van de Westbroekpolder. Uit de kaartjes blijkt dat plaatselijk inundatie plaatsvindt en dat het dus nat kan zijn. Dit voldoet echter nog 35

37 ruimschoots aan de norm voor het betreffende landgebruik. Figuur 4-1 weergegeven. Inundatiekaartje zuidelijk deel Westbroek polder. Inundatie is rood gemarkeerd Figuur 4-2 weergegeven. Inundatiekaartje middendeel Westbroek polder. Inundatie is rood gemarkeerd 3

38 4.2.2 Praktijk Ervaringen van ingelanden In de praktijk wordt door ingelanden van de Westbroek polder geen grote wateroverlast ervaren. De grondeigenaar van peilvak WW-08B gaf aan dat men, toen men het gemaal zelf nog in eigendom had, eerder werd voorgemalen en men daardoor minder wateroverlast ervoer. Ervaringen van beheerder Volgens de watersysteembeheerder zijn er qua wateroverlast geen grote problemen in deze polder. In het stedelijk gebied waren voorheen klachten maar deze zijn verholpen. Wel wordt aangegeven dat het tussenpeil tussen zomer en winter bij voorkeur met meer flexibiliteit wordt toegepast. Metingen Monitoringsgegevens van de waterstand bij het gemaal zijn bekeken voor de periode van de bui van 23 juni 201. Dit was een bui die 1x in de 15 à 20 jaar voorkomt. Uit de monitoringsgegevens blijkt dat in de Westbroekpolder tijdig is begonnen met voormalen. De maximale waterstand bedroeg nabij het gemaal maximaal NAP -2,2 m. Dit is ruim beneden de toetshoogte van NAP -1,92 m Conclusie Uit de Sobek-berekeningen ondersteund door monitoringsgegevens blijkt dat er volgens de normering volgens de Waterverordening van Rijnland geen sprake van wateroverlast in de Westbroek polder. Volgens de watersysteembeheerder zijn er qua wateroverlast geen grote problemen in deze polder. In het zuidelijk deel van de polder wordt op voorspraak van de peilbeheerder bij voorkeur een mobiele pomp gerealiseerd. Dit heeft als voordeel dat met correctief onderhoud aan het gemaal een makkelijk alternatief voorhanden is. Tevens kan beter worden voorkomen dat wateroverlast kan ontstaan. Het watersysteem wordt toekomstbestendiger. Alleen door de bewoner van peilvak WW-08B is aangegeven dat in het voorjaar en najaar de percelen te nat zijn in het westelijk deel van het peilvak. 4.3 Waterkwaliteit en ecologie In deze paragraaf worden potentiële oorzaken tegen het licht gehouden die de chemische of ecologische waterkwaliteit kunnen beïnvloeden. In theorie geldt in al deze gevallen dat deze onderwerpen niet belemmerend zouden mogen zijn voor het behalen van de doelstellingen. De praktijk wijst soms anders uit. Vaak is echter van de lokale situatie te weinig bekend of dit ook voor deze polder het geval is Knelpunten fysisch-chemische waterkwaliteit Riolering Huishoudelijk afvalwater hoort niet in het oppervlaktewater thuis. Onder bepaalde omstandigheden komt dit afvalwater toch in het watersysteem terecht. Bijvoorbeeld tijdens een riooloverstorting na hevige regenval. In dergelijke situaties is naast de kwantiteit van de overstorting (hoe vaak en met welke volume) ook het functioneren van het ontvangend watersysteem van belang. In deze polder is één woonkern aanwezig, te weten Zuidbuurt. Hier is gemengde riolering aanwezig, waarvan een overstort in de Westbroekpolder loost. Deze overstort is niet op de meest gunstige plaats gelegen met betrekking tot doorspoelingmogelijkheden. Daarnaast is langs de randen, met name aan de oostzijde, sprake van lintbebouwing. Al deze woningen liggen in een gebied met drukriolering. Er zijn in deze polder geen ongerioleerde woningen en of problemen met huishoudelijk afvalwater bekend. 37

39 Inlaat en doorspoeling Ten behoeve van het peilbeheer is inlaat van boezemwater onontbeerlijk. Wanneer systematisch meer water ingelaten wordt dan strikt noodzakelijk voor peilhandhaving, is sprake van doorspoeling. Met doorspoeling vindt onnodig verspreiding van verontreinigingen plaats; ofwel verontreinigingen uit de boezem naar de polder of juist andersom. Daarnaast is dit niet duurzaam, omdat dit water ook weer uitgemalen moet worden. En ten slotte wordt het beoogde doel, een betere waterkwaliteit, hiermee meestal niet bereikt. In paragraaf is al aangegeven dat het er sterk op lijkt dat de Westbroekpolder wordt doorgespoeld (meer ingelaten dan nodig voor peilhandhaving). Onduidelijk is welke inlaat hier het meest aan bijdraagt. De inlaat geschiedt met name in de zomerperiode en vanuit de boezem. Aanvoer over de stuw vanuit de Grote Polder lijkt gering te zijn. Opvallend zijn de vele inlaten uit de Weipoortse Vliet nabij het poldergemaal. Hierdoor is het risico op rondpompen van water aanwezig; ingelaten water wordt snel weer uitgemalen, wat vervolgens weer wordt ingelaten enzovoort. De chlorideconcentraties lopen in deze polder in de zomer op tot ruim boven de 300 mg/l. Dit is het gevolg van versterkte inlaat van water uit de boezem (Weipoortse Vliet); met name in deze laatste watering loopt de chlorideconcentratie in de zomer op tot ruim boven de 400 mg/l. Het water dat wordt uitgemalen bevat meer nutriënten dan het inlaatwater; ruim tweemaal zo hoge totaal fosforconcentraties. Voor totaal stikstof zijn de uitgemalen concentraties eveneens (iets) hoger. Waterbodem In de Westbroekpolder bestaat de bodem voornamelijk uit veengronden met een kleidek. In het noordelijk deel komen ook kleigronden voor. Bij een ondergrond met veen kan de (water)bodem bijdragen aan de hoge concentraties aan voedingsstoffen door veenafbraak. Maar in welke mate deze bijdrage zich verhoudt tot de andere grote bron, uit- en afspoeling van meststoffen, is niet bekend. Volgens de legger is het merendeel van de secundaire watergangen ongeveer 0,50 m (o.b.v. winterpeil; het zomerpeil ligt 0,12 m hoger). In de periode zijn de hoofdwatergangen (grotendeels) gebaggerd, waardoor deze normaal gesproken op diepte worden gebracht van ca. 1,1 m (0,9 m legger + 0,2 m overdiepte). De waterbodem kan afhankelijk van de leeftijd nog oude verontreinigingen bevatten; m.n. lood, PAK s en drins zijn in het verleden in de baggerlaag licht verhoogd (klasse B) in de omgeving aangetroffen. De nieuwe baggerlaag is veelal schoner (klasse A) Knelpunten ecologische waterkwaliteit De huidige ecologische waterkwaliteit in de Westbroekpolder is vergelijkbaar met de kwaliteit in andere veenweidepolders, maar slechter dan gewenst. De bedekkingen met oeverplanten, ondergedoken waterplanten en drijvende waterplanten is te laag. Hierdoor ontbreekt het aan de gewenste structuur in de sloten. Dit is ongunstig voor de diversiteit van macrofauna en vissen. Inrichting De waterdiepte is iets kleiner dan gewenst. Een grotere waterdiepte (50 cm voor overige watergangen, 1 meter voor hoofdwatergangen) biedt betere randvoorwaarden voor de waterkwaliteit (zowel fysischchemisch als ecologisch). De oevers van de watergangen zijn steil, in een deel van de gevallen afgekalfd en weinig begroeid. Flauwe oevers met een geleidelijke overgang van land naar water bieden meer ruimte voor begroeiing. Er is een groot aantal duikers aanwezig in de polder. De lengte van de duikers is klein waardoor ze naar verwachting geen belemmering vormen voor vismigratie binnen de polder. Het is van belang dat de duikers goed onderhouden worden, dat wil zeggen dat ze vrij van bagger zijn en niet verzakt raken. De aanwezigheid van een luchtlaag boven het water in de duiker voorkomt dat het water in de duiker zuurstofloos wordt en daarmee een barrière vormt voor vismigratie. Het leefgebied van de vissen wordt in dat geval beperkt wat niet wenselijk is. Voor vissen is het zowel in de zomermaanden als in 38

40 de winter belangrijk dat ze van de kleine wateren naar de diepere hoofdwatergangen kunnen zwemmen. Het gebruik van de percelen als veenweide grasland beperkt de begroeibaarheid van de oevers. De koeien trappen de kanten in en vreten de oeverplanten op waardoor de vegetatie zich niet optimaal kan ontwikkelen. Beheer Vanuit ecologisch oogpunt is het onderhoud in de hoofdwatergangen intensiever dan gewenst. Ook de overige watergangen worden intensiever onderhouden dan gewenst. Veel onderhoudsplichtigen verwijderen in het najaar alle vegetatie. Doordat het gehele nat profiel wordt gemaaid wordt het habitat voor vissen en macrofauna vernietigd. in het najaar en de winterperiode zijn voor vissen en macrofauna geen schuilplaatsen aanwezig. De stevigheid van de oevers kan door het huidige maaibeleid in het geding zijn. Doordat de oevers in de winter niet zijn begroeid kan erosie en afkalving van de oevers optreden. In het kader van de actualisatie van de legger is de overbreedte in het hydraulisch profiel nader bepaald. In Figuur 4-3 is het resultaat van de berekeningen weergegeven. De groene gemarkeerde watergangen zijn breed genoeg om vegetatie in de randen van de watergangen te laten staan. De oranje gemarkeerde watergangen voldoen aan de hydraulische eisen maar hebben geen overbreedte die het laten begroeien van de oevers toestaat. In theorie kan, bij de groen gemarkeerde hoofdwatergangen, aan beide zijden van de hoofdwatergang een strook vegetatie aanwezig blijven zonder dat de aanvoer en afvoer van water wordt belemmerd. In de komende maanden (begin 2017) wordt met de watersysteembeheerders beoordeeld of het onderhoud van de hoofdwatergangen geëxtensiveerd kan worden. Figuur 4-3 Bepaling overbreedte hoofdwatergangen van de Westbroekpolder Overige knelpunten voor de ecologie Bewoners van de polder geven aan dat graskarpers de oevers uithollen. Mogelijk zijn in het water rivierkreeften aanwezig die de bodem omwoelen en waterplanten afknippen. Voor beide vermoedens zijn geen gegevens beschikbaar die dit kunnen onderbouwen of ontkrachten. Omdat het doorzicht in de polderwateren hoog is, nemen we aan dat graskarpers en Amerikaanse rivierkreeften niet in hoge dichtheden in de polder aanwezig zijn. De beperkte hoeveelheid oeverbegroeiing en ondergedoken waterplanten heeft waarschijnlijk andere oorzaken. 39

