Provincie Groningen. Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010 t/m 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Provincie Groningen. Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010 t/m 2014"

Transcriptie

1 Provincie Groningen Meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010 t/m 2014

2 Colofon Meerjarenprogramma Wet bodembescherming Bestuurlijk vast te stellen op 25 mei 2010 Provincie Groningen 2 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

3 Inhoud Inhoud... 3 Figuren... 4 Tabellen Inleiding Kader en leeswijzer Kader Leeswijzer Wettelijke en beleidskader Europees kader Kaderrichtlijn water (KRW) Grondwaterrichtlijn (GWR) Kaderrichtlijn bodem (KRB) Europese richtlijn INSPIRE Landelijk kader: Wet bodembescherming Bodemconvenant, bestuurlijke verplichtingen Bodemconvenant, financiële middelen Effecten inwerkingtreding Waterwet op Wbb Provinciaal kader Provinciaal OmgevingsPlan (POP) Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied (PMJP) Provinciale Bodemvisie Provinciaal Beleidskader stedelijke vernieuwing (ISV) Uitwerking Bodemsaneringsbeleid en aanpak Werkwijze Geval van ernstige bodemverontreiniging Onaanvaardbare risico's Doelstelling van het Groningse Bodemsaneringsbeleid Doelstelling 2015, aanpak onaanvaardbare risico's, Doelstelling 2030, aanpak ernstig bodemverontreiniging, geen onaanvaardbare risico's Geen geval van ernstige bodemverontreiniging Doelstelling saneringsmaatregelen Verontreiniging in de bovengrond Mobiele verontreinigingen in de boven- en ondergrond Gebiedsgericht beheer van mobiele verontreiniging Beschikkingen Inzet juridisch instrumentarium Onderzoek en saneringsbevelen Kostenverhaal Kennisontwikkeling, -ontsluiting en overdracht Beschikbare budgetten Decentralisatie uitkering bodem (DUB) Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) Financiële regelingen voor bedrijfsterreinen Provinciale bestemmingsreserve bodemsanering Programmering en financiering Inleiding Leidende principes Prioritering op hoofdlijnen Startpunt programmering Financiering Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

4 6.2 Programmering en financiering spoedlocaties Onderzoek (potentiële) spoedlocaties Sanering van spoedlocaties Programmering en financiering stedelijk gebied ISV-Projecten Convenant gasfabrieksterreinen Programmering en financiering bedrijfsterreinen Programmering en financiering landelijk gebied Voormalige stortplaatsen Landinrichting Programmering en financiering waterbodems Programmering en financiering door derden Overzicht financiering Bijzonder inventariserende onderzoeken Bijdrage kennisontwikkeling en overdracht binnen het SKB Uitvoering van het bodemconvenant: verbreden van het beleid Actief bodembeheer Onderzoek naar locaties met onaanvaardbare ecologische risico s Locaties doorschuiven naar bodembeheer Kwaliteit, personele inzet en programmawijziging Kwaliteit Personele inzet Monitoring, evaluatie en programmawijzigingen Bijlagen Bijlage 1 Lijst van afkortingen en definities Bijlage 2 Het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (Bodemconvenant) Bijlage 3 De Handreiking Identificatie Spoedlocaties (2009) Bijlage 4 Afstemming bevel/kostenverhaal Bijlage 5 Statusnotitie Bijlage 6 Financiële regelingen voor bedrijventerreinen Bijlage 7 Aantal locaties met ernstige bodemverontreiniging Bijlage 8 Beschikbare financiële budgetten Figuren Figuur 1 Schematisch overzicht methode slim onderzoek Tabellen Tabel 1 Globaal schema aanpak bodemverontreiniging Tabel 2 Onaanvaardbare risico's Tabel 3 beschikbare financiële budgetten Tabel 4 schatting van kosten (miljoen euro) en bijdrage derden voor de periode , optimistisch scenario Tabel 5 schatting van kosten (miljoen euro) en bijdrage derden voor de periode , pessimistisch scenario Tabel 6 Kosten (miljoen euro) van Bijzonder Inventariserende Onderzoeken (BIO) Tabel 7 Belangrijke begrippen en data Tabel 8 Checklist voor de inhoud van de statusnotitie Bodemverontreiniging Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

5 1 Inleiding Het voorliggende meerjarenprogramma (MJP) is door ons opgesteld als bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming voor de ernstig verontreinigde locaties binnen de provincie 1. Het MJP beschrijft hoe wij uitvoering geven aan onze wettelijke taken, bestuurlijke afspraken en verplichtingen en ambities als bevoegd gezag en relateert deze aan de beschikbare budgetten. Het MJP geeft de programmering en prioritering voor de periode januari 2010 tot en met december Het kader voor het MJP wordt gevormd door bestaand Europees, Rijks en provinciaal beleid en regelgeving. Centraal in het MJP staat onze aanpak van de locaties met onaanvaardbare risico s - zogenaamde spoed of spoedeisende locaties- én de (verdere) optimalisering van samenhang en samenwerking tussen de verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem en ruimtelijke ontwikkeling) om de meest efficiënte benadering van de bodemsanering te bereiken. Ons bodemsaneringsbeleid is erop gericht om de ernstig verontreinigde bodems te (doen) beheersen en/of te saneren en betrokkenen en belanghebbenden daar zo veel mogelijk hun rol in te laten hebben. Dit houdt in dat bij onaanvaardbare risico s voor mens, plant of dier met spoed, voor 2015, maatregelen gericht op het wegnemen van de risico's moeten worden genomen en dat alle gevallen van ernstige bodemverontreiniging in 2030 beheersbaar moeten zijn. Beheersbaar betekent dat de verontreinigde locaties geschikt moeten zijn voor het gewenste gebruik en (verdere) verspreiding van verontreinigingen zoveel mogelijk wordt voorkomen. De uitvoering van het MJP wordt gefinancierd via een drietal rijksprogramma s met bijhorende financieringsstromen en door marktpartijen, waaronder provincie, gemeenten en particulieren. Deze groep van marktpartijen heeft de laatste jaren gemiddeld iets meer dan 50% van de totale kosten, van de bodemsanering gefinancierd. De rijksfinanciering komt beschikbaar via de decentralisatie-uitkering bodem (DUB, de voormalige WBB-middelen), investeringsbudget Stedelijke vernieuwing (ISV) en bedrijvenregeling/knelpuntenpot. Een decentralisatie-uitkering is vrij te besteden niet geoormerkt geld, dat tot de algemene middelen van het provinciefonds behoort. De financiële verantwoording van het MJP vindt daarom plaats aan Provinciale Staten en niet langer aan het Rijk. Het bodemsaneringsbeleid is (nog) steeds in ontwikkeling. In deze MJP periode zal een overgang plaatsvinden naar een bodemontwikkelingsbeleid, waarbij de nadruk ligt op een bewust(er) gebruik van de bodem en ondergrond. In het bodemontwikkelingsbeleid zijn het beleid met betrekking tot de ondergrond, het gebiedsgerichte grondwaterbeheer en bodemsanering geïntegreerd. 1 Met uitzondering van de gemeente Groningen. 5 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

6 2 Kader en leeswijzer 2.1 Kader Wij zijn in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) bevoegd gezag voor de ernstig verontreinigde landbodems. Door inwerkingtreding van de Waterwet (dec 2009) zijn wij, met uitzondering van gevallen van verontreiniging die vóór inwerkingtreding van de Waterwet beschikt zijn als ernstig en spoedeisend, niet langer bevoegd gezag voor waterbodemsaneringen. Voor de regionale wateren zijn de waterschappen bevoegd gezag en voor de rijkswateren is dat Rijkswaterstaat. Wij hebben het meerjarenprogramma (MJP) voor de periode 2010 tot en met 2014 opgesteld om de uitvoering van onze taken, met name die gericht zijn op onderzoek, beheersen en saneringen van locaties met ernstig verontreinigde landbodems en de besteding van middelen te kunnen programmeren. Het MJP legt prioriteiten en gaat in op de besteding van gelden. Tevens beschrijft het onze ambities. Bovendien biedt het MJP de basis aan het bestuur om de afspraken uit het Bodemconvenant na te komen. 2.2 Leeswijzer In hoofdstuk 3, blz. 7, worden de belangrijkste aspecten van het Europese, Rijks en provinciale beleid beschreven die van invloed zijn op ons bodemsaneringsbeleid. Hoofdstuk 4, blz. 14, werkt de verschillende kaders verder uit naar het Groningse bodembeleid ten aanzien van de ernstige bodemverontreiniging. Hoofdstuk 5, blz. 25, gaat in op de beschikbare budgetten. Hoofdstuk 6, blz.28, gaat in op de programmering en financiering van de locaties met ernstige bodemverontreiniging, die in deze periode zullen worden onderzocht en/of gesaneerd. In hoofdstuk 7, blz. 42, beschrijft een aantal bijzondere inventariserende onderzoeken (BIO), die nodig zijn om het geformuleerde beleid verder te kunnen uitwerken en om aan afspraken uit het Bodemconvenant te kunnen voldoen. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8, blz. 44, kort ingegaan op de aspecten kwaliteit, personele inzet en de mogelijkheid tot het wijzigingen van het programma. Hoofdstuk 9, blz. 45, geeft de bijlagen. 6 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

7 3 Wettelijke en beleidskader Het wettelijk en beleidskader voor het MJP wordt gevormd door Europees, Rijks en provinciaal beleid en wet- en regelgeving. Dit beleid en regelgeving is kaderstellend en richtinggevend voor de wijze waarop wij ons bodemsaneringbeleid vorm geven. Voordat wij ons bodemsaneringsbeleid beschrijven in paragraaf 4, blz. 14, gaan wij kort in op de belangrijkste aspecten van het Europese, Rijks en provinciale beleid en wet- en regelgeving. 3.1 Europees kader De Europese wet- en regelgeving heeft zijn doorwerking in de Nederlandse wet- en regelgeving. Voor het huidige bodemsaneringsbeleid hebben vooral de Kader Richtlijn Water(december 2000) en Grondwaterrichtlijn (december 2006) consequenties. Daarnaast is de ontwikkeling van een Europese bodemrichtlijn van belang Kaderrichtlijn water (KRW) De KRW heeft consequenties voor het beheer van bodem en grondwater. In de eerste plaats worden in de KRW doelstellingen vastgesteld voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en het watersysteem. Nagegaan moet worden waar de bodem, de waterbodem of het grondwater het behalen van de oppervlaktewaterdoelstellingen (aquatische ecosystemen) in de weg staat en welke maatregelen voor de bodem noodzakelijk zijn Grondwaterrichtlijn (GWR) De Europese Grondwaterrichtlijn (GWR) is in december 2006 door het Europees Parlement geaccordeerd, en is in januari 2007 in werking getreden. De GWR heeft vooral consequenties voor de aanpak en beheer van grondwaterverontreinigingen. Doel van de GWR is het beschermen, verbeteren en herstellen van de grondwaterkwaliteit zodat in 2015 een goede grondwatertoestand is bereikt. Met het oog op artikel 6 lid 3 van de Grondwaterrichtlijn houden wij een inventaris bij van de gevallen waarin de inbreng van verontreinigende stoffen in het grondwater: wordt beschouwd als voorkomend in een hoeveelheid of concentratie die zo klein is dat enig onmiddellijk of toekomstig gevaar van achteruitgang van de kwaliteit van het ontvangende grondwater uitgesloten is, of technisch niet te voorkomen of te beperken wordt geacht zonder gebruik te maken van onevenredig kostbare maatregelen. Dit is in de stroomgebiedbeheerplannen voor wat betreft de historische verontreinigingen (van vóór 1987) als volgt vertaald: indien een verontreiniging ernstig is en er is sprake van onaanvaardbare risico's (de locatie is spoedeisend, zie ook paragraaf 4.1.2, blz. 15), dan beschikken wij bij de instemming op het saneringsplan ook op de saneringsdoelstelling. In deze beschikking geven wij aan tot hoever (omvang en concentratie) een verontreiniging moet worden gesaneerd. Daarbij vindt een afweging plaats op kosteneffectiviteit en functiegerichtheid. De afweging of beschikking kan, ook in geval geen volledige verwijdering van de verontreiniging plaats vindt, worden beschouwd als een beroep op de uitzonderingsbepaling opgenomen in artikel 6 lid 3 sub e van de Grondwaterrichtlijn. Gelet op het al bestaande bodembeleid en de Groningse situatie zal een beroep door ons op de uitzonderingsbepalingen waarschijnlijk slechts in enkele gevallen nodig zijn. De komende jaren zal mede op basis van de aanbeveling van de Bestuurlijke commissie grondwater (d.d. 28 januari 2008) onderzocht worden in welke gevallen sprake is van grootschalige bodemverontreiniging en of vóór 2015 verdere verspreiding via het grondwater kan worden stopgezet. Jaarlijks rapporteren wij de voortgang hiervan aan de Minister van VROM. 7 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

8 indien een verontreiniging niet ernstig, of ernstig en er is geen sprake van onaanvaardbare risico's (niet-spoedeisend), is er vanuit de KRW geen saneringsverplichting. Dit houdt in dat sprake is van een toename van de omvang van minder dan m³ per jaar, geen bedreiging plaatsvindt van kwetsbare gebieden en geen sprake is van humane en ecologische risico s. De afweging wordt hierbij door ons genomen op basis van een nader onderzoek naar de omvang en risico s van de verontreiniging. De afweging of beschikking kan worden beschouwd als een beroep op de uitzonderingspositie artikel 6 lid 3 sub b van de Grondwaterrichtlijn. Bij de beoordeling of geheel of gedeeltelijk kan worden afgezien van het nemen van maatregelen vanwege onevenredige kosten wordt ook de mogelijkheid van gebiedsgericht grondwaterbeheer betrokken (zie paragraaf 4.3.2, blz. 19) Kaderrichtlijn bodem (KRB) De Europese Unie is vergevorderd met het ontwikkelen van samenhangend bodembeleid. Er is een thematische Strategienota voor bescherming van de bodem, een voorstel voor een Kaderrichtlijn bodem en een studie naar de effecten van de in te voeren richtlijn. De richtlijn geeft een juridisch kader voor de bescherming en sanering van de bodem. Door de bodem als een deel van een samenhangend systeem te beschouwen, waarin zich tal van processen afspelen zoals uitspoeling van stoffen, grondwaterbewegingen e.d., worden raakvlakken met andere sectoren, zoals water, landbouw, natuur en RO, zichtbaar. De richtlijn gaat daarom in op de integratie met andere beleidsvelden. De Richtlijn is de laatste jaren meerdere malen besproken in de Europese milieuraad zonder dat er overeenstemming over is bereikt. Nederland heeft (steeds) tegen het voorstel gestemd met als belangrijkste reden dat bodem een nationale zaak is (subsidiariteitsbeginsel) en ook dat de bescherming van de bodem in Nederland al goed geregeld is Europese richtlijn INSPIRE De Europese Unie heeft in de INSPIRE richtlijn regels vastgesteld voor de oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie binnen de Europese Unie. INSPIRE staat voor INfrastructure for SPatial InfoRmation in Europe. INSPIRE verplicht overheden ruimtelijke gegevens (waaronder de kwaliteit van lucht, water of bodem) dusdanig beschikbaar te stellen dat andere overheidsinstanties toegang hebben tot deze informatie, deze kunnen uitwisselen en voor openbare doeleinden kunnen gebruiken die met het milieu verband houden. Daarnaast moeten gebruikers de ruimtelijke gegevens kunnen zoeken, raadplegen en downloaden. Wij streven ernaar om in 2013 de bodeminformatie conform de voorschriften van de richtlijn beschikbaar te (kunnen) stellen. De wijze van digitaal presenteren van gegevensbestanden via INSPIRE gaat veel verder dan de huidige vorm waarop wij bodeminformatie presenteren. Wie bepaalde informatie zoekt, kan beschikbare gegevens snel filteren via de gepubliceerde metadata. De gevonden geoinformatie is direct te raadplegen en te downloaden. 3.2 Landelijk kader: Wet bodembescherming Door het toenemend gebruik van de bodem en ondergrond en de aanpassing van het Rijksbeleid en de regelgeving is de aanleiding voor het uitvoeren van bodemsanering het laatste decennium steeds meer verschoven van milieuhygiënische geïnitieerde uitvoering naar een uitvoering als gevolg van revitalisatie en projectontwikkeling. Daarmee draagt bodemsanering in toenemende mate bij aan een opwaardering van het bebouwd gebied en is het een onlosmakelijk onderdeel geworden van de stedelijke (her)ontwikkeling. De verschuiving heeft als (ongewenst) neveneffect dat er ruim 30 jaar na de eerste bodemsaneringen nog steeds ernstig verontreinigde locaties in onze provincie zijn, waar 8 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

9 sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico s of waar kwetsbare objecten zoals waterwingebieden worden bedreigd. De wet bodembescherming gaat uit van de functiegerichte sanering van de bovengrond en kosteneffectieve sanering van de ondergrond. Hierbij richt bodemsanering zich op het wegnemen van onaanvaardbare risico s en wordt er meer ruimte geboden voor maatschappelijke dynamiek, maatwerk en beheer van verontreiniging. Bodemsaneringen worden hierdoor efficiënter en goedkoper, er wordt meer bereikt met minder Bodemconvenant, bestuurlijke verplichtingen De afgelopen jaren zijn initiatieven ontplooid om het bestaande bodembeleid enerzijds te verbreden en meer te richten op een bewuster gebruik van de bodem en ondergrond en anderzijds een specifieker beleid ten aanzien van de locaties met onaanvaardbare risico s te formuleren. Reden hiervoor is het toenemende gebruik van de bodem en ondergrond en de verschuiving in de aanleiding voor bodemsanering. De initiatieven hebben een extra impuls gekregen door de gezamenlijke intentieverklaring van het Interprovinciaal overleg (IPO), de unie van waterschappen (UvW), de vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en de minister van VROM uit mei 2008 en het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (Bodemconvenant) van 10 juli In het Bodemconvenant zijn een aantal gezamenlijke afspraken over de gewenste verbreding en verdieping van het bodembeleid vastgelegd. In bijlage 9.2, blz. 46, worden de belangrijkste afspraken weergegeven. Het bodemconvenant leidt tot een aantal bestuurlijke verplichtingen. Voor de aanpak van de bodemverontreiniging en het MJP zijn met name relevant: uiterlijk 31 december 2010 is een overzicht gereed waarin voor elke humane spoedlocatie is aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of voorzien; de humane spoedlocaties zijn in 2015 gesaneerd dan wel de risico's zijn in ieder geval beheerst; voor de spoedlocaties waar sprake is van ecologische of verspreidingsrisico's is uiterlijk 31 december 2015 een overzicht gereed waarin voor elke locatie is aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of voorzien; in 2030 is de bodemverontreinigingsproblematiek beheerst, daarbij is de bodem geschikt voor het gebruik dat maatschappelijk gewenst is, verspreiding van verontreiniging en nieuwe verontreinigingen worden voorkomen en de veiligheid wordt gewaarborgd van mensen en ecosystemen die aan bodemverontreiniging zijn blootgesteld; humane spoedlocaties worden met voorrang aangepakt. Dit wil echter niet zeggen dat het uitgesloten is dat ook andere ernstig verontreinigde locaties in de periode tot 2015 met bodemmiddelen worden aangepakt. Daarnaast is afgesproken dat het (te ontwikkelen) beleid en aanpak zich zal richten op de (verdere) optimalisering van samenhang en samenwerking tussen de verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem en ruimtelijke ontwikkeling) om de meest efficiënte benadering van de bodemsanering te bereiken Bodemconvenant, financiële middelen In het Bodemconvenant is opgenomen dat voor het onderzoek naar bodemverontreiniging en de sanering van ernstig verontreinigde locaties in de programmaperiode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 op de VROM-begroting een bedrag van 893 miljoen euro beschikbaar is, waarvan minimaal 44 miljoen euro voor de uitvoering van regionale waterbodemsanering is bestemd. Het bodemsaneringbudget zal beschikbaar komen via een decentralisatieuitkering in het provincie- en gemeentefonds (DUB), het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) en via de Bedrijvenregeling- annex knelpuntenmiddelen op de VROM- 9 Pagina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

10 begroting. Er wordt door het Rijk gestreefd om de ISV-middelen per 2011 beschikbaar te stellen via een decentralisatie-uitkering. De financiële bijdrage vanuit de Wet bodembescherming (Wbb) heeft met ingang van de programmaperiode de vorm van een decentralisatie uitkering. Deze vorm van financiële bijdrage is sinds 2009 mogelijk op basis van de Financiële-Verhoudingswet. Hoewel de decentralisatie-uitkeringen apart zichtbaar zijn in het provinciefonds 2, zijn het geen geoormerkte budgetten, maar vrij besteedbaar. Ook is geen financiële verantwoording schuldig aan het Rijk. Het voordeel van de decentralisatie uitkering ten opzichte van de tot nu toe geldende specifieke uitkering is de grotere beleids- en bestedingsvrijheid en de verminderde verantwoordingslasten voor de provincie. Binnen de decentralisatie-uitkering bodem is het mogelijk om middelen in te zetten in zowel stedelijk als landelijk gebied en is er geen scheiding meer tussen programmamiddelen en apparaatskosten. De besteding en de prioritering zijn door ons te bepalen en er vindt geen verantwoording over de besteding plaats aan het Rijk. Ook voor het verkrijgen van een bijdrage is het niet meer vereist een meerjarenprogramma te schrijven. Er zullen dan ook geen nieuwe afspraken over te leveren bodem prestatie eenheden worden gemaakt tussen ons en het Rijk. Wel zijn wij gehouden aan de afspraken uit het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. De bestaande monitoringssystematiek zal in een iets aangepaste vorm gehandhaafd blijven, om de voortgang van die afspraken te volgen. Wij zijn verplicht aan ons bestuur te rapporteren over de bestedingen in het provinciefonds. Het ministerie van VROM ontvangt die verantwoording ook. Voor zover na 31 december 2015 sprake is van nog niet afgeronde maatregelen, zal de verdere aanpak zo nodig (mede) kunnen worden gefinancierd uit de reguliere, door het Rijk via decentralisatie-uitkeringen of een bijzondere begrotingspost op de VROM-begroting speciaal voor knelpuntsituaties, beschikbaar te stellen bodemsaneringmiddelen. Naar de mening van IPO en VNG zit er mogelijk een spanning tussen de beschikbare middelen (financiën, capaciteit), de doelen (aanpak spoedlocaties, stimulering en cofinanciering maatschappelijke bodemsanering en de verbreding naar ondergrond en gebiedsgerichte aanpak) en de planning. Afgesproken is om eind 2011 een tussenbalans (midterm review) op te maken. De tussenbalans dient om te kunnen beoordelen of het behalen van de ambities voldoende op schema ligt en of de beschikbare middelen toereikend zijn om de doelstellingen te halen Effecten inwerkingtreding Waterwet op Wbb De regulering van het beheer van de waterbodem wordt integraal onderdeel van het watersysteembeheer en geregeld binnen de nieuwe Waterwet. Waterbodembeheer is voortaan gericht op het verwezenlijken van de doelstellingen van het waterbeheer. Met de inwerkingtreding van de Waterwet (dec. 2010) komt de regeling van de Wet bodembescherming voor waterbodems te vervallen. Hierdoor zijn wij als provincie niet langer bevoegd gezag voor de regionale waterbodems. Via het overgangsrecht blijft de Wet bodembescherming van toepassing op die gevallen van verontreiniging van de waterbodem die vóór inwerkingtreding van de Waterwet bij beschikking zijn aangemerkt als ernstig en spoedeisend. Het gaat hierbij in onze provincie om 3 locaties ( zie 6.6, blz. 38). Nadat het geval van ernstige, spoedeisende verontreiniging van 2 Het grootste deel van het provinciefonds bestaat nu uit de algemene uitkering, die wordt verdeeld op basis van de verdeelmaatstaven van het provinciefonds. De geïntroduceerde decentralisatie-uitkering is vergelijkbaar met een integratie-uitkering, maar er is geen termijn vastgesteld voor de overgang van de uitkering naar de algemene uitkering. Wel zal periodiek worden bezien of overgang van decentralisatieuitkering naar integratie-uitkering of direct naar algemene uitkering opportuun is. 10 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

