A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur"

Transcriptie

1 A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar deel 1. Mededelingen en vaststellen agenda Vaststellen verslag openbaar deel 2. Vaststellen conceptverslag d.d. 7 juni 2017 Gevraagd besluit: Vaststellen van het conceptverslag. Bespreekpunten 3. Samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Gevraagd besluit: 1. De bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer vast te stellen; 2. In te stemmen met het voorstel om - vanuit de expertise van de MRDH rond aanbesteding en beheer van OV concessies de taken inkoop en beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Voorne Putten in de onderstaande rolverdeling op te pakken; 3. De portefeuillehouder OV-Ontwikkeling te mandateren om namens de bestuurscommissie MRDH Va de samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen. Toelichting: Met het oog op meer samenwerking OV-doelgroepenvervoer heeft de bestuurscommissie Vervoersautoriteit in een eerdere vergadering besloten de concessie Voorne Putten Rozenburg (VPR) te splitsen in een concessie grote bus (90%) en een contract Maatwerk VP (10%). Vanuit een ambitie tot nog verdergaande integratie tussen OV en doelgroepenvervoer hebben de bestuurders van de gemeenten op Voorne Putten de MRDH gevraagd of zij bereid is de inkoop en het beheer van het contract Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer ter hand te nemen. Als samenwerkingsverband van, voor en door 23 gemeenten is de MRDH - als zij door een of meer deelnemende gemeenten benaderd wordt om een bij haar takenpakket passende taak uit te voeren - in principe bereid deze taak op zich te nemen. De gemeenschappelijke regeling MRDH biedt de mogelijkheid om extra taken uit te voeren. De MRDH heeft ervaring met de aanbesteding en het beheer van OV-concessies en het contract Regiotaxi Haaglanden. In die lijn ligt er een basis om de taken inkoop en beheer ter hand te nemen. De samenwerking tussen MRDH en de gemeenten op Voorne Putten wordt vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Het contract Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer is een nieuwe manier van geïntegreerd vervoer in de MRDH. De ambitie is door het combineren van de vervoerstromen OV en het doelgroepenvervoer een kwaliteitsimpuls in het vervoersaanbod te realiseren. Pagina 1 van 5

2 4. Startnotitie governance van het OV van de toekomst in de MRDH Gevraagd besluit: 1. Het vaststellen van de startnotitie voor het project governance van het OV van de toekomst in de MRDH. 2. De heer Kist als bestuurlijk trekker van het bij beslispunt 1 genoemde project te vragen de uitvoering snel ter hand te nemen gericht op afronding uiterlijk rond de jaarwisseling. Toelichting: Bij de besluitvorming over de in/aanbesteding van de busconcessies van de MRDH heeft de Bestuurscommissie Va besloten uiterlijk in het vierde kwartaal van 2017 een langetermijn toekomstvisie op de verdeling in concessiegebieden, de gewenste schaalgrootte van de vervoerbedrijven en de rolverdeling tussen MRDH en concessiehouder(s) vast te stellen, mede in het licht van het OV-Toekomstbeeld Bijgevoegde startnotitie werkt de scope en aanpak van de ontwikkeling van deze visie uit. Hamerstukken De hamerstukken zullen ter vergadering in één keer worden afgedaan. Indien u toch wenst te spreken over een hamerstuk dient u dit voorafgaand aan de vergadering kenbaar te maken aan de voorzitter via w.dekker@mrdh.nl en t.vanmourik@mrdh.nl. 5. Lijst van subsidies Gevraagd besluit: In te stemmen met de in de lijst van subsidies genoemde besluiten. 6. Verordening bussenleningen 2017 Gevraagd besluit: 1. Aan het dagelijks bestuur van de MRDH voorleggen om op grond van artikel 2:1 van de Gemeenschappelijke Regeling de Verordening bussenleningen 2017 ter zienswijze aan de deelnemende gemeenten aan te bieden. Toelichting: Bij het voornemen tot de inrichting van een faciliteit voor bussenleningen is overwogen dat deze bijdraagt aan zowel de kostenbeheersing als de kwaliteit en continuïteit van het openbaar vervoer. De MRDH kan de voor de bussenleningen benodigde geldmiddelen goedkoper aantrekken dan vervoerders dat zelf kunnen. In combinatie met het feit, dat de staatssteunregels van de Europese Commissie toestaan dat de zgn. risico-opslag (in feite een marktconformiteitstoeslag) relatief laag kan zijn ten opzichte van de tarieven die commerciële geldverstrekkers hanteren, levert dit voor vervoerders een substantieel rentevoordeel op. Tevens blijft de gehanteerde risico-opslag in deze opzet beschikbaar voor de bekostiging van het openbaar vervoer. Daarnaast wordt een positief effect verwacht op de marktspanning bij toekomstige aanbestedingen. De voorgestelde faciliteit levert een belangrijke impuls aan de voorgenomen transitie naar zeroemissie busvervoer. De initiële investeringslasten daarvan zijn immers relatief hoog. Directe financiering maakt het gemakkelijker om op voorhand eisen te stellen aan het te financieren materieel. Dit geldt zowel specifieke kenmerken die op het openbaar vervoer in de regio zijn toegesneden als het beheer en onderhoud van het materieel. 7. Wegnemen mededingingsrechtelijke bezwaren samenwerking RET en HTM zero-emissie Gevraagd besluit: 1. Uit te spreken dat bij een onverhoopte openbare aanbesteding van de stadsbusconcessies: a. het RET niet is toegestaan om in te schrijven op de busconcessie Haaglanden Stad; b. het HTM niet is toegestaan om in te schrijven op busconcessie Rotterdam en omstreken. Pagina 2 van 5

3 Toelichting: Op 17 mei 2017 heeft de bestuurscommissie Overeenkomsten met RET en HTM gesloten om de stadsbusconcessies in te besteden. Tijdens de verdere uitwerking bleek voor een adequate samenwerking tussen HTM en de RET op het gebied van de aanschaf van zero-emissie materieel een extra zekerheid gewenst is. Theoretisch bestaan er bij de gezamenlijke inkoop van zero-emissie busmaterieel wellicht mededingingsrechtelijke bezwaren in het geval de inbestedingsprocedure onverhoopt niet succesvol wordt afgerond en er alsnog een aanbesteding plaats dient te vinden. Met het gevraagde besluit worden deze mededingingsrechtelijke bezwaren ondervangen. 8. Vaststellen (exploitatie)subsidies RET 2015 Gevraagd besluit: 1. Op grond van het vaststellingsverzoek van de RET d.d. 22 mei 2017 en de subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de subsidieverordening van de MRDH 2015 de (exploitatie)subsidies behorende bij de RET N.V. voor het jaar 2015 vast te stellen op bij elkaar opgeteld (inclusief boete rituitval en bonus klanttevredenheid) ,- conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking (bijlage 2). 2. Conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking(bijlage 2) na verrekening van de reeds verleende bevoorschotting en eerdere gemaakte afspraken over inzet van onderschrijdingen, een bedrag van ,- terug te vorderen. Toelichting: Ingevolge artikel 23 (en artikel 30 voor Sociale Veiligheid) van de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de Tijdelijke Subsidieverordening Verkeer en Vervoer MRDH 2015, wordt de subsidie voor openbaar vervoer met een concessie na afloop van de activiteiten (het verrichten van OV) vastgesteld. Voor het vaststellen van de (exploitatie-)subsidies van RET N.V. over 2015 vormen nog de besluiten van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam, de besluiten van de directeur bereikbaarheid en mobiliteit van de stadsregio Rotterdam (krachtens ondermandaat), de eerdere besluiten door de bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit MRDH en de verantwoording van de exploitatiesubsidies door de concessiehouder RET N.V. (zie bijlage 3) de basis. De verantwoording voor de concessie is gebaseerd op financiële gegevens en op de prestaties zoals de klanttevredenheid. Met de nog te ontvangen subsidie is rekening gehouden in de begroting Per saldo is sprake van een teruggave van RET N.V. aan MRDH van ,-. 9. OV-beschikking 2017 concessies Rail [nazending] De betreffende stukken worden nagezonden. 10. Evaluatie implementatie Wet lokaal spoor Gevraagd besluit: 1. Vaststellen evaluatie implementatie Wet lokaal spoor conform bijlage 1 2. Vaststellen van de volgende documenten die zijn geoptimaliseerd naar aanleiding van de evaluatie onder beslispunt 1: a. de gewijzigde beleidsregels keuringseisen veiligheidsfunctie (tweede versie 19 juni 2017) volgens artikel 11 eerste lid van de Regeling lokaal spoor; b. aanvulling op melden en opvolging incidenten volgens artikel 16 eerste lid Wet lokaal spoor; c. aangepaste beleidskader Toegangsovereenkomst volgens artikel 30 tweede lid Wet lokaalspoor; d. aangepaste beleidsregels Railwerkvoertuigen 2016 op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; e. tracésnelheden en voorrangregels in kader van artikel 6, 7, 8 en 10 van het Besluit lokaal spoor; Pagina 3 van 5

4 f. mandaatverlening voor het vaststellen van brugtijden spoorbruggen volgens artikel 8 eerste lid van het Besluit lokaal spoor Toelichting: De Wet lokaal spoor (hierna: Wls) is ingegaan op 1 december De Wet regelt de verantwoordelijkheden die de MRDH heeft voor de veiligheid en continuïteit van het lokaal spoorsystemen, waar MRDH de concessieverlener is. De implementatie is begeleid door respectievelijk een stuur- en werkgroep Implementatie Wls. In de stuur- en werkgroep hebben zitting gehad: de vervoersbedrijven RET en HTM en de MRDH. De stuurgroep heeft aangegeven dat evaluatie van de implementatie van de Wet na circa een jaar moet plaatsvinden. Afgelopen periode is de implementatie van de Wet geëvalueerd. Het resultaat van de evaluatie is opgenomen in het evaluatieverslag. Ondanks de grote impact op alle organisaties is de Wet goed geland en geruisloos geïmplementeerd. De inventarisatie heeft geleid tot een aantal voorstellen ter verbetering of correctie, zie beslispunt Overhevelen van portefeuille: aandeelhouderschap vervoerbedrijven Gevraagd besluit: 1. Conform bijgevoegd besluit: a. de volmachten aan de portefeuillehouder Middelen Vervoerautoriteit van 6 juli en 7 december 2016 met als onderwerp het uitoefenen van het aandeelhouderschap van RET N.V. en HTM Personenvervoer N.V. in te trekken; b. de portefeuillehouder auto, netwerkmanagement en benutten conform bijgevoegde volmacht te machtigen alle aan het aandeelhouderschap van RET N.V. en HTM Personenvervoer N.V. verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren. Toelichting: Ten behoeve van de gunningsbesluiten voor de concessies Rail Haaglanden (HTM) en Rail Rotterdam (RET) heeft het algemeen bestuur op 1 juli 2016 ingestemd met het verkrijgen van de wettelijk benodigde zeggenschap over bovengenoemde vervoerbedrijven door van beide bedrijven één bijzonder aandeel te verwerven. Het algemeen bestuur heeft de aan de bestuurscommissie alle bevoegdheden samenhangend met het aandeelhouderschap gedelegeerd. De bestuurscommissie heeft het uitoefenen van het aandeelhouderschap gemandateerd aan de portefeuillehouder Middelen. De portefeuillehouders Middelen en portefeuillehouder Auto, netwerkmanagement en benutten stellen na goed overleg aan u voor om het aandeelhouderschap over te dragen van de eerst genoemde naar de laatst genoemde portefeuille. Met dit voorstel speelt de portefeuillehouder Middelen tijd vrij binnen zijn portefeuille en voor de dossiers waarop hij (mede) bestuurlijk trekker is. 12. Bestuurlijke voorziening zomerreces 2017 Gevraagd besluit: In verband met het zomerreces voor een beperkte periode een mandaat/volmacht te verlenen aan dik e directeur Vervoersautoriteit of zijn plaatsvervanger tezamen met: - de heer P.J. Langenberg voor weken 28 (met uitzondering van vrijdag 14 juli), 30 en 33 (met uitzondering van maandag 14 augustus); - mevrouw C. Mourik voor de weken 28 (alleen vrijdag 14 juli) en 29; - de heer L.B. Harpe voor week 31 - de heer M.J. Rosier voor de wekend 32 en 33 (alleen maandag 14 augustus) om in spoedeisende gevallen, waarbij aantoonbaar met besluitvorming niet gewacht kan worden tot na het zomerreces, namens de bestuurscommissie Vervoersautoriteit/de voorzitter te besluiten en te ondertekenen. Pagina 4 van 5

5 Toelichting: Het is mogelijk dat zich in het zomerreces spoedeisende zaken aandienen waarvan de besluitvorming geen uitstel duldt. Bijvoorbeeld besluiten inzake het veiligstellen van recht in juridische procedures en besluiten over aangelegenheden waarvan uitstel leidt tot onevenredig nadeel voor de Vervoersautoriteit MRDH of andere belanghebbenden. Daarom wordt nu voorgesteld op basis van het vakantieschema van de leden van het presidium Vervoersautoriteit een tijdelijk mandaat- en volmachtsbesluit te nemen voor spoedeisende gevallen. Dit mandaat wordt voor een bepaalde periode verleend aan één specifiek lid van het bestuurscommissie Vervoersautoriteit/presidium Vervoersautoriteit die dan tezamen met de directeur Vervoersautoriteit of bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger kan besluiten. Uiteraard zal in de eerste vergadering na het zomerreces de bestuurscommissie Vervoersautoriteit op de hoogte gesteld worden van de eventueel genomen besluiten. Ter informatie 13. Terugblik op de adviescommissie Vervoersautoriteit d.d. 7 juni 2017 Ter vergadering geven de heer Rosier en mevrouw Mourik een terugkoppeling van de adviescommissie Vervoersautoriteit van 7 juni Rondvraag en sluiten openbaar deel 14. Rondvraag De vergadering wordt in beslotenheid voortgezet. Volgende vergadering: Bestuurscommissie Vervoersautoriteit Woensdag 20 september 2017, van tot uur, MRDH, zaal G (5 e etage) Pagina 5 van 5

6 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 7 juni 2017 MRDH, Grote Markstraat 43 Den Haag OPENBAAR DEEL Aanwezig Voorzitter P.J. Langenberg Midden-Delfland H.H.V. Horlings Secretaris A.L. Gleijm Nissewaard Mw. C. Mourik Albrandswaard Mw. J.E. de Leeuwe Pijnacker-Nootdorp P.M. Melzer Barendrecht P.W.J. Luijendijk Ridderkerk V.A. Smit Brielle A.A. Schoon Rijswijk R. van Hemert Capelle aan den IJssel D.P. van Sluis Schiedam M.J.C. Houtkamp Den Haag -- Vlaardingen R. van Harten Delft L.B. Harpe Wassenaar F. Blommers (plv.) Hellevoetsluis C.J.A. van Lith Westland A.W. Meijer Krimpen aan den IJssel A.J. de Leeuw Westvoorne Mw. P. Blok-Van Werkhoven Lansingerland S. Fortuyn Zoetermeer M.J. Rosier Leidschendam- -- Voorburg Maassluis C. Pleijsier MRDH S.J.M. Bosman (manager openbaar vervoer), J.W. Immerzeel (manager verkeer), T. van Mourik (Vervoersautoriteit), W. Dekker (Vervoersautoriteit) Verhinderd Capelle aan den IJssel Den Haag Leidschendam- Voorburg D.P. van Sluis Th.J.A.M. de Bruijn F.J. Kist Opening en mededelingen openbaar deel 1. Mededelingen en vaststellen agenda De voorzitter opent de vergadering en geeft aan dat de heer Doorn deze vergadering wordt vervangen door de heer Blommers. Verder zijn de heer De Bruijn en de heer Kist afwezig. Vaststellen verslag openbaar deel 2. Vaststellen conceptverslag d.d. 17 mei 2017 De heer Melzer merkt op dat het verslag is vastgesteld in het openbare deel van de vergadering. Dit wordt aangepast. Naar aanleiding van: De heer De Leeuw vraagt n.a.v. Personenvervoer over water hoe de aanhaking van de gemeenten en raden wordt geregeld. De voorzitter geeft aan dat er hiervoor een procesvoorstel komt. De heer Melzer vraagt of er al meer duidelijkheid is over het standpunt van Den Haag over de vervroegde aanschaf van Avenio s en de wijze van financieren (pag. 14). De voorzitter geeft aan dat dit teruggekoppeld wordt, zodra dit bekend is. De bestuurscommissie stelt het verslag van het openbare deel vast. Pagina 1 van 4

7 Bespreekpunten 3. Subsidieverordening Vervoersautoriteit MRDH De heer Rosier geeft aan dat er ambtelijk veel over gesproken is en er ligt nu een voorstel waar gemeenten nog heel veel kunnen doen. De heer Fortuyn vraagt of er subsidiemogelijkheden zijn voor P&R locaties en of daar anders zicht op is. De heer Rosier geeft aan dat dit onderwerp voor de zomer in het presidium wordt besproken en na de zomer in de bestuurscommissie. De heer Van Harten geeft aan dat er op pag. 8 beleidsvelden staan die nog uitgewerkt moeten worden. Het moet niet zo zijn dat pilots hierdoor in de weg gezeten worden. Er moet een hardheidsclausule zijn voor innovatie. Voor verkeersveiligheid infrastructuur is het jammer dat er pas na 3 jaar bij verkeersongevallen er een subsidie beschikbaar kan komen. Voorkomen is beter dan genezen. De registratie van verkeersslachtoffers is wel een aandachtspunt. De heer Rosier geeft aan dat kaders belangrijk zijn, maar flexibiliteit ook. Voor verkeersveiligheid is er wel budget nodig en het gaat om die locaties waar al wat gebeurd is. Gemeenten hebben hier ook middelen hiervoor. Een redelijk neutraal afwegingskader is belangrijk. De heer Van Harten merkt op dat registraties niet up-to-date zijn en het is juist goed om goed gedrag van gemeenten te belonen. De heer Rosier begrijpt het punt van Vlaardingen, maar inrichting (infrastructuur) is primair een eerste taak van de gemeenten. Bij maak van de nul een punt is registratie een groot punt van aandacht. De heer Meijer geeft aan dat het OM bezig is om registratie te gaan verbeteren. Er wordt ingezet op preventie. Het criterium is ongelukkig gekozen bij deze subsidieverordening en het gaat ook om een gedragscomponent. De heer Immerzeel geeft aan dat er over gesproken is over de criteria in het AOVa en het gaat om één letsel per drie jaar. De subsidie is vooral voor toepassing van scholen. De beperking zit nu vooral in de 30km zones. Dit is een oude regeling en dit wordt standaard toegepast. Het zit nu nog bij beheer en onderhoud van wegen. Het criterium is nu een compromis wat uit het AOVa is gekomen. De heer verwacht dat er goed gekeken wordt naar het budget de komende jaren. Er komen meer voorstellen in de bestuurscommissie ter afweging. De discussie is begrijpelijk, maar de MRDH heeft een maximum budget en het is zaak goed te kijken naar de uitnutting. De voorzitter geeft aan dat Rotterdam de passage over de fietsinfrastructuur beter wil laten aansluiten bij de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid. De heer Immerzeel geeft aan dat de gevraagde aanpassing van Rotterdam wordt verwerkt. De bestuurscommissie stemt in met: 1. Het algemeen bestuur voor te stellen om de Subsidieverordening Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag vast te stellen conform bijgevoegd ontwerp; 2. De bijgevoegde Uitvoeringsregeling Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag, inclusief de documenten in de bijbehorende bijlagen vast te stellen, onder voorbehoud van vaststelling van de Subsidieverordening Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag; 3. Bij de inhoudelijke beoordeling van de aanmeldingen voor projecten voor het subsidiejaar 2018 rekening te houden met welke projecten vanaf 1 januari 2018 nog subsidiabel zijn; 4. Eind 2020 een evaluatie te starten met betrekking tot de systematiek van de verordening en de uitvoeringsregeling. 4. Audit kosten beheer en onderhoud lokaalspoor vervoerregio s De voorzitter meldt dat in opdracht van het ministerie van IenM, de Vervoerregio Amsterdam en MRDH een audit gedaan is naar de kostenontwikkeling van het beheer en onderhoud en vervangingsinvesteringen (BOV-kosten) aan het lokaalspoor (infrastructuur en voertuigen van metro en tram). De periode van 2005 tot 2027 is in beeld gebracht. De BOV-kosten zijn tevens in perspectief geplaatst van de totale BDU. De secretaris geeft aan dat de conclusie is dat er stijgende kosten zijn om het gehele areaal te onderhouden, want techniek kost geld. De vrije ruimte om te investeren wordt daardoor een stuk minder. In 2005 kon nog 38% van de BDU als beleidsvrije ruimte worden geïnvesteerd in regionale verkeer en vervoer projecten, terwijl dit in 2016 nog maar 13% van de BDU is. In absolute zin is dat 90 miljoen in 2016 voor de Amsterdamse, Rotterdamse en Haagse regio samen, de overige 740 miljoen wordt structureel besteed aan exploitatie en onderhoud van het regionale OV-systeem. Over 10 jaar is er nog maar 70 miljoen over aan vrije ruimte. Pagina 2 van 4

8 Het ministerie IenM ziet het ook als een probleem, maar pakken het probleem niet voortvarend op. Er wordt ook gepraat met het ministerie van Financiën. Het rapport is ook verstuurd naar de Tweede Kamer door de staatssecretaris. Dit geeft wel aan dat we een beheerorganisatie zijn en actieve lobby is belangrijk. De heer Nijhof houdt zich voor de MRDH bezig met public affairs. De regio moet op integrale wijze de lobby voeren richting kabinet. Gezamenlijk optrekken is belangrijk en de urgentie onder om het de aandacht te brengen. Er wordt aan bestuurders gevraagd om zich in te zetten om deze boodschap verder te brengen. De heer Harpe geeft aan dat het Rijk ook nog wederkerigheid verwacht, maar het geld is toch echt op straks. Een suggestie is om Kamerleden te benaderen, maar wel graag een A4 vanuit de MRDH met quotes over het onderwerp, zodat alle wethouders dezelfde tekst hebben en kunnen gebruiken. Het rapport wordt behandeld in de adviescommissie en stuur het ook naar de gemeenteraden met een stevige brief erbij. Het is zaak om proactief te reageren en de passieve houding van het ministerie IenM is zorgelijk in deze. De regio moet een bijdrage kunnen leveren aan BNP en de doelstellingen van het kabinet. De heer Rosier meldt dat de portefeuillehouder Middelen ook op het voorblad moet staan. Er is al een eerste persbericht opgesteld voor het onderwerp en hier staat een quote in. Hierbij kan de naam van de wethouder in worden gevuld. Een conceptpersbericht voor lokaal gebruik komt de wethouders toe. De bestuurscommissie stemt in met: 1. Kennisnemen van het rapport Audit BOV-kosten lokaalspoor vervoerregio s conform bijlage 1, met in het bijzonder de hoofdfiguur op blz De hoofdconclusie van het rapport, zoals beschreven in onderstaande toelichting, actief te communiceren intern MRDH en de gemeenten (bewustwording) en extern (lobby hogere BDU). Hamerstukken 5. Gevolgen besluit HTMbuzz niet tijdig uitvoeren dienstregeling 2017 De bestuurscommissie stemt in met: 1. HTMbuzz geen financiële sanctie op te leggen voor het niet uitvoeren van het Vervoerplan 2017 gedurende de periode van 11 december 2016 tot en met 30 januari 2017 maar in plaats daarvan een waarschuwing te geven dat bij soortgelijke gevallen in de toekomst HTMbuzz een financiële sanctie tegemoet kan zien, conform bijgevoegde brief. 6. Voornemen verlaten reservering tramtracé Ridderkerklijn De heer Smit meldt dat zes raadsleden uit Ridderkerk het niet eens zijn met het voornemen en dat zij dit middels een schrijven kenbaar hebben gemaakt. Gemeente Ridderkerk is in overleg met de Provincie en de MRDH over het onderwerp. De bestuurscommissie stemt in met: 1. Het verzoek van de gemeente Ridderkerk om de Provincie te verzoeken de ruimtelijke reservering van het voorkeurstracé van de tramlijn Ridderkerk in deze gemeente te laten vervallen in het Programma Ruimte en andere wettelijke kaders, te honoreren onder de voorwaarde dat voor de gewenste OV-relatie met gemeente Rotterdam een HOV Busnetwerk wordt doorgevoerd; 2. De bij het eerste beslispunt behorende brief aan college van B&W van Ridderkerk vast te stellen; 3. De brief aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, met betrekking tot het onder het eerste beslispunt bedoelde verzoek, vast te stellen. 7. Indienststelling Hoekse Lijn in het kader van Wet lokaal spoor Er worden enkele vragen gesteld over de voortgang van het project. De voorzitter geeft aan dat de planning en voortgang op dit moment besproken worden in de stuurgroep. In de bestuurscommissie van 5 juli wordt hier nader over gesproken. De bestuurscommissie stemt in met: 1. Vergunning te verstrekken voor het proefbedrijf aan de RET N.V., als de overdracht voor beheer en onderhoud heeft kunnen plaats vinden aan RET N.V. en exploitatie als de verklaring van Inspectie Leefomgeving en Transport dit toe laat en het proefbedrijf met een positief resultaat is afgerond op grond van artikel 9 Wet lokaal spoor (Wls) Pagina 3 van 4

9 2. Mandaat te verlenen aan de directeur Vervoersautoriteit om een vergunning voor het in dienst stellen van de HL genoemd in 1 aan de RET N.V. te verstrekken mits voldaan is aan de voorwaarde. 3. In te stemmen met het aanvullende pakket aan maatregelen ter verhoging van de veiligheid en het verminderen van verkeershinder bij de overwegen. 4. In aanvulling op uw besluit van 16 november 2015 de RET N.V. ook aan te wijzen als beheerder voor het lokaal spoor van de Hoekse Lijn in de zin van artikel 18 eerste lid van de Wet lokaal spoor. 5. In aanvulling op uw besluit van 16 november 2015 de RET N.V. ook een veiligheidscertificaat te verlenen voor het lokaal spoor in Maasluis op grond van artikel 27 eerste lid van de Wet lokaal spoor. 6. Vast te stellen de Beleidsregels goederenvervoer 2017 in kader de wettelijke verantwoordelijkheid die MRDH heeft voor het lokaal spoor 7. De directeur Vervoersautoriteit een mandaat te verlenen om namens bestuurscommissie Vervoersautoriteit op aanvraag een veiligheidscertificaat te verlenen aan goederenvervoerders voor het gebruik van de Hoekse Lijn, mits is vastgesteld dat een goederenvervoerder op dat moment voldoet aan de Beleidsregels goederenvervoer Ter informatie 8. Verantwoording exploitatie OV-concessies 2016 De bestuurscommissie neemt kennis van de prestaties, die in 2016 zijn geleverd door de openbaar vervoerbedrijven bij de uitvoering van concessies. Rondvraag en sluiting 9. Rondvraag De heer Schoon geeft aan dat de staatssecretaris het tracébesluit Theemswegtracé heeft vastgesteld en dat heeft positieve gevolgen voor Brielle. De heer Houtkamp geeft aan dat Vlaardingen en Schiedam bij Vijfsluizen een gezamenlijk initiatief genomen hebben voor een parkshuttle en aan de MRDH is om ondersteuning bij dit project gevraagd. De voorzitter sluit het openbare deel van de vergadering. Aldus vastgesteld in de besloten vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag d.d. 5 juli 2017 de secretaris, de voorzitter, A.L. Gleijm P.J. Langenberg Pagina 4 van 4

10 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 3 Onderwerp Portefeuille Voorstel Korte motivering Samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer OV-ontwikkeling 1) De bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer vast te stellen; 2) In te stemmen met het voorstel om - vanuit de expertise van de MRDH rond aanbesteding en beheer van OV concessies de taken inkoop en beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Voorne Putten in de onderstaande rolverdeling op te pakken; 3) De portefeuillehouder OV-Ontwikkeling te mandateren om namens de bestuurscommissie Vervoersautoriteit de samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen. Voorne Putten Met het oog op meer samenwerking OV-doelgroepenvervoer heeft de bestuurscommissie Vervoersautoriteit in een eerdere vergadering besloten de concessie Voorne Putten Rozenburg (VPR) te splitsen in een concessie grote bus (90%) en een contract Maatwerk VP (10%). Vanuit een ambitie tot nog verdergaande integratie tussen OV en doelgroepenvervoer hebben de bestuurders van de gemeenten op Voorne Putten de MRDH gevraagd of de MRDH bereid is de inkoop en het beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer ter hand te nemen. Kader Als samenwerkingsverband van, voor en door 23 gemeenten is de MRDH - als zij door een of meer deelnemende gemeenten benaderd wordt om een bij haar takenpakket passende taak uit te voeren - in principe bereid deze taak op zich te nemen. De gemeenschappelijke regeling MRDH biedt de mogelijkheid om extra taken uit te voeren. Inkoop en beheer De MRDH heeft ervaring met de aanbesteding en het beheer van OV-concessies en het contract Regiotaxi Haaglanden. In die lijn ligt er een basis om de taken inkoop en beheer ter hand te nemen. De MRDH heeft daarbij de volgende rolverdeling voor ogen: de MRDH geeft per jaar een subsidie aan de samenwerkende gemeenten. Aan dit subsidiebedrag wordt een aantal randvoorwaarden verbonden; de MRDH voert de taken inkoop en beheer uit namens de betrokken gemeenten. De gemeenten zijn en blijven risicodragend verantwoordelijk; de MRDH legt verantwoording af aan een bestuurlijk overleg van de betrokken gemeenten (en niet aan de 23 gemeenten in de bestuurscommissie Va); de gemeenten betalen een kostendekkende vergoeding voor de inzet van de MRDH (ambtelijke capaciteit, externe inhuur, etc). De uitvoering van deze taken voor de gemeenten biedt kansen voor synergie en directe afstemming met het OV. Samenwerkingsovereenkomst De samenwerking tussen de MRDH en de gemeenten op Voorne Putten wordt vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Deze samenwerkingsovereenkomst wordt hierbij ter vaststelling aan u voorgelegd. Het contract Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer is een nieuwe manier van geïntegreerd vervoer in de MRDH. De ambitie is door het combineren van de vervoerstromen OV en het doelgroepenvervoer een kwaliteitsimpuls in het vervoersaanbod te realiseren.

11 Financiën Juridisch Communicatie Bijlagen Gevolgde procedure Verdere procedure De uitvoering van het contract Maatwerk- en Doelgroepenvervoer wordt gefinancierd met een budget van 1,6 mln. uit de exploitatiesubsidie voor de busconcessie Voorne Putten Rozenbrug waartoe de bestuurscommissie reeds besloten heeft. De inkoop en het beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer vraagt (externe) expertise. Deze wordt gefinancierd vanuit de beschikbare budgetten van MRDH en gemeenten, waarbij middels de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken dat betrokken gemeenten aan de MRDH een kostendekkende vergoeding betalen. De gemeenschappelijke regeling biedt de mogelijkheid om extra taken uit te voeren. Communicatie door MRDH en gemeenten bij ondertekening: bijv. nieuwsbrief MRDH 1. Toelichting 2. Samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Presidium 07 juni 2017 Ambtelijk overleg 19 juni 2017 Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur n.v.t. Algemeen bestuur n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Openbaar besluit ja Contactpersoon Rita Bakker Wet. bekendmaking ja Telefoonnummer

12 5 juli 2017 agendapunt 3 Onderwerp: verzoek uitvoering taken inkoop en beheer contract Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Portefeuille: Datum: OV-Performance 1 juni 2017 Contactpersoon: Rita Bakker Telefoonnummer: Aan de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, Voorstel 1) De bijgevoegde samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer vast te stellen; 2) In te stemmen met het voorstel om - vanuit de expertise van de MRDH rond aanbesteding en beheer van OV concessies de taken inkoop en beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Voorne Putten in de onderstaande rolverdeling op te pakken; 3) De portefeuillehouder OV-Ontwikkeling te mandateren om namens de bestuurscommissie Vervoersautoriteit de samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen. Voorgestelde rolverdeling De MRDH geeft per jaar een subsidie aan de samenwerkende gemeenten op Voorne Putten. Aan dit subsidiebedrag wordt een aantal randvoorwaarden verbonden. De MRDH voert de taken inkoop en beheer uit namens de betrokken gemeenten. Deze gemeenten zijn en blijven eindverantwoordelijk. De MRDH legt verantwoording af aan een bestuurlijk overleg van de betrokken gemeenten (en niet aan de 23 gemeenten in de BC VA) De gemeenten betalen een kostendekkende vergoeding voor de inzet van de MRDH (ambtelijke capaciteit, externe inhuur, etc). Omdat het hier gaat om de uitvoering van: * extra taken op verzoek van deelnemende gemeenten; * extra taken voor een deel van de 23 MRDH-gemeenten; * een dossier dat niet officieel aan de MRDH is opgedragen wordt de vraag hoe als MRDH met deze vragen om te gaan transparant aan u voorgelegd. Kader Als samenwerkingsverband van voor en door 23 gemeenten is de MRDH als zij door een of meer deelnemende gemeenten benaderd wordt om een bij haar takenpakket passende taak uit te voeren in principe bereid deze taak op zich te nemen. De gemeenschappelijke regeling MRDH biedt de mogelijkheid om dergelijke extra taken uit te voeren. Waar gaat het om bij de taken inkoop en beheer? De taak inkoop betreft het periodiek plannen en opzetten, coördineren en uitvoeren van de inkooptrajecten. De organisatie staat in deze trajecten centraal, afstemming tussen de beleidsfunctie en inkoopexpertise, interne afstemming en besluitvorming, externe communicatie, regie op het aanbestedingstraject etc. Bij contractmanagement gaat het om 1

13 het borgen dat contractuele afspraken gedurende de looptijd van het contract worden nagekomen. Dit betekent dat de prestaties van opdrachtnemers (bijv. vervoerders) worden gemonitord door middel van periodieke rapportages en dat op afwijkingen wordt bijgestuurd. Contractmanagement borgt dat de overeengekomen kwaliteit en kwantiteit geleverd wordt tegen de overeengekomen prijs en is verantwoordelijk voor de strategische en tactische relatie met de opdrachtnemers. Bij contractbeheer gaat het om activiteiten als monitoring, klachtafhandeling, financiële rapportages en -afhandeling en ontwikkelfunctie. Contractbeheer ligt in verlengde van management, maar is meer operationeel/tactisch van aard. Overweging Vanuit haar wettelijke taken heeft de MRDH kennis van en ervaring met de aanbesteding en het beheer van OV-concessies. Daarnaast voert zij voor acht gemeenten in Haaglanden de inkoop en het beheer van het contract Regiotaxi Haaglanden uit. In die lijn ligt er een basis om positief te reageren op de vraag van de gemeenten op Voorne Putten om de taken inkoop en beheer van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer ter hand te willen nemen. De MRDH heeft daarbij de volgende rolverdeling voor ogen: De MRDH geeft per jaar een subsidie aan de samenwerkende gemeenten op Voorne Putten. Aan dit subsidiebedrag wordt een aantal randvoorwaarden verbonden: de taken worden budgettair neutraal uitgevoerd en de gemeenten zijn risicodragend verantwoordelijk. De MRDH voert de taken en inkoop en beheer van de contracten uit namens de gemeenten. De gemeenten zijn en blijven eindverantwoordelijk. De MRDH legt verantwoording af aan een overleg van de betrokken gemeenten (en niet aan de 23 gemeenten in de bestuurscommissie MRDH Va) De gemeenten betalen een kostendekkende vergoeding voor de inzet van de MRDH (ambtelijke capaciteit, externe inhuur, etc.); Samenwerkingsovereenkomst De samenwerking tussen MRDH en de samenwerkende gemeenten op Voorne Putten wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Het geïntegreerde Maatwerk- en Doelgroepenvervoer is een optelsom van een vervoersaanbod voor doelgroepenvervoer en een vervoersaanbod voor het geïntegreerd vervoer doelgroepenvervoer-ov op werkdagen en zaterdagen na uur en op zon- en feestdagen. Het gecombineerde vervoer Voorne Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer is een nieuwe manier van geïntegreerd vervoer in de MRDH. De ambitie is door het combineren van de vervoerstromen OV en het doelgroepenvervoer een kwaliteitsimpuls in het vervoersaanbod te realiseren. Een vervoerder kan zowel voor het doelgroepenvervoer als voor het geïntegreerde vervoer een aanbod doen. Het doel van de aanbesteding is idealiter één vervoerder te contracteren die aantoonbaar de gewenste kwaliteitsimpuls voor de reiziger kan leveren door beide vervoerstromen te combineren. Als die combinatie in de praktijk een succes wordt kan de huidige opzet in de toekomst leiden tot een meer verdergaande integratie van de vervoerstromen bijv. evt. uitgebreid worden naar de zaterdag. De MRDH is bereid een budget van ca. 1,6 mln. te reserveren voor het gecombineerde vervoer. Dit budget wordt toegevoegd aan het totaalbudget van de gemeenten voor CVVvervoer op werkdagen en zaterdagen na uur en op zon- en feestdagen. Daarmee ontstaat een overall budget voor het gecombineerde Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Vanwege het innovatieve karakter van de samenwerking worden in de bijgaande overeenkomst op hoofdlijnen belangrijke afspraken gemaakt over de samenwerking. Een aantal thema s, zoals tarieven etc., zal nog verder uitgewerkt worden. 2

14 2017 Gemeenten Voorne- Putten in samenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag SAMENWERKINGS- OVEREENKOMST Een samenwerking tussen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard en Westvoorne om te komen tot een kwalitatieve verbetering van publieke vervoersdiensten.