41 4.3.3 Conclusie Fysisch-chemische waterkwaliteit In deze polder zijn geen problemen bekend met betrekking tot puntbronnen/lozingen, zoals uit riooloverstort, ongerioleerde woningen of intensieve teelt. Door veenafbraak in de waterbodem (maar mogelijk nog meer de landbodem) draagt bij aan de hoge concentraties aan voedingsstoffen in de polder, waardoor eutrofiëringsproblemen zoals overmatige algen/kroosgroei en stankoverlast kunnen optreden. In de praktijk komen hierover geen meldingen bij Rijnland binnen. Mogelijk is de ervaring van overlast beperkt omdat de woningen aan de rand van de polder zijn gelegen. De Westbroekpolder wordt doorgespoeld met boezemwater, mogelijk om overlast als gevolg van eutrofiering tegen te gaan. Hiermee komen ook andere (verontreinigende) stoffen zoals chloride en koper de polder binnen. Voor het verkrijgen van een gebiedseigen natuur werkt het doorspoelen van de polder averechts.. Inrichting De diepte van de overige watergangen voldoet in een groot deel van de polder net niet aan de gewenste waterdiepte van 50 cm. De hoofdwatergangen zijn eveneens ondieper dan de gewenste meter. Waar mogelijk worden de sloten verdiept tot deze gewenste diepten. De oevers hebben veelal steile taluds, hierdoor groeit er nauwelijks oevervegetatie in de slootkanten. Koeien trappen de kanten van perceelsloten in en vreten de oevervegetatie op. Het verflauwen van oevers (bij voorkeur door afgraven) en het uitrasteren van de oevers in combinaite met het plaatsen van drinkbakken voor het vee zal er toe leiden dat de oevers beter begroeid raken en de ecologische waterkwaliteit toeneemt. Beheer Maaibeheer hoofdwatergangen Het beheer van de hoofdwatergangen en overige watergangen is intensiever dan vanuit de ecologische uitgangspunten gewenst is. Het intensieve onderhoud beperkt de diversiteit van de oevervegetatie en ondergedoken vegetatie en is ongunstig voor macrofauna en vissen. Doordat de watergangen volledig worden gemaaid is er vooral in het najaar en de winter vrijwel geen structuur in de wateren waardoor fauna niet kan schuilen. Dit kan er toe leiden dat grote aantallen vissen worden gevangen door vogels. De visstand kan daardoor uit evenwicht raken: een groot deel van de visstand bestaat uit grote vissen, van een gezonde leeftijdopbouw is geen sprake. Andere nadelen van het intensieve beheer is dat er geen bufferende werking voor afspoelende nutriënten optreedt in het winterhalfjaar. Doordat de oevers onbegroeid zijn in de winter kunnen oevers makkelijker afkalven dan wanneer ze begroeid en goed doorworteld zijn. Overige watergangen Ook het beheer van de overige watergangen zou bij voorkeur minder intensief moeten worden uitgevoerd. In de maaiplannen worden voorstellen gedaan voor ecologisch onderhoud aan overige watergangen. Door gerichte communicatie kunnen onderhoudsplichtigen gestimuleerd worden om het onderhoud aan hun watergangen ecologisch uit te voeren. Belangrijk daarbij is dat gewezen wordt op de positieve gevolgen van het onderhoud voor de onderhoudsplichtige. Door bij elke maaibeurt een strook oevervegetatie aan de slootranden te laten staan worden de kanten steviger, waardoor minder afslag optreedt. Duikerverbindingen Het openhouden van duikers is van belang om vismigratie binnen de polder mogelijk te maken en het leefgebied van vissen zo groot mogelijk te houden. Baggeronderhoud Het is van belang om de hoofdwatergangen en overige watergangen op diepte te houden door regelmatig te baggeren. 40

42 4.4 Functiefacilitering Theorie In het Peilbesluit wordt de zogenaamde GGOR-methodiek toegepast. Hierbij wordt het Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime bepaald aan de hand van een vergelijking van actuele peilen met optimale peilen per type landgebruik, per peilvak. De optimale peilen zijn bepaald op basis van de richtlijnen voor de drooglegging per type landgebruik. De maaiveldhoogten zijn afgeleid van het AHN3, gefilterd voor watergangen, begroeiing en bebouwing. Een extra filter is hier gebruikt voor bebouwing zichtbaar op luchtfoto Met de gehanteerde waterpeilen worden droogleggingen gecreëerd die de functies in het gebied zo goed mogelijk moeten faciliteren. Voor elke functie is een optimale reikwijdte van peilen bepaald op basis van onder andere de maaiveldhoogte, de richtlijnen voor drooglegging en bodemkarakteristieken. In Figuur 4-4 en in de bijlagen is de huidige drooglegging bij zomerpeil weergegeven voor de Westbroek polder. In de hoogwatervoorzieningen is het peil onbekend en is het polderpeil aangehouden, waardoor de drooglegging daar erg groot lijkt. Figuur 4-4 Drooglegging Westbroek polder bij zomerpeil 41

43 Mocht het maaiveldhoogteverloop in een peilgebied zo groot zijn dat opknippen gewenst is, dan wordt dat ook geanalyseerd. Daarnaast wordt gekeken naar conflicterende belangen in gewenste drooglegging, wanneer verschillende functies aanwezig zijn binnen een peilvak. Die vormen potentiële knelpunten en worden in deze paragraaf als zodanig benoemd. Door middel van de kleuren is het optimale peil (OGOR) weergegeven; door middel van de letters is aangegeven hoe het huidig (actuele) peil (AGOR) zich daartoe verhoudt. De bepaling van het optimale peil is alleen uitgevoerd voor het meest voorkomende type landgebruik en weergegeven in Tabel 4-2 en Tabel 4-3. Tabel 4-2 Peilvak Huidige gemiddelde drooglegging per functie Functie/ landgebruik Oppervlak Mediane maaiveldhoogte Gemiddelde drooglegging zomer Gemiddelde Drooglegging winter ha % m NAP m m WW-08A Grasland 210, ,85 0,53 0,5 WW-08B Grasland 30, ,12 0,50 0,5 Tabel 4-3 Huidige gemiddelde drooglegging per functie en per peilvak, tov gewenste drooglegging. Drooglegging in cm tov maaiveld (mediaan berekend obv AHN, gefilterd voor watergangen, begroeiing en bebouwing in 2011). Huidige drooglegging: Z = zomerpeil, W= winterpeil en V= vast peil. Gewenste drooglegging: Groen = wenselijk, Oranje = niet optimaal, Rood = onwenselijk. Peilvak Functie Opp % MV (mnap) < WW-08A Grasland 100-1,85 Z W WW-08B Grasland 100-2,12 Z W > Praktijk De gemeten praktijkpeilen van de afgelopen 5 jaar van peilvak WW-08A zijn in de zomer 3 cm hoger dan de peilbesluitpeilen. In peilvak WW-08B zijn de gemeten peilen in de zomer ca. 4 cm lager dan de peilbesluitpeilen en in de winter 3 cm hoger. Al met al worden de peilbesluitpeilen redelijk goed nageleefd en komt dit goed overeen met het optimale peil zoals weergegeven in Tabel 4-3. Toetsing peilafwijkingen In Tabel 4-4 is een voorlopige toetsing uitgevoerd op het bestaansrecht van de hoogwatervoorziening volgens de Beleidsregel Peilafwijkingen van Rijnland. Hierbij is getoetst of het verschil in gemiddelde maaiveldhoogte van de hoogwatervoorziening of onderbemaling t.o.v. de gemiddelde maaiveldhoogte van het peilvak acceptabel is, oftewel of sprake is van onevenredige benadeling van het door Rijnland gevoerde peil. Voor hoogwatervoorzieningen geldt dat deze zijn toegestaan wanneer: a. het door Rijnland gehanteerde peil tot onevenredige benadeling leidt, en b. de wateraanvoer en waterafvoer naar en uit het achterliggend/aangrenzend gebied en gemaal als gevolg van de hoogwatervoorziening niet worden belemmerd, en c. de aanwezigheid van een wateroverschot door neerslag niet wordt afgewenteld op een ander peilvak, en d. de stabiliteit van de waterkering is gewaarborgd. Binnen Rijnland zijn er locaties waarin de aanwezigheid van een hoogwatervoorziening noodzakelijk is. In eerste instantie zijn dit de gronden die hoger zijn gelegen dan het aansluitende peilvak. Zonder een hoogwatervoorziening zouden deze gebieden een te grote drooglegging hebben, waardoor deze ongeschikt worden voor de teelt van gewassen. In tweede instantie zijn dit bebouwde percelen die veelal gelegen zijn langs een waterkering. Zonder een hoogwatervoorziening ontstaat schade aan de 42

44 fundering van de aanwezige gebouwen. Rijnland geeft zulke gebieden weer op kaart 7. Volgens beleidsregel 17 peilafwijkingen zijn dit gebieden waar sprake is van gronden die hoger zijn gelegen dan het aansluitende peilvak of bebouwde percelen die veelal gelegen zijn langs een waterkering. De 14 hoogwatervoorzieningen in de Westbroekpolder staan nu nog niet op kaart 7 maar komen uitgezonderd HW07 en HW08 allen in aanmerking om op kaart 7 te worden opgenomen. Tabel 4-4; Toetsing hoogwatervoorziening/onderbemaling aan criterium afwijkende maaiveldhoogte* peilafwijking Opp. (ha) Mediane maaiveldhoogte (m t.o.v. NAP) ligt in peilvak Mediane maaiveldhoogte omliggend peilvak (m t.o.v. NAP) verschil in maaiveldhoogte (m) bestaansrecht o.b.v. verschil in hoogteligging en bebouwing WW-08-HW01 0,11-0,73 WW-08A -1,85 1,12 Ja WW-08-HW02 0,18-0,34 WW-08A -1,85 1,51 Ja WW-08-HW03 0,049-0,94 WW-08A -1,85 0,91 Ja WW-08-HW04 0,07-0,1 WW-08A -1,85 1,24 Ja WW-08-HW05 0,35-0,51 WW-08A -1,85 1,34 Ja WW-08-HW0 0,59-0,79 WW-08A -1,85 1,0 Ja WW-08-HW07 0,38-1,71 WW-08A -1,85 0,14 Nee WW-08-HW08 1,30-1,50 WW-08A -1,85 0,35 Nee WW-08-HW09 0,25-0,8 WW-08A -1,85 0,99 Ja WW-08-HW10 0,021-0,1 WW-08A -1,85 1,24 Ja WW-08-HW11 0,1-1,20 WW-08A -1,85 0,5 Ja WW-08-HW12 0,21-1,00 WW-08A -1,85 0,85 Ja WW-08-HW13 0,08-1,29 WW-08A -1,85 0, Ja WW-08-HW14 0,28-0,87 WW-08A -1,85 0,98 Ja * Bij de toetsing van de hoogwatervoorziening op maaiveldhoogteligging is de gemiddelde maaiveldhoogte van de hoogwatervoorziening berekend én de gemiddelde maaiveldhoogte van het peilvak waarin de hoogwatervoorziening ligt exclusief de hoogwatervoorziening zelf. Bij meerdere hoogwatervoorzieningen in eenzelfde peilvak wordt eerst de hoogwatervoorziening met de meest afwijkende gemiddelde maaiveldhoogte getoetst aan het omliggende peilvak inclusief de overige hoogwatervoorzieningen Conclusie Volgens de GGOR-methodiek geldt voor peilvak WW-08A dat het peil in de zomer goed en winter niet optimaal is. Voor peilvak WW-08B geldt eveneens dat het peil in de zomer goed is en in de winter niet optimaal. In de praktijk is het zomerpeil ook 4 cm lager dan het peilbesluitpeil. Volgens de bewoner van peilvak WW-08B zijn in het voorjaar en najaar de percelen te nat zijn in het westelijk deel van het peilvak. 4.5 Afweging knelpunten Bij de analyse van het aan- en afvoer hoofdwatersysteem, de berging, de waterkwaliteit en de functie facilitering zijn diverse knelpunten naar voren gekomen. Waterkwantiteit - In theorie is volgens de normering volgens de Waterverordening van Rijnland geen sprake van wateroverlast in de Westbroekpolder. In de praktijk wordt door ingelanden ervaren dat het water in de Westbroek polder over het algemeen redelijk goed wordt afgevoerd ondanks dat er voorafgaand aan de recente baggerwerkzaamheden lange tijd niet is gebaggerd in de polder. Als de baggerwerkzaamheden zijn afgerond zal het water nog beter kunnen worden afgevoerd. 43