11 de waterbodem is gesaneerd, wordt de Waterwet alsnog volledig van toepassing. Het tijdstip waarop de Wet bodembescherming zijn gelding voor deze gevallen verliest, is het moment dat het bevoegde gezag als gevolg van de Wet bodembescherming instemt met het evaluatieverslag van de sanering. Daarmee komt ook de nazorgverplichting voor waterbodemverontreinigingen vanuit de Wet bodembescherming te vervallen. 3.3 Provinciaal kader Ons bodemsaneringsbeleid wordt beïnvloed door provinciale beleidskaders als het provinciaal omgevingsplan (2009) dat de beleidslijnen voor ruimtelijke ordening en milieu beschrijft en het Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied (PMJP, 2006)) dat de beleidslijnen voor het landelijke gebied beschrijft. De beschreven programma's schetsen de provinciale context waarin ook de aanpak van de bodemverontreiniging plaatsvindt en zijn kaderstellend. Uitvoering van bodemsanering maakt de afgesproken doelen en prestaties haalbaar Provinciaal OmgevingsPlan (POP) Ons omgevingsbeleid staat beschreven in het Provinciaal OmgevingsPlan (POP, 2009) en is mede kaderstellend voor de wijze waarop wij ons bodemsaneringsbeleid invullen. Binnen het POP kiezen wij voor een beleid, waarin duurzame economische groei wordt gecombineerd met behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden. Binnen dit beleid bestaat er een toenemende samenhang van het bodembeleid met het energie- en waterbeleid en het beleid van de ondergrond. Tevens vindt er een verdere integratie van het bodemsaneringsbeleid in een gebiedsgerichte benadering plaats mede in het kader van het ruimtelijk ordeningsbeleid. De vier regioperspectieven uit het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) vormen voor ons het vertrekpunt voor de integratie van bodemsanering in ruimtelijke ontwikkelingen. Het POP geeft per regioperspectief op hoofdlijnen aan welke economische en ruimtelijke ontwikkelingen op stapel staan. Wij geven via een programmatische aanpak uitvoering aan deze ontwikkelingen. Bodemsanering maakt hiervan onderdeel uit. Bij het opstellen van onze programmering en budgettering van uitvoering van onderzoek en sanering zullen wij rekening houden met de uitgangspunten uit het POP. De POP-doelstelling duurzame leefomgeving wordt onder andere verder vormgegeven in een provinciale visie op het duurzaam gebruik van bodem en ondergrond (2009). Met deze visie wordt tevens een eerste aanzet gegeven tot realisatie van de convenantverplichting om te komen tot verbreding van het bodembeleidsveld en integratie daarvan met andere beleidsvelden Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied (PMJP) In de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) en daarmee ook in het investeringsfonds landelijk gebied (ILG) heeft de provincie de rol van subsidieverlener toebedeeld gekregen. Om hier invulling aan te kunnen geven is ons Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied (PMJP ) voor de periode opgesteld. Bij het PMJP gaat het om gebiedsgericht beleid in het landelijk gebied ten behoeve van de samenhangende inrichting en het beheer van het water, de landbouw, de natuur, de plattelandseconomie, de recreatie en toerisme, het landschap, het milieu en de bodem. Uitvoering vindt plaats in afstemming tussen gebiedspartners, gemeenten, waterschappen, belangenorganisaties, provincie en rijk. 11 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

12 De financiering van de bodemsanering in het landelijke gebied vindt in deze periode plaats via de decentralisatie uitkering bodem Provinciale Bodemvisie Met onze Bodemvisie (2009) bieden wij een kader om kansen en bedreigingen voor het bodemgebruik inzichtelijk te maken en het duurzame gebruik en beheer van de bodem en ondergrond van een kader voorzien. De visie levert tevens een basis voor de noodzakelijke integrale aanpak van behoud en verbetering van de bodemkwaliteit. Duurzaam beheer van bodem en ondergrond is het zodanig beheren van de bodem dat de bodemkwaliteit wordt beschermd voor mens en milieu en er tegelijk ruimte is voor maatschappelijke ontwikkelingen. Hierdoor kunnen toekomstige generaties de bodem blijven gebruiken voor landbouw, natuur, drinkwater en woningbouw. Het gaat daarbij niet alleen om bodemsanering, grondstromen, bodembescherming, fysische en biologische aantasting, maar bijvoorbeeld ook om archeologie, aardkundige waarden, natuurwaarden, bodemdaling, grondwaterbescherming, aardwarmte, koude/warmte-opslag en de opslag van CO2, aardgas en duurzame energie. Met het opstellen de bodemvisie voldoen wij aan de wensen van het Rijk 4 en de uit de Agenda Vitaal Platteland voorvloeiende verplichting, bovendien komen we tegemoet aan onze eigen behoefte uit het PMJP en aan de in het POP overgenomen verplichting, om onze beslissingen over boven- en ondergronds ruimtegebruik te baseren op een beoordeling van de eigenschappen van de bodem. Met onze Bodemvisie geven wij invulling aan de gewenste verbreding van het bodemsaneringsbeleid. Ons bodemsaneringsbeleid is gericht op het deel van het bodembeleid dat ziet op het behoud en het verbeteren van de kwaliteit van de bodem en het wegnemen van onaanvaardbare risico's. Met onze Bodemvisie willen wij een integrale werkwijze ondersteunen waarbij de kwaliteit en de eigenschappen van de bodem en ondergrond een rol spelen bij het omgevingsbeleid. Hiervoor is het nodig dat bodemaspecten in een vroeg stadium worden meegewogen bij de ruimtelijke inrichting en beheer van gebieden. Om dit te realiseren sluiten we aan bij de doelstellingen van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) en vullen de bestaande beleids- en interpretatieruimte verder in. In 2010 werken wij de bodemvisie verder uit met nadrukkelijk aandacht voor de implementatie van de integrale werkwijze en het ontsluiten van de informatie ter ondersteuning van de aanpak Provinciaal Beleidskader stedelijke vernieuwing (ISV) Stedelijke vernieuwing omvat de activiteiten die zijn gericht op structurele kwaliteitsverhoging van het stedelijke gebied. Om deze voornemens uit de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) gestalte te kunnen geven heeft het rijk het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV) ingesteld. Het ISV is een brede doeluitkering op het gebied van wonen, ruimte, milieu (o.a. bodemsanering), culturele kwaliteiten en grootschalig groen. Uitgangspunt van het ISV is dat de planning en de uitvoering van de stedelijke vernieuwing eerst en vooral een verantwoordelijkheid is van gemeentebesturen. Zij vullen die verantwoordelijkheid in samen met andere partijen, zoals bewoners, woningcorporaties, 3 Bij het opstellen van het PMJP was het nog de intentie om een deel van de beschikbare gelden op de begroting van VROM vanaf 2010 via het ILG te laten lopen. Hiervan is tijdens de onderhandelingen over het Bodemconvenant (2009) van afgezien, omdat de financiering via een decentralisatie uitkering meer flexibiliteit en vrijheden biedt. 4 o.a. Toekomstagenda Milieu, april 2006, circulaire bodemsanering 2009, nota ruimte, Bodemconvenant 12 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

13 particulieren, eigenaren, bedrijven, projectontwikkelaars, instellingen en belangenorganisaties. De gemeenten zetten de overheidsmiddelen gericht en strategisch in om de condities te scheppen waaronder het voor andere partijen aantrekkelijk is om deel te nemen. Voorop staat dat de aanpak van bodemverontreinigingen in het stedelijk gebied bijdraagt aan de leefbaarheid en daarmee ook de doelstellingen van de stedelijke vernieuwing ondersteunt. De aanpak van bodemverontreiniging in het stedelijk gebied benut ook de kansen die zich voordoen in een situatie waarin sprake is van een overgang van groei naar krimp. Onze ambities en uitgangspunten voor de uitvoering van de bodemsanering in het stedelijk gebied worden beschreven in paragraaf 6.3, blz. 32. Tegelijk met het opstellen van het voorliggende MJP is het nieuwe provinciaal beleidskader ISV opgesteld en vastgelegd in het beleidskader Stedelijke Vernieuwing Provincie Groningen (januari 2010, zaaknummer207225). Tussen het MJP en het beleidskader ISV heeft afstemming plaatsgevonden. 13 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

14 4 Uitwerking Bodemsaneringsbeleid en aanpak Ons bodemsaneringsbeleid is een verdere uitwerking en concretisering van het in vorige paragrafen beschreven beleid(sontwikkelingen) en vult daarmee de geboden interpretatieruimte. Het is een weergave van het bestaande beleid, zoals de afgelopen periode is vastgelegd in diverse documenten. Op basis van de afspraken uit het Bodemconvenant staat centraal in ons bodemsaneringsbeleid: de aanpak van de locaties met onaanvaardbare risico s - zogenaamde spoed of spoedeisende locaties; de (verdere) optimalisering van samenhang en samenwerking tussen de verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem en ruimtelijke ontwikkeling) om de meest efficiënte benadering van de bodemsanering te bereiken; een verbreding van het beleidsveld bodem. De verbreding vindt o.a. plaats door de ontwikkeling van beleid voor de ondergrond zoals is afgesproken in het Bodemconvenant en het project uitvoeren Bodemvisie. 4.1 Werkwijze Binnen ons beleid wordt er onderscheid gemaakt in de aanpak van zogenaamde historische gevallen van verontreiniging (voor 1987 ontstaan) en nieuwe gevallen (vanaf 1987 ontstaan). Sinds 1987 is er een wettelijke regel die iedereen verplicht om nieuw ontstane bodemverontreiniging te voorkomen en indien deze toch ontstaat deze volledig, zover dat technisch mogelijk is, op te ruimen en ongedaan te maken (art 13 Wbb, zorgplicht ). Alle Bodemverontreiniging Ontstaan voor 1987 Geval van ernstige onaanvaardbare Spoed Aanpak bodemverontreiniging risico's mens en/of ecologie en/of ver spreiding geen n.v.t. n.v.t. Bodembeheerspoor Bbk Wel geen geen spoed Beheermaatregelen totdat sanering plaats vindt. Aanleiding tot sanering is meestal ruimtelijke ontwikkeling wel Wel spoed Sanering dient te starten uiterlijk vier jaar na de afgifte van de beschikking 'ernst en spoed' vanaf 1987 n.v.t. n.v.t. n.v.t. zorgplicht: principe: direct en volledig verwijderen van verontreiniging Tabel 1 Globaal schema aanpak bodemverontreiniging Voor de historische gevallen van bodemverontreiniging, ontstaan voor 1987, geldt een stapsgewijze aanpak die enerzijds moet leiden tot de juiste prioritering van saneringen en anderzijds moet zorgen dat de onderzoeksinspanning in verhouding staat tot de mate en omvang van de verontreiniging. Als de omvang zodanig is dat er sprake is van een zogenaamd geval van ernstige verontreiniging (zie paragraaf 4.1.1, blz. 15), wordt vastgesteld of deze verontreiniging onaanvaardbare risico's voor de mens, het ecosysteem en/of verspreiding veroorzaakt (paragraaf 4.1.2, blz. 15). De methode om te bepalen of sprake is van onaanvaardbare risico's, is beschreven in de Circulaire bodemsanering 2009 en de Handreiking Identificatie Spoedlocaties (zie paragraaf 9.3, blz. 47). Het vaststellen van risico s op een locatie gebeurt als volgt (zie bijlage 2 van de Circulaire bodemsanering 2009): Stap 1 het vaststellen van het geval van ernstige bodemverontreiniging. 14 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

15 Stap 2 een standaard risicobeoordeling met het saneringscriterium model (Sanscrit). Stap 3 een locatiespecifieke risicobeoordeling en kan worden uitgevoerd als uit stap 2 blijkt dat er onaanvaardbare risico s zijn. De initiatiefnemer kan zelf hiervoor kiezen. Ook kunnen wij, als het bevoegd gezag Wbb, dit verlangen, met het oog op de besluitvorming, van de initiatiefnemer. Het resultaat van onderzoeken wordt door ons vastgelegd in een beschikking 'ernst en spoed'. Indien sprake is van spoed, dient de sanering binnen een periode van vier jaar na het afgeven van de beschikking 'ernst en spoed' te zijn begonnen Geval van ernstige bodemverontreiniging Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie van minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van bodemverontreiniging, of 100 m 3 poriën verzadigd bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger is dan de interventiewaarde. In bijlage 1 van de circulaire bodemsanering 2009 worden de interventiewaarden voor verschillende stoffen gegeven. In enkele specifieke situaties kan bij gehalten onder de interventiewaarden ook sprake zijn van een geval van ernstige verontreiniging. Dit geldt voor de zogenaamde gevoelige functies: moestuin/volkstuin; plaatsen waar vluchtige verbindingen aanwezig zijn in het grondwater in combinatie met hoge grondwaterstanden en/of in de onverzadigde bodem onder bebouwing. Voor asbest geldt dat zodra er grond aanwezig is met gehalten aan asbest boven de interventiewaarde5, onafhankelijk van het volume, er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging Onaanvaardbare risico's De onaanvaardbare risico s, die aanleiding kunnen zijn om met spoed te saneren worden verdeeld in, zie ook tabel 2): risico s voor de mens en/of; risico s voor het ecosysteem en/of; risico s van verspreiding van verontreiniging. Als alle nu bekende van spoed verdachte locaties op de klassieke stapsgewijze Wbb-aanpak worden onderzocht, en er in een beschikking wordt vastgelegd of er al dan niet sprake is van spoed, zal het zeker niet lukken aan de afspraken van het Bodemconvenant te voldoen. In dit kader is door het ministerie VROM een handreiking identificatie spoedlocaties opgesteld (zie 9.3, blz. 47). De handreiking is opgesteld om de bevoegde overheden Wbb te faciliteren met het versneld en robuust identificeren van alle spoedlocaties. De handreiking beschrijft een alternatieve aanpak die leidt tot een versnelling in de uitspraak omtrent onaanvaardbare risico's en het type actuele risico's waar de spoed op is gebaseerd. Het is met nadruk niet de bedoeling om onderzoeksstappen opnieuw te doen, maar op basis van beschikbare informatie eventueel aangevuld met gericht (bodem)onderzoek snel en efficiënt tot de juiste uitspraak over 'zeer waarschijnlijk spoed ja dan nee' te komen. De handreiking legt vooral de nadruk op de criteria voor spoed en minder op de omvangbepaling. Er wordt gebruik gemaakt van innovatieve onderzoeksmethoden, gelijkvormigheid van gevallen en van expertkennis. De handreiking gaat uit van alle beschikbare informatie en is volledig gericht op het maken van onderscheid in 'zeer waarschijnlijk wel mg/kg d.s. (gewogen) 15 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

16 spoed' of 'geen spoed'. Onafhankelijk van het inmiddels verkregen informatieniveau6 probeert de handreiking een aantal vragen ten aanzien van de vaststelling van spoed te beantwoorden. Om deze vragen te kunnen beantwoorden zal dossieronderzoek, informatieverzameling, en meestal veldonderzoek nodig zijn. Uiteraard kan de keuze worden gemaakt om de klassieke meer stapsgewijze benadering van bodemonderzoek te volgen. Er is sprake van onaanvaardbare risico's wanneer: Risico's voor de mens chronische negatieve gezondheidseffecten kunnen optreden; acute negatieve gezondheidseffecten kunnen optreden. Risico's voor ecologie de biodiversiteit kan worden aangetast (bescherming van soorten); kringloopfuncties kunnen worden verstoord (bescherming van processen); bio-accumulatie en/of doorvergiftiging kunnen plaatsvinden. Risico's van verspreiding van de verontreiniging Tabel 2 Onaanvaardbare risico's er sprake is van een onbeheersbare situatie, dat wil zeggen indien: o er een drijflaag aanwezig is die door activiteiten en processen in de bodem kan verplaatsen en van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaatsvinden; o er een zaklaag aanwezig is die door activiteiten en processen in de bodem kan verplaatsen en van waaruit verspreiding van verontreiniging kan plaats vinden; o de verspreiding heeft geleid tot een grote grondwaterverontreiniging en de verspreiding nog steeds plaats vindt. het gebruik van de bodem door mens of ecosysteem wordt bedreigd door de verspreiding van verontreiniging in het grondwater waardoor kwetsbare objecten hinder kunnen gaan ondervinden; Kwetsbare objecten; drinkwaterwinningen (25 jaarszone); de in het kader van de Kaderrichtlijn water (KRW) gedefinieerde kleine grondwaterlichamen waaruit grondwater wordt onttrokken voor drinkwaterwinning en industriële winningen voor menselijke consumptie; iedere bestaande continue grondwateronttrekking is in beginsel een kwetsbaar object, tenzij de verontreiniging het gebruiksdoel niet belemmert (bijvoorbeeld koelwater). De initiatiefnemer dient zich ervan te vergewissen of dergelijke winningen zich in de omgeving van de verontreiniginglocatie voordoen en of het gebruik van het grondwater wordt belemmerd door de verontreiniging. Het provinciale Register voor grondwateronttrekkingen kan hierbij een handreiking zijn; HEN-wateren (Hoogste Ecologische Niveau uit het derde Waterhuishoudingsplan, WHP3 of de opvolger hiervan); SED-wateren (Specifieke Ecologische Doelstelling uit WHP3 of de opvolger hiervan); waardevolle natuur (WHP); zwemwater (WHP). 4.2 Doelstelling van het Groningse Bodemsaneringsbeleid Ons bodemsaneringsbeleid is erop gericht om de ernstig verontreinigde bodems te beheersen en/of te saneren. Dit houdt, conform de circulaire bodemsanering 2009 en de afspraken in het Bodemconvenant, in dat wanneer er sprake is van: onaanvaardbare risico s voor mens, plant of dier er met spoed, voor 2015, maatregelen moeten worden genomen om de risico's weg te nemen voor minimaal het deel van de 6 dit kan alleen archiefonderzoek (preho), historisch onderzoek (HO) of een oriënterend onderzoek (OO) zijn 16 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

17 locatie waar de onaanvaardbare risico's gelden. Dit kan door het uitvoeren van een (deel)sanering of het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen. Indien de aanwezigheid van bodemverontreiniging bij het huidig gebruik leidt tot aantoonbare hinder voor de mens (door o.a. huidirritatie en stank) dient eveneens met spoed te worden gesaneerd en/of tijdelijke beveiligingsmaatregelen te worden genomen. ernstige bodemverontreiniging, deze in 2030 beheersbaar moet zijn. Beheersbaar betekent dat de bodemsanering zodanig moet worden uitgevoerd dat de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt, waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt. De sanering moet risico's van verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk beperken. Daarbij wordt de sanering zodanig uitgevoerd dat de noodzaak tot het nemen van (nazorg)maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem na sanering zoveel mogelijk worden teruggebracht. Het begrip 'zoveel mogelijk' betekent dat de kosten in goede relatie moeten staan tot de effecten van de sanering. Indien nazorg nodig is om het saneringsresultaat in stand te houden en te controleren, moeten de nazorgmaatregelen voldoende zijn om er voor te zorgen dat de verontreiniging die na de sanering is achtergebleven niet zal leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de bodem die na de sanering is bereikt (artikel 39d Wbb). Ons streven is, daar waar het kan, een integrale aanpak van bodemverontreiniging in relatie tot een geplande ontwikkeling te realiseren. In gezamenlijk overleg zullen wij met de betreffende gemeente beoordelen of sprake is van spoedlocaties, waar ontwikkelingen zijn of kunnen worden opgestart (te dynamiseren). Als de conclusie, dat er sprake is van een statische locatie (geen ontwikkelingen), gerechtvaardigd is, nemen wij het initiatief om te komen tot uitvoering van de bodemsanering. Daarbij proberen wij wel zoveel mogelijk medefinanciers te vinden, eventueel via de inzet van het juridisch instrumentarium. Deze sectorale benadering staan wij binnen ons beleid alleen toe als om milieuhygiënische redenen een tijdige sanering noodzakelijk is Doelstelling 2015, aanpak onaanvaardbare risico's, Wanneer er onaanvaardbare risico s zijn, moeten - conform de afspraken in het Bodemconvenant en de circulaire bodemsanering voor 2015 maatregelen worden genomen om de risico's weg te nemen. Om de doelstelling 2015 te kunnen realiseren willen wij: 1. voor 2011 de locaties waar onaanvaardbare risico's bestaan en met spoed maatregelen moeten worden getroffen in beeld hebben. In dit overzicht zal per locatie worden aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen al zijn genomen of zijn voorzien, waarmee de risico s van bodemverontreiniging uiterlijk in 2015 worden beheerst. Wij stellen deze lijst op in samenwerking met de gemeenten. Tijdelijke beveiligingsmaatregelen worden getroffen tot het moment dat door sanering de onaanvaardbare risico s worden weggenomen (artikelen 37, 38, 43, 45 en 46 van de wet) en kunnen worden voorgeschreven in het besluit vaststelling ernst en spoedeisendheid. Voorbeelden van tijdelijke beveiligingsmaatregelen zijn: het plaatsen van een hekwerk en borden; het afdammen van sloten; het treffen van bijzondere bouwkundige voorzieningen (luchtafzuiging); bodemluchtafzuiging; monitoring en rapportageverplichting; grondwaterbeheersing. 2. een actieve rol spelen en daar waar mogelijk initiatieven ontplooien om onderzoek op en sanering van de locaties met onaanvaardbare risico's mogelijk te maken of uit te (doen) voeren. Daarbij is ons beleid gericht op het aanspreken van eigenaren en het vinden van investeerders om te komen tot een versnelling in de uitvoering van de bodemsanering. 17 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

18 Hierbij zullen wij gebruikmaken van ons ter beschikking staande middelen waaronder kostenverhaal en inzet van ons bevelsinstrumentarium. Alleen in samenwerking met en ondersteuning van marktpartijen en gemeenten kunnen wij onze verplichtingen op basis van het Bodemconvenant waar maken. Wij verwachten van marktpartijen dat zij deze actieve rol ondersteunen en daar waar mogelijk faciliteren. Van gemeenten verwachten wij meer initiatief, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, maar ook doordat zij door de (mede) ondertekening van het convenant bodemontwikkelingsbeleid en spoedlocaties, de daarin geformuleerde doelstellingen onderschrijven. Wij stimuleren de initiatieven door bemiddeling, advisering en financiële ondersteuning. Wanneer de haalbaarheid van de 2015 doelstelling in het geding komt, zullen wij gebruik maken van het juridisch instrumentarium van de Wet bodembescherming om bodemonderzoek en/of -sanering af te dwingen. Dit betekent dat wij nadrukkelijker dan vorige jaren ons juridisch instrumentarium (onderzoeks- en/of saneringsbevelen) gaan inzetten ter ondersteuning. Uitgangspunt blijft om in goed overleg de eigenaren van vervuilde terreinen tot bodemonderzoek en sanering te bewegen Doelstelling 2030, aanpak ernstig bodemverontreiniging, geen onaanvaardbare risico's Wanneer er sprake is een ernstige bodemverontreiniging, zonder onaanvaardbare risico s, op een locatie, moet de bodem voor 2030 geschikt zijn voor het gebruik dat maatschappelijk gewenst is, de verspreiding van verontreiniging en nieuwe verontreinigingen worden voorkomen en de veiligheid wordt gewaarborgd van mensen en ecosystemen die aan bodemverontreiniging zijn blootgesteld. Wij zullen met de betrokkenen afspraken maken om deze locaties uiterlijk uitvoeringsgereed te krijgen in de periode en/of op te nemen in ruimtelijke of economische ontwikkelingen in deze programmaperiode Geen geval van ernstige bodemverontreiniging Als de bodem op een locatie verontreinigd is en het gaat niet om een geval van ernstige verontreiniging, dan is het niet noodzakelijk om te bepalen of er met spoed dient te worden gesaneerd. Verbeteren van de bodemkwaliteit kan niet door ons als bevoegd gezag Wbb worden voorgeschreven op grond van de regels voor bodemsanering. Er is hier immers geen sprake van een (potentieel) risico dat een dergelijk voorschrift rechtvaardigt. De verontreiniging wordt beheerd volgens de regels van bodembeheer. De gemeente is hiervoor bevoegd gezag. 4.3 Doelstelling saneringsmaatregelen Bij het bepalen van de te treffen maatregelen hanteren wij de doelstelling dat de maatregelen (sanering) functiegericht en kosteneffectief moet zijn. Hierbij wordt, conform de circulaire bodemsanering 2009, onderscheid gemaakt in verontreiniging in de bovengrond en mobiele verontreiniging in de boven- en ondergrond. Elke verontreinigingsituatie is anders. Naast aard van de stoffen spelen omgevingsfactoren een grote rol bij het vaststellen van de te treffen maatregelen. Dit betekent dat altijd een afweging moet worden gemaakt tussen saneringsvarianten, om daarmee de meest adequate variant te kunnen kiezen. Uitzondering op deze regel zijn: gevallen die onder het Besluit uniforme saneringen (BUS) gesaneerd worden (hiervoor geldt landelijke regelgeving); gevallen waarbij verwijdering van de verontreiniging centraal staat, actieve verwijderingtechnieken worden toegepast en na sanering de verontreiniging binnen de interventiewaarde contour zich stabiel binnen het eigen terrein bevindt; 18 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