15 Ondergetekenden: Samenwerkingsovereenkomst Voorne-Putten Maatwerk- en Doelgroepenvervoer 1. Gemeente Brielle, rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouders W. Borgonjen en A. Schoon, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de vervoerssamenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; 2. Gemeente Hellevoetsluis, rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouders C.J.A. van Lith en J. van der Velde, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de vervoerssamenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; 3. Gemeente Nissewaard, rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouders C. Mourik, K. Dijkman en D. van der Schaaf, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de vervoerssamenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; 4. Gemeente Westvoorne, rechtsgeldig vertegenwoordigd door wethouder P.Y.J. Blok-van Werkhoven, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders met betrekking tot de vervoerssamenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; deze vier gemeenten gezamenlijk hierna te noemen: Gemeenten ; en 5. Metropoolregio Rotterdam Den Haag, rechtsgeldig vertegenwoordigd namens de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoerautoriteit door de heer L. Harpe, portefeuillehouder OV Ontwikkeling, handelend ter uitvoering van het besluit van de bestuurscommissie MRDH Vervoersautoriteit van 5 juli 2017 hierna te noemen MRDH ; De gezamenlijke vijf bestuursorganen worden hierna aangeduid als Partijen, 1

16 Nemen in aanmerking: a. De Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het Wmo-vervoer, het Leerlingenvervoer en het Individueel vervoer van jeugd met een beperking (tezamen: het Doelgroepenvervoer ). De vervoercontracten voor het Doelgroepenvervoer eindigen op 31 december b. De MRDH is bevoegd tot het verlenen van de concessie voor het openbaar vervoer ( het OV ) op het eiland Voorne-Putten (en Rozenburg). De huidige OV-concessie eindigt op 16 december 2018 of de zondag waarop de NS-dienstregeling begint. De aanbesteding voor de nieuwe OVconcessie is medio mei 2017 gepubliceerd. c. In de huidige OV-concessie is de bezettingsgraad op werkdagen na uur, op zaterdagen na uur en op zon- en feestdagen op bepaalde lijnen laag gebleken. De ambitie van de MRDH is om met de beschikbare middelen een maximale bereikbaarheid te realiseren. d. De Gemeenten willen de dorpskernen op Voorne-Putten bereikbaar houden met OV. Daarnaast willen de Gemeenten de kwaliteit van het Doelgroepenvervoer tenminste in stand houden, ondanks de te verwachten groei in de vraag daarvan. e. Op 14 juli 2016 is voor Nederland het VN verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in werking getreden. Het verdrag beoogt de ontwikkeling van een inclusieve samenleving waaraan iedereen, ook mensen met een beperking, volwaardig deel kunnen nemen. Gemeenten zijn verantwoordelijk om hieraan op alle terreinen uitvoering te geven. f. Op 4 november 2016 is het Klimaatverdrag van Parijs in werking getreden. Op grond van de daarin opgenomen doelstellingen zijn Partijen verplicht te doen wat mogelijk is om de uitstoot van kooldioxide terug te dringen. Vervoersopdrachten bieden hiervoor mogelijkheden. Partijen kunnen eisen stellen aan de voertuigen en kunnen door het maken van vervoerscombinaties het aantal vervoersbewegingen beperken. g. Een en ander heeft Partijen ertoe gebracht te besluiten om, na consultatie van marktpartijen en hun uitgesproken bereidheid mee te werken aan de organisatie van een gecombineerde vorm van vervoer, naast het Doelgroepenvervoer ook een gecombineerde vorm van vervoer aan te besteden voor Voorne-Putten. h. Dat betekent dat partijen na een aanbesteding een opdracht willen verstrekken voor zowel het reguliere Doelgroepenvervoer als voor de combinatie Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Dit in aanvulling op het reguliere OV zoals dit in opdracht van de MRDH wordt uitgevoerd op basis van een aanbesteding voor een concessie Voorne-Putten en Rozenburg. i. Partijen zoeken daarbij gezamenlijk naar mogelijkheden om deze vervoersvormen waar mogelijk te combinerenen zien dit als een eerste stap voor verdere toekomstige samenwerking op het gebied van vervoersdiensten door een gezamenlijke uitvoering. Hierbij zullen afspraken vastgelegd worden die recht doen aan ieders belang en verantwoordelijkheid, waarbij gestuurd kan worden op verantwoordelijkheid, kwaliteit, tijd, en geld. j. Partijen realiseren zich dat deze integratie een nieuwe, innovatieve opgave is, en verklaren zich maximaal te zullen inspannen om met elkaar deze opgave in goed overleg tot een zo optimaal mogelijk resultaat te brengen. In deze overeenkomst wordt daarvoor de basis gelegd met het maken van de volgende afspraken: 2

17 Uitgaande van de volgende Definities: Doelgroepenvervoer Het vervoer op grond van het leerlingenvervoer, de Jeugdwet en de Wmo, waaronder ook het vervoer van en naar voorzieningen voor dagbesteding / dagbehandeling. Doelgroepreiziger Een Inwoner die van één van de Gemeenten een indicatie heeft om te kunnen reizen met het Doelgroepenvervoer. Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer De Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het Doelgroepenvervoer. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Voor deze laatste is in Bijlage 1 een Governance- structuur opgenomen in deze overeenkomst. Op basis daarvan vindt de besluitvorming en feedback plaats ten aanzien van het Maatwerk- en doelgroepenvervoer. Huidige OV-concessie De concessie voor het OV op Voorne-Putten en Rozenburg die is verleend door de MRDH tot en met 16 december 2018 of de zondag waarop de NS-dienstregeling begint. Maatwerkvervoer Voor een ieder openstaand vervoer, aanvullend op het reguliere openbare vervoer. Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Het gecombineerde vervoer op basis van deze overeenkomst, aanvullend op het reguliere openbaar vervoer van MRDH en het reguliere doelgroepenvervoer van de Gemeenten. De MRDH vertegenwoordigt daarin het deel Maatwerkvervoer, de Gemeenten het deel Doelgroepenvervoer. Operationele kosten De vaste en variabele kosten die Partijen op basis van een uitvoeringsovereenkomst aangeven te gaan maken om het doel van de samenwerking te bereiken. OV Openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig. Overeenkomst Deze overeenkomst, waarin de procesafspraken zijn vastgelegd tussen de Gemeenten en MRDH om te komen tot een gedeeltelijke combinatie van het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. en komen overeen: 3

18 Artikel 1 Doel van het Maatwerk en Doelgroepenvervoer 1. De MRDH beperkt de reguliere OV-concessie zodanig dat circa 10 procent van de OVexploitatiesubsidie gevoegd kan worden in de gezamenlijke opdracht voor de uitvoering van Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. 2. Partijen zullen zich maximaal inspannen om in een overeengekomen periode in eerste instantie circa 10 procent van de OV-exploitatiesubsidie te combineren met het doelgroepenvervoer om daarmee een opdracht voor Maatwerk- en Doelgroepenvervoer te kunnen verstrekken. 3. Partijen beogen met de gezamenlijke opdracht een kwalitatief hoogwaardige vorm van vervoer aan te kunnen bieden die voldoet aan de doelstellingen van beide partijen zoals benoemd in deze overeenkomst. 4. In eerste instantie beogen Partijen het combineren van vervoersdiensten te organiseren op werkdagen na uur, op zaterdagen na uur en op zon- en feestdagen. Op basis van de opgedane ervaringen zal opvolgende besluitvorming plaatsvinden met betrekking tot de uitbreiding daarvan. 5. Partijen zullen de besluitvorming en uitvoering organiseren volgens het in bijlage 1 opgenomen schema Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. 6. Partijen maken gezamenlijk afspraken over de communicatiestrategie om het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer bekend te maken bij de potentiële reizigers. Artikel 2 Resultaten marktconsultatie Gezien de resultaten van de gehouden marktconsultatie in mei 2017 zullen Partijen de hierdoor verkregen inzichten verwerken in het gezamenlijk op te stellen aanbestedingsdocument. Artikel 3 Aanbesteding 1. Overeenkomstig het schema Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer (bijlage 1), zal de Stuurgroep een Strategisch document vaststellen op basis waarvan de MRDH de opdracht zal krijgen voor het aanbesteden van de opdracht Doelgroepenvervoer en Maatwerk- en Doelgroepenvervoer op Voorne-Putten. 2. Doelstelling is dat het Strategisch document minimaal het Doelgroepenvervoer van de Gemeenten borgt en het daarnaast mogelijk maakt het beoogde gecombineerde Maatwerk- en Doelgroepenvervoer te realiseren. De minimale eisen voor het Strategisch document zijn opgenomen in bijlage 3, Strategische Uitgangspunten aanbesteding. 3. De Opdracht tot uitvoering van de Stuurgroep aan de MRDH houdt tevens in het (voorlopig) gunnen dan wel niet gunnen van de opdracht(en). De MRDH zal niet overgaan tot gunning dan nadat gemeenten daarmee hebben ingestemd. 4. Partijen steven er naar de publicatie zo kort mogelijk na 1 januari 2018 mogelijk te maken. 4

19 Artikel 4 Financiën 1. Om de inschrijvingen op de aanbesteding voor zowel het Doelgroepenvervoer als het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer goed te kunnen beoordelen zal, voordat MRDH de aanbesteding voor opdracht zal publiceren, het budget gevormd zijn voor beide vormen van vervoer. 2. Het aandeel van de MRDH aan het budget voor het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer bestaat gedurende de opdracht uit een vast bedrag per jaar, in de vorm van een subsidie. De subsidiebeschikking zal de beoogde doelen van de subsidie nauwkeurig benoemen. 3. Het aandeel van de Gemeenten bestaat uit een budget voor het Doelgroepenvervoer en een budget voor Maatwerk- en Doelgroepenvervoer in de periode: na uur op werkdagen en op zaterdagen na uur en op zon- en feestdagen. 4. De beschikbare budgetten van Partijen zijn ten behoeve van een transparante aanbesteding opgenomen in de vertrouwelijke bijlage 2, Overzicht budgetten. 5. Partijen blijven individueel verantwoordelijk voor het door hen in te brengen deel van het totale budget. 6. De uitputting van het beschikbare budget maakt onderdeel uit van de uitvoering en de rapportages overeenkomstig het schema Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. Dit geldt ook voor de eventuele besluiten die op basis van deze rapportages noodzakelijk blijken. 7. In de rapportages zal inzicht gegeven worden in de ontwikkeling van zowel de operationele kosten als de kosten van vervoerder(s). 8. Uitgangspunt is dat de operationele kosten evenredig verdeeld worden over de deelnemende organisaties. Op basis van een deelneming van 5 partijen betekent dit dat 20 procent van deze kosten door MRDH worden gedragen en 80 procent door de Gemeenten. Artikel 5 Harmonisatie beleid Doelgroepenvervoer Gemeenten 1. Voor de eenduidigheid in de rapportages hebben de Gemeenten op 28 maart 2017 de uitgangspunten voor de harmonisatie van het Doelgroepenvervoer vastgesteld. 2. Ieder van de Gemeenten zal ervoor zorgen dat deze uitgangspunten worden opgenomen in de gemeentelijke regelgeving, welke van kracht zal zijn bij de aanvang van de uitvoering van de opdracht voor het Maatwerk- en Doelgroepenvervoer. 3. Gemeenten beogen zoveel mogelijk gelijkluidende regelgeving betreffende de Doelgroepen, waarbij iedere gemeente ruimte heeft voor een eigen indicatiebeoordeling. 5

20 Artikel 6 Uitvoering opdracht 1. Partijen zien het gecombineerde Maatwerk- en Doelgroepenvervoer als een innovatieve vervoerssamenwerking en zullen de uitwerking daarvan in goed overleg, in alle redelijkheid en met oog voor elkaars belangen vormgeven. 2. In de besluitvorming van de Stuurgroep zal ieder bestuursorgaan een gelijke stem hebben. Er zal geen besluit genomen worden als één of meer van de bestuursorganen kenbaar heeft gemaakt daar een zwaarwegend bezwaar tegen te hebben. Artikel 7 Looptijd en tussentijdse wijziging en opzegging 1. De looptijd van deze overeenkomst is van bepaalde tijd en wel vanaf het moment dat deze Samenwerkingsovereenkomst door alle partijen is voorzien van datum en ondertekening en eindigt van rechtswege op het moment dat de naar aanleiding van de aanbesteding gesloten overeenkomst(en) met een vervoerder of vervoerders, eindigt. 2. Wijziging van nationale wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Wet personenvervoer 2000 of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of andere onvoorziene omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de Overeenkomst redelijkerwijs niet (ongewijzigd) in stand kan blijven. Partijen zullen alsdan een Partijenoverleg organiseren, waarbij als eerste wordt onderzocht in hoeverre het gezamenlijke vervoer kan worden voortgezet, zo nodig met tussentijdse wijziging van de Overeenkomst. Artikel 8 Geschillen en rechtskeuze 1. In geval van geschillen zullen Partijen trachten deze in alle redelijkheid in onderling overleg op te lossen, zo nodig met behulp van een door Partijen aan te wijzen mediator. De eventuele kosten van een mediator worden door de betrokken Partijen evenredig gedragen. 2. Indien een mediator niet heeft geleid tot een oplossing, zal dat geschil worden beslecht door de bevoegde rechter te Rotterdam. Bijlagen: 1. Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer 2. (vertrouwelijk): Overzicht budgetten 3. Strategische Uitgangspunten aanbesteding 4. Integrale Nota van Uitgangspunten Voorne-Putten 6

21 BIJLAGE 1 Schema Governance Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Bestuurscommissie College B&W College B&W College B&W College B&W MRDH Nissewaard Hellevoetsluis Westvoorne Brielle Stuurgroep Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Ieder bestuursorgaan 1 afgevaardigde Opdracht Informatie MRDH overleg ambtelijk overleg Uitvoering MRDH en Gemeenten Uitvoering Maatwerk- en Doelgroepenvervoer Rapportages uitvoering MRDH opdrachtgever MRDH contractmanager DATA Vervoerders(s) 7

22 VERTROUWELIJK Bijlage 2 Beschikbare budgetten 8

23 Bijlage 3 Strategische Uitgangspunten aanbesteding De samenwerking tussen MRDH en Gemeenten Voorne-Putten beoogt door middel van een gezamenlijke aanbesteding zowel het Doelgroepenvervoer van de Gemeenten te borgen als een beoogde combinatie van Doelgroepenvervoer en Openbaar Vervoer. De Strategische Uitgangspunten die de basis zullen vormen voor de opdracht aan MRDH om deze vormen van vervoer aan te besteden, zijn in ieder geval de volgende: 1) Budget neutraliteit uitgangspunt in de aanbesteding is een opdracht voor beide vormen van vervoer te verstrekken binnen de daarvoor volgens deze overeenkomst beschikbaar gestelde budgetten van Gemeenten en MRDH (zie de vertrouwelijke bijlage 2 bij deze overeenkomst). 2) Kwaliteit is uitgangspunt van de gunning van de opdrachten De gunning van beide opdrachten zal gebeuren op basis van de te leveren kwaliteit door de vervoerder(s). 3) Bij het gunnen van de opdrachten zullen waar mogelijk specifieke eisen aan vervoerders gesteld worden die bijdragen aan het verdrag van Parijs. Partijen beogen het aantal vervoerbewegingen te reguleren om de CO2 uitstoot te verminderen. 4) Maatschappelijk verantwoord Ondernemen Om mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt te begeleiden naar werk, zullen Partijen een SROI-verplichting opnemen in het Programma van Eisen. 5) Klanttevredenheid In het aanbestedingsdocument zullen sturingselementen worden opgenomen ten behoeve van het meten van de klanttevredenheid. 6) Nota van Uitgangspunten Voorne Putten 9

24 Bijlage 4 Integrale Nota van Uitgangspunten Voorne-Putten 10

25 Iedere Partij zal een volledig ondertekend exemplaar ontvangen. Aldus in vijfvoud opgemaakt en ondertekend: Datum:. Metropoolregio Rotterdam Den Haag Namens de voorzitter Bestuurscommissie Vervoersautoriteit L. Harpe Portefeuillehouder OV Ontwikkeling 11

26 Datum:. Gemeente Brielle namens de burgemeester W. Borgonjen A. Schoon Wethouder Wethouder 12

27 Datum:. Gemeente Hellevoetsluis namens de burgemeester C.J.A. van Lith Wethouder J. Van der Velde Wethouder 13

28 Datum:. Gemeente Nissewaard namens de burgemeester K. Dijkman C. Mourik Wethouder Wethouder D. van der Schaaf Wethouder 14

29 Datum:. Gemeente Westvoorne namens de burgemeester P.Y.J. Blok-van Werkhoven Wethouder 15

30 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 4 Onderwerp Portefeuille Voorstel Korte motivering Startnotitie governance van het OV van de toekomst in de MRDH Strategie en beleid/ov-ontwikkeling 1) Het vaststellen van de startnotitie voor het project governance van het OV van de toekomst in de MRDH. 2) De heer Kist als bestuurlijk trekker van het bij beslispunt 1 genoemde project te vragen de uitvoering snel ter hand te nemen gericht op afronding uiterlijk rond de jaarwisseling. Bij de besluitvorming over de in/aanbesteding van de busconcessies van de MRDH heeft de Bestuurscommissie Va besloten uiterlijk in het vierde kwartaal van 2017 een langetermijn toekomstvisie op de verdeling in concessiegebieden, de gewenste schaalgrootte van de vervoerbedrijven en de rolverdeling tussen MRDH en concessiehouder(s) vast te stellen, mede in het licht van het OV-Toekomstbeeld Financiën Juridisch Communicatie Bijlagen Gevolgde procedure Verdere procedure Bijgevoegde startnotitie werkt de scope en aanpak van de ontwikkeling van deze visie uit, Kosten geraamd op excl. BTW te dekken uit budget onderzoek OV dat hier voldoende ruimte voor biedt. Nu n.v.t. Nader te bezien in Q4 op basis van resultaat. Nu n.v.t. Nader te bezien in Q4 op basis van resultaat. 1. Startnotitie Presidium 21 juni 2017 Ambtelijk overleg 19 juni 2017 Zienswijzetermijn N.v.t Adviescommissie N.v.t. Anders, te weten N.v.t. Zienswijzetermijn N.v.t. Adviescommissie N.v.t. Dagelijks bestuur N.v.t. Algemeen bestuur N.v.t. Anders, te weten N.v.t. Openbaar besluit ja Contactpersoon Lodewijk Lacroix Wet. bekendmaking nee Telefoonnummer

31 Startnotitie governance van het OV van de toekomst in de MRDH Achtergrond Beleidsmatig zijn de kaders voor de inhoud van het OV (breder: collectieve mobiliteit) en de uitdagingen die op dat pad liggen op de korte termijn goed in beeld (onder meer met de Strategische bereikbaarheidsagenda, de Uitvoeringsagenda, de ontwerp-kadernota OV en de PvE s bus en rail). Tegelijkertijd is de traditionele wereld waarin OV opereert in rap tempo aan het veranderen, met een snelle verstedelijking, veranderende mobiliteitspatronen van mensen, innovaties en marktinitiatieven, slinkend publieke budget, etc. (zie box hieronder). Deze uitdagingen vergen een passende organisatie en aansturing van het OV. Hoe stuur je het OV (en andere vormen van mobiliteit) als MRDH het beste aan, hoe ga je om met de vervoerbedrijven in het gebied (met momenteel twee grote in-house operators HTM en RET, een aantal private dienstverleners, de NS als partij waar geen directe formele invloed op is), wie heeft welke rol (strategisch, tactisch en operationeel), hoe ga je in de toekomst om met het vraagstuk over aanbesteding / inbesteding, hoe ga je om met de financiering en het beheer van lange-termijn assets, etc. Snel veranderende omgeving van OV In de omgeving van het OV spelen trends en ontwikkelingen die niet alleen voor het OV zelf, maar ook voor de governance van het OV relevant zijn. Niet alleen voor de voorbereiding van nieuwe concessies maar ook in het beheer van de verleende concessies. Deze trends en ontwikkelingen stonden aan de basis van het Toekomstbeeld OV Zuidelijke Randstad Om enkele belangrijke te noemen: Demografie en verstedelijking: mensen en bedrijven trekken naar de stedelijke regio s. Steden verdichten, ruimte-efficiënte vormen van vervoer zoals OV maar ook fietsen en lopen worden steeds noodzakelijker. Andere kant van de medaille is verdunning in het landelijk gebied met als gevolg dat het bieden van basismobiliteit een complexere opgave wordt. Opgave voor het OV is beide kanten van de medaille met maatwerk te bedienen. Mobiliteit en transport: de bijdrage van mobiliteit aan de CO 2 -emissies stijgt hard (van dik 25% nu naar bijna 50% in 2040), relevant voor OV omdat dit per reiziger relatief energie-efficiënt is. Het hoge innovatietempo van de automotive sector landt niet vanzelf in de OV-sector, die werkt vanuit relatief lange tijdlijnen. Gevolg kan zijn dat automobiliteit ten opzichte van OV aantrekkelijker wordt door comfort (rijtaakondersteunende technologie) en kostendaling (eauto s). Opgave voor het OV is aantrekkelijk, schoon, zuinig en veilig te blijven terwijl de concurrentie niet stil zit. Innovatie: de meer ingrijpende innovaties spelen zich in de praktijk vooral rondom het OVsysteem plaats (MaaS, automatisering, ontwikkeling en bijsturing met big data). Opgave voor het OV is de innovaties te benutten voor versterking van het product als onderdeel van de mobiliteitsketen van de reiziger. Onderdeel hiervan is de heroverweging van de balans tussen verbindend en gebiedsontsluitend OV: in hoeverre ontstaan als gevolg van nieuwe technologie en nieuwe mobiliteitsdiensten voor de first/last mile mogelijkheden om het OV meer te richten op de dikke stromen. Financieel: met name railgebonden OV kent relatief hoge assetkosten. De publieke middelen voor beheer, onderhoud en exploitatie van het OV en voor investeringen groeien echter amper. Gemeenten staan onder druk efficiënt invulling te geven aan het kleinschalig lokaal vervoer/doelgroepenvervoer en kijken daarbij naar de verbinding met het reguliere OV. Lagere

32 kosten zijn noodzakelijk om te zorgen dat de overheden kunnen blijven investeren in een betere bereikbaarheid. Opgave voor het OV is te komen tot meer kwaliteit voor de reiziger tegen lagere publieke kosten. Scope en afbakening De besluitvorming die eind vorig jaar heeft plaatsgevonden rondom de busconcessies heeft aan de bestuurlijke kant tot de wens geleid om vooruit te willen kijken en zich af te vragen wat organisatorisch en in de aansturing nodig is om voor zowel de nabije jaren als voor de volgende concessieverleningen (over tien jaar), tot adequaat openbaar vervoer te komen. De governance van het OV richt zich op diverse vragen en dilemma s waarin de bovenstaande trends en ontwikkelingen een plaats zullen moeten krijgen: Hoe borgen we dat binnen de bestaande concessie wordt ingespeeld op een veranderende omgeving, zowel op het gebied van exploitatie als assets, hoe zorgen we dat de juiste innovaties tot stand komen, hoe zorgen we dat de juiste marktinitiatieven van de grond komen en de ruimte krijgen, hoe houden we het betaalbaar? Naar de toekomst toe, zijn de huidige type concessies (exclusiviteit, omvang, looptijd, modaliteiten, etc.) nog optimaal, hoe moet de rolverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer/de markt eruit zien, hoe worden verantwoordelijkheden en risico s verdeeld, welk eigenaarschap en organisatie hoort bij de huidige stadsvervoerders en de infrastructuur, wat is de optimale schaalgrootte van die vervoerders, hoe worden de toekomstige concessies in de markt gezet? Het geheel te bezien in het licht van het lopende proces OV-Toekomstbeeld 2040 en de veranderingen in vraag en technologie die zich in de komende decennia zouden kunnen voordoen. Roadmap De bestuurscommissie Vervoerautoriteit wil daarvoor graag beschikken over een 'roadmap' met daarin de vraagstukken die de nieuwe bestuurscommissie (die in 2018 aantreedt) zou moeten oppakken op het gebied van de governance van het OV. De roadmap is daarmee agenda zettend voor de volgende bestuursperiode en richt zich op: De vraagstukken voor de korte (collegeperiode ) termijn. De vraagstukken voor de langere termijn (na collegeperiode) tot en met de voorbereiding van de volgende ronde concessies. Uitwerking naar een mogelijke fasering van besluiten in relatie tot de evaluatiemomenten zoals opgenomen in de rail- en busconcessies. Een in te huren bureau wordt gevraagd in de tweede helft van 2017 de totstandkoming van de 'roadmap OV MRDH' te begeleiden. Daarbij kan het bureau handreikingen doen over bijvoorbeeld: Een eerste indruk van demografische ontwikkelingen en innovaties van de komende tijd, een referentiekader met de verschillende dimensies van het vraagstuk vanuit de relevantie van ontwikkelingen voor het OV in de regio Rotterdam Den Haag. Een aantal voorbeelden uit vergelijkbare stedelijke gebieden (uit buiten- maar eventueel ook binnenland). En een eerste vertaling naar de situatie in de regio Rotterdam Den Haag zodat een helder beeld ontstaat over de huidige organisatie- en aansturingskeuzes in relatie tot die van anderen. Het bureau draagt zorg voor een concluderende rapportage.

33 In een Benen op tafel-sessie inventariseert het bureau aan de hand van een voorzet bij het presidium van de Vervoersautoriteit, inclusief de bestuurlijk trekker Floor Kist, de vraagstukken die zij geadresseerd willen zien in de 'roadmap'. Een eerste opzet van de 'roadmap' aangevuld met benodigd materiaal uit de sessie, wordt dan in de bestuurscommissie Va besproken. In het proces dient een informele werk/debatsessie met raadsleden georganiseerd te worden, bijvoorbeeld met de leden van de Adviescommissie Vervoersautoriteit. De vervoerders en de steden in hun rol van aandeelhouder van de vervoerbedrijven dienen te worden betrokken. Daarna kan de 'roadmap OV-MRDH' vastgesteld worden voor de Gemeenteraadsverkiezingen in maart Het product is dan beschikbaar als basis voor de agenda van de nieuwe Bestuurscommissie. Verantwoordelijkheden Bestuurlijk trekker: vanuit BCVa Floor Kist: dagelijkse bestuurlijke aansturing Bestuurlijk kernteam: Lennart Harpe (portefeuillehouder OV-ontwikkeling), Christel Mourik (portefeuillehouder Strategie en beleid), Floor Kist (bestuurlijk trekker). Ambtelijk opdrachtgever: Arthur Gleijm Ambtelijk trekker: Lodewijk Lacroix/Ivo van der Linden Klankbordgroep: leden AOVa/medewerkers vanuit 5 gemeenten. Middelen/raming begroting Opstellen position paper: 20 dagen = Debatleiding bestuurlijk gesprek incl. voorbereiding: 4 dagen = Aanpassen/eindreactie position paper/roadmap: 5 dagen = Totaal incl. stelpost onzeker: Uitvoerend bureau Strategisch-inhoudelijk, inzicht in regio Rotterdam Den Haag, kennis van OV vanuit brede scope, bestuurlijk gevoel, bestuurskundig, prikkelend op inhoud, concreet resultaat leveren.

34 Vergadering: 5 juli 2017 Agendapunt: 5 Onderwerp: Lijst van subsidies Datum: 5 juli 2017 Contactpersoon: Wendy van den Heuvel Telefoonnummer: Aan de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, Voorgesteld besluit 1. Conform de onderstaande lijst de genoemde besluiten te nemen. De bijgevoegde lijst met voorgestelde subsidieverleningen is samengesteld op basis van een aantal uitgangspunten. 1. Het betreft subsidieverleningen ten behoeve van Verkeer en Vervoer. 2. De verleningen geschieden conform de ingediende aanvraag. 3. De subsidieverleningen passen binnen de vastgestelde begroting (IPVa jaarschijf 2017), maar vallen buiten het verleende (onder)mandaat omdat zij de hoogte van het te verlenen bedrag overschrijden. 4. De subsidieverleningen voldoen aan de vigerende subsidieverordening en deze is ook van toepassing op de verlening. Het betreft hier de tijdelijke subsidieverordening Verkeer en vervoer MRDH 2015, waar in artikel 1 de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam (SVV2012) en de Verordening Mobiliteitsfonds Haaglanden 2005 (VMH 2005) van toepassing worden verklaard. 5. Daar waar gebruik gemaakt wordt van een hardheidsclausule gaat het uitsluitend om verleningen aan projecten die niet zijn opgenomen in het IPVa jaarschijf 2017, maar die wel aan alle voorwaarden voldoen om te worden opgenomen en waarvoor voldoende budget binnen het subsidieplafond beschikbaar is. 6. In de tabel is aangegeven of het gaat om lump sum of een maximaal verleend bedrag, waarbij bij vaststelling wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte subsidiabele kosten. Eveneens is aangegeven op grond van welk artikel van de verordening subsidie wordt verleend. 1

35 Nr. Aanvrager Betreft Te besluiten Artikel verordening 1 gemeente Den Art 7 Haag SVV2012 Project P+R Haaglanden in het programma Beter Benutten Vervolg Haaglanden (BBV-HGL). Verlenen maximaal ,- (excl. BTW, incl. VAT) Projectnr. 17KDH0244 Begrotingsprogramma Verkeer 2

36 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 6 Onderwerp Verordening bussenleningen 2017 Portefeuille Middelen Vervoersautoriteit Voorstel Aan het dagelijks bestuur van de MRDH voorleggen om op grond van artikel 2:1 van de Gemeenschappelijke Regeling de Verordening bussenleningen 2017 ter zienswijze aan de deelnemende gemeenten aan te bieden. Korte motivering Bij het voornemen tot de inrichting van een faciliteit voor bussenleningen is overwogen, dat deze bijdraagt aan zowel de kostenbeheersing, als de kwaliteit en continuïteit van het openbaar vervoer. Kostenbeheersing De MRDH kan de voor de bussenleningen benodigde geldmiddelen goedkoper aantrekken dan vervoerders dat zelf kunnen. In combinatie met het feit, dat de staatssteunregels van de Europese Commissie toestaan dat de zgn. risico-opslag (in feite een marktconformiteitstoeslag) relatief laag kan zijn ten opzichte van de tarieven die commerciële geldverstrekkers hanteren, levert dit voor vervoerders een substantieel rentevoordeel op. Tevens blijft de gehanteerde risico-opslag in deze opzet beschikbaar voor de bekostiging van het openbaar vervoer. Daarnaast wordt een positief effect verwacht op de marktspanning bij toekomstige aanbestedingen. Kwaliteit De voorgestelde faciliteit levert een belangrijke impuls aan de voorgenomen transitie naar zero-emissie busvervoer. De initiële investeringslasten daarvan zijn immers relatief hoog. Directe financiering maakt het gemakkelijker om op voorhand eisen te stellen aan het te financieren materieel. Dit geldt zowel specifieke kenmerken die op het openbaar vervoer in de regio zijn toegesneden als het beheer en onderhoud van het materieel. Continuïteit Aan de verstrekking van bussenleningen zijn zekerheidstellingen verbonden. De belangrijkste daarvan is de vestiging van een eerste pandrecht door de MRDH op het te financieren materieel. Daarmee wordt verzekerd dat dit materieel beschikbaar blijft voor de uitvoering van de dienstregeling, indien de concessiehouder niet aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Daarnaast maken zowel directe financiering als de hiervoor genoemde kwaliteitseisen met betrekking tot het te financieren materieel de overdracht van het materieel naar een nieuwe vervoerder gemakkelijker. Risicobeleid Het risico, dat een verstrekte bussenlening niet (geheel) wordt terugbetaald, wordt als volgt gemitigeerd: 1. het vestigen van een eerste pandrecht op het te financieren materieel; 2. het vestigen van een eerste pandrecht op de activa, vorderingen, intellectuele eigendomsrechten en vorderingen uit verzekeringspolissen van de concessiehouder; 3. he opbouw van een toereikende risicoreserve financieringen uit de risico-opslag op de door de geldnemer te betalen rente. Financiën Juridisch De financiële gevolgen van het aantrekken en verstrekken van bussenleningen worden integraal in de jaarlijkse begrotings- en verantwoordingscyclus verwerkt. Bij de vaststelling van het Treasurystatuut 2016 is toegezegd dat, voordat leningen zullen worden verstrekt aan andere partijen dan HTM en RET of ingevolge andere

37 investeringen dan railassets, daarvoor (een) specifieke verordening(en) voor zienswijze zal (zullen) worden voorgelegd. Met de nu voorgestelde procedure wordt hieraan voor deze verordening voldaan. Communicatie N.v.t. Bijlagen 1. Concept verordening bussenleningen Toelichting verordening bussenleningen 3. Algemene leningvoorwaarden MRDH Gevolgde Presidium 21 juni 2017 procedure Ambtelijk overleg 19 juni 2017 Zienswijzetermijn N.v.t. Adviescommissie N.v.t. Anders, te weten N.v.t. Verdere procedure Zienswijzetermijn 10 juli t/m 13 oktober 2017 Adviescommissie 15 november 2017 Dagelijks bestuur 22 november 2017 Algemeen bestuur 8 december 2017 Anders, te weten Dagelijks bestuur geeft na een schriftelijke ronde uiterlijk op 7 juli 2017 de verordening met toelichting en algemene leningvoorwaarden vrij voor zienswijze. Openbaar besluit Ja Contactpersoon Evert Visser Wet. bekendmaking Nee Telefoonnummer

38 VERORDENING BUSSENLENINGEN 2017 Metropoolregio Rotterdam Den Haag Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 1 van 7

39 Inhoud I Begrippenkader... 3 II Toepassingsbereik... 3 III Activiteiten... 3 IV Staatssteun... 4 V Aanvraag... 4 VI Te financieren kosten... 5 VII Geldlening... 5 VIII Uitvoeringsovereenkomsten... 6 IX Afwijzingsgronden... 6 X Hardheidsclausule... 7 XI Slotbepalingen... 7 Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 2 van 7

40 I Begrippenkader Artikel 1. In deze verordening wordt verstaan onder: (a) concessie: het bij besluit van de bestuurscommissie verstrekte recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak, als bedoeld in artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000; (b) concessiebesluit: het besluit van de bestuurscommissie tot het verlenen van een concessie; (c) concessiehouder: de vervoerder aan wie door de bestuurscommissie een concessie is verleend na een aanbesteding, inbesteding of onderhandse gunning als bedoeld in artikel 61 van de Wet personenvervoer 2000; (d) MRDH: de publiekrechtelijke gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag; (e) bestuurscommissie: de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de MRDH, als bedoeld in artikel 2:7, lid 3 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag; (f) overeenkomst van geldlening: overeenkomst tussen de geldnemer en de MRDH, waarin de op de geldlening van toepassing zijnde voorwaarden zijn vastgelegd; (g) algemene leningvoorwaarden: de Algemene leningvoorwaarden van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; (h) geldnemer: de concessiehouder, die met de MRDH een overeenkomst van geldlening is aangegaan, alsmede diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel; (i) geldlening: bussenlening die door de MRDH wordt verstrekt aan de geldnemer; (j) pandakte: de tussen geldnemer als pandgever en de MRDH als pandhouder te sluiten akte van verpanding van activa, bankrekeningen, vorderingen, intellectuele eigendomsrechten en vorderingen uit verzekeringspolissen. II Toepassingsbereik Artikel 2. Het bepaalde in deze verordening is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van leningen door de MRDH voor de in artikel 3 hierna bedoelde activiteiten. III Activiteiten Artikel 3. Een geldlening wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van de financiering van het verwerven van bussen inclusief de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur en de herfinanciering van reeds verworven bussen inclusief de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur waarmee openbaar personenvervoer ter uitvoering van een concessiebesluit wordt verricht. Artikel 4. Een geldlening wordt uitsluitend verstrekt als subsidie in de vorm van een geldlening op basis van de overeenkomst van geldlening en de algemene leningvoorwaarden. Artikel 5. De MRDH kan, met inachtneming van de hiervoor genoemde artikelen 3 en 4 algemene voorwaarden en/of in een overeenkomst van geldlening (nader) vaststellen: (a) welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor de verstrekking van een geldlening; (b) welke kosten voor de verstrekking van een geldlening in aanmerking kunnen komen; (c) wie voor de verstrekking van een geldlening aanmerking komt; Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 3 van 7

41 (d) hoe de hoofdsom van de te verstrekken geldlening wordt berekend; (e) hoe de geldlening wordt afgelost en de rente wordt betaald; (f) hoe het rentepercentage en het opslagpercentage worden bepaald; (g) hoe de hoofdsom van de geldlening wordt uitbetaald; (h) overige aspecten waarin deze verordening niet voorziet. Artikel 6. De MRDH kan in algemene voorwaarden en/of overeenkomst van geldlening nadere uitwerking geven aan onderwerpen die op grond van het hiervoor genoemde artikel 5 worden geregeld in deze verordening. IV Staatssteun Artikel 7. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie noodzakelijk is, kan de MRDH afwijken van deze verordening bussenleningen en deze aanvullen. V Aanvraag Artikel 8. Een geldlening kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een busconcessie, afgegeven door de bestuurscommissie. Artikel 9. Een aanvraag voor de verstrekking van een geldlening wordt schriftelijk ingediend bij de MRDH volgens het aanvraagformulier dat bij deze verordening is opgenomen als bijlage 1. Het ingevulde aanvraagformulier wordt elektronisch ingediend bij het op het aanvraagformulier vermelde e- mailadres. Artikel 10. Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd, bij gebreke waarvan de MRDH kan besluiten om de aanvraag niet te behandelen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht: (a) Opgave van het aantal en een beschrijving van de verworven dan wel te verwerven bussen en de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur. De beschrijving moet de MRDH in staat stellen vast te stellen dat de bussen en de indien van toepassing daarbij behorende laadinfrastructuur voldoen aan de daaraan in het concessieovereenkomst gestelde eisen; (b) Bewijs dat de aanvrager het eigendom van de bussen inclusief de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur heeft verkregen dan wel bewijs op welke termijn en op welke wijze de aanvrager het eigendom van de bussen en de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur zal verkrijgen; (c) Indien de bussen en de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur nog niet verworven zijn, een opgave van de te verwachten werkelijke kosten en een financiële onderbouwing van deze opgave, een planning van de uitvoering van de verwerving, alsmede een onderbouwing van de kostenopgave, bijvoorbeeld in de vorm van een offerte; Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 4 van 7

42 (d) Indien de bussen en/of de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur reeds zijn verworven, een opgave van de financieringsbehoefte, alsmede een taxatie- en inspectierapport van een daartoe gecertificeerde onderneming, dan wel, dan wel een door de MRDH aan te wijzen te goede naam en faam bekende staande onderneming, waaruit blijkt wat de waarde van de bussen en de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur is en wat de staat van onderhoud van voornoemde activa is; (e) Naam en functie van de perso(o)n(en), die bevoegd zijn de voor de verstrekking van de geldlening benodigde overeenkomsten volgens artikel 20 van deze verordening te ondertekenen; (f) Een rapportage aan de hand waarvan de solvabiliteit van de aanvrager kan worden beoordeeld; (g) Eventuele andere gegevens waarvan het dagelijks bestuur het noodzakelijk acht dat zij in het kader van de aanvraag worden overgelegd. Artikel 12. De MRDH kan in algemene voorwaarden bepalen binnen welke termijn een aanvraag voor de verstrekking van een geldlening kan worden ingediend. Artikel 13. De MRDH beslist op een aanvraag voor de verstrekking van een geldlening binnen dertien weken na indiening van de aanvraag dan wel, indien dat later is, binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend. VI Te financieren kosten Artikel 14. (1) Voor de bepaling van de hoogte van de geldlening komen in aanmerking de naar het oordeel van de MRDH redelijk gemaakte werkelijke kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van de activiteit als bedoeld in artikel 3. (2) De in lid (1) bedoelde kosten zullen worden bepaald aan de hand van: (a) de koopsom van de verworven bussen inclusief de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur; en (b) indien de bussen en de indien van toepassing bijbehorende laadinfrastructuur reeds verworven zijn, de financieringsbehoefte voor de overeengekomen concessieduur, alsmede de waarde van de bussen en de staat van onderhoud van de bussen. (3) Niet voor subsidie komen in aanmerking: (a) de kosten tot verwerving van de subsidie; (b) de te betalen of reeds betaalde omzetbelasting over de activiteiten; (c) de kosten die gemoeid zijn met het sluiten van de overeenkomst van geldlening en de pandakte, met inbegrip van de kosten van de notaris; (d) indien de bussen en de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur reeds zijn verworven, de eventuele kosten voor het beëindigen of wijzigen van een lopende financiering ten behoeve van voornoemde activa. VII Geldlening Artikel 15. De geldlening bedraagt ten hoogste 100% van de in artikel 14 bepaalde kosten. Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 5 van 7

43 Artikel 16. De overeenkomst van geldlening bevat ten minste de hoogte, het rentepercentage, het rente- en aflossingsschema en de looptijd van de te verstrekken geldlening. Artikel 17. De MRDH bepaalt het rentepercentage op de dag van de bekendmaking van de verstrekking van de geldlening. Het rentepercentage bevat twee componenten, te weten een basisrente die gelijk is aan de rente die de MRDH betaalt voor het aantrekken van de voor de verstrekking van deze lening benodigde financieringsmiddelen en een risico-opslag. De risico-opslag is gelijk aan het referentiepercentage als bedoeld in Mededeling 2008/C 14/02 van de Europese Commissie. De risico-opslag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld, voor het eerst één jaar na het verstrekken van de geldlening. Artikel 18. De geldnemer is verplicht zekerheden te verstrekken aan de MRDH overeenkomstig de pandakte. Artikel 19. De looptijd van te verstrekken geldleningen eindigt uiterlijk op de einddatum van de verleende busconcessie. In geval van verlenging van de concessie kunnen partijen een nieuwe geldlening overeenkomen. VIII Uitvoeringsovereenkomsten Artikel 20. Geldleningen worden uitsluitend verstrekt op basis van rechtsgeldig door zowel de MRDH als geldnemer ondertekende uitvoeringsovereenkomsten. Dat zijn tenminste: (a) de overeenkomst van geldlening; (b) de pandakte. Artikel 21. Tenzij in de uitvoeringsovereenkomsten anders is bepaald, zijn op alle uitvoeringsovereenkomsten deze verordening en de algemene voorwaarden onverkort van toepassing. IX Afwijzingsgronden Artikel 22. (1) Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wijst de MRDH de aanvraag voor het verstrekken van een geldlening ingevolge deze verordening in ieder geval af: (a) als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld dat deze verstrekking onverenigbaar is met de interne markt; (b) als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking en/of verstrekking van de Europese Commissie waarin de verstrekking van een geldlening ingevolge deze verordening onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard; Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 6 van 7

44 (c) als de MRDH aan de hand van de aanvraag om een beschikking omtrent subsidieverleningen de in dat kader overgelegde stukken niet kan bepalen wat de ratingcategorie van de concessiehouder is, die ingevolge Commissiemededeling 2008/C 14/02 gebruikt moet worden bij de berekening van de risico-opslag. (d) als de MRDH niet beschikt of kan beschikken over de hoofdsom van de aangevraagde lening; (2) Onverminderd hetgeen is gesteld in lid (1) kan de MRDH de aanvraag voor de verstrekking van een geldlening ingevolge deze verordening verder in ieder geval afwijzen: (a) als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor verstrekking in aanmerking te komen; (b) als de verstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift; (c) als de verstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld dat deze verenigbaar is met de interne markt; (d) indien de overeenkomsten behorend bij de verstrekking niet tot stand komen en in andere, bij deze verordening bepaalde gevallen. (3) De MRDH vordert een verstrekte lening met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. X Hardheidsclausule Artikel 23. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de bestuurscommissie. Artikel 24. De bestuurscommissie kan in individuele gevallen afwijken van deze verordening, voor zover de toepassing van die bepalingen voor de aanvrager of geldnemer gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen. Artikel 25. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit tot toepassing van de hardheidsclausule. Wanneer de hardheidsclausule wordt toegepast wordt daarvan verslag gedaan aan het algemeen bestuur van de MRDH. XI Slotbepalingen Artikel 26. Deze verordening wordt aangehaald onder de naam Verordening bussenleningen 2017 en treedt in werking met ingang van 1 december Aldus en conform het Reglement van orde van het algemeen bestuur MRDH 2015 vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de MRDH van 8 december 2017 de secretaris, de voorzitter, mw. mr. drs. A.W.H. Bertram ing. A. Aboutaleb Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 7 van 7

45 TOELICHTING VERORDENING BUSSENLENINGEN Inleiding Deze verordening vormt de juridische grondslag om een lening te verstrekken aan concessiehouders in het werkgebied van de MRDH voor de financiering van het verwerven van bussen inclusief de indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur of de herfinanciering van voornoemde investeringen om openbaar vervoer mee te verrichten. Deze verordening biedt de basis voor deze 'bussenlening' en wordt in specifieke overeenkomsten van geldlening uitgewerkt. Bussenleningen zijn uitsluitend bedoeld voor vervoerders aan wie door de MRDH een concessie is verleend of in de toekomst zal worden verleend. Uit overwegingen van continuïteit van de dienstverlening en omdat het om aanzienlijke bedragen gaat, is het noodzakelijk dat zekerheden worden gesteld. Daartoe zal een eerste pandrecht worden gevestigd op het te financieren materieel, alsmede overige activa en rechten, zoals bepaald in artikel 1 sub j van de verordening. De hoogte van de bussenlening is ten hoogste gelijk aan de redelijk gemaakte werkelijke kosten van de door de concessiehouder verworven of te verwerven bussen inclusief indien van toepassing - de daarbij behorende laadinfrastructuur. De hoogte van de bussenlening en de overige voorwaarden zijn/worden nader geregeld in de Algemene leningvoorwaarden MRDH en de overeenkomst van geldlening. De te financieren bussen dienen daarnaast te voldoen aan de eisen die daaraan in het concessiebesluit worden gesteld. De lening moet uiterlijk op de einddatum van de verleende busconcessie volledig zijn afgelost. Als de concessie wordt verlengd kan een nieuwe lening worden overeengekomen. Dit volgt uit artikel 19 van deze verordening. Aanleiding en doel Bij het voornemen om een faciliteit voor bussenleningen in het leven te roepen heeft de MRDH het volgende overwogen: a. de faciliteit draagt bij aan de kwaliteit van het openbaar vervoer; b. de faciliteit dient de continuïteit van het openbaar vervoer. Ad. a. Kwaliteit openbaar vervoer Besparingen komen ten goede aan het OV De risico's van de financiering van bussen kunnen voor de MRDH anders liggen dan voor banken en leasemaatschappijen. De MRDH heeft vanuit haar publieke taak meer aan de zekerheden zoals die verbonden zijn aan de lening dan banken en leasemaatschappijen. Een belangrijk aspect daarbij is dat de bussen in het geval een vervoerbedrijf niet meer (geheel) aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen voor de MRDH waarde blijven vertegenwoordigen. De MRDH kan immers in het kader van haar concessieverleningsbevoegdheid altijd verplichten dat de bussen worden ingezet voor het openbaar vervoer binnen de verleende concessie Daarbij is het zo dat de bussen die voor een bepaalde concessie van de MRDH zijn aangeschaft toegesneden zijn op de specifieke kenmerken van het openbaar vervoer in de desbetreffende concessie en de eisen die de MRDH aan het materieel stelt. De MRDH zal dus, anders dan commerciële geldverstrekkers, niet genoodzaakt zijn de bussen te verkopen en worden geconfronteerd met daaruit voortvloeiende verliezen. De in verband met het verstrekken van de lening gestelde zekerheden maken voorts dat de MRDH vanuit de methodiek van de Europese Commissie (zie hierna onder Staatssteun) een relatief lage risico-opslag op het rentepercentage kan hanteren op bussenleningen. Dit maakt dat een bussenlening aantrekkelijk kan zijn en daarmee kan voorzien in een behoefte van OVbedrijven. 1