45 - De aanvoer van water is theoretisch gezien op orde. Op basis van de meetgegevens van het gemaal is berekend dat de Westbroekpolder lijkt te worden doorgespoeld (meer ingelaten dan nodig voor peilhandhaving). Mogelijk kan efficiënter worden ingelaten, met name ook in periodes wanneer de verdamping laag is. - Aan de westzijde van de polder bevindt zich een inlaat aan de Zuidbuurtseweg die nu eigendom is van de gemeente. Bij voorkeur zou deze eigendom worden van Rijnland omdat deze goed bereikbaar is. - De afvoercapaciteit van de polder bedraagt 37, m 3 /minuut en is 1,55 keer groter dan de referentie afvoer van 14,4 mm/dag van het afvoerend oppervlak. De capaciteit van het opvoergemaal van peilvak WW-08B is 1,3 keer groter dan de referentie afvoer. In de toekomst zouden beide gemalen toekunnen met een kleinere capaciteit. - In het zuidelijk deel van de polder wordt bij voorkeur een opstelplaats voor een mobiele pomp gerealiseerd. Dit heeft als voordeel dat met correctief onderhoud aan het gemaal een makkelijk alternatief voorhanden is. Tevens kan beter worden voorkomen dat wateroverlast kan ontstaan. - Volgens de GGOR-methodiek geldt voor peilvak WW-08A dat het peil in de zomer goed is en winter niet optimaal. Voor peilvak WW-08B geldt dat het peil in de zomer goed is en in de winter niet optimaal. In de praktijk is het zomerpeil in peilvak WW-08B ook 4 cm lager dan het peilbesluitpeil. Fysisch-chemische waterkwaliteit - Het water in de Westbroekpolder is voedselrijk, waardoor eutrofiëringsproblemen zoals overmatige algen/kroosgroei en stankoverlast kunnen optreden. De oorzaak van de hoge voedselrijkdom ligt voornamelijk in de ondergrond (afbraak van veen) in combinatie met af- en uitspoeling van mest. - Het doorspoelen van de polder, om eutrofiëringsproblemen tegen te gaan, leidt niet tot een goede waterkwaliteit. De bronnen van het probleem worden er niet mee aangepakt, het introduceert andere verontreinigingen in de polder en het is niet duurzaam (het kost energie om het water uiteindelijk ook weer uit te malen). Tevens wordt met doorspoelen de problemen verspreid en verdoezelt het de mogelijkheid om een eventuele bron aan te pakken. Ecologische waterkwaliteit - De ecologische waterkwaliteit van de wateren in de Westbroekpolder is ontoereikend. De structuur in de sloten is beperkt doordat alle vegetatielagen in te kleine bedekkingen voorkomen. De bedekking met kroos en flab (negatieve indicatoren) is hoger dan gewenst. In grote lijn komt de ecologische kwaliteit van de sloten in de Grote Polder overeen met de kwaliteit in andere veengebieden in Rijnland. - De waterdiepte van zowel de hoofdwatergangen als de overige watergangen is iets kleiner dan gewenst. Een grotere waterdiepte (50 cm voor overige watergangen, 1 meter voor hoofdwatergangen) biedt betere randvoorwaarden voor de waterkwaliteit (zowel fysisch-chemisch als ecologisch). - De oevers van de watergangen zijn steil, in een deel van de gevallen afgekalfd en weinig begroeid. Flauwe oevers met een geleidelijke overgang van land naar water bieden meer ruimte voor begroeiing en verbetert de ecologische waterkwaliteit. - Er is een groot aantal duikers aanwezig in de polder. De lengte van de duikers is klein waardoor ze naar verwachting geen belemmering vormen voor vismigratie binnen de polder. Het is van belang dat de duikers goed onderhouden worden, dat wil zeggen dat ze vrij van bagger zijn en niet verzakt raken. De aanwezigheid van een luchtlaag boven het water in de duiker voorkomt dat het water in de duiker zuurstofloos wordt en daarmee een barrière vormt voor vismigratie. Het leefgebied van de vissen wordt in dat geval beperkt wat niet wenselijk is. Voor vissen is het zowel in de zomermaanden als in de winter belangrijk dat ze van de kleine wateren naar de diepere hoofdwatergangen kunnen zwemmen. 44

46 - Het gebruik van de percelen als veenweide grasland beperkt de begroeibaarheid van de oevers. De koeien trappen de kanten in en vreten de oeverplanten op waardoor de vegetatie zich niet optimaal kan ontwikkelen. - Vanuit ecologisch oogpunt is het onderhoud in de hoofdwatergangen intensiever dan gewenst. Ook de overige watergangen worden intensiever onderhouden dan gewenst. Veel onderhoudsplichtigen verwijderen in het najaar alle vegetatie. - Doordat het gehele nat profiel wordt gemaaid wordt het habitat voor vissen en macrofauna vernietigd. In het najaar en de winterperiode zijn voor vissen en macrofauna geen schuilplaatsen aanwezig. - In het kader van de actualisatie van de legger is berekend dat er overbreedte is in een gedeelte van het hydraulisch profiel van de hoofdwatergangen. In theorie kan er aan beide zijden van de hoofdwatergang een strook vegetatie blijven staan zonder dat de aanvoer en afvoer van water wordt belemmerd. - De stevigheid van de oevers kan door het huidige maaibeleid in het geding zijn. Doordat de oevers in de winter niet zijn begroeid kan erosie en afkalving van de oevers optreden. 45

47 5 Peilen en maatregelen De hoofdopgave, zoals geconstateerd in het vorige hoofdstuk, moet met doelmatige maatregelen worden opgelost. De doelmatigheid wordt bepaald door de baten van een maatregel uit te zetten tegen de kosten. Het gaat hierbij niet alleen om geld. Zo kan het verbeteren van waterkwaliteit bij de baten horen en een negatieve beleving bij de kosten. In dit hoofdstuk zijn de afwegingen voor de peilen en maatregelvarianten beschreven. De combinatie van het peil en de variant die als beste naar voren komen, is de voorkeursvariant. 5.1 Peilafweging In deze sectie wordt eerst per peilvak nagegaan wat gewenste peilen voor dat vak zouden zijn, op basis van de in het gebied voorkomende functies. Dan wordt afgewogen of de voorgestelde peilen geen negatieve gevolgen hebben. Deze afweging vindt plaats op basis van de effecten op het watersysteem, uitstralingseffecten (grondwater), waterkwaliteit, landbouw, natuur, archeologische en cultuurhistorische waarden, landschap, bebouwing, financiële belangen en geconstateerde knelpunten. Het resultaat van de afweging is een peilvoorstel. Of dit peilvoorstel daadwerkelijk wordt opgenomen in het maatregelenpakket hangt af van de niet-functionele randvoorwaarden aan het peilvoorstel: de kosten van peilinrichting, de haalbaarheid en het draagvlak voor het plan. Historie vorige peilbesluiten In 192 is door waterschap de Ommedijck voor polder Westbroek een zomerpeil van NAP -2,15 m en een winterpeil van NAP -2,30 m goedgekeurd. Vervolgens is op 30 september 1980 een nieuw peilbesluit vastgesteld met een zomerpeil van NAP -2,20 m en een winterpeil van NAP -2,40 m. In feite waren dit de praktijkpeilen die al vanaf 197 werden gehandhaafd. Na het gereedkomen van de werken tot verbetering van de waterbeheersing in het kader van de ruilverkaveling Rijnstreek-Zuid (RVK) moest, volgens hetzelfde peilbesluit, het zomerpeil NAP -2,30 m en het winterpeil NAP -2,0 m worden. In de praktijk werd echter tot 1998 een zomerpeil van NAP -2,3 m en een winterpeil van NAP -2,48 m gehandhaafd. In 1999 is door waterschap Wilck en Wiericke een nieuw peilbesluit vastgesteld. Voor peilvak WW- 08A is een zomerpeil van NAP -2,3 m en een winterpeil van NAP -2,48 m vastgesteld en voor peilvak WW-08B is een zomerpeil van NAP -2,0 m en een winterpeil van NAP -2,75 m vastgesteld. Op 5 november 2008 heeft de Verenigde Vergadering van Rijnland besloten dat alle peilbesluiten administratief aangepast worden aan de NAP-correctie. Dit houdt in dat alle peilen in de Westbroekpolder administratief met 2 cm zijn verlaagd. Voor peilvak WW-08A is daarmee een zomerpeil van NAP -2,38 m en een winterpeil van NAP -2,50 m vastgesteld en voor peilvak WW-05B is destijds een zomerpeil van NAP -2,2 m en een winterpeil van NAP -2,77 m vastgesteld. De historie van de vorige peilbesluiten is samengevat in Tabel

48 Tabel 5-1 Samenvatting historie peilbesluiten Westbroekpolder Peilvak Datum Zomerpeil Winterpeil Maaiveld gem. NAP NAP jaar NAP m Overigen WW-08A 192-2,15-2, ,70 WW-08A 30 sept ,20-2,40 WW-08B(V22) 30 sept ,40-2,90 WW-08B(V42) 30 sept ,45-3,00 WW-08A ,3-2, ,83 WW-08B ,0-2,75 Onderbemalingen V22 en V42 zijn samengevoegd tot peilvak WW-08B WW-08A 5 nov ,38-2, ,82 NAP-correctie WW-08B 5 nov ,2-2,77 NAP-correctie Het gemiddelde maaiveldniveau over de gehele polder bedroeg in 191 NAP -1,70 m en in 1998 NAP -1,83 m. De gemiddelde maaivelddaling bedroeg over die periode 3 à 4 mm/jaar. Afweging nieuwe peilbesluit Uit de historische peilbesluiten volgt dat in 1999 het zomerpeil in peilvak WW-08A met 1 cm is verlaagd naar NAP -2,3 m. Sindsdien is het zomerpeil alleen in 2008 met 2 cm verlaagd i.v.m. de NAP-correctie. Door de peilverlaging van 1 cm in 1999 is in feite nu nog steeds sprake van voldoende drooglegging en hoeft het zomerpeil niet verder te worden verlaagd. In peilvak WW-08B is het zomerpeil in 1999 met minimaal 15 cm verlaagd naar NAP -2,0 m. Sindsdien is het zomerpeil alleen in 2008 administratief met 2 cm verlaagd i.v.m. de NAP-correctie. In peilvak WW-08B is de drooglegging in de zomer 3 cm minder dan in peilvak WW-08A. Door de grondeigenaar is aangegeven dat de percelen in het voorjaar en najaar te nat zijn. De berekende maaivelddaling in de periode bedroeg 3à 4 mm/jaar. Door een verschil in meetmethode en meetdichtheid is geen goed vergelijk mogelijk tussen de hoogtemetingen uit 194/1998 en het AHN-2 uit Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat de maaiveldhoogtes in 2008 hoger zijn dan in Op basis van een conservatief aangenomen maaivelddaling van ca. 2 mm/jaar zou over de periode de maaivelddaling 3,3 cm bedragen. Voorgesteld wordt de maaivelddaling te volgen en het zomerpeil met 3 cm te verlagen. Volgens de GGOR-methodiek is de drooglegging in de winter in de huidige situatie te groot. Zowel in peilvak WW-08A als in peilvak WW-08B is de drooglegging 5 cm, terwijl de optimale drooglegging voor veengebieden maximaal 0 cm bedraagt. Voorgesteld wordt om voor beide peilvakken het winterpeil met 5 cm te verhogen. In peilvak WW-08B werd overigens al een praktijkpeil gehanteerd dat 3 cm hoger is dan het peilbesluitpeil. Het verschil met het peilvoorstel is daardoor slechts 2 cm. De zomer- en winterpeilen komen zo dichter bij elkaar te liggen wat mogelijk ook de beperking van de afkalving van oevers ten goede komt. Tabel 5-2 peilvak Opp. (ha) Peilvoorstel, maaiveldhoogte en daaruit volgende drooglegging Vigerend Peilvoorstel Mediane Drooglegging peilbesluit t.o.v. (m t.o.v. NAP) maaiveldhoogte (m t.o.v. NAP) peilbesluitpeil (m) (m t.o.v. NAP) (zomer) (winter) (zomer) (winter) (zomer) (winter) WW-08A 210,5-2,38-2,50-2,38-2,45-1,85 0,53 0,0 WW-08B 30,9-2,2-2,77-2,5-2,72-2,12 0,53 0,0 47