19 situaties die niet onder BUS kunnen worden afgehandeld, maar waarbij het evident is wat de meest doelmatige aanpak is en waarbij geen andere betrokkenen zijn dan de eigenaar/gebruiker van het terrein. In dergelijke situaties voegt het maken van een afweging van saneringsvarianten niets toe en leidt tot een onnodige lastenverzwaring. Er kan dan worden volstaan met het beschrijven van één saneringsvariant in het saneringplan, waarbij de randvoorwaarden, zoals boven vermeld, worden aangetoond. In de praktijk zal het gaan om de kleinere vlekken Verontreiniging in de bovengrond Als er sprake is van een immobiele verontreiniging en er daarom geen (dreigende) verontreiniging van het grondwater plaatsvindt, kan de sanering zich richten op de bovengrond (circulaire bodemsanering 2009). Voor de bovengrond staat het voorkómen van contact met de verontreiniging centraal. Functiegericht saneren is uitgangspunt. Bij het vaststellen van de saneringsdoelstelling moet worden nagegaan met welke aanpak de risico s (voor mens, plant en dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging) of de beperkingen in het gebruik van de bodem zo veel mogelijk worden teruggebracht. Onder zoveel mogelijk wordt verstaan: een goede relatie tussen de kosten (van sanering en nazorg) en de effecten van de sanering. Hierbij wordt aangesloten bij de Circulaire bodemsanering In de eindsituatie moet de zorg voor restverontreiniging zo beperkt mogelijk zijn en het beoogd gebruik mogelijk. De precieze invulling van de maatregelen zal per concrete situatie worden uitgewerkt in het saneringsplan. Wij beoordelen het saneringsplan en zullen dat als gevolg van de omstandigheden van het concrete geval naar redelijkheid doen Mobiele verontreinigingen in de boven- en ondergrond Een verontreinigingsituatie wordt mobiel genoemd als de verontreiniging zich dermate (met het grondwater) kan verspreiden dat er sprake is van (mogelijke) risico s voor mens, plant of dier. Voor de saneringsaanpak is het onderscheid in de bron en de pluim van de verontreiniging van belang. De bron van een mobiele verontreinigingsituatie bevindt zich vaak in de bovengrond, terwijl met de pluim de grondwaterverontreiniging in de ondergrond wordt bedoeld. De geldigheidsduur van rapportages over bodemonderzoek is beperkt (maximaal 5 jaar) als het mobiele stoffen betreft. Deze mobiele stoffen kunnen zich met de natuurlijke stroming van het grondwater verder verspreiden. Het voorgaande betekent echter niet dat deze rapportages hun waarde verliezen. Wij zullen in een dergelijke situatie tot actualisatie van het bodemonderzoek verplichten om inzicht te verkrijgen in de actuele grondwaterkwaliteit en omvang ter plaatse. De sanering van mobiele verontreinigingsituaties moet in de boven- en ondergrond leiden tot een kwaliteit van grond en grondwater die het gewenste gebruik van de boven- en ondergrond mogelijk maakt, verspreiding van de restverontreiniging zo veel mogelijk beperkt en er voor zorgt dat de restverontreiniging zo min mogelijk nazorg vereist. Dit kan worden beschouwd als een stabiele, milieuhygiënisch acceptabele eindsituatie (Circulaire bodemsanering 2009). Wij zijn van mening dat bij een sanering zoveel mogelijk verontreinigingvrachten uit de bron en de bronzone verwijderd dienen te worden om nalevering van hoge concentraties naar de verontreinigingpluim(en) te beperken. De monitorings- en beheermaatregelen voor de pluim(en) worden daardoor zoveel mogelijk gereduceerd. 19 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

20 Wij streven bij de aanwezigheid van mobiele verontreiniging in de ondergrond een stabiele eindsituatie na. Van een stabiele eindsituatie is sprake wanneer binnen 30 jaar na het nemen van de beschikking ernst en spoed de omvang van de grondwaterverontreiniging een duidelijke afnemende trend vertoond, die wijst op een terugkeer naar (nagenoeg) de omvang ten tijde van de beschikking. Daarbij mogen zich nu en in de toekomst geen onaanvaardbare risico's voordoen voor mens en milieu (ROSA, 2005). Uiterlijk 5 jaar na het nemen van de beschikking ernst en spoed zal duidelijk moeten zijn dat na 30 jaar de stabiele eindsituatie haalbaar is voor de locatie. Het besluit hieromtrent zullen wij vastleggen in onze beschikking op het evacuatierapport. De duidelijkheid kan worden verschaft door modelberekeningen ondersteund door monitoringsgegevens over de aard en omvang van de verontreiniging. In een aantal gevallen kan voor het nemen van de beschikking al vastgesteld worden dat er sprake is van een stabiele eindsituatie, omdat er op basis van de beschikbare gegevens en modelberekeningen sprake is van een afnemende trend in omvang en gehaltes. Bij een stabiele eindsituatie horen geen actieve zorgmaatregelen, gebruiksbeperkingen (met uitzondering ten aanzien van grondwateronttrekkingen) of nazorg. De omvang van de verontreiniging mag tussentijds tijdelijk toenemen. Ook een loslatende en verschuivende pluim is toegestaan, als in elk geval de totale omvang van de verontreiniging afneemt. Bij het streven naar de stabiele eindsituatie dient zoveel mogelijk van de bron en de pluim te worden verwijderd (zo gering mogelijke achterblijvende verontreiniging) waarbij het begrip 'kosten effectiviteit' leidend is. De restconcentraties kunnen variëren van de streefwaarde tot boven de interventiewaarde. Er zijn verschillende saneringsoplossingen denkbaar om verspreiding tegen te gaan. Als de verontreiniging (bron en pluim) volledig uit de bodem wordt verwijderd wordt de saneringsdoelstelling in ieder geval bereikt. In de praktijk is het (volledig) verwijderen echter niet altijd haalbaar of wenselijk. Denk hierbij aan situaties waarbij de bron niet bereikbaar is (diep of onder bebouwing), of de schade en de kosten van ingrepen niet opwegen tegen het milieu rendement. Om te komen tot de optimale saneringsvariant is een afwegingsproces tussen verschillende varianten nodig Gebiedsgericht beheer van mobiele verontreiniging Conform de circulaire bodemsanering 2009 hebben wij als bevoegd gezag Wbb de mogelijkheid om voor de grond en het grondwater een gebiedsspecifieke kwaliteitsdoelstelling te hanteren. Binnen ons beleid vormt gebiedsgericht beheer van pluimen met mobiele verontreinigingen een volwaardig alternatief wanneer de mobiele verontreiniging erg diep zit of vermengd is met pluimen van andere gevallen van bodemverontreinigingen. Technisch is het dan vaak niet meer mogelijk of niet meer kosteneffectief om het geval volledig af te perken en voor dat geval een (sanerings)aanpak te bepalen. Ook clustering van gevallen op grond van artikel 42 Wbb is dan niet altijd meer mogelijk. Overigens kan gebiedsgericht beheer van één omvangrijke pluim van ernstige verontreiniging in het diepe grondwater ook worden toegestaan. Ten aanzien van gebiedsgericht beheer van een of meer pluimen in de ondergrond in de directe omgeving van kwetsbare objecten geldt een verzwaarde saneringsdoelstelling voor de aanpak van bron en pluim. De monitorings- en beheersmaatregelen dienen erop gericht te zijn de verdere verspreiding in de richting van het kwetsbare object tegen te gaan. Ten behoeve van gebiedsgericht beheer van grootschalige pluimen in de ondergrond zullen door ons beheergebieden worden aangewezen en begrenst. Tevens zal worden aangeven op welke wijze de risico s worden bewaakt door beheermaatregelen. Als een dergelijk beheergebied door ons is vastgesteld en beschreven is op welke wijze wijzigingen in het gebruik worden getoetst, zal dit ook als maatstaf worden gebruikt bij de besluitvorming over deze individuele gevallen. Vooral als het gaat om het vaststellen van risico s van verspreiding (art. 37 Wbb) en het nemen van maatregelen om die zo veel mogelijk te beperken (art P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

21 Wbb), zal rekening worden gehouden met de voor het betreffende gebied gestelde beleidsdoelen. Op dit moment wordt aan de wetswijziging gewerkt om gebiedsgericht beheer van een of meer pluimen in het diepe grondwater mogelijk te maken. In bijlage 2 van haar aanbiedingsbrief bij de Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008 heeft de minister van VROM uiteengezet welke mogelijkheden er binnen de huidige Wbb zijn voor een gebiedsgerichte aanpak en gaat zij in op het juridisch instrumentarium en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Wij verwachten overigens niet dat hier binnen onze provincie vaak sprake van zal zijn. 4.4 Beschikkingen Als provincie kunnen wij aanwijzingen aan burgers en bedrijven geven door middel van verordeningen en beschikkingen. Verordeningen hebben betrekking op de totale Groningse samenleving. Beschikkingen zijn gericht aan één (rechts)persoon of een groep van (rechts)personen. In het bodemsaneringsbeleid nemen beschikkingen een prominente plek in. Op diverse momenten in de bodemsaneringsketen nemen wij als bevoegd gezag Wbb in een beschikking een bindende beslissing. Voor vier momenten binnen de bodemsaneringketen schrijft de Wbb een beschikking voor: 1. De vaststelling van ernst van de bodemverontreiniging, de saneringsspoed en het uiterste tijdstip van saneringsaanvang. 2. Instemming met het voorgenomen saneringsplan. 3. Instemming met de afgeronde bodemsanering aan de hand van het evaluatierapport. 4. Instemming met het nazorgplan. Een combinatie van de eerste twee en de laatste twee besluiten komt in de praktijk vaak voor. Ze worden dan in één beschikking opgenomen. 4.5 Inzet juridisch instrumentarium Uitgangspunt van de Wbb is dat saneringen zoveel mogelijk door derden met eigen middelen worden uitgevoerd. Op grond van de Wbb kunnen wij zowel veroorzakers als de zogenaamd niet-onschuldige eigenaars c.q. erfpachters aanspreken. Zij heeft daartoe een viertal instrumenten: het geven van onderzoeks- of saneringsbevelen; het zelf of door de gemeente laten uitvoeren van de sanering met Wbb-middelen en kostenverhaal achteraf op de veroorzaker (wegens onrechtmatige daad van de veroorzaker); het zelf of door de gemeente laten uitvoeren van de sanering met Wbb-middelen en kostenverhaal achteraf op de eigenaar (wegens ongerechtvaardigde verrijking, omdat het perceel door bodemsanering meer waard wordt); medefinanciering of afkoop door veroorzakers en eigenaren die niet of niet geheel aangesproken kunnen worden. Wij volgen ten aanzien van kostenverhaal en bevelsinstrumentarium de landelijke afspraken zoals vastgelegd in de "Eindnotitie project afstemming bevel/kostenverhaal" (2001). In de volgende paragrafen en in bijlage 9.4, blz. 48, is een samenvatting opgenomen. 21 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

22 4.5.1 Onderzoek en saneringsbevelen De Wet bodembescherming geeft de mogelijkheid om onderzoeks- en saneringsbevelen in te zetten tegen veroorzakers 7, (niet-onschuldige) eigenaren 8 en erfpachters en (onder omstandigheden) ook gebruikers van grond. Ons beleid voor inzet van het juridisch instrumentarium komt er in hoofdlijnen op neer dat als niet wordt voldaan aan de onderzoeks- of saneringsplicht en overleg geen soelaas biedt het juridisch instrumentarium wordt ingezet om onderzoek en sanering af te dwingen. Het instrumentarium zal worden ingezet tegen de veroorzakers van de verontreiniging en de nietonschuldige eigenaren. Het bevelsbeleid (flankerend beleid) wordt vanzelfsprekend alleen als uiterste middel ingezet. Het bevelsbeleid heeft ertoe geleid dat er bij grondtransacties door partijen gekeken wordt naar mogelijke verontreiniging van de bodem en de financiering van de eventueel noodzakelijke sanering. Onze basis voor het overleg en de (mogelijke) inzet van het juridisch instrumentarium wordt gevormd door een zogenaamde statusnotitie, waarin de verantwoordelijkheden van de betrokkenen zijn gedocumenteerd. Ook biedt de statusnotie handvatten om de financiering van het Nader Onderzoek en/of sanering te bepalen. Verder biedt de statusnotie handvatten om een aanvullend onderzoek op een bedrijfsterrein te laten uitvoeren. De statusnotitie wordt verder uitgewerkt in 9.5, blz. 51. Hierbij gaan wij er vanuit dat door het aanspreken van eigenaren via een gerichte en consequente communicatie deze mee zullen werken (en betalen). Dit doen wij omdat het onze ervaring is dat het bewandelen van een strikt formeel juridisch traject een veelal langdurig proces is, waarbij het te snel inzetten van dit middel bovendien averechts werkt. Toch zullen wij niet schromen om wanneer een eigenaar/pachter/veroorzaker niet mee wil werken, de ons ter beschikking staande juridische middelen in te zetten. Om de landelijke doelstellingen van 2015/2030 te halen zal het juridisch instrumentarium door ons actiever dan voorheen ingezet moeten worden, gericht op die situaties waar bedrijven en andere belanghebbende partijen niet vrijwillig spoedeisende locaties willen saneren dan wel beheersbaar maken. Het voeren van dit actief bevelsbeleid zal een stimulerende werking hebben op alle partijen. Het actieve bevelsbeleid bestaat eruit dat wij ambtshalve een beschikking ernst en spoed zullen nemen wanneer de ons ter beschikking staande gegevens daar aanleiding voor geven. Bij voorkeur zal de beschikking E&S worden genomen op basis van een volledig en afperkend Nader Onderzoek conform het protocol Nader Onderzoek. Wanneer er geen volledig en afperkend Nader Onderzoek is, maar het uitgevoerde onderzoek - bijvoorbeeld conform het versnellingsprotocol - en de toepassing van Sanscrit geven met voldoende zekerheid aan dat er sprake is van onaanvaardbare risico's conform de bodemcirculaire 2009 zal dit de basis voor de beschikking E&S zijn. Wij doen dit slechts in de uiterste situatie om onze 2015 doelstelling van het beheersen van de risico's haalbaar te houden/maken. Wanneer het uitgevoerde onderzoek en de toepassing van Sanscrit ruimte voor discussie laten, maar er een gerede kans op onaanvaardbare risico's is, zullen wij de inzet van het gedoogbevel overwegen om in onze opdracht onderzoek te laten uitvoeren om voldoende duidelijkheid te krijgen over de aanwezigheid van onaanvaardbare risico s. 7 Veroorzakers zijn degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkomen of verminderd 8 Een eigenaar is onschuldig (art. 46 lid 1 Wbb) is indien hij,(a) geen duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker, (b) geen (in)directe betrokkenheid heeft bij de veroorzaking, (c) op het moment dat hij het grondgebied verkreeg niet op de hoogte was en(d) redelijkerwijs niet op de hoogte had kunnen zijn van de bodemverontreiniging. Wanneer de eigenaar op 1 of meer punten niet voldoet aan bovenstaande punten spreken wij over een niet-onschuldig eigenaar. 22 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

23 Momenteel is er weinig jurisprudentie over de inzet van bevelen. Voor zover aanwezig heeft die betrekking op onderzoeksbevelen. Indien nieuwe jurisprudentie ontstaat, kan dit aanleiding zijn om het beleid aan te passen Kostenverhaal De Wet bodembescherming biedt de mogelijkheid om de kosten van onderzoek en sanering, die ten laste van de overheid zijn gekomen, achteraf te verhalen op de veroorzaker dan wel op degene die door de overheid gefinancierde sanering ongerechtvaardigd wordt verrijkt 9. In het kostenverhaal op grond van ongerechtvaardigde verrijking is ons uitgangspunt dat de eigenaar de waardestijging als gevolg van onderzoek én sanering, die door ons als bevoegd gezag Wbb is uitgevoerd, moet afdragen. In één situatie wijken wij van deze beleidslijn af. In tegenstelling tot professionele marktpartijen wordt afgezien van kostenverhaal wanneer de particulier wist van de verontreiniging en de woning heeft gekocht voor eigen bewoning, er een redelijke prijs voor de woning is bepaald (de kosten van sanering en onderzoek hebben geen rol gespeeld bij de bepaling van de kosten van het huis), de verontreiniging is ontstaan voor 1975 en de eigenaar niet is betrokken geweest bij de verontreiniging. Op de afstemming tussen kostenverhaal en bevelsinstrumentarium wordt verder ingegaan in paragraaf 9.4, blz Kennisontwikkeling, -ontsluiting en overdracht Als gevolg van de beleidswijzigingen en de mogelijkheden van internet wordt de kennis van en informatie over de kwaliteit, functies en gebruik van de bodem intensiever door meer partijen gebruikt, ontwikkeld, ontsloten en uitgewisseld. Deze kennisontwikkeling, - ontsluiting en -overdracht bevordert de kwaliteit van de beleidsuitvoering, vergroot de praktische vaardigheden van de betrokkenen en maakt een zorgvuldig beheer van de bodem mogelijk. Wij onderscheiden daarbij drie invalshoeken, te weten de informatie betreffende onze bevoegd gezag taken bodemverontreiniging, de informatie ten behoeve van het bodembeheer en het beschikbaar stellen van bodeminformatie in brede zin. Wij stellen in samenwerking met de gemeenten informatie over de bodemverontreiniging beschikbaar via internet. Onze bodeminternetpagina is bereikbaar via Bodeminformatie leggen wij vast in ons bodeminformatiesysteem, Globis. Wij zijn van mening dat toegankelijke en actuele bodeminformatiesystemen bijdragen aan een integrale benadering van de bodemkwaliteit en een zorgvuldig beheer van de bodem mogelijk maken. Wij zien het als onze taak om een kennis- en informatiepunt voor bodembeheer, zowel voor gemeenten als voor overige belanghebbenden, te zijn en deze taak verder te ontwikkelen. Wij ondersteunen gemeenten bij het ontwikkelen van hun ambities en bij de ontwikkeling en uitvoering van hun beleid. Onze rol is voornamelijk stimulerend, informerend, ondersteunend en coördinerend. Wij geven hieraan praktische invulling door het organiseren van workshops en symposia voor lagere overheden en eventuele marktpartijen. Wij willen vanuit onze regierol bijdragen aan het ontwikkelen van kennis en het bereiken van uniformiteit in de uitvoering van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. Wanneer de gemeentelijke bodemkwaliteitskaarten en bodembeheernota s op een uniforme wijze tot stand zijn gekomen, is intergemeentelijk grondverzet makkelijker, is er meer eenduidigheid in de terugsaneerwaarden en is de aanpak van bovengemeentelijke diffuse bodemverontreiniging eenvoudiger. Bovendien bevordert dit een doelmatigere handhaving. 9 Artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming 23 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

24 Ook in het kader van onze Bodemvisie is het ontsluiten van kennis en informatie over de bodem in brede zin een belangrijk aspect. Het landelijke project BIELLS operationaliseert de ontsluiting van de bodeminformatie. BIELLS staat voor Bodeminformatie Essentieel voor Landelijke en Lokale Sturing. Het project BIELS wordt opgenomen in de uitvoeringsorganisatie als onderdeel van het Bodemconvenant. BIELLS is een instrument (webportal) om informatie die op verschillende plaatsen beschikbaar is te bereiken (ontsluiten), inclusief een toelichting. Het kenmerkende van BIELLS is, dat de bodeminformatie vraag gestuurd wordt ontsloten. Dit betekent dat niet alle beschikbare bodeminformatie lukraak wordt verzameld en aangeboden, maar alleen de informatie die past bij de vraag, zoals woningbouw of natuurontwikkeling. Met behulp van BIELLS kunnen de overheden in de toekomst gemakkelijk informatie verzamelen en aanbieden. Iedere instantie is zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de informatie. Het portal van BIELLS is een van de manieren waarop onze bodem en ondergrond informatie wordt ontsloten. In het ILG is budget gereserveerd voor een tweetal ILG pilots ten behoeve van informatiebeheer. Dit budget wordt ingezet om een aantal gecombineerde doelen van INSPIRE, BIELLS en de Bodemvisie te realiseren. Hierbij worden de beschikbare informatie ontsloten volgens de nieuwste INSPIRE en BIELLS normen. 24 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

25 5 Beschikbare budgetten De uitvoering van het bodemsaneringsbeleid wordt steeds minder een sectorale activiteit en steeds meer een integraal onderdeel van een breder omgevingsbeleid. Om deze overgang te ondersteunen zijn de financieringskaders waarmee de Rijksbudgetten aan onze provincie beschikbaar worden gesteld aangepast. Onze provincie ontvangt van het Rijk budgetten voor de bodemsanering op basis van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en de decentralisatie-uitkering bodem (DUB). Naast deze landelijke financieringskaders DUB en ISV zijn er landelijke subsidieregelingen, met name gericht op de stimulering van de bodemsanering op bedrijfsterreinen (zie 5.3, blz. 27). Verder vullen wij de bovengenoemde rijksmiddelen aan vanuit het eigen provinciaal budget. Jaarlijks is hiervoor een bedrag van gereserveerd. Tabel 3 geeft een samenvatting van de beschikbare (indicatieve) budgetten. In paragraaf 9.8, op blz. 56 wordt nader ingegaan op de budgetten die genoemd zijn in tabel 3. Omschrijving Totaal ( x 1000) Beschikbare middelen: Rijksmiddelen (ISV3 -overgangsperiode ) Rijksmiddelen (restmiddelen voorgaande periode ) 814 Provinciale middelen: - via decentralisatie-uitkering bodem via decentralisatie-uitkering ISV eigen middelen bestemmingsreserve bodemsanering per Totaal beschikbare middelen Bestedingen Verplichtingen ed Totaal bestedingen/verplichtingen ed Netto beschikbare middelen in periode Tabel 3 beschikbare financiële budgetten Decentralisatie uitkering bodem (DUB) De decentralisatie uitkering bodem is gebaseerd op criteria (o.a. omvang werkvoorraad) die door het IPO en VROM overeen zijn gekomen en bedraagt voor de provincie Groningen 11,35 miljoen voor de periode 2010 tot en met Binnen de decentralisatie-uitkering bodem is het mogelijk om middelen in te zetten in zowel stedelijk als landelijk gebied en is er geen scheiding meer tussen programmamiddelen en apparaatskosten. Wij hebben de verantwoordelijkheid voor de besteding van deze middelen en kunnen zelf de keuzes en de afwegingen maken over besteding ervan. De besteding van de middelen zullen wij verantwoorden aan Provinciale Staten en niet langer meer aan het Rijk. Wel geldt hierbij dat het bodemconvenant de prioriteit geeft aan de aanpak van spoedlocaties waar sprake is van onaanvaardbare humane risico's 25 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

26 De middelen vanuit decentralisatie uitkering bodem willen wij inzetten om te voldoen aan onze verplichtingen bij de aanpak van de gasfabrieksterreinen, onderzoek en aanpak van spoedlocaties, het ondersteunen van het onderzoek en de sanering van bodemverontreiniging op dynamische locaties, het onderzoek en sanering aan statische spoedlocaties, het uitvoeren van bijzondere inventariserende onderzoeken en om onze projectgebonden apparaatskosten te kunnen dekken. 5.2 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) De hoogte van ons ISV-budget is door het IPO en VROM overeengekomen en bedraagt voor de provincie Groningen 6,8 miljoen voor de periode 2010 tot en met Het volledige Groningse ISV-beleid is beschreven in het beleidskader Stedelijke vernieuwing provincie Groningen (GS-zaaknummer ). Speerpunt binnen ons bodemsaneringsbeleid in het kader van de ISV is conform de afspraken uit het Bodemconvenant, de aanpak van spoedeisende gevallen met humane risico's. Wij willen daar een actieve en stimulerende rol bij vervullen en voeren voor het ISV-deelbudget de regie. Om over voldoende middelen te beschikken voor de aanpak van de spoedlocaties in het stedelijke gebied willen wij minimaal de toegezegde 6,8 miljoen op basis van de bodemproblematiek binnen het ISV hiervoor reserveren. In het bijzonder de doelstelling uit het Bodemconvenant om de spoedlocaties te hebben gesaneerd of de onaanvaardbare risico s beheerst voor 2015 zal een zware claim leggen op de beschikbare middelen. Om doelgericht te kunnen sturen op de onze doelstellingen, zal gezien de beperkte periode waarbinnen deze gerealiseerd moeten worden, de toekenning van de beschikbare 6,8 miljoen voor bodem plaatsvinden op basis van projecten. Op deze manier hopen wij flexibeler en gerichter de aanpak van spoedlocaties binnen het stedelijk gebied te kunnen uitvoeren. Deze aanvragen kunnen twee keer per jaar door de gemeenten worden ingediend. Het initiatief tot het realiseren van een project met een bodemsaneringopgave ligt vanuit de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de stedelijke vernieuwing in de eerste plaats bij de gemeenten. Per wordt de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) ingetrokken. Dit heeft consequenties voor de wijze van financiering en de noodzaak voor het opstellen van een meerjarenontwikkelingprogramma: De ISV-middelen worden vanaf 2011 geplaatst in een decentralisatie uitkering en zijn onderdeel van het provinciefonds. De middelen zijn niet geoormerkt. De uitkering vindt plaats op basis van de Financiële Verhoudingswet. Het overgangsjaar 2010 betekent dat in 2010 nog wordt uitbetaald op basis van de Wet Stedelijke Vernieuwing. Over deze ISV-bijdrage 2010 hoeft echter geen verantwoording aan het Rijk te worden afgelegd. Dit voorschot zal namelijk bij de intrekking van de Wet Stedelijke Vernieuwing in 2011 via een overgangsbepaling worden omgezet in een definitieve bijdrage. De vaststelling van ISV-bijdrage voor bodemsanering is onderdeel van het Bodemconvenant (juli 2009). Ook is het de komende ISV periode voor de gemeenten niet meer vereist een uitgebreid meerjarenontwikkelingprogramma op te stellen. Er worden nog wel afspraken tussen Rijk en provincie op hoofdlijnen gemaakt. Gezien de overgang naar de decentralisatie-uitkering stedelijke vernieuwing is een gedetailleerd ontwikkelprogramma met afspraken over bodemprestatie eenheden niet in lijn met de decentralisatiegedachte. 26 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