46 Door het verstrekken van bussenleningen kan de MRDH dus bewerkstelligen dat de middelen die ter beschikking worden gesteld voor het openbaar vervoer ook daadwerkelijk ten goede komen aan het aanbod van een kwalitatief hoogwaardig en efficiënt openbaarvervoernetwerk voor de reiziger. Daarnaast kan het voordeel dat vanwege de risico-opslag voor de MRDH ontstaat, nadat een hiervoor noodzakelijke toereikende risicoreservering is opgebouwd zowel voor nieuwe als bestaande concessies worden omgezet in meer en/of beter OV, met inbegrip van bijvoorbeeld extra eisen die aan de duurzaamheid van bussen kunnen worden gesteld (zie hierna). Bijdrage aan duurzaamheid Een bussenlening draagt tevens bij aan het verbeteren van de duurzaamheid van het materieel dat voor het openbaar vervoer wordt ingezet. Bij bussen is op dit moment diesel als brandstof de norm. De levensduur van dieselbussen correspondeert redelijk met de gangbare en wettelijke vastgelegde maximale concessieduur van 10 jaar. Beide zijn de afgelopen jaren naar elkaar toegegroeid. Bussen worden aan het einde van de concessieduur dan ook in de regel vervangen door nieuwe bussen om weer te voldoen aan nieuwe standaarden op het punt van uitstoot van schadelijke stoffen. De samenleving is in hoog tempo aan het verduurzamen. Dat geldt ook voor het openbaar vervoer. De ontwikkelingen gaan daarbij hard. Het is niet meer een vanzelfsprekendheid dat alleen bij wisseling van de concessie een nieuwe stap in duurzaamheid wordt gemaakt. Er zal wat betreft de instroom van nieuw materieel steeds meer aansluiting worden gezocht bij de technologische ontwikkelingen van dat moment. Bijvoorbeeld het moment dat elektrisch aangedreven voertuigen met voldoende actieradius voor de exploitatie van OV-lijnen algemeen op de markt verkrijgbaar worden. Om die reden is ook de investering in de eventueel bij deze voertuigen behorende laadinfrastructuur expliciet in dit financieringsmodel opgenomen. Daarnaast is er de verwachting dat voertuigen met nieuwe aandrijftechnieken langer meegaan dan de traditionele dieselbus. Ergo: materieel wordt langer dan de concessieduur ingezet en zal meer dan voorheen tijdens de concessieperiode instromen in plaats van aan het begin. Dit betekent een toename van materieel dat van oude naar nieuwe concessiehouders wordt overgedragen. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat een bussenlening niet de eventuele overdracht van bussen aan een nieuwe vervoerder regelt. De bussen die via een bussenlening van de MRDH zijn gefinancierd blijven in eigendom van de vervoerder. Aan het einde van de concessieperiode is de lening afgelost en eindigt de verpanding van de bussen aan de MRDH. Alleen de concessie vormt namelijk het relevante kader waarbinnen de MRDH afspraken kan maken over zowel de aan de bussen gestelde eisen als de overdracht daarvan. De bussenlening maakt de overdracht echter voor alle partijen aantrekkelijker. Allereerst omdat de MRDH via een bussenlening makkelijker in staat is om op voorhand eisen te stellen aan de bussen. Als voorbeeld valt hier te geven dat een bussenlening de waarborg biedt dat de bussen deugdelijk worden beheerd en onderhouden, aangezien de verplichting hiertoe is opgenomen in de voorwaarden voor het verstrekken van zo n lening. Dit geeft bij overdracht van de bussen zekerheid aan zowel de MRDH als de oude én nieuwe vervoerder. De economische waarde representeert de technische staat van de voertuigen. Vanwege deze zekerheid kan de MRDH eerder de keuze maken om de overname van het materieel in een aanbesteding voor te schrijven en zal een nieuwe vervoerder genegen zijn om hier op in te gaan. Daarnaast biedt de bussenlening mogelijkheden voor een gemakkelijkere overdracht van de voertuigen, omdat het financieringsaanbod al voor de nieuwe vervoerder is geregeld. Dat is anders als de nieuwe vervoerder nog financiering bij een derde partij moet zoeken voor reeds gebruikte bussen. Verhoging van de marktspanning bij aanbestedingen De MRDH is van mening dat het voor openbaar vervoerbedrijven lastig is om tijdens een aanbestedingsprocedure financiering voor de verwerving van nieuwe bussen te verkrijgen. Zeker wanneer meerdere aanbestedingen tegelijkertijd zijn uitgeschreven. Doordat de MRDH een in 2

47 vergelijking met commerciële banken en/of leasemaatschappijen relatief lage risico-opslag op het rentepercentage kan hanteren (zie hierna onder Staatssteun) kan de faciliteit de marktspanning bij de aanbesteding van concessies verhogen, omdat een belemmering om in te schrijven wordt weggenomen. Ad. b. Continuïteit openbaar vervoer Bussen blijven beschikbaar voor OV Doordat aan het verstrekken van bussenleningen zekerheidsstellingen worden verbonden (zie hierna onder Zekerheden), dient een faciliteit voor bussenleningen de continuïteit van het openbaar vervoer. Indien een vervoerder onverhoopt niet meer geheel aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, is de MRDH in de huidige situatie niet zeker van de inzet van het materieel op het moment dat de financiers van de vervoerder hun zekerheden inroepen. Bij financiering van materieel via een bussenlening van de MRDH kan de MRDH haar pandrecht op de bussen en de eventueel daarbij behorende laadinfrastructuur inroepen. Hiermee wordt een belangrijk risico voor een ongestoorde uitvoering van de dienstregeling weggenomen. Risico-opslag blijft beschikbaar voor het OV De hoogte door de MRDH aan de vervoerders in rekening te brengen risico-opslag is te definiëren als het verschil tussen de marktrente (die vervoerders betalen als zij zelf financieringsmiddelen aantrekken t.b.v. de investering in bussen) en de rente die de MRDH moet betalen voor het aantrekken van financieringsmiddelen t.b.v. het verstrekken van bussenleningen. Zoals hiervoor al aangegeven, kan dit voordeel - nadat een hiervoor noodzakelijke toereikende risicoreservering is opgebouwd structureel worden ingezet voor het openbaar vervoer. Staatssteun De verstrekking van bussenleningen moet voldoen aan de Europese regels voor staatssteun. Daarom is onderzocht of hieraan wordt voldaan. Hiervoor is van belang of het rentetarief van de verstrekte lening 'marktconform' is. Teneinde te bepalen welk rentetarief op de bussenlening marktconform is, is aansluiting gezocht bij de 'Mededeling van de Europese Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld' (2008/C 14/02) (hierna te noemen: Mededeling). Op grond van de Mededeling worden referentie- en disconteringspercentages gebruikt om het staatssteunelement te bepalen in regelingen voor de verstrekking van leningen zoals in deze verordening voor bussenleningen. De referentie- en disconteringspercentages worden berekend door bij het basispercentage als gedefinieerd in de Mededeling (12-maands Euribor rentetarief met een ondergrens van 0%) een risico-opslag op te tellen. De hoogte van de risico-opslag is afhankelijk van (i) de voor de lening te verstrekken zakelijke zekerheden en (ii) de kredietwaardigheid van de subsidieontvanger. Er is extern onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop de in het kader van de verstrekking van bussenleningen verlangde zakelijke zekerheden gekwalificeerd dienen te worden. Daaruit kan worden geconcludeerd dat deze zekerheden kwalificeren als 'hoog' in de zin van de Mededeling. In de verordening is daarnaast bepaald dat een aanvraag voor een bussenlening vergezeld moet gaan van een solvabiliteitsbeoordeling van de aanvrager. Deze beoordeling dient te worden uitgevoerd door een door de MRDH aan te wijzen onafhankelijke beoordelaar. Op basis van dit solvabiliteitsonderzoek wordt met de hierna weergegeven tabel vervolgens bepaald welke risicoopslag rentetarief aan de lening moet worden verbonden om te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Mededeling. 3

48 (1) Behoudens de toepassing van de bijzondere bepalingen voor reddings- en herstructureringssteun die zijn vastgelegd in de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 244 van , blz. 2), en met name punt 25, onder a), waarin wordt verwezen naar een rente die op zijn minst vergelijkbaar is met de rentepercentages die gelden voor leningen aan gezonde ondernemingen en met name de referentiepercentages die door de Commissie zijn vastgesteld. Derhalve moet in het geval van reddingssteun, de eenjaars IBOR vermeerderd met ten minste 100 basispunten worden gebruikt. Op deze wijze wordt verzekerd dat subsidieontvangers geen steun genieten in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om deze reden is in artikel 22 van de verordening dan ook bepaald dat de MRDH een aanvraag voor een bussenlening moet weigeren, indien zij op grond van de in het kader van de aanvraag verkregen documentatie niet kan bepalen welk referentiepercentage gehanteerd moet worden als indicatie van de marktrente. Zekerheden Er bestaat altijd een risico dat een verstrekte lening niet (geheel) wordt terugbetaald. Dit risico wordt gemitigeerd door zoals ook in de inleiding reeds is aangegeven het vestigen van een eerste pandrecht op het te financieren materieel. Daarnaast wordt voor zover de hoogte van de te verstrekken lening zulks rechtvaardigt - een eerste pandrecht gevestigd op de activa, bankrekeningen, vorderingen, intellectuele eigendomsrechten en vorderingen uit verzekeringspolissen van de concessiehouder. Tenslotte wordt de aan vervoerders in rekening te brengen risico-opslag totdat deze volgens de normen van een ter zake uitgevoerd onderzoek toereikend is toegevoegd aan de reeds bestaande risicoreserve financieringen. Looptijd Uit artikel 19 van de verordening volgt dat de bussenlening volledig moet zijn afgelost (met rente) op uiterlijk de einddatum van de verleende busconcessie. De looptijd wordt ook vastgelegd in de overeenkomst van geldlening. Gezien de duur van de door de MRDH verleende concessies, kunnen de op grond van deze verordening verstrekte leningen een vrij lange looptijd hebben nl. een looptijd die gelijk is aan de duur van de concessie. Na afloop van een concessie en/of bij een eventuele verlenging daarvan kan (dezelfde of een andere) concessiehouder opnieuw een lening aanvragen. Indien hiervoor dezelfde bussen worden gebruikt, dan kan hiervoor een lening worden verstrekt voor de resterende boekwaarde van de bussen inclusief de eventueel daarbij behorende laadinfrastructuur. Het (her)gebruiken van reeds verworven bussen draagt daarmee bij aan duurzaamheid. Indien het, bijvoorbeeld op grond van in de concessie gestelde kwaliteitseisen aan de bussen, noodzakelijk is om nieuwe bussen en/of de 4

49 indien van toepassing - daarbij behorende laadinfrastructuur te verwerven, dan kan een lening worden aangevraagd voor de kosten van de verwerving van deze activa. Subsidie Uit artikel 4 van de verordening volgt dat de bussenlening als subsidie wordt verstrekt. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin wordt onder subsidie verstaan: "Iedere aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten." De bussenlening voldoet aan deze definitie. Overigens zijn alle bijdragen aan het openbaar vervoer ook in de jurisprudentie aangemerkt als subsidies in de zin van de Awb. Dit komt tot uitdrukking in de in artikel 4 gebruikte formulering: Enerzijds moet worden voldaan aan alle eisen die de Awb stelt aan subsidieverstrekking en anderzijds is sprake van een lening die moet worden terugbetaald in de vorm van aflossing en rente en waarbij zekerheden moeten worden gesteld. Deze verordening draagt bij aan een maatschappelijke doelstelling, namelijk de instandhouding en verbetering van het openbaar vervoer. Omdat hiermee financiële middelen worden uitgeleend, die weer in de vorm van aflossingen terugkomen en vervolgens opnieuw kunnen worden uitgezet, heeft zij daarmee een revolverend karakter. 5

50 ALGEMENE LENINGVOORWAARDEN Metropoolregio Rotterdam Den Haag

51 1 Definities In deze Algemene Leningvoorwaarden wordt verstaan onder: 1.1 Algemene Leningvoorwaarden deze algemene leningvoorwaarden van de MRDH. 1.2 Basisrente algemeen aanvaarde referentierente, zoals Euribor. 1.3 Betaaldag een TARGET dag. 1.4 Betaaldagconventie de methode voor het bepalen van de datum waarop betaling van rente en/of aflossing plaatsvindt indien de contractuele vervaldatum geen Betaaldag is, waarbij voor de Geldlening geldt dat de aangepaste vervaldatum de eerstvolgende datum is die een Betaaldag is, tenzij in de Overeenkomst van Geldlening anders is overeengekomen. 1.5 Dagtellingsconventie de methode voor het vaststellen van de periode waarover de opgelopen rente wordt berekend, waarbij onder meer wordt gebruikt actual/actual, actual/360, 30/360. Indien de rentevervaldatum conform de Betaaldagconventie wijzigt, wordt ingeval van de Geldlening de periode waarover rente wordt berekend niet aangepast, tenzij in de Overeenkomst van Geldlening anders is bepaald. 1.6 Euribor de Euro Interbank Offered Rate, zijnde de rente voor interbancaire deposito's in euro's gekoppeld aan een bepaalde renteperiode en die als zodanig is aangewezen onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Fédération Bancaire de L'Union Européenne (FBE) en de ACI-The Financial Market Association, dagelijks gepubliceerd om 11:00 's ochtends (Brusselse tijd) op Reuters of een daarvoor in de plaats komend medium. 1.7 Geldnemer de organisatie met of zonder rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een natuurlijk persoon, die met de MRDH een Overeenkomst van geldlening is aangegaan, alsmede diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel. 1.8 Geldlening Lening die door de MRDH wordt verstrekt aan de Geldnemer. 1.9 MRDH Metropoolregio Rotterdam Den Haag Hoofdsom het bedrag dat de MRDH aan de Geldnemer uit hoofde van een Geldlening ter beschikking stelt Inleenrente de rente die de MRDH betaalt of zou betalen voor het aantrekken van een geldlening met gelijke karakteristieken Kredietrevisie een periodieke beoordeling door de MRDH van de bedrijfsvoering, de feitelijke zeggenschap, de financiële of operationele structuur, de (eigendom van) goederen, de vermogenspositie, de resultaten of de vooruitzichten van de Geldnemer Materieel Nadelig Effect Object Opslag Iedere omstandigheid die een, naar het uitsluitend en redelijk oordeel van de MRDH nadelige invloed van betekenis heeft op: 1. de bedrijfsvoering, de feitelijke zeggenschap, de financiële of operationele structuur, de (eigendom van) goederen, de vermogenspositie, de resultaten of de vooruitzichten van de Geldnemer; 2. het vermogen van de Geldnemer om zijn verplichtingen op grond van de Overeenkomst van geldlening geheel of gedeeltelijk na te komen; 3. de rechtsgeldigheid of afdwingbaarheid van de Overeenkomst van geldlening of van rechten of rechtsmiddelen van de MRDH uit hoofde van de Overeenkomst van geldlening. Zaak of goed waarvoor door de Geldnemer een Geldlening is opgenomen. Een individuele positieve marge ten opzichte van de Inleenrente of Basisrente, uitgedrukt in procenten en eventueel in

52 Overeenkomst van geldlening Restantverschuldigde TARGET dag Werkdag basispunten. Overeenkomst tussen de Geldnemer en de MRDH, waarin de op de Geldlening van toepassing zijnde voorwaarden zijn vastgelegd. De totale nominale restantschuld van de Geldlening vermeerderd met de opgelopen rente en kosten, alsmede de eventuele boeten en/of vergoedingen. Een dag waarop het Trans-European Automated Real-Time Gross Settlement Express Transfer ( TARGET ) Systeem, of de opvolger daarvan, het TARGET2 Systeem, geopend is voor de afhandeling van betalingen dan wel een dag die, in het geval het TARGET Systeem of het TARGET2 Systeem ophoudt te bestaan, daarvoor in de plaats komt. Elke dag, met uitzondering van een zaterdag, een zondag of een in Nederland erkende feestdag.

53 2 Algemene bepalingen 2.1 Toepasselijkheid De Algemene Leningvoorwaarden zijn van toepassing op en maken deel uit van iedere Overeenkomst van Geldlening. Voor zover de inhoud van de Algemene Leningvoorwaarden afwijkt van of strijdig is met de inhoud van de Overeenkomst van Geldlening, gaat de inhoud van die Overeenkomst van Geldlening voor. 2.2 Looptijd Overeenkomst van Geldlening De Overeenkomst van Geldlening wordt aangegaan voor de looptijd die in de Overeenkomst van Geldlening is bepaald Indien de Overeenkomst van Geldlening is aangegaan voor een bepaalde looptijd met een stilzwijgende verlenging van telkens een in de Overeenkomst van Geldlening aangegeven periode, wordt de Overeenkomst van Geldlening telkens met die periode verlengd, tenzij een van de partijen ten minste drie (3) maanden voor afloop van de looptijd per brief aan de andere partij heeft bericht de Overeenkomst van Geldlening niet te willen verlengen Indien de Overeenkomst van Geldlening is aangegaan voor onbepaalde tijd, houdt de Overeenkomst van Geldlening op van kracht te zijn op 31 december van het jaar waarin een van de partijen ten minste drie (3) maanden voor de genoemde datum aan de andere partij per brief te kennen heeft gegeven dat zij de Overeenkomst van Geldlening wenst te beëindigen. 2.3 Wijziging van de Overeenkomst van Geldlening De MRDH is gerechtigd om in bepalingen van de Overeenkomst van Geldlening en de bepalingen van alle daaruit voortvloeiende en samenhangende overeenkomsten eenzijdig wijzigingen en/of aanvullingen aan te brengen indien en voor zover deze voortvloeien uit de voor de MRDH geldende wettelijke voorschriften en de MRDH verplicht is hieraan uitvoering te geven dan wel indien en voor zover het gaat om wijzigingen en/of aanvullingen die algemeen gelden en/of organisatorisch of administratief van aard zijn Bij een Materieel Nadelig Effect, heeft de MRDH het recht om de voortzetting van de Overeenkomst van Geldlening te heroverwegen, de bestaande voorwaarden van de Overeenkomst van Geldlening aan te passen aan de alsdan geldende marktconforme voorwaarden en tarieven of om redelijke voorwaarden te stellen tot zekerheid voor de nakoming door de Geldnemer van de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening, zulks onverminderd het bepaalde omtrent opzegging en onmiddellijke opeisbaarheid als bedoeld in artikel De MRDH zal de Geldnemer schriftelijk in kennis stellen van de wijzigingen en/of aanvullingen van de Overeenkomst van Geldlening ingevolge het in artikel en bepaalde. Tenzij anderszins vereist door een wettelijk voorschrift, zullen deze wijzigingen en/of aanvullingen van kracht worden op de in de mededeling van de MRDH genoemde datum, of, bij gebreke van een datum, vanaf de dertigste dag na dagtekening van de mededeling aan de Geldnemer Indien met de Geldnemer één of meerdere overeenkomsten zijn gesloten die voortvloeien uit of samenhangen met de Overeenkomst van Geldlening geldt het in dit artikel bepaalde ook ten aanzien van die overeenkomsten Andere wijzigingen en aanvullingen van de Overeenkomst van Geldlening dan in artikel en genoemd kunnen uitsluitend schriftelijk worden overeengekomen. 2.4 Kredietrevisie De MRDH kan ten minste één keer per jaar de Geldnemer beoordelen op de bedrijfsvoering, de feitelijke zeggenschap, de financiële en operationele structuur, de (eigendom van) goederen, de vermogenspositie en/of de resultaten en vooruitzichten van de Geldnemer. De Geldnemer zal de MRDH op diens eerste verzoek alle inlichtingen en gegevens verstrekken welke naar het redelijk oordeel van de MRDH voor de Kredietrevisie van belang kunnen zijn De MRDH heeft het recht om op basis van de Kredietrevisie de voortzetting van de Overeenkomst van Geldlening te heroverwegen en de bestaande voorwaarden van de Overeenkomst van Geldlening aan te passen aan de alsdan geldende marktconforme voorwaarden en tarieven of om redelijke voorwaarden te stellen tot zekerheid voor de nakoming door de Geldnemer van de verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening, zulks onverminderd het bepaalde omtrent opzegging en onmiddellijke opeisbaarheid als bedoeld in artikel 3.18.

54 2.4.3 Indien de Kredietrevisie van de MRDH aanleiding geeft de voorwaarden van de Overeenkomst van Geldlening te herzien, zal zij over de door haar gewenste herziening in overleg treden met de Geldnemer. De MRDH zal na dit overleg de Geldnemer schriftelijk in kennis stellen van de wijzigingen en/of aanvullingen van de Overeenkomst van Geldlening. Tenzij anderszins vereist door een wettelijk voorschrift, zullen deze wijzigingen en/of aanvullingen van kracht worden op de in de mededeling van de MRDH genoemde datum, of, bij gebreke van een datum, vanaf de dertigste dag na dagtekening van de mededeling aan de Geldnemer Indien de Geldnemer niet instemt met de wijzigingen en/of aanvullingen als bedoeld in artikel dient hij dit tijdig voor de datum van het van kracht worden van de wijzigingen en/of aanvullingen schriftelijk aan de MRDH mede te delen. De MRDH heeft het recht om na ontvangst van deze mededeling de Overeenkomst van Geldlening, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling, met onmiddellijke ingang op te zeggen en de door haar verstrekte Geldlening met de rente, de eventuele boeten en/of vergoedingen en de kosten, voor zover van toepassing, onmiddellijk op te eisen door hiervan mededeling te doen aan de Geldnemer. De Geldnemer zal alsdan gehouden zijn om op de in de mededeling van de MRDH genoemde datum, of, bij gebreke van een datum, onverwijld, aan de MRDH een waarde te betalen die gelijk is aan de hoogste van de volgende waarden: a. het Restantverschuldigde; of b. de totale contante waarde van alle op de datum van opeising resterende rente- en aflossingsverplichtingen van de Geldlening, vermeerderd met de eventuele kosten, boeten en/of vergoedingen. Deze totale contante waarde wordt door de MRDH bepaald op basis van het door de MRDH op het moment van opeising gehanteerde rendement voor opname van een geldlening met gelijke karakteristieken. 2.5 Contractovername De MRDH is gerechtigd haar rechtsverhouding met de Geldnemer door middel van een akte van contractoverneming, cessie of anderszins geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een derde De Geldnemer verleent door ondertekening van de Overeenkomst van Geldlening bij voorbaat zijn toestemming en medewerking aan overdracht in vorenbedoelde zin De MRDH zal de Geldnemer vooraf of achteraf omtrent de contractovername informeren De MRDH is bevoegd om de derde partij aan wie zij haar rechtsverhouding met de Geldnemer overdraagt financiële en/of andere informatie met betrekking tot de Geldnemer en/of de Overeenkomst van Geldlening ter beschikking te stellen, voor zover dit naar het oordeel van de MRDH redelijkerwijs nodig of nuttig is in het kader van de overdracht en het beheer van de Overeenkomst van Geldlening. 2.6 Rechtsverwerking uitgesloten De uitoefening door de MRDH van de rechten die voortvloeien uit de Overeenkomst van Geldlening, de tijdstippen waarop en de volgorde waarin deze rechten zullen worden uitgeoefend, is ter keuze van de MRDH. Ingeval de MRDH op enig tijdstip nalaat nakoming te vragen van enige op de Geldnemer rustende verplichting of enig haar toekomend recht niet uitoefent, betekent dit niet dat de MRDH haar recht om nakoming te vragen of enig recht uit te oefenen prijsgeeft of daarvan afstand doet. 2.7 Bewijs Behoudens aantoonbare rekenkundige vergissing, strekt de administratie van de MRDH tot volledig bewijs en is deze bindend voor de Geldnemer, ten aanzien van: a. het saldo van de door de MRDH aan de Geldnemer verstrekte Geldlening; b. alle overige door de Geldnemer krachtens de Overeenkomst van Geldlening aan de MRDH verschuldigde bedragen en alle ter zake hiervan ontvangen bedragen De Geldnemer is verplicht de door de MRDH aan hem toegezonden bevestigingen, nota s of andere opgaven terstond na ontvangst te controleren. Bij constatering van een onjuistheid of onvolledigheid zal de Geldnemer de MRDH daarvan zo spoedig mogelijk in kennis stellen De Geldnemer kan opgaven van de MRDH van hetgeen aan de MRDH is verschuldigd slechts betwisten na betaling onder voorbehoud van rechten. Indien de Geldnemer de inhoud van deze opgaven niet heeft betwist binnen twaalf (12) maanden nadat de stukken redelijkerwijs geacht

55 kunnen worden de Geldnemer te hebben bereikt, geldt de inhoud van die stukken als door de Geldnemer te zijn goedgekeurd. 2.8 Toepasselijk recht Op de Overeenkomst van Geldlening is Nederlands recht van toepassing 2.9 Bevoegde rechter Alle geschillen voortvloeiende uit of verband houdende met de Overeenkomst van Geldlening zullen in eerste instantie worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.

56 3 Verstrekking Geldlening 3.1 Beschikking De Geldnemer kan pas over een Geldlening beschikken en de MRDH zal de Hoofdsom van een Geldlening pas aan de Geldnemer verstrekken nadat (i) de beschikking tot verlening van subsidie in de vorm van een lening is genomen, (ii) alle in de Overeenkomst van Geldlening vermelde zekerheden ten behoeve van de MRDH te harer genoegen zijn gevestigd of gesteld, (iii) alle verklaringen, documenten en inlichtingen aan de MRDH zijn verstrekt, (iv) is voldaan aan de overige voorwaarden die zijn gesteld in de Overeenkomst van Geldlening en de daarvan deel uitmakende voorwaarden en (v) zich geen gronden van onmiddellijke opzegbaarheid en opeisbaarheid als bedoeld in artikel 3.18 voordoen. De MRDH heeft het recht de Overeenkomst van Geldlening, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling, met onmiddellijke ingang op te zeggen indien de Geldnemer om de hiervoor omschreven redenen niet over een Geldlening kan beschikken. 3.2 Verplichting tot het verstrekken van Geldlening door de MRDH De MRDH zal de door de Geldnemer onder de Overeenkomst van Geldlening opgevraagde gelden op het eerste verzoek van de Geldnemer aan de Geldnemer verstrekken tot maximaal de in de Overeenkomst van Geldlening aangegeven Hoofdsom, onverminderd het bepaalde in artikel Opname van Geldlening door de Geldnemer De Geldnemer is over het niet opgenomen deel van de ter beschikking gestelde Geldlening een bereidstellingsprovisie verschuldigd onder de voorwaarden zoals die zijn bepaald in de Overeenkomst van Geldlening Indien de Geldnemer niet binnen drie (3) maanden na inwerkingtreding van de Overeenkomst van Geldlening een naar het uitsluitend en redelijk oordeel van de MRDH substantieel deel van de Geldlening heeft opgenomen, heeft de MRDH het recht de Overeenkomst van Geldlening, zonder rechterlijke tussenkomst en ingebrekestelling, met onmiddellijke ingang op te zeggen dan wel de voorwaarden van de Overeenkomst van Geldlening aan te passen. 3.4 Uitbetaling door de MRDH aan de Geldnemer van de Geldlening De gehele of gedeeltelijke uitbetaling aan de Geldnemer van een Geldlening kan plaatsvinden bij een bankinstelling die rekening houdt bij De Nederlandse Bank N.V. De Geldnemer dient de MRDH ten minste vijf (5) Werkdagen voor de datum van de gehele of gedeeltelijke uitbetaling van Geldlening schriftelijk in kennis te stellen van zijn rekeningnummer en de bankinstelling De uitbetaling geschiedt steeds op de in de Overeenkomst van Geldlening aangegeven opnamedatum of opnamedata, mits tijdig voor deze datum of data de Overeenkomst van Geldlening rechtsgeldig ondertekend door of namens de Geldnemer in het bezit is van de MRDH en de Geldnemer aan de overige door de MRDH gestelde voorwaarden heeft voldaan. Indien de verlangde stukken niet op bovenbedoeld tijdstip in het bezit zijn van de MRDH dan wel niet is voldaan aan andere door de MRDH gestelde voorwaarden, geschiedt uitbetaling zo spoedig mogelijk na ontvangst van deze stukken respectievelijk voldoening aan deze voorwaarden. Latere uitbetaling, voor zover niet aan de MRDH te wijten, brengt geen wijziging in de datum die omtrent het ingaan van de rente is overeengekomen noch in andere tijdsbepalingen. De MRDH is niet aansprakelijk voor latere uitbetaling voor zover deze niet aan haar te wijten is De uitbetaling geschiedt ineens dan wel in termijnen, afhankelijk van de tussen de MRDH en Geldnemer gemaakte afspraken De uitbetalingsplicht van de nog te verstrekken termijnen vervalt, als zich één van de gronden van onmiddellijke opzegbaarheid en opeisbaarheid, als bedoeld in artikel 3.18 voordoet. 3.5 Besteding van Geldlening door Geldnemer De door de Geldnemer middels de Geldlening verkregen gelden mogen slechts aangewend worden ter verwezenlijking van de investering in een Object of Objecten ten behoeve van de door de MRDH vastgestelde publieke taak.

57 3.5.2 De Geldnemer meldt afwijkingen van de onder artikel bedoelde investering terstond aan de MRDH De Geldnemer legt binnen één (1) maand na realisatie van de onder artikel bedoelde investering rekening en verantwoording af over de besteding van de door middel van de Geldlening verkregen gelden. 3.6 Rente Met betrekking tot de Geldlening wordt door de MRDH aan de Geldnemer op jaarbasis een rente in rekening gebracht zoals in de Overeenkomst van Geldlening is bepaald Het rentetarief voor de Geldlening wordt door de MRDH bepaald op basis van de door de MRDH gehanteerde marktconforme rente, dan wel de in de Overeenkomst van Geldlening bepaalde Basisrente op jaarbasis, verhoogd met een marktconforme Opslag, een en ander zoals vermeld in de Overeenkomst van Geldlening. 3.7 Basisrente Euribor Indien de MRDH bij toepassing van artikel 3.6 Euribor als Basisrente hanteert en de MRDH de rente niet of niet meer in redelijkheid op basis van Euribor of de bij Euribor vastgestelde looptijd kan vaststellen, zal de MRDH dit onmiddellijk aan de Geldnemer melden. De MRDH zal alsdan een vervangende basis vaststellen waarop de MRDH de rente kan bepalen en welke basis zo veel mogelijk gelijk zal zijn aan Euribor of de bij Euribor vastgestelde looptijd. 3.8 Berekening van de rente Bij de berekening van de rente voor de Geldlening als bedoeld in artikel 3.6 wordt conform de Dagtellingsconventie elke maand en elk jaar op het juiste aantal dagen gesteld (actual/actual), behoudens voor zover de rente wordt berekend op basis van Euribor, in welk geval elke maand op het juiste aantel dagen en elk jaar op driehonderdzestig dagen wordt gesteld (actual/360), of hiervan anderszins in de Overeenkomst van Geldlening wordt afgeweken. 3.9 Renteherziening Indien in de Overeenkomst van Geldlening een renteherzieningsdatum is opgenomen dan zal per deze datum de hoogte van de rentevoet van de Geldlening als vermeld in de Overeenkomst van Geldlening in onderling overleg tussen de MRDH en de Geldnemer opnieuw worden vastgesteld. Genoemd overleg zal door de MRDH uiterlijk drie (3) maanden voorafgaand aan de hiervoor genoemde renteherzieningsdatum worden geïnitieerd Indien het onder het vorige lid bedoelde overleg tussen de MRDH en de Geldnemer niet tot overeenstemming heeft geleid over de hoogte van de voor het vervolg van de Geldlening te gelden herziene rentevoet, zal uiterlijk twee (2) weken voorafgaand aan bovengenoemde renteherzieningsdatum het overleg worden beëindigd en zal door de MRDH een definitief voorstel aan de Geldnemer worden gedaan ten aanzien van de hoogte van de voor het vervolg van de Geldlening geldende herziene rentevoet Indien de MRDH en de Geldnemer uiterlijk zeven (7) kalenderdag na de datum van het in het vorige lid genoemde definitieve voorstel geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de voor het vervolg van de Geldlening te gelden rentevoet, dan zal het Restantverschuldigde opeisbaar zijn en voor het geheel voor 100 procent door de Geldnemer worden voldaan Aflossing Algehele of gedeeltelijke aflossing van de door de MRDH aan de Geldnemer verstrekte Geldlening zal, behoudens voortijdige beëindiging op grond van artikel 3.18 en behoudens voor zover hiervan in de Overeenkomst van Geldlening wordt afgeweken, geschieden op de in de Overeenkomst van Geldlening aangegeven datum of data, al dan niet weergegeven in een betaalschema dat aan de Overeenkomst van Geldlening is gehecht.

58 3.11 Vervroegde aflossing Algehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing van door de MRDH aan de Geldnemer verstrekte Geldlening is niet toegestaan, tenzij de MRDH hiertoe uitdrukkelijk en schriftelijke toestemming verleent, dan wel dit in de Overeenkomst van Geldlening is overeengekomen. De MRDH is gerechtigd om aan het verlenen van toestemming voorwaarden te verbinden. Indien de MRDH toestemming verleent aan algehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing of indien de mogelijkheid van algehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing in de Overeenkomst van Geldlening is overeengekomen, vindt vervroegde aflossing plaats op een tussen de MRDH en de Geldnemer in onderling overleg vast te stellen tijdstip en zal de Geldnemer aan de MRDH een waarde betalen die gelijk is aan de hoogste van de volgende waarden: a. het Restantverschuldigde; of b. de totale contante waarde van alle op de datum van opeising resterende rente- en aflossingsverplichtingen van de Geldlening, vermeerderd met de eventuele kosten, boeten en/of vergoedingen. Deze totale contante waarde wordt door de MRDH bepaald op basis van het door de MRDH op het moment van opeising gehanteerde rendement voor opname van een geldlening met gelijke karakteristieken De aankondiging om tot algehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing over te gaan zal tijdig voor de feitelijke aflossingsdatum schriftelijk door de Geldnemer aan de MRDH moeten worden medegedeeld. Deze aankondiging is onherroepelijk Betalingen door de Geldnemer aan de MRDH Alle door de Geldnemer aan de MRDH verschuldigde betalingen zullen geschieden door storting op of overschrijving naar een nader door de MRDH aan te wijzen bankrekening Alle betalingen zullen geschieden in euro, zonder enig beroep op verrekening en zonder enige aftrek of inhouding van welke aard of uit welke hoofde ook en zonder kosten voor de MRDH De betalingen zullen gerekend worden allereerst te zijn geschied voor de voldoening van de kosten, vervolgens van de boeten, daarna van de vergoedingen, vervolgens van de rente en als laatste van de Hoofdsom van de verstrekte Geldlening Tijdstip van betaling Betaling van de gelden die door de Geldnemer aan de MRDH zijn verschuldigd zal steeds plaatsvinden op zodanige wijze dat uiterlijk op de overeengekomen vervaldatum de MRDH daarover de volledige en vrije beschikking krijgt. Indien de vervaldatum een datum is die geen Betaaldag is, zal de betaling plaatsvinden, op de wijze zoals in artikel 3.12 bedoeld, conform de in de Overeenkomst van Geldlening vermelde Betaaldagconventie. Indien TARGET of de opvolger daarvan ophoudt te bestaan, wijst de MRDH de dagen aan die voor de toepassing van deze bepaling in de plaats komen voor de dagen waarop TARGET of de opvolger daarvan niet open is en gelden de overige dagen voor de toepassing van deze bepaling als dagen die in de plaats komen voor de dagen waarop TARGET of de opvolger daarvan wel open is Verrekening De MRDH is te allen tijde bevoegd (maar niet verplicht) om al hetgeen zij al dan niet opeisbaar of onder voorwaarden van de Geldnemer te vorderen heeft, te verrekenen met al dan niet opeisbare tegenvorderingen van de Geldnemer op haar. De Geldnemer is niet bevoegd zijn verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening of deze Algemene leningvoorwaarden te verrekenen met enige vordering op de MRDH Boete bij niet-tijdige betaling van rente en/of aflossing Indien de Geldnemer het aan rente en/of aflossing verschuldigde niet op tijd en overeenkomstig het bepaalde in de Overeenkomst van Geldlening heeft voldaan, zal hij aan de MRDH een boete betalen. Deze boete is verschuldigd over het achterstallige bedrag gedurende de periode van verzuim. Deze boete wordt berekend naar een percentage, dat gelijk is aan de depositorente van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met 4 procent.