49 In Tabel 5-3 worden de effecten van het peilvoorstel beschreven. Tabel 5-3 Afwegingscriteria Effecten op het watersysteem Uitstralingseffecten grondwater Maaivelddaling Waterkwaliteit Landbouw Natuur Archeologie en cultuurhistorische waarden Landschap Bebouwing Financiële belangen Toets peilvoorstel aan afwegingscriteria Oordeel In peilvak WW-08B wordt de drooglegging in de zomer 3 cm groter zodat de maaivelddaling sinds 1994 wordt gecompenseerd. De berging in het watersysteem zal daardoor toenemen en de kans op wateroverlast neemt daardoor af. In de winter wordt het peil in peilvakken WW-08A en 8B 5 cm hoger. De berging in het watersysteem wordt daardoor in de winter kleiner. Er is echter nog steeds meer berging dan in de zomer het geval is. Hierom en het feit dat vanwege de normering in de winter geen sprake kan zijn van wateroverlast op grasland heeft de peilverhoging geen nadelige effecten op het watersysteem en het risico op wateroverlast. Door de verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B zal de grondwaterstand in de zomer iets lager zijn en zal de infiltratie zeer minimaal afnemen. In de winter zal de infiltratie vanwege het 5 cm hogere peil minimaal toenemen. De kleine peilverlaging en verhogingen hebben geen noemenswaardige negatieve effecten tot gevolg. De verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B zal tot maaivelddaling leiden, een proces wat onlosmakelijk is verbonden met gebieden met een veenbodem. Voor de verlaging van het zomerpeil is uitgegaan van de conservatieve aanname dat het maaiveld met 2 mm/jaar daalt. Uitgaande van deze waarde blijft de aanpassing van het peil beperkt en zal de maaivelddaling in de zomer niet versnellen ten opzichte van de langjarige trend. De peilverhoging in de winter in peilvakken WW-08A en B zal de maaivelddaling tenslotte ook nog (minimaal) vertragen. Door de verhoging van het winterpeil in peilgebied WW-08A en B met 5 cm en respectievelijk geen of 3 cm verlaging van het zomerpeil, wordt het watervolume in de zomer circa 11% kleiner. In peilvak WW-08B is dit bijna 20%. Daarmee wordt het watersysteem gevoeliger voor invloeden (temperatuur, zuurstofloosheid e.d.). Echter omdat het overgrote merendeel van de overige watergangen aan de normdiepte van 0,5 m blijven voldoen, is compensatie door wijziging van leggerdieptes t.b.v. de ecologische waterkwaliteit niet nodig. Wel bespoedigt peilverlaging verdere veenafbraak met hoge nutriëntgehalten in het water (fosfor en stikstof) tot gevolg. Door de verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B wordt de landbouw beter gefaciliteerd. De peilverhoging in de winter heeft beperkt nadelige effecten voor de landbouw. Voor grasland is met name voldoende ontwatering in het voorjaar en zomer van belang. In peilvak WW-08A is de drooglegging in de zomer groot genoeg en wordt de landbouw goed gefaciliteerd. In peilvak WW-08B is geen grond aanwezig met de bestemming natuur. Wel geldt voor het gehele peilvak de bestemming Agrarisch met natuur- en landschapswaarden. De verlaging van het zomerpeil met 3 cm zorgt voor een betere facilitering van de landbouw maar conflicteert niet met de natuur- en landschapswaarden. De gemiddelde drooglegging zowel in de zomer (53 cm) als in de winter (0 cm) voldoet bijv. aan de aan de optimale drooglegging voor de aanwezige weidevogelsoorten (0 tot 80 cm). Bovendien volgen we met de peilverlaging in peilvak WW-08B de maaivelddaling. De omstandigheden en de kwaliteit van het weidevogelgebied blijven hierdoor in feite gelijk en worden in de winter beter door de peilopzet in beide peilvakken. De verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B zal in beperkte mate schadelijk zijn voor de eventuele archeologische sporen in de bodem. In het peilvak is de kans op archeologische resten echter klein. Door het verhogen van het peil in de winter in beide peilvakken wordt de kans op schade ook nog eens beperkt en voldoet de drooglegging aan de richtlijnen voor drooglegging van veenbodems. Al met al wordt voldoende gedaan om archeologische resten zoveel mogelijk te behouden. De peilverlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B en de peilverhogingen van het winterpeil in peilvakken WW-08A en -8B hebben geen effect op de landschappelijke waarden in de polder. De openheid van het gebied wordt niet aangetast en het kenmerkende verkavelingspatroon wordt behouden. Door de verlaging van het zomerpeil in peilvak WW-08B wordt de grondwaterstand in de zomer iets lager. Een peilverlaging zal tot zettingen leiden. Omdat de peilverlaging slechts 3 cm bedraagt en in het verleden veel grotere peilverlagingen zijn gerealiseerd zal de peilverlaging van 3 cm naar verwachting niet leiden tot extra schade aan bebouwing. Alle bebouwing in de polder is overigens in hoogwaterzones gelegen en de peilen in de hoogwaterzones blijven ongewijzigd. Voor het instellen van de nieuwe peilen hoeven geen extra kosten gemaakt te worden voor aanpassing aan de waterhuishoudkundige situatie. De financiële belangen van de overige belanghebbenden worden eveneens niet gewijzigd. 48

50 5.2 Bestaanrecht peilafwijkingen Onder een peilafwijking wordt een peil verstaan dat door een andere partij dan Rijnland hoger of lager wordt gehandhaafd dan in het peilbesluit staat vermeld. Een peilafwijking met een hoger peil is een hoogwatervoorziening, met een lager peil een onderbemaling. De mediane maaiveldhoogtes van de peilafwijkingen zijn opgenomen in Tabel 5-4. Uit de toetsing volgt dat alle hoogwatervoorzieningen behalve HW07 en HW08 bestaansrecht hebben. De hoogwatervoorzieningen met bestaansrecht in de Westbroekpolder betreffen allen bebouwd gebied dat hoger ligt dan het aansluitende peillvak. Zonder een hoogwatervoorziening kan schade ontstaan aan de fundering van de aanwezige gebouwen. De watergang in hoogwatervoorziening HW07 ligt niet in een hoger gebied. Er is geen sprake van schadegevoelige bebouwing en de hoogwatervoorziening is daardoor niet noodzakelijk. Hoogwatervoorziening HW08 betreft een deel van het bebouwd gebied van Zuidbuurt. Hier is het maaiveldniveau aangrenzend aan de watergang ongeveer gelijk aan het maaiveldniveau van de polder. De bebouwing is goed gefundeerd en de hoogwatervoorziening is daardoor niet noodzakelijk. De overige 12 hoogwatervoorzieningen staan nu nog niet op kaart 7 maar komen allen in aanmerking om op kaart 7 te worden opgenomen. Volgens beleidsregel 17 peilafwijkingen zijn dit gebieden waar sprake is van gronden die hoger zijn gelegen dan het aansluitende peilvak of bebouwde percelen die veelal gelegen zijn langs een waterkering. Tabel 5-4 Uitkomst voorlopige toetsing bestaansrecht peilafwijkingen Peilafwijking Grondgebruik Grondsoort Mediaan maaiveldhoogte Bestaansrecht WW-08-HW01 Bebouwd gebied Veen NAP -0,73 Ja WW-08-HW02 Bebouwd gebied Veen NAP -0,34 Ja WW-08-HW03 Bebouwd gebied Veen NAP -0,94 Ja WW-08-HW04 Bebouwd gebied Veen NAP -0,1 Ja WW-08-HW05 Bebouwd gebied Veen NAP -0,51 Ja WW-08-HW0 Bebouwd gebied Veen NAP -0,79 Ja WW-08-HW07 Bebouwd gebied Veen NAP -1,71 Nee WW-08-HW08 Bebouwd gebied Veen NAP -1,50 Nee WW-08-HW09 Bebouwd gebied Veen NAP -0,8 Ja WW-08-HW10 Bebouwd gebied Veen NAP -0,1 Ja WW-08-HW11 Bebouwd gebied Veen NAP -1,20 Ja WW-08-HW12 Bebouwd gebied Veen NAP -1,00 Ja WW-08-HW13 Bebouwd gebied Veen NAP -1,29 Ja WW-08-HW14 Bebouwd gebied Veen NAP -0,87 Ja 5.3 Stuurfactoren watersysteem, inclusief beheermarge Het handhaven van het in het peilbesluit vastgelegde streefpeil gaat ook onder normale omstandigheden samen met onvermijdelijke peilfluctuaties. Deze fluctuaties zijn het gevolg van de aan- of afvoer van water en weersomstandigheden, zoals opwaaiing. Bij het peilbeheer wordt ernaar gestreefd dat het in het peilbesluit vastgelegde peil als gemiddelde van deze fluctuaties wordt bereikt. De grootte van de marges is afhankelijk van de kenmerken van het betreffende peilgebied. Belangrijke aspecten hierbij zijn de grootte van het peilvak, de locatie van het gemaal (met aan- en afslagpeil) en de aanwezigheid van stuwen en inlaten. Daarnaast spelen ook de dimensies en de begroeiing van de (hoofd)watergangen met de daarin aanwezige duikers en bruggen een rol. De te verwachten 49

51 peilfluctuaties die het gevolg zijn van de genoemde oorzaken, worden in dit hoofdstuk beschreven. De vermelde marges dienen te worden beschouwd als informatie over de inspanningsverplichting en niet te worden beschouwd als een resultaatverplichting. Als de afstroming van neerslag groter is dan de afvoercapaciteit van het poldergemaal of de afvoerstuw zal er tijdelijk sprake zijn van een peilstijging. Dergelijke peilstijgingen zijn een onvermijdelijk onderdeel van het functioneren van een watersysteem en vallen niet onder de beheermarges. De omvang en de toelaatbare herhalingskans van deze peilstijgingen zijn onderdeel van de normering voor wateroverlast. Hierop wordt/is ingegaan op hoofdstuk 4. Om in te spelen op een verwachte neerslaghoeveelheid kan het waterpeil in een peilgebied al vóór de bui tijdelijk worden verlaagd. Hierdoor ontstaat extra bergingsruimte in het watersysteem en wordt de peilstijging beperkt. Bij dit zgn. voormalen kan het waterpeil tijdelijk wat verder worden verlaagd dan de ondergrens van de beheermarges. Als de verwachte neerslag uitblijft (of onvoldoende is om het streefpeil te bereiken), zal het waterpeil weer worden aangevuld tot het streefpeil. Om het peilbeheer te optimaliseren zijn hier enkele richtlijnen gegeven waarmee de peilbeheerder en watersysteembestuurder hun werk kunnen verrichten. 1. Bij droog weer na een bui draait het gemaal bij voorkeur op een lager toerental, zodat het gemaal niet teveel pendelt en de vereiste drooglegging ook achter in de polder 1 wordt gerealiseerd. Hiervoor is een gemaal nodig dat op toeren schakelbaar is en kan uitmalen met lage debieten. 2. Na langere perioden van droog weer zal het peil aangevuld moeten worden met behulp van de inlaten. Hiervoor is het gewenst om de inlaat bij de Zuidbuurt te gebruiken. Hiermee wordt voorkomen dat de polder wordt doorgespoeld en voedselarm regenwater wordt weggespoeld met voedselrijker boezemwater. 3. Bij normale weersomstandigheden moet het gemaal aanslaan op basis van de peilmeting bij het gemaal. Het gemaal slaat aan bij een peil 5 cm boven het vastgestelde peil en slaat af bij een peil 5 cm beneden het vastgestelde peil. Dit geldt voor de beide peilvakken in de polder. 5.4 Metingen en evaluatie Bij het poldergemaal wordt de waterstand bijgehouden door een automatische logger. Tevens wordt er een peil bijgehouden in de hoofdwatergang nabij peilvak WW-08B. De metingen worden gebruikt om het peilbeheer te controleren: staat het gemaal goed afgesteld? De loggerbestanden worden gebruikt om extreme peilfluctuaties in de polder te monitoren en om het pendelen van gemalen in beeld te brengen en zo nodig maatregelen te nemen om dit tegen te gaan. Sinds begin 2011 maakt Rijnland gebruik van FEWS voor het opslaan, presenteren en ontsluiten van waterkwantiteitsgegevens. Meetlocaties die zijn opgenomen zijn o.a. gemalen (boezem en polder), inlaten, stuwen, logger/divers en neerslagstations. De waterstanden van Rijnland zijn via de website van het hoogheemraadschap te raadplegen ( Locatieontwikkelingen in de toekomst kunnen aanleiding zijn om het functioneren van de waterhuishouding van de polder opnieuw te toetsen. Gezien de huidige bestemming (agrarisch grondgebruik en natuur) ligt het niet in de verwachting dat de functies op korte termijn aangepast zullen worden. Via de watertoets en vergunningen zorgt Rijnland dat het watersysteem op orde blijft. 5.5 Maatregelen Alleen water inlaten ten behoeve van peilbeheer Doorspoelen van de polder (met gebiedsvreemd water) is ongewenst, mede vanwege de relatief goede waterkwaliteit in polder ten opzichte van omliggende wateren en de eigenlijke problemen veelal niet 1 Ver weg van het gemaal. 50