27 5.3 Financiële regelingen voor bedrijfsterreinen Om te stimuleren dat bodemverontreinigingen op bedrijfsterreinen worden gesaneerd, heeft het rijk diverse financiële regelingen ontworpen. De basis voor deze regelingen is te vinden in het Besluit (en de regeling) Financiële bepalingen bodemsanering Er zijn op dit moment drie financiële stimuleringsregelingen: 1. Bedrijvenregeling; dit is een stimuleringsregeling voor alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging ontstaan vòòr Eigenaren en erfpachters van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen hadden tot 1 januari 2008 de gelegenheid om zich met minimaal een verkennend onderzoek voor de Bedrijvenregeling aan te melden. 2. Cofinanciering; dit is een stimuleringsregeling voor ernstige gevallen van bodemverontreiniging ontstaan vòòr Draagkrachtregeling; de draagkrachtregeling is ingesteld om zoveel mogelijk te voorkomen dat gezonde bedrijven failliet gaan ten gevolge van een verplichte bodemsanering. Op de begroting van VROM zijn middelen beschikbaar voor de uitvoering van de bedrijvenregeling en de cofinanciering. De draagkrachtregeling moet, voor zover deze niet valt onder de twee voorgaande regelingen, worden gefinancierd vanuit het budget dat beschikbaar is gesteld aan de provincie. 5.4 Provinciale bestemmingsreserve bodemsanering In aanvulling op de beschikbare rijksmiddelen wordt er een jaarlijkse reservering van 0,5 miljoen ten laste van de algemene middelen gedaan ten behoeve van bestemmingsreserve bodemsanering. In totaal is er voor de periode minimaal 2,5 miljoen beschikbaar. Deze middelen zullen wij inzetten bij onderzoek en sanering van de (potentiële) spoedlocaties, waar andere middelen te kort schieten én bij de resterende gasfabrieksterreinen. 10 De uitvoering van deze regeling is ondergebracht bij het Bodemcentrum 27 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

28 6 Programmering en financiering 6.1 Inleiding Voor een groot deel bepalen derden het tempo van de uitvoering en de financiering van de bodemsaneringsoperatie en is onze rol als provincie re-actief. Hierbij hoort onze taak als beschikking verlener. De aanpak door derden van een zo groot mogelijk deel van de bodemverontreiniging is essentieel voor het halen van onze doelstellingen. Hoewel wij de aanpak door derden waar mogelijk zullen stimuleren en facilteren, is de aanpak moeilijk programmeren en te begroten vanwege onze re-actieve rol bij deze projecten.. Echter door de bestaande verplichtingen en die voor ons voortvloeien uit het Bodemconvenant hebben wij ook een pro-actieve rol om aan deze verplichtingen te voldoen. Deze pro-actieve rol zal in dit hoofdstuk worden uitgewerkt Leidende principes Bij het opstellen van een programmering en de financiering moet rekening worden gehouden met het spanningsveld tussen de twee leidende principes bij bodemsanering: het met voorrang onderzoeken en aanpakken van locaties waar sprake is van bodemverontreiniging met onaanvaardbare risico s: de spoedlocaties; het besteden van 'bodemsaneringsgeld' op een zodanige wijze dat aangesloten wordt bij ruimtelijke, maatschappelijke en economische dynamiek. Hierbij geldt het principe van medefinanciering ( de vervuiler betaalt maar de belanghebbende betaalt mee). Door aan te sluiten op deze dynamiek kan door de bijdrage van derden meer worden gesaneerd met elke euro bodemsaneringsgeld. De totale bijdrage van derden is moeilijk te begroten, maar essentieel voor het halen van onze doelstellingen. Bij de verdere optimalisering van samenhang tussen beleidsdoelen, rijk en provincie, zal het accent verschuiven van een probleemgerichte benadering naar een ontwikkelingsgerichte benadering. Bodemsanering wordt hierbij opgenomen in de ruimtelijke en economische dynamiek. Dit is in essentie gelijk voor het stedelijke en het landelijke gebied. In beide gebieden lift bodemsanering mee op de locale dynamiek. Alleen de omvang het aantal initiatieven- verschilt sterk. De integratie zelf is een uitvoerende, locatiegerichte activiteit. De integrale aanpak bevordert (mede)financiering door derden, waardoor er meer kan worden gesaneerd met minder (Rijks)geld. Voor de mate waarin kan worden aangesloten bij ruimtelijk, maatschappelijk en economische dynamiek maken wij onderscheid in dynamische en statische locaties. Bij dynamische locaties is samenhang tussen beleidsdoelen en de uitwerking naar concrete projecten mogelijk. Bij dynamische locaties zijn de economische en ruimtelijke ontwikkelingen de drijvende krachten achter de aanpak van bodemverontreiniging. De uitvoering van bodemsaneringen wordt bij voorkeur gekoppeld aan activiteiten zoals bedrijfsuitbreidingen, woningbouw, herinrichting van locaties en gebieden. Dit kunnen bestaande economische en ruimtelijke ontwikkelingen zijn, maar ook ontwikkelingen die door ons op gang worden gebracht om bodemsanering mogelijk te maken. Bij statistische locaties is samenhang tussen bodemsanering en ontwikkelingen en beleidsdoelen niet mogelijk. Bij de statische locaties (bijvoorbeeld wanneer belanghebbenden onvoldoende draagkracht hebben, of waar sprake is van weinig marktdynamiek) bestaat het gevaar dat wij de doelstellingen uit het Bodemconvenant van 2015/2030 niet kunnen halen. Daarvoor is het belangrijk dat wij hier met inzet van ons ter beschikking staande financiële middelen, toch bodemsaneringen kunnen uitvoeren om zo toch de doelstellingen te kunnen halen. 28 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

29 6.1.2 Prioritering op hoofdlijnen Als gevolg van het in paragraaf 4, blz. 14, geschetste beleid ligt voor de programmering en de financiering in de periode de focus sterk op het realiseren van de doelstellingen uit het Bodemconvenant en vooral op de aanpak van de spoedlocaties voor In de uitvoeringspraktijk zal een nadere afstemming met andere beleidsambities als geformuleerd in KRIMP en ISV plaatsvinden. Bij het programmeren van het onderzoek op en de sanering van ernstig verontreinigde locaties en het inzetten van middelen hanteren wij de volgende prioritering (van hoog naar laag): 1. ernstig verontreinigd, spoedeisend en dynamisch; 2. ernstig verontreinigd, spoedeisend, statisch; 3. ernstig verontreinigd, niet spoedeisend en dynamisch; 4. ernstig verontreinigd, niet spoedeisend, statisch. Mocht het noodzakelijk zijn om een afweging te maken tussen locaties binnen een van de genoemde categorieën, dan geven wij bij spoedeisend de voorkeur aan locaties met onaanvaardbare humane risico's en bij dynamiek aan locaties met de hoogste multiplier. Bovenstaande rangorde betekent dat wij voorrang geven aan de aanpak en sanering van de spoedlocaties boven het ondersteunen van acties op dynamische locaties, zonder onaanvaardbare risico's Startpunt programmering Startpunt voor onze programmering van de locaties waar onderzoek(en) en/of sanering(en) moeten worden uitgevoerd is de provinciale werkvoorraad aan (potentieel) ernstig verontreinigde locaties. De basis voor deze werkvoorraad ligt in het provinciedekkend beeld uit 2004 en is gebaseerd op de inventarisaties van o.a. de Hinderwetarchieven. Deze provinciale werkvoorraad is de afgelopen jaren doorlopend geactualiseerd en aangepast op basis van uitgevoerde onderzoeken, saneringen en voortschrijdend inzicht over de aard en omvang van mogelijke verontreinigingen. De werkvoorraad is het beste voorhandenzijnde overzicht van alle (potentieel) verontreinigde locaties. Beseft moet wel worden dat het geen compleet en volledig overzicht is, omdat ook bodemverontreiniging kan zijn ontstaan door illegale activiteiten of activiteiten, die niet vergunningsplichtig waren/zijn, maar ook kunnen archieven met vergunningen zijn vernietigd. In paragraaf 9.7, blz. 54, wordt verder ingaan op het aantal locaties met (potentieel) ernstige bodemverontreiniging in onze provincie Financiering De financiering van het onderzoek en sanering vindt plaats door het Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen en derden. Op de beschikbare budgetten is ingegaan in paragraaf 5, blz. 25. Wij vinden dat eigenaren en andere rechthebbenden de verantwoordelijkheid hebben om eventuele sanerings- of nazorgmaatregelen te treffen ten behoeve van hun eigendom en rechten en het effect van deze maatregelen (indien nodig) te monitoren. Het principe van medefinanciering (het uitgangspunt van de financiële participatie door de provincie; de vervuiler betaalt maar de belanghebbende betaalt mee) wordt hierbij gehanteerd. De basis voor een mogelijke medefinanciering zal een statusnotitie zijn waar de verantwoordelijkheden ten aanzien van de verontreiniging en de aanpak ervan zullen worden vastgelegd. Tevens zal een verkenning naar de mogelijke kosten van de saneringsmaatregelen. Wanneer daartoe aanleiding bestaat, kan de draagkrachttoets van betrokkenen eveneens in beschouwing worden genomen. 29 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

30 6.2 Programmering en financiering spoedlocaties Onze ervaringen met de uitvoering van onderzoek en sanering van de laatste jaren geven aan dat de doelstelling om in 2015 de spoedlocaties 11 in ieder geval beheerst te hebben, niet gehaald gaat worden wanneer de programmering van onderzoek en sanering alleen wordt gestuurd door de ruimtelijke en maatschappelijke dynamiek. Veelal gaat het hierbij om ontwikkelingen in het stedelijke gebied. Bij deze dynamische spoedlocaties willen wij meer dan in de afgelopen programmaperiode de regie ervan in handen nemen. De strakkere regie en aansturing van de aanpak betekent bijvoorbeeld dat wij in deze periode nog uitsluitend ISVmiddelen voor de uitvoering van bodemsanering willen toezeggen op projectbasis en niet meer aan programmagemeenten zullen vragen hun aanpak in bodemprogramma s uit te werken. Voorop staat dat de aanpak van bodemverontreinigingen in het stedelijk gebied bijdraagt aan de leefbaarheid en daarmee ook de doelstellingen van de stedelijke vernieuwing ondersteunt. De aanpak van bodemverontreiniging in het stedelijk gebied benut de kansen die zich voordoen in een situatie waarin sprake is van een overgang van groei naar krimp. In de periode tot 2015 moeten juist ook de statische spoedlocaties, waar derden geen belangen hebben om de sanering (mede) uit te voeren of te financieren, worden gesaneerd en onderzocht. Om te voorkomen dat dergelijke locaties tussen wal en schip raken en om aan onze verplichtingen uit het Bodemconvenant te voldoen willen wij tijd, geld en capaciteit reserveren voor de aanpak van deze statische locaties met onaanvaardbare risico s en initiatieven ontplooien om te komen tot onderzoek en sanering van deze locaties. Daarbij zullen wij in samenspraak met de betrokken gemeente in overleg treden met eigenaren/gebruikers en eventuele investeerders om te komen tot een versnelling in de uitvoering van de bodemsanering. Hiermee wordt getracht de locatie te 'dynamiseren'. Het stimuleren van derden om zelf tot aanpak van de verontreinigde locatie over te gaan is vaak maatwerk, waar een juiste mix van wortel en stok gepaard dient te gaan met een adequate communicatie, het maken van heldere afspraken tussen de verschillende partijen en het bewaken van deze afspraken binnen een strakke organisatie. Vooralsnog hanteren wij een pragmatische aanpak waarbij eigenaren uitnodigend worden benaderd, waarbij wij in principe geen onderzoek en/of sanering uitvoeren, tenzij de haalbaarheid van de onze doelstellingen ten aanzien van de spoedlocaties in het gedrang komen. De aanpak zal bestaan uit een vorm van ondersteuning en advisering bij de uitvoering van onderzoek en sanering, maar ook door de inzet van ons te beschikking staande juridische en financiële instrumenten. Dit doen wij omdat onze ervaring is dat het bewandelen van een strikt formeel juridisch traject een veelal langdurig en kostbaar proces is, waarbij het te snel inzetten van dit middel bovendien averechts werkt. Toch zullen wij niet schromen om wanneer een eigenaar/pachter niet mee wil werken, de ons ter beschikking staande juridische middelen in te zetten). Wanneer we niet tot overeenstemming kunnen komen met de eigenaar, gemeente en/of belanghebbende over de vervolgacties op een locatie, zullen wij het initiatief nemen om te komen tot de uitvoering van het onderzoek en/of de sanering. Wij doen dit omdat alleen op deze manier de locatie gesaneerd dan wel beheerst kan zijn conform de ons onderschreven landelijke doelstelling om voor 2015 alle spoedlocaties te hebben gesaneerd dan wel beheerst. Hierbij zullen wij de ons ter beschikking staande juridische middelen inzetten om te komen tot onderzoek en sanering op de locatie. In het uiterste geval zullen wij overgaan tot de uitvoering van de sanering op onze kosten. De gemaakte kosten zullen wij trachten te verhalen op de veroorzaker, eigenaar, pachter of gebruiker van het terrein Onderzoek (potentiële) spoedlocaties Naast het saneren van de nu al bekende spoedlocaties, zullen in deze programmaperiode door ons veel aandacht, inzet en middelen besteed worden om bij (potentiële) spoedlocaties vast te 11 locaties met onaanvaardbare risico's voor mens, ecologie en of verspreiding. 30 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

31 stellen of er daadwerkelijk sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische en/of verspreidingsrisico s. Richtinggevend en bepalend voor de planning is het zo snel mogelijk identificeren van locaties waar onvoldoende informatie bekend is om vast te stellen of er sprake is van spoed. Dit is van grote betekenis voor de verdere planning en organisatie, het maakt wezenlijk verschil of het gaat om 60 af te handelen locaties, of om 400. Hoe eerder zicht is op de aantallen spoedlocaties, hoe beter en realistischer, een planning kan worden opgezet. Startpunt is het achterhalen van locaties in onze provincie waar al een bodemonderzoek bekend is en op basis waarvan besloten kan worden of er sprake is van (potentiële) onaanvaardbare risico's (spoed) of er geen (potentiële) onaanvaardbare risico's zijn ( geen spoed is) of dat het onderzoek onvoldoende was om hierover een uitspaak te doen. De locaties, waar geen (potentiële) onaanvaardbare risico's zijn, hebben op dit moment geen verdere onderzoeksinspanning nodig (mogelijk nog wel verdere acties naar een eigenaar of het bedrijf toe, en een procedurele afhandeling, dan wel een verankering binnen de aanpak werkvoorraad). Onze aandacht zal zich richten op die locaties, waar (aanvullende) acties nodig zijn. Op basis van beschikbare informatie en ervaringscijfers wordt geraamd dat er ca 400 locaties binnen onze provincie zijn waar mogelijk sprake is van ernstige bodem verontreiniging én onaanvaardbare risico's. In het najaar van 2009 start een onderzoek naar deze locaties. Van deze 400 locaties komen er naar verwachting 200 in aanmerking voor aanvullend onderzoek. Dit aanvullend onderzoek zal worden uitgevoerd conform de "Handreiking Identificatie spoedlocaties" (versnellingsprotocol 'slim onderzoek') zoals dat door het ministerie van VROM is opgesteld. Dit protocol is op een aantal punten door ons worden aangepast aan de Groningse situatie. Van de lijst met potentiële spoedlocaties zullen dus sommige locaties in aanmerking komen voor aanvullend onderzoek. Voor dit aanvullend onderzoek is toestemming van de eigenaar nodig en van de gemeenten vragen wij een financiële bijdrage. In de onderzoeksfase wordt van de eigenaar van niet-bedrijfsterreinen geen financiële bijdrage verlangd. Voor bedrijfsterreinen zullen in de meeste gevallen de kosten voor aanvullend onderzoek wel volledig ten laste komen van de eigenaar. De uitvoering van de bodemonderzoeken wordt door ons gecoördineerd. Het voorstel is om voor de uitvoering van het aanvullend onderzoek de financiële verdeling er als volgt uit te laten zien: 2,5 % provinciale middelen (provinciale bestemmingsreserve bodemsanering); 7,5% gemeentelijk budget; 90% DUB-bijdrage (decentralisatie uitkering bodem, de voormalige Wbb-middelen). Met de provinciale- en gemeentelijke bijdrage brengen wij tot uitdrukking dat er ook van uit algemeen belang richting burgers snel duidelijkheid moet worden gegeven over mogelijke onaanvaardbare risico's op een locatie. De DUB-bijdrage kan worden beschouwd als een voortzetting in andere vorm van het Wbb-budget. Onder de Wbb was een verdeling van 2,5 / 7,5 / 90% gebruikelijk bij de aanpak van bodemverontreiniging. Met de voorgestelde verdeling sluiten wij daarbij aan. Wanneer de eigenaar van een potentiële spoedlocatie geen toestemming verleent voor de uitvoering van het (bodem)onderzoek en betreding van het terrein, zullen wij de ons ter beschikking staande juridische middelen inzetten. Hiervoor zal door ons een statusnotitie worden opgesteld. Hierin worden de verantwoordelijkheden voor de betrokkenen uiteengezet. 31 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

32 Ook biedt de statusnotie handvatten om de financiering van het Nader bodemonderzoek te bepalen. De statusnotitie wordt verder uitgewerkt in 9.5, blz. 51. Op na verwachting ca locaties is de uitvoering van een Nader bodemonderzoek noodzakelijk. Over de noodzaak tot uitvoering van dit onderzoek en over de rollen en verantwoordelijkheden daarbij gaan wij in nauw overleg met de betrokken gemeenten, eigenaren en eventuele andere belanghebbenden. Onze basis voor het overleg wordt gevormd door een statusnotitie. Hierbij gaan wij er vanuit dat door het aanspreken van betrokkenen via een gerichte en consequente communicatie deze mee zullen werken (en betalen). Dit doen wij omdat onze ervaring is dat het bewandelen van een strikt formeel juridisch traject een veelal langdurig proces is, waarbij het te snel inzetten van dit middel bovendien averechts werkt. Toch zullen wij niet schromen om wanneer een eigenaar/pachter niet mee wil werken, de ons ter beschikking staande juridische middelen inzetten) Sanering van spoedlocaties De verwachting is dat uiteindelijk op ca 40 locaties ook daadwerkelijk onaanvaardbare risico's worden vastgesteld die voor 2015 moeten worden beheerst of gesaneerd. Hierbij gaat om merendeels humane risico's en voor een klein deel om ecologische en verspreidingsrisico's. De totale kosten worden geraamd op ca 12 miljoen. De kosten moeten worden gedekt uit de decentralisatie uitkering bodem, het investeringsbudget stedelijke vernieuwing en bijdragen van derden betrokken bij de locaties, waaronder de gemeenten en provincie. Met de betrokken partijen willen wij afspraken maken om deze locaties voor 2015 beheerst dan wel gesaneerd te hebben. Hierbij zal conform de afspraken uit het Bodemconvenant voorrang worden gegeven aan de locaties met onaanvaardbare humane risico's boven ecologische en verspreidingsrisico's. Als basis voor de afspraken geldt een statusnotitie, zie paragraaf 9.5, blz Programmering en financiering stedelijk gebied De uitvoering van bodemsanering in het stedelijk gebied is een belangrijk aspect binnen het ISV-beleidskader (zie ook het beleidskader Stedelijke vernieuwing Provincie Groningen , januari 2010). Om de uitvoering van onderzoek en sanering in het stedelijk gebied te versnellen nemen wij meer dan in de afgelopen programmaperiode de regie ervan in handen en zullen daarbij een actieve en stimulerende rol vervullen. De versnelling is noodzakelijk om de doelstelling van 2015 voor de sanering of beheersing van de spoedlocaties te kunnen halen. Wij geven prioriteit aan de spoedlocaties en bijvoorkeur aan een integrale aanpak van de bodemsanering. Dat betekent onder andere dat ingezet wordt op het dynamiseren van verontreinigde locaties. Hiertoe zullen wij samen met de betrokken gemeenten en waar mogelijk met marktpartijen initiatieven ontplooien. Mogelijkheden daartoe zien wij in de zogeheten krimpgebieden. Ook willen wij het beleidskader ISV soepel toepassen. Dat betekent dat we ISV-geld inzetten op spoedlocaties ook als daar geen sprake is ontwikkeling of slechts van enige ontwikkeling. Voorbeelden van enige ontwikkeling zijn een kleine verbouwing, civieltechnische werken, verbetering openbare ruimten (bijvoorbeeld aanleggen groenvoorzieningen, het slopen van gebouwen, bedrijfsverplaatsing, waarbij groen hiervoor in de plaats komt met als gevolg een opleving van een gebied). Dit doen we omdat uit scenarioberekeningen blijkt (zie paragraaf 12 Dit is ca 30% van de 200 locatie, waar aanvullend onderzoek nodig is. De verwachting van ca 30% is gebaseerd op landelijk onderzoek en betreft een ruwe schatting. 32 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

33 6.8, blz. 39) dat wanneer wij strikt vasthouden aan een besteding van ISV middelen aan dynamische locaties in het stedelijke gebied, er in een aantal scenario's een overschot dreigt bij het ISV en het tekort bij het DUB zeer sterk toeneemt (naar meer dan 4,5 miljoen). Met andere woorden bij een dergelijk tekort op de decentralisatie uitkering bodem en wanneer het niet mogelijk zou zijn ISV-middelen aan statische spoedlocatie te besteden, is de 2015 doelstelling in het stedelijk gebied niet haalbaar. Om deze reden willen wij ISV gelden ook kunnen besteden aan statische spoedlocaties in het stedelijke gebied ISV-Projecten De strakkere regie en aansturing van de aanpak betekent dat wij in deze periode nog uitsluitend ISV-middelen voor de uitvoering van bodemsanering willen toezeggen op projectbasis en niet meer aan programmagemeenten zullen vragen hun aanpak in bodemprogramma s uit te werken. Deze aanvragen voor projecten kunnen door gemeenten twee keer per jaar worden ingediend. Voorwaarde is dat de projecten betrekking hebben op locaties met ernstige bodemverontreiniging en dat er bijvoorkeur sprake is van onaanvaardbare risico s en dynamiek. Wij willen de gemeenten faciliteren en adviseren bij het opstellen van de projectaanvragen. Bij het beoordelen van de aanpak van bodemsanering gaan wij, evenals het rijk, uit van de verantwoordelijkheid van de gemeenten ten aanzien van de afspraken uit het Bodemconvenant. Dit betekent dat de gemeenten er ook voor zorgen dat in 2015 alle verontreinigde bodems met onaanvaardbare risico's zijn gesaneerd dan wel beheerst en de overige ernstige locaties voor Na 2030 zal het rijk geen bodemsaneringmiddelen meer beschikbaar stellen en wordt ervan uitgegaan dat eventuele knelpunten door de gemeenten en belanghebbende zelf worden opgelost. De gemeenten worden gevraagd in projecten aandacht te besteden aan deze provinciale beleidsprioriteiten ten aanzien van de bodem. Voor de realisering van deze bodemdoelstelling kan een beroep op een ISV-bijdrage worden gedaan onder de volgende voorwaarden: De locatie is gelegen binnen de bebouwde kom. Er is geen sprake van een locatie in landelijk gebied, waterbodems of de aanpak van een locatie die valt onder een brancheafspraak (Gasfabrieksterreinen, bedrijfsterreinen); Er is sprake van een (potentieel) geval van ernstige verontreiniging; De sanering moet functiegericht en kosten effectief zijn; De maximale inspanningen zijn verricht om geld uit de markt te behalen door onderhandelingen of door de inzet van het juridische instrumentarium uit de Wet bodembescherming; Voorrang voor samenloop van de bodemopgave met andere opgaven; Voorrang voor de aanpak van spoedeisende locaties. De projectaanvragen zullen wij beoordelen op: een inhoudelijke beschrijving van het project en de te leveren bodemprestatie(s); doel, aanleiding, noodzaak ISV-bijdrage, beschrijving verontreinigingsituatie; het project is obstakelvrij in die zin dat de benodigde wettelijke (Wbb-)procedures zijn doorlopen of tenminste parallel lopen en elkaar niet belemmeren en de aanvangsdatum en verwachte einddatum van de fysieke uitvoering zijn aangegeven; een financiële paragraaf met inzicht in eigen middelen, rijksbijdragen en de marktbijdrage inclusief een onderbouwing. De verwachte saneringskosten maken onderdeel uit van deze paragraaf inclusief een overzicht van de beschikbare middelen; de meervoudigheid van de opgave met maatregelen op het gebied van wonen (herstructurering), bodemsanering, openbare ruimte en/of de relatie sociaal/fysiek; 33 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