59 3.16 Opslagen, kosten, provisies Opslagen en provisies worden in de Overeenkomst van Geldlening aangegeven Alle kosten voor het (doen) vestigen of stellen van zekerheden ten behoeve van de MRDH zijn voor rekening van de Geldnemer Alle kosten die de MRDH in redelijkheid maakt in verband met de uitoefening door de MRDH van haar rechten uit de Overeenkomst van Geldlening dan wel tot behoud van haar rechten uit de Overeenkomst van Geldlening - daaronder begrepen de kosten van incasso, juridische bijstand en deskundigen en proceskosten - zijn voor rekening van de Geldnemer Belastingen Alle belastingen en/of heffingen die op of met betrekking tot de verstrekking van de Geldlening of over hetgeen door de Geldnemer aan de MRDH verschuldigd is, worden of zullen worden geheven komen ten laste van de Geldnemer Opzeggings- en opeisingsgronden De MRDH is gerechtigd de Overeenkomst van Geldlening door mededeling aan de Geldnemer, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling, met onmiddellijke ingang op te zeggen en de door haar verstrekte Geldlening met rente, de eventuele boeten en/of vergoedingen en de kosten, voor zover van toepassing, geheel of gedeeltelijk op te eisen in geval van: a. het door de Geldnemer handelen in strijd met de Algemene leningvoorwaarden MRDH; b. tekortkoming door de Geldnemer in de nakoming van één of meer uit de Overeenkomst van Geldlening voortvloeiende verplichtingen; c. indien de MRDH de bij wet bepaalde bevoegdheid tot de regionale uitvoering van de verkeer- en vervoerstaak en de daarmee samenhangende rijksuitkering aan (een) ander(e) publiekrechtelijk(e) orga(a)n(en) moet overdragen en dientengevolge de beschikking ter uitvoering waarvan de Geldlening is verstrekt intrekt of de subsidie in de vorm van de Geldlening op nihil wordt gesteld; d. tekortkoming door de Geldnemer in de nakoming van één of meer van zijn verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening aan de Geldnemer, gesloten met de MRDH of met een derde; e. gehele of gedeeltelijke opschorting door de Geldnemer van betalingen of het vervroegd opeisbaar worden van enige vordering op de Geldnemer uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening aan de Geldnemer, gesloten met de MRDH of met een derde; f. tekortkoming door een groepsmaatschappij van de Geldnemer als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van enige overeenkomst van kredietverlening, gesloten met de MRDH of met een derde, indien dit, naar het oordeel van de MRDH, een Materieel Nadelig Effect heeft of waarschijnlijk is dat dit een Materieel Nadelig Effect zal hebben op de verhaalspositie van de MRDH; g. eigen verzoek door de Geldnemer tot verkrijging van surséance van betaling; h. eigen aangifte door de Geldnemer als bedoeld in artikel 1 van de Faillissementswet; i. een vonnis van faillietverklaring van de Geldnemer; j. executoriaal beslag op een, naar het oordeel van de MRDH, wezenlijk bestanddeel van de goederen van de Geldnemer; k. conservatoir beslag op een, naar het oordeel van de MRDH, wezenlijk bestanddeel van de goederen van de geldnemer dat niet binnen een termijn van één maand na de beslaglegging is opgeheven; l. ontbinding, opheffing, liquidatie of verlies van rechtspersoonlijkheid van de Geldnemer; m. een juridische fusie of splitsing door de geldnemer en/of de aankondiging door de Geldnemer van de nederlegging van het voorstel tot fusie dan wel het voorstel tot splitsing; n. een, naar het oordeel van de MRDH, wezenlijke verslechtering van de financiële positie of verminderde kredietwaardigheid van de Geldnemer die de MRDH gegronde vrees geeft dat het door de Geldnemer uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening aan de MRDH verschuldigde niet of niet volledig zal worden voldaan; o. het zich voordoen van één of meer van de hierboven onder lid g tot en met lid n genoemde omstandigheden ten aanzien van een groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek die met de Geldnemer in een groep is verbonden;

60 p. het zich voordoen van één of meer van de hierboven onder lid g tot en met lid n genoemde omstandigheden ten aanzien van een derde die zich jegens de MRDH, ter zake de verplichtingen van de Geldnemer, borg of garant heeft gesteld dan wel enige andere vorm van zekerheid heeft verstrekt; q. het voordoen van één of meer van de hierboven onder lid g tot en met lid n genoemde omstandigheden ten aanzien van één of meer aandeelhouders van de Geldnemer; r. het zich voordoen van een gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen die een Materieel Nadelig Effect heeft of waarvan het naar het uitsluitend en redelijk oordeel van de MRDH waarschijnlijk is dat die een Materieel Nadelig Effect heeft; s. het door de Geldnemer of een dochtermaatschappij van de Geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a van het Burgerlijk Wetboek zonder schriftelijke toestemming van de MRDH vervreemden (waaronder begrepen het in economisch eigendom overdragen) van een, naar oordeel van de MRDH, substantieel deel van zijn activa dan wel het zonder schriftelijke toestemming van de MRDH geheel of voor een aanmerkelijk deel in ander handen overgaan van de aandelen in het kapitaal van de Geldnemer of een dochtermaatschappij van de Geldnemer als bedoeld in artikel 2:24a van het Burgerlijk Wetboek; t. het zonder schriftelijke toestemming van de MRDH onderbrengen van één of meer van de activiteiten van de Geldnemer in een andere organisatie met of zonder rechtspersoonlijkheid of in een rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid of in een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijk lichaam; u. het zonder schriftelijke toestemming van de MRDH aanbrengen van een wijziging in de statuten, interne organisatie- of bestuursregeling of andere constitutieve overeenkomst van de Geldnemer, die, naar het oordeel van de MRDH de belangen van de MRDH kan schaden; v. een naar het oordeel van de MRDH ingrijpende wijziging in de regelgeving met betrekking tot de financiering en/of exploitatie van de Geldnemer; w. het vervallen, tenietgaan of in waarde verminderen van door de Geldnemer of door één of meer derden aan de MRDH verstrekte zekerheden; x. het niet of niet langer rechtsgeldig of afdwingbaar zijn van bedongen zekerheden en/of het niet hebben van de tussen de MRDH en de Geldnemer overeengekomen rang van het zekerheidsrecht; y. het ontbreken van een goedkeurende verklaring van een naar het oordeel van de MRDH respectabele accountant met betrekking tot de laatst vastgestelde jaarrekening van de Geldnemer of de weigering van de accountant om een goedkeurende verklaring af te geven; z. het niet langer rechtsgeldig en/of voor de Geldnemer bindend zijn van enige verplichting onder de Overeenkomst van Geldlening; aa. voortzetting van de Overeenkomst van Geldlening, naar het oordeel van de MRDH, de integriteit en/of de reputatie van de MRDH aantast of de relatie van de MRDH met derden schaadt dan wel het naar oordeel van de MRDH redelijkerwijs aanwezig zijn van dit risico; bb. het zich voordoen van een geval als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Onverminderd het bepaald inzake de boete voor niet-tijdige betalingen als bepaald in artikel 3.15 en onverminderd alle andere rechten van de MRDH, zal de Geldnemer bij opeising op grond van dit artikel, en conform ook het overigens in de Overeenkomst van Geldlening, met inbegrip van de hierop van toepassing zijnde voorwaarden, bepaalde, op de in de desbetreffende mededeling genoemde datum, of, bij gebreke van een datum, onverwijld, aan de MRDH een waarde betalen die gelijk is aan de hoogste van de volgende waarden: a. het Restantverschuldigde; of b. de totale contante waarde van alle op de datum van opeising resterende rente- en aflossingsverplichtingen van de Geldlening, vermeerderd met de eventuele kosten, boeten en/of vergoedingen. Deze totale contante waarde wordt door de MRDH bepaald op basis van het door de MRDH op het moment van opeising gehanteerde rendement voor opname van een geldlening met gelijke karakteristieken Indien na het aangaan van de Overeenkomst van Geldlening ten gevolge van inwerkingtreding of wijziging van, of wijziging in de interpretatie of toepassing van wet- en/of regelgeving en/of al dan niet kracht van wet hebbende voorschriften of richtlijnen het aan de MRDH niet langer is toegestaan om haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening na te komen, is de MRDH gerechtigd om de Overeenkomst van Geldlening, zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling, met onmiddellijke ingang op te zeggen en de door haar aan de Geldnemer

61 verstrekte Geldlening met de rente, de eventuele boete en/of vergoedingen en de kosten, onmiddellijk op te eisen Zekerheden Indien de Geldnemer zich op grond van de Overeenkomst van Geldlening jegens de MRDH heeft verbonden om tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen de Geldnemer aan de MRDH uit hoofde van de Overeenkomst van Geldlening verschuldigd is en/of te eniger tijd zal worden, aan de MRDH, de MRDH conveniërende zekerheden te verstrekken en in stand te houden, dan staat de Geldnemer er voor in dat: a. hij eigenaar is van en beschikkingsbevoegdheid heeft ten aanzien van het te bezwaren goed en dat het eigendomsrecht dan wel de beperkte rechten van de Geldnemer ten aanzien van het te bezwaren goed niet wordt betwist, in rechte of anderszins; b. hij hiermee geen verplichtingen jegens of rechten van derden schendt, en c. dat het zekerheidsrecht de rang heeft zoals overeengekomen Aanvullende zekerheid Als een door of namens de Geldnemer gestelde zekerheid op enig moment onvoldoende is geworden voor de nakoming van zijn bestaande verplichtingen jegens de MRDH, dan is de Geldnemer verplicht om op eerste verzoek van de MRDH die zekerheid aan te (laten) vullen en/of te (laten) vervangen. Een verzoek van de MRDH als hiervoor bedoeld dient schriftelijk te geschieden en de reden van het verzoek te vermelden. De omvang van de gevraagde zekerheid dient in redelijke verhouding te staan tot het beloop van de desbetreffende verplichtingen van de Geldnemer Vervreemden en bezwaren van vermogensrechten en zekerheden ten behoeve van derden Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de MRDH zal de Geldnemer zijn tegenwoordige en toekomstige onroerende en roerende zaken en zijn andere vermogensrechten (waaronder begrepen, maar niet beperkt tot, zijn vorderingsrechten jegens derden), of delen daarvan, niet aan derden verkopen, ruilen, schenken, inbrengen in een vennootschap of op andere wijze geheel of gedeeltelijk vervreemden of met hypotheek, pand of enig ander beperkt recht bezwaren ( negative pledge ) Zou het verstrekken van vorenbedoelde zekerheid aan derden om welke reden dan ook wenselijk dan wel noodzakelijk zijn, dan zal door de Geldnemer aan de MRDH gelijktijdig een minimaal gelijkwaardige zekerheidspositie worden verschaft ( pari passu ) Het in de vorige leden bepaalde geldt niet ten aanzien van door de Geldnemer te vestigen hypotheekrecht ten behoeve van de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (het WSW), de Stichting Waarborgfonds voor de Zorgsector (het WfZ) en de Stichting Waarborgfonds Hoger Beroepsonderwijs (het Waarborgfonds HBO) indien de Geldnemer op basis van het Reglement van Deelneming van een van deze waarborgfondsen verplicht is zekerheden aan het betreffende waarborgfonds te verstrekken of ten behoeve van haar te vestigen Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de MRDH zal de Geldnemer zich niet: a. voor een derde borg stellen, dan wel als hoofdelijk schuldenaar verbinden; b. zich voor een derde sterk maken; of c. zich tot zekerstelling voor een schuld van een derde verbinden, of het afsluiten van enige overeenkomst inzake het aangaan of verstrekken van geldleningen Statutenwijziging Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de MRDH zal de Geldnemer geen wijziging aanbrengen in zijn statuten, gemeenschappelijke regeling, interne organisatie- of bestuursregeling of andere constitutieve overeenkomst Herbestemming Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de MRDH zal de Geldnemer geen andere bestemming geven aan het Object waarvoor de Geldlening is verstrekt of aan andere onroerende zaken die de MRDH tot zekerheid strekken.

62 3.24 Inlichtingen De Geldnemer zal zowel op eerste schriftelijk verzoek van de MRDH als ongevraagd aan de MRDH alle inlichtingen en gegevens verstrekken welke naar het redelijke oordeel van de MRDH voor de MRDH van belang kunnen zijn. Tot deze inlichtingen en gegevens kan behoren een actueel taxatierapport van alle door de MRDH aan te geven onroerende zaken van de Geldnemer (waaronder begrepen erfpacht- en opstalrechten) opgesteld door een beëdigd taxateur De Geldnemer zal de MRDH tijdig en schriftelijk informeren over: a. iedere voorgenomen wijziging van zijn statuten, gemeenschappelijke regeling, interne organisatieof bestuursregeling of andere constitutieve overeenkomst of wettelijke grondslag en de inhoud daarvan; b. iedere voorgenomen wijziging van haar bestuurssamenstelling; c. ieder voornemen tot opheffing en ontbinding, juridische fusie of splitsing ten minste 13 weken voordat het definitieve besluit te dien aanzien wordt genomen; d. overige bijzondere ontwikkelingen in zijn onderneming of instelling De Geldnemer zal de MRDH in ieder geval onmiddellijk schriftelijk informeren over het niet nakomen van de aan de Geldlening verbonden betalingsverplichtingen of zodra zich een feit of omstandigheid voordoet die ertoe zou kunnen leiden dat een opzeggings- en opeisingsgrond als bedoeld in artikel 3.18 ontstaat of zou kunnen ontstaan, of zodra de Geldnemer wetenschap of een redelijk vermoeden heeft dat zich een dergelijk feit of omstandigheid op korte termijn zou kunnen voordoen Jaarrekening, jaarverslag en begroting De Geldnemer zal direct na vaststelling van zijn jaarrekening (waaronder wordt verstaan: de balans en de verlies- en winstrekening met de toelichting) en jaarverslag, doch uiterlijk zes (6) maanden na het verstrijken van het boekjaar de MRDH in het bezit stellen van de vastgestelde jaarrekening en jaarverslag, welke voldoen aan de daaraan door de wet gestelde eisen, voorzien van een verklaring als bedoeld in art 2:393 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek van een naar het oordeel van de MRDH respectabele accountant In het geval de Geldnemer een geconsolideerde jaarrekening heeft, zal de Geldnemer de MRDH bij het verstrekken van deze jaarrekening inzicht geven in de verplichtingen van de Geldnemer en zijn deelnemingen die niet uit de balans blijken, zoals onderlinge garantieverplichtingen De Geldnemer zal direct na vaststelling van zijn exploitatiebegroting voor het komende boekjaar, doch uiterlijk drie (3) maanden voor aanvang van dat boekjaar de MRDH in het bezit stellen van de vastgestelde gespecificeerde exploitatiebegroting Financiële en overige informatie De Geldnemer zal zo spoedig mogelijk aan de MRDH al die financiële informatie ter beschikking stellen die in het algemeen aan geldgevers en andere crediteuren ter beschikking wordt gesteld en voorts alle overige informatie, indien en voor zover de MRDH daarom verzoekt. De MRDH zal slechts overige informatie opvragen voor zover dit voor haar van belang is voor de beoordeling van de kredietwaardigheid of de integriteit van de Geldnemer dan wel voortvloeit uit enig wettelijk voorschrift Waarderingsgrondslagen en boekhoudregels Indien de MRDH in het kader van de leningverstrekking aan de Geldnemer eisen heeft gesteld aan de vermogenspositie van de Geldnemer, al dan niet door het hanteren van normen voor of een berekeningswijze van bepaalde financiële ratio s, is de Geldnemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de MRDH niet bevoegd om de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van activa en passiva en de regels inzake boekhouding, balanspresentatie en financiële verslaggeving aan te passen Indien de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van activa en passiva en de regels inzake boekhouding, balanspresentatie en financiële verslaggeving worden aangepast, heeft de MRDH het recht de eisen die zij heeft gesteld aan de vermogenspositie van de Geldnemer aan te passen en normen voor of een berekeningswijze van bepaalde financiële ratio s opnieuw vast te stellen.

63 3.28 Verzekering De Geldnemer zal bij een solvabele verzekeraar verzekeringen aangaan en in stand houden met betrekking tot: a. het Object of Objecten waarvoor de Geldlening is verstrekt en de onroerende zaken die de MRDH tot zekerheid strekken op basis van de herbouwwaarde tegen brand- en stormschade en andere risico s of aanspraken; b. wettelijke aansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid; c. overige activa en bedrijf en voor zodanige verzekerde bedragen en met zodanige polisvoorwaarden, als gebruikelijk is in de desbetreffende branche De Geldnemer zal de MRDH, op eerste verzoek van de MRDH, alle informatie verstrekken over dergelijke verzekeringen als de MRDH redelijkerwijs mag vragen Instandhouding De geldnemer is verplicht het Object of de Objecten waarvoor de Geldlening is verstrekt en aan de roerende en onroerende zaken die de MRDH tot zekerheid strekken ten genoegen van de MRDH voortdurend in goede staat te houden Goedkeuringen, licenties en toestemmingen De Geldnemer zal al hetgeen doen dat nodig is om alle machtigingen, goedkeuringen, licenties, toestemmingen en vergunningen en eventuele vrijstellingen die noodzakelijk of wenselijk zijn voor de Geldnemer voor het rechtsgeldig aangaan van en nakomen van verbintenissen en het uitoefenen van rechten onder de Overeenkomst van Geldlening, te verkrijgen, in stand houden en na te leven en zal zorgdragen voor de rechtsgeldigheid en afdwingbaarheid van de Overeenkomst van Geldlening. De Geldnemer zal, op eerste verzoek van de MRDH, kopieën van dergelijke machtigingen, goedkeuringen, licenties, toestemmingen, vergunningen en vrijstellingen aan de MRDH overleggen Schuldbekentenis Op eerste verzoek van de MRDH zal de Geldnemer een of meerdere schuldbekentenissen, met vervaldata als door de MRDH vast te stellen, aan de MRDH verschaffen tot het totaalbedrag dat de Geldnemer, op het moment van afgifte van deze schuldbekentenissen, aan de MRDH, uit welke hoofde dan ook, schuldig is Kennisgevingsadres Alle mededelingen aan de MRDH dienen te worden verricht aan het volgende adres: Metropoolregio Rotterdam Den Haag Afdeling Financiën Postbus CB Den Haag

64 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 7 Onderwerp Portefeuille Voorgesteld besluit Korte motivering Financiën Juridisch Communicatie Bijlagen Wegnemen mededingingsrechtelijke bezwaren samenwerking HTM en RET op het gebied van inkoop zero-emissie busvervoer. OV-ontwikkeling Uit te spreken dat bij een onverhoopte openbare aanbesteding van de stadsbusconcessies a. Het RET niet is toegestaan om in te schrijven op de busconcessie Haaglanden Stad b. Het HTM niet is toegestaan om in te schrijven op busconcessie Rotterdam en omstreken. Op 17 mei 2017 heeft de bestuurscommissie Overeenkomsten met RET en HTM gesloten om de stadsbusconcessies in te besteden. Tijdens de verdere uitwerking bleek voor een adequate samenwerking tussen HTM en de RET op het gebied van de aanschaf van zero-emissie materieel een extra zekerheid gewenst is. Theoretisch bestaan er bij de gezamenlijke inkoop van zero-emissie busmaterieel wellicht mededingingsrechtelijke bezwaren in het geval de inbestedingsprocedure onverhoopt niet succesvol wordt afgerond en er alsnog een aanbesteding plaats dient te vinden. Met het gevraagde besluit worden deze mededingingsrechtelijke bezwaren ondervangen. Geen financiële implicaties. Eventuele mededingingsrechtelijke bezwaren worden met dit besluit voorkomen. RET en HTM en hun aandeelhouders zullen hierover worden geïnformeerd. Geen. Gevolgde procedure Verdere procedure Presidium 21 juni 2017 Ambtelijk overleg 19 juni 2017, mondelinge mededeling Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur n.v.t. Algemeen bestuur n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Openbaar besluit Ja Contactpersoon G.J. Nijsink Wet. bekendmaking Nee Telefoonnummer

65 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 8 Onderwerp Voorstel Korte motivering Vaststellen (exploitatie-)subsidies 2015 RET N.V. 1. Op grond van het vaststellingsverzoek van de RET d.d. 22 mei 2017 en de subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de subsidieverordening van de MRDH 2015 de (exploitatie)subsidies behorende bij de RET N.V. voor het jaar 2015 vast te stellen op bij elkaar opgeteld (inclusief boete rituitval en bonus klanttevredenheid) ,- conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking (bijlage 2). 2. Conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking(bijlage 2) na verrekening van de reeds verleende bevoorschotting en eerdere gemaakte afspraken over inzet van onderschrijdingen, een bedrag van ,- terug te vorderen. Ingevolge artikel 23 (en artikel 30 voor Sociale Veiligheid) van de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de Tijdelijke Subsidieverordening Verkeer en Vervoer MRDH 2015, wordt de subsidie voor openbaar vervoer met een concessie na afloop van de activiteiten (het verrichten van OV) vastgesteld. Voor het vaststellen van de (exploitatie-)subsidies van RET N.V. over 2015 vormen nog de besluiten van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam, de besluiten van de directeur bereikbaarheid en mobiliteit van de stadsregio Rotterdam (krachtens ondermandaat), de eerdere besluiten door de bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit MRDH en de verantwoording van de exploitatiesubsidies door de concessiehouder RET N.V. (zie bijlage 3) de basis. De verantwoording voor de concessie is gebaseerd op financiële gegevens en op de prestaties zoals de klanttevredenheid. Financiën Met de nog te ontvangen subsidie is rekening gehouden in de begroting Per saldo is sprake van een teruggave van RET N.V. aan MRDH van ,-. Juridisch n.v.t. Communicatie Bijlagen Gevolgde procedure Verdere procedure n.v.t. 1. toelichting; 2. ontwerp vaststellingsbeschikking aan RET N.V.; 3. brief van RET N.V. inzake verzoek tot vaststelling (exploitatie-)subsidies 2015 d.d. 22 mei Presidium 7 juni 2017 Ambtelijk overleg 19 juni 2017 Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur n.v.t. Algemeen bestuur n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Openbaar besluit ja Contactpersoon J.M. Witte Wet. bekendmaking nee Telefoonnummer

66 Vergadering: 5 juli 2017 Agendapunt: 8 Onderwerp: Vaststellen (exploitatie-) subsidies 2015 RET N.V. Datum: 23 juni 2017 Contactpersoon: Joost Witte Telefoonnummer: Aan de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, 1. Op grond van het vaststellingsverzoek van de RET d.d. 22 mei 2017 en de subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de subsidieverordening van de MRDH 2015 de (exploitatie)subsidies behorende bij de RET N.V. voor het jaar 2015 vast te stellen op bij elkaar opgeteld (inclusief boete rituitval en bonus klanttevredenheid) ,- conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking (bijlage 2). 2. Conform de bijgevoegde ontwerpbeschikking(bijlage 2) na verrekening van de reeds verleende bevoorschotting en eerdere gemaakte afspraken over inzet van onderschrijdingen, een bedrag van ,- terug te vorderen. Toelichting: Ingevolge artikel 23 (en artikel 30 voor Sociale Veiligheid) van de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de Tijdelijke Subsidieverordening Verkeer en Vervoer MRDH 2015 worden de subsidies voor openbaar vervoer na afloop van de activiteiten vastgesteld. In deze agendapost wordt ingegaan op de besluiten, die over de besteding van de voor de OV-exploitatie beschikbare middelen zijn genomen en op het voorstel tot vaststelling van de (exploitatie-)subsidies aan de RET N.V. over Voor de vaststelling van de subsidies van het OV over 2015 zijn de volgende besluiten van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam en van de bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit MRDH van belang: 1. dagelijks bestuur stadsregio Rotterdam 10 december 2014: besluiten inzake de (exploitatie-)subsidies (prijspeil 2014) aan RET N.V. voor de concessie Rail, de Fast Ferry, voor het Uitvoeringsplan Sociale Veiligheid Rail, voor het Jaarplan Verkoop & Marketing, voor het Jaarplan Instandhouding Infrastructuur en voor het Jaarplan Regie en Ontwikkeling. 2. bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH 16 november 2015: het besluit inzake de loon- en prijspeilaanpassing van de subsidies aan RET N.V. van 2014 naar 2015; Verantwoording RET N.V.: Concessie Rail: a) De RET N.V. verantwoordt ,- voor deze concessie. De verantwoording komt overeen met het voorstel voor de vast te stellen exploitatiesubsidie ,-. 1

67 b) RET N.V. kan bij de Railconcessie een bonus verdienen voor klantwaardering. Dit kan op grond van scores bepaald volgens de berekeningsmethodiek als genoemd in het bestek (document: Uitvraag aanbiedingen RET). In artikel staat dat als klanten de vervoersdienst met een 7,5 of hoger waarderen de vervoerder een bonus krijgt van ,-. In 2015 kreeg RET Tram als overall rapportcijfer een 7,7. Hierdoor krijgt RET N.V. voor de klantwaardering bij de tram over het jaar 2015 een bonus van ,-. In 2015 kreeg RET Metro als overall rapportcijfer een 7,4, waardoor er geen sprake is van een bonus bij metro. c)conform afspraken uit de concessie worden verwijtbare uitgevallen dienstregelinguren bij tram en metro bij de eindverantwoording verrekend. Per mail is RET op 20 april 2016 akkoord gegaan met de verrekening van Uitval tram 2015: ,- en Uitval metro 2015: ,-. Totaal: ,- (prijspeil 2015). In de brief van RET wordt abusievelijk nog uit gegaan van een oud bedrag uit een mail/afspraak d.d. 7 maart De correcte afspraak is nogmaals bevestigd per mail d.d. 18 mei 2017 aan de RET. d) Conform de afspraken uit de financiële spelregels van de bieding worden minder minder gereden dienstregelinguren verrekend. Per mail d.d. 23 juni 2016 is RET het door MRDH berekende minder gereden uren in 2015 bij tram en metro afgestemd. RET heeft 403 minder dienstregelinguren voor de tram uitgevoerd dan afgesproken en 136 minder dienstregelinguren voor de metro uitgevoerd dan afgesproken. Conform de financiële spelregels voor de bieding worden deze uren tegen het meer- minderwerktarief van 87,34 bij tram (prijspeil 2015) en 131,75 bij metro (prijspeil 2015) per dienstregelinguur verrekend. Dit resulteert in totaal tot een teruggave aan MRDH van ,-. e) Tijdens de onderhandelingen met RET over de Railconcessie heeft de RET de MRDH gevraagd om de exploitatiesubsidie voor het jaar 2015 ten laste van de winst van 2015 te heralloceren voor de volgende drie posten: 1. keervoorziening metrolijn E voor een bedrag van 7 mln.; 2. aanloopverliezen Hoekse Lijn voor een bedrag van 5 mln.; 3. dekking frictiekosten voor de medewerkers toezicht voor een bedrag van 9,5 mln. Deze bevestiging om herallocatie was nodig omdat anders de subsidie van de MRDH door de RET als inkomsten over het jaar 2015 opgenomen had moeten worden. NB: MRDH had in de oude concessie (dus in 2015) nog geen mogelijkheden om de winsten af te romen, nu wel. Met de herallocatie wordt de subsidie over 2015 voor de genoemde onderdelen opgenomen als vooruitontvangen subsidie, zodat de winst over het jaar 2015 hiermee naar beneden bijgesteld kon worden. Deze subsidie valt dan vrij als de genoemde kostenposten zich voordoen. Zodoende hebben deze posten dan geen invloed op de resultaten van RET in de periode MRDH is 29 maart 2016 met de herallocatie van bovenstaande bedragen akkoord gegaan als afronding van de onderhandelingen over de railconcessie , middels een bestuurlijke brief. Thans vraagt RET na een gebleken fout bij de accountantscontrole om ,- extra te mogen heralloceren in verband met de frictiekosten voor de medewerkers toezicht. Het totaal gealloceerde bedrag komt daarmee op ,-. Ook hier kan mee akkoord worden gegaan omdat de 9,5 mln. een eerste inschatting betrof. In de concept vaststellingsbeschikking is opgenomen dat MRDH hier mee akkoord gaat. 2

68 Uitvoering Jaarplan instandhouding Infrastructuur: De RET N.V. verantwoordt ,- voor het reguliere beheer en onderhoud. De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-; Fast Ferry: De RET N.V. verantwoordt ,- voor het contract Fast Ferry. De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-; Uitvoering Jaarplan Verkoop en marketing: De RET N.V. verantwoordt ,- voor de activiteiten uit het Jaarplan Verkoop en Marketing. De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-; Jaarplan Regie en Ontwikkeling: De RET N.V. verantwoordt ,- voor de activiteiten uit het Jaarplan van de afdeling Regie en Ontwikkeling. De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-; Uitvoeringsplan Sociale Veiligheid Rail: De RET N.V. verantwoordt ,- De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-; Exploitatie Beheer Systeem (EBS Rail): Ambtelijk is met de RET N.V. afgesproken om de subsidie voor de operationele kosten van EBS Rail over 2015 bij het vaststellen van de subsidies te verrekenen. Het voorstel is de subsidie voor de beheerskosten EBS op ,- vast te stellen conform de opgave van de werkelijke beheerkosten van de RET N.V.; Infra Kapitaallasten De RET N.V. verantwoordt ,- voor de infra kapitaallasten. De verantwoording stemt overeen met het voorstel voor de vast te stellen subsidie ,-. RET heeft een deel van deze subsidie namelijk ,-, niet als kapitaallasten ingezet, maar stelt voor deze ter dekking te gebruiken van 2 onderhoudsprojecten a fonds perdu Dit is in overeenstemming met hetgeen het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam in 2014 heeft besloten als nieuwe financieringssystematiek voor het onderhoud. Tevens heeft RET de projecten die in 2014 aangewezen waren om a fonds perdu af te rekenen verantwoord met een positief resultaat van ,-. Rechtmatigheid: De RET N.V. heeft voor de railconcessie ten behoeve van de subsdie (voorcalculatorisch) dienstregelinguren metro en (voorcalculatorisch) dienstregelinguren tram aangeboden. Voor de concessie rail zijn uren metro en uren tram in de daadwerkelijke dienstregeling verwerkt (nacalculatorisch/mipov) De niet gereden uren bij de metro en bij de tram bij RET N.V. worden conform de afspraken verrekend. MRDH ontvangt hiervoor ,- van RET N.V. Op de volgende pagina vindt u een overzichtstabel van alle bedragen uit de afrekening

69 RET N.V.: Afrekening 2015 Toekenning Indexatie Ontvangen Additioneel/ Klanttevredenheid Boetes Totaal p.p. verrekenen pp2014 pp2015 niet gebruik -bonus 2015 Rail EBS Rail S.V. Rail V&M Fast Ferry Regie en Ontwikkeling Dividend TLS TCK kap. lasten Infra regulier onderhoud Infra kap. lasten Door MRDH van RET te ontvangen Aangewend als volgt: Over van a fonds perdu vervangingsprojec ten infra 2014 A fonds perdu vervangingsprojec ten infra, blijft op balans RET Na verwerking afspraken door MRDH van RET te ontvangen

70 Grote Marktstraat 43 Postbus CB Den Haag Telefoon Retouradres: Postbus CB Den Haag RET N.V. t.a.v. de heer M. Unck Postbus AC ROTTERDAM Datum 5 juli 2017 Onderwerp Vaststelling (exploitatie)subsidies informatie@mrdh.nl Internet: KvK nummer: Bankrekeningnummer NL96 BNGH contactpersoon J.M. Witte uw kenmerk ons kenmerk Projectnummer doorkiesnummer j.witte@mrdh.nl Geachte heer Unck, bijlage(n): 2 Op 10 december 2014 (bekendgemaakt per beschikkingen d.d. 16 december 2014 met kenmerken en ) heeft het dagelijks bestuur van stadsregio Rotterdam besloten aan RET N.V. over 2015 subsidies (prijspeil 2014) te verlenen voor de concessies Rail, de Fast Ferry, voor het Uitvoeringsplan Sociale Veiligheid, voor het Jaarplan Verkoop en Marketing, voor het Jaarplan van de afdeling Regie en Ontwikkeling, voor de operationele kosten van EBS Rail en voor het Jaarplan Instandhouding Infrastructuur. Op 16 november 2015 (bekendgemaakt per beschikking d.d. 16 november 2015 met kenmerk 13175) heeft de bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit MRDH de (exploitatie)subsidies 2015 verhoogd in verband met de aanpassing voor het loon- en prijspeil. Bonus concessie RET Rail 2015: RET N.V. heeft voor de Railconcessie recht op een bonus voor klanttevredenheid. Bonussen worden toegekend voor klanttevredenheid op grond van scores bepaald volgens de berekeningsmethodiek als genoemd in het bestek (document: Uitvraag aanbiedingen RET). In artikel staat dat de vervoersdienst een bonus krijgt van ,- indien de klant de vervoersdienst waardeert met een 7,5 of hoger. Voor een waardering onder de 7,5 geldt dat er een bonus van ,- kan worden verdiend indien de waardering met 0,3 procentpunt Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nissewaard, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne, Zoetermeer.

71 stijgt de vervoerder een bonus krijgt van ,-. In 2015 kreeg RET Tram als overall rapportcijfer een 7,7. Hierdoor krijgt RET N.V. over het jaar 2015 een bonus van ,-. In 2015 kreeg RET Metro als overall rapportcijfer een 7,4. De stijging ten opzichte van 2014 (7,3) was minder dan 0,3 procentpunt. Hierdoor krijgt RET N.V. over het jaar 2015 voor RET Metro geen bonus. Boetes concessie RET Rail 2015: Met RET (mail d.d. 20 april 2016 de heer E. Pelle) is het boetebedrag van ,- dat door MRDH bepaald is, afgestemd als gevolg van uitgevallen dienstregelinguren in 2015 bij de metro en de tram. Al eerder is afgesproken, in lijn met vorig jaar, dat dit boetebedrag meegenomen zou worden bij de vaststelling van de subsidies over In uw brief op pagina 2 gaat u abusievelijk nog uit van een oud bedrag uit een mail/afspraak d.d. 7 maart In bijlage 1 staat al wel het juiste bedrag vermeld. De correcte afspraak is nogmaals bevestigd per mail aan de heer A.G. Huiskes d.d. 18 mei 2017 Verrekening minder gereden dienstregelinguren RET Rail 2015: Per mail d.d. 23 juni 2016 is met de heren Hoeben en Pelle het door MRDH berekende minder gereden uren in 2015 bij tram en metro afgestemd. U heeft dit overgenomen in uw brief. RET heeft 403 minder dienstregelinguren voor de tram uitgevoerd dan afgesproken en 136 minder dienstregelinguren voor de metro uitgevoerd dan afgesproken. Conform de financiële spelregels voor de bieding worden deze uren tegen het meer- minderwerktarief van 87,34 bij tram (prijspeil 2015) en 131,75 bij metro (prijspeil 2015) per dienstregelinguur verrekend. Dit resulteert in totaal tot een teruggave aan MRDH van ,-. Exploitatie Beheer Systeem (Rail) 2015: De subsidie voor de beheerskosten EBS (Rail) over 2015 wordt conform de opgave van de RET N.V. vastgesteld op ,-. (Exploitatie)subsidies 2015: De Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit stelt de subsidies OV op grond van artikel 23 van de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de Tijdelijke Subsidieverordening Verkeer en Vervoer MRDH 2015 als volgt vast: ,- voor de concessie Rail voor de periode 14 december 2014 tot en met 12 december 2015; 2

72 ,- voor het reguliere onderhoud (inclusief de managementfee) volgens het Jaarplan Instandhouding Infrastructuur voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015; ,- voor de Fast Ferry voor de periode 14 december 2014 tot en met 12 december 2015; ,- voor de uitvoering van de activiteiten uit het Jaarplan Verkoop & Marketing voor de periode 14 december 2014 tot en met 12 december 2015; ,- voor de activiteiten uit het Jaarplan van de afdeling Regie en Ontwikkeling voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015; ,- voor kapitaallasten vergoeding vervangingsonderhoud infrastructuur. Tevens stelt de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit een subsidie OV op grond van artikel 30 van de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van de stadsregio Rotterdam die van toepassing is op basis van artikel 1 van de Tijdelijke Subsidieverordening Verkeer en Vervoer MRDH 2015 als volgt vast: ,- voor de uitvoering van de activiteiten uit het Uitvoeringsplan Sociale Veiligheid RET Rail voor de periode 14 december 2014 tot en met 12 december Conform hetgeen het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam in 2014 heeft besloten als nieuwe financieringssystematiek voor het onderhoud heeft u voorgesteld een deel van de onderschrijding van de kapitaallastensubsidie, namelijk ,-, maar stelt voor deze ter dekking te gebruiken van 2 onderhoudsprojecten railinfrastructuur a fonds perdu. Afwikkeling terugbetaling: Bruto heeft de MRDH in totaal ,- tegoed van de RET N.V. (zie bijgevoegd resumé). De volgende bedragen worden daarmee verrekend: ,- als overschot op de subsidie van Vervangingsonderhoud infrastructuur Het bedrag van ,- dat resteerde van de door u ontvangen subsidie voor het deel van de kapitaallasten rail infrastructuur over 2014 heeft u aangewend voor de dekking van deze kosten in 2015 voor een bedrag van ,-. Het restant bedrag van ,- wordt met u verrekend. Dit betekent dat MRDH op RET een bedrag van ,- terugvordert. In bijlage 1 vindt u de onderbouwing van de totstandkoming van dit bedrag. Hiervoor ontvangt u van ons een factuur. 3

73 Verder bevestigt de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit de herallocatie in 2015 voor het totale bedrag van ,-, zoals door u aangegeven in uw brief op pagina 3 en in bijlage 1. Bezwaar Tegen bovengenoemde besluiten kunt u bezwaar aantekenen. Voor informatie over de bezwaarprocedure van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verwijzen wij u naar bijlage 2. Hoogachtend, namens de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit MRDH, A.L. Gleijm, secretaris. P.J. Langenberg, voorzitter. Bijlagen: 1. Resumé; 2. Bezwaarprocedure. 4

74 Bijlage 1: Resumé Afrekening 2015 Toekenning Indexatie Ontvangen Additioneel/ Klanttevredenheid Boetes Totaal p.p. verrekenen pp2014 pp2015 niet gebruik -bonus 2015 Rail EBS Rail S.V. Rail V&M Fast Ferry Regie en Ontwikkeling Dividend TLS TCK kap. lasten Infra regulier onderhoud Infra kap. lasten Door MRDH van RET te ontvangen Aangewend als volgt: Over van a fonds perdu vervangingsprojec ten infra 2014 A fonds perdu vervangingsprojec ten infra, blijft op balans RET Na verwerking afspraken door MRDH van RET te ontvangen

75 Bijlage 2: Bezwaar: Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt door belanghebbenden een bezwaarschrift worden ingediend. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: De bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de metropoolregio Rotterdam Den Haag Postbus CB Den Haag Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaar zich richt; d. de gronden van het bezwaar (motivering). Voorlopige voorziening Gelijktijdig met of na indiening van het bezwaarschrift kunt u, bij een spoedeisend belang, een verzoek doen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de rechtbank binnen het rechtsgebied waar de indiener van het bezwaarschrift zijn woonplaats heeft. In verband met de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven. Omtrent de hoogte daarvan, de wijze waarop en de termijn waarbinnen u dient te betalen krijgt u na indiening van het verzoek bericht van de griffier van de bevoegde rechtbank. 6

76

77

78

79

80

81

82

83

84 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 10 Onderwerp Evaluatie implementatie Wet lokaal spoor Portefeuille OV-ontwikkeling Voorstel 1) Vaststellen evaluatie implementatie Wet lokaal spoor conform bijlage 1 2) Vaststellen van de volgende documenten die zijn geoptimaliseerd naar aanleiding van de evaluatie onder beslispunt 1: a. de gewijzigde beleidsregels keuringseisen veiligheidsfunctie (tweede versie 19 juni 2017) volgens artikel 11 eerste lid van de Regeling lokaal spoor; b. aanvulling op melden en opvolging incidenten volgens artikel 16 eerste lid Wet lokaal spoor; c. aangepaste beleidskader Toegangsovereenkomst volgens artikel 30 tweede lid Wet lokaalspoor; d. aangepaste beleidsregels Railwerkvoertuigen 2016 op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; e. tracésnelheden en voorrangregels in kader van artikel 6, 7, 8 en 10 van het Besluit lokaal spoor; f. mandaatverlening voor het vaststellen van brugtijden spoorbruggen volgens artikel 8 eerste lid van het Besluit lokaal spoor Korte De Wet lokaal spoor (hierna: Wls) is ingegaan op 1 december De Wet regelt de motivering verantwoordelijkheden die de MRDH heeft voor de veiligheid en continuïteit van het lokaal spoorsystemen, waar MRDH de concessieverlener is. De implementatie is begeleid door respectievelijk een stuur- en werkgroep Implementatie Wls. In de stuuren werkgroep hebben zitting gehad: de vervoersbedrijven RET en HTM en de MRDH. De stuurgroep heeft aangegeven dat evaluatie van de implementatie van de Wet na circa een jaar moet plaatsvinden. Afgelopen periode is de implementatie van de Wet geëvalueerd. Het resultaat van de evaluatie is opgenomen in het evaluatieverslag (zie bijlage). Ondanks de grote impact op alle organisaties is de Wet goed geland en geruisloos geïmplementeerd. De inventarisatie heeft geleid tot een aantal voorstellen ter verbetering of correctie: 2.a De keuringseisen voor de veiligheidsfunctie zijn voorbereid door de vervoersbedrijven RET, HTM, GVB en QBuzz en eenduidig vastgesteld door Vervoersregio Amsterdam (voorheen SRA nu VRA), Provincie Utrecht (PU) en MRDH. De wijzigingen ter verbetering betreffen het aansluiten bij wettelijke eisen medische keuring (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) en nauwkeuriger gebruik van terminologie bij psychologische keuringen. Daarnaast wordt het interval voor de keuring aangepast voor werknemers ouder dan 67 jaar. De verbeteringen zullen worden gepresenteerd begin juni b Als aanvulling op de procedure melden en opvolging incidenten is een piket dienst toegevoegd. De piketdienst wordt ingevuld door de ILT, VRA en PU zijn ook overgegaan tot het uitvoeren van een Piketdienst door ILT. Hiermee worden bij ernstige incidenten in het spoorwegsysteem de feiten binnen 24 uur vastgelegd en MRDH daarvan op de hoogte gesteld. Het is hiermee mogelijk een ander dan de vervoerder het onderzoek te laten doen naar de toedracht en oorzaak van het incident. 2.c Tijdens de evaluatie is invulling gegeven aan een toegangsovereenkomst met verschillende goederenvervoerders op de Hoekse Lijn. MRDH heeft in haar huidige Beleidskader Toegangsovereenkomst niets gezegd over gebruikersvergoeding als derden van het spoor gebruik maken. In de aanvulling 1 De voorgestelde wijzigingen en versie 1.1 worden 13 juni 2017 gepresenteerd in EC-Rail verband aan VRA, PU en MRDH zodat deze eenduidig door de opdrachtgevers kunnen worden vastgesteld

85 op de beleidslijn is opgenomen dat de gebruikersvergoeding welke de beheerder mag vragen aan de goederenvervoerders gelijk is aan het landelijke km-tarief (dat door ProRail wordt gehanteerd). Met de gebruikersvergoeding kan RET een deel van de operationele kosten voor toelating op het spoor dekken. De toegangsovereenkomsten en beleidskader met de goederen vervoerders worden geëvalueerd eind d De beleidsregels Railwerkvoertuigen 2016 zijn iets aangescherpt zodat er geen onduidelijkheid bestaat over het deelnemen aan het verkeer in het kader van de Wegenverkeerswet. 2.e Uit de inventarisatie bleek dat de maximale tracésnelheden en voorrangregels op grond van het Besluit lokaal spoor nog niet waren vastgesteld. Daarom het voorstel dit als nog te doen. De beperkingen in de snelheid in het tramnet zijn in het verleden tot stand gekomen in samenspraak met of op verzoek van de wegbeheerder. De snelheden en voorrangsregels liggen vast in de bedrijfsregelgeving van de vervoerbedrijven. 2.f Jaarlijks moeten brugtijden worden vastgesteld. Tot op heden betreft het drie bruggen in Rotterdamse railnetwerk. Het voorstel is de directeur Vervoersautoriteit mandaat te verlenen voor het vaststellen van brugtijden. Een uitgebreide motivatie is terug te vinden in het evaluatieverslag implementatie Wet lokaal spoor (bijlage 1) Financiën Met de invulling van piketdienst door ILT is een bedrag gemoeid van ,-- per jaar voor de komende vier jaar. Deze vergoeding aan ILT is opgenomen in de meerjarenbegroting onder de post beleid en programmering openbaar vervoer. P&O aspecten Eventuele personele consequentie volgen uit de Rolopvatting en visie op Veiligheid in het openbaar vervoer die eind dit jaar voorgelegd wordt aan de bestuurscommissie. Juridisch Alleen de bestuurscommissie kan op grond van de Wet lokaal spoor optimalisatie van stukken vaststellen. Communicatie Beleidsregels en beleidskader worden gepubliceerd op internet Bijlagen 1 Evaluatie implementatie Wet lokaal spoor; 2a Concept vast te stellen Beleidsregels keuringseisen veiligheidsfunctie versie 1.1; 2b Concept aangevulde procedure melden en opvolging incidenten; 2c Concept aangepaste Beleidskader Toegangsovereenkomst 2017 ; 2d Concept aangepaste Beleidsregels Railwerkvoertuigen 2017 ; 2e Concept vast te stellen Tracé snelheden, voorrangregels en plaats van beweegbare bruggen en andreaskruis in kader Besluit lokaal spoor 2017 ; 2f Concept Mandaat voor het vaststellen van brugtijden van specifieke spoorbruggen. Gevolgde procedure Presidium 7 juni 2017 Ambtelijk overleg 21 juni 2017 Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Verdere Zienswijzetermijn n.v.t. procedure Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur n.v.t. Algemeen bestuur n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Openbaar besluit ja Contactpersoon Pieter Joosten Wet. bekendmaking ja Telefoonnummer