52 worden opgelost, maar juist worden verdoezeld. Ook vanuit duurzaamheidsoogpunt is doorspoelen ongewenst. 1. Rijnland laat alleen water in ten behoeve van het peilbeheer. Voorkeursvolgorde voor het gebruik van inlaten ten behoeve van het peilbeheer: a) Via de stuw vanuit Grote polder, b) inlaat van de kern Zuidbuurt of inlaat bij het gemaal, c) overige inlaten; 2. Ook de particuliere inlaten mogen alleen gebruikt worden voor het peilbeheer. Over de stuw van hoogwatervoorzieningen stroomt geen water meer de polder in. Opzetten communicatieplan om ingezetenen in bezit of beheer van een waterinlaat te informeren over beheer inlaat, voorkomen van stankoverlast en in geval van een hoogwatervoorziening onderhoud van de stuw; Particuliere inlaten die niet noodzakelijk zijn voor het peilbeheer (van een hoogwatervoorziening) worden gesloten. Eventueel zouden ook de hoogwatervoorzieningen gevoed kunnen worden met water uit de polder met een klein pompje (beheer en onderhoud op kosten van de betreffende particulier) 3. Waterkwaliteitsproblemen worden opgelost door bronaanpak en niet met doorspoelen. Alleen als tijdelijke maatregel, totdat de bron is aangepakt, wordt doorspoelen toegestaan om het probleem op te lossen. Als bronaanpak niet mogelijk is, dan gaat Rijnland ervan uit dat betreffende kwaliteit hoort bij het gebied en doorspoelen daarmee niet noodzakelijk is. Onderzoek naar bron van het waterkwaliteits- probleem. Enkele mogelijke bronaanpakken zijn: stoppen of reduceren van de lozing (bijvoorbeeld in geval van een overstort of ongerioleerde woning) en baggeren van de watergang. Locaties waar dit waarschijnlijk aan de orde is zijn: bij de inlaten vanuit de Weipoortse Vliet. Ad 1. Deze maatregel is relatief makkelijk uitvoerbaar, omdat Rijnland dit allemaal in eigen hand heeft. Nadeel is echter dat met enkel deze deelmaatregel het gewenste resultaat - minder inlaat/doorspoeling onvoldoende wordt bereikt; m.a.w. de bijdrage van particuliere inlaten aan de doorspoeling is niet bekend. Ad 2. Dit is een maatregel ter aanvulling van deelmaatregel 1 en om het nadeel van deze laatste te compenseren. Dit is echter lastiger uitvoerbaar en controleerbaar omdat waarschijnlijk de locaties van de private inlaten niet allemaal bekend zijn. Hierdoor is het ook niet duidelijk of bij het communicatieplan alle betreffende ingezetenen worden bereikt. Ook moet de juridische grond voor het bezit van een inlaat en eventuele handhavingsmaatregelen worden achterhaald. Ad 3. Met deze aanvulling worden eventuele problemen structureel aangepakt, zodat de noodzaak tot doorspoelen ook niet meer aanwezig is. De meest effectieve aanpak van doorspoeling is de combinatie op alle drie de onderdelen. De voorgestelde maatregel van de watersysteembeheerder om een koppelduiker tussen de Grote Polder en de Westbroekpolder te realiseren is niet noodzakelijk bevonden en daardoor niet nader uitgewerkt. De inlaatcapaciteit in de zuidelijk gelegen Westbroekpolder zal grotendeels worden gerealiseerd met water uit de boezem. De huidige duiker tussen de Grote Polder en de Westbroekpolder kan in de huidige staat blijven bestaan en gebruikt worden voor inlaat van water in de Westbroekpolder mits dit niet ten koste gaat van het peilbeheer in de Grote Polder. Hoofdwatergangen in overleg met de eigenaren verbreden Om de begroeiing van de oevers van hoofdwatergangen mogelijk te maken wordt voorgesteld om krap gedimensioneerde hoofdwatergangen te verbreden door een flauw talud te graven. Vervolgens is het mogelijk minder intensief onderhoud uit te voeren waarbij een strook oevervegetatie aan beide zijden van de watergang kan blijven staan. 51

53 Om het opvreten van oevervegetatie en vertrappen van de oevers te voorkomen kunnen de oevers worden uitgerasterd en-of drinkbakken voor koeien worden geplaatst. Goed leggen verzakte bestaande duiker en opstelplaats mobiele pomp In het zuidelijk deel van de polder wordt bij voorkeur een mobiele pomp gerealiseerd, nabij het gemaal van peilvak WW-08B. Dit heeft als voordeel dat met correctief onderhoud aan het gemaal van peilvak WW-08A een makkelijk alternatief voorhanden is. Tevens kan beter worden voorkomen dat wateroverlast kan ontstaan. Om het water beter naar de noodpomp af te voeren moet een duiker (wg259-27) worden vergroot en moet een stuk watergang worden verbreed met ca. 2 m. Omdat de waterkering ter plaatse instabiel is, is verbreden van de watergang en de aanleg van de opstelplaats voor de mobiele pomp in dit stadium niet mogelijk. De waterkering moet eerst worden verbreed maar dit past niet binnen de scope van het watergebiedsplan. Gelijktijdig met de verbetering van de waterkering moet in de toekomst evenwijdig aan de waterkering een watergang met een breedte van minimaal 4 meter worden aangelegd. In Figuur 5-1 zijn de maatregelen op kaart weergegeven. Figuur 5-1 de maatregelen ten behoeve van de mobiele pomp. Tussen accolades is het stuk te verbreden watergang weergegeven. 5. Conclusie peilvoorstel en maatregelen Het peilvoorstel: - Het verschil tussen zomer- en winterpeil verkleinen tot 7 cm, door: o Het winterpeil in beide peilvakken WW-08A en WW-08B met 5 centimeter te verhogen; o Het zomerpeil in peilvak WW-08A onveranderd te laten en in peilvak WW-08B met 3 centimeter te verlagen. o Hoogwatervoorzieningen HW07 en HW08 hebben geen bestaansrecht en komen te vervallen. De bijbehorende stuwen dienen te worden verwijderd. 52

54 De volgende maatregelen worden voorgesteld om het watersysteem in de Westbroekpolder te verbeteren: - Alleen water inlaten ten behoeve van het peilbeheer. Dit geldt zowel voor de Rijnlandse als voor de particuliere/gemeentelijke inlaten. Deze maatregel wordt gecombineerd met een communicatiestrategie met betrekking tot de particuliere inlaten en een bronaanpak van eventueel voorkomende waterkwaliteitsproblemen. De voorkeursvolgorde voor het gebruik van inlaten ten behoeve van het peilbeheer: a) Via de stuw vanuit Grote polder, b) inlaat van de kern Zuidbuurt of inlaat bij het gemaal, c) overige inlaten. - De inlaat in Zuidbuurt wordt overgenomen en opgeknapt. De stuw hoeft niet te worden opgeknapt want hoogwatervoorziening HW08 komt te vervallen. - Goed leggen van een verzakte bestaande duiker. Omdat de waterkering ter plaatse instabiel is, is verbreden van de watergang en de aanleg van de opstelplaats voor de mobiele pomp in dit stadium niet mogelijk. De waterkering moet eerst worden verbreed maar dit past niet binnen de scope van het watergebiedsplan. Gelijktijdig met de verbetering van de waterkering moet in de toekomst evenwijdig aan de waterkering een watergang met een breedte van minimaal 4 meter worden aangelegd. - Hoofdwatergangen in overleg met de eigenaren verbreden en het beheer van de hoofdwatergangen extensiveren. Door de oevers van de watergangen te laten begroeien worden deze steviger en treedt er minder afkalving op. Daarbij verbetert de ecologische waterkwaliteit. In de komende maanden (begin 2017) wordt met de watersysteembeheerders beoordeeld of het onderhoud van de hoofdwatergangen geëxtensiveerd kan worden. - Reductie van de gemaalcapaciteit van de polder van 37, m 3 /min tot 24,0 m3/min en van het opvoergemaal van 5 m 3 /min tot 3 m 3 /min op het moment dat dit doelmatig is (bijv. bij vervanging of renovatie van het gemaal); het opvoergemaal In de bijlagen zijn de peilen behorende bij het nieuwe peilvoorstel en de maatregelen op een kaart weergegeven. 5.7 Kostenoverzicht van de maatregelen In onderstaande tabel staan het kostenoverzicht van de maatregelen. Dit zijn de netto bouwkosten. Maatregel Aantal/meters Kosten Peilschaal 1 stuks 07 Goed leggen verzakte duiker rond 1000 in landbouwdam Aanleg NVO s, Hoofdwatergangen verbreden Inlaat gemeente overnemen in Zuidbuurt en aanpassen 1 stuks m stuks

55 Bijlage 1 Literatuuroverzicht Berendsen, De vorming van het land, 2004, ISBN: Centrum voor Geo-informatie, Wageningen-Universiteit en Research centrum, Landelijk Grondgebruik Nederland, 2000 DLO-Staring Centrum, Bodemkaart van Nederland, 1982 Via ruimtelijkeplannen.nl: Gemeente Zoeterwoude, Bestemmingsplan Landelijk Gebied en de Provinciale Structuurvisie Hoogheemraadschap van Rijnland, Beleidsregel 17 Peilafwijkingen, 2015 Hoogheemraadschap van Rijnland, Nota Peilbeheer, 2008 Hoogheemraadschap van Rijnland, Waterbeheerplan , Hoofdrapport, 201 TNO, Dinoloket, Topografische Dienst Kadaster, Emmen, Topografische kaart,