34 intergemeentelijke afstemming bij bovenlokale aspecten; aangeven welke partijen op welke wijze bij het project zijn betrokken; de ISV-bijdrage bedraagt in principe maximaal Het aanvragen van een hoger bedrag zal vanuit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk moeten zijn (2015- doelstelling) en verlangt een goede gemeentelijke onderbouwing op het onderdeel milieukwaliteit); beschrijving van de verontreinigingsituatie en een duiding van de saneringsnoodzaak in relatie tot de doelstellingen van het convenant. Op basis van afspraken tussen IPO en het ministerie van VROM is aan de provincie Groningen 6,8 miljoen toegezegd. Dit bedrag zal voor de komende vijf jaar moeten worden ingezet om de bestuurlijke verplichtingen uit het Bodemconvenant ten aanzien van bodemverontreiniging in het stedelijk gebied na te komen. Wanneer dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd als bij de huidige ISV 2 periode betekent dit dat voor ca 45 locaties in het stedelijk gebied een bijdrage kan worden geleverd. Het gaat daarbij niet uitsluitend om de spoedlocaties, maar ook om de te dynamische ernstig verontreinigde locaties. Dit aantal van 45 kan veel lager uitpakken wanneer de economische groei als gevolg van de huidige recessie op een (veel) lager niveau uitkomt dan de afgelopen periode (zie ook de scenarioberekeningen in paragraaf 6.8, blz. 39). Het geld willen wij samen met de gemeenten bijvoorkeur besteden aan het onderzoek en sanering van spoedlocaties in het stedelijk gebied. Wanneer deze 6,8 miljoen ontoereikend is, zullen wij ook middelen uit de decentralisatie uitkering bodem inzetten Convenant gasfabrieksterreinen In deze paragraaf beschrijven wij kort de voortgang voor de gasfabrieklocaties en gaan wij in op de resultaten in de programmaperiode In samenwerking met betrokken partijen worden vijf voormalige gasfabrieklocaties gesaneerd en herontwikkeld. In de periode vinden er op alle vijf gasfabrieklocaties nog saneringswerkzaamheden plaats. In Pekela is de grondsanering uitgevoerd, maar loopt de grondwatersanering nog door in dit MJP In Stadskanaal, Appingedam en Bedum zijn de saneringen in 2009 gestart. Ze lopen door in de periode In Winschoten wordt in 2009 een saneringsovereenkomst opgesteld en gaat de sanering vanaf 2010 van start. Het exploitatietekort op de herontwikkeling ten gevolge van de bodemverontreiniging wordt gedekt via bijdragen van de direct betrokkenen (zoals gemeenten, Essent en provincie) en de decentralisatie uitkering bodem van het ministerie van VROM. Ten behoeve van de sanering van de gasfabriek in Winschoten wordt een bedrag van gereserveerd in deze programmaperiode. 6.4 Programmering en financiering bedrijfsterreinen Een aanzienlijk deel van de (potentiële) ernstige bodemverontreiniging binnen onze provincie ligt op bedrijfsterreinen. Daar willen wij de sanering van de bodem faciliteren en bedrijven stimuleren om hiermee aan de gang te gaan. Dit doen wij omdat bodemsanering een belangrijke voorwaarde is voor de herontwikkeling en revitalisatie van verouderde bedrijventerreinen, maar ook voor de haalbaarheid van onze eigen beleidsdoelstellingen ten aanzien van bodemsanering. Het stimuleren van bedrijven om zelf de verontreiniging aan te pakken is vaak maatwerk. Wij hanteren een pragmatische aanpak waarbij bedrijven in eerste instantie uitnodigend worden benaderd. In principe voeren wij geen onderzoek of sanering uit, tenzij de haalbaarheid van 34 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

35 de onze doelstellingen ten aanzien van de spoedlocaties in het gedrang komen. Wij zullen in samenspraak met gemeenten de bedrijven met de locaties waar sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische en/of verspreidingsrisico s aansporen om onderzoek te doen en saneringen uit te voeren. Wij gaan ervan uit dat bedrijven die gebruikmaken van de bedrijvenregeling of de co-financieringsregeling nauwelijks aansporing nodig hebben, omdat zij anders hun rijksbijdrage in de onderzoeks- en saneringskosten zullen verliezen. Bij de overige bedrijven zal een veel actievere rol van ons nodig zijn. Dit kan in de vorm van ondersteuning en advisering bij de uitvoering van onderzoek, maar ook door de inzet van ons te beschikking staande juridische en financiële instrumenten. Als er is vastgesteld dat er sprake is van onaanvaardbare risico s op een bedrijfsterrein als gevolg van een bodemverontreiniging, dan is de eigenaar of erfpachter verplicht de bodem te saneren (art 55b1Wbb). Ook kan een actuele saneringsnoodzaak ontstaan door activiteiten op het terrein. Bijvoorbeeld omdat sanering is voorgeschreven in het kader van de aanvraag van een bouwvergunning. Voor de overige bedrijfsterreinen (ernstig verontreinigd, maar geen spoed) is onze inzet een invulling van de regierol om bedrijven te stimuleren de bodem te saneren in samenloop met bijvoorbeeld de aanleg van bodembeschermende voorzieningen. Dit kan zijn in de vorm van ondersteuning, advisering en de uitvoering van onderzoek, maar ook door de inzet van ons te beschikking staande juridische en financiële instrumenten. Met een aantal grootsaneerders (SBNS, NAM) en bedrijfstakken (Netex) zijn convenanten afgesloten over de aanpak en financiering van bodemverontreiniging op hun terreinen. Hierbij vervullen wij onze normale wettelijke taken. De financiering is geregeld binnen het betreffende convenant, de aanpak komt niet ten laste van het provinciale budget. Diverse financiële regelingen zijn door de overheid ontworpen (zie paragraaf 9.5, blz. 51) om te stimuleren dat (historische) bodemverontreinigingen op bedrijfsterreinen worden gesaneerd. De basis voor deze regelingen is te vinden in het Besluit (en de regeling) Financiële bepalingen bodemsanering Helaas heeft maar een beperkt deel van de bedrijven in onze provincie gebruik gemaakt van de bedrijvenregeling (120 bedrijven) of de co-financieringsregeling zoals die wordt uitgevoerd door het BodemCentrum 13 (73 bedrijven). De kosten voor de bedrijvenregeling en de co-financieringsregeling komen ten laste van het ministerie van VROM. De kosten voor de uitvoering van de draagkrachtregeling komen ten laste van de decentralisatie uitkering bodem. De draagkrachtregeling is ingesteld om zoveel mogelijk te voorkomen dat gezonde bedrijven failliet gaan ten gevolge van een verplichte bodemsanering. Om in aanmerking te komen voor de draagkrachtregeling moet een bedrijf aan een aantal voorwaarden voldoen. De verontreiniging moet zijn veroorzaakt voor 2987, het bedrijf heeft zich niet aangemeld bij de provincie voor de Bedrijvenregeling of bij BodemCentrum voor de co-financieringsregeling. Bij de aangemelde bedrijven gaat over het algemeen over bedrijven, die op korte en middellange termijn uitbreidings- of vervreemdingsplannen hebben. Wanneer een bedrijf geen plannen heeft was er voor een bedrijf weinig aanleiding om zich te aanmelden. De verwachting is dan ook dat juist de bedrijven met weinig plannen en dynamiek in de draagkrachtregeling zullen gaan vallen. Over het aantal bedrijven dat in de draagkrachtregeling gaat vallen is op dit moment nog weinig te zeggen. Afhankelijk van de resultaten van een draagkrachttoets zullen wij bijdragen in de kosten. 13 BodemCentrum is een initiatief van MKB-Nederland, VNO-NCW, Bovag, Koninklijke Metaalunie, Netex en FME-CWM en is in december 2006 opgericht. Bodemcentrum biedt bedrijven een totaaloplossing via één loket voor het uitvoeren van bodemsanering. Bodemcentrum is dan ook een logisch vervolg op de BSB-stichtingen. Bodemcentrum bekijkt namens het bedrijf de subsidiemogelijkheden, maar verzorgt ook de nodige contacten met de bevoegde overheden die het saneringsplan en de uitgevoerde sanering moeten goedkeuren. 35 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

36 6.5 Programmering en financiering landelijk gebied In het landelijk gebied moeten uiterlijk in 2015 alle spoedlocaties gesaneerd of de risico's beheerst. Daarnaast zijn willen wij alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging voor 2030 gesaneerd of beheerst te hebben. Verder willen wij duurzaam bodembeheer vormgeven dat zich richt op een bewuster en meer duurzaam gebruik van de bodem. Ook beogen wij een bijdrage te leveren aan de realisatie en instandhouding van de kwaliteit van de leefomgeving door de geschiktheid van de bodem voor specifiek gebruik te benutten. De informatie hieromtrent is opgenomen op onze provinciale internetsite met bodeminformatie. De verontreinigde locaties in het landelijk gebied benaderen wij op de beschreven manier van onderzoek, gevolgd door statusnotitie en vervolgens bepalen of een vervolg noodzakelijk is om aan onze doelstellingen en verplichtingen te kunnen voldoen. Indien en voor zover daarbij financiering door de provincie aan de orde is, komen deze kosten ten laste van de DUB. Binnen onze ambities besteden wij aan een tweetal thema s bijzondere aandacht, namelijk de voormalige stortplaatsen en landinrichting Voormalige stortplaatsen In de provincie Groningen bevinden bijna alle voormalige stortplaatsen zich in het landelijk gebied. Onder voormalige stortplaatsen worden die stortplaatsen verstaan waar na 1 september 1996 geen afval meer is gestort. Het gaat meestal om gedempte sloten, dobben en petgaten, die op dit moment een agrarische of vervoersfunctie hebben. In het verleden is vaak afval gestort, zonder dat bodembeschermende voorzieningen zijn getroffen. Het (verontreinigde) percolatiewater kan hierdoor in de bodem zakken en zo een bedreiging vormen voor het grondwater. Ook ontbreekt meestal een goede afdeklaag waardoor contact met het stortmateriaal mogelijk is. Het bijzondere karakter van voormalige stortplaatsen maakt dat verschillende wetten en regels van toepassing kunnen zijn: de Wet milieubeheer, omdat het gaat om afval; de Wet bodembescherming, omdat een stortplaats meestal onderdeel van de bodem is geworden en (zeker zonder voorzieningen) de omliggende bodem en grondwater kan verontreinigen; de Wet op de Ruimtelijke Ordening, omdat dergelijke locaties vaak op plaatsen liggen die voor herontwikkeling in aanmerking komen. Geen van deze regelgevingen dekt de problematiek van de voormalige stortplaatsen geheel. Los van de vraag of het stortmateriaal door veraarding deel is gaan uitmaken van de bodem, is landelijk de insteek voor het beleid voor voormalige stortplaatsen de Wet bodembescherming, vanwege het bodembedreigende karakter van de locaties. Wij hebben sinds 3 juli de Wet bodembescherming (Wbb) als insteek gekozen voor de onderzoeksopzet, onderzoeksstrategie en risicobeoordeling van voormalige stortplaatsen, mede omdat de voormalige stortplaatsen als potentiële gevallen van bodemverontreiniging beschouwd worden. Hierbij gaan wij er vanuit dat het stortmateriaal en de afdeklaag onderdelen van de bodem vormen. Bij de voormalige stortplaatsen streven wij voor de (eventueel) aanwezige mobiele verontreiniging een stabiele eindsituatie na (zie paragraaf 4.3.2, blz. 19). Bij een stabiele eindsituatie kan buiten het stortlichaam nog wel sprake zijn van een overschrijding van de interventiewaarde. In veel gevallen zal er bij een stabiele eindsituatie sprake zijn van een 14 corr.nr /27/B.11, MB 36 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

37 dalende trend of kleine schommelingen in omvang en ernst van de verontreiniging. In een aantal gevallen kan voor het nemen van de beschikking al vastgesteld worden dat er sprake is van een stabiele eindsituatie, omdat er op basis van de beschikbare gegevens en modelberekeningen sprake is van een afnemende trend in omvang en gehaltes. Indien sanerings- of nazorgmaatregelen getroffen moeten worden, zullen wij daarover in overleg treden met de eigenaar of andere recht- of belanghebbende en afspraken maken. Wanneer er sprake is van een spoedlocatie maken wij met genoemde partijen afspraken om de locaties voor 2015 te saneren en/of de risico's te beheersen. Voor de overige locaties zullen afspraken gemaakt worden om deze na 2015 en uiterlijk 2030te saneren dan wel te beheersen. Net als bij de andere gevallen van bodemverontreiniging vinden wij dat eigenaren en andere belanghebbenden de verantwoordelijkheid hebben om eventuele sanerings- of nazorgmaatregelen te treffen ten behoeve van hun eigendom en rechten en het effect van deze maatregelen (indien nodig) te monitoren. Het principe van medefinanciering (het uitgangspunt van de financiële participatie door de provincie; de vervuiler betaalt maar de belanghebbende betaalt mee) wordt hierbij gehanteerd. De voormalige stortplaatsen, waar wij vanuit de Leemtewet de onderzoeksfase hebben gefinancierd en samen met de eigenaren en rechthebbenden inzicht hebben verkregen in de omvang van de problematiek rond de voormalige stortplaatsen, vormen een aparte categorie. Wij vinden dat de kosten voor eventuele nazorg en monitoring voor deze categorie niet alleen bij de eigenaar en rechthebbende neergelegd kunnen worden en dat wij daarin ook zullen bijdragen. Als vervolg op het NAVOS zijn in het NASTORT-traject 54 stortplaatsen nader onderzocht, omdat de aangetroffen verontreinigingsituatie daar aanleiding voor gaf. Deze 54 onderzoeken zijn in 2009 afgerond. Doel van de onderzoeken was tweeledig: het vaststellen of er nog verder onderzoek nodig is en/of de gegevens voldoende basis bieden om een conclusie ernst en spoed te kunnen trekken en/of (na)zorg/monitoring/beheersmaatregelen op de locatie nodig zijn. Op basis van de beschikbare gegevens en de concrete omstandigheden in aanmerking nemend zullen door ons beschikkingen worden genomen of besloten worden om aanvullend onderzoek uit te voeren. Hierbij zal echter de prioritering zoals die in het Bodemconvenant is vastgelegd, mede bepalend zijn. Dit betekent onder andere dat locaties met ecologische risico s tegen het einde van de programmaperiode, en afhankelijk van het dan beschikbare budget door ons zullen worden opgepakt 15. Voor een aantal onderzochte voormalige stortplaatsen blijken de verzamelde gegevens onvoldoende te zijn om te kunnen vaststellen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Uiterlijk in 2010 willen wij aanvullende gegevens verzamelen om een onderbouwde uitspraak te kunnen doen of er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en of de beschikking ernst en spoed kan worden genomen. Voor het merendeel van de onderzocht stortlocaties zijn voldoende gegevens beschikbaar om te kunnen vaststellen dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Van deze locaties zullen wij met behulp van de handreiking identificatie spoedlocaties vaststellen of sprake is van actuele humane, ecologische en/of verspreidingsrisico s, inclusief de bedreiging door verspreiding van boven de interventiewaarde verontreinigd grondwater van 15 Dit sluit eveneens aan bij het feit dat landelijk een aanpassing van het beleid ten aanzien van ecologische spoed wordt voorbereid. Tevens is naar ons oordeel de eerste stap bij ecologische spoed een verder onderzoek van de situatie om te bepalen of daadwerkelijk van spoed kan worden gesproken zie par.7.4, blz P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

38 kwetsbare objecten in de nabijheid van het stortlichaam. (zie ook paragraaf 4.1.2, blz.15). Wanneer voor het vaststellen van de onaanvaardbare risico s niet voldoende onderbouwing beschikbaar is, zullen wij in overleg met de eigenaar/gebruiker/pachter aanvullend onderzoek uitvoeren Landinrichting. Verschillende landinrichtingsprojecten in de provincie Groningen zijn vertraagd doordat bodemverontreiniging - in de vorm van gedempte sloten en wijken - aanwezig is. Wij hebben samen met betrokken partijen een oplossing gevonden om de stagnatie bij landinrichtingen op te heffen. Dit gebeurt door de verantwoordelijkheid voor de bodemverontreiniging weg te nemen bij de eigenaren en neer te leggen bij de Stichting Landinrichting en Bodemverontreiniging (SLB). Deze verschuiving van verantwoordelijkheden is vastgelegd in een overeenkomst waaraan een bodembeheerplan en een budget is gekoppeld. In het bodembeheerplan is aangegeven op welke wijze met de eventuele sanering wordt omgegaan. Het budget wordt bijeengebracht door de partijen bij de overeenkomst en komt gedeeltelijk ten laste van het Meerjarenprogramma. Tussen de activiteiten van de SLB en ons onderzoek op voormalige stortplaatsen bestaat overlap. De SLB neemt de nazorg bij landinrichtingsprojecten over. Daarbij komt de SLB in principe niet tot andere conclusies wat betreft het treffen van saneringsmaatregelen dan wij bij het project NAVOS. Een onvermijdelijk verschil tussen de rol van de provincie en die van de SLB is dat de SLB wel een rol vervult in het overnemen van de verantwoordelijkheid van vooralsnog niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Juist deze rol is onontbeerlijk in het landinrichtingsproces, omdat eigenaren het risico dat zij in de toekomst geconfronteerd kunnen worden met saneringsmaatregelen liever tijdens het landinrichtingsproces afkopen. Indien zich in de toekomst de niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging ontwikkelen tot ernstige gevallen van bodemverontreiniging treft de SLB de noodzakelijke saneringsmaatregelen. De SLB geeft alleen geld uit aan monitoring en sanering van gevallen van ernstige bodemverontreiniging. 6.6 Programmering en financiering waterbodems Met het in werking treden van de Waterwet (december 2009) zijn wij niet langer bevoegd gezag bij onderzoek en sanering van (regionale) waterbodems. Het initiatief voor het saneren en beheersbaar maken van waterbodems ligt dan volledig bij de waterkwaliteitsbeheerders, de waterschappen. Voor de rijkswateren blijft de Minister van Verkeer en Waterstaat (Rijkswaterstaat) bevoegd gezag. Wij zorgen voor een goede overdracht van taken. Er blijft echter een relatie bestaan tussen aanpak van land- en waterbodemverontreinigingen. Zo wordt slib afkomstig uit (regionale) watergangen vaak verwerkt op de landbodem en kan een verontreiniging de grenzen van land- en waterbodem overschrijden. Een goede afstemming blijft dus noodzakelijk. In het kader van de overgang van de locaties van de Wbb naar de Waterwet is afgesproken dat locaties met een beschikking ernst en spoed nog door ons als bevoegd gezag zullen worden begeleid. Het gaat concreet over: 1. Eemskanaal/Oosterhornhaven Delfzijl (start sanering uiterlijk 2015); 2. Scandinavische Havens Groningen; 3. Ceresmeer Stadskanaal. Na uitvoering van de sanering zullen de locaties worden overgedragen aan het bevoegde gezag in het kader van de Waterwet. 38 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

39 6.7 Programmering en financiering door derden De programmering van derden (marktpartijen en particulieren) is moeilijk te beïnvloeden. Wij zullen, net als op de bedrijfsterreinen, in samenspraak met gemeenten eigenaren/gebruikers van spoedlocaties benaderen. Ook hier hanteren wij een pragmatische aanpak. Eigenaren zullen uitnodigend worden benaderd. Onze aanpak zal bestaan uit een vorm van ondersteuning en advisering bij de uitvoering van onderzoek en sanering, maar ook door de inzet van ons ter beschikking staande juridische en financiële instrumenten. In principe wordt er door ons geen onderzoek of sanering uitgevoerd en/of (mede) gefinancierd, tenzij de haalbaarheid van de onze doelstellingen ten aanzien van de spoedlocaties in het gedrang komen. Wanneer eigenaren/gebruikers met een verzoek aan GS om (mede)financiering en/of ondersteuning bij ons komen, zullen wij dit verzoek welwillend behandelen. Onderdeel van het verzoek is een door de aanvrager ingevulde statusnotitie (zie paragraaf 9.5, blz. 51). Bij de beoordeling van het verzoek speelt mee: of er sprake is van een locatie met onaanvaardbare risico's, de spoedlocaties en zodoende bijdraagt aan onze 2015 doelstelling. de aanleiding voor de aanvraag. Deze moet (mede)gericht zijn op het beheersen van de aanwezige onaanvaardbare risico's. of er sprake is van een professionele marktpartij of van een particulier. Voor een professionele marktpartij gelden strengere voorwaarden dan voor een particulier. De voorwaarden voor een professionele marktpartij worden beschreven in paragraaf 4.5, blz. 21, en 9.4, blz. 48. In tegenstelling tot de professionele marktpartij worden er minder voorwaarden gesteld aan een bijdrage van een particulier, die wist van de verontreiniging en de woning heeft gekocht voor eigen bewoning, er een redelijke prijs voor de woning is bepaald (de kosten van sanering en onderzoek hebben geen rol gespeeld bij de bepaling van de kosten van het huis), de verontreiniging is ontstaan voor 1975 en de eigenaar niet is betrokken geweest bij de verontreiniging. de periode waarin de veroorzaking van de verontreiniging heeft plaatsgevonden (zie paragraaf en 9.4, blz. 48 voor de periodes). Deze periode is van invloed op het percentage waarin derden bijdragen in de onderzoeks- en saneringskosten. Wanneer eigenaren/gebruikers niet ingaan op onze uitnodiging om gezamenlijk de (potentiële) spoedlocaties te onderzoeken en/of te saneren zullen wij de inzet van het juridische instrumentarium overwegen. Ons beleid daarin staat beschreven in paragraaf 4.5, blz Overzicht financiering In Tabel 4 en Tabel 5 worden inschattingen gegeven van de kosten en de verschillende bijdrages in miljoenen euro's en de verdeling over DUB, ISV en derden Wij schetsen hier een optimistisch scenario en een meer pessimistisch scenario. Het pessimistische scenario gaat uit van geen of beperkte economische groei als gevolg van de huidige recessie, terwijl het optimistische uitgaat van een herstel en meer maatschappelijke en economische dynamiek. De kosten per sanering en onderzoek van ca 0.3 miljoen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Uitgangspunten bij beide scenario's zijn dat: bij de naar schatting ca 40 spoedlocaties aan het eind van de periode de onaanvaardbare risico's zijn beheerst en waar mogelijk gesaneerd; de ISV bijdrage alleen kan worden besteed aan dynamische locaties in het stedelijk gebied. Dit zijn er naar verwachting ca 45; meer bedrijven bij het pessimistische scenario met beperkte of geen economische groei in de draagkrachtregeling terecht komen; 39 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

40 de bijdrage van derden alleen plaatsvindt bij dynamische locaties en daarbij percentueel niet afwijkt van de bijdrage over de laatste jaren. Omdat er in het pessimistische scenario minder maatschappelijke ontwikkelingen zijn als gevolg van de huidige recessie zullen er in totaal minder locaties worden gesaneerd en zal de sanering van spoedlocaties meer ten laste komen van de decentralisatie uitkering bodem en minder ten laste van derden (de marktpartijen). De decentralisatie uitkering bodem (DUB) voor onze provincie bedraagt 11,35 miljoen en de ISV bijdrage 6,8 miljoen. De bijdrage van derden is sterk afhankelijk van de economische en maatschappelijke dynamiek. In het geval van het optimistische scenario kennen beide budgetten een klein tekort van respectievelijk ca 0,7 (DUB) en 0,2 miljoen (ISV). Bij het pessimistische scenario neemt het tekort bij het DUB toe naar 4,5 miljoen, terwijl er dan een overschot dreigt bij het ISV van ca 3,5 miljoen. Met andere woorden bij een dergelijk tekort op de decentralisatie uitkering bodem en wanneer het niet mogelijk zou zijn ISV-middelen aan statische spoedlocatie te besteden, is de 2015 doelstelling in het stedelijk gebied niet haalbaar. Om deze reden willen wij ISV gelden ook kunnen besteden aan statische spoedlocaties in het stedelijke gebied. Wanneer wij ook ISV middelen besteden aan statische spoedlocaties in het stedelijk gebied, kunnen de tekorten worden opgevangen door de provinciale bestemmingsreserve bodemsanering. Daarnaast willen wij de eventuele tekorten inbrengen bij de midterm review, zoals die in 2011 landelijk wordt opgesteld als tussentijdse evaluatie van het Bodemconvenant. 40 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