86 Evaluatie implementatie Wet lokaal spoor v 6 Inleiding Op 1 december 2015 is de Wet Lokaalspoor (hierna: Wls) in werking getreden. Voorafgaand hieraan heeft er een implementatie plaatsgevonden waarbij naast MRDH, de vervoersbedrijven RET en HTM (hierna: de Partijen) betrokken waren. Bovendien heeft er afstemming plaatsgevonden in Expertisecentrum Rail (hierna EC-Rail) verband met de Provincie Utrecht (hierna: PU voorheen BRU) en de Vervoersregio Amsterdam (hierna VRA, opvolger van de Stadregio Amsterdam). Daar waar mogelijk, is gelijk opgetrokken met de PU en de VRA. In EC- Rail verband is de introductie van de Wls eveneens geëvalueerd. Ook de vervoersbedrijven RET, HTM, GVB en Qbuzz hebben samen opgetrokken bij de advisering over en het opstellen van de keuringseisen voor veiligheidsfunctionarissen. De stuurgroep heeft besloten in 2016 in een lagere frequentie bij elkaar te komen om in 2016 de laatste puntjes op de i te zetten en zichzelf op te heffen nadat de implementatie begin 2017 is geëvalueerd. Deze evaluatie die uitgevoerd is door de werkgroep Wls, kan gezien worden als een aanvulling op specifieke ervaringen van RET, HTM en MRDH (couleur locale). Uit deze evaluatie kan geput worden als de evaluatie van de bestuurlijke overeenkomst met ILT aan de orde komt en/of wanneer de wetgever de Wls wil evalueren, beide vermoedelijk in EC-Rail verband. Leeswijzer Eerst wordt het doel van de evaluatie besproken. Daarna de onderzoeksvraag en de aanpak. Vervolgens wordt een korte samenvatting van de evaluatie van EC-Rail gegeven, gevolgd door een samenvatting van de interviews van stuurgroep leden. Tot slot vindt u de samenvatting van de inventarisatie en de aanbevelingen van nog aan te brengen verbeteringen. Doel van de evaluatie De evaluatie heeft tot doel: - Lering trekken uit het doorlopen implementatietraject (voor 1 december 2015); - Onderzoeken of met de ervaringen tot nu er nog verbeteringen of aanvulling in de afspraken, processen en procedures noodzakelijk zijn. Onderzoeksvraag De evaluatie geeft antwoord op twee hoofd- en deelvragen 1) Is het implementatieproces goed verlopen? en a. zijn de deelnemers van stuur- en werkgroep tevreden over de aanpak van implementatietraject (organisatie, tijd, kwaliteit en communicatie)? b. hebben de deelnemers suggesties voor verbetering van de aanpak? 2) Welke aanbevelingen zijn er te doen op grond van de ervaringen van 1 december 2015 tot nu toe? Blad 1 van 20

87 a. welke aanbevelingen voor verbeteringen / wijzigingen zijn er? b. hoe belangrijk is het dat de aanbeveling wordt ingevuld? Aanpak 1) Interview De heren P. Lorist en J. van Rooden zijn geïnterviewd voor de onderzoeksvraag 1. 2) Inventarisatie aanbevelingen De inventarisatie geeft antwoord op de onderzoeksvraag 2 en heeft als volgt plaatsgevonden: - De partijen hebben op hoofd-item en zo nodig op sub-items, op grond van de ervaringen tot nu toe, de aanbevelingen aangeleverd. Per aanbeveling is de wenselijkheid tot opvolging aangegeven; - De aanbevelingen zijn besproken in de werkgroep en gemeenschappelijk gemaakt. Het verbeteren van de werking van de internet toegangen voor het aanvragen en afwikkelen van vergunningen in het kader van werken rond het spoor of de indiensstellingsvergunningen zijn apart met betrokkenen besproken met RET en HTM, verwerkt en doorgevoerd. Evaluatie EC-Rail 1 In de zomer van 2016 heeft het Expertisecentrum Rail (EC Rail), samenwerkingsverband van de drie decentrale overheden 2 die regionale railinfrastructuur in beheer hebben, een gezamenlijke evaluatie van de Wls uitgevoerd (bijlage 1). De evaluatie is uitgevoerd door het gezamenlijk inbrengen, ordenen en bespreken van ingebrachte evaluatiepunten tijdens een gezamenlijke bijeenkomst. Belangrijke constatering was dat de drie opdrachtgevers op hoofdlijnen dezelfde ervaringen hadden met de Wls. De conclusies werden door allen onderschreven. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn: - De Wls heeft een structurerende werking omdat die dwingt na te denken over de rollen en verantwoordelijkheden. - De Wls is hier en daar onduidelijk en op redelijk wat punten breed interpretabel. Dit maakte de implementatie van de wet lastig. - De implementatie en de uitvoering van de Wls kost veel meer dan in de Memorie van Toelichting vooraf was aangegeven. Daar werd gesproken over in de marge van de BDU, het gaat echter voor de 3 decentrale overheden in totaal om 6 miljoen euro voor de implementatie en circa 3,5 miljoen euro per jaar voor de uitvoering. De DO s willen richting het ministerie van I&M het signaal afgeven dat ze betrokken willen worden bij de evaluatie die het ministerie te zijner tijd gaat uitvoeren. Deze evaluatie kan daarvoor als input dienen. 1 Memo evaluatie Wet lokaal spoor 2016 van 11 november 2016 bijlage 1 2 VRA en MRDH; Provincie Utrecht Blad 2 van 20

88 Samenvatting interviews stuurgroep leden 3 De heren Lorist en Van Rooden van respectievelijk RET en HTM, zijn de twee stuurgroep leden die van het begin af aan zitting hebben gehad in de Stuurgroep. Daarom zijn zij geïnterviewd. De voorzitter van de Stuurgroep de heer Bavelaar van de MRDH heeft half 2016 de MRDH verlaten en is vervangen door de heer Bosman. De geïnterviewde waren eensluidend over het verloop van de implementatie, beide vinden dat het proces goed is verlopen. Ondanks het feit dat de Wls een grote inpakt heeft op de bedrijfsvoering is de invoering vrij geruisloos en goed verlopen. De onderlinge samenwerking tussen de vervoersbedrijven 4 voor het opstellen van de keuringseisen veiligheidsfunctie is goed verlopen. De directies en ondernemingsraden maakten zich zorgen over de keuringsresultaten (aantal afgekeurde personeelsleden. De resultaten zijn meegevallen. Wat bereikt is dat de keuringseisen landelijk gelijk zijn en dat is zeer positief 5. RET geeft aan dat de beoordeling van het veiligheidsbeheer systemen niet was gebaseerd op basis van objectief meetbare normen. De wet wordt wel positief ervaren, de wet levert een bijdrage om tot een eenduidige wijze van werken te komen. RET vindt dit belangrijk en levert daarom binnen de stichting railalert, een bijdrage aan het eenduidig vastleggen van de eisen voor werken aan de infrastructuur. Bij de HTM is intern een discussie ontstaan over het mandaat dat is verkregen voor het verstrekken van vergunningen (voor werken door derde rondom de baan) artikel 12 Wls. De discussie ging in het bijzonder over handhaving en aansprakelijkheid. Als voorbeeld wordt het dodelijke ongeval in de Rijnstraat genoemd. Hierop wordt bij de inventarisatie nader ingegaan. HTM wil nog wel de kosten die met de keuringen samen hangen intern in beeld brengen, het budget van MRDH was toereikend maar krap. De samenwerking met MRDH in de stuurgroep en de werkgroep is goed verlopen. In gelijksoortige gevallen zou een verglijkbare aanpak goed zijn. Samenvatting inventarisatie 6 Per hoofditem worden hierna inclusief het advies, de verbeteringen samengevat. Bovendien wordt per organisatie aangegeven voor welke verbeteringen zij zich kunnen inzetten. Indienststellingsvergunning Er zijn geen wettelijke eisen voor de vraag naar een onafhankelijke veiligheidsverklaring (ISA-verklaring). De werkgroep beveelt aan i.h.b. bij externe projecten al bij de start goed te regelen dat het informatiedossier moet voldoen aan de eisen van de beheerder. Door hem vroeg te betrekken in het project kan de beheerder aangeven op welke onderdelen hij een ISA verklaring wil zien. Advies MRDH: Zo nodig benadrukken in beheervisie. Communiceren aan projectleiders. 3 Bron: bespreekverslag van 13 en 14 februari 2017 met respectievelijk de heren Lorist en V Rooden. 4 RET, HTM, GVB en Qbuzz 5 Sheets Uitslagen Medische en Psychologische keuringen bijlage 2 6 Bron tabel Inventarisatie aanbevelingen evaluatie WLS bijlage 4 Blad 3 van 20

89 Indienststellingsvergunning De werkgroep beveelt aan bij indienstellingsvergunningen met beperking, waarbij de vergunning pas ingaat na het aanleveren van schriftelijke verklaring (voorwaardelijke vergunning in tijd), deze te vervangen door een vergunningen zonder beperking want die is dan opgeheven Bij aanmerkelijke verbeteringen, veranderingen en wijzigingen aan voertuigen wordt in de wet niet geregeld dat de beheerder moet worden geïnformeerd. Vergunningen in kader van artikel 12 Wls werken rond de baan Verantwoordelijkheden bij vergunning. Situatie ongeval Rijnstraat MRDH is verantwoordelijk voor omgevingsprofiel dat nu goed werkt en naar mening van de werkgroep niet hoeft te worden aangepast. Ook de gemeente verstrekt (bouw-)vergunningen Duidelijk moet zijn dat artikel 12 ook gebruikt moet worden bij evenementen, dit duidelijk maken in de aanvraag formulieren Handhaving: bestuurlijke dwang en boete nog niet goed geregeld. Handhaving vindt plaats door politie. Ook ILT kan een rol toegedicht worden t.b.v. de bestuurlijke dwang of boete Handhaving: beheerder heeft geen mankracht om actief toe te zien of er met of zonder vergunning wordt gewerkt. Hij zal wel reageren op meldingen van de CVL Beheervisie De beheervisie bevat op het gebied van begrippen, prestatienormen en indicatoren op onderdelen onduidelijkheden en is niet altijd in lijn met hetgeen in de concessie is vastgelegd. De concessie legt veel nadruk op de reistijden en de stiptheid zonder dat daarbij het verband wordt gelegd met de veiligheid. Daarnaast is het zo dat de budgetten voor beheer en onderhoud onder druk staan zonder dat dit een vertaling krijgt naar de prestatieafspraken. Aanwijzen Beheerder Projecten uitgevoerd door derde zijn veelal in opdracht van MRDH. Hoe liggen dan verantwoordelijkheden van Beheerder. In alle andere gevallen blijven alle activiteiten onder verantwoordelijkheid van de beheerder plaatsvinden Advies MRDH Opnemen in procedure verstrekken van vergunning Beheerders: Opnemen in toegangsovereenkomst. MRDH: Maken en opnemen in procedure verstrekken van vergunning Advies MRDH: Dit aspect benoemen in Rolopvatting en visie Veiligheid van MRDH MRDH: wijzigen op internet MRDH: Maken en opnemen in procedure Handhaving extern MRDH: Maken en opnemen in procedure Handhaving extern Verwachting hierover opnemen in Beheervisie Advies MRDH: Beheervisie in lijn brengen met concessie daar waar van toepassing Advies Als extern project in opdracht van MRDH werkt aan het spoor moet het overdragen van de beheerder naar project formeel plaatsvinden. Idem bij oplevering van project naar beheerder Blad 4 van 20

90 Beleidskader Toegangsovereenkomst Er worden nu ervaringen opgedaan bij de Hoekse lijn met goederenvervoerders. Op grond van die ervaringen en ervaringen die de komende periode nog verder worden opgedaan is het wenselijk het beleidskader aan te vullen. Zo zijn de goederenvervoerders bang dat gebruikerstarief zomaar kan wijzigen als alleen RET deze kan vaststellen. Hun verzoek is dit op te nemen in beleidskader. Advies MRDH: aanpassen/-vullen beleidskader Maken beleidsregel goederenvervoer Hoekse lijn Er volgt nog laatste zienswijze op concept toegangsovereenkomst met de goederenvervoerders. Keuring eisen veiligheidsfuncties De WLS keuringseisen/beleidsregels die in gezamenlijkheid met de overige lokale vervoerders zijn opgesteld, zijn geëvalueerd met GVB, HTM, Qbuzz, RET en de keuringsinstanties. Op basis van deze evaluatie zou de tekst moeten worden aangepast. Er is een 1.1 versie van het document beschikbaar, dit zal aangeboden worden aan de Vervoersregio Amsterdam, MRDH en Provincie Utrecht. Mobiwerk voert de keuringen uit zonder overleg met andere keuringsinstanties. Daarnaast is Mobiwerk ook uitzendbureau voor veiligheidsfunctionarissen. Beleidsregels Railwerkvoertuigen: Uitgangspunt nu is dat het werkgebied is afgezet. Dit hoeft niet altijd (volledig) het geval te zijn. Daarnaast wordt gesproken over toezicht. Dit wordt nog al eens uitgelegd als gepland en regelmatig/permanent beoordelen of wordt voldaan aan gestelde eisen. Daar kan hier geen sprake van zijn. Goederen vervoer Er volgt nog laatste zienswijze op concept beleidsregels goederenvervoer. Toezicht Samenwerking ILT Kosten die een verklaringen met zich mee brengt moeten beheersbaar blijven gedurende de looptijd van beoordeling van het informatiedossier Advies MRDH: na toelichting en in overeenstemming met VRA en PU, wijzigingen vaststellen MRDH: nagaan of er voldoende scheiding is van belangen Vervoerders: organisatie houden aan afspraken. Bij recidive melden aan MRDH Advies MRDH aanpassen in de toelichting. Maken voor in dienstgaan van Hoekse lijn Advies MRDH bespreken met ILT Blad 5 van 20

91 Toezicht Samenwerking ILT ILT heeft nu geen taken bij incidenten of onderdeel van een Piketdienst. Er moet als dit wel het geval is duidelijkheid zijn over de direct te melden incidenten - Bij audits cross acceptance bespreekbaar maken - Voorbereidingen kunnen beter - Inplannen gaat beter - Kwaliteit verbeteren Advies MRDH maakt aanvulling op procedure meldingen van incidenten en onderzoek samen met ILT MRDH bespreken met ILT Eventueel bij evaluatie bestuursovereenkomst. Knelpunten wetgeving Het tot stand komen van de wet is niet geheel naar behoren gelopen, het werkmaterieel was oorspronkelijk uitgesloten van indienststellingvergunning. De wet leidt tot extra kosten en inspanningen, kan op onderdelen eenvoudiger. In tegenstelling tot de Hoofdspoorweg is bij de Wls niets opgenomen over de veiligheid en de aansprakelijkheid van de vergunninghouder jegens de beheerder en derden. Advies MRDH Eventueel bij evaluatie wet bespreken MRDH Eventueel bij evaluatie wet bespreken Aanbevelingen Hierna volgen per hoofd-item of product de verbeteringen. MRDH Beheervisie (BC) De beheervisie 2.0 van 30 oktober 2015 is vastgesteld op 6 januari 2016, een jaar voor het ingaan van de concessies. Uit de evaluatie blijkt dat de beheervisie niet helemaal aansluit op de eisen uit de concessie en het goed zou zijn als de beheervisie op onderdelen extra aandacht vraagt voor de rol en taken van de beheerder. Voorgesteld wordt de beheervisie aan te passen voor het einde van dit jaar op de volgende onderwerpen: - Extra onder de aandacht brengen dat de beheerder bij externe projecten vroegtijdig betrokken dient te worden. De beheerder kan dan de eisen stellen aan het informatiedossier en kan aangeven waarvoor een ISA verklaring noodzakelijk is en aan welke eisen deze moet voldoen; - KPI s en verantwoordelijkheden (tabel) in lijn brengen met concessie voorschriften; - Artikel 12 en het toezicht daarop. Beleidskader Toegangsovereenkomst (BC juli 2017) - Aanvullen n.a.v. ervaringen goederenvervoerders Hoekse lijn. Hierin o.a. vergoedingstarief voor goederenvervoerders opnemen. Beleidsregels Railwerkmaterieel (BC juli 2017) - De toelichting aanpassen t.a.v. het afgesloten van verkeer zijn en mate van toezicht op de voertuigen door de beheerder. Blad 6 van 20

92 Beleidsregels goederenvervoerders (BC juni 2017) - Deze opstellen voor de toelating van vervoerders; materieel en bestuurders. Beleidsregels hierover laten vaststellen voor in het in dienstnemen van de Hoekse lijn. Vaststellen van snelheden en seinen (BC juli 2017) - Deze moeten op grond van het Besluit lokaalspoor worden vastgesteld door MRDH. Dit is nog niet gebeurd, moet als nog plaatsvinden Keuringseisen veiligheidsfuncties (BC juli 2017) - Op voorstel van RET, HTM, GVB en QBuzz en met ambtelijke instemming van Provincie Utrecht, VRA en MRDH Versie 1.1 van Keuringseisen vaststellen. Keuringsinstantie (MT zomer 2017) - Onderzoeken of de scheiding van belangen in voldoende mate heeft plaats gevonden. Procedure verstrekken indienststellingsvergunning (MT zomer 2017) - Maken en daarin verwerken dat; o de voorwaardelijke vergunning na het inleveren van de verklaring wordt omgezet in vergunning zonder die beperkingen; o De beheerder gehoord moet worden over aanzienlijke verbeteringen, veranderingen of wijzigingen bij voertuigen. Procedure handhaving Wls (MT zomer 2017) - Maken en erin opnemen - Wanneer afdwingen eisen door: een goed gesprek, politie. ILT, bestuurlijke dwang/ boete Procedure melden van incidenten (BC juli 2017) - Piketdienst ILT opnemen als aanvulling op vastgestelde procedure melden van incidenten en opvolging) Opdrachtgever van ILT (Evaluatie zomer 2017) - Cross acceptance van verschillende auditoren bespreekbaar maken. Nu veel dubbelwerk waar vervoerder/beheerder niet beter van wordt. - Vervoerder/beheerder krijgt altijd concept brief te zien voordat deze naar MRDH gaat. Reactie van vervoerder/beheerder wordt verwerkt of benoemd in ILT brief Rolopvatting en visie veiligheid (BC eind 2017 / begin 2018) De beheervisie geeft aan dat er een veiligheidsvisie wordt gemaakt, daarin verwerken: - Situatie Rijnstraat (is rolopvatting) Beheerders Keuringseisen veiligheidsfuncties (klaar voor 7 mei 2017) - RET, HTM, GVB en QBuzz doen gezamenlijk voorstel aan Provincie Utrecht, VRA en MRDH om Keuringseisen Versie 1.1, nadat ze de wijzigingen hebben toegelicht, deze vast te stellen. Blad 7 van 20

93 Keuringsinstantie - Toezien op afspraken Toegangsovereenkomst (eind 2017) - Aanzienlijke verbeteringen, veranderingen of wijzigingen aan voertuigen? moet altijd gemeld worden aan de beheerder ILT bestuurlijke overeenkomst t.b.v. evaluatie (zomer 2017) - Opdrachtgevers aan ILT voor de beoordeling Informatiedossiers willen graag op de hoogte blijven van de kostenontwikkeling van ILT (ILT rekent af op basis van werkelijk gemaakte kosten. - Het is wenselijk dat ILT zich goed voorbereidt op audits, bijvoorbeeld uit de vraagstelling blijkt dat de ILT niet weet wat in het VBS staat. De kwaliteit zou beter kunnen. - In de beoordelingen zitten ook veel persoonlijke meningen, niet duidelijk is waar nu (objectief) op getoetst wordt. - Aantal zaken zouden wellicht eenvoudiger kunnen, ook het vergunning traject als eisen duidelijker zijn, voorbeelden (HTM) tailtrack Parallelweg / (RET) bovenleidingwagen Wetgever t.b.v. evaluatie Wls Wet wordt na vijf jaar geëvalueerd tenzij daar eerder aanleiding voor is. - Oorspronkelijk zou alleen passagiers/goederen vervoer in Wls geregeld worden. Zonder betrokkenen hier in te kennen geldt het nu ook voor werkmaterieel. Dit is niet zoals het hoort. - De invoeringskosten en operationele kosten zijn veel malen hoger dan in de toelichtingen op de wet is aangegeven. Denk hierbij alleen maar aan de periodieke (af-)keuringen van medewerkers. - Aantal zaken zouden wellicht eenvoudiger kunnen. In het bijzonder het vergunning traject voor indienstelling als eisen in de wet duidelijker zouden zijn. - In tegenstelling tot de Hoofdspoorweg is bij de Wls niets opgenomen over de veiligheid en de aansprakelijkheid van de vergunninghouder jegens de beheerder Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Blad 8 van 20

94 Bijlage 1 Memo EC-Rail evaluatie Wet lokaal spoor 2016 van 11 november Uitslagen Medische en Psychologische keuringen 3 Overzicht vastgestelde stukken 4 Tabel met bevindingen, aanbevelingen en prioriteiten Blad 9 van 20

95 Bijlage 1 EC-Rail evaluatie Wet lokaal spoor Evaluatie Wet lokaal spoor 2016 Datum: 22 juli 2016 Auteur: Christine Witman Versie: Eindconcept Inleiding De EC-Rail themabijeenkomst Evaluatie Wet lokaal spoor op 3 juni 2016 is benut voor de Evaluatie van de Wet lokaal spoor (Wls). De belangrijkste conclusies: De wet heeft een structurerende werking dankzij het nadenken over rollen en verantwoordelijkheden. De wet is hier en daar onduidelijke en op redelijk wat punten breed interpretabel. Dit maakte de implementatie van de wet lastig. De implementatie en uitvoering van de wet kost veel meer geld dan in de MvT was aangegeven. Daar werd gesproken over in de marge van de BDU, het gaat echter voor de 3 DO s in totaal om 6 miljoen euro voor de implementatie en circa 3,5 miljoen euro per jaar voor de uitvoering. Naast deze gezamenlijke evaluatie komen de DO s ook met eigen rapportages over de Wls. Die gaan onderling gedeeld worden. Richting I&M gaat EC-rail aangeven dat we graag betrokken worden bij een evaluatie. Doel Evaluatie Nadat de Wls sinds 1 december 2015 volledig van kracht is geworden, was het tijd voor een evaluatie van de implementatie bij de DO s. De vraag lag voor wat we uit de evaluatie zouden willen halen. De evaluatiedoelen die genoemd zijn: Informeren van besturen van de DO s en de Minister over de werking van de Wls in de praktijk en over de kosten van de implementatie Wls (die flink hoger blijken te zijn dan vooraf is aangegeven). Leren van elkaar, onder meer door het gezamenlijk doorlopen van het proces. Het is interessant om na 1 jaar samen te evalueren en een vergelijk tussen de verschillende DO s te maken in de wijze waarop de Wls is geïmplementeerd. Inzichtelijk krijgen wat de implementatie van de Wls aan positieve dingen en verbeterpunten heeft opgeleverd. Verbeteren van de samenwerking met ILT (waar nodig). Ook: bekijken of de keuze voor de ILT als enige toezichthouder een goede keuze is geweest. Nagaan of de veiligheid al aantoonbaar is verbeterd. Nagaan of het oorspronkelijke doel van de invoering van de Wet lokaal spoor is bereikt. Dit doel was meer structuur in de wettelijke chaos brengen. De doelstelling zoals in deze wet genoemd is dat het wenselijk is om de regels inzake de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen te moderniseren en de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden voor de lokale spoorweginfrastructuur vast te leggen. Positieve en minder positieve punten Positieve punten: Aanloop invoering Wet lokaal spoor De wet sluit voldoende aan bij de situatie zoals die was. Er was voldoende tijd voor de introductie. Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden Blad 10 van 20

96 Door de wet zijn de rollen en verantwoordelijkheden voor alle betrokken partijen duidelijk, zoals de rolverdeling opdrachtgever-opdrachtnemer en het indienststellingsproces voor infrastructuur en voertuigen. Voor tram is er nu een heldere afbakening tussen weg- en railbeheerder. Meer structuur in taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden d.m.v. vergunningverlening voor werkzaamheden door derden (art.12) en voor infrastructuur en voertuigen. Vergunningen Het bestaan van Veiligheids Beheer Systemen (VBS) en vergunningenprocedures noodzaken partijen tot transparantie en traceerbaarheid van de werkwijze. Door het inrichten van een vergunningenloket (voorbeeld Amsterdam) duidelijke presentatie van de wet naar belanghebbenden. Vindbaarheid en vastlegging van besluiten en beleid alsmede documentatie door publicatie. Duidelijke rol ILT bij vergunningverlening en toezicht op verzoek. Maar de invulling blijft nog achter. Het is goed om spoorvoertuigen en spoorinfrastructuur te vergunnen. Veiligheid Veiligheid heeft een prominentere plek gekregen. Veiligheid is nu een randvoorwaarde geworden bij beslissingen, er is meer bewustzijn gekomen dat het een belangrijke onderwerp is. Er worden nu psychologische en medische keuringseisen gesteld aan personeel met een veiligheidsfunctie (bestuurders en verkeersleiders). Structureel toezicht door ILT op metro- en tramvervoersysteem en rapportage daarover aan de DO s. Organisatorisch De wet heeft geholpen bij interne (re)organisatieprocessen. Bij het in beeld brengen van taken en processen is een samenwerking gestart tussen beleid, uitvoering en handhaving. Minder positieve punten: Algemeen Complexiteit bij samenloop modaliteiten en bij raakvlakken openbare ruimte en beheersgebied. Geen relatie met Omgevingswet. Kosten zijn veel hoger dan door het Ministerie van I&M is voorzien (zie brief stuurgroep). De ruimte die is ontstaan doordat de Spoorwegwet en Metroreglement zijn vervallen. Veiligheid Hebben we de goede regels met elkaar verzonnen? De wet geeft geen veiligheidsnormering behalve voor de tunnels. De norm voor tunnels is vrij hoog qua abstractie niveau. Echter, de tunnelnorm is in overeenstemming met de bij de zware rail gebruikelijke norm. De normering voor veiligheid wordt overgelaten aan de DO. Dit is ook goed, lokaal moet de afweging tussen veiligheidsniveau en financiën die daaraan worden besteed gemaakt kunnen worden. Over de veiligheidsnorm voor tunnelveiligheid is veel discussie geweest, de norm is later bijgesteld en in overeenstemming gebracht met de norm die in lopende projecten als de NZL is gehanteerd. SRA heeft dat waar mogelijk gedaan in de veiligheidsvisie en waar geen norm mogelijk is geldt ALARP. In essentie betekent dit: maak het in redelijkheid zo veilig mogelijk. Taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden Opstarten van de samenwerking met de ILT komt langzaam op gang. Er is langdurig overleg geweest met de ILT over piket en toezichtrol (artikel 12, signaleringsoverleg). Waarom schrijf de wet voor dat onmiddellijk melding gemaakt moet worden van incidenten en maatregelen die de beheerder in het kader van veiligheid neemt, terwijl ILT zegt dat het daar direct op reageren en het hebben van een piketdienst geen wettelijk taak is en ze dus ook niets doen met de meldingen? De grens tussen concessieverlener (eindverantwoordelijk) en concessiehouder (verantwoordelijk voor dagelijkse uitvoering en inhoudelijke invulling van de veiligheidstaken) is niet altijd even duidelijk. Ook de grens tussen wegbeheerder en concessieverlener vraagt wellicht nog om uitwerking. ILT geeft aan maar één verklaring af te kunnen geven (bij indienststellingsvergunning materieel / infrastructuur). Dit doen ze na alle testen. Veelal wil men na het testen direct proefbedrijf kunnen uitvoeren en direct daarna infrastructuur en materieel in gebruik kunnen nemen. Grote projecten en nieuwe voertuigen kennen een lange voorbereidingstijd waarbij in de voorbereidingsfase al meer dan 90 % vastligt voor dat men de aanbesteding en de bouw ter hand neemt. Een tussentijdse verklaring van ILT zou wenselijk zijn, zodat ILT en het bestuur in het begin van z n project/aanschaf nog kan bijsturen zonder al te veel financiële consequenties. Daarnaast zie je dat er veel stress is als pas in zo n laat stadium de vergunning wordt afgegeven. Een vergunning moet afgegeven kunnen worden onder de voorwaarde dat test en proefbedrijf zijn uitgevoerd en positief zijn afgerond. Het protocol voor test en proefbedrijf en de minimaal te verwachten uitkomsten daarvan moeten onderdeel vormen van het informatiedossier zodat deze ook beoordeeld kan worden door de ILT en er naar verwezen kan worden in de vergunning. Blad 11 van 20

97 Onzekerheid Onzekerheid uit de omgeving en binnen projecten omdat men niet weet wat de impact van de wet is. Vergunningen Onduidelijkheid over toelating werkmaterieel/werkvoertuigen (werkvoertuigen zijn niet gelijk aan spoorvoertuigen). Uitleg nodig van artikel 32 eerste lid en artikel 36 tweede lid van de Wet lokaalspoor (Wls) (zie voorstel MRDH voor beleidsregel). De wet is niet helder over wat er bij een aanmerkelijke wijziging onder een functiewijziging wordt verstaan (artikel 10 Wls.). Betekenis wordt vanuit de praktijk ingevuld. De term functiewijziging dekt vermoedelijk de lading niet. Voorbeeld: een betonnen dwarsligger wordt vervangen door een piepschuim dwarsligger. De functie wijzigt niet. Toch wil je wel beoordelen of de piepschuim dwarsligger even veilig is als de betonnen. Sowieso zal op het allerhoogste niveau de functie van het systeem nooit wijzigen, dat is en blijft immers het vervoeren van mensen en goederen. Het bepalen of iets vergunningsplicht kent is soms lastig. Het gaat daarbij om vergunningen voor werkzaamheden en om vergunningen voor indiensstelling van nieuwe en gewijzigde infrastructuur en van materieel. Informatiedossier Er is soms weerstand uit de praktijk voor het leveren van informatie voor artikel 10.3 Wet lokaal spoor. De wet lijkt heel dwingend te zijn, niet realistisch in bijvoorbeeld het aanleveren van het informatiedossier bij indienststelling infra. Verbeterpunten en acties Verbeterpunt 1. Veiligheid Wet geeft geen veiligheidsnormering behalve voor de tunnels. Deze norm is vrij hoog qua abstractie niveau. De tunnelnorm is in overeenstemming met de bij de zware rail gebruikelijke norm. De norm voor railveiligheid is per DO zelf vast te stellen. 2. Taken, verantwoordelijkheden en Handhavingstaak en piketfunctie bevoegdheden nog beter invullen. Actie Geen? Inventariseren wat nog niet werkt, wat beter kan Aanwijzing beheerder/ veiligheidscertificaat. 3. Onzekerheden omgeving en communicatie 4. Vergunningen en aanmerkelijke wijziging Vergunningverlening Hoe proces en hoe bewaken? Onzekerheid uit de omgeving en binnen projecten wegnemen omdat men niet weet wat de impact van de wet is. De wet is niet helder wat er bij een aanmerkelijke wijziging onder een functiewijziging wordt verstaan. (o.a. artikel 10 Wls.). Onduidelijkheid over toelating werkmaterieel/werkvoertuigen (werkvoertuigen zijn niet gelijk Actie? Zendingswerk, informatieavonden met betrokkenen organiseren Aanmerkelijke wijziging; artikel 10 Wls. Meer inzicht in definitie. Er is een document opgesteld met ervaringen vanuit de DO s op te bepalen wat als een aanmerkelijke wijziging beschouwd kan worden; mogelijk aanpassing in artikel 10 Wls. Voorstel voor aanpassing wetgeving maken? Verzoek tot aanpassing wetgeving? Voorstel MRDH bekijken (Beleidsregel omtrent de uitleg van artikel 32 eerste Blad 12 van 20

98 aan spoorvoertuigen). Vergunningsplicht Het bepalen of iets vergunningsplicht kent is soms lastig. Het gaat daarbij om vergunningen voor werkzaamheden, vergunningen voor indiensstelling van nieuwe en gewijzigde infrastructuur en van materieel. 5. Informatiedossier Aanleveren informatiedossier: artikel 10.3 Wls. 6. Beheervisie Verschilt de inhoudsopgave en de inhoud? 7. Toegangsovereenkomsten Verbeterpunt? Actie? lid en artikel 36 tweede lid van de Wet lokaalspoor (Wls) bij uitsluitend gebruik door railinfra-machines op het spoor voor werkzaamheden aan de spoorweginfrastructuur. zie bijlage) Verzoek tot aanpassing wetgeving? Mandatering en delegering, zijn er eisen opgesteld? Voorstel voor aanpassing wetgeving maken? Verzoek tot aanpassing wetgeving? Wat moet er worden aangepast? Opmerking Robert: De inhoud van het informatiedossier voor het besluit van DB/GS kan een andere inhoud hebben als dat voor de vergunningverlening? SRA/MET maken hier nu onderscheid in, daarvoor hoeft m.i. de wet niet te worden aangepast. Vergelijken? Met welk doel? 8. Samenwerking met ILT Verbeterpunt? Actie? Afspraken voor vervolg De volgende vervolgafspraken zijn gemaakt: 1. Concept-verslag van de themamiddag op papier zetten (actie Christine, Emile en Erik) 2. Aanvullen en corrigeren concept-verslag (actie allen) 3. Definitief maken verslag (actie Christine, Emile en Erik) 4. Op papier zetten voorstellen voor acties per punt en voorbereiden volgende themabijeenkomst (actie Christine, Emile en Erik) 5. Bespreken en toetsen voorgestelde acties in volgende themabijeenkomst op vrijdag 16 september. Acties 1 t/m 4 zijn met dit document uitgevoerd. Bijlage: Stand van zaken implementatie WLS dd 9 juni 2016 Blad 13 van 20

99 Bijlage 2 Uitslagen Medische en Psychologische keuringen. HTM voerde al periodiek medische keuringen uit.

100

101 Bijlage 3 Overzicht vastgestelde stukken Vastgesteld door BC VA Datum Titel E-docos Beheervisie 2.0 met daarin opgenomen: 13730/ Procedure vergunningen aanvraag spoorweginfrastructuur Procedure vergunningen aanvraag spoormaterieel Richtlijnen voor het Informatiedossier Beleidskader Vergunningverlening werken rond de (baan artikel 12) Beleidskader Toegangsovereenkomst Beleidsregels Bestuurlijke Boetes Beleidsregels inzake medische en psychologische keuringen, voor werknemers die een veiligheidsfunctie uitoefenen, op grond van de Wet lokaal spoor (versie 1.0) Beleidsregels Railwerkvoertuig 2016: omtrent artikel 32 eerste lid en artikel 36 tweede lid van de Wet lokaal spoor (Wls) bij uitsluitend gebruik van railwerkvoertuig op de spoorweg voor werkzaamheden aan de spoorweginfrastructuur Bestuurlijk overeenkomst Toezicht lokaal spoor ILT Mandaatbesluit 12620/ Protocol ongevallenonderzoek Wls en Meldingen van incidenten en calamiteiten Openingstijden spoorbruggen Ruimtelijk Profiel Vergunningverlening werken rond de baan (baan artikel 12) Voorstel tot wijzigen

102 Bijlage 4 Tabel met bevindingen, aanbevelingen en prioriteiten

103

104

105

106 Beleidsregels inzake medische en psychologische keuringen, voor werknemers die een veiligheidsfunctie uitoefenen, op grond van de Wet lokaal spoor Tweede versie 19 juni 2017 Eerste versie 07 januari 2015: Mw. mr. S. Alst Dhr. N.H. Dekker Kleijn MSc. MSHE Dhr. J.K. Meijer RSHE Tweede versie 19 juni 2017: Mw. drs. H.L. Schimmelpennink Dhr. N.H. Dekker Kleijn MSc. MSHE

107 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 Processtappen 3 Hoofdstuk 1 Reikwijdte Wet lokaal spoor Wat wordt door de Wls verstaan onder een veiligheidsfunctie? Welke verkeersleiders moeten gekeurd worden op grond van de Wet lokaal spoor? Welke bestuurders moeten gekeurd worden op grond van de Wet lokaal spoor? Ontheffing voor goedgekeurde veiligheidspersoon metro met rijbevoegdheid Ontheffing voor goedgekeurde bestuurders met hoofdspoormachinisten-keuring 5 Hoofdstuk 2 Uniforme werkwijze vervoersbedrijven Het onderzoek Periodiciteit van de keuring Uitkomsten keuring Keuringsinstanties Borging keuringseisen 7 Hoofdstuk 3 Methodiek medische keuring 8 Hoofdstuk 4 Methodiek psychologische keuring Doel psychologische keuring Onderdelen psychologische keuring Uitgangspunten Periodiciteit keuring 11 Hoofdstuk 5 Aanroep en vaststelling 12 Bijlage I Medische exclusiecriteria tram- en metrobestuurder 13 Bijlage II Medische exclusiecriteria Verkeersleider 14 Bijlage III achtergrond Psychologische keuring 16 Bijlage IV Programma keuring 21 Versie 2, 19 juni

108 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Inleiding Met de Wet lokaal spoor (hierna: Wls), die op 1 december 2015 van kracht is geworden, is een geheel nieuw wetgevend kader geschapen voor het lokaal spoor. Bij besluit van 23 mei 2014 zijn er regels vastgesteld over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor). Lokale spoorwegen betreffen spoorwegen die uitsluitend of overwegend bestemd zijn voor het verrichten van openbaar personenvervoer ten behoeve van lokale of interlokale verbindingen. Op grond van artikel 37, lid 1, sub c, Wet lokaal spoor wordt een veiligheidsfunctie slechts uitgeoefend door een persoon die geen lichamelijke of geestelijke beperkingen heeft die een goede uitoefening van de veiligheidsfunctie belemmeren. Dit moet blijken uit onderzoek dat is verricht door een deskundige die is aangewezen door gedeputeerde staten of het dagelijks bestuur. Op grond van artikel 37, lid 2, Wls, dient het hierboven genoemde onderzoek in ieder geval elke vijf jaar plaats te vinden. Om te voorkomen dat elke decentrale overheid in zijn rol van concessieverlener een eigen set aan keuringseisen en -procedures zou ontwikkelen hadden de vier lokaalspoor vervoerders (GVB, RET, HTM en Qbuzz) van de betrokken concessieverleners het mandaat gekregen om een beleidsvoorstel te ontwikkelen. Deze beleidsregels zijn in 2015 door de concessieverleners vastgesteld. Deze aangepaste versie is in 2017 door de concessieverleners vastgesteld. Processtappen Om te komen tot een gezamenlijk advies van de vervoerders GVB, HTM, Qbuzz en RET hebben er op 19 februari, 10 april en 6 oktober 2014 bijeenkomsten plaatsgevonden. Bedrijfsartsen en psychologen van de vier vervoerders hebben naar aanleiding van de tweede sessie en met als basis de Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen keuring voor buschauffeurs, een voorstel geschreven voor de medische keuringseisen veiligheidsfuncties Wls. De psychologische keuringseisen zijn in drie extra sessies tot stand gekomen met input van de professionals van de psychologische adviesbureaus Balans en Impuls en Human Company. De ondernemingsraden van de vervoerders zijn geïnformeerd over de concept medische keuringseisen in september Het beleidsvoorstel is in 2015 door de concessieverleners definitief vastgesteld. Op basis van de ervaring in de praktijk bleken niet alle onderdelen van de beleidsregels optimaal of goed uitvoerbaar. Om die reden hebben de vier lokaalspoor vervoerders in 2016 in overleg uitvoerders van de keuringen zoals TestNed en Human Company een aangepaste versie van de beleidsregels opgesteld die aan de concessieverleners is aangeboden in juni In de volgende hoofdstukken wordt het keuringsproces nader beschreven en onderbouwd. Versie 2, 19 juni

109 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Hoofdstuk 1 Reikwijdte Wet lokaal spoor 1.1 Wat wordt door de Wls verstaan onder een veiligheidsfunctie? Volgens artikel 36 Wls wordt onder een veiligheidsfunctie verstaan een functie binnen het lokale spoorwegverkeersysteem die van aanmerkelijke invloed is op de veiligheid van het spoorverkeer over de lokale spoorweg. Op grond van artikel 36 lid 2 Wls oefent de bestuurder van een spoorvoertuig een veiligheidsfunctie uit. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen tevens andere functies als veiligheidsfunctie worden aangewezen. Deze aanwijzing vindt plaats in artikel 11 van het Besluit lokaal spoor. Hierin wordt een beheerder of een vervoerder, voor zover die belast is met de verkeersleiding, aangewezen als veiligheidsfunctie. Veiligheidsfuncties: Bestuurder van een spoorvoertuig (te weten trambestuurder en metrobestuurder) Verkeersleider (te weten metro en Randstadrail) 1.2 Welke verkeersleiders moeten gekeurd worden op grond van de Wet lokaal spoor? De functionaris die op afstand seinen en wissels kan bedienen en die bestuurders mag opdragen om een stoptonend sein te negeren, valt hiermee onder het begrip verkeersleider volgens de Wls. De verkeersleider metro en randstadrail, die seinen en wissels bedient, heeft daardoor een aanmerkelijke invloed op de veiligheid van het spoorverkeer. De verkeersleider tram, bedient geen wissels en seinen maar richt zich meer op het uitvoeren van de dienstregeling en heeft derhalve geen aanmerkelijke invloed op de veiligheid van het spoorverkeer, immers de trambestuurders rijden op zicht. Hiermee valt de verkeersleider tram niet onder het begrip veiligheidsfunctie zoals bedoeld in de Wls. 1.3 Welke bestuurders moeten gekeurd worden op grond van de Wet lokaal spoor? Op grond van artikel 36 lid 2 Wls oefent de bestuurder van een spoorvoertuig een veiligheidsfunctie uit en dient derhalve op grond van artikel 37 lid 2 Wls gekeurd te worden. Gelet op het feit dat de Wls beoogt om de veiligheid op en rond het lokale spoor te borgen, heeft dit alleen betrekking op bestuurders die gebruik maken van het lokale spoor. In het besluit van 25 november 2013 tot aanwijzing van lokale spoorwegen wordt als lokale spoorweg, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet lokaal spoor, aangewezen de spoorwegen, niet zijnde spoorwegen die uitsluitend in gebruik zijn ten behoeve van strikt historisch of toeristisch vervoer en niet zijnde spoorwegen in particulier eigendom, alsmede de daaraan verbonden spoorwegen naar de terreinen van werkplaatsen en remises. De volgende bestuurders worden gekeurd op grond van de Wls: Metro en randstadrail (rijden op seinen) Elke bestuurder die zelfstandig buiten het remise-/werkplaatsterrein rijdt met reizigersmaterieel (met of zonder reizigers), locomotieven, krol s en ander werkmaterieel. Er is geen keuringsplicht voor bestuurders die onder begeleiding van een bevoegd bestuurder (pilot, instructeur, etc) of als deel van een konvooi of binnen een buitendienststelling onder verantwoordelijkheid van een leider werkplekbeveiliging, die goedgekeurd is als leider werkplekbeveiliging (hierna: lwb). Op sporen op het als zodanig kenbaar gemaakte remise- of werkplaatsterrein is geen keuring vereist tenzij het vervoer van reizigers betreft 1. Tram (rijden op zicht) 1 Dit voor het incidentele geval dat een voertuig met reizigers via een remise of werkplaats wordt geleid. Versie 2, 19 juni