56 Bijlage 2 Kaarten Separate bijlagen: Kaart 1: Ligging polder Kaart 2: Visie Ruimte en Mobiliteit Kaart 3: Landgebruik Kaart 4: Bodemtype Kaart 5: Maaiveldhoogte Kaart : Archeologie Kaart 7: Waterhuishoudkundige situatie Kaart 8A: Huidige drooglegging t.o.v. zomerpeil Kaart 8B: Huidige drooglegging t.o.v. winterpeil Kaart 9: Toekomstige waterhuishouding Kaart 10: Toekomstige drooglegging t.o.v. winterpeil Kaart 11: Maatregelenkaart 55

57 Kaart 1: Ligging polder en indeling peilvakken Westbroekpolder Legenda polder gemeentegrens Westbroekpolder Zoeterwoude februari 2017 Schaal: 1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

58 ± Kaart 2: Visie ruimte en mobiliteit Westbroekpolder Legenda Belangrijk weidevogelgebied Ecologische hoofdstructuur Molenbiotoop binnen straal 0 tot 400 meter Bebouwde ruimte Beschermingscategorie 2 (gebied met specifieke waarde) Kroonjuweel cultureel erfgoed februari :12, Meters

59 Kaart 3: Landgebruik Westbroekpolder Legenda Agrarisch gras Bos Water Glastuinbouw Bebouwing Onverhard in bebouwd gebied Akkerbouw, overige gewassen Natuur Boomkwekerijen Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal:1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

60 Kaart 4: Bodem Westbroekpolder Legenda polder Bodemfysische eenheid Kleigronden met een zware tussenlaag of ondergrond Veengronden met een kleidek Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal:1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

61 Kaart 5: Maaiveldhoogte Westbroekpolder Legenda AHN3 NAP m > / / / / / / / / / / / / / / / -2.4 Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal:1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

62 Kaart : Archeologische waarden Westbroekpolder Legenda polder Archeologische trefkans Stads- of dorpskern Stads- of dorpskern, bewoning in de middeleuwen Zeer grote kans op archeologische sporen Redelijke tot grote kans op archeologische sporen Kleine kans op archeologische sporen Beschermingzones(waard) Molenbiotoop Molenbiotoop Windmolen? Linten(waard) LEGENDA Zeer hoge waarde: structuur intact, gave mon. beb. Hoge waarde: structuur intact, redelijk gave beb. Redelijk hoge waarde: structuur intact Nederzettingen(waard) Relatie nederzetting - landschap Zeer hoge waarde: structuur intact, gave mon. beb. Hoge waarde: structuur intact, redelijk gave beb. Redelijk hoge waarde: structuur intact Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal:1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

63 J J WW-08-HW07 J primaire watergang WW-08-HW11 J WW-05-HW12 p:-2.30 J WW-08-HW02 WW-08B zp: -2.2 wp: duiker (planvorming)! sifon (gerealiseerd) Februari 2017 Schaal: 1:8,500 J Peilbesluit Westbroekpolder WW-08-HW13 duiker WW-08-HW Meters!! J WW-05-HW03 p:-2.1 gemaal (gerealiseerd) J WW-05-HW11 p:-1.30 WW-08-HW03 WW-08-HW08 WW-05-HW13 p:-0.2 stuw (gerealiseerd) inlaat inlaat (planvorming)! overige watergang J Watergangen Kunstwerken WW-08-HW01 polder WW-08-HW09 WW-05-HW10 p:-1.50 WW-08-HW05 J WW-08A zp: wp: WW-08-HW14 Legenda WW-05-HW04 p:-1.4 WW-05-HW15 p:-2.30 J WW-08-HW0 J WW-08-HW10 Kaart 7: Huidige Waterhuishoudkundige Situatie Westbroekpolder J WW-05-HW14 p:-2.01 WW-08-HW04 J Esri Copyright Nederland ondergrond & CommunityGBKN-leveranciers Maps Contributors

64 Kaart 8A: Drooglegging zomerpeil Westbroekpolder Legenda polder Drooglegging zomerpeil cm > < 10 Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal: 1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

65 Kaart 8B: Drooglegging winterpeil Westbroekpolder Legenda polder drooglegging winterpeil cm > < 10 Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal: 1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

66 WW-08A zp: wp: WW-08-HW04 WW-08-HW10 WW-08-HW0 WW-08-HW14 WW-08-HW05 Kaart 9:Toekomstige waterhuishoudkundige situatie Westbroekpolder Legenda gemaal duiker inlaat J stuw primaire watergang overige watergang Peilvakken Westbroekpolder WW-08A WW-08-HW09 WW-08-HW01 WW-08B Peilafwijkingen Hoogwatervoorziening WW-08-HW11 WW-08-HW03 WW-08-HW02 WW-08-HW12 Behoort bij besluit van de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Rijnland, d.d. nr. WW-08B zp: -2.5 wp: De secretaris algemeen directeur, WW-08-HW13 C.M. van de Wiel Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal: 1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

67 Kaart 10: Drooglegging winterpeil Westbroekpolder Legenda polder drooglegging t.o.v. toekomstig winterpeil NAP m > < 10 Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal: 1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

68 J J J J Kaart 11: Maatregelenkaart Westbroekpolder Legenda Kunstwerken duiker J J J J inlaat gemaal J stuw primaire watergang overige watergang gemaal (gerealiseerd) Natuur Vriendelijke Oevers NVO mogelijk bij verbreden watergang J J NVO mogelijk binnen watergang Hoofdinlaat voor peilbeheer bij kern Zuidbuurt Waterbodemonderzoek Beoogde watergangen Aanleg opstelplaats noodpomp. Nadat waterkering is versterkt verbreden watergang na dijkversterking (niet in wgp) Verzakte duiker goed leggen J Peilbesluit Westbroekpolder Februari 2017 Schaal:1:8, Meters Copyright ondergrond GBKN-leveranciers

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen 14.52044 De peilvoorstellen en afwegingen van het ontwerp-peilbesluit voor de Zuid- en Noordeinderpolder worden hier gegeven. Dit ontwerppeilbesluit is opgesteld

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Memo Ter kennisname. Registratienummer: VV-commissie Voldoende Water

Memo Ter kennisname. Registratienummer: VV-commissie Voldoende Water Deze nota betreft het thema peilbeheer Met peilbeheer beheren wij het oppervlaktewater in onze polders. Elk peilvak heeft een eigen peil en aan- en afvoer. Hiernaast is het systeem zo ingericht dat het

Nadere informatie

Toelichting op het (ontwerp)peilbesluit Schinkelpolder (GH-160)

Toelichting op het (ontwerp)peilbesluit Schinkelpolder (GH-160) Toelichting op het (ontwerp)peilbesluit Schinkelpolder (GH-10) (ontwerp) Onderdeel van Watergebiedsplan Aalsmeer. Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.022410 postadres: versie: 0.2 postbus 15 auteur: IWA 2300

Nadere informatie

Reactie op ingediende zienswijze tegen het ontwerp-peilbesluit

Reactie op ingediende zienswijze tegen het ontwerp-peilbesluit NOTA VAN BEANTWOORDING Reactie op ingediende zienswijze tegen het ontwerp-peilbesluit De Wijk 17.066346 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 3 2 Overzicht zienswijzen... 3 3 Beantwoording zienswijze... 4 Bijlage

Nadere informatie

Watergebiedsplan Room- of Meerburgerpolder (WW-01)

Watergebiedsplan Room- of Meerburgerpolder (WW-01) Watergebiedsplan Room- of Meerburgerpolder (WW-01) Toelichting bij peilbesluit en voorstel maatregelen. Archimedesweg 1 CORSA nummer: CONCEPT postadres: versie: 0.2 postbus 15 auteur: IWA 2300 AD Leiden

Nadere informatie

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west Nota van Wijzigingen Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west September 2011 Nota van Wijzigingen Inhoud 1 Inleiding

Nadere informatie

Watergebiedsplan Spaarnwoude Zuiderpolder. toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen

Watergebiedsplan Spaarnwoude Zuiderpolder. toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen Watergebiedsplan Spaarnwoude Zuiderpolder toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen 2 Hoogheemraadschap van Rijnland Samenvatting Inleiding Het hoogheemraadschap van Rijnland

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder

Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder Toelichting partiële herziening peilbesluit Vlietpolder - peilgebied VLP III Vlietpolder Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen De peilvoorstellen en afwegingen van de ontwerp-peilbesluiten voor de Polder Nieuwkoop en de Polder Nieuwkoop en Noorden worden hier gegeven. Beide ontwerp-peilbesluiten

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Partiële herziening Peilbesluit Zuid- en Noordeinderpolder: peilvak OR (voormalig peilvak OR OOST)

Partiële herziening Peilbesluit Zuid- en Noordeinderpolder: peilvak OR (voormalig peilvak OR OOST) Partiële herziening Peilbesluit Zuid- en Noordeinderpolder: peilvak OR-4.12.1.17 (voormalig peilvak OR-4.12.1.3-OOST) Onderdeel van Watergebiedsplan Nieuwkoop eo. Corsanummer: 17.112673 Archimedesweg 1

Nadere informatie

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010 Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond 1 januari 2010 Welkom Inleiding doel van de avond Terugkoppelen resultaten Voorstel maatregelen Bespreken resultaten en maatregelen Sluiting (rond 22.00 uur)

Nadere informatie

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard) Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard) Instemming Dijkgraaf en Heemraden met ontwerp peilbesluit (voor

Nadere informatie

D&H-vergadering. Es, Olga van

D&H-vergadering. Es, Olga van D&H-vergadering Aard voorstel D&H- Besluitnota Vergaderdatum 06-02-2018 Agendapuntnummer 5.10.25 Onderwerp Cluster WGP-M: ontwerp peilbesluit Hemmeerpolder Portefeuillehouder J.J.J. Langeslag Steller Booij,

Nadere informatie

Peilbesluit Rietveld 2017

Peilbesluit Rietveld 2017 Peilbesluit Rietveld 2017 Vast te stellen door het algemeen bestuur op 04-10-2017 Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden Titel: Peilbesluit Rietveld 2017 Dm: #1259444 Auteur: Linda Nederlof Datum: juni

Nadere informatie

Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Zemelpolder (OR-1.08)

Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Zemelpolder (OR-1.08) Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Zemelpolder (OR-1.08) ontwerp Onderdeel van Watergebiedsplan West, Duin & Bollenstreek Archimedesweg 1 CORSA nummer: 17.082123 postadres: versie:0.2 postbus 15 auteur:

Nadere informatie

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V Partiële herziening peilbesluit Cluster Delft - peilgebied V Lage Abtswoudsche polder 1 Inleiding Het beheergebied van

Nadere informatie

Watergebiedsplan Polder Bonte Kriel en Hellegatspolder. Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit Cluster 4 Duin- en Bollenstreek

Watergebiedsplan Polder Bonte Kriel en Hellegatspolder. Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit Cluster 4 Duin- en Bollenstreek Watergebiedsplan Polder Bonte Kriel en Hellegatspolder Toelichting bij (ontwerp)peilbesluit Cluster 4 Duin- en Bollenstreek Archimedesweg 1 Susanne Groot postadres: Doeke Kampman postbus 156 Pieter Buijs-Heine

Nadere informatie

Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder. Peilvak Noortheylaan

Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder. Peilvak Noortheylaan Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder Peilvak 2.15.1.11 Noortheylaan Archimedesweg 1 postadres: postbus 15 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 03 03 telefax (071) 5 123 91 CORSA

Nadere informatie

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII 1 1. Inleiding Het beheergebied van Delfland heeft een oppervlakte van ruim 38.000 hectare en bestaat uit circa 75 polders

Nadere informatie

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005) Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005) Registratienummer 12.15043 Datum 20 maart 2012 Samenvatting Aanleiding Door een

Nadere informatie

Toelichting op het Peilbesluit

Toelichting op het Peilbesluit Toelichting op het Peilbesluit Elsbroekerpolder Venniperpolder Vosse- en Weerlanerpolder Onderdeel van Watergebiedsplan Kust, Duin & Bollenstreek Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.011056 postadres: versie:1.1,