41 aantal totaal % kosten ten laste van derden DUB ISV derden spoed-statisch bedrijventerrein 2 0,60 0% 0,60 0,00 stedelijk 14 4,20 0% 4,20 0,00 landelijk 6 1,80 0% 1,80 0,00 spoed-dynamisch bedrijventerrein 9 2,70 100% 0,00 2,70 stedelijk 5 1,50 48% 0,78 0,72 landelijk 4 1,20 48% 0,62 0,58 dynamisch stedelijk 40 12,00 48% 6,24 5,76 landelijk 3 0,90 48% 0,47 0,43 gasfabriek 1 3,00 67% 1,00 2,00 BIO Zie Tabel 6 1,58 0% 1,58 0,00 waterbodem 3 pm 1,80 pm Totaal 87 29,48 12,07 7,02 12,19 Tabel 4 schatting van kosten (miljoen euro) en bijdrage derden voor de periode , optimistisch scenario aantal totaal % kosten ten laste van derden DUB ISV derden spoed-statisch bedrijventerrein 10 3,00 0% 3,00 0,00 stedelijk 18 5,40 0% 5,40 0,00 landelijk 9 2,70 0% 2,70 0,00 spoed-dynamisch bedrijventerrein 1 0,30 100% 0,00 0,30 stedelijk 1 0,30 48% 0,16 0,14 landelijk 1 0,30 48% 0,16 0,14 dynamisch stedelijk 20 6,00 48% 3,12 2,88 landelijk 1 0,30 48% 0,16 0,14 gasfabriek 1 3,00 67% 1,00 2,00 BIO Zie Tabel 6 1,58 0% 1,58 0,00 waterbodem 3 pm 1,80 pm Totaal 65 22,88 15,79 3,28 5,61 Tabel 5 schatting van kosten (miljoen euro) en bijdrage derden voor de periode , pessimistisch scenario Onderwerp BIO kosten kennisontwikkeling SKB 0,10 ecologische risico's 0,15 spoedlocaties 0,80 locaties doorschuiven naar bodembeheer 0,13 uitvoering bodemconvenant 0,20 actief bodembeheer 0,20 Totaal 1,58 Tabel 6 Kosten (miljoen euro) van Bijzonder Inventariserende Onderzoeken (BIO) 41 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

42 7 Bijzonder inventariserende onderzoeken Een deel van de decentralisatie uitkering bodem ( 1,58 miljoen) hebben wij gereserveerd voor de uitvoering van een aantal Bijzonder Inventariserende onderzoeken (BIO's). Sommige BIO s zijn gericht op kennisontwikkeling en kennisoverdracht, waarbij ook een aantal onderwerpen voortkomt uit het Bodemconvenant. Het grootste deel van de 1,58 miljoen, ca 0,8 miljoen is bestemd voor het uitvoeren van het onderzoek naar potentiële spoedlocaties zoals dat is beschreven in paragraaf 6.2.1, blz Bijdrage kennisontwikkeling en overdracht binnen het SKB Wij volgen nauwgezet de ontwikkelingen op het gebied van kennisontwikkeling en kennisoverdracht op gebied van bodem. Wij leveren in de voor ons interessante SKBprojecten een actieve bijdrage. Deze projecten passen in het Bodemconvenant genoemde onderzoeksprogramma 'kennisagenda van de ondergrond'. Bij projecten die van uit Gronings perspectief van bijzonder belang zijn, willen wij een actieve en financiële bijdrage leveren. De kosten worden geschat op Uitvoering van het bodemconvenant: verbreden van het beleid De uitvoering van het Bodemconvenant betekent een overgang van een bodemsaneringsbeleid, gericht op de chemische kwaliteit van de bodem, naar een meer integrale benadering van de ondergrond. In het kader van deze overgang worden in het convenant een aantal onderwerpen opgesomd, als het stimuleren van innovatie, opstellen van een visie op de ondergrond, onderzoek naar de effecten van het ondergrondse gebruik op sociale economische, ecologische en cultuurtechnische factoren. Maar ook het maken van afspraken over de combinatie van bodemdoelstelling en de winning van duurzame energie, de implementatie van gebiedsgericht grondwaterbeheer. Deze onderwerpen moeten in deze periode worden uitgewerkt voor de Groningse situatie. De uitwerking zal in nauw overleg met de Groningse gemeenten en de verschillende partijen in den lande plaatsvinden. Het gaat hierbij o.a. om het implementatietraject 'Geef Bodem de Ruimte (Bodemvisie II). De totale kosten worden voorlopig geraamd op ca Actief bodembeheer Wij willen onze regierol richten op een duurzame manier van bodembeheer door regionaal overleg te bevorderen (schakelfunctie), bij te dragen aan het ontwikkelen van kennis en het bereiken van uniformiteit in de uitvoering van het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit. Wanneer de bodemkwaliteitskaarten en bodembeheernota s op een uniforme wijze tot stand zijn gekomen, is intergemeentelijk grondverzet makkelijker, wat hergebruik van secundaire grondstoffen bevordert, is er meer eenduidigheid in de terugsaneerwaarden en is de aanpak van bovengemeentelijke diffuse bodemverontreiniging eenvoudiger. Bovendien bevordert dit een doelmatigere handhaving. De kosten hiervoor worden geraamd op ca Onderzoek naar locaties met onaanvaardbare ecologische risico s Op de huidige lijst van (potentiële) spoedlocaties staan weinig locaties met (potentieel) onaanvaardbare ecologische risico's. Op basis van het geringe oppervlakte (50 m2) waar een overschrijding van de interventiewaarde hoeft plaats te vinden voor dat er sprake is van een 42 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

43 ecologische risico's, waren er meer locaties met ecologische risico's verwacht. Hierbij kan gedacht worden aan de bodem bij wierden, gedempte sloten of wegverhardingen. Daarnaast is er grote onzekerheid bij en discussie over locaties waar in de tweede stap van het saneringscriterium sprake is onaanvaardbare ecologische risico's, deze ook daadwerkelijk aanwezig zijn en wat de te treffen maatregelen zouden moeten zijn. Gezien deze onzekerheden willen wij op een aantal, in eerste instantie 3, plaatsen in onze provincie eerst de ecologische risico's vaststellen via het uitvoeren van een triade onderzoek en indien daar aanleiding voor is, beleid ontwikkelen over hoe daar verder mee om te gaan. Voor de uitvoering van het onderzoek zullen wij afstemming en overleg zoeken met andere bevoegde overheden, Bodem+ en het ministerie van VROM. De kosten worden geraamd op ca Locaties doorschuiven naar bodembeheer Door de uitvoering van de inventarisaties ten behoeve van het landsdekkend beeld zijn veel locaties geïdentificeerd met een mogelijke ernstige bodemverontreiniging. Voor Groningen gaat het om ca locaties, waarvan bij het overgrote deel uiteindelijk geen ernstige bodemverontreiniging zal worden aangetroffen. Wij willen de mogelijkheden verkennen of het via een vergelijkbare aanpak als de 'versnelde' identificatie van spoedlocaties, het mogelijk is versneld de locaties waar (zeer waarschijnlijk) geen sprake zal zijn van ernstige bodemverontreiniging te identificeren. De kosten worden geraamd op ca P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

44 8 Kwaliteit, personele inzet en programmawijziging 8.1 Kwaliteit Basis voor ons handelen is dat wij ons werk kwalitatief goed invullen. Wij willen heldere, transparante en goed onderbouwde beslissingen nemen. Om deze reden besteden we veel aandacht aan kwaliteitszorg. We beschrijven onze werkprocessen en werken hiernaar. De werkprocessen worden aan de hand van het normblad 8001 uitgewerkt tot op een ISOgecertificeerd niveau (ISO-9001). Een belangrijk resultaat is onze missie. Deze luidt als volgt: Wij geven op transparante, doelmatige en integere wijze invulling aan de wettelijke, stimulerende en ondersteunende taken ten aanzien van duurzame ontwikkeling, het algemeen milieubeleid en bodemsanering om zo een bijdrage te leveren aan een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving in de provincie Groningen. 8.2 Personele inzet De uitvoering van dit programma legt een grotere druk op onze capaciteit dan de uitvoering van de voorgaande meerjarenprogramma s. Dit is een gevolg van de opgave uit het Bodemconvenant en de daarbij gestelde einddata. De verplichtingen uit het convenant vragen van ons een pro-actieve inzet waar wij voorheen een meer re-actieve rol hadden om zo op een goede manier invulling te kunnen geven aan het principe de belanghebbende betaalt mee en het uitgangspunt dat vooral gebruik moest worden gemaakt van eventuele dynamiek op een verontreinigde locatie. 8.3 Monitoring, evaluatie en programmawijzigingen De uitvoering van het MJP zal worden gemonitoord en jaarlijks gerapporteerd aan Provinciale Staten. Bij de monitoring zal dezelfde systematiek met bodemprestatie-eenheden (b.p.e.) worden gevolgd als de laatste jaren gewoon is. Op deze wijze is duidelijker en sneller inzichtelijk te maken of het programma zijn doelstelling zal kunnen halen en of er eventueel wijzigingen zullen moeten plaatsvinden. Het is mogelijk, zelfs zeer waarschijnlijk, dat het Meerjarenprogramma wijzigt gedurende de uitvoering. Projecten kunnen uitlopen, zodat financiële tegenvallers ontstaan. Deze tegenvallers moeten binnen het programma worden gecompenseerd, waardoor andere projecten gedeeltelijk of geheel niet kunnen worden uitgevoerd. Ook kan het zijn dat geplande projecten om een of andere reden geen doorgang kunnen vinden. Daar komt dan een ander project voor in de plaats. Indien ruimte ontstaat of om milieuhygiënische redenen nodig is om een ander project uit te voeren dan aanvankelijk gepland, wordt de in paragraaf op bladzijde 28 en 29 genoemde prioritering gehanteerd. Eventuele programmawijzingen worden in ons jaarverslag bodemsanering opgenomen en bij de jaarlijkse rapportage aan de Staten worden onderbouwd. 44 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

45 9 Bijlagen 9.1 Bijlage 1 Lijst van afkortingen en definities Bedrijfsterrein In art. 55a van de Wbb wordt onder een bedrijfsterrein verstaan een perceel waarop bedrijfsactiviteiten worden verricht door een onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 of de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, niet behorend tot de landbouwsector. BIELLS Bodeminformatie Essentieel voor Landelijke en Lokale Sturing. een landelijk project voor de ontsluiting van bodem(gerelateerde) data. BIO Bijzonder Inventariserend Onderzoek BodemCentrum BodemCentrum is een initiatief van MKB-Nederland, VNO-NCW, Bovag, Koninklijke Metaalunie, Netex en FME-CWM en is in december 2006 opgericht. Bodemcentrum biedt bedrijven een totaaloplossing via één loket voor het uitvoeren van bodemsanering. Bodemcentrum is dan ook een logisch vervolg op de BSB-stichtingen. Bodemcentrum bekijkt namens het bedrijf de subsidiemogelijkheden, maar verzorgt ook de nodige contacten met de bevoegde overheden die het saneringsplan en de uitgevoerde sanering moeten goedkeuren. Bodemcentrum voert de cofinancieringsregeling uit. BUS Besluit uniforme sanering. Maakt het mogelijk voor een beperkt aantal type verontreinigingen om met versnelde procedure de verontreiniging te saneren. BPE Bodemsaneringsprestatie-eenheid, een door VROM ingevoerde index om het bodemsaneringsprogramma te vertalen naar toetsbare prestaties. DUB Decentralisatie uitkering bodem Gebruiksbeperkingen Gebruiksbeperkingen zijn beperkingen in het gebruik van gesaneerde percelen (perceelsgedeelten). De beperkingen houden rechtstreeks verband met restverontreiniging, de getroffen saneringsmaatregelen en het gebruik van de locatie. GLOBIS Bodeminformatiesysteem voor bevoegde overheden Wbb HBB Historisch Bodem Bestand HEN-wateren water van het hoogst ecologische niveau. Het benadert de meest een natuurlijke situatie. De provincie wil die ecologische waarde beschermen en eventuele negatieve beïnvloeding terugdringen ILG Investeringsfonds Landelijk Gebied INSPIRE INSPIRE staat voor INfrastructure for SPatial InfoRmation in Europe. De richtlijn biedt een wettelijk kader voor de oprichting en werking van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in Europa. De belangrijkste doelstelling van INSPIRE is om gebiedsdekkende, geharmoniseerde geografische informatie vlotter ter beschikking te stellen. Zo ondersteunt het de formulering, uitvoering en evaluatie van het Gemeenschappelijk beleid met een rechtstreekse of onrechtstreekse impact op het milieu ISV Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing ISV1 Programmaperiode ISV ISV2 Programmaperiode ISV ISV3 Programmaperiode ISV MJP Wbb Meerjarenprogramma Wet bodembescherming MOP Milieuontwikkelingsprogramma NAVOS Nazorg Voormalige Stortplaatsen. In het kader van het project NAVOS heeft de provincie Groningen 400 voormalige stortplaatsen onderzocht. NASTORT In het project 'NASTORT' brengt de provincie de aard, omvang en mogelijke risico's van bodemverontreiniging rondom voormalige stortplaatsen nader in beeld. het gaat daarbij om ca 60 locaties. NETEX Nederlandse vereniging van Textielreinigers (Netex) is de 45 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

46 Onderneming POP SEB SKB SLB Stabiele eindsituatie Statusnotitie WHP W.S.V. brancheorganisatie voor stomerijen waarbij zeker 60% van de Nederlandse stomerijen is aangesloten. Een onderneming = een duurzame organisatie die erop gericht is met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijk productieproces met het oogmerk winst te behalen Provinciaal Omgevingplan Sanering in Eigen Beheer Stichting Kennisontwikkeling en kennisoverdracht Bodem Stichting Landinrichting en Bodemverontreiniging De stichting is opgericht voor het oplossen van stagneringen van landinrichtingsprojecten. De belangrijkste taak van SLB is het overnemen van de juridische aansprakelijkheid die op de grondeigenaren rust, voor bodemverontreiniging als gevolg van demping van wijken en sloten zoals dat in het verleden vaak plaatsvond. De stichting is verantwoordelijk voor het beheer van de door verschillende partijen ingebrachte gelden, waarmee onderzoeken en saneringen kunnen worden betaald. Van een stabiele eindsituatie is sprake wanneer binnen 30 jaar na het nemen van de beschikking ernst en spoed de omvang van de grondwaterverontreiniging een duidelijke afnemende trend vertoond, die wijst op een terugkeer naar (nagenoeg) de oorspronkelijke omvang. Daarbij mogen zich nu en in de toekomst geen onaanvaardbare risico's voordoen voor mens en milieu (ROSA, 2005). Een notitie die door ons als provincie wordt opgesteld waarin wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden bij de veroorzaking van de verontreiniging, de draagkracht van betrokken partijen en de kosten van de uitvoering van het afperkende nader onderzoek of de saneringskosten. Waterhuishoudingsplan Wet Stedelijke Vernieuwing 9.2 Bijlage 2 Het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (Bodemconvenant) In het convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (of Bodemconvenant) (10 juli 2009) zijn naast een aantal gezamenlijke afspraken over de gewenste verbreding en verdieping van het bodembeleid ook de verdeling van middelen concreet vastgelegd. De genoemde afspraken zullen op landelijk niveau de komende jaren verder worden uitgewerkt en nader geconcretiseerd. Centraal staan de volgende doelstellingen: het verwerven van kennis over de risico s van het gebruik van de ondergrond; het benutten van de kansen van de ondergrond (voor bijvoorbeeld ondergronds bouwen, bodemenergie, CO2- en gasopslag) en het verschaffen van instrumenten hiervoor, met behoud van kwaliteit; het optimaliseren van samenhang en afstemming tussen de verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem, en ruimtelijke ontwikkeling) om de meest efficiënte benadering te bereiken; het maken van afspraken over de aanpak van spoedlocaties; het waar nodig aanpassen van de bestuurlijke taakverdeling en deze toesnijden op een optimale uitvoering van taken en bevoegdheden. De belangrijkste, in het convenant, aangekondigde wijzigingen binnen het bodembeleid zijn: verdere decentralisatie van verantwoordelijkheden en uitvoering van het Rijk naar het bevoegd gezag. Hierbij komt de verantwoordelijkheid voor de aanpak van spoedlocaties, grootschalige grondwaterverontreiniging en de ruimtelijke ontwikkeling van de ondergrond bij de gemeente- en/of provinciebestuurders te liggen; 46 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

47 sturing door beleidsafspraken neergelegd in bestuurlijke overeenkomsten. Het is van groot belang dat bestuurders van provincies, gemeenten en waterschappen zich voor de komende periode verenigen op de doelstellingen van het convenant; toenemende samenhang van het bodembeleid met het energie- en waterbeleid en het beleid voor de ondergrond. Samenhang en samenwerking tussen de verschillende beleidsdoelen zijn noodzakelijk voor een efficiënte en effectieve uitvoering van het nieuwe bodemontwikkelingsbeleid; verdere integratie van het bodemsaneringsbeleid in een gebiedsgerichte benadering mede in het kader van het ruimtelijke ordeningsbeleid; de ondergrond moet duurzaam kunnen worden gebruikt, maar wel met oog voor de kwetsbaarheid van het bodemsysteem. 9.3 Bijlage 3 De Handreiking Identificatie Spoedlocaties (2009) Het protocol is opgezet in opdracht van VROM. In het navolgende volgt een samenvatting. Doelstelling Handreiking De handreiking is opgesteld om de bevoegde overheden te faciliteren met het versneld en robuust identificeren van alle spoedlocaties. Ook zal de handreiking ertoe bijdragen dat er minder verschillende methoden worden gebruikt voor de identificatie van de spoedlocaties. Deze slimme methode legt vooral de nadruk op de criteria voor spoed en minder op de omvangbepaling. Er wordt gebruik gemaakt van innovatieve onderzoeksmethoden, gelijkvormigheid van gevallen en van expert-kennis. Doelstelling methode 'slim onderzoek' De slimme methode heeft als doel heeft een definitieve uitspraak te doen over: "zeer waarschijnlijk potentieel spoed ja dan nee'; het type actuele risico's waar de spoed op is gebaseerd (humaan en/of ecologie en/of verspreiding). De methode maakt gebruik van alle informatie die van een verdachte locatie bekend is. De methode 'slim onderzoek' kan op elke in het klassieke Wbb-spoor en in het prisma- en focustraject worden ingestoken. Het is met nadruk niet de bedoeling om onderzoek over te doen, maar om met bestaande informatie aangevuld met bodemonderzoek snel en efficiënt tot de juiste categorie-indeling te komen, zoals weergegeven in Figuur 1. Met deze handreiking wordt alleen de informatie verzameld die van belang is voor het behalen van de doelstelling. Aanvullende informatie benodigd voor de omvangbepaling of sanering wordt niet speciaal verzameld. Figuur 1 Schematisch overzicht methode slim onderzoek Met "slim" wordt in dit kader bedoeld dat niet voor alle locaties het hele klassieke Wbbonderzoekstraject van verkennend en nader onderzoek wordt uitgevoerd, maar dat op basis van expert judgement en kennis van de systematiek van risicobeoordeling de locaties waar sprake is van spoed worden geïdentificeerd. Gebruik maken van gelijkvormigheid In sommige gevallen kan ervoor gekozen worden een deel van de spoedcriteria niet te toetsen. Door te kijken naar de gelijkvormigheid van gevallen, zowel voor wat betreft de bodemopbouw als de aard van de verontreiniging, kan worden geconcludeerd dat een bepaald 47 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

48 type locatie nooit tot een bepaald risico zal kunnen leiden. Met name voor het beoordelen van verspreidingsrisico's kan hiervan gebruik worden gemaakt. Consequentie 'zeer waarschijnlijk geen spoed' De locaties worden beoordeeld als 'zeer waarschijnlijk geen spoed' worden in de toekomst niet vergeten. De bedoeling is dat de bodem op zo'n locatie wordt aangepakt als er op de locatie herontwikkeling, nieuwbouw, verkoop of een andere activiteit plaats vindt (zie Figuur 1). Naar verwachting zal het grootste deel van alle potentiële spoedlocaties uiteindelijk in de categorie 'zeer waarschijnlijk geen spoed' vallen. Betrouwbaarheid Bij het verkleinen van de spoedlijsten is uitgegaan van een betrouwbaarheid die significant kleiner is dan 100% (men verwacht wel dat veruit het grootste deel van de werkelijke spoedlocaties op de lijst staat, uitgangspunt FOCUS). Bij het uitvoeren van veldonderzoek is echter een zeer grote betrouwbaarheid gewenst door de bevoegde overheden. Dit komt omdat aan veldonderzoeken meer 'zwaarte' wordt toegekend: het is ongewenst dat een veldonderzoek wordt uitgevoerd naar humane risico's, waaruit 'zeer waarschijnlijk geen spoed' komt, en dat achteraf blijkt dat toch sprake is van spoed. De betrouwbaarheid van de uitspraak moet minimaal gelijk zijn aan de uitspraken die op basis van klassieke bodemonderzoeken kan worden gedaan. Groningse aanvullingen Op twee punten hebben wij de handreiking aangepast aan de Groningse situatie: Beoordeling spoed verspreiding. Bij het omvangscriterium wordt als grens gehanteerd 6000 m3. En wordt de inschatting van minimale leeftijd verontreiniging * 1000 m3 (pag. 31uit de handreiking) als niet toepasbaar gezien Locaties in pre-ho fase: Hierbij zal in aanvulling op de handreiking een extra analyse van locaties met brandstofopslag > < nabij 100 m. van kwetsbare gebieden plaatsvinden. De kwetsbare gebieden zijn gedefinieerd in Tabel 2, blz Bijlage 4 Afstemming bevel/kostenverhaal In de "Eindnotitie project afstemming bevel/kostenverhaal" (2001) is beschreven op welke wijze kosten verhaald worden op veroorzakers en schuldige eigenaren en hoe het bevelsinstrumentarium van de Wbb wordt ingezet. Uitgangspunt van de Wbb is dat saneringen zoveel mogelijk door derden met eigen middelen worden uitgevoerd. Op grond van de Wbb kunnen wij zowel veroorzakers als de zogenaamd schuldige eigenaars c.q. erfpachters aanspreken. Zij heeft daartoe een viertal instrumenten: het geven van onderzoeks- of saneringsbevelen; het zelf of door de gemeente laten uitvoeren van de sanering met Wbb-middelen en kostenverhaal achteraf op de veroorzaker (wegens onrechtmatige daad van de veroorzaker); het zelf of door de gemeente laten uitvoeren van de sanering met Wbb-middelen en kostenverhaal achteraf op de schuldig eigenaar (wegens ongerechtvaardigde verrijking, omdat het perceel door bodemsanering meer waard wordt); medefinanciering of afkoop door veroorzakers en eigenaren die niet of niet geheel aangesproken kunnen worden. De Wbb kent een viertal bevelen. Het bevel tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek, het bevel tot het treffen van tijdelijke beveiligingsmaatregelen, het bevel de bodem te saneren en het bevel om alsnog in overeenstemming met het goedgekeurde saneringsplan te handelen. Bevelen kunnen worden gegeven aan veroorzakers en zogenaamde niet-onschuldige eigenaren en erfpachters. Geen bevel kan worden gegeven aan de zogenaamd onschuldige eigenaars, dit zijn eigenaars: 48 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