110 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Elke bestuurder die zelfstandig buiten het remise-/werkplaatsterrein rijdt met reizigersmaterieel (met of zonder reizigers) tenzij onder begeleiding van een bevoegd bestuurder (instructeur, begeleider, etc). Bestuurders van rail-wegvoertuigen, bovenleidingmontagewagens, locomotieven en ander werkmaterieel worden niet standaard gekeurd. Keuring van deze bestuurders is afhankelijk van de uitkomst van een risico-analyse door de concessiehouder waarin wordt bepaald of er sprake is van aanmerkelijke invloed op de veiligheid van het spoorverkeer over de lokale spoorweg. Bij tramremises waarbij de remisesporen tot op de openbare weg lopen kan de infrabeheerder aangeven tot waar ongekeurd met reizigersmaterieel zonder reizigers gereden kan worden om het rangeren in de remise of werkplaats te faciliteren 2. Op sporen op het als zodanig kenbaar gemaakte remise- of werkplaatsterrein is geen keuring vereist tenzij het vervoer van reizigers betreft. Samengevat in tabelvorm: Locatie/traject Metro Tram Buiten Binnen Buiten Binnen Materieel Reizigersmaterieel, met reizigers ja ja ja ja Reizigersmaterieel, zonder reizigers ja nee ja nee Locomotieven ja nee ja nee Rail-wegvoertuigen ja nee Beslissing na risico-analyse nee Railgebonden werkmaterieel ja nee Beslissing na risico-analyse nee ja = bestuurder moet worden gekeurd nee = bestuurder hoeft niet te worden gekeurd Buiten = sporen buiten de als zodanig aangewezen remise- of werkplaatsterreinen Binnen = sporen op de als zodanig aangewezen remise- of werkplaatsterreinen 1.4 Ontheffing voor goedgekeurde veiligheidspersoon metro met rijbevoegdheid De veiligheidspersoon metro (vhp metro) worden gekeurd volgens de Medische en psychologische geschiktheidseisen m.b.t. uitvoering van veiligheidstaken in het kader van VVW-Trein, VVW-Tram en VVW-Metro (geborgd bij stichting Railalert). Deze medische en psychische eisen zijn min of meer gelijk aan de eisen die op grond van de Wls worden gesteld. De goedgekeurde veiligheidspersonen metro met rijbevoegdheid verkrijgen ontheffing van de keuringsplicht in het kader van de Wls. De vervolgkeuring wordt uitgevoerd op basis van de psychologische veiligheidsdimensies en gewichten van zowel vhp metro als Wls. 1.5 Ontheffing voor goedgekeurde bestuurders met hoofdspoormachinisten-keuring Machinisten die aantoonbaar een geldige verklaring hebben goedgekeurd te zijn voor het hoofdspoor verkrijgen ontheffing voor de keuringsplicht voor werknemers die een veiligheidsfunctie uitoefenen op grond van de Wet lokaal spoor. Hoofdstuk 2 Uniforme werkwijze vervoersbedrijven 2.1 Het onderzoek Volgens artikel 37, lid 4, Wls kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gegeven omtrent het onderzoek. Artikel 11 van de concept Regeling lokaal spoor vormt een uitwerking van artikel 37, lid 4, Wls. Deze regeling is echter, op dit moment, nog niet vastgesteld. Om een uniform beleid ten opzichte van het onderzoek te kunnen ontwikkelen voor de vervoersgebieden 2 De infrabeheerder onderbouwt dit met een risico-analyse waaruit blijkt dat betreffende bestuurders geen aanmerkelijke invloed hebben op de veiligheid van het spoorverkeer over de lokale spoorweg. Versie 2, 19 juni

111 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET waar de Wls van toepassing is, hebben de vier vervoersbedrijven GVB, HTM, RET en Qbuzz beleid ontwikkeld, zodat een eenduidige invulling van de medische - en psychologische keuringseisen kan worden gerealiseerd. Gezamenlijk is er voor gekozen om voor de medische keuring van tram- en metrobestuurders, aan te sluiten bij de Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) norm, zoals deze reeds gehanteerd wordt voor buschauffeurs. De aansluiting bij deze CBR norm en niet bij de normen van het hoofdspoor is beredeneerd vanuit het werkgebied en -omstandigheden van metro- en trambestuurders. De normering voor medische keuring vanuit het CBR is een beter referentiepunt dan de normering van het hoofdspoor, dit aangezien buschauffeurs in gelijksoortige omstandigheden het werk verrichten. De Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen norm wordt aangevuld met specifieke aanvullende bepalingen voor het railvervoer, zoals een kleurenblindheidtest. Voor verkeersleiders is een afgeleide van deze medische keuring, passend bij de functie, ontworpen. Voor wat betreft de psychologische keuringen is geen passende referentiekeuring gevonden. Voor dit keuringsaspect is met behulp van gevalideerde en breed geaccepteerde testonderdelen een maatwerk keuringsysteem ontwikkeld dat geheel past binnen de vanuit de Wls geformuleerde veiligheidskaders. Vanaf juli 2015 worden de zittende medewerkers gekeurd en uiterlijk 1 december 2015 moet deze werkwijze gehanteerd worden met betrekking tot nieuw aan te nemen medewerkers. De zittende medewerkers dienen op grond van artikel 65 Wls uiterlijk 1 december 2016 gekeurd te zijn. 2.2 Periodiciteit van de keuring Voor medewerkers tot 67 jaar is de maximale keuringstermijn vijf jaar. Voor medewerkers vanaf 67 jaar geldt een termijn van twee jaar. Dit betekent dat een medewerker van 63 jaar maximaal voor de duur van vier jaar geschikt bevonden kan worden, een medewerker van 64 jaar maximaal voor de duur van drie jaar geschikt bevonden kan worden, een medewerker van 65 of ouder voor twee jaar. 2.3 Uitkomsten keuring Er zijn vier uitkomsten van de keuring mogelijk: 1. Geschikt voor de duur zoals genoemd in 2.2. De medewerker is voor een periode van 5 jaar geschikt, of kortere termijn indien 63 jaar of ouder zoals genoemd in 2.2, ofwel voor binnen en buiten het lichtseinengebied, of voor buiten het lichtseinengebied. 2. Geschikt onder voorwaarden voor een beperkte termijn en/of geschikt onder een andere voorwaarde. Een voorwaarde kan er bijvoorbeeld uit bestaan dat de medewerker met bril moet rijden of dat begeleiding ingezet moet worden om een bepaald probleem op te lossen. 3. Niet geschikt. De medewerker is niet geschikt. 4. Uitslag uitgesteld. Er moet eerst informatie opgevraagd worden bij bijvoorbeeld de behandelaar of bij de werkgever om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen. Een afgekeurde medewerker wordt één herkeuring (zowel medisch als psychologisch) toegestaan. De werkgever kan, in overleg met de keuringsinstantie, vaker een herkeuring aanvragen, mits zinvol geacht door arts of psycholoog. Indien er sprake is van een definitieve afkeuring zal in het vervolgtraject gehandeld worden volgens het beleid van de betreffende vervoerder. De vervoerders zullen de uitkomsten van elkaars keuringen accepteren, zodat het niet mogelijk is voor een werknemer om bij een andere vervoerder opnieuw het keuringstraject in te gaan. In beginsel vindt de keuring plaats conform 2.2. Versie 2, 19 juni

112 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Mocht er tussen de tijd van keuring en herkeuring twijfel ontstaan over de veiligheidsgeschiktheid, daarbij moet men denken aan bijvoorbeeld fouten in veiligheidskritische situaties, terwijl de keuringstermijn van de medewerker nog niet is verstreken, dan is (her- )onderzoek psychologisch dan wel medisch aangewezen. De beoordeling en begeleiding van de inzetbaarheid tijdens arbeidsongeschiktheid wordt door de eigen bedrijfsarts gedaan. Tijdens de re-integratie dient de leidinggevende toezicht te houden op het adequaat functioneren. De leidinggevende kan via de arbodienst en op advies van de bedrijfsarts verzoeken om de werknemer eerder te laten herkeuren. In dat geval wordt de keuringsinstantie geïnformeerd over de aanleiding van de herkeuring. Het is dan een herkeuring op indicatie. 2.4 Keuringsinstanties De keuringsinstanties worden aangewezen door de concessieverleners. Voor keuringen kunnen ook de bedrijfsartsen/arbodienst en psychologen van de eigen organisaties voorgesteld worden 2.5 Borging keuringseisen De borging van de keuringseisen vindt plaats via een platform van de gezamenlijke opdrachtgevers, bijvoorbeeld het Expertise Centrum Rail dat bij het CROW is ondergebracht. Deze borging van de normen moet worden ingeregeld na positieve beoordeling van de keuringseisen. Versie 2, 19 juni

113 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Hoofdstuk 3 Methodiek medische keuring Voor een goede uitoefening van de veiligheidsfuncties moet de medewerker beschikken over een stabiel psychisch evenwicht, voldoende fysieke vaardigheden, aangevuld met specifieke visuseisen. Voor een inventarisatie van de medische vereisten wordt gebruik gemaakt van: Anamnese Lichamelijk onderzoek Aanvullende onderzoeken Bovenstaande vereisten matchen met de CBR keuringsmethodiek voor groep 2 (zogenaamd groot) rijbewijzen. Het voordeel van de keuze voor de CBR keuringsmethodiek is dat er sprake is van een gestandaardiseerde en gevalideerde werkwijze waardoor er bij de lokale OV bedrijven gelijk gewerkt wordt. Naar analogie van de CBR keuringen, groep 2, wordt de volgende procedure gevolgd. Anamnese aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst Het voordeel van deze methodiek is: Er worden geen aspecten van de gezondheid overgeslagen De tijdsduur is relatief kort Er wordt alleen ingezoomd op relevante gezondheidsmanco s Lichamelijk onderzoek Algemeen oriënterend lichamelijk onderzoek (functie; nek, rug, schouders, heupen, knieën, long- en hartfunctie, algemeen oriënterend neurologisch onderzoek, bloeddrukmeting) Aanvullende onderzoeken Gericht op de visus: o Visusmeting o Kleurenblindheidmeting (Ishihara) o Gezichtsveld meting (Donders) Glucose meting Gehoortest (fluisterspraak) In bijlage I en II staat een onderbouwing van de exclusie criteria voor de medische geschiktheid per functie. Versie 2, 19 juni

114 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Hoofdstuk 4 Methodiek psychologische keuring In een psychologische keuring wordt getest of medewerkers geschikt worden geacht voor het uitoefenen van een veiligheidsfunctie binnen het lokaal spoor. Hiervoor is een op maat gemaakte set van keuringstests samengesteld. Deze tests zijn vrij beschikbaar en onafhankelijk van keuringsinstanties. Hierdoor test elke instantie op dezelfde manier de vastgestelde competenties. 4.1 Doel psychologische keuring Het vaststellen of de psychologische criteria voldoende zijn voor het uitoefenen van een veiligheidsfunctie op het moment van de keuring en gedurende de keuringstermijn. 4.2 Onderdelen psychologische keuring De psychologische criteria worden met behulp van psychologische tests, vragenlijsten en een interview in kaart gebracht. Er wordt gebruik gemaakt van de volgende testen: Multiculturele Capaciteiten Test - Middelbaar niveau (MCT-M), Stichting Noa Aandachtstest - Vienna Test Systeem Traffic (VTS), Schuhfried Multiculturele Persoonlijkheidstest - Big Six (MPT-BS), Stichting Noa In onderstaande tabel een overzicht van de te keuren psychologische criteria. In bijlage III is een begrippenkader en beschrijving van de psychologische criteria en bijbehorende testen opgenomen. Psychologische criteria Testonderdelen 1. Cognitieve vaardigheden (Test MCT-M) 1.1 Algemeen verstandelijk niveau Woordrelaties, rekenvaardigheid, exclusie 2. Aandachtfuncties (Vienna Test Systeem) 2.1 Concentratie vermogen Gognitrone test 2.2 Selectieve aandacht Selective Attention (WAFS) 2.3 Verlengde aandacht Vigilance (WAFV) 2.4 Reactievermogen eenduidige Reaction Time (RT) waarnemings-taken 2.5 Reactievermogen complexe Determination Time (DT) waarnemings- taken in combinatie met stresstolerantie 3. Stabiliteit en stressbestendigheid (Big Six test) 3.1 Stabiliteit en stressbestendigheid Emotionele stabiliteit, DT & Interview 4. Communicatieve vaardigheden (MCT-M) 4.1 Communicatieve vaardigheden Woordrelaties & indruk vanuit interview 5. Overige persoonlijkheidskenmerken (Big Six test) 5.1 Verantwoordelijkheidsgevoel Regels en zekerheid, eerlijkheid & Interview 5.2 Zelfstandigheid Zelfvertrouwen, prestatiemotivatie, initiatief & Interview 5.3 Bestand tegen solistische taak Aandachtbehoefte, sociale warmte & Interview 5.4 Bestand tegen onregelmatige diensten Flexibiliteit, ordelijkheid + Interview (fysieke & sociale kenmerken) Bij het vaststellen van de veiligheidsgeschiktheid wordt naast de score die men heeft op een psychologisch criterium, ook het gewicht van het criterium voor de specifieke veiligheidsfunctie betrokken. In de onderstaande tabel is de weging per veiligheidsfunctie opgenomen. Versie 2, 19 juni

115 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Weging psychologische criteria Tram bestuurder Metro bestuurder Verkeersleider Metro 1. Cognitieve vaardigheden 1.1 Algemeen verstandelijk niveau Midden Midden Hoog 2. Aandachtfuncties 2.1 Concentratie vermogen Midden Hoog Midden 2.2 Selectieve aandacht Hoog Hoog Hoog 2.3 Verlengde aandacht Laag Midden Laag 2.4 Reactievermogen eenduidige waarnemings-taken Hoog Hoog Midden 2.5 Reactievermogen complexe waarnemings- taken in combinatie met Hoog Midden Midden stresstolerantie 3. Stabiliteit en stressbestendigheid 3.1 Stabiliteit en stressbestendigheid Hoog Hoog Hoog 4. Communicatieve vaardigheden 4.1 Communicatieve vaardigheden Laag Laag Hoog 5. Overige persoonlijkheidskenmerken 5.1 Verantwoordelijkheidsgevoel Hoog Hoog Hoog 5.2 Zelfstandigheid Midden Midden Hoog 5.3 Bestand tegen solistische taak Midden Hoog Laag 5.4 Bestand tegen onregelmatige diensten Midden Midden Midden Het gewicht (laag, midden, hoog) geeft de prioritering van de verschillende criteria weer en zegt niets over de hoogte van de te hanteren norm. Bijvoorbeeld: Bij algemeen verstandelijk niveau is het gewicht voor trambestuurder midden, wat betekent dat de beoordeling op verstandelijk niveau in gemiddelde mate zal meetellen in de uiteindelijke veiligheidsgeschiktheidsuitslag. Afhankelijk van de veiligheidsfunctie wordt voor elk criterium aangegeven hoe zwaar die is meegewogen bij het vaststellen van het eindoordeel veiligheidsgeschiktheid. Beoordeling van de interviewgegevens Voor een aantal psychologische criteria worden naast testgegevens ook gegevens over de medewerker gebruikt die afgeleid zijn uit het interview met de psycholoog. Deze gegevens moeten uiteraard ook worden betrokken bij de beoordeling van het criterium. Tegenstrijdige beoordelingen (d.w.z. de testresultaten en de beoordelingen van de psycholoog komen niet overeen) zullen in de uiteindelijke weging een lager gewicht krijgen. Combineren testgegevens binnen psychologische criteria Indien voor het meten van een psychologische criterium meer dan een testgegeven beschikbaar is, moeten deze worden gecombineerd. De afweging van deze testgegevens is voor elke psychologische criterium uniek. In het algemeen geldt dat voor het bepalen van het oordeel op een competentie vooral gelet wordt op contra-indicaties voor veiligheidsgeschiktheid. Hoge testscores op onderdelen van een criterium zijn niet automatisch compenserend voor lage testscores op andere onderdelen van datzelfde criterium. Een nadere onderbouwing van de berekening van de scores in de psychologische testen staat in bijlage III. Hierin is een onderscheid gemaakt voor de opbouw van het testresultaat binnen de test en de weging en samenhang tussen de testen. Versie 2, 19 juni

116 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET 4.3 Uitgangspunten Voor de periodieke keuring van zittend personeel zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd: Algemeen werk- en denkniveau: MBO 3 voor tram- en metrobestuurder en MBO 4 voor de verkeersleiders o De capaciteitentest wordt eenmalig afgenomen tijdens de periodieke keuring. o De score op de capaciteitentest weegt niet mee in de eindbeoordeling van de veiligheidsgeschiktheid. Aandachtfuncties: leeftijdsgecorrigeerde normen worden gebruikt voor zo ver beschikbaar. Passende stadsvervoer leeftijdsnormen worden ontwikkeld. Dit is in overeenstemming met onderzoek naar de vermindering van aandachtsfuncties naarmate men ouder wordt. Door deelnemers met hun leeftijdgenoten te vergelijken kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre de achteruitgang sneller dan gemiddeld verloopt. Voor de aanstellingskeuring van nieuwe medewerkers zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd: Algemeen werk- en denkniveau: MBO 3 voor tram- en metrobestuurder, MBO 4 voor verkeersleider metro. Aandachtsfuncties: per functie (trambestuurder, metrobestuurder, verkeersleider metro) relevante normgroep. De uitslag op de testen wordt vergeleken met normgroepen. Op basis van de uitkomst hiervan en het resultaat op het interview wordt de psychologische geschiktheid vastgesteld. In het rapport wordt een toelichting gegeven op de uitslag. Ook bevat het rapport indien nodig en zover mogelijk adviezen om de veiligheidsgeschiktheid positief te beïnvloeden. De uitslag (het voorblad van het rapport) wordt naar de opdrachtgever gestuurd. Het hele rapport, voorblad en toelichting wordt naar de bedrijfsarts gestuurd indien de uitkomst is: geschikt, geschikt voor beperkte termijn, geschikt onder voorwaarden, of niet geschikt. Dit zal worden toegevoegd aan het medisch dossier van de werknemer. De leidinggevende ontvangt de uitslag zonder rapport. Conform de beroepscode van het NIP heeft de medewerker recht op voorinzage. Omdat het een veiligheidskeuring is heeft men geen mogelijkheid om het voorblad van het rapport te blokkeren met de uitslag van de keuring, de voorwaarden en/of het advies. Wel heeft men het recht om het tweede blad van het rapport met de toelichting op/verantwoording van de getrokken conclusies te blokkeren. 4.4 Periodiciteit keuring De keuring is maximaal 5 jaar geldig (zie ook 2.2.). De psycholoog kan als de uitkomsten van psychologisch onderzoek daar aanleiding toe geven iemand voor een kortere periode goedkeuren. Ook andere functionele beperkingen op de veiligheidsgeschiktheidsuitslag zijn mogelijk. Het afgeven van dergelijke beperkingen in veiligheidsgeschiktheid gebeurt altijd in overleg met de vervoerder. Bij afkeuring geldt, in verband met een mogelijk leereffect, de volgende termijn die moet gelden voor een eventuele herkeuring: Aanstellingskeuring na twee maanden Periodieke keuring na één maand Dit betreft een richtlijn waarvan om inhoudelijke en praktische redenen in overleg kan worden afgeweken Versie 2, 19 juni

117 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Hoofdstuk 5 Aanroep en vaststelling Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels keuringen voor veiligheidsfuncties 2017, treden in werking op de dag na ondertekening en vervangen de beleidsregels medische en psychologische keuringen, voor werknemers die een veiligheidsfunctie uitoefenen die zijn vastgesteld op 21 september Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Versie 2, 19 juni

118 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Bijlage I Medische exclusiecriteria tram- en metrobestuurder 3 Voor de medische keuring van de tram- en metrobestuurder wordt de CBR keuringsmethodiek groep 2 gehanteerd (wettelijke grondslag in de Regeling eisen geschiktheid 2000 of diens opvolger). Naast de CBR keuringseisen zijn de volgende eisen van toepassing: Zicht Kleurenzien: maximaal 3 fouten van de 16; bij >3 fouten (<13/16 goed) nadere beoordeling door de arts-deskundige of beperkte inzet: mag niet op seinen rijden. Gehoor Bij een somverlies bij 1kHz, 2kHz en 4kHz van het beste oor (met of zonder hoortoestel) dat 120dB overschrijdt: Ongeschikt 3 Indien de keurling in geringe mate niet aan één of meerdere vastgestelde medische eisen voldoet, kan de keurling desondanks ten aanzien van de desbetreffende eis of eisen zonder voorwaarden of beperkingen worden goedgekeurd, indien: a. de keuringsarts vaststelt dat de keuringseis waaraan niet wordt voldaan voldoende wordt gecompenseerd; b. een veilige uitvoering van de functie hierdoor niet wordt belemmerd; en c. een arts-deskundige aan de keuringsarts schriftelijk heeft geadviseerd om de keurling ten aanzien van deze keuringseis goed te keuren. Versie 2, 19 juni

119 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Bijlage II Medische exclusiecriteria Verkeersleider 4 Zicht Bij diplopie (dubbelzien): Volledig ongeschikt Kleurenzien: maximaal 3 fouten van de 16; bij >3 fouten (<13/16 goed) nadere beoordeling door de arts-deskundige. Gehoor Hart Beperking van de geschiktheidstermijn is aangewezen bij progressieve oogaandoeningen, zoals cataract, glaucoom met gezichtsveldbeperking, degeneratieve en vasculaire netvliesaandoeningen, progressief lijden van de nervus opticus. Voor de beoordeling is een rapport van een oogarts vereist. Bij een somverlies bij 1kHz, 2kHz en 4kHz van het beste oor (met of zonder hoortoestel) dat 120dB overschrijdt: Ongeschikt Chronisch hartfalen NYHA-klasse III-IV: Ongeschikt Chronisch stabiele angina pectoris: Ongeschikt, specialistisch rapport vereist; NYHA III-IV: Ongeschikt Hartinfarct: 4 weken ongeschikt, daarna informatie medisch specialist Cardiomyopathie NYHA III-IV: Ongeschikt Klepafwijkingen NYHA III-IV: Ongeschikt Aangeboren afwijkingen: Specialistisch rapport Ritmestoornissen, zwaar: Ongeschikt Geleidingstoornissen, zwaar: Ongeschikt Neurologische aandoeningen ICD: specialistisch rapport, daarna geschikt Epilepsie bij eerste aanval: Ongeschikt, na behandeling direct geschikt Slaapapneu AHI < 15: Geschikt; AHI >15: Tijdelijk ongeschikt Narcolepsie: Ongeschikt Multipele sclerose tijdens een exacerbatie (Schub): Ongeschikt Hersentumoren: Afhankelijk van uitvalverschijnselen TIA zonder uitvalverschijnselen: Geschikt Aneurysma s: Specialistisch rapport 4 Indien de keurling in geringe mate niet aan één of meerdere vastgestelde medische eisen voldoet, kan de keurling desondanks ten aanzien van de desbetreffende eis of eisen zonder voorwaarden of beperkingen worden goedgekeurd, indien: a. de keuringsarts vaststelt dat de keuringseis waaraan niet wordt voldaan voldoende wordt gecompenseerd; b. een veilige uitvoering van de functie hierdoor niet wordt belemmerd; en c. een arts-deskundige aan de keuringsarts schriftelijk heeft geadviseerd om de keurling ten aanzien van deze keuringseis goed te keuren. Versie 2, 19 juni

120 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Subarachnoïdale bloeding: Specialistisch rapport Psychiatrische stoornissen Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) Medicijngebruik Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding: Specialistisch rapport vereist. Psychosen: Ongeschikt Stemmingsstoornissen: Specialistisch rapport vereist; regelmatig terugkerende manische episoden: Ongeschikt; hoge doses sederende psychofarmaca nodig: Ongeschikt Angststoornissen 5 regelmatig therapieresistente paniekaanvallen: Ongeschikt; hoge doses psychofarmaca (benzodiazepinen) nodig: Ongeschikt Dissociatieve stoornissen - bij herhaling last hebben van een psychogene fugue of een ernstige trance: Ongeschikt Cognitieve stoornissen: Ongeschikt Persoonlijkheidsstoornissen: Specialistisch rapport vereist Verstandelijke handicap: Ongeschikt ADHD (inclusief subtypen): Specialistisch rapport vereist Autismespectrumstoornissen (ASS): Specialistisch rapport vereist Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid. Bij langdurig gebruik van medicijnen die het bewustzijn kunnen beïnvloeden wordt indien nodig een expertise aangevraagd 5 Inclusief obsessieve-compulsieve stoornissen en psychotrauma gerelateerde stoornissen Versie 2, 19 juni

121 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Bijlage III achtergrond Psychologische keuring 1. Begrippenkader Algemeen verstandelijk niveau Concentratievermogen Selectieve aandacht Verlengde aandacht Reactievermogen Stabiliteit en stressbestendigheid Communicatieve vaardigheden Verantwoordelijkheidsgevoel Zelfstandigheid Bestand tegen solistische taak Bestand tegen onregelmatige diensten Nodig voor het leren en begrijpen van regelgeving, het hebben van overzicht over een situatie, het kunnen inschatten van de situatie en de adequate actie in gang te kunnen (laten) zetten. Vermogen om zich te kunnen concentreren op de opgedragen taak. Vermogen om zich te kunnen richten op relevante signalen, waarbij niet relevante signalen moeten worden genegeerd. Vermogen om langdurig oplettend te blijven en alert te blijven reageren in relatief monotone situaties. Vermogen om tijdig en adequaat te reageren op bepaalde signalen. Incasseringsvermogen, emotionele problemen van zich af kunnen zetten, niet gauw aangeslagen zijn en op de langere termijn bestand zijn tegen belastende omstandigheden in de functie. Stressbestendigheid, evenwichtig kunnen blijven functioneren ook onder oplopende druk. Vermogen om een boodschap correct, bondig en verstaanbaar over te brengen die passend is bij de situatie. Reëel inzicht hebben in c.q. serieus kunnen afwegen van de consequenties van eigen handelen. Consciëntieus omgaan met gestelde taken. Relatieve onafhankelijkheid van steun van anderen, eigen beslissingen kunnen nemen. Bestand zijn tegen de effecten van alleen werken, veelal geen collega's aanwezig. Bestand zijn tegen de effecten van werken buiten kantoortijd: 's morgens vroeg, 's avonds laat en 's nachts. Versie 2, 19 juni

122 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET 2. Inhoud van de psychologische keuring Het uitvoeren van de keuringsonderzoeken vindt plaats door een NIP geregistreerde psycholoog. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de aanstellingskeuring (keuring bij indiensttreding) en de periodieke keuring die iedere vijf jaar plaatsvindt bij de zittende medewerkers. Psychologische keuring Test Initiële keuring Periodieke keuring 1. Cognitieve vaardigheden MCT-M subtests verstandelijk niveau X 2. Aandachtfuncties VTS- Traffic 2.1. Concentratievermogen X X 2.2. Selectieve aandacht X X 2.3. Verlengde aandacht X X 2.4. Reactievermogen eenduidige X X waarnemingstaken 2.5. Reactievermogen complexe X X waarnemingstaken in combinatie met stresstolerantie 3. Stabiliteit en stressbestendigheid Big Six X X 4. Communicatieve vaardigheden MCT-M X 5. Overige persoonlijkheidskenmerken Big Six 5.1. Verantwoordelijkheidsgevoel X X 5.2. Zelfstandigheid X 5.3. Bestand tegen solistische taak X 5.4. Bestand tegen onregelmatigheid X Versie 2, 19 juni

123 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET 3. Opbouw van het testresultaat Onderstaand wordt per psychologische criterium een onderbouwing gegeven van de inhoudelijke beoordeling per test. In het volgende onderdeel wordt de weging en samenhang tussen de testen nader onderbouwd. 1. Cognitieve vaardigheden > Multiculturele Capaciteiten Test (MCT-M) De eindscore op het criterium cognitieve vaardigheden wordt bepaald door het gemiddelde van de drie afzonderlijke testscores te berekenen. Bestuurders, die vergeleken bij de MBOnormgroep op één van de capaciteitentests een score van 1 behalen, behoren tot de laagste vier procent 2. Aandachtfuncties > Vienna Test Systeem Op geen van de testen mag een score van 1 worden behaald. Ook andere redenen en of combinaties van resultaten en bevindingen die tot afkeuring kunnen leiden zijn denkbaar (zie de beslisregels). 3. Stabiliteit & stressbestendigheid > Big Six Multiculturele persoonlijkheidstest De eindscore op stabiliteit & stressbestendigheid wordt bepaald op basis van het resultaat op de persoonlijkheidsvragenlijst, het interview en de tests op informatieverwerking onder grote tijdsdruk (DT). Tijdens het interview zal worden uitgediept. Indien iemand een ongunstige score op de vragenlijst en test behaalt wordt nagegaan welke oorzaken hieraan ten grondslag liggen. Bijvoorbeeld als iemand de vragen op een onjuiste wijze heeft geïnterpreteerd en beantwoord, kan het zijn dat de score een vertekend beeld oplevert en dat een afkeuring niet is geïndiceerd. 4. Communicatieve vaardigheden > MCT-M De uitslag op de competentie communicatieve vaardigheden zal worden bepaald door de uitslag op het verbale onderdeel van het capaciteitenonderzoek (woordrelaties) en de gespreksindrukken opgedaan tijdens interview (mondelinge uitdrukkingsvaardigheid). Bij de huidige populatie zal een onvoldoende score van 1 niet tot een afkeuringsadvies leiden. 5. Overige persoonlijkheidseigenschappen > Big Six Multiculturele persoonlijkheidstest Deze persoonlijkheidseigenschappen worden op basis van de vragenlijst en het interview beoordeeld, doch er is - met uitzondering van een onvoldoende score op verantwoordelijkheidsgevoel - bij de huidige populatie geen sprake van een afkeuringsadvies. Versie 2, 19 juni

124 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET 4. Weging en samenhang tussen uitslagen psychologische testen Berekening van de uitslagen op de verschillende onderdelen De uitslagen op de verschillende indicatoren worden op dezelfde wijze berekend. Bij elke afzonderlijke test wordt het aantal positieve responses dat een kandidaat bij de betreffende testopgaven heeft weten te geven vastgesteld in de vorm van een ruwe score. Aan de hand van een passende normgroep wordt deze ruwe score vervolgens omgezet in een percentielscore. De percentielschaal is een schaal, waarvan de scores van 1% tot en met 100% lopen. In het keuringsrapport is de percentielscore getransformeerd naar een score op een vijfpuntschaal. Grafisch gezien laat zich dit als volgt weergeven: Indicator voorbeeld aanstellingsonderzoek In de rapportage wordt per meetinstrument de uitslag weergegeven. In de einduitslag wordt per competentie een cijfer gegeven van 1 tot Zwak 2. Matig 3. Voldoende 4. Ruim voldoende 5. Goed Bij de zogenaamde normaalverdeling scoort het merendeel van de kandidaten (54 %) rondom het gemiddelde (4,5,6). Naarmate scores verder van het gemiddelde af liggen, komen zij minder vaak voor. Een score van 1 komt bij 4 % van de totale groep kandidaten voor, een score van 2 bij 7%, een score van 3 bij 12 % etc. Voor de periodieke keuring wordt stanine 1 als zwak beschouwd en stanine 2 en 3 als matig. Weging tussen testen en criteria t.b.v. eindoordeel Aan de hand van onderstaande aftestgrenzen wordt bepaald of, en welke, beperkingen er zijn ten aanzien van het eindoordeel veiligheidsgeschiktheid. De aftestgrenzen zijn als volgt omschreven: I: Bij 1 of meer matige testresultaten binnen een psychologisch criterium waaraan in de veiligheidsmatrix een hoog gewicht wordt toegekend kan de kandidaat niet zonder meer een voldoende veiligheidsgeschikt oordeel krijgen. Hier is wel compensatie uit andere testonderdelen mogelijk. II: Bij 2 of meer matige testresultaten binnen een psychologisch criterium waaraan in de veiligheidsmatrix een midden gewicht wordt toegekend kan de kandidaat niet zonder meer een voldoende veiligheidsgeschikt oordeel krijgen. Hier is wel compensatie uit andere testonderdelen mogelijk. III: Bij 3 of meer matige testresultaten binnen een psychologisch criterium waaraan in de veiligheidsmatrix een laag gewicht wordt toegekend kan de kandidaat niet zonder meer een voldoende veiligheidsgeschikt oordeel krijgen. Hier is wel compensatie uit andere testonderdelen mogelijk. IV: Bij 1 zwak testresultaat binnen een psychologisch criterium, ongeacht het gewicht in de veiligheidsmatrix, kan de kandidaat niet zonder meer een voldoende veiligheidsgeschikt oordeel krijgen. Versie 2, 19 juni

125 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET 5. Normgegevens gegevens omtrent de betrouwbaarheid en validiteit Multiculturele Capaciteiten Test voor middelbaar beroepsniveau (MCT-M). De MCT-M wordt ingezet teneinde de conceptuele capaciteiten te toetsen. De betrouwbaarheid kent Cronbach s alpha waarden die variëren van 0.78 tot 0.92 voor de gehanteerde subtests. De validiteit is uitgebreid onderzocht op zowel interne als externe validiteit en als degelijk gewaardeerd. De normgroep van de MCT-M is opgebouwd uit 8974 volwassen personen, die qua opleidingsachtergrond variëren van MBO 2 t/m MBO 4 niveau, qua leeftijd tussen de 21 en 65 jaar zijn en naast autochtonen ook allochtonen bevat. Bovendien kan er voor meer specifieke normgroepen worden gekozen uitgesplitst naar opleiding (MBO 2, MBO 3 of MBO 4 niveau), leeftijd (21 t/m 49 jaar of 50 of ouder) en concrete etniciteit (allochtonen-westers, allochtonen-niet Westers). Vienna Test Systeem: De Gognitrone (Gog) test wordt afgenomen om de concentratie te toetsen. De betrouwbaarheid van deze test kent twee Cronbach s alpha waarden van 0.95 en 0.93 en een hertest betrouwbaarheid van r=0.88. De validiteit is onder meer onderzocht op construct validiteit, waaronder de convergente en divergente varianten, alsmede criteriumvaliditeit, waarbij er een relatie is gevonden tussen de testresultaten en type bestuurders en frequentie van ongelukken. De validiteit is als degelijk naar voren gekomen. De normgroep bestaat uit 1475 individuen met een leeftijd variërend van 15 tot 91 jaar. De Selective Attention (WAFS) test brengt de selectieve aandacht in kaart. De betrouwbaarheid kent een Cronbach s alpha waarde van Daarnaast is de construct validiteit uitgebreid onderzocht en degelijk bevonden. De normgroep bestaat uit 295 volwassenen met een leeftijd tussen de 16 en 77 jaar. De Vigilance (WAFV) test meet de verlengde aandacht. De betrouwbaarheid blijkt een Cronbach s alpha waarde te hebben van Tevens is de construct validiteit nader in kaart gebracht en degelijk bevonden. De normgroep bestaat uit 295 volwassenen met een leeftijd tussen de 16 en 77 jaar. De Reaction Time (RT) test doet een beroep op het reactievermogen bij eenvoudige waarnemingstaken. De betrouwbaarheid kent Cronbach s alpha waarden van 0.94 en De validiteit is onderzocht op construct- en criterium- validiteit en als degelijk gewaardeerd. De normgroep bestaat uit 855 volwassenen met een leeftijd tussen de 16 en 89 jaar. De Determination Time (DT) test meet reactievermogen bij complexe waarnemingstaken in combinatie met stresstolerantie. De betrouwbaarheid kent Cronbach s alpha waarden die afgerond overeenkomen met 0.99 en een hertest betrouwbaarheid van r=0.89. De validiteit is onderzocht op construct- en criteriumvaliditeit en degelijk bevonden. De normgroep bestaat uit 1179 volwassenen met een leeftijd tussen de 15 en 86+ jaar. Big Six Multiculturele persoonlijkheidstest De MPT-BS wordt ingezet teneinde de persoonlijke eigenschappen in kaart te brengen. De gemiddelde betrouwbaarheid kent een Lambda2 coëfficiënt van 0.89, hetgeen goed is. Zowel de begrips- als de predictieve validiteit is onderzocht en als gedegen geclassificeerd. De totale normgroep is samengesteld uit 6790 individuen, waarbij er onderscheid gemaakt kan worden naar opleidingsachtergrond, etniciteit en geslacht. Een specifieke normgroep voor selectiedoeleinden bestaat uit 2167 personen met een leeftijd van ouder dan 15 jaar. Versie 2, 19 juni

126 Medische en psychologische eisen Wls GVB, HTM, Qbuzz, RET Bijlage IV Programma keuring Psychologische keuring programmaduur circa 4 uur - Uitleg over het onderzoek - Afname 5 testen Vienna Test Systeem - Pauze - Afname 3 sub-tests van cognitieve cultuurvrije test MCT-M ontwikkeld door NOA - Afname persoonlijkheidstest - cultuurvrije Big Six test door NOA - Interview - Bespreken keuringsuitslag Medische keuring circa 30 minuten - Anamnese - Lichamelijk onderzoek - Aanvullende onderzoeken Versie 2, 19 juni

127 Wet Lokaalspoor Melden van - en opvolging bij incidenten, onderzoek naar oorzaak en toedracht v7b Aanleiding Het melden van incidenten aan MRDH door de vervoerders is op 16 november 2015 vastgesteld door de bestuurscommissie van de vervoersautoriteit (BC Va). Het besluit geeft aan bij welke incidenten de MRDH geïnformeerd moet worden. Daarnaast is de procedure voor het doen van onderzoek naar de incidenten opgenomen in het besluit. Het onderzoek wordt altijd gedaan door de vervoerder al dan niet onder begeleiding van begeleidingsteam (zie bijlage 2 besluit BC Va). In de spoorwereld is dit niet ongewoon, maar direct of indirect was Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), een organisatie met aanzien, betrokken en veelal ter plaatse van het ongeval. Dat is nu niet meer, als zij daar geen opdracht van de MRDH voor krijgen. Nadere uitwerking is noodzakelijk omdat: - Nu MRDH alleen bereikbaar is op het telefoonnummer van de safety manager; - Er geen achterliggend protocol is, hoe te reageren op een melding; - Er nu incidenten gemeld worden die niet relevant zijn voor de MRDH om te onderzoeken - ILT niet meer uit eigen beweging onderzoek doen. Besluit Op grond van de hierna gegeven achtergrond en onderbouwing wordt, als aanvulling op eerder genomen besluit, het volgende te besluiten: De ILT opdracht te geven voor: - piketdienst functie met een 24-uursrapportage inclusief feiten vastlegging en het deelnemen in begeleidingsteam, bij de volgende meldingen: klasse 3 en 4 1, bij Brand en Ongevallen. De ILT kan besluiten bij klasse 3 niet ter plaatse te gaan of feiten vastlegging achterwegen te laten; - minimaal één onderzoek 2 per twee jaar met een garantie van 500 uur per twee jaar. Dit voorstel betekent dat minimaal 250 uur per jaar ILT activiteiten verricht voor per jaar (garantie voor ILT). In te stemmen met de volgende interne procedure: 1 Naast ILT wordt bij klasse 3 en 4, bij brand en ongevallen, de MRDH direct door de vervoerder op de hoogte gesteld. De medewerker van MRDH (vast 06 telefoonnummer) zal afhankelijk van de omvang contact opnemen met de crisismanager van het vervoerbedrijf en/of de medewerker van de piketdienst ILT en stelt zo nodig de concessiemanager, directie openbaar vervoer of de directie vervoersautoriteit van de MRDH op de hoogte. 1 Klasse 3: duur van de verstoring twee tot vier uur en/of nationale media aandacht. Klasse 4: verstoring is langer dan vier uur en nationale en/of internationale media aandacht 2 Een uit te voeren onderzoek door ILT vraagt 400 tot 500 uur. Blad 1 van 10

128 2 Het begeleidingsteam komt binnen 24 uur bijeen ingeval van klasse 1 bij brand en ongevallen. Het begeleidingsteam is samengesteld uit: - directeur OV MRDH (voorzitter) - safety manager MRDH (secretaris) - communicatie medewerker MRDH - medewerker (piketdienst) ILT - directie lid vervoerder - safety manager vervoerder - onderzoeker / piketdienst vervoerder Het begeleidingsteam kan worden uitgebreid met deskundige en of ondersteunende personen. Hij bereid het advies aan de (plaatsvervangende) voorzitter BC Va voor. Dit advies betreft: de partij die het beste het onderzoek naar het incident kan uitvoeren. Het advies wordt binnen 24 uur gegeven door directeur OV MRDH. 3 Alle overige meldingen onder klasse 3 en 4 worden binnen 24 uur gemeld aan MRDH (concessie manager) via de mail of SMS. De aanvullingen zoals hier genoemd zijn opgenomen in bijlage 1. Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Blad 2 van 10

129 Toelichting In deze notitie wordt een aantal aspecten uit de wet besproken en een nadere uitgewerkt. Dit leidt tot enkele aanpassingen in het meldingsprotocol dat door de BC-Va is vastgesteld in november Wet lokaal spoor Over meldingen van incidenten en calamiteiten zeggen artikelen 20 en 23 uit de Wet lokaal spoor (hierna: Wls) het volgende: Artikel 20 Wls 2. Van ernstige incidenten doet de beheerder onmiddellijk melding aan de toezichthouder. Artikel 23 Wls 2. Indien de veiligheid van het gebruik of van het beheer van de lokale spoorweginfrastructuur in gevaar komt of dreigt te komen, neemt de beheerder passende maatregelen, waaronder zo nodig het geheel of gedeeltelijk buiten dienst stellen van de lokale spoorweg. 3. De beheerder stelt de vervoerder en de toezichthouder onmiddellijk in kennis van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid. Dat betekent dat de beheerder verplicht is onmiddellijk de toezichthouder, zijnde de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (hierna; ILT) te waarschuwen bij ernstige incidenten en de te nemen maatregelen bij (dreigend) gevaar, waaronder een besluit van buitendienstnemen van spoorweginfrastructuur na het vaststellen van een onveilige situatie. Over onderzoek zegt artikel 16 van de Wet lokaal spoor: Artikel 16 Wls 1. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur kunnen onderzoek verrichten naar de oorzaken van ongevallen en incidenten op lokale spoorwegen en naar andere onregelmatigheden in de afwikkeling van het spoorverkeer waardoor de veiligheid van het spoorverkeer of van daarbij betrokken personen in gevaar is gebracht of in gevaar gebracht had kunnen worden, indien zij dat onderzoek nodig achten ter evaluatie van het beleid op het terrein van de veiligheid van het spoorverkeer. 2. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur kunnen een ander machtigen tot het verrichten van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. 3. Ten behoeve van het onderzoek hebben gedeputeerde staten, het dagelijks bestuur of de gemachtigde jegens vervoerders en beheerders de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:15 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur onthouden zich van het onderzoek naar de oorzaken van ongevallen en incidenten op lokale spoorwegen voor zover de Onderzoeksraad voor veiligheid daarnaar een onderzoek instelt. Aanleiding tot nadere uitwerking Het besluit van de BC Va geeft aan wanneer de MRDH onmiddellijk dient te worden geïnformeerd. Nadere uitwerking is noodzakelijk omdat: - Nu MRDH alleen bereikbaar is op het telefoonnummer van de safety manager; - Er geen achterliggend protocol is hoe te reageren op een melding; - Er nu incidenten gemeld worden die niet relevant zijn voor de MRDH om te onderzoeken - ILT niet meer uit eigen beweging onderzoek doen. De ILT geeft aan dat de Wls niet voorziet in een opvolgende taak voor de ILT na de melding. Zij nemen dus geen actie op een melding en stellen geen onderzoek in naar de toedracht of oorzaak Blad 3 van 10