Nadere informatie

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet Datum: 10 februari 2016 Kenmerk: 201600150 Onderwerp: ontwerp-projectplan voor de realisatie van maatregelen ten behoeve van het nieuwe peilgebied Nieuw-Lekkerland

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Wijkoverleg Aalsmeer Oost. maandag 6 maart

Wijkoverleg Aalsmeer Oost. maandag 6 maart Wijkoverleg Aalsmeer Oost maandag 6 maart Onderwerp voor vanavond 1. Het hoogheemraadschap van Rijnland 2. Watersystemen en onderhoud 3. KRW2 Westeinderplassen en Bovenlanden 4. Watergebiedsplan Aalsmeer

Nadere informatie

Watergebiedsplan. Hemmeerpolder (OR-3.24)

Watergebiedsplan. Hemmeerpolder (OR-3.24) Watergebiedsplan Hemmeerpolder (OR-3.24) toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.006272 postadres: versie: 0.2 postbus 156 auteur: IWA 2300

Nadere informatie

Peilbesluit Horstermeerpolder en Meeruiterdijkse polder

Peilbesluit Horstermeerpolder en Meeruiterdijkse polder Plangebied Kaart 1 Stichtse Ankeveense Plassen Spiegelplas Poldergrenzen grens Bos Bebouwing Huizenblok Hoofdwegen Regionale wegen e wegen polder Vecht Meeruiterdijkse polder IB2002 1 Kortenhoefse Plassen

Nadere informatie

Maatregelen en voorontwerp Peilbesluit Walcheren. 5 september 2017

Maatregelen en voorontwerp Peilbesluit Walcheren. 5 september 2017 Maatregelen en voorontwerp Peilbesluit Walcheren 5 september 2017 Luc Mangnus (Dagelijks bestuurslid - waterschap Scheldestromen) WELKOM Doel Informeren over de maatregelen en het voorontwerp peilbesluit;

Nadere informatie

Watergebiedsplan Spaarnwoude Polder de Velserbroek. toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen

Watergebiedsplan Spaarnwoude Polder de Velserbroek. toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen Watergebiedsplan Spaarnwoude Polder de Velserbroek toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen Archimedesweg 1 CORSA nummer: 17.079584 postadres: postbus 156 auteur: I. Jensen,

Nadere informatie

Watergebiedsplan Spaarnwoude Oude Spaardammerpolder en Verdolven Landen. toelichting bij peilbesluit en voorstel maatregelen

Watergebiedsplan Spaarnwoude Oude Spaardammerpolder en Verdolven Landen. toelichting bij peilbesluit en voorstel maatregelen Watergebiedsplan Spaarnwoude Oude Spaardammerpolder en Verdolven Landen toelichting bij peilbesluit en voorstel maatregelen Archimedesweg 1 CORSA nummer:16.081600 postadres: postbus 156 auteur: I. Jensen,

Nadere informatie

Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Meer- en Duinpolder (OR-1.07)

Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Meer- en Duinpolder (OR-1.07) Toelichting op (ontwerp-) Peilbesluit Meer- en Duinpolder (OR-1.07) ontwerp Onderdeel van Watergebiedsplan West, Duin & Bollenstreek Archimedesweg 1 CORSA nummer: 17.082120 postadres: versie: 0.2 postbus

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Abtswoude - peilgebied ABW X

Toelichting partiële herziening peilbesluit Abtswoude - peilgebied ABW X Toelichting partiële herziening peilbesluit Abtswoude - peilgebied ABW X Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 1. Inleiding Het beheergebied van Delfland heeft een oppervlakte

Nadere informatie

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Warmonderdam- en Alkemaderpolder. Duin- en bollenstreek

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Warmonderdam- en Alkemaderpolder. Duin- en bollenstreek Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Warmonderdam- en Alkemaderpolder Duin- en bollenstreek Archimedesweg 1 Heleen Kiela postadres: Doeke Kampman postbus 156 Afdeling beleid 2300

Nadere informatie

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Nieuwe of Drooggemaakte polder peilgebied VIII

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Nieuwe of Drooggemaakte polder peilgebied VIII Toelichting op partiële herziening peilbesluit Nieuwe of Drooggemaakte polder peilgebied VIII Toelichting partiële herziening peilbesluit Nieuwe of Drooggemaakte polder - peilgebied VIII 1 Inleiding Het

Nadere informatie

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET Datum 14 december 2015 Projectnummer P205508 Onderwerp Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het

Nadere informatie

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman

Een route naar een. Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling. 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman Een route naar een Programmatische aanpak duurzame veenweideontwikkeling 12 april 2017 Siem Jan Schenk/ Ruud Maarschall Derk Jan Marsman Uitgangspunten Gebiedscommissie Laag Holland (MKBA in 2009) Bodemdaling

Nadere informatie

Watergebiedsplan en toelichting ontwerp peilbesluit Mottigerpolder. Cluster 3 Duin- en Bollenstreek

Watergebiedsplan en toelichting ontwerp peilbesluit Mottigerpolder. Cluster 3 Duin- en Bollenstreek Watergebiedsplan en toelichting ontwerp peilbesluit Mottigerpolder Cluster 3 Duin- en Bollenstreek Archimedesweg 1 Lianne van Buuren postadres: Heleen Kiela postbus 156 Doeke Kampman 2300 AD Leiden Afdeling

Nadere informatie

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum: Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: 2013026410 Datum: 18-10-2013 Het ontwerp peilbesluit van Sint Philipsland heeft van 27 augustus tot en met 14 oktober

Nadere informatie

Legenda. Kaart 1: Ligging polder en indeling peilvakken. Hazerswoude-Rijndijk N11. Hazerswoude-Dorp. Benthuizen. Boskoop. Peilbesluit.

Legenda. Kaart 1: Ligging polder en indeling peilvakken. Hazerswoude-Rijndijk N11. Hazerswoude-Dorp. Benthuizen. Boskoop. Peilbesluit. Hazerswoude-Rijndijk Kaart 1: Ligging polder en indeling peilvakken N11 Hazerswoude-Dorp Benthuizen Boskoop Kaart 2: Uitsnede structuurvisie Wegennet Natuurgebied Recreatie Recreatie dorp Verblijfsrecreatie

Nadere informatie

Startnotitie Watergebiedsplan. Polders Holland, Sticht, Voorburg. Oost, het Honderd-Oost en. Breukelerwaard-Oost

Startnotitie Watergebiedsplan. Polders Holland, Sticht, Voorburg. Oost, het Honderd-Oost en. Breukelerwaard-Oost Watersysteem Waterplannen en Besturing Startnotitie Watergebiedsplan Polders Holland, Sticht, Voorburg Oost, het Honderd-Oost en Breukelerwaard-Oost Resultaat ambtelijke voorverkenning Voorstel planproces

Nadere informatie

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel 9 september 2015 2015 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder Programma Waarom een watergebiedsplan (dhr. G. Korrel) Stand

Nadere informatie

Verslag. De bijeenkomst wordt geopend door voorzitter Berend Spoelstra. Welkom door Gerard Korrel lid Dagelijks Bestuur Amstel, Gooi en Vecht

Verslag. De bijeenkomst wordt geopend door voorzitter Berend Spoelstra. Welkom door Gerard Korrel lid Dagelijks Bestuur Amstel, Gooi en Vecht Aan Aanwezigen Informatieavond en tijd bespreking 15 september 2015, 20.00-22.00 uur Plaats bespreking Thamerkerk, Uithoorn Contactpersoon R.L.E.M. van Zon Doorkiesnummer 020 608 36 38 Fax afdeling 020

Nadere informatie

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Peilbeheer en weidevogels Aanleiding De Algemene Waterschapspartij

Nadere informatie

Watergebiedsplan Binnenpolder (Bodegraven) (WW-27)

Watergebiedsplan Binnenpolder (Bodegraven) (WW-27) Watergebiedsplan Binnenpolder (Bodegraven) (WW-27) toelichting bij (ontwerp)peilbesluit en (ontwerp)voorstel maatregelen Archimedesweg 1 RPS advies- en ingenieursbureau postadres postbus 156 2300 AD Leiden

Nadere informatie

Code: 20101103-39-2671 Datum: 2010-11-03

Code: 20101103-39-2671 Datum: 2010-11-03 Bijlage 1: Digitale Watertoets Waterschap Hollandse Delta, d.d. 3 november 2010 Code: 20101103-39-2671 Datum: 2010-11-03 Deze uitgangspuntennotitie bevat de waterhuishoudkundige streefbeelden, strategieen

Nadere informatie

Watergebiedsplan Verenigde Groote en Kleine Polders. Projectnummer: (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.

Watergebiedsplan Verenigde Groote en Kleine Polders. Projectnummer: (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5. Watergebiedsplan Verenigde Groote en Kleine Polders Projectnummer: 92855 (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.4 van de Waterwet Archimedesweg 1 postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071)

Nadere informatie

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding 17 Peilafwijking 17.1 Inleiding Rijnland is als waterbeheerder verantwoordelijk voor het beheer van het waterpeil. In peilbesluiten legt Rijnland vast welk peil in het betreffende gebied door Rijnland

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik

ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik Voornemen Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is voornemens, gelet op artikel

Nadere informatie

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water Memo Ter attentie van Gemeente Midden-Drenthe Datum 4 december 2012 Opgesteld door Maarten van Vierssen Projectnummer 111769 Onderwerp Bedrijventerrein Smilde aspect Water" In deze memo zijn de watertoetsen

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren Zuid-Holland) (d.d. 23 september 2007) Nummer 2107

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren Zuid-Holland) (d.d. 23 september 2007) Nummer 2107 van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren Zuid-Holland) (d.d. 23 september 2007) Nummer 2107 Onderwerp Genomen peilbesluit Reeuwijk in relatie tot het Streekplan Oost,

Nadere informatie

WATERGEBIEDSPLAN OVERVEERPOLDER

WATERGEBIEDSPLAN OVERVEERPOLDER WATERGEBIEDSPLAN OVERVEERPOLDER Archimedesweg 1 CORSA nummer: 13.50092 postadres: versie: 0 postbus 156 auteur: Niels Minnen 2300 AD Leiden oplage: telefoon (071) 3 063 063 datum: 10 september 2013 telefax

Nadere informatie

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57 Toelichting ontwerp peilbesluit Zuid-Beveland-Oost Versie 1.1 Bijlagen Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57 Peilgebied GJP555 Afvoergebied Huidig peilgebied Oppervlakte Peilregulerend kunstwerk GAF57; Spuikom

Nadere informatie

Toelichting Peilbesluit Westerhornermolenpolder Polder De Oude Leij

Toelichting Peilbesluit Westerhornermolenpolder Polder De Oude Leij Toelichting Peilbesluit Westerhornermolenpolder Polder De Oude Leij Afbeelding plangebied Datum: 19-1-2017 Status: definitief Wetterskip Fryslân Postbus 36, 8900 AA Leeuwarden Telefoon 058-292 22 22 Fax:

Nadere informatie

Watergebiedsplan Ambachtspolder. Projectnummer: (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.4 van de Waterwet

Watergebiedsplan Ambachtspolder. Projectnummer: (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.4 van de Waterwet Watergebiedsplan Ambachtspolder Projectnummer: 91855 (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.4 van de Waterwet Archimedesweg 1 postadres: Corsanummer: 13.66818 postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071)

Nadere informatie

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel 14 september 2015 2015 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder Programma Waarom een watergebiedsplan (dhr. G. Korrel) Stand

Nadere informatie

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 12 juli 2016;

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 12 juli 2016; Besluit van Provinciale Staten van Noord-Holland van 3 oktober 2016 met nummer 2016/66 tot wijziging van de Waterverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Provinciale Staten van Noord-Holland;

Nadere informatie

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Opsteller: E. Jansens Molenaar Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Besteksfase 701897 Datum: 29 augustus 2016 Datum: 29 augustus

