Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, overeenkomstig het eenstemmige advies van de commissie voor Financiën, het volgende besluit te nemen:

Transcriptie

1 rv 333 Gemeentelijke Belastingdienst nr Den Haag, 11 oktober 1994 Aan de gemeenteraad Vaststelling Verordening hondenbelasting Overeenkomstig hetgeen wij reeds opmerkten bij de budgetprognose (rm 42 BSD) en de te verwachten trendmatige kostenontwikkeling stellen wij u voor de tarieven voor het kalenderjaar 1995 niet trendmatig te verhogen. Wel stellen wij u voor de verordening aan te passen aan nieuwe wetgeving. Hieronder gaan wij daarop nader in. Nieuwe (materiële belastingbepalingen) Gemeentewet Zoals bekend is met ingang van 1 januari 1994 de nieuwe Gemeentewet in werking getreden. Voor toen geldende verordeningen geldt een overgangsregeling van twee jaren, waarbinnen zij aan de nieuwe wet moeten zijn aangepast. Voorts zullen met ingang van 1 januari 1995 de zgn. materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet wijzigen. Ook hier geldt een overgangsregeling van twee jaren. Wijziging administratieve verplichtingen In de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn de bepalingen met betrekking tot de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing gewijzigd. De tekst van artikel 13 van de verordening is daarmee in overeenstemming gebracht. Overige tekstuele wijzigingen In de verordening zijn voorts enige tekstuele wijzigingen aangebracht die verband houden met de nieuwe Aanwijzingen voor de regelgeving. Wij hebben de verordening terminologisch in overeenstemming gebracht met de nieuwe regels en daarbij grotendeels de verwoording gevolgd van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In verband daarmee stellen wij u voor de verordening opnieuw in haar geheel vast te stellen. Financiële consequenties Het voorstel heeft geen financiële consequenties. Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, overeenkomstig het eenstemmige advies van de commissie voor Financiën, het volgende besluit te nemen: De raad van de gemeente 's-gravenhage, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, Gelet op artikel 219, aanhef en onderdeel d, en 223, van de Gemeentewet; Besluit: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING op de heffing en invordering van hondenbelasting Artikel 1 raadsvoorstellen

2 Belastbaar feit Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder van een hond wordt, voor zover het volgende lid niet anders bepaalt, mede aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond in bewaring of onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van een huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen lid van dat huishouden. Artikel 3 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven van: a. de houder van een hond welke wordt gebruikt om blinde personen te leiden; b. een rechtspersoon, aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming is verleend en ten aanzien waarvan het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van het Honden- en Kattenbesluit is toegepast; c. De houder van een hond welke is opgeleid door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland en aan de houder ter beschikking is gesteld in verband met een motorisch of auditief gebrek. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Artikel 5 Belastingtarief 1. De belasting bedraagt per belastingjaar: a. voor de eerste hond f 115,80 b. voor de tweede hond f 173,40 c. voor iedere volgende hond f 346,80 2. Voor honden gehouden in een kennel, ingeschreven bij de Raad van beheer op Kynologisch gebied in Nederland en voor honden die worden gehouden in het kader van de uitoefening van een bedrijf waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming van kracht is, bedraagt de belasting niet meer dan f 520, Indien de belastingplicht voor een hond niet het gehele belastingjaar bestaat worden de in het eerste en tweede lid genoemde tarieven berekend naar het aantal maanden dat de belastingplicht ter zake bestaat. Daarbij wordt: a. de maand van de aanvang van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht vóór de 16e van die maand aanvangt 2 raadsvoorstellen 1994

3 b. de maand van einde van de belastingplicht slechts meegeteld indien de belastingplicht na de 15e van die maand eindigt. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld. Ontheffing. Benedengrens voor aanslagen en ontheffing 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of bij de aanvang van de belastingplicht, indien die in de loop van het belastingjaar aanvangt. 2. Indien de belastingplicht voor een hond in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat op aanvraag aanspraak op ontheffing van de dan teveel geheven belasting indien deze f 20,00 of meer bedraagt. 3. Belastingaanslagen van minder dan f 20,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt indien de belasting over twee of meer gedeelten van het belastingjaar moet worden berekend het totaal van de verschuldigde belasting aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 8 Aangifte 1. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk raadsbesluit vastgesteld. 2. Degene die belastingplichtig wordt, alsmede de belastingplichtige die meer honden is gaan houden dan waarvoor hij aangifte heeft gedaan of is aangeslagen, is gehouden binnen een maand nadat de genoemde omstandigheden zich hebben voorgedaan bij het college van burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet. 3. De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die zes maanden bij het college van burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet. Artikel 9 Wijze van heffing 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De belasting wordt geheven per hond, met dien verstande dat meer dan één hond in één aanslag kan worden begrepen. Artikel 10 Betalingstermijn De belasting is invorderbaar binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden raadsvoorstellen

4 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste één jaar. 2. Het college van burgemeester en wethouders kan één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van hondenbelasting. Artikel 12 Terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de betrokken in artikel 212, tweede lid van de Gemeentewet, bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt. Artikel 13 Nakoming verplichtingen De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47,50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen. Artikel 14 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling In geval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien dit uitstel voor alle op een aanslagbiljet vermelde bedragen een bedrag van in totaal f 1.200,00 niet te boven gaat. Artikel 15 Strafbepaling Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt overtreding van deze verordening gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De 'Verordening hondenbelasting 1979' wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 1995, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór 1 januari Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, doch niet eerder dan met ingang van 1 januari De datum van ingang van de heffing is 1 januari Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 1995'. 4 raadsvoorstellen 1994

5 Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van De secretaris, De voorzitter, Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, W.J. KUIJKEN. De burgemeester, A.J.E. HAVERMANS. raadsvoorstellen