130 van het incident. Vanuit dit standpunt heeft de ILT aangegeven dat de melding die gedaan moet worden schriftelijk en binnen drie dagen moeten plaatsvinden. De onderzoeksbevoegdheid van MRDH staat naast de verplichting die de beheerder/vervoerder heeft om onderzoek te verrichten naar de oorzaken van het incident in het kader van het Veiligheidsbeheersysteem (VBS). De wet geeft MRDH expliciet de mogelijkheid een ander, dan de concessiehouder/beheerder, te machtigen voor het doen van onderzoek. MRDH heeft nu vastgesteld dat alleen de vervoerder de opdracht krijgt voor het onderzoek al dan niet onder begeleiding van een begeleidingsteam waarin deskundige deelnemen (besluit van de BC Va van 16 november 2015 zie bijlage 2). Bij zware incidenten waarbij zware materiele schade is ontstaan en/of ook slachtoffers en wellicht doden zijn gevallen, moeten we ons het volgende afvragen: - Is het vanuit de directe betrokkenheid van RET of HTM handig om het onderzoek door de bedrijven (alleen) te laten doen? - Kan terecht (of onterecht) het beeld ontstaan dat de slager z n eigen vlees aan het onderzoeken is? In de spoorwereld is dit niet ongewoon, maar direct of indirect was ILT, een organisatie met aanzien, toch altijd betrokken en veelal ter plaatse van het ongeval. En dat is nu niet zo, als zij daar geen opdracht van de MRDH voor krijgen. Daarom dringt zich de vraag op of je altijd kunt volstaan met een onderzoek door de vervoerder. Zowel bestuurlijk als in de publiciteit kan men het idee krijgen dat de slager z n eigen vlees aan het keuren is. Tot slot moet de schijn en de verleiding vermeden worden dat bij zeer grote incidenten feiten over het hoofd worden gezien op de plaats van het incident. De uitwerking Naar aanleiding van het gestelde in de wet en voorgaande ervaringen, heeft oriënterend overleg plaats gevonden met de andere opdrachtgevers, ILT en de bedrijven die onderzoek doen naar incidenten. Belangrijkste conclusie die kan worden getrokken: - Geef invulling aan het vastleggen van feiten door een onafhankelijk organisatie bij een omvangrijk incident; - Maak binnen MRDH afspraken hoe de meldingen binnen komen en worden verwerkt. Deze conclusie als uitgangspunt leidt tot een volgend voorstel onder de kopjes - Incidenten klasse - Opvolging klasse 3 en 4 brand en ongevallen - Ongevalsonderzoek - Financiële consequenties Incidenten klasse Afhankelijk van de ernst wordt de klasse bepaalt. De lichte meldingen (klasse 1 en klasse 2) zullen ongewijzigd blijven en verder niet worden uitgewerkt. In het kader van de Wls zijn de klasse 3 en 4 vrijwel alle relevant. Klasse 3 wil zeggen: de duur van verstoring ligt tussen de 2-4 uur en/of er is media aandacht. Klasse 4: de verstoring is langer dan 4 uur en/of er is media aandacht nationaal en internationaal. De ervaring tot nu toe leidt er toe de meldingen bij klasse 3 en 4 onder te verdelen zijn in: - Wel of niet aan veiligheid gerelateerd en/of Blad 4 van 10

131 - Wordt wel of niet veroorzaakt door actie van buiten het vervoersysteem. Op grond van deze tweedeling is onderscheid te maken. - Brand en ongevallen; - Overig te weten: verstoringen/vertragingen; uitval van tractiespanning; storingen materieel en infrastructuur; agressie en gevaarlijke of milieu belastende stoffen Klasse 3 en 4, brand en ongevallen worden direct gemeld door de vervoerbedrijven. Overig incidenten worden binnen 24 uur gemeld aan de concessie managers. Zie ook bijlage 1 Opvolging klasse 3 en 4 brand en ongevallen Piketfunctie Doel van de piketfunctie is: - het borgen van feiten (feiten onderzoek) in de eerste uren na het incident door onafhankelijk organisatie maar wel in samenwerking met de vervoerder: en - daarover te rapporteren via een First Impressions Report binnen 24 uur. De piketfunctie is 24 uur bereikbaar en wordt door de vervoerder / beheerder op de hoogte gebracht bij klasse 3 en 4, brand en ongevallen. Deze Piketfunctie kan naast ILT ook door gespecialiseerde/gecertificeerde bedrijven worden uitgevoerd, zoals DEKRA of RICARDO Rail. Van deze bedrijven maken ook ProRail, NS en OVV gebruik. Uit navraag blijkt dat deze bedrijven net als de ILT al over een piketdienst beschikken en dat zij niets in rekening brengen voor de bereikbaarheid. Pas als men ter plaatse gaat moet daarvoor betaald worden 3. Daarbij biedt men desgewenst aan om ook bewijsvoering en toedracht vast te leggen op een gecertificeerde wijze en hierover te rapporteren binnen 24 uur. Dit maakt het mogelijk om op grond van de 24 uursrapportage te besluiten een onderzoek te laten uitvoeren door de vervoerder dan wel door een derde (ILT of een ander gecertificeerd bedrijf). Voorgesteld wordt om aan: ILT een opdracht te geven voor de piketdienst (hierna: piketdienst ILT). Voordelen: - ILT heeft op grond van de Wls al toezichtstaken; - SRA en PU kiezen ook voor ILT, wekwijze en rapportage komt overeen met SRA en PU; - ILT een goede relatie met justitie (politie); - ILT heeft de bevoegdheden voor het doen van onderzoek. Nadeel: - ILT wil in verband met personele bezetting garantie hebben voor een aantal uren per jaar, zie ook paragraaf Ongevalsonderzoek. Voorgesteld wordt ILT garantie te bieden voor 250 uur 4 piketdienst en aanwezigheid bij de begeleidingsteam, dan wel een onderzoek. MRDH De MRDH moet worden geïnformeerd bij incidenten (zoals in bijlage 2). Dit is geen wettelijke eis, maar gebaseerd op als eindverantwoordelijke voor de. De MRDH geeft vergunningen af voor werkzaamheden en indienststelling van de spoorweginfrastructuur en het spoormaterieel. 3 Alleen ILT vraagt om een minimale garantie voor aantal te besteden uren, bijvoorbeeld aan onderzoek. 4 Onder de voorwaarde dat ook VRA en PU garantie uren afgeven, zodat ILT haar organisatie hierop kan inrichten Blad 5 van 10

132 In eerste instantie zal bij zeer grote calamiteiten (klasse 4) de veiligheidsregio en crisisteam de communicatie naar de pers verzorgen. Als vervolg daarop zal de BC Va MRDH ter verantwoording worden geroepen, veelal als eerste in de publieke opinie. De BC Va moet daarom snel op de hoogte worden gesteld van ernstige incidenten Om de bestuurlijke communicatie kant binnen de MRDH van het incident af te wikkelen is het voorstel om via een vast 06 MRDH-telefoonnummer een medewerker (safety manager/concessie manager), de MRDH ook direct op de hoogte te stellen van een klasse 3 en 4 brand en ongevallen incident (gelijk de piketdienst ILT). Hij kan dan contact opnemen met de crisismanager van het vervoerbedrijf en/of de medewerker van de piketdienst ILT. Op basis daarvan stelt hij zo nodig de concessiemanager, directie openbaar vervoer of de directie vervoersautoriteit van de MRDH op de hoogte. Ongevalsonderzoek Op grond van de feitenrapportage van piketdienst ILT, wordt invulling gegeven aan de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt op voorstel van het begeleidingsteam 5. Er zijn 3 opvolg categorieën: 1 e = begeleidingsteam + onderzoek ILT of gespecialiseerd bedrijf bij incident klasse 4 B&O 2 e = begeleidingsteam + onderzoek beheerder/vervoerder incident bij klasse 3 of 4 B&O 3 e = het onderzoek vindt plaats door de beheerder/vervoerder bij overige incidenten. Onderzoek door een externe organisatie (1 e opvolg categorie) is een aanvulling op het eerder besluit van de BC Va. Het laten doen van een onderzoek door ILT of gespecialiseerd bedrijf en dit wordt besloten door de voorzitter van de BC Va op advies van de directie OV. Nieuw is dat feitenonderzoek waarop vervolg onderzoek plaats vindt niet alleen door de beheerder/vervoerder heeft plaats gevonden maar ook door de piketdienst ILT als onafhankelijk organisatie. De onderzoeken van 1 e en 2 e vervolgcategorie vinden plaats onder begeleiding van het begeleidingsteam. Dit overleg vindt op zo kort mogelijke termijn na het incident plaats, zijnde de volgende werkdag om 9:00 uur. In dat overleg wordt de opvolging van het incident besproken. Wij verwachten/schatten in dat het aantal onderzoeken maximaal: 1 e opvolgcategorie 1 x per twee jaar zal plaatsvinden, 2 e opvolgcategorie 2 x per twee jaar zullen plaatsvinden, Dit wil zeggen dat we een onderzoek door ILT als externe deskundige 1x per 2 jaar zal plaatsvinden. Daarmee denken wij een garantie af te kunnen van 500 uur per twee jaar ofwel 250 per jaar. Dit is een garantie waar ILT om vraagt. Deze garantie uren worden ook gegeven door de VRA (490 uur/jaar) en PU (100 uur/jaar). Het totaal aan garantie uren (circa 850 uur/jaar) is de basis waarop ILT zijn personele bezetting kan inrichten voor een periode van vier jaar en een aanbieding kan doen. Als er geen onderzoek hoeft plaats te vinden kan ILT bijvoorbeeld een bijna ongevallen onderzoeken (invulling garantie uren, zie financiële consequentie). Financiële consequentie Gegeven het feit dat ILT vraagt om een garantie voor af te nemen uren zijn de kosten per jaar minimaal: - Piketdienst en onderzoek oorzaak incidenten 250 uur per jaar 5 Dit kan alleen als Onderzoeksraad Voor Veiligheid of Justitie geen onderzoek instelt. Blad 6 van 10

133 Gemiddeld 250 uur per jaar het geen met een uurtarief van 112 / uur neer komt op per jaar. Indien ILT een jaar lang niet in actie hoeft te komen kunnen de 250 uur worden ingezet voor onderzoek naar bijna ongevallen, audits op onderzoeken door de vervoerder, extra toezicht bijvoorbeeld bij het goederen vervoer. Blad 7 van 10

134 Bijlage 1 Melden van incidenten aan MRDH zoals nu voorgesteld Aangevulde protocol t.o.v. eerder vastgestelde protocol meldingen en opvolging van incidenten Incident Klasse 4 zeer groot incident, langdurige uitval >4 uur met landelijke of internationale media-aandacht. Brand en ongevallen: Piketdienst ILT en MRDH worden terstond telefonisch geïnformeerd door vervoerder. ILT doet feiten onderzoek ter plaatse en rapporteert binnen 24 uur (First Impressions Report) aan MRDH. Afhankelijk van de ernst wordt door medewerker MRDH de directeur OV terstond telefonisch geïnformeerd. MRDH geeft ILT en/of bevoegd beheerder opdracht om een ongevalsonderzoek te starten en vormt daarbij een begeleidingsteam onder haar eigen voorzitterschap en met de ILT als adviseur. Overige incidenten: Concessie manager wordt binnen 24 uur op de hoogte gesteld Incident Klasse 3 = groot incident, uitval 2-4 uur, lokaal/landelijke media-aandacht. Brand en ongevallen: Piketdienst ILT wordt terstond telefonisch geïnformeerd door vervoerder ILT besluit wel of niet om ter plaatsen te gaan en al dan niet over te gaan tot feiten onderzoek en rapporteert binnen 24 uur aan MRDH. MRDH geeft bevoegd beheerder opdracht om een ongevalsonderzoek te starten en vormt daarbij zo nodig een begeleidingsteam onder haar eigen voorzitterschap en met de ILT als adviseur. Overige incidenten: Concessie manager wordt binnen 24 uur op de hoogte gesteld MRDH Incident via de Klasse Q rapportages 3 en 2 = gemiddelde en de periodieke uitval 2 overleggen of meer tussen de veiligheidsmanagers en of concessie Anders dan brand en ongevallen. De incidenten onder deze klasse worden niet direct gemeld, maar worden binnen 24 uur gemeld aan MRDH (concessie manager) via de mail of SMS. Incident Klasse 2 = gemiddelde uitval, verstoring beperkt 1 2 uur, media-aandacht beperkt. De incidenten onder deze klasse worden niet direct gemeld, maar hiervan wordt achteraf kennisgegeven aan de MRDH via de Q rapportages en de periodieke overleggen tussen de veiligheidsmanagers en of concessie managers. In geval van meerdere incidenten van klasse 2 kan MRDH de bevoegd beheerder opdracht geven om een trendonderzoek te starten. Incident Klasse 1 = Klein incident, uitval gering < 1 uur, geen of nauwelijks media-aandacht. De incidenten onder deze klasse worden niet direct gemeld, maar hiervan wordt achteraf kennisgegeven aan de MRDH via de Q rapportages en de periodieke overleggen tussen de veiligheidsmanagers en of concessie managers. In geval van meerdere incidenten van klasse 1 kan MRDH de bevoegd beheerder opdracht geven om een trendonderzoek te starten. Blad 8 van 10

135 Bijlage 2 Melden van incidenten aan MRDH zoals vastgesteld door BC Va De bestuurscommissie van de vervoersautoriteit (BC Va) heeft op 16 november 2015 aangegeven (en vastgesteld) dat incidenten/gevaren in vier klassen kunnen worden verdeeld en hoe ILT en de MRDH daarover geïnformeerd moet worden volgens een meldingsprotocol: Incident Klasse 4 = zeer groot incident, langdurige uitval >4 uur met landelijke of internationale media-aandacht. Hierbij wordt MRDH terstond telefonisch geïnformeerd. MRDH geeft bevoegd beheerder opdracht om een ongevalsonderzoek te starten en vormt daarbij een begeleidingsteam onder haar eigen voorzitterschap en met de ILT als belangrijkste adviseur. Incident Klasse 3 = groot incident, uitval 2-4 uur, lokaal/landelijke media-aandacht. Hierbij wordt MRDH per geïnformeerd via het zgn. First Impression Report, dat weliswaar niet direct, maar nog lopende het incident (op werkdagen binnen 24 uur), wordt opgemaakt door de dienstdoende crisismanager van de beheerder. Deze rapportage heeft tot doel de directie en betrokken lijnmanagers te informeren. MRDH geeft bevoegd beheerder opdracht om een ongevalsonderzoek te starten, zonder het vormen van een begeleidingsteam. Incident Klasse 2 = gemiddelde uitval, verstoring beperkt 1 2 uur, media-aandacht beperkt. Dit soort incidenten wordt niet direct gemeld, maar hiervan wordt achteraf kennisgegeven via de periodieke overleggen tussen de veiligheidsmanagers. In geval van meerdere incidenten van klasse 2 kan MRDH de bevoegd beheerder opdracht geven om een trendonderzoek te starten. Incident Klasse 1 = Klein incident, uitval gering < 1 uur, geen of nauwelijks media-aandacht. Dit soort incidenten wordt aan MRDH gemeld via de Q veiligheidsrapportages. In geval van meerdere incidenten van klasse 1 kan MRDH de bevoegd beheerder opdracht geven om een trendonderzoek te starten. Blad 9 van 10

136 Bijlage 3 VUSBOGA V Verstoring / Vertraging U Uitval tractiespanning S Storing Materieel & Infra B Brand / Rook / Explosie O Ongeval / Aanrijding met letsel G Gevaarlijke en/ of milieubelastende stoffen A Agressie Klein = Klasse I Duur verstoring: < 1 uur Media aandacht: Geen Verstoring/vertraging dienstregeling <30 min Stilstaand voertuig ongeacht tijd van stilstand STS passage. Middel = Klasse II Duur verstoring: 1-2 uur Media aandacht: Mogelijk Verstoring / vertraging dienstregeling <120 min Extreme drukte op metrostations met gevaar voor de veiligheid. Groot = Klasse III Duur verstoring: 2-4 uur Media aandacht: lokaal / landelijk Verstoring / vertraging dienstregeling >120 min Gedeeltelijke stilstand van een of meerdere lijnen of trajecten. Zeer Groot = Klasse IV Duur verstoring: > 4 uur Media aandacht: landelijk/buitenland Totale versperring. Algehele stilstand. Staking/ werkonderbreking. Uitval tractiespanning <60 min. Uitval tractiespanning min. Uitval tractiespanning min. Uitval tractiespanning >240 min. Stremmingen tussen 15 en 60 minuten. Stremmingen tussen 60 en 120 minuten. Stremmingen tussen minuten. Uitval mobilofoon / portofoon Falen afstandsbediening / uitvallen beveiligingssysteem Rookontwikkeling Brand zonder gewonden. Brand met gewonden Brand in het metrosysteem, tram, bus of fastferry Aanrijding zonder letsel Ontsporing met lichte materiële schade. Persoonlijke ongevallen, waarbij geen sprake is van blijvend letsel. Morsingen of emissies, lekkages van een brandbare stof of chemicaliën zonder verontreiniging omgeving. Beroving Zakkenrollerij Drugsoverlast Diefstal Overlast Incidenten Wet Personenvervoer (categorie B) Ongeval met letsel. Zelfdoding. Reanimatie. Morsingen of emissies, lekkages van een brandbare stof of chemicaliën met verontreiniging omgeving. Mishandeling zonder ernstig letsel. Vechtende passagiers Assistentieverzoek politie. Ongeval met meerdere ernstig gewonden Ongeval met dood tot gevolg Ontsporing met grote materiële schade (> euro) Omvangrijke lekkages, leidingbreuk en het leegstromen van opslagtanks. Vervuiling van riool, lucht en bodem en gevaar voor personen. Externe lekkage (bijv. Prorail / NS) Mishandeling met ernstig letsel Aanranding Geweld tegen eigen personeel (code 432) Gewapende overval Oproer Bommelding Stremmingen >240 min. Uitvallen meerdere beveiligingssystemen / Falen meerdere afstandbedieningen Brand met doden Brand CVL Ongeval met meerdere dodelijke slachtoffers. Ongeval met meerdere voertuigen en meerdere (zwaar) gewonde slachtoffers. Brand / explosie in metro/ station / tunnel als gevolg van lekkage, leidingbreuk of leegstromen opslagtanks Externe lekkage / brand onder Blaak (LPG tank) Verstoring van openbare orde Bommelding met ontruiming Gijzeling Gemeentelijke crisisbeheersplan door het bevoegd gezag in werking wordt gesteld en RET daardoor diensten moet staken of omleiden. Blad 10 van 10

137 Beleidskader Toegangsovereenkomst Wls Beleidskader Artikel 1 Naast het openbaar personenvervoer kunnen de volgende vormen van vervoer worden toegelaten: besloten personenvervoer en goederenvervoer. Artikel 2 De procedure voor het bepalen en vaststellen van de capaciteitsverdeling is: 1 De capaciteit die benodigd is om volledig uitvoering te kunnen geven aan de concessie op basis van art. 20 lid 2 Wp 2000 heeft voorrang boven de overige toe te delen capaciteit. 2 Indien er meerdere vervoerders zijn in de zin van het eerste lid bieden de vervoerders gezamenlijk een voorstel aan de beheerder aan voor de capaciteitsverdeling benodigd voor uitvoering van de concessies. 3 Indien de vervoerders niet tot overeenstemming komen ten aanzien van de verdeling van de capaciteit als onder eerste en tweede lid bedoeld, stelt de beheerder, de vervoerders gehoord en met instemming van de MRDH, deze vast, in afweging van een ieders belangen. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan vervoersverbindingen (lijnen) met een hoger aantal te vervoeren reizigers per uur. 4 Na verdeling van de capaciteit ten behoeve van de uitvoering van de concessies verdeelt de beheerder de overige capaciteit onder de overige aanvragers, met inachtneming van een ieders belangen. 5 Bovenstaande regels worden ook gevolgd in het geval van bijsturing door de verkeersleiding in geval van incidenten en calamiteiten. Met dien verstande dat in de geest van de dienstregeling wordt gehandeld en met het oog op het zo snel mogelijk kunnen herstellen van de dienstregeling. Artikel 3 De toegangsovereenkomst dient bepalingen te bevatten die waarborgen dat de capaciteitsverdeling genoeg tijd geeft voor het kwalitatief goed kunnen onderhouden van de spoorinfrastructuur, rekening houdend met de verplichtingen die voortvloeien uit de Concessie Rail. Blad 1 van 3

138 Artikel 4 Voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur tussen Schiedam en Vlaardingen door goederen vervoerders, mag de beheerder een vergoeding vragen die maximaal gelijk is aan het door ProRail gehanteerd tarief per gereden treinpadkilometer. Artikel 5 De toegangsovereenkomst heeft vooralsnog een looptijd van 1 jaar. Eind tweede kwartaal 2018 zal de beheerder een evaluatie opstellen van de werking van de toegangsovereenkomsten in relatie tot dit beleidskader, waarna in de 2e helft van 2018 mogelijke aanpassingen aan dit beleidskader kunnen worden voorgesteld. Artikel 6 Dit beleidskader kan worden aangehaald als Beleidskader Toegangsovereenkomst 2017, treed in werking op de dag na ondertekening en vervangt het Beleidskader Toegangsovereenkomst welk is vastgesteld op 16 november Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Blad 2 van 3

139 Toelichting Op grond van artikel 30 van de Wet Lokaalspoor (Wls) dient de MRDH een beleidskader vast te stellen met toewijzingscriteria, dat de beheerder in acht dient te nemen bij verdeling van de vervoercapaciteit, waarbij voorrang wordt gegeven aan de capaciteit die redelijkerwijs benodigd is voor de uitvoering van de concessie, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000). In de memorie van toelichting wordt vermeld dat de MRDH daarin moet opnemen welke vormen van vervoer, na het openbaar personenvervoer op grond van de concessie in de zin van Wp 2000, in aanmerking komen voor toegang tot het lokaal spoor. Vervolgens moet een uitspraak worden gedaan over de verdeling van de restcapaciteit die voor de overige vormen van vervoer resteert. Daarbij kan volgens de toelichting gedacht worden aan besloten personenvervoer of goederenvervoer. De bestuurscommissie vervoersautoriteit van de MRDH heeft in haar vergadering van 16 november 2015 een beleidskader vastgesteld. In het kader van de evaluatie Wls en de ervaringen met het opstellen van toegangsovereenkomsten met goederenvervoerders zijn de artikelen 4 t/m 6 opgenomen als aanvulling op eerder vastgestelde beleidskader. Om ervaringen met dit aangepaste beleidskader op te doen is de datum voor evaluatie in artikel 5 opgenomen. Blad 3 van 3

140 Beleidsregel Railwerkvoertuig: omtrent artikel 32 eerste lid en artikel 36 tweede lid van de Wet lokaal spoor (Wls) bij uitsluitend gebruik van railwerkvoertuig op de spoorweg voor werkzaamheden aan de spoorweginfrastructuur Inleiding Op basis van de Wet lokaal spoor (hierna: Wls) heeft de Metropoolregio Rotterdam Den Haag een rol, taak en bevoegdheid om de veiligheid op het spoor te waarborgen. Als instrument is daarvoor o.a. het verlenen van vergunningen voor het indienststellen van de spoorweg en de spoorvoertuigen opgenomen in de Wet. De lokale spoorweg is primair bestemd voor het openbaar vervoer van personen en/of goederenvervoer (Wls artikel 2 lid 2a). Van de spoorweg wordt gebruik gemaakt door een spoorvoertuig. Een spoorvoertuig is een voertuig bestemd voor verkeer over de lokale spoorweg (Wls artikel 1). Voor een spoorvoertuig dient een indienststellingsvergunning te zijn verleend (Wls artikel 32) en de bestuurder van een spoorvoertuig oefent een veiligheidsfunctie uit (Wls artikel 36 lid 2). Om de spoorweg veilig en in goede staat te houden is er beheer en onderhoud nodig. De Wls geeft aan dat hiervoor een beheerder dient te worden benoemd (hoofdstuk 3 Wls). De beheerder heeft de mogelijkheid de spoorweg buiten dienst en/of buiten gebruik te nemen (artikel 23 Wls). Voor het verrichten van onderhoud worden railwerkvoertuigen ingezet. Voor die railwerkvoertuigen die niet deelnemen aan het verkeer op het spoorweg en op de openbare weg, maar die zich wel op het spoor bewegen, is geen indienstellingsvergunning nodig conform de Wls. De bestuurder van de railwerkvoertuig beoefent geen veiligheidsfunctie in de zin van de Wls. Voor deze situatie geeft deze beleidsregel aan, welke eisen er door de beheerder moeten worden gesteld. Overwegende dat 1. op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, kan de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag een beleidsregel vaststellen; 2. de door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag aangestelde beheerder van de spoorweg als opdrachtgever optreedt voor het uit te voeren beheer en onderhoud aan het spoor en voor deze werkzaamheden geen vergunning op basis van artikel 12 van de Wls hoeft aan te vragen; 3. de beheerder de mogelijkheid heeft de spoorweg buiten dienst en/of buiten gebruik te nemen; 4. voor het beheer en onderhoud railwerkvoertuigen ingezet worden en veelal niet deelnemen aan het verkeer in de zin van de Wls en Wegenverkeerswet; 5. het van belang is dat de inzet van deze railwerkvoertuigen waar geen indienststellingsvergunning voor nodig is, zodanig gebeurt dat daarmee de veiligheid op het spoor gewaarborgd is. Besluit de Bestuurscommissie van de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag het volgende: Beleidsregels railwerkvoertuig 2016 Blad 1 van 5

141 Beleidsregels ten aanzien van het gebruik van railwerkvoertuigen op het spoor Artikel 1 Tenzij anders vermeld gelden de definities van de Wet lokaalspoor uit art 1. Als aanvulling hierop gelden de volgende definities in het kader van deze beleidsregel: a. buitendienst gestelde spoorweginfrastructuur: spoorweginfrastructuur waarop het openbaarvervoer van personen en/of goederenvervoer niet meer is toegestaan; b. buitenbedrijf gestelde spoorweginfrastructuur: spoorweginfrastructuur waarop het openbaarvervoer van personen en/of goederenvervoer niet meer is toegestaan en is afgesloten van in dienst zijnde spoorweginfrastructuur door middel van fysiek genomen maatregelen; c. onderhoudswerk: alle activiteiten of werkzaamheden t.b.v. de instandhouding van de spoorweg; d. railwerkvoertuig: een voertuig dat uitsluitend wordt gebruikt voor onderhoudswerk en zich kan bewegen over het spoor; e. voertuigbediener: de bestuurder of indien het railwerkvoertuig geen bestuurder kent, de persoon die als verantwoordelijk is aangewezen voor het railwerkvoertuig. Artikel 2 Op het railwerkvoertuig is art 32 lid 1 van de Wet lokaal spoor niet van toepassing, als: a. de beheerder eisen heeft opgesteld waaraan het railwerkvoertuig dient te voldoen; b. het railwerkvoertuig voldoet aan de eisen van de beheerder en de beheerder toestemming heeft gegeven het railwerkvoertuig te gebruiken; c. het railwerkvoertuig zich uitsluitend beweegt op door de beheerder buitendienst of buitenbedrijf gesteld spoorweginfrastructuur en niet actief deelneemt aan het verkeer in de zin van de Wegenverkeerswet; d. het bewijs van toelating aanwezig is bij de voertuigbediener. Artikel 3 Op de voertuigbediener van het railwerkvoertuig genoemd in artikel 2, is art 36 lid 2 van de Wet lokaal spoor niet van toepassing, als a. de beheerder instructies heeft opgesteld waaraan de voertuigbediener zich dient te houden; b. de instructie bevat in ieder geval maar niet uitsluitend, het gebied van het buitendienst - of buitenbedrijf gesteld spoorweginfrastructuur waarbinnen het railwerkvoertuig zich mag bewegen; c. de beheerder de voertuigbediener toestemming heeft verleend het voertuig te bedienen nadat de beheerder zich heeft verzekerd dat de instructie door de voertuigbediener is ontvangen en is begrepen; d. de beheerder kan de toestemming intrekken als hij vermoedt of constateert dat de voertuigbediener de instructies niet opvolgt; e. een kopie van de toestemming en de instructies aanwezig is bij de voertuigbediener. Beleidsregels railwerkvoertuig 2016 Blad 2 van 5

142 Artikel 4 Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels railwerkvoertuig 2017, treden in werking op de dag na ondertekening en vervangen de Beleidsregels railwerkvoertuigen Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Beleidsregels railwerkvoertuig 2016 Blad 3 van 5

143 Toelichting Artikel 1 Het verschil tussen buitendienst en buitenbedrijf wordt gekenmerkt door: Buitendienst gesteld spoorweginfrastructuur: de werkplekbeveiliger is verantwoordelijk voor de veiligheid ter plaatse en kan op gezette tijden tussen de werkzaamheden de spoorweg weer vrij geven voor verkeer van spoorvoertuigen. Bij buitenbedrijf gesteld spoor is verkeer in de zin, van vervoeren van personen niet meer mogelijk, door genomen fysieke maatregelen zoals bijvoorbeeld: het uitgeschakeld zijn van de tractie; het wegnemen van een spoorverbinding; een wissel in gefixeerde richting te leggen. Onderhoudswerk bevat bijvoorbeeld ook inspecties van de bovenleiding waarvoor een ladderwagen in het spoor nodig is. Railwerkvoertuigen worden of zijn in het spoor gezette voertuigen. Het kunnen mechanisch voor bewogen voertuigen zijn, maar ook een platte wagen voor materialen of een ladder met railwielen. Daarom wordt er ook over voertuigbediener gesproken waar in eerste instantie de bestuurder mee wordt bedoelt en als dat niet aan de orde is, is dat de eerst verantwoordelijke voor het voertuig. Artikel 2 Het voertuig krijgt geen indienststellingsvergunning in de zin van de Wet lokaal spoor. Het beweegt zich op buitendienst of buitenbedrijf gesteld spoorweginfrastructuur en het neemt op dat moment niet actief deel aan het verkeer in de zin van de Wegenverkeerswet. Met het niet actief deelnemen aan het verkeer in de zin van de Wegenverkeerswet wordt bedoeld dat het spoor buitendienst of buitenbedrijf is gesteld en dat het werkgebied voor gemotoriseerd verkeer anders dan het werkverkeer is afgesloten. Ook het incidenteel oversteken van een railvoertuig over het spoor van een door een openbare weg gescheiden twee naast elkaar gelegen werkgebieden wordt beschouwd als niet actief deelnemen aan het verkeer in het werkgebied. Hierbij wordt wel de eis gesteld dat het railwerkvoertuig moet voldoen aan de eisen van de beheerder en de beheerder zich op de hoogte stelt of hieraan wordt voldaan voordat hij het voertuig toelaat. In het bewijs van toelating kan de beheerder nog voorwaarde opnemen en een locatie of tijdslimiet verbinden. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheid die de beheerder heeft voor de spoorweg; de veiligheid en het beheer en onderhoud (zie ook artikel 12 en 22 van de Wet lokaal spoor). De beheerder heeft voldoende invloed op de eigen dienst of de opdrachtnemer van het onderhoudswerk om eisen te kunnen stellen aan het railwerkvoertuig en de voertuigbediener zodat in lijn met artikel 32 lid 2 van de Wet lokaal spoor het voertuig zich kan bewegen over de spoorweg zonder verkeer. In bijzondere gevallen kan hij deze eisen ook stellen in het kader van artikel 12. Artikel 3 De voertuigbediener dient bekend te zijn bij de beheerder. Hij dient instructies te krijgen zodat hij de werkzaamheden op veilige wijze uitvoert zonder schade aan de spoorweginfrastructuur, binnen het onderhoudswerkterrein. Voorgaande staat los van de werkinstructies die de beheerder en/of de opdrachtnemer geeft aan de werknemers in het V&G-plan in het kader van ARBO regelgeving (de veiligheid van personen binnen het werkgebied). Beleidsregels railwerkvoertuig 2016 Blad 4 van 5

144 Het zwaartepunt van het wel of niet bekwaam zijn van de voertuigbediener ligt eveneens bij de ARBO wet en is primair een zaak van de beheerder indien werk in eigen dienst wordt uitgevoerd of van de opdrachtnemer van het onderhoudswerk. Beleidsregels railwerkvoertuig 2016 Blad 5 van 5

145 Tracé snelheden, voorrangregels en plaats van beweegbare bruggen en andreaskruis in het kader van artikel 6, 7, 8 en 10 van het Besluit lokaal spoor In deze notitie legt de bestuurscommissie van de vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de snelheden en onderlinge voorrangregels vast, voor de lokaal spoorsystemen waarvoor zij op grond van artikel 20 van de Wp2000 een concessie voor kunnen verlenen. Daarnaast wordt aangegeven waar beweegbare spoorbruggen en andreaskruisen staan. Concessie Rail Haaglanden Betreft het (HTM) tramnetwerk Den Haag en omgeving en RandstadRail Den Haag Zoetermeer Maximum snelheden stadsnet Artikel 6 van Besluit Lokaal Spoor voorziet in het vaststellen van maximum snelheden per baanvak. Een baanvak is in het Besluit gedefinieerd als volgt: Als baanvak wordt aangemerkt een gedeelte van de lokale spoorweg tussen twee nader aangeduide punten. De cijfers (#) in dit document refereren naar de locaties op de bijgevoegde kaart. Afhankelijk van de locatie en het type infrastructuur, gelden diverse maximum snelheden. De standaard maximum snelheid op het tramnet van de HTM bedraagt 50 (vijftig) kilometer per uur. Daarop gelden uitzonderingen. De uitzonderingen zijn als volgt gedefinieerd; Tabel 1.1: Maximum toegestane snelheid in km/h bij bijzondere infrastructuur Bijzondere infrastructuur Maximum snelheid Bijzonderheden in kilometer per uur Speciale trajecten Remises en werkplaatsen 15 Railkruisen Railkruising recht 25 Tot het gehele voertuig gepasseerd is Railkruising gebogen 15 Tot het gehele voertuig gepasseerd is Wissels Handwissel 15 Elektrisch wissel 15 Vanaf aanvraag wisselstand totdat het gehele voertuig het hele wissel gepasseerd is. HSW-wissel met wisselbord met 15 blauwe achtergrond HSW-wissel met wisselbord met 25 rode achtergrond Wissels: CS, J.van Stolberglaan, 25 Ternoot, Beatrixlaan, Resident (28) Wissels J van Stolberglaan en 50 Ternoot in rechtstand (28) Uitrijdwissels 15 Tot het eerste draaistel wissel is gepasseerd. Bijzondere situaties Bogen 20 Tenzij door borden anders aangegeven. Haltes 25 Blad 1 van 9

146 Slepen op openbare weg 25 Slepen op eigen baan 25 Duwen 15 Naderen rijdend onderhoudsvoertuig 15 Stoppen bij afstand korter dan 30 meter. Op de volgende baanvakken geldt een aangepaste snelheid ten opzichte van de maximum snelheid van 50 kilometer per of en/of in tabel 1 genoemde situaties: Figuur 1.1: Traminfrastructuur met overzicht infrabeperkingen en beweegbare bruggen Tabel 1.2: Aangepaste snelheden in km/h op baanvak (nummers verwijzen naar bijgevoegde kaart). Locati e kaart Locatie Richting Aanvang Einde Max snelheid Afstand in meters 1 Trambrug A4 < > M7806 / M7814 M7806 / M (Leidschendam) 2 Laakbrug < > aan brug aan brug 25-3 Leeghwaterbrug < > aan brug aan brug 25-4 Hoornbrug < > aan brug aan brug 25-5 Geestbrug < > aan brug aan brug 25-6 Reineveldbrug < > aan brug aan brug 25-7 Weigelia (Leidschendam) < > M7636/M7611 M7611/M Harstenhoekstraat < > Remise G. Deynootweg Rotterdamseweg / Delftweg < > M1533 M Blad 2 van 9

147 Locati e kaart Locatie Richting Aanvang Einde Max snelheid Afstand in meters 10 Leyenburg Uitrijdend > Leyenburg Delft < > Spoozone Delft Resident, Lage Zand - < > M5788/M5589 M5593/M Kalvermarkt 13 Rijnstraat - CS < > Voetgangersgebie d 14 Halte Torenstraat - <> M5101 M Noordwal 15 Laan van Meerdervoort/ Edisonstsaat > Keerlus Markense- M2226 M plein 16 Zwarte Pad wissel 424 naar <> Wissel Lus 17 Laan van Hoornwijck <> M1622 M Nootdorp 18 Heemstraat Haagsemarkt < > M5101, 5104 (H) M5103, (H) 19 Loosduinseweg > M Loosduinen 20 Brouwersgracht > Lijnbaan M4856 M Haagweg, t.h.v. perceel 62 > M6239 M Hoornbrug 22 Spui -schedeldoekshaven > Voor kruising Na kruising Kalvermark t 28 Wissels tramviaduct afbuigend <> Resident J. van Stolberglaan 28 Wissels tramviaduct recht <> Resident J. van Stolberglaan Daar waar een algehele snelheidsbeperking geldt voor al het verkeer, geldt deze ook voor de tram. Bijvoorbeeld in een 30 kilometer per uurzone. Indien er een algehele snelheidsbeperking geldt, dan is dat ter plekke met borden aangegeven. Op RandstadRail gelden enkele hogere afwijkende snelheden ten opzichte van het stadsnet van de HTM. Het RandstadRail-netwerk van de HTM strekt zich uit van Den Haag Centraal (via metrolijn E) via Laan van NOI (begin samenloopdeel) naar Leidschenveen (einde samenloopdeel) door naar Zoetermeer en vice versa. Na Leidschenveen takt RandstadRail (metrolijn E) richting Rotterdam af. De beheergrens van de HTM bevindt zich tussen de stations Pijnacker Zuid en Berkel Westpolder. Op het traject (23) Den Haag Centraal- Laan van NOI-Leidschenveen-Zoetermeer geldt een maximum snelheid van 80 (tachtig) kilometer per uur. Tussen (24) Leidschenveen en de beheergrens (metrolijn E) geldt een maximum snelheid van 100 (honderd) kilometer per uur. Het RandstadRail-netwerk is voorzien van spoorbeveiliging (ZUB). De maximum snelheid wordt daarom continu bewaakt. Indien de opvolglengte tussen voertuigen te klein wordt, brengt ZUB de maximumsnelheid automatisch omlaag. Bij bijzondere bewegingen bijvoorbeeld het passeren van een wissel- stelt ZUB automatisch een maximum snelheid die lager kan zijn, afhankelijk van de locatie. Bij het passeren van stations bewaakt ZUB ook een lagere maximum snelheid afhankelijk van de positie van het voertuig. Blad 3 van 9

148 Voorrangsregels spoorvoertuigen Krachtens artikel 7 van het Besluit Lokaal Spoor, dienen voorrangsregels vastgesteld te worden voor spoorvoertuigen op lokale spoorwegen. Er zijn vele locaties waar spoorinfrastructuur samenkomt. Op verschillende manieren wordt de voorrang voor spoorvoertuigen geregeld. In beginsel gelden het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens en de Wegenverkeerswet. Daarnaast gelden eer aanvullende voorrangsregels. Deze voorrangsregelingen zijn hieronder beschreven: A. Voorrang voor spoorvoertuigen wordt geregeld door een verkeersregelinstallatie (VRI). Door middel van verkeerslichten of negenogen, wordt het (spoor)verkeer geregeld; B. Indien de regelinstallatie meerdere spoorbewegingen tegelijkertijd toe laat op een kruispunt, dan toont het negenoog witte knipperende lichten, in plaats van continu brandende witte lichten, indien het spoorvoertuig de kruising mag passeren; C. Bij een samenvloeiing van sporen gaat het railvoertuig op het rechter spoor voor; D. Bij gelijkwaardige spoorkruisingen heeft het spoorvoertuig dat van rechts komt, voorrang; E. Een spoorvoertuig dat op een afbuigend spoor rijdt en een naastgelegen recht spoor kruist, verleent voorrang aan het spoorvoertuig op het naastgelegen spoor; F. Indien een spoorvoertuig een wissel nadert dat het naastgelegen spoor kruist, terwijl het spoorvoertuig zelf een niet-kruisende beweging maakt (rechtdoor), dient dit spoorvoertuig wel te stoppen voor tegemoetkomende spoorvoertuigen op het spoor dat gekruist wordt. G. Spoorvoertuigen die een staartspoor oprijden, verlenen voorrang aan voertuigen die het staartspoor af rijden, tenzij met seinen anders geregeld; Inventarisatie bewegende bruggen uitsluitend voor spoorvoertuigen Er bevinden zich geen bruggen in het beheergebied van de HTM waar alleen spoorvoertuigen gebruik van maken die vallen onder BLS artikel 8. De beweegbare bruggen faciliteren telkens meerdere verkeerssoorten. Er zijn wel beweegbare bruggen waar de spoorweg een eigen baan heeft ten opzichte van het overige verkeer. De volgende beweegbare bruggen zijn geïdentificeerd: 2. Laakbrug (tramlijn 15). 3. Leeghwaterbrug (tramlijnen 1, 16 en 17); 4. Hoornbrug (eigen baan, tramlijnen 1 en 15); 5. Geestbrug (geen reguliere tramdienst); 6. Reineveldbrug (tramlijn 1); Locatie van andreaskruis Artikel 10 van de BLS schrijft voor dat de locatie van Andreaskruisen bekend is. In het beheergebied van de HTM bevinden zich op de volgende plekken Andreaskruisen (volgens model J12 - enkelspoor - of J13 - twee of meer sporen - van het RVV). Nummers verwijzen naar de bijgevoegde kaart: 25. Klapwijkselaantje (metrolijn E), n.b. dit staat net ten zuiden van de ondergrond van HTM; 26. s-gravenweg (metrolijn E); 27. Zuiderweg (tramlijn 1). Blad 4 van 9