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen. Blad 95 van 127 Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en en. Zie ook de bijgevoegde Peilvakkenkaart op A0. Afweging en uitgangspunten peilenplan Terwolde De belangrijkste afweging bij de totstandkoming

Nadere informatie

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN

PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN PEILVERHOGING IN HET VEENWEIDEGEBIED; GEVOLGEN VOOR DE INRICHTING EN HET BEHEER VAN DE WATERSYSTEMEN JOS SCHOUWENAARS WETTERSKIP FRYSLÂN VEENWEIDE SYMPOSIUM 11 APRIL 2019 OPZET PRESENTATIE 1. Wat is de

Nadere informatie

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Beekpolder

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Beekpolder Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Beekpolder Cluster 3 Duin- en Bollenstreek Corsanummer: 14.15149 Behoord bij besluit: Nr. 14.15151 Ter inzage van 15 mei 2014 t/m 26 juni 2014

Nadere informatie

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem Memo DM 1013497 Aan: Marktpartijen uitwerking plannen het Burgje, gemeente Bunnik Van: Beke Romp, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Datum: 13 januari 2016 Onderwerp: Notitie gebiedskenmerken (waterthema

Nadere informatie

Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017

Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017 Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017 Vast te stellen door het algemeen bestuur op 2017 Verantwoording Titel: Document nummer: Afdeling: Peilbesluit Rietveld 2017 DM 892353 Ontwikkeling,

Nadere informatie

Nota beantwoording zienswijzen

Nota beantwoording zienswijzen Beantwoording van de ingediende zienswijzen op het Peilbesluit (13.24210) en het Watergebiedsplan (13.23911). Auteur W.J. Nijdam Registratienummer 13.45106 2 1. Milieufederatie Stationsstraat 38 1506 DH

Nadere informatie

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem Status: definitief Datum: 23 februari 2012 INHOUDSOPGAVE 1. Waterhuishouding... 3 1.1 Beleid Waterschap Rivierenland... 3 1.2 Veiligheid...

Nadere informatie

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015 Bestuursrapportage 204 Vechtstromen Versie 24 november 205 Deze rapportage bevat een overzicht op hoofdlijnen van de voortgang van de uitvoering van het waterbeleid en dient als basis voor jaarlijks bestuurlijk

Nadere informatie

Plangebied. Kaart 1. Watergebiedsplan Hoeker- Garstenpolder. Nigtevecht. Nederhorst den Berg. Poldergemaal Hoeker-Garsten Kadijkwetering.

Plangebied. Kaart 1. Watergebiedsplan Hoeker- Garstenpolder. Nigtevecht. Nederhorst den Berg. Poldergemaal Hoeker-Garsten Kadijkwetering. Dwarswetering noord Dwarswetering zuid Poldergemaal Hoeker-Garsten Kadijkwetering Amsterdam-Rijnkanaal Oost Kanaaldijkwetering Indijkwetering noord Inlaatwetering Indijkwetering zuid Vecht Donkervliet

Nadere informatie

Toelichting GGOR Schieveen

Toelichting GGOR Schieveen Toelichting GGOR Schieveen Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden (AGOR)

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Beheer- en onderhoudsplan Vledders en Leijerhooilanden

Beheer- en onderhoudsplan Vledders en Leijerhooilanden Beheer- en onderhoudsplan Vledders en Leijerhooilanden Waterschap Drents Overijsselse Delta Dokter Van Deenweg 186 8025 BM Zwolle Postbus 60, 8000 AB Zwolle e-mail: info@wdodelta.nl website: www.wdodelta.nl

Nadere informatie

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21

Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21 Verbeterd DroogmakerijSysteem PARK21 Noot vooraf Het is de intentie dat dit Verbeterd Droogmakerij Systeem ooit in de gehele polder geïntroduceerd zal worden, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Dit

Nadere informatie

Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker

Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker Bijlage I: Raamplan Kern Pijnacker Karakteristiek van het gebied De kern van Pijnacker ligt in twee polders, de Oude Polder van Pijnacker (inclusief Droogmaking) en de Nieuwe of Drooggemaakte Polder (noordelijk

Nadere informatie

Toelichting GGOR Zuidpolder van Delfgauw

Toelichting GGOR Zuidpolder van Delfgauw Toelichting GGOR Zuidpolder van Delfgauw Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden

Nadere informatie

B3.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer

B3.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer B3.1. Normstelling en relevant beleid waterbeheer Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat vanaf 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische

Nadere informatie

Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel

Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel Bijlage: Detailopmerkingen op waterhuishoudingsplan Pagina Opmerking Voorstel blz. 10, 4 e alinea blz. 10, 5 e alinea, laatste zin blz. 19, 5 e alinea blz. 21, 2 e alinea blz. 21, 3 e alinea blz. 22, onder

Nadere informatie

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d B i j l a g e 1 : Beleidskader water Europees waterbeleid Kaderrichtlijn Water (KRW) De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater.

Nadere informatie

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden. Notitie Referentienummer Kenmerk 190509/Ack 277242 Betreft Waterbergingsopgave Hogewegzone Concept d.d. 19 mei 2009 1 Inleiding De Hogewegzone in de gemeente Amersfoort wordt de komende jaren vernieuwd.

Nadere informatie

Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard

Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard 1. Inleiding Het Algemeen Bestuur van Waterschap Rivierenland heeft op 27 november 2009 de herziening van het peilbesluit

Nadere informatie

De heer D. Verweij. Ambtshalve intrekkingsbesluit. Onderbemalingsvergunning met kenmerk juni 2015 W

De heer D. Verweij. Ambtshalve intrekkingsbesluit. Onderbemalingsvergunning met kenmerk juni 2015 W De heer D. Verweij Datum 2 juni 2015 Casecode W-14.03094 Kenmerk 14.116186 Ambtshalve intrekkingsbesluit Onderbemalingsvergunning met kenmerk 26.04.88.20 Korte Ouderkerkerdijk 7 Amsterdam Postbus 94370

Nadere informatie

WILCK & WIERICKE. Afd. v.». i < f van: Hierbij ontvangt u het ontwerp peilbesluit voor de Polder Steekt/Binnenpolder.

WILCK & WIERICKE. Afd. v.». i < f van: Hierbij ontvangt u het ontwerp peilbesluit voor de Polder Steekt/Binnenpolder. W A T E R S C H A P WILCK & WIERICKE V"" GEMEENTE!p 0ll nng ALPHEN AAN DEN RIJN INGE' r 6 MEI m "V E Gemeentehuis Alphen aan den Rijn t.a.v. ter inzage balie Postbus 13 2400 AA ALPHEN AAN DEN RIJN Afd.

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda TNO Kennis voor zaken : Oplossing of overlast? Kunnen we zomaar een polder onder water zetten? Deze vraag stelden zich waterbeheerders, agrariërs en bewoners in de Middelburg-Tempelpolder. De aanleg van

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Klinkenberger- en Voorhofpolder. Duin- en Bollenstreek

Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Klinkenberger- en Voorhofpolder. Duin- en Bollenstreek Watergebiedsplan en toelichting op het ontwerp peilbesluit Klinkenberger- en Voorhofpolder Duin- en Bollenstreek Archimedesweg 1 Heleen Kiela postadres: Doeke Kampman postbus 156 Afdeling beleid 2300 AD

Nadere informatie

Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland

Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland Opsteller: Rienke Dekker Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Definitief ontwerp 701581 Datum: 25 april 2012 Kopie: Archief Opdrachtgever

Nadere informatie

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Kaarten Waterbelangen DM: 303052 1 Wateropgaven 2015 / 2027 Kaart 1. Gebieden met een WB21 wateropgave In 2005 is een studie wateropgave uitgevoerd (conform

Nadere informatie

Concept. Startnotitie Dorssewaard. Resultaat ambtelijke voorverkenning Voorstel verdere planvorming. Roswitha van Zon

Concept. Startnotitie Dorssewaard. Resultaat ambtelijke voorverkenning Voorstel verdere planvorming. Roswitha van Zon Watersysteem Planvorming en Realisatie Concept Startnotitie Dorssewaard Resultaat ambtelijke voorverkenning Voorstel verdere planvorming Roswitha van Zon Korte Ouderkerkerdijk 7 Amsterdam Postbus 94370

Nadere informatie

Toelichting GGOR Akkerdijksche polder

Toelichting GGOR Akkerdijksche polder Toelichting GGOR Akkerdijksche polder Inleiding Om het GGOR te kunnen bepalen is de GGOR-systematiek gevolgd (zie figuur 1). Op basis van een analyse met een grondwatermodel zijn de actuele grondwaterstanden

Nadere informatie

Ontwerp - Partiële herziening van het peilbesluit Oudegein 2014 (2018)

Ontwerp - Partiële herziening van het peilbesluit Oudegein 2014 (2018) Ontwerp - Partiële herziening van het peilbesluit Oudegein 2014 (2018) Partiële herziening van het peilbesluit Oudegein 2014 (2018) Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, gelezen

Nadere informatie

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009. Memo Ter attentie van Project management Den Dekker B.V. Datum 03 januari 2013 Distributie Projectnummer 111850-01 Onderwerp Parkeerterrein Jumbo Heythuysen Geachte heer Bosman, 1 WATERBELEID Het streven

Nadere informatie

Bijlage II Methodiek Bijlage III Externe communicatie tijdens opstellen peilbesluit Bijlage IV Bepaling bodemdaling...

Bijlage II Methodiek Bijlage III Externe communicatie tijdens opstellen peilbesluit Bijlage IV Bepaling bodemdaling... Martijn Näring, Hoogheemraadschap van Delfland Saskia Vuurens, RPS advies en ingenieursbureau bv Maart 204 Inhoud Inleiding... 5. Aanleiding... 5.2 Doel... 5.3 Leeswijzer... 5 2 Peilvoorstel en samenvatting...

Nadere informatie

Toelichting op het (ontwerp)-peilbesluit Lageveensepolder Watergebiedsplan Duin & Bollenstreek ONTWERP

Toelichting op het (ontwerp)-peilbesluit Lageveensepolder Watergebiedsplan Duin & Bollenstreek ONTWERP Toelichting op het (ontwerp)-peilbesluit Lageveensepolder Watergebiedsplan Duin & Bollenstreek ONTWERP Archimedesweg 1 Arnoud van de Lockant postadres: Pieter Buijs-Heine postbus 156 Afdeling Beleid en

Nadere informatie

Legger Wateren. tekstuele deel

Legger Wateren. tekstuele deel Legger Wateren tekstuele deel januari 2015 Inhoud Bepalingen Legger Wateren 5 1. Algemene bepalingen 5 Artikel 1. Begripsomschrijvingen 5 2. Onderhoudsplichtigen 6 Artikel 2.1. Onderhoudsplichtigen van

Nadere informatie

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f 26 juni 2013 1 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Zowel binnen als buiten het natuurgebied Empese

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Aalsmeer. Kaag en Braassem. Ligging polder en indeling peilgebieden. Nieuwkoop. Peilbesluit Wassenaarschepolder. Legenda OR

Aalsmeer. Kaag en Braassem. Ligging polder en indeling peilgebieden. Nieuwkoop. Peilbesluit Wassenaarschepolder. Legenda OR grens Rijnland alsmeer grens gemeente Ligging polder en indeling peilgebieden getekend 117.500 formaat 3 1 bestand en.mxd alsmeer bedrijven dorpsgebied dorpsgebied glas natuurgebied agrarisch landschap-

Nadere informatie

Gebied: De Drie Polders

Gebied: De Drie Polders Gebied: De Drie Polders Basisschets De basisschets is het resultaat voort gekomen uit twee schetssessies. Onderstaande schets is het streefbeeld waar draagvlak voor is en is de basis geweest voor de nadere

Nadere informatie