49 die geen (in)directe betrokkenheid hebben gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging; die geen een relatie of een duurzame rechtsbetrekking hebben gehad met de veroorzaker(s); die ten tijde van de aankoop niet wisten of hadden kunnen weten dat de verontreiniging aanwezig was. Dit laatste criterium is onder andere afhankelijk van de datum van aankoop, de deskundigheid van partijen, of de locatie al opgenomen is of was in het bodemsaneringsprogramma van de provincie en of er al bodemonderzoek is of was uitgevoerd. Daarnaast kent de Wbb een gedoogbevel: dat wil zeggen dat derden moeten gedogen dat er bijvoorbeeld onderzoek of saneringswerkzaamheden op hun terrein worden uitgevoerd. Uit jurisprudentie blijkt dat het voor de Staat erg moeilijk is om veroorzakers na uitvoering van de sanering met overheidsmiddelen aan te spreken voor de kosten van sanering van verontreinigingen die zijn ontstaan voor Vanaf 1975 had men kunnen weten dat de overheid inspanningen zou gaan leveren om bodemverontreinigingen te saneren. Om die reden komt het vaak voor dat de veroorzaker slechts wordt aangesproken voor het aandeel van de verontreiniging dat na 1975 is veroorzaakt. Een schuldige eigenaar kan na sanering door de overheid worden aangesproken omdat zijn perceel door de sanering met overheidsmiddelen meer waard is geworden. De bijdrage wordt berekend door te laten taxeren wat het perceel vlak voor de sanering en vlak na de sanering waard is. Het verschil moet de eigenaar aan de Staat betalen. Een eigenaar/bewoner die weliswaar schuldig is omdat hij ten tijde van de aankoop wist dat het perceel verontreinigd was, maar die een normale koopprijs (alsof het perceel niet verontreinigd was) heeft betaald wordt niet wegens ongerechtvaardigde verrijking aangesproken. In de notitie Ongerechtvaardigde verrijking, brief van de minister van 8 juni 1994 aan de Tweede Kamer, vergaderjaar , nr nr. 11. is aangegeven hoe met kostenverhaal op grond van ongerechtvaardigde verrijking wordt omgegaan. In een ministeriële beleidsregel is het kostenverhaal verder uitgewerkt. De directe aanleiding tot het ontwikkelen van beleid voor kostenverhaal op grond van artikel 75 Wbb is gelegen in de beslissing van VROM om de werkvoorraad kostenverhaalzaken op een zo efficiënt en verantwoord mogelijke wijze af te wikkelen. Hiervoor is binnen VROM een uitvoeringsorganisatie Kostenverhaal actief (Bodem+). De beleidsregel heeft tot doel om deze uitvoeringsorganisatie meer duidelijkheid te bieden over de wijze van aanpak. Indien een veroorzaker of eigenaar niet of niet geheel is aan te spreken kan hij in aanmerking komen voor medefinanciering of afkoop. De veroorzaker/eigenaar draagt dan zijn deel (waarvoor hij nog wel is aan te spreken) bij in de kosten van onderzoek of sanering. In de notitie over afstemming bevel/kostenverhaal (2001) is aangegeven hoe in de praktijk met het bevel/kostenverhaal kan worden omgegaan. Wanneer een saneringsproject medegefinancierd wordt door de overheid, bekijken wij - vooraf - wie verantwoordelijk is voor de verontreiniging en in hoeverre een overheidsbijdrage daarmee in verhouding staat. Dit wordt vastgelegd in een statusnotitie. Belangrijke begrippen en tijdstippen zijn voor het kostenverhaal en inzet juridisch instrumentarium zijn in onderstaande tabel weergegeven. 49 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

50 Begrip Duurzame rechtsbetrekking Betrokkenheid Moment van verkrijging Verkrijging vóór 1 januari 1975 Verkrijging tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1983 Verkrijging tussen 1 januari 1983 en 1 januari 1987 omschrijving Degene, die een duurzame rechtsbetrekking heeft (gehad) met de vervuiler wordt als niet-onschuldige eigenaar aangemerkt, indien de rechtsbetrekking ingrijpen in de bedrijfsvoering van de vervuiler mogelijk maakt(e) en de rechthebbende redelijkerwijs op de hoogte was (is) of had kunnen zijn van de activiteiten van de vervuiler, die tot bodemverontreiniging hebben geleid. Indien de rechtsbetrekking is geëindigd en de vervuiler op grond daarvan had kunnen worden aangesproken tot herstel in de oude toestand, wordt de eigenaar eveneens als niet-onschuldig in deze zin aangemerkt. Het aanbieden van compensatie ligt in deze gevallen niet in de rede tenzij dat zou leiden tot onevenredig nadeel. De eigenaar als hier bedoeld zal in ieder geval de waardestijging als gevolg van de sanering zelf moeten dragen Betrokken zijn bij bodemverontreiniging is in veel gevallen gelijk te stellen aan het (mede)veroorzaken daarvan. Het verschil tussen de vervuiler en de "betrokkene" lijkt dan vooral van taalkundige aard. Het onderscheid kan zin hebben in die gevallen, waar een bepaalde (rechts)persoon strikt juridisch gesproken niet als "veroorzaker" is aan te merken. Een voorbeeld is de werknemer van het bedrijf dat de vervuiling heeft veroorzaakt. Die werknemer is strikt genomen geen vervuiler, maar als hij deel heeft genomen aan de vervuilende activiteiten (of daaraan leiding heeft gegeven), is hij betrokken. Indien hij op enig moment de eigendom verkrijgt van het betreffende terrein, is hij als betrokkene aan te spreken. Overigens zal in een dergelijk geval meestal (tevens) sprake zijn van "wetenschap" op het moment van verkrijging. De eigenaar die ten tijde van verkrijging wist of kon weten dat het terrein was verontreinigd, is niet-onschuldig. De vraag is wat het moment van verkrijging is. Bij een "gemiddelde" eigendomsverkrijging is sprake van 2 momenten: koop en overdracht. Bepalend is de wetenschap op het moment van overdracht, die leidt tot eigendomsverkrijging. De eigenaar, die op het moment van koop niet wist of kon weten dat het terrein was verontreinigd, maar bij overdracht wél is niet-onschuldig. Een uitzondering geldt voor het geval uit de omstandigheden van het geval blijkt dat na koop aan overdracht niet meer viel te ontkomen. Bijvoorbeeld omdat de verkoper in rechte met succes medewerking aan het transport heeft kunnen afdwingen. In die gevallen kan worden uitgegaan van de wetenschap op het moment van aankoop. Voorts geldt een uitzondering indien de verkrijger op een eerder moment een aanmerkelijk financieel belang heeft gekregen in de onderneming, die eigenaar is van het terrein. In dat geval is de wetenschap ten tijde van verkrijging van dat belang bepalend. de eigenaar is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd. Uitgezonderd zijn de gevallen waarin sprake is/was van een duurzame rechtsbetrekking met de vervuiler en die gevallen waarin de eigenaar zélf de vervuiler is de eigenaar die op het moment van verkrijging wist dat het terrein was verontreinigd, is niet-onschuldig. Verder is de professionele koper, die door eenvoudig onderzoek (bij de gemeente en/of buurtbewoners) kennis had kunnen nemen van bodemverontreiniging, niet-onschuldig. In het algemeen moet het daarbij gaan om verdachte terreinen (met name al dan niet voormalige industrieterreinen). de eigenaar die in die periode een verontreinigd terrein heeft verkregen, is niet-onschuldig. Tenzij het een niet-professionele koper betreft die ten tijde van verkrijging niet op de hoogte was van de verontreiniging. 50 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

51 Begrip Verkrijging na 1 januari 1987 Verkrijging na 1 maart 1993: omschrijving de eigenaar die na 1 januari 1987 een verontreinigd terrein heeft verkregen, is niet-onschuldig. Voor eigenaren-bewoners geldt een uitzondering. de eigenaar-bewoner die een huis heeft gekocht met een (al dan niet nadien) lekkende huisbrandolietank, is niet-onschuldig. Deze "uitzonderingspositie" geldt niet voor de bewoner, die zelf bodemverontreiniging heeft veroorzaakt respectievelijk als veroorzaker is aan te merken. Daaronder is ook te verstaan de eigenaar-bewoner die een tank heeft geïnstalleerd of doen installeren, welke tank later is gaan lekken. Voor die categorie van bewoners gelden de "normale" regels voor vervuilers Tabel 7 Belangrijke begrippen en data 9.5 Bijlage 5 Statusnotitie In de statusnotitie wordt een opsomming gemaakt van de relevante gegevens over de betrokken locatie. Hierbij wordt in ieder geval ingegaan op de hieronder vermelde gegevens. De statusnotitie dient op een zodanige wijze te worden opgesteld, dat deze ook aan externe partijen kan worden verstrekt. Dit betekent dus dat de statusnotitie zich beperkt tot de 'kale' feiten en niet zozeer ingaat op de beoordeling daarvan. Indien gedurende het project er meer gegevens naar boven komen, worden deze in de statusnotitie verwerkt. In een projectplan worden de partijen en hun verantwoordelijkheden nader uitgewerkt. Ook wordt daarin de te volgen strategie geschetst. Daarbij is onder meer van belang of in het betreffende geval het bevelsinstrumentarium ingezet kan worden en of kostenverhaal mogelijk is. De notitie verkent de mogelijkheden voor de inzet van het juridisch instrumentarium op basis van: 1. kostenverhaal onrechtmatige daad (art. 75 lid 1 Wbb) Bij de beoordeling of sprake is van een onrechtmatige daad dient gekeken te worden naar: belangenvereiste; relativiteitsvereiste; veroorzaking; tijdstip van veroorzaking; kenbaarheid en onderzoeksplicht; schuld, gevaarzetting en risico; causaal verband tussen onrechtmatige gedraging en schade. Bovendien is van belang aandacht te besteden aan de verjaringstermijnen (absolute termijn: 30 jaar na laatste veroorzakende handeling; relatieve term ijn: 5 jaar na bekend worden met saneringsnoodzaak en veroorzaker) 2. bevelsinstrumentarium (art Wbb). Een saneringsbevel kan worden gegeven indien sprake is van een ernstig geval van verontreiniging waarvan de sanering spoedeisend is. Het bevel wordt gericht aan de veroorzaker of aan de eigenaar of erfpachter, tenzij aangesprokene aantoont dat hij "onschuldig eigenaar" is. 3. ongerechtvaardigde verrijking (art. 75 lid 3 Wbb). Alvorens een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking kan worden ingesteld, dient te worden nagegaan of sprake is van: a. verrijking; b. ongerechtvaardigdheid; c. redelijkheid van verhaal (geen verhaal mogelijk indien sprake is van een "onschuldig eigenaar"). Relevante gegevens: oorzaak verontreiniging; 51 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

52 veroorzaker; eigendomssituatie; schuldig/onschuldig; Verkrijgen van informatie: o raadplegen relevante archieven en bestanden bij de gemeente; o opvragen gegevens over rechtsvorm en eigendomssituatie bij Kamer van Koophandel (KvK); o opvragen eigendomsgegevens en kadastrale nummers bij Kadaster. Begrip punten locatie om welke locatie (perceelsnummers, kadastrale aanduiding, situatieschets) gaat het? wat is de huidige functie van de locatie? welke bestemming ligt op de locatie? eigendom wie is eigenaar? op welk moment is het eigendom verkregen? is er sprake van een zakelijk gerechtigde t.a.v. de locatie (bijv. erfpachter)? is er sprake van een persoonlijk recht t.a.v. de locatie (bijv, huur, gebruik)? is er contact/overleg (geweest) met de huidige eigenaar? verontreinigingsituatie overzicht van uitgevoerde onderzoeken? waardoor is de verontreiniging veroorzaakt? in welke periode is de verontreiniging ontstaan (voor of na 1975, evt. per gedeelte aangeven)? beoordeling ernst en spoed (evt. beschikkingen)? veroorzaker wie kan(kunnen) als veroorzaker(s) worden aangemerkt? is er sprake van veranderingen in de juridische entiteit van veroorzaker(s)? is er contact/overleg (geweest) met veroorzaker(s)? schuldig/onschuldig had/heeft de eigenaar een duurzame rechtsbetrekking met veroorzaker? had eigenaar directe of indirecte betrokkenheid bij veroorzaking van verontreiniging? was de eigenaar op het moment van verkrijging op de hoogte van de verontreiniging of kon hij daarvan redelijkerwijs op de hoogte zijn? sanering verwachte kosten van sanering? verwachte kostenverdeling tussen betrokken partijen? Tabel 8 Checklist voor de inhoud van de statusnotitie Bodemverontreiniging 9.6 Bijlage 6 Financiële regelingen voor bedrijventerreinen De bedrijvenregeling Op 11 juni 2001 is het Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen in werking getreden. Het convenant is ondertekend door de ministers van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VROM) en Economische Zaken (EZ), vertegenwoordigers van het georganiseerde bedrijfsleven (VNO/NCW en MKB-Nederland) evenals de colleges van gedeputeerde staten en de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG). In het convenant zijn afspraken gemaakt over de saneringsfase van de BSB-operatie (Bodemsanering Bedrijfsterreinen). Deze afspraken hebben betrekking op een saneringsplicht voor bedrijven, een subsidieregeling voor sanering van bedrijfsterreinen, en de mogelijkheid rekening te houden met draagkrachtproblemen. De saneringsplicht is opgenomen in de gewijzigde Wbb, de subsidieregeling en de wijze waarop wordt omgegaan met draagkrachtproblemen zijn geregeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering. De subsidieregeling heeft tot doel de sanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen te bevorderen door eenduidig te regelen in welke gevallen de overheid een subsidie kan verstrekken. Op grond van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering kan de minister van VROM subsidie verstrekken aan eigenaren of erfpachters van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen. De minister heeft in het Delegatiebesluit de taken en bevoegdheden uit hoofdstuk 3 en artikel P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

53 van het Besluit overgedragen aan het bevoegd gezag Wbb. De financiële middelen voor de Bedrijvenregeling worden centraal beheerd door VROM. In totaal hebben zich 120 bedrijven in onze provincie aangemeld voor de bedrijvenregeling. Twee bedrijven hebben een subsidie toekenning gehad en drie bedrijven hebben een aanvraag ingediend. De co-financieringsregeling Een groot aantal bedrijven valt door de bepalingen uit de bedrijvenregeling buiten de reikwijdte van de regeling. Om ook deze bedrijven te stimuleren tot sanering wordt onder voorwaarden bijgedragen aan de kosten voor bodemsanering. Het gaat hier om een gezamenlijk belang van overheid en bedrijfsleven. Daarom wordt dit stimuleringsbeleid aangeduid als cofinanciering. Cofinanciering is vastgelegd in aanvullende bepalingen in de Regeling financiële bepalingen bodemsanering Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid van de minister om regels te stellen voor de subsidie die wordt verstrekt aan een collectieve organisatie (artikel 31, tweede lid Besluit financiële bepalingen bodemsanering). De reikwijdte en voorwaarden van dit instrument hebben vooral betrekking op het stimuleren van een gebiedsgerichte benadering, al of niet in combinatie met gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De criteria zijn ruim geformuleerd om recht te doen aan de beoordeling van het maatschappelijk belang in de lokale situatie. Het Bodemcentrum voert de co-financieringsregeling voor het ministerie van VROM uit en heeft hiervoor middelen beschikbaar gesteld gekregen. Maximaal 5 miljoen uit de Bodemcentrum kas mag aan cofinanciering worden besteed. Het BodemCentrum is een initiatief van MKB-Nederland, VNO-NCW, Bovag, Koninklijke Metaalunie, Netex en FME- CWM en is in december 2006 opgericht. Het Bodemcentrum biedt bedrijven een totaaloplossing via één loket voor het uitvoeren van bodemsanering. Bodemcentrum is het logisch vervolg op de BSB-stichtingen. Het Bodemcentrum bekijkt namens het bedrijf de subsidiemogelijkheden, maar verzorgt ook de nodige contacten met de bevoegde overheden die het saneringsplan en de uitgevoerde sanering moeten goedkeuren. Om voor cofinanciering in aanmerking te komen moeten bedrijven aan een aantal voorwaarden voldoen. Wij bekijken of aan deze voorwaarden wordt voldaan en adviseren Bodemcentrum hierover. Voor cofinanciering geldt vooralsnog geen aanmeldingstermijn. De voorwaarden zijn als volgt: 1. de bijdrage blijft binnen de grenzen van de de-minimisregeling. Per is dit ,-; 2. het betreft de saneringskosten zoals geregeld in bijlage 6 van de Regeling financiële bepalingen; 3. Bodemcentrum treedt in overleg met ons om te beoordelen of het te saneren bedrijfsterrein in aanmerking komt voor cofinanciering; 4. Bodemcentrum 16 mag 25% + 10 % (MKB) bijdragen in de saneringskosten, wanneer het geval van ernstige verontreiniging in geheel is veroorzaakt vóór 1987 en er geldt een saneringsplicht (spoed dan wel activiteiten, zie formulering art. 11, eerste lid onder e. subsidieregeling), en waarbij sprake is van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen gedurende ten minste 5 jaar, en waarvan de sanering nog niet is begonnen, en zich één of meer van de volgende situaties voordoet: Een situatie waarbij de effecten van de verontreiniging op de omgeving zodanig zijn dat gewenste ontwikkelingen in de omgeving worden geremd of beperkt; 16 eventueel kunnen wij de rol van BodemCentrum overnemen. 53 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

54 Een situatie waarbij de sanering onderdeel vormt van verbetering van de kwaliteit van een gebied dat groter is dan alleen het bedrijfsterrein; Een grondwaterverontreiniging die zich uitstrekt buiten het bedrijfsterrein, waardoor gewenste gebruiksfuncties van de ondergrond worden beperkt. In totaal hebben zich 73 bedrijven uit onze provincie zich aangemeld bij BodemCentrum (RIVM, jaarverslag 2008). Draagkrachtregeling Op 17 december 2006 is de draagkrachtregeling in werking getreden. De draagkrachtregeling is ingesteld om zoveel mogelijk te voorkomen dat gezonde bedrijven failliet gaan vanwege een verplichte bodemsanering. In het Besluit financiële bepalingen bodemsanering is geregeld dat de overheid de uitvoering van de sanering kan overnemen als de levensvatbaarheid van het bedrijf in gevaar komt door een sanering. De eigenaar of erfpachter vergoedt dan een naar draagkracht te bepalen bedrag. Als voorwaarde geldt dat het bevoegd gezag moet hebben bepaald dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging dat spoedig moet worden gesaneerd. De draagkrachtregeling is van toepassing op: bedrijfsterreinen die voor 1975 zijn verontreinigd; verontreiniging die is ontstaan na 1975 waarbij de eigenaar of erfpachter niet kan worden aangesproken op grond van artikel 75 van de Wet bodembescherming (kostenverhaal) (zie hiervoor artikel 40 Besluit financiële bepalingen bodemsanering). Voor de overige bedrijfsterreinen kan het draagkrachtinstrument worden toegepast overeenkomstig de de-minimis-regeling of daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving (zie daarvoor het nieuwe artikel 40a Besluit financiële bepalingen bodemsanering). In het Besluit staat de procedure vermeld om in aanmerking te komen voor de draagkrachtregeling. Het draagkrachtinstrument is gebaseerd op de werkwijze die is toegepast bij het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Het Bbz 2004 ondersteunt ondernemers die door welke oorzaak dan ook tijdelijk in financiële problemen zijn geraakt of dreigen te raken. Voorwaarde is dat het bedrijf na financiële ondersteuning naar verwachting levensvatbaar is en dat de ondernemer het bedrijf wil voortzetten. Om de draagkracht van een bedrijf vast te stellen, voert de adviesorganisatie IMK Intermediair een draagkrachttoets uit. In bijlage 2 van het Besluit wordt een overzicht gegeven van de onderwerpen die bij de draagkrachttoets aan de orde komen. Het geld voor de draagkrachtregeling moet worden gevonden in de decentralisatie uitkering bodem. 9.7 Bijlage 7Aantal locaties met ernstige bodemverontreiniging Door enkele grote, maar juist ook vele kleine industriële activiteiten en onbekendheid met de milieugevolgen, is in het verleden op tal van plaatsen in onze provincie bodemverontreiniging ontstaan. Ondanks vele saneringen die in de afgelopen tientallen jaren zijn uitgevoerd, hebben we nog steeds met deze historische erfenis te maken. Deze historische erfenis is geïnventariseerd met het opstellen van het provinciedekkend beeld uit 2004 en is gebaseerd op de inventarisaties van o.a. de Hinderwetarchieven. Deze provinciale werkvoorraad is de afgelopen jaren doorlopend geactualiseerd en aangepast op basis van uitgevoerde onderzoeken, saneringen en voortschrijdend inzicht over de aard en omvang van mogelijke verontreinigingen. De werkvoorraad is het beste voorhandenzijnde overzicht van alle (potentieel) verontreinigde locaties. Beseft moet wel worden dat het geen 54 P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

55 compleet en volledig overzicht is, omdat ook bodemverontreiniging kan zijn ontstaan door illegale activiteiten of activiteiten, die niet vergunningsplichtig waren/zijn, maar ook kunnen archieven met vergunningen zijn vernietigd. Op grond van gegevens zoals vastgelegd in ons bodeminformatiesysteem (GloBis) bevinden zich medio 2009 in onze provincie circa de locaties, waar mogelijk sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. Deze lijst is gebaseerd op uitgevoerd bodemonderzoek, archiefinventarisaties en luchtfoto-interpretaties en modelmatige inschattingen. De lijst is het beste inzicht in de daadwerkelijke en potentiële locaties met ernstige bodemverontreiniging die voorhanden is. Hoewel de lijst met de grootste zorgvuldigheid is samengesteld is het geen volledige en definitieve lijst. Door foutieve interpretaties zullen er locaties ten onrechte opstaan. Er zullen ook locaties met ernstige bodemverontreiniging en zelfs met onaanvaardbare risico's ontbreken, omdat bijvoorbeeld niet vergunningsplichtige of illegale activiteiten ontbreken. Door uitvoer van bodemonderzoek ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen, gericht onderzoek naar de aard en omvang van de bodemverontreiniging en de uitwisseling van gegevens met gemeenten zal in de loop van deze periode ( ) en volgende periodes duidelijk worden of er op deze locaties inderdaad sprake is van een ernstige bodemverontreiniging en of daarbij sprake is van onaanvaardbare risico's (spoedlocaties). Wanneer de ca locaties nader worden geanalyseerd blijkt dat op ca 3% van de locaties is vastgesteld dat er sprake is een ernstige bodemverontreiniging, de sanering is gestart of kent een bepaalde vorm van nazorg en beheer(s)maateregelen. De overige locaties bevinden zich in de onderzoeksfase. Niet alle locaties in een onderzoeksfase zullen uiteindelijk een ernstige bodem verontreiniging hebben. Een en ander zal de komende periodes duidelijker worden. Om een ruwe raming te krijgen van het aantal locaties dat na het uitvoeren van onderzoek, daadwerkelijk ernstig verontreinigd is en gesaneerd moet worden is er gekeken naar de uitvoeringspraktijk van de afgelopen uitvoeringsperiodes. De landelijke uitvoeringservaring leert dat ca 15% van de locaties in de onderzoeksfase daadwerkelijk een ernstige bodemverontreiniging heeft. De 15% is een raming en hangt in werkelijkheid af van het type bodembedreigende activiteit, de aanwezige stoffen, de fase van onderzoek en de representativiteit van de al onderzochte locaties en de nog te onderzoeken locaties. Op basis van deze 15% wordt verwacht dat op tussen de 1100 en locaties sprake zal zijn van een ernstige bodem verontreiniging, welke gesaneerd zou moeten worden. Om een ruwe indruk te krijgen van de kosten kan het aantal worden vermenigvuldig met de gemiddelde kosten van onderzoek en sanering van een locatie. De gemiddelde onderzoeks- en saneringskosten per locatie worden geraamd 18 op ca 0,3 miljoen kost de aanpak van miljoen voor de provincie Groningen. Deze kostenraming gaat uit van een traditionele aanpak, waarbij het initiatief voornamelijk bij de uitvoering van de bodemsanering lag. De inzet van het beleid is dat met uitzondering van de locaties met onaanvaardbare risico's, deze locaties worden aanpakt wanneer op een natuurlijk moment op de locatie ontwikkelingen plaatsvinden. De verwachting is dat de bodemsaneringskosten hierdoor sterk zullen afnemen. 17 inclusief een deel van de locaties waar de onderzoeksfase onduidelijk is 18 Bodemsanering in beleidsaandachtsgebieden. RIVM-rapport / P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

56 9.8 Bijlage 8 Beschikbare financiële budgetten P agina definitief rapport d.d. 25 mei 2010

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming.

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming. Bijlage 1 Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming. Datum: 3 maart 2015 0. Leeswijzer en inleiding document Met het Rijk zijn afspraken gemaakt om bodemverontreiniging

Nadere informatie

Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015

Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015 Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015 PARTIJEN 1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw W.J. Mansveld, handelend als bestuursorgaan, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu

Nadere informatie

Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015

Convenant Bodem en Bedrijfsleven 2015 en Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de Staatssecretaris van IenM bestuursorgaan, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu voor zover haar portefeuille is betrokken, tevens handelend

Nadere informatie

Convenant bodem en ondergrond

Convenant bodem en ondergrond Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 Na 35 jaar komt een historische mijlpaal in zicht: rond 2020 zijn er geen locaties meer waar bodemverontreiniging voor onaanvaardbare risico s zorgt. Ons land begint

Nadere informatie

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002 Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer 29 januari 2002 Nr. 2002-00786, RMA Nummer 3/2002 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot instemming met de Bodemvisie en het MeerjarenProgramma

Nadere informatie

zinkassen in bovengrond, minerale olie in boven- en ondergrond en grondwater

zinkassen in bovengrond, minerale olie in boven- en ondergrond en grondwater Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: JF Kennedylaan 5 Code: 3201R002 Beoordelaar: bas@archimil.nl Datum

Nadere informatie

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden.

In tabel 1 is aangegeven in welke mate de 95-percentielwaarden van koper, lood en zink de interventiewaarden overschrijden. In de bodemkwaliteitszones Wonen B (B2 en O2) overschrijdt de 95-percentielwaarde van koper, lood en zink de interventiewaarde. Voor deze zones moet worden vastgesteld of sprake is van een overschrijding

Nadere informatie

Omgevingsdienst West-Holland

Omgevingsdienst West-Holland Omgevingsdienst West-Holland Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Postbus 20019 2500EA DEN HAAG Datum: Contactpersoon: A.M. Burger A.Burger@odwh.nl Uw referentie: 201208891/1/A4 Squitnummer: ZH048400004

Nadere informatie

Bodem in de Omgevingswet

Bodem in de Omgevingswet Bodem in de Omgevingswet Martin van Gelderen november 2017 Herziening bodembeleid: Veranderen Minder sectoraal, meer in verbinding met andere domeinen Na voltooien spoedopgave geen zelfstandige saneringsplicht

Nadere informatie

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: ter hoogte van Zwarte Dijkje 39 te Noordscheschut (grondwater) Code:

Nadere informatie

Aantal locaties bodemverontreiniging, inventarisatie medio 2012

Aantal locaties bodemverontreiniging, inventarisatie medio 2012 Aantal locaties bodemverontreiniging, inventarisatie medio 2012 Indicator 25 oktober 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Speerpunten Doel Actie/uitwerking Wanneer Wie Dekking kosten /financiering Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid

Speerpunten Doel Actie/uitwerking Wanneer Wie Dekking kosten /financiering Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid Actieve Inventarisatie Afronden asbestinventarisatie 2010 ISV-2 aanpak spoedlocaties spoedlocaties afronden Volledig overzicht van locaties

Nadere informatie

Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging

Stap1: Ernst van de verontreiniging: Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als gevolg van: - Ernstige bodemverontreiniging Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Mijkenbroek 30 te Breda Code: S16.1758 Beoordelaar: info@verhoevenmilieu.nl

Nadere informatie

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GRONDWATER Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl

Nadere informatie

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 MEMO aan RVB van Ko Hage (TTE Consultants) datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 Inleiding Ter plaatse van de voormalige

Nadere informatie

Rapportage Sanscrit.nl

Rapportage Sanscrit.nl Rapportage Sanscrit.nl Instrument ter bepaling van spoedeisendheid van saneren V. Sanscrit 2.5.4 V. rapport 2.16 Algemeen Naam dossier: Waalbanddijk Nijmegen GROND Code: 20165144 Beoordelaar: buist@bioclear.nl

Nadere informatie

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina. Bodem en bodemverontreiniging Een voormalige stortplaats heeft een bodemprobleem maar dit betekent niet dat automatisch de bodemregelgeving van toepassing is. Dit ligt toch wat genuanceerder. Er zijn drie

Nadere informatie

Beleidsdocument duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond

Beleidsdocument duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond Beleidsdocument duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond Vastgesteld door bestuurders van IenM, provincies, gemeenten en waterschappen op >invullen< te Den Haag Hoofddoelsteling

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00484842 ODH-2017-00059510 0 9 JUNI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht Grondwater en Omgevingswet 31 januari 2019 Utrecht Inhoud Taken irt grondwaterkwaliteit Bevoegdheden irt grondwaterkwaliteit Samenwerken aan grondwaterkwaliteit Kaderrichtlijn water Doelen Relatie met

Nadere informatie

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN Algemeen 1. Gegevens locatie Locatienaam 2. Melding betreft Nader onderzoek (art. 29 in samenhang met art. 37) Saneringsplan (art. 28/39) Deelsaneringsplan

Nadere informatie

Aan Hoeflaken Advies, bemiddeling & regie, T.a.v. de heer J.A. Hoeflaken, Maasdijk 10, 5308 LW Aalst. Geachte heer Hoeflaken,

Aan Hoeflaken Advies, bemiddeling & regie, T.a.v. de heer J.A. Hoeflaken, Maasdijk 10, 5308 LW Aalst. Geachte heer Hoeflaken, DATUM 27 oktober 2016 KENMERK 15569-JvdS-1216104 CONTACTPERSOON ir. J.B.P. van der Stroom TELEFOONNUMMER +31 (0)412 655058 BIJLAGE sanscritberekeningen ONDERWERP risicobeoordeling Aan Hoeflaken Advies,

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. categorie/agendanr. B. en W RA A 6 10/1028. Raad. Onderwerp: Vaststellen Visie op bodemkwaliteit 2012

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad. categorie/agendanr. B. en W RA A 6 10/1028. Raad. Onderwerp: Vaststellen Visie op bodemkwaliteit 2012 svoorstel jaar 2012 RA12.0123 A 6 10/1028 Onderwerp: Vaststellen Visie op bodemkwaliteit 2012 Portefeuillehouder: T. Houwing-Haisma Afdeling BNR Team Ruimtelijk beleid W. Bijsterbosch, telefoon (14 05

Nadere informatie

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging

Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging Vragen & Antwoorden over bodemverontreiniging Hieronder staan veel gestelde vragen en antwoorden over bodemverontreiniging en spoedlocaties. Het gaat om algemene vragen en vragen over de specifieke Rotterdamse

Nadere informatie

Verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst Verklarende woordenlijst Locatienaam: Onder dit nummer zijn de onderzoeksrapporten opgeslagen bij de gemeente Eindhoven. Indien aanvullende informatie wordt opgevraagd bij de gemeente, dat dient dit nummer

Nadere informatie

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport - 27-08-2014. Legenda. Bodemlocaties

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport - 27-08-2014. Legenda. Bodemlocaties Bodemrapportage Dynamisch Rapport - 27-08-2014 Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer Bodemonderzoeken Historisch Bodembestand (HBB) Bodemlocaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt:

Nadere informatie

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT INSTEMMING SANERINGSPLAN VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 8 september 2016 Onderwerp : Wet Bodembescherming - zaaknummer 2016-009957 Locatie van verontreiniging : Ugchelseweg

Nadere informatie

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems De Waterwet en waterbodems De Waterwet en waterbodems Waterbodembeheer Waterbodembeheer onderdeel onderdeel watersysteembeheer watersysteembeheer Een nieuwe, integrale Een nieuwe, integrale Waterwet Waterwet

Nadere informatie

Normen en decentraal maatwerk. Kansen voor bodem in de omgevingswet. Michiel Gadella Ordenen en faciliteren gebruik bodem

Normen en decentraal maatwerk. Kansen voor bodem in de omgevingswet. Michiel Gadella Ordenen en faciliteren gebruik bodem Normen en decentraal maatwerk Kansen voor bodem in de omgevingswet Michiel Gadella Ordenen en faciliteren gebruik bodem STRONG? Bouwen verblijfsfuncties. Onderzoek Toets Saneren Voorkomen verontreinigingen

Nadere informatie

Grondwater in de omgevingsvisie

Grondwater in de omgevingsvisie Grondwater in de omgevingsvisie De Omgevingswet treedt in 2019 in werking en verplicht het Rijk, provincie en gemeente tot het opstellen van een omgevingsvisie. Over de termijn waarbinnen de omgevingsvisie

Nadere informatie

Rapport bodeminformatie

Rapport bodeminformatie Rapport bodeminformatie Rapport bodeminformatie Percelen Perceelnummers Geselecteerd gebied Locatiegegevens Locatienaam Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: x 258014.8 y 492124.2

Nadere informatie

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage Pagina 1 van 11-19-04-2017 Inhoudsopgave Voorblad Inhoudsopgave Inleiding Thorbeckestraat 88 Thorbeckestraat 80-82 Thorbeckestraat 84 Thorbeckestraat

Nadere informatie

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

Meldingsformulier A Wet bodembescherming Meldingsformulier A Wet bodembescherming Onderzoeks- en verontreinigingsgegevens Dit formulier volledig* ingevuld, ondertekend en met de gevraagde formulieren en bijlagen in tweevoud toezenden aan: Gedeputeerde

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00541185 ODH-2019-00009827 2 9 JAN. 2019 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 B Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I

Nadere informatie

Meerjarenprogramma bodem en ondergrond. Duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de bodem en ondergrond; doorpakken en verbinden!

Meerjarenprogramma bodem en ondergrond. Duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de bodem en ondergrond; doorpakken en verbinden! Meerjarenprogramma bodem en ondergrond 2016 2020 Duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de bodem en ondergrond; doorpakken en verbinden! September 2015 Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 4

Nadere informatie

PTB - Omgevingswet en aanvullingswet Bodem. Michiel Gadella Rijkswaterstaat/Bodem+

PTB - Omgevingswet en aanvullingswet Bodem. Michiel Gadella Rijkswaterstaat/Bodem+ PTB - Omgevingswet en aanvullingswet Bodem Michiel Gadella /Bodem+ 8-3-2017 Onderwerpen Vormgeving Verhouding Aanvullingswet en Besluit tot Ow Materieel/inhoud Het bodemperspectief Historische verontreinigingen

Nadere informatie

BODEMVERONTREINIGING Tot én met de bodem uitgezocht...

BODEMVERONTREINIGING Tot én met de bodem uitgezocht... BODEMVERONTREINIGING Tot én met de bodem uitgezocht... Technische toelichting 9 september 2014 ...dat vraagt om een toelichting... Sanering Lekkerkerk (1980) INHOUD Algemeen (Nederland): > Historie bodembeleid

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 21 februari 2014 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2013-017626 Locatie

Nadere informatie

Omgevingswet en aanvullingswet Bodem

Omgevingswet en aanvullingswet Bodem Omgevingswet en aanvullingswet Bodem Marcel Cassee /Bodem+ Platform Informatiebeheer 21 maart 2017 Onderwerpen Vormgeving Verhouding Aanvullingswet en Besluit tot Ow Materieel/inhoud Het bodemperspectief

Nadere informatie

Verbreding bodem -ruimte, water, groen grijs, rood Platform Overheid en kwaliteit Bodembeheer Provincies 25 nov 2010

Verbreding bodem -ruimte, water, groen grijs, rood Platform Overheid en kwaliteit Bodembeheer Provincies 25 nov 2010 Verbreding bodem -ruimte, water, groen grijs, rood Platform Overheid en kwaliteit Bodembeheer Provincies 25 nov 2010 24 november 2010 Gemma van Eijsden Bodemkwaliteit meer dan een metaal per mg/kgds 2

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 6563 3 april 2012 Circulaire bodemsanering 2009 1. Inleiding In dit hoofdstuk is de aanleiding voor het opstellen van

Nadere informatie

De Bosatex-regeling Visie & Werkwijze

De Bosatex-regeling Visie & Werkwijze De Bosatex-regeling Visie & Werkwijze P.N.M. Wennekes, Utrecht, 15 december 2010 1 Waarom Bosatex? Bedrijvenregeling schoot tekort voor VOCL-verontreinigingen Veel textielreinigers beschikten niet over

Nadere informatie

Aantal (spoed)locaties bodemverontreiniging, inventarisatie juli 2013

Aantal (spoed)locaties bodemverontreiniging, inventarisatie juli 2013 Aantal (spoed)locaties bodemverontreiniging, inventarisatie juli 2013 Indicator 31 januari 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

ECFD/U201402411 Lbr. 15/001

ECFD/U201402411 Lbr. 15/001 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Ledenraadpleging onderhandelingsakkoord convenant Bodem en Ondergrond uw kenmerk ons kenmerk ECFD/U201402411

Nadere informatie

Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities

Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities Indicator 1 juni 2005 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

Meldingsformulier A Wet bodembescherming Meldingsformulier A Wet bodembescherming Onderzoeks- en verontreinigingsgegevens Dit formulier volledig ingevuld, ondertekend en met de gevraagde formulieren en bijlagen toevoegen aan uw zaak. 1a. Ligging

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 27 november 2015 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2015-010677 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembesclierming - geval van bodemverontreiniging Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00510618 ODH-2018-00022843 0 9 APR. 2018 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 11 februari 2015 Onderwerp : Wet bodembescherming - Locatie van verontreiniging : Molenstraat 123 Plaats

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16675 27 juni 2013 Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013 (Deze versie treedt per 1 juli 2013 in de plaats van vorige

Nadere informatie

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III MILIEUBELEIDSPLAN ONDERDEEL BODEM visiedocument Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III Visie* De bodem van de gemeente Terneuzen is in 2030 van zodanige kwaliteit dat maximale mogelijkheden

Nadere informatie

Informatieavond bodemsanering Dorpsweg Maartensdijk

Informatieavond bodemsanering Dorpsweg Maartensdijk 1 Informatieavond bodemsanering Dorpsweg Maartensdijk Agenda Welkom en opening Toelichting Bosatex-regeling Situatieschets Saneringsaanpak en -doelstelling Te verwachten overlast en maatregelen Planning

Nadere informatie

Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties

Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties Indicator 5 januari 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Binnen bodemsanering zijn zowel

Nadere informatie

Wet bodembescherming (verder: Wbb ) van een voornemen om de bodem op

Wet bodembescherming (verder: Wbb ) van een voornemen om de bodem op Bezoekadres Ebbehout 31 1507 EA Zaandam Gemeente Amsterdam De heer G.M.T. Dolmans Postbus 37608 1030 BB AMSTERDAM Postbus 209 1500 EE Zaandam www.odnzkg.nl Betreft: beschikking ingevolge de Wet bodembescherming

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 1 mei 2017 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2016-013475 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Meten en weten aan grondwater in de toekomst

Meten en weten aan grondwater in de toekomst Meten en weten aan grondwater in de toekomst IHW netwerk dag Amersfoort 2016.10.13 Auke Oostra DGRW - Bodem Mijn achtergrond: geologie en bodemsanering 2 Ministerie van Infrastructuur en Milieu Grondwater

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00502282 ODH-2017-00130677 2 7 DEC. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

Beschikking Wet bodembescherming Saneringsplan Installatieweg 22 te Dronten

Beschikking Wet bodembescherming Saneringsplan Installatieweg 22 te Dronten 0 8 DEC 2014 OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK Beschikking Wet bodembescherming Saneringsplan Installatieweg 22 te Dronten r III. a,". OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & DOOI EN VECI TTTTTT K Beschikking

Nadere informatie

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET Onderdelen van het protocol grondverzet zijn de in de bijlage opgenomen asbeststappenplan (bijlage I), asbestkansenkaart (bijlage II) en checklist vooronderzoek asbest (bijlage III). 2. DOELSTELLING PROTOCOL

Nadere informatie

Presentatie Provincie Zeelan. Presentatie Regierol Bodemsanering. Walter Jonkers Medewerker Regie Bodembeleid

Presentatie Provincie Zeelan. Presentatie Regierol Bodemsanering. Walter Jonkers Medewerker Regie Bodembeleid Presentatie Regierol Bodemsanering Walter Jonkers Medewerker Regie Bodembeleid Opbouw inleiding Beleidsmatige opzet Spelersveld Invulling Normblad SIKB 8001 Knelpunten Vragen en discussie Beleidsmatige

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Besctiikking 00496482 ODH-2017-00102959 " 6 OKT. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

De waterbodems in de Waterwet

De waterbodems in de Waterwet De waterbodems in de Waterwet Platform Toezicht Bodembeheer Ede, 13 oktober 2009 Peter de Putter Sterk Consulting, projectleider Invoering Waterwet i.o.v. V&W/DGW Inhoud presentatie 1. Ontwikkelingen en

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00496479 ODH-2017-00101104 - 5 OKT. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070)21 899

Nadere informatie

Bodembeheer: duurzaam in de breedte

Bodembeheer: duurzaam in de breedte Bodembeheer: duurzaam in de breedte Lokale / Regionale BodemAmbities Bodembeheer: moet je doen! Rob Lamers Uitvoeringsprogramma Bodembeleidsbrief Inhoud presentatie: Wat is de Routeplanner BodemAmbities?

Nadere informatie

Bodem in de Omgevingswet

Bodem in de Omgevingswet Bodem in de Omgevingswet Martin van Gelderen Ministerie Infrastructuur en Milieu 1 Verbeterdoelen Ow het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak; het bewerkstelligen

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Schriftelijke vragen inzake Beantwoording schriftelijke vragen op grond van het Reglement van Orde betreffende oude stortplaatsen gemeente Deurne

Nadere informatie

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink,

Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus GV Utrecht. Geachte heer Bussink, Afdeling Vergunningverlening Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer T. Bussink Postbus 2809 3500 GV Utrecht Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 Fax 030-2583042 http://www.provincie-utrecht.nl

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00501565 ODH-2017-00127320 11 december 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen(godh.nl

Nadere informatie

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen. FORMULIER EVALUATIE NAZORG BODEMSANERING IN TE VULLEN DOOR OPDRACHTGEVER SANERING OF DIENS GEMACHTIGDE 01 Type evaluatie (aankruisen wat van toepassing is) Tussenevaluatie van fase Eindevaluatie volledige

Nadere informatie

Bewonersbijeenkomst Posthumus Breda

Bewonersbijeenkomst Posthumus Breda 1 Bewonersbijeenkomst Posthumus Breda Welkom en opening Toelichting Bosatex-regeling Onderzoeksresultaten Zonnebloemstraat 3-7 en omgeving Beoogde saneringsaanpak en gevolgen voor omgeving Planning en

Nadere informatie

Convenant bodem en ondergrond 2016-2020

Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 Definitief concept d.d. 18 december 2014 Partijen: 1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw W.J. Mansveld, handelend als bestuursorgaan, mede

Nadere informatie

De Europese Kaderrichtlijn Water en het landelijke bodemsaneringsbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water en het landelijke bodemsaneringsbeleid De Europese Kaderrichtlijn Water en het landelijke bodemsaneringsbeleid Wat is er veranderd in het landelijke bodembeheer en de aanpak van (grondwater)verontreinigingen door de implementatie van de KRW?

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 462 Wijziging van de Wet bodembescherming en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het beleid inzake bodemsaneringen Nr. 3 Inhoudsopgave

Nadere informatie

onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp

onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp gemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Sanering bodem Keplerstraat annex Sloterweg 239, Badhoevedorp Portefeuillehouder J.C.W. Nederstigt Collegevergadering 29 Oktober 2013 inlichtingen Simone

Nadere informatie

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN adres Telefoon Berichtenboxnaam

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN  adres Telefoon Berichtenboxnaam MELDINGSFORMULIER SANERINGSVERSLAG EN/OF NAZORGPLAN ALGEMENE GEGEVENS 1. Locatiegegevens Locatienaam Losplaats 3 (DICO) te Uden Straat Losplaats Huisnummer Postcode Woonplaats Uden 2. Melding betreft Behorend

Nadere informatie

Advies: Instemmen met de bijgevoegde zienswijze op de ontwerpbeschikking over de bodemverontreiniging.

Advies: Instemmen met de bijgevoegde zienswijze op de ontwerpbeschikking over de bodemverontreiniging. VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Van: D. Storm Tel nr: 8348 Nummer: 15A.00209 Datum: 23 februari 2015 Tekenstukken: Nee Bijlagen: 1 Afschrift aan: N.a.v. (evt. briefnrs.): Team: Ruimtelijk beleid

Nadere informatie

ijmegen Datum besluit: Nummer besluit: Locatiecode: NM Adres: Waterstraat in NIJMEGEN Melder: Gemeente Nijmegen

ijmegen Datum besluit: Nummer besluit: Locatiecode: NM Adres: Waterstraat in NIJMEGEN Melder: Gemeente Nijmegen G E M E E N T E ijmegen BESLUIT VASTSTELLING ERNST BODEMVERONTREINIGING EN SPOEDEISENDHEID SANERING DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE NIJMEGEN (Artikel 2 9 Wet bodembescherming)

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN Beschikking Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00515406 OD-2018-00037230 2 3 APR. 2018 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-ollandplein 1 2596 AW Den aag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den aag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00496480 ODH-2017-00101973 - 6 OKT. 2017 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00483244 ODH-2017-00048810 1 1 MEI 2817 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 B Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

Welkom bij de eerste nieuwsbrief van Nazorg Bodem

Welkom bij de eerste nieuwsbrief van Nazorg Bodem Welkom bij de eerste nieuwsbrief van Nazorg Bodem September 2013 Met deze Nieuwsbrief willen we u op de hoogte houden van actuele ontwikkelingen op het vlak van nazorg en bodemsanering. We gaan in op de

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00501699 ODH-2018-00000788 2 3 JAN. 2018 omgevingsdienst ezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 G Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odti.nl

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00499956 ODH-2017-00122323 2 7 DE. 2017 Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl

Nadere informatie

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN Dit formulier alleen indienen als de provincie heeft ingestemd met het saneringsplan (Niet van toepassing bij saneringen uitgevoerd in het kader van het Besluit

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64 Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 64 Haarlem, 17 augustus 2004 Onderwerp: Agenda Provinciaal Waterplan Bijlagen: - ontwerpbesluit - procesplanning provinciaal waterplan - op weg naar een

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 11 februari 2016 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2010-011062 Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater Indicator 4 september 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Bodem in de Omgevingswet. Seminar Bodem en Grondwater onder de Omgevingswet Utrecht, 16 maart 2016 Juul Osinga

Bodem in de Omgevingswet. Seminar Bodem en Grondwater onder de Omgevingswet Utrecht, 16 maart 2016 Juul Osinga Bodem in de Omgevingswet Seminar Bodem en Grondwater onder de Omgevingswet Utrecht, 16 maart 2016 Juul Osinga (osinga@engineers.nl, 0634874111) Inhoud Achtergrond: Beleidsontwikkeling bodem Opkomst bodembeleid

Nadere informatie

Doorontwikkeling meersporenbeleid aanpak bodemverontreiniging in Limburg. Notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg

Doorontwikkeling meersporenbeleid aanpak bodemverontreiniging in Limburg. Notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg Doorontwikkeling meersporenbeleid aanpak bodemverontreiniging in Limburg Notitie van de Beleidsgroep Bodembeheer Limburg Vastgesteld bij vergadering van 21 oktober 2009 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2

Nadere informatie

Circulaire bodemsanering 2006

Circulaire bodemsanering 2006 (Tekst geldend op: 30-10-2008) Circulaire bodemsanering 2006 1. Inleiding 1.1. Algemeen Op 1 januari 2006 is de wet tot wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Met deze wetswijziging

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging

omgevingsdienst HAAGLANDEN Wet bodembescherming - geval van bodemverontreiniging Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00492034 ODH-2017-00079751 - h AUG. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

www.bosatex.nl BOSATEX bodemsanering textielreiniging

www.bosatex.nl BOSATEX bodemsanering textielreiniging www.bosatex.nl BOSATEX bodemsanering textielreiniging 1. De Bosatex-regeling De Stichting Bosatex draagt zorg voor alle acties, overleg, afspraken en maatregelen van deelnemers om ernstig verontreinigde

Nadere informatie

POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken

POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken POKB Thema 1: Omgevingswet: integratie van bodem in omgevingsgericht werken, integraal werken POKB 12 oktober 2017 Marcel Cassee Rijkswaterstaat, Bodem+ Inhoud presentatie Inleidende presentatie (in sneltreinvaart)

Nadere informatie

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg 107-109) Breukelen

- beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg 107-109) Breukelen - beschikking - instemming herzien saneringsplan voormalige zoutloods (Stationsweg 107-109) Breukelen datum 1 augustus 2005 nummer 2005WEM003174i bijlage kadastrale kaart sector Bodemsanering referentie

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID BIJ VOLLEDIG ONDERZOEK VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 3 november 2014 Onderwerp : Wet bodembescherming - Locatie van verontreiniging

Nadere informatie

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING Dit formulier met bijbehorende stukken moet in viervoud worden ingediend bij het college van de gemeente Tilburg. In te vullen door melder 1 Melding volgens

Nadere informatie

dhr. A. Mager Risico-beoordeling verontreiniging met PAK in het grondwater op de locatie Wederik te Heerenveen

dhr. A. Mager Risico-beoordeling verontreiniging met PAK in het grondwater op de locatie Wederik te Heerenveen Milieuadviesbureau voor: Bodemonderzoek Bodemsanering Milieuvergunningen Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer J. van Meijgaarden Postbus 2809 3500 GV UTRECHT Bezoekadres: Barkstraat 5 Raalte Tel:

Nadere informatie

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 24 mei 2017 Onderwerp : Wet bodembescherming - zaaknummer 2017-006865 Locatie van verontreiniging :

Nadere informatie

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater

De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater De aanpak van vervuilde bovengrond en van vervuild grondwater Indicator 2 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging De gemeente Leiden is sinds 1 januari 2002 bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) voor haar eigen grondgebied. Deze taken zijn overgenomen van

Nadere informatie