149 Een andreaskruis geeft aan dat het spoorvoertuig ten alle tijden voorrang heeft op het wegverkeer dat de spoorbaan kruist. Weggebruikers laten bij een overweg een railvoertuig voorgaan. Stilstaan en parkeren is op een overweg verboden. Concessie Rail Rotterdam e.o. Betreft het (RET) tram- en metro netwerk Den Haag en omgeving en RandstadRail Rotterdam Den Haag Centraal Maximum snelheden tramnet Artikel 6 van Besluit Lokaal Spoor (23 mei 2014) voorziet in het vaststellen van maximum snelheden per baanvak. Een baanvak is in het Besluit gedefinieerd als volgt: Als baanvak wordt aangemerkt een gedeelte van de lokale spoorweg tussen twee nader aangeduide punten. De cijfers (#) in dit document refereren naar de locaties op de bijgevoegde kaarten. Cijfers met het voorvoegsel M(#) refereren naar de metrokaart. TRAM Maximumsnelheid traminfrastructuur Afhankelijk van de locatie en het type infrastructuur gelden er diverse maximumsnelheden. Er is geen maximumsnelheid op het tramnet. De maximumsnelheid is daar zo hoog als de situatie het toelaat. Er zijn een aantal uitzonderingen op de locaties waar een maximumsnelheid geldt. Deze uitzonderingen zijn als volgt gedefinieerd: Tabel 2.1: Maximum toegestane snelheid bij bijzondere infrastructuur tramnet Bijzondere infrastructuur Wisselrichting Maximumsnelheid (km/u) Snelheid op wissels Afbuigende stand 15 inrijdend Rechte stand 30 Snelheid op wissels uitrijdend Emplacementen en remises Afbuigende stand 15 Rechte stand 30 Alle standen 15 Infrabeperkingen permanent Op de volgende locaties geldt een permanent aangepaste snelheid: Blad 5 van 9

150 Figuur 2.2: Traminfrastructuur met overzicht infrabeperkingen en beweegbare bruggen Tabel 2.2: Aangepaste snelheden tramnet 1 Locatie kaart Locatie Richting Aanvang Einde Maximumsnelheid (km/u) 1 Dortsestraatweg <> 23:00 uur 07:00 uur 45 2 Dortsestraatweg > 23:00 uur 07:00 uur 20 boog richting Slinge 3 Van < > Kruising Kruising Karel 20 Oldebarneveltstraat Mauritsweg Doormanstraat 4 Winkelcentrum De < > 5 Loper 5 Schiebrug ter < > 10 hoogte van Schiedam Centrum 6 Carnisselande < > Keerlus 5 7 Carnisselande < > Tussen viaduct A15 en keerlus 30 Blad 6 van 9

151 1 Daar waar een algehele snelheidsbeperking geldt voor al het verkeer, geldt deze ook voor de tram. Indien een algehele snelheidsbeperking geldt dan is dat ter plekke met borden aangegeven. Tijdelijke snelheidsbeperkingen kunnen door Beheerder worden afgegeven en worden eveneens ter plekke met borden aangegeven. Infrabeperkingen tijdelijk Op de onderstaande locaties geldt een tijdelijk aangepaste snelheid 2 : Tabel 2.3: Locatieoverzicht met tijdelijke snelheidsbeperkingen Locatie Richting Aanvang Einde Maximumsnelheid (km/u) Geplande vernieuwing Pijperstraat <> (spoorstaaf) Crooswijksestraat (bogen) <> METRO Metro-infrastructuur De metro-infrastructuur wordt weergegeven in sporenplannen. Het sporenplan voor Metro en RandstadRail 3 is te vinden op: Maximumsnelheid metro-infrastructuur Op het metronet varieert de maximumsnelheid, afhankelijk van de locatie, tot maximaal 100 kilometer per uur. Uitzondering hierop is het traject Capelsebrug Binnenhof / De Tochten. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur waarbij op de volgende trajecten de maximaal toegestane snelheid 70 kilometer per uur bedraagt: Tabel 2.4: Aangepaste snelheden op metronet Traject Spoor Maximumsnelheid (km/u) Prins Alexanderlaan Kralingseweg 1 en 2 70 Prins Constantijnlaan Burgaslaan 1 en 2 70 Grote Beer - Burgaslaan 1 70 Alexander Graskruid 1 en 2 70 Wisselcomplex Slotlaan (km (19:00 07:00 uur) ) Wisselcomplex Slotlaan (km (19:00 07:00 uur) ) Maashaven (km ) 1 en 2 50 De maximum snelheid wordt continu bewaakt door de spoorbeveiliging ATB (metronet) of ZUB (metronet tussen Rotterdam Centraal en Den Haag Centraal, ook wel RandstadRail). 3 Beheergrens RET-HTM ligt tussen station Berkel Westpolder en Pijnacker Zuid (km 8.3) Traject Schiedam Centrum Hoek van Holland Strand (Hoekse Lijn) is pas beschikbaar voor metro na ombouw van hoofdspoor naar lightrailspoor Blad 7 van 9

152 Indien de opvolglengte tussen voertuigen te klein wordt, brengt de spoorbeveiliging de maximumsnelheid automatisch omlaag. Bij bijzondere bewegingen bijvoorbeeld het passeren van een wissel of rijden over het linkerspoor- stelt de spoorbeveiliging automatisch een maximum snelheid die lager kan zijn. Bij het passeren van stations tussen Rotterdam Centraal en Den Haag Centraal bewaakt ZUB ook een lagere maximum snelheid afhankelijk van de positie van het voertuig. Voorrangsregels spoorvoertuigen Krachtens artikel 7 van het Besluit Lokaal Spoor, dienen voorrangsregels vastgesteld te worden voor spoorvoertuigen op lokale spoorwegen. Er zijn vele locaties waar spoorinfrastructuur samenkomt. Op verschillende manieren wordt de voorrang voor spoorvoertuigen geregeld. In beginsel gelden het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) en de Wegenverkeerswet (WvW). Daarnaast gelden eer aanvullende voorrangsregels. Deze voorrangsregels zijn gelden voor zover er geen aanwijzingen zijn vanuit het RVV en de WvW. Deze voorrangsregelingen zijn hieronder beschreven: A. Voorrang voor spoorvoertuigen wordt geregeld door een verkeersregelinstallatie (VRI). Door middel van verkeerslichten of negenogen, wordt het (spoor)verkeer geregeld; B. Indien de regelinstallatie meerdere spoorbewegingen tegelijkertijd toe laat op een kruispunt, dan toont het negenoog witte knipperende lichten, in plaats van continu brandende witte lichten wanneer het spoorvoertuig de kruising mag passeren; C. Bij een samenvloeiing van sporen gaat het railvoertuig op het rechter spoor voor; D. Bij gelijkwaardige spoorkruisingen heeft het spoorvoertuig dat van rechts komt, voorrang; E. Een spoorvoertuig dat op een afbuigend spoor rijdt en een naastgelegen recht spoor kruist, verleent voorrang aan het spoorvoertuig op het naastgelegen spoor; F. Indien een spoorvoertuig een wissel nadert dat het naastgelegen spoor kruist, terwijl het spoorvoertuig zelf een niet-kruisende beweging maakt (rechtdoor), dient dit spoorvoertuig wel te stoppen voor tegemoetkomende spoorvoertuigen op het spoor dat gekruist wordt; G. Voorrang op het metrotracé voor spoorvoertuigen wordt onderling geregeld door het spoorbeveiligingssyteem. Beweegbare bruggen Er bevindt zich één beweegbare brug in het beheergebied waar alleen spoorvoertuigen gebruik van mogen maken. De andere bruggen faciliteren meerdere verkeerssoorten. De volgende beweegbare bruggen zijn geïdentificeerd: Tabel 2.5: Beweegbare bruggen Locatie Brug Bijzonderheden kaart 9 Erasmusbrug Eigen baan, met ander verkeer 10 Parksluizenbruggen (binnen- en Met ander verkeer buitenbrug) 11 Lage Erfbrug Met ander verkeer 12 Mathenesserbrug Eigen baan, met ander verkeer 5 Schiebrug Alleen voor spoorvoertuigen 13 Proveniersbrug Eigen baan, gedeeld met busbaan Blad 8 van 9

153 Locatie van andreaskruis Artikel 10 van de BLS schrijft voor dat de locatie van Andreaskruisen bekend is. In het beheergebied van de RET bevinden zich op de volgende plekken Andreaskruisen (volgens model J12 - enkelspoor - of J13 - twee of meer sporen - van het RVV): M5. Kleiweg (metrolijn E). Een andreaskruis geeft aan dat het spoorvoertuig ten alle tijden voorrang heeft op het wegverkeer dat de spoorbaan kruist. Weggebruikers laten bij een overweg een railvoertuig voorgaan. Stilstaan en parkeren is op een overweg verboden. Hoekse lijn De maximale ontwerp snelheid op de Hoekse lijn is 100 km/h voor metro voertuigen en 40 km/h voor goederen spoorvoertuigen. Na ontvangst van de informatiedossier en verklaring van de Inspectie Transport en Leefomgeving t.b.v. de indienstellingsvergunning voor de Hoekse lijn zullen bijzondere situaties nader worden vastgelegd en voorrangregels, beweegbare bruggen en locaties van andreaskruisen en seinen worden aangevuld in deze notitie. Titel Deze notitie wordt aangehaald als Tracé snelheden, voorrangregels en plaats van beweegbare bruggen en andreaskruis in kader Besluit lokaal spoor 2017 Aldus vastgesteld in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 5 juli A.L. Gleijm, secretaris P.J. Langenberg, voorzitter Blad 9 van 9

154 BESLUIT De Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, overwegende dat: - De Bestuurscommissie bevoegd is openingstijden van specifieke beweegbare lokaal spoorbruggen vast te stellen op grond van artikel 8 eerste lid van het Besluit lokaal spoor. gelet op: - artikel van de Algemene wet bestuursrecht waarin het verlenen van een mandaat wordt geregeld; besluit: De directeur openbaar vervoer op te dragen in onder mandaat de openingstijden van specifieke beweegbare lokaal spoorbruggen vast te stellen dan wel aan te passen conform artikel 8 van het Besluit lokaal spoor. Aldus besloten in de openbare vergadering van 5 juli 2017 van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit, A.L. Gleijm, Secretaris P.J. Langenberg, voorzitter

155 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 11 Onderwerp Portefeuille Voorstel Korte motivering Overdracht aandeelhouderschap HTM en RET Middelen Vervoersautoriteit Auto, netwerkmanagement en benutten 1) Conform bijgevoegd besluit: a. de volmachten aan de portefeuillehouder Middelen Vervoerautoriteit van 6 juli en 7 december 2016 met als onderwerp het uitoefenen van het aandeelhouderschap van RET N.V. en HTM Personenvervoer N.V. in te trekken; b. de portefeuillehouder auto, netwerkmanagement en benutten conform bijgevoegde volmacht te machtigen alle aan het aandeelhouderschap van RET N.V. en HTM Personenevervoer N.V. verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren. Ten behoeve van de gunningsbesluiten voor de concessies Rail Haaglanden (HTM) en Rail Rotterdam (RET) heeft het algemeen bestuur op 1 juli 2016 ingestemd met het verkrijgen van de wettelijk benodigde zeggenschap over bovengenoemde vervoerbedrijven door van beide bedrijven één bijzonder aandeel te verwerven. Het algemeen bestuur heeft de aan de bestuurscommissie alle bevoegdheden samenhangend met het aandeelhouderschap gedelegeerd. De bestuurscommissie heeft het uitoefenen van het aandeelhouderschap gemandateerd aan de portefeuillehouder Middelen; op 6 juli 2016 voor RET N.V. en op 7 december 2016 voor HTM Personenvervoer N.V. De portefeuillehouders Middelen, de heer Rosier, en portefeuillehouder Auto, netwerkmanagement en benutten, de heer Smit, stellen na goed overleg aan u voor om het aandeelhouderschap over te dragen van de eerst genoemde naar de laatst genoemde portefeuille. Met dit voorstel speelt de portefeuillehouder Middelen tijd vrij binnen zijn portefeuille en voor de dossiers waarop hij (mede) bestuurlijk trekker is; concessies Bus en Prinses Beatrixlaan. Het aandeelhouderschap van de vervoerbedrijven wordt ondergebracht bij een verkeersportefeuille waardoor de scheiding tussen rollen aandeelhouder (beheersmatig) en opdrachtgever (beleidsmatig) nog verder wordt versterkt. Bovendien wordt hiermee wederom voldaan aan de toezegging aan de deelnemende gemeente dat het aandeelhouderschap niet zal worden uitgeoefend door een bestuurder uit gemeente Rotterdam of gemeente Den Haag. Met de overdracht van het aandeelhouderschap volgen alle daarbij horende, door het algemeen bestuur op 1 juli 2016 en de bestuurscommissie op 6 juli en 7 december 2016, bekrachtigde rechten en plichten. Aan het uitoefenen van het aandeelhouderschap veranderd inhoudelijk niets. Zie voor de bevoegdheden van de portefeuillehouder auto, netwerkmanagement en benutten het juridische kader. Financiën Juridisch Verantwoording periode 6 juli 2016 t/m 4 juli 2017 Conform de aan het aandeelhouderschap verbonden voorwaarden (zie juridisch kader) legt de portefeuillehouder Middelen in de bestuurscommissie van 20 september verantwoording over de periode dat hij het aandeelhouderschap namens MRDH heeft ingevuld. Geen. De bestaande volmacht aan de portefeuillehouder middelen wordt ingetrokken en een gelijkluidende volmacht wordt verstrekt aan de portefeuillehouder auto, netwerkmanagement en benutten.

156 Communicatie Bijlagen Gevolgde procedure Verdere procedure De portefeuillehouder is gemachtigd om alle met het aandeelhouderschap verbonden taken uit te voeren. Van zijn handelen als aandeelhouder legt de portefeuillehouder achteraf verantwoording af aan de bestuurscommissie. Het kan voorkomen dat het politiek-bestuurlijk gewenst is dat de portefeuillehouder vooraf met de bestuurscommissie afstemt over zijn handelen als aandeelhouder van de HTM Personenvervoer N.V. en RET N.V. Het wordt aan de portefeuillehouder overgelaten om een inschatting te maken van de onderwerpen waarover hij vooraf wil afstemmen met de bestuurscommissie. De portefeuillehouder dient er, conform de voorwaarden in de volmacht, zorg voor te dragen dat het handelen van de MRDH als medeaandeelhouder in lijn is met het handelen van de MRDH als opdrachtgever voor het openbaar vervoer. De portefeuillehouder kan vanuit zijn rol als aandeelhouder zelfstandig besluiten nemen. Indien hij wenst in overleg te treden met de bestuurscommissie Vervoersautoriteit heeft hij de mogelijkheid zich direct te wenden tot de bestuurscommissie Vervoersautoriteit. Dit omdat het veelal gaat om bedrijfsvertrouwelijke informatie of spoedeisende zaken. RET en HTM worden geïnformeerd. Volmacht aan portefeuillehouder Presidium 7 juni 2017 Ambtelijk overleg 19 juni 2017 Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur Mededeling van het voornemen op 21 juni 2017 Algemeen bestuur Mededeling van het besluit op 7 juli 2017 Anders, te weten n.v.t. Openbaar besluit ja Contactpersoon Bernadette Livain / Wouter Dekker Wet. bekendmaking nee of ja invullen Telefoonnummer /184

157 ONDERVOLMACHT De voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, - Gezien het besluit van het algemeen bestuur op 1 juli 2016: o om als MRDH zeggenschap te verkrijgen over RET N.V. (RET) en HTM Personenvervoer N.V. (HTM); o aan de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH te delegeren alle met het aandeelhouderschap verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren; - gezien de volmacht van de voorzitter van het algemeen bestuur MRDH van 1 juli 2016 (betreffende RET) en 5 december 2016 (betreffende HTM) met betrekking tot het uitoefenen van het aandeelhouderschap; - gezien het besluit van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH van 6 juli 2016 (betreffende RET) 7 december 2016 (betreffende HTM) waarmee is besloten de portefeuillehouder Middelen te machtigen alle aan het aandeelhouderschap verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren; - Overwegende dat: o De portefeuillehouder middelen heeft aangegeven dat hij behoefte heeft om het aandeelhouderschap van RET en HTM over te dragen aan een andere portefeuillehouder en de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH op 5 juli 2017 heeft besloten derhalve de portefeuillehouder Auto, netwerkmanagement en benutten van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH te machtigen alle aan het aandeelhouderschap verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren; Besluit en verklaart: 1. de ondervolmachten aan de portefeuillehouder Middelen van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH met als onderwerp het uitoefenen van het aandeelhouderschap d.d. 6 juli 2016 (RET) en 7 december 2016 (HTM) in te trekken; 2. een ondervolmacht te verstrekken aan de portefeuillehouder Auto, netwerkmanagement en benutten van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH teneinde de Metropoolregio Rotterdam Den Haag te vertegenwoordigen en alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het aandeelhouderschap bij de RET namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag uit te oefenen, met inachtneming van de voorwaarden benoemd in dit besluit. Ter uitvoering van voornoemd besluit van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH een ondervolmacht te verstrekken aan de portefeuillehouder Middelen van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit MRDH teneinde de Metropoolregio Rotterdam Den Haag te vertegenwoordigen en alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het aandeelhouderschap behorende bij het door MRDH verworven aandeel in HTM namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag uit te oefenen, met inachtneming van de voorwaarden benoemd in dit besluit. Voorwaarden verbonden aan deze ondervolmacht: 1. De ondergevolmachtigde draagt er zorg voor dat het handelen van de MRDH als aandeelhouder in lijn is met het handelen van de MRDH als opdrachtgever voor het openbaar voervoer. 2. De door de ondergevolmachtigde uitgebrachte stem in de aandeelhoudersvergadering is te allen tijde in overeenstemming met het MRDH-beleid. 3. De ondergevolmachtigde legt jaarlijks verantwoording af over zijn handelen in de bestuurscommissie Vervoersautoriteit.

158 De ondergevolmachtigde geldt tot het moment dat deze door de verstrekker daarvan schriftelijk wordt ingetrokken. Plaats: Den Haag Datum: 5 juli 2017 De voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, P.J. Langenberg

159 VOLMACHT De voorzitter van het algemeen bestuur van Metropoolregio Rotterdam Den Haag - gezien het besluit van het algemeen bestuur van 1 juli 2016: o om als MRDH zeggenschap te verkrijgen over RET N.V. (RET) en HTM Personenvervoer NV. (HTM); o Aan de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit te delegeren alle met het aandeelhouderschap verbonden bevoegdheden en verantwoordelijkheden uit te voeren; - Gezien de volmacht van de voorzitter MRDH aan de voorzitter van de Vervoersautoriteit van 1 juli 2016 (betreffende RET) en van 5 december 2016 (betreffende HTM) met betrekking tot het uitoefenen van het aandeelhouderschap; - Overwegende dat: o De portefeuillehouder middelen heeft aangegeven dat hij behoefte heeft om het aandeelhouderschap van RET en HTM over te dragen aan een andere portefeuillehouder; besluit: 1. de volmachten aan de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit met als onderwerp het uitoefenen van het aandeelhouderschap d.d. 1 juli 2016 (RET) en 5 december 2016(HTM) met ingang van 5 juli 2017 in te trekken; 2. Met ingang van 5 juli 2017 een volmacht te verstrekken aan de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit teneinde de Metropoolregio Rotterdam Den Haag te vertegenwoordigen en alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het aandeelhouderschap bij de RET namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag uit te oefenen, met inachtneming van de voorwaarden benoemd in dit besluit. Voorwaarden verbonden aan deze volmacht: 1. De gevolmachtigde heeft de bevoegdheid om een volmacht te verlenen aan de portefeuillehouder auto, netwerkmanagement en benutten van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit. 2. De gevolmachtigde draagt er zorg voor dat het handelen van de MRDH als aandeelhouder in lijn is met het handelen van de MRDH als opdrachtgever voor het openbaar vervoer. 3. De door de gevolmachtigde uitgebrachte stem in de aandeelhoudersvergadering is te allen tijde in overeenstemming met het MRDH-beleid. 4. De gevolmachtigde legt verantwoording af over zijn handelingen in de bestuurscommissie Vervoersautoriteit. Deze volmacht geldt tot het moment dat deze door de verstrekker daarvan schriftelijk wordt ingetrokken. Plaats: Datum: De voorzitter van het algemeen bestuur van Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Ing. A. Aboutaleb

160 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 agendapunt 12 Onderwerp Bestuurlijke voorziening voor besluitvorming tijdens het zomerreces 2017 Portefeuille Voorzitter Voorstel In verband met het zomerreces voor een beperkte periode een mandaat/volmacht te verlenen aan de directeur Vervoersautoriteit of zijn plaatsvervanger tezamen met: - de heer P.J. Langenberg voor weken 28 (met uitzondering van vrijdag 14 juli), 30 en 33 (met uitzondering van maandag 14 augustus); - mevrouw C. Mourik voor de weken 28 (alleen vrijdag 14 juli) en 29; - de heer L.B. Harpe voor week 31 - de heer M.J. Rosier voor de wekend 32 en 33 (alleen maandag 14 augustus) om in spoedeisende gevallen, waarbij aantoonbaar met besluitvorming niet gewacht kan worden tot na het zomerreces, namens de bestuurscommissie Vervoersautoriteit/de voorzitter te besluiten en te ondertekenen. Korte motivering Het is mogelijk dat zich in het zomerreces spoedeisende zaken aandienen waarvan de besluitvorming geen uitstel duldt. Bijvoorbeeld besluiten inzake het veiligstellen van recht in juridische procedures en besluiten over aangelegenheden waarvan uitstel leidt tot onevenredig nadeel voor de Vervoersautoriteit MRDH of andere belanghebbenden. Daarom wordt nu voorgesteld op basis van het vakantieschema van de leden van het presidium Vervoersautoriteit een tijdelijk mandaat- en volmachtsbesluit te nemen voor spoedeisende gevallen. Dit mandaat wordt voor een bepaalde periode verleend aan één specifiek lid van het bestuurscommissie Vervoersautoriteit/presidium Vervoersautoriteit die dan tezamen met de directeur Vervoersautoriteit of bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger kan besluiten. Financiën Juridisch Communicatie Bijlagen Gevolgde procedure Verdere procedure Uiteraard zal in de eerste vergadering na het zomerreces de bestuurscommissie Vervoersautoriteit op de hoogte gesteld worden van de eventueel genomen besluiten. Geen, deze kunnen zich uiteraard wel voordoen naar aanleiding van een onder het mandaat of volmacht genomen besluit. Zie korte motivering. n.v.t. n.v.t. Presidium 21 juni 2017 Ambtelijk overleg n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Anders, te weten n.v.t. Zienswijzetermijn n.v.t. Adviescommissie n.v.t. Dagelijks bestuur n.v.t. Algemeen bestuur n.v.t. Anders, te weten Indien van toepassing de bestuurscommissie Vervoersautoriteit in haar vergadering van 20 september 2017 informeren over de in het zomerreces genomen besluiten. Openbaar besluit ja Contactpersoon Wouter Dekker Wet. bekendmaking nee Telefoonnummer

161 AGENDA Adviescommissie Vervoersautoriteit 7 juni 2017 van tot uur Raadzaal gemeente Schiedam, Stadserf 1, 3112 DZ te Schiedam Een broodmaaltijd voor de commissieleden staat vanaf uur klaar. 1. Opening en mededelingen reguliere vergadering adviescommissie Vervoersautoriteit Vastellen van de agenda. 2. Vaststellen beknopt verslag van de gezamenlijke adviescommissie Va/EV d.d Ter kennisname zijn n.a.v. het overleg van 12 april 2017 zijn bijgevoegd: o Presentatie Investeringsprogramma MRDH o Presentatie MIRT-onderzoek bereikbaarheid Rotterdam Den Haag o Impressieverslag gesprekstafels MIRT-onderzoek bereikbaarheid Rotterdam Den Haag o Presentatie stand van zaken ombouw Hoekse Lijn Gevraagd wordt: het conceptverslag van de vergadering van 12 april 2017 vast te stellen. 3. Stand van zaken Regionaal Investeringsprogramma MRDH Op 12 april jl. heeft u in de gezamenlijke adviescommissie EV/VA gesproken over uw rol bij de actualisatie/evaluatie van het Regionaal Investeringsprogramma. In de bijgesloten agendapost treft u de huidige stand van zaken aan. Gevraagd wordt: kennis te nemen van de huidige stand van zaken van het Regionaal Investeringsprogramma MRDH. 4. Audit BOV-kosten lokaalspoor Vervoerregio s De heer Rosier, portefeuillehouder Middelen Vervoersautoriteit, geeft een korte toelichting op het bijgesloten rapport Audit BOV-kosten lokaalspoor Vervoerregio s. In opdracht van het ministerie van IenM, de Vervoerregio Amsterdam en MRDH is een audit gedaan naar de kostenontwikkeling van het beheer en onderhoud en vervangingsinvesteringen (BOV-kosten) aan het lokaalspoor (infrastructuur en voertuigen van metro en tram). De periode van 2005 tot 2027 is in beeld gebracht. De BOV-kosten zijn tevens in perspectief geplaatst van de totale BDU. De hoofdconclusie die MRDH trekt naar aanleiding van dit rapport is: In 2005 kon nog 38% van de BDU als beleidsvrije ruimte worden geïnvesteerd in regionale verkeer en vervoer projecten, terwijl dit in 2016 nog maar 13% van de BDU is. In absolute zin is dat 90 miljoen in 2016 voor de Amsterdamse, Rotterdamse en Haagse regio samen, de overige 740 miljoen wordt structureel besteed aan exploitatie en onderhoud van het regionale OV-systeem. Deze snelle investering op de beleidsvrije ruimte is te wijten aan: bezuinigingen op de BDU sinds 2010; Pagina 1 van 3

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, 11.00 tot 12.00 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar deel

Nadere informatie

SAMENWERKINGS- OVEREENKOMST

SAMENWERKINGS- OVEREENKOMST 2017 Gemeenten Voorne- Putten in samenwerking met de Metropoolregio Rotterdam Den Haag SAMENWERKINGS- OVEREENKOMST Een samenwerking tussen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de gemeenten Brielle,

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 5 juli 2017, 11.00 tot 12.00 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar deel

Nadere informatie

1. Het concept samenvattend verslag van het openbare gedeelte van de 15 e vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit vast te stellen.

1. Het concept samenvattend verslag van het openbare gedeelte van de 15 e vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit vast te stellen. H.2. Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 15 e vergadering, 13.04.2016, MRDH te Den Haag Aanwezige leden Th.J.A.M. de Bruijn, M.J. Rosier,

Nadere informatie

Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 6 e vergadering, 17 juni 2015, MRDH te Den Haag

Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 6 e vergadering, 17 juni 2015, MRDH te Den Haag Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 6 e vergadering, 17 juni 2015, MRDH te Den Haag Aanwezige leden P.J. Langenberg, Th.J.A.M. de Bruijn,

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 5 juli 2017 MRDH, Grote Markstraat 43 Den Haag OPENBAAR DEEL Aanwezig Voorzitter P.J. Langenberg Midden-Delfland H.H.V. Horlings Secretaris A.L. Gleijm Nissewaard Mw.

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, tot uur

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, tot uur Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, 09.30 tot 11.30 uur OPENBAAR DEEL Aanwezig Voorzitter Albrandswaard P.J. Langenberg Mw. J.E. de Leeuw e Midden-Delfland Nissew aard H.H.V.

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 7 december 2016 OPENBAAR

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 7 december 2016 OPENBAAR VERSLAG Bestuurscommissie vergadering 7 december 2016 OPENBAAR Opening en mededelingen openbaar gedeelte De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom bij de laatste vergadering van de

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 8 maart 2017 OPENBAAR

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 8 maart 2017 OPENBAAR VERSLAG Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 8 maart 2017 OPENBAAR Opening en mededelingen openbaar deel 1. Mededelingen en vaststellen agenda De voorzitter opent de vergadering en meldt dat

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 26 oktober 2016 OPENBAAR

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 26 oktober 2016 OPENBAAR VERSLAG Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 26 oktober 2016 OPENBAAR Opening en mededelingen openbaar gedeelte 1. Vaststellen van de agenda van het openbare deel De heer Rosier geeft aan dat

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 25 oktober 2017 Delft, Markt 87, Raadzaal

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 25 oktober 2017 Delft, Markt 87, Raadzaal Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 25 oktober 2017 Delft, Markt 87, Raadzaal OPENBAAR DEEL Aanwezig Voorzitter P.J. Langenberg Midden-Delfland H.H.V. Horlings Albrandswaard Mw. J.E. de Leeuwe Barendrecht

Nadere informatie

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag Aan de colleges van Burgemeester en

Nadere informatie

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT ZITTING 2015-2018 AGENDA 18 e vergadering bestuurscommissie Vervoersautoriteit op woensdag 6 juli 2016, van 09.30 tot 11.30 uur, vergaderzaal G van

Nadere informatie

Vervoersautoriteit MRDH: W.J. Benschop (secretaris), E. Bavelaar, J.W. Immerzeel, D. Dijs, W. Dekker, T. van Mourik (verslag)

Vervoersautoriteit MRDH: W.J. Benschop (secretaris), E. Bavelaar, J.W. Immerzeel, D. Dijs, W. Dekker, T. van Mourik (verslag) H.1. Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 10 e vergadering, 16 november 2015, MRDH te Den Haag Aanwezige leden P.J. Langenberg (voorzitter),

Nadere informatie

Uw subsidieaanvraag is geregistreerd onder projectnummer /VVO116 met verplichtingennummer

Uw subsidieaanvraag is geregistreerd onder projectnummer /VVO116 met verplichtingennummer Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag HTM Personenvervoer N.V. t.a.v. de heer G. Boot Postbus 28503 2502 KM DEN HAAG Datum 15 juni

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 7 juni 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 7 juni 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 7 juni 2017, 10.00 tot 12.00 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) Voorafgaand aan de bestuurscommissie vindt van 09.00

Nadere informatie

Deze is ter informatie verzonden aan de MRDH-coördinatoren, griffiers en het ambtelijk overleg Vervoersautoriteit

Deze  is ter informatie verzonden aan de MRDH-coördinatoren, griffiers en het ambtelijk overleg Vervoersautoriteit Deze email is ter informatie verzonden aan de MRDHcoördinatoren, griffiers en het ambtelijk overleg Vervoersautoriteit Geachte leden van de adviescommissie Vervoersautoriteit, Ter informatie zijn bijgevoegd:

Nadere informatie

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING Officiële uitgave van de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag Nr. 1071 25 juli 2018 Besluitenlijst, Bestuurscommissie Vervoersautoriteit, 11 juli

Nadere informatie

RET N.V. t.a.v. de heer M. Unck Postbus AC ROTTERDAM. Geachte heer Unck,

RET N.V. t.a.v. de heer M. Unck Postbus AC ROTTERDAM. Geachte heer Unck, Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag RET N.V. t.a.v. de heer M. Unck Postbus 112 3000 AC ROTTERDAM Datum 5 juli 2017 Onderwerp

Nadere informatie

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT

METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 E-mail: informatie@mrdh.nl Internet: www.mrdh.nl KvK nummer: 62288024 Retouradres:

Nadere informatie

Met vriendelijke groet, W. (Wouter) Dekker, MSc bestuurszaken Vervoersautoriteit Telefoon: Mobiel:

Met vriendelijke groet, W. (Wouter) Dekker, MSc bestuurszaken Vervoersautoriteit Telefoon: Mobiel: Deze mail is verzonden aan de colleges van B&W en gemeenteraden van de MRDH-gemeenten, de leden van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, de leden van het ambtelijk overleg Vervoersautoriteit en MRDH-coördinatoren.

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017 MRDH, zaal G.

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017 MRDH, zaal G. BESLUITENLIJST Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017 MRDH, zaal G. Opening en mededelingen besloten gedeelte 1. Mededelingen en vaststellen agenda PUNTEN VAN BEHANDELING BESLOTEN Verslag besloten

Nadere informatie

Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 17 e vergadering, , MRDH te Den Haag

Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 17 e vergadering, , MRDH te Den Haag A. Mededelingen Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 17 e vergadering, 06.07.2016, MRDH te Den Haag PUNTEN VAN BEHANDELING - BESLOTEN B. Vaststellen

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 15 november 2017 MRDH, Westersingel 12 Rotterdam

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 15 november 2017 MRDH, Westersingel 12 Rotterdam Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 15 november 2017 MRDH, Westersingel 12 Rotterdam OPENBAAR DEEL Aanwezig Plv. voorzitter M.J. Rosier Midden-Delfland H.H.V. Horlings Albrandswaard Mw. J.E. de Leeuwe

Nadere informatie

Uw subsidieaanvraag is geregistreerd onder projectnummer /VVO115 met verplichtingennummer

Uw subsidieaanvraag is geregistreerd onder projectnummer /VVO115 met verplichtingennummer Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag HTM Personenvervoer N.V. t.a.v. de heer G. Boot Postbus 28503 2502 KM DEN HAAG Datum 16 juni

Nadere informatie

Connexxion Haaglanden B.V. t.a.v. de heer J.C. Korteweg Postbus AE Hilversum. Geachte heer Korteweg,

Connexxion Haaglanden B.V. t.a.v. de heer J.C. Korteweg Postbus AE Hilversum. Geachte heer Korteweg, Westersingel 12 Postbus 21012 3001 AA Rotterdam Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 21012 3001 AA Rotterdam Connexxion Haaglanden B.V. t.a.v. de heer J.C. Korteweg Postbus 224 1200 AE Hilversum

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017 Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 mei 2017 MRDH, Grote Markstraat 43 Den Haag OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar deel 10. Mededelingen en vaststellen agenda De voorzitter heet de heer

Nadere informatie

Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, uur

Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, uur AGENDA Adviescommissie Vervoersautoriteit woensdag 6 juni 2018, 19.30 20.30 uur Locatie: zaal A, MRDH Westersingel 12, Rotterdam Parkeren: kan op het parkeerterrein van de MRDH. Ingang via de poort naast

Nadere informatie

Op 7 december 2016 is door MRDH middels een beschikking met kenmerk aan u een exploitatiesubsidie verleend van maximaal

Op 7 december 2016 is door MRDH middels een beschikking met kenmerk aan u een exploitatiesubsidie verleend van maximaal Westersingel 12 Postbus 21012 3001 AA Rotterdam Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 21012 3001 AA Rotterdam HTMbuzz B.V. t.a.v. de directie Postbus 45789 2504 BD Den Haag Datum 10 april 2019 Onderwerp

Nadere informatie

OV, hoe werkt het? (in de MRDH) Ivo van der Linden Adviescommissie VA, 10 oktober 2018

OV, hoe werkt het? (in de MRDH) Ivo van der Linden Adviescommissie VA, 10 oktober 2018 OV, hoe werkt het? (in de MRDH) Ivo van der Linden Adviescommissie VA, 10 oktober 2018 Inhoudsopgave 1 2 3 4 1. Wettelijk kader en context Wettelijk kader en begrippen Wet Lokaal Spoor (WLS) Aanleg, beheer,

Nadere informatie

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG ZITTING 2015-2018 AGENDA 22 e vergadering bestuurscommissie Vervoersautoriteit op woensdag 7 december 2016, van 09.30 tot 11.00 uur, vergaderzaal G van de MRDH, Grote

Nadere informatie

H.2. Aanwezige leden. Vervoersautoriteit MRDH: W.J. Benschop (secretaris), E. Bavelaar, D. Dijs, W. Dekker, T. van Mourik (verslag)

H.2. Aanwezige leden. Vervoersautoriteit MRDH: W.J. Benschop (secretaris), E. Bavelaar, D. Dijs, W. Dekker, T. van Mourik (verslag) H.2. Besluitenlijst van de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag 8 e vergadering, 21 september 2015, MRDH te Den Haag Aanwezige leden P.J. Langenberg, Th.J.A.M.

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 oktober 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 oktober 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 17 oktober 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam Aanw ezig Voorzitter (plv) Albrandswaard OPENBAAR DEEL R. van Asten M. Heezen Midden-Delfland H.H.V. Horlings Barendrecht

Nadere informatie

Dag van de Light Rail. Willem Benschop, directeur Vervoersautoriteit MRDH 28 januari 2015

Dag van de Light Rail. Willem Benschop, directeur Vervoersautoriteit MRDH 28 januari 2015 1 Dag van de Light Rail Willem Benschop, directeur Vervoersautoriteit MRDH 28 januari 2015 Inhoud 1. De Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag Opheffing stadsregio s Waarom opschaling? 2.

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 december 2017, 09.30 tot 11.30 uur MRDH, vergaderzaal A (begane grond) Westsingel 12 te Rotterdam. OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar

Nadere informatie

Het taakstellend budget voor het programma Beter Benutten is als volgt opgesteld (kopie uit Plan van Aanpak):

Het taakstellend budget voor het programma Beter Benutten is als volgt opgesteld (kopie uit Plan van Aanpak): Grote Marktstraat 43 Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag Postbus 12 651 2500 DP DEN HAAG C O N C E P T Datum 21 september 2016 Onderwerp Beschikking project

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 6 juli 2016 OPENBAAR

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 6 juli 2016 OPENBAAR VERSLAG Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 6 juli 2016 G. Opening en mededelingen OPENBAAR De voorzitter opent de openbare vergadering en alle afwezigen zijn gelijk als bij het besloten deel.

Nadere informatie

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR. De vergadering begint met een besloten deel. Naar verwachting start het openbare deel om uur.

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR. De vergadering begint met een besloten deel. Naar verwachting start het openbare deel om uur. ZITTING 2015 2018 AGENDA 19 e vergadering bestuurscommissie Vervoersautoriteit op woensdag 21 september 2016, van 09.30 tot 11.00 uur, vergaderzaal G van de MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag PUNTEN

Nadere informatie

hierna te noemen QWHOVNO (Quick-Wins Hoogwaardig Openbaar Vervoer Noordoost-Brabant)

hierna te noemen QWHOVNO (Quick-Wins Hoogwaardig Openbaar Vervoer Noordoost-Brabant) BESTUURSOVEREENKOMST TUSSEN DE PROVINCIE NOORD-BRABANT EN DE GEMEENTEN BERNHEZE, EINDHOVEN, OSS, S HERTOGENBOSCH, SCHIJNDEL, UDEN EN VEGHEL MET BETREKKING TOT HET REALISEREN VAN QUICK-WINS VOOR HET HOV

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG AGENDA Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 26 september 2018 09.00-10.50 uur MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam Inwerkprogramma: presentatie 'OV hoe werkt het?'

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 7 maart 2018

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 7 maart 2018 METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG AGENDA Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 7 maart 2018 09.30 uur - 11.30 uur MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam, ruimte A. OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar

Nadere informatie

Er zijn een paar overall -conclusies te trekken als alle data, inclusief de financiering met elkaar vergeleken worden.

Er zijn een paar overall -conclusies te trekken als alle data, inclusief de financiering met elkaar vergeleken worden. 7 juni 2017 agendapunt 8 Onderwerp: Verantwoording exploitatie OV-concessies 2016 Portefeuille: Datum: OV-Performance 7 juni 2017 Contactpersoon: J.M. Witte Telefoonnummer: 088 5445207 Aan de bestuurscommissie

Nadere informatie

Vanwege het zomerreces is het verzoek om zoveel mogelijk de (concept) zienswijze voor het

Vanwege het zomerreces is het verzoek om zoveel mogelijk de (concept) zienswijze voor het Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag Aan de gemeenteraden van de 23 gemeenten E-mail: informatie@mrdh.nl Internet: www.mrdh.nl

Nadere informatie

Datum: Adviserend

Datum: Adviserend 15 PHO voorstel verlenging Regiotaxi Oplegvel 1. Onderwerp Verlenging Regiotaxi Holland Rijnland 2. Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 3. Regionaal belang Basistaak Efficiencytaak Platformtaak

Nadere informatie

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST RMC regio Rijnmond

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST RMC regio Rijnmond Samenwerkingsovereenkomst 1 De ondergetekenden: te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door vakwethouders van de colleges 1 : 1. College van Albrandswaard, 2. College van Barendrecht, 3. College van Brielle,

Nadere informatie

Algemeen bestuur. De leden van de bestuurs- en adviescommissie zijn voorgedragen door de gemeenten.

Algemeen bestuur. De leden van de bestuurs- en adviescommissie zijn voorgedragen door de gemeenten. Algemeen bestuur Onderwerp Voorgesteld besluit Korte motivering Vergadering 19-12-2014 Agendapunt 8 Economisch Vestigingsklimaat Vaststellen van: 1. De verordening Bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat

Nadere informatie

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR. A. Opening en mededelingen - Welkom aan de heer Arthur Gleijm, interim-directeur Vervoersautoriteit MRDH.

PUNTEN VAN BEHANDELING - OPENBAAR. A. Opening en mededelingen - Welkom aan de heer Arthur Gleijm, interim-directeur Vervoersautoriteit MRDH. METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG VERVOERSAUTORITEIT ZITTING 2015-2018 AGENDA 17 e vergadering bestuurscommissie Vervoersautoriteit op woensdag 15 juni 2016, van 09.30 tot 11.30 uur, vergaderzaal G van

Nadere informatie

2. Regio Midden-Holland, vertegenwoordigd door haar portefeuillehouders, de heer D. De Haas en de heer C. De Jong;

2. Regio Midden-Holland, vertegenwoordigd door haar portefeuillehouders, de heer D. De Haas en de heer C. De Jong; Afsprakenkader Aanbesteding Openbaar vervoer over de weg in het concessiegebied Zuid- Holland Noord 2020 tussen de provincie Zuid-Holland en de regio s Midden-Holland en Holland Rijnland DE ONDERGETEKENDEN:

Nadere informatie

College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag Postbus DP DEN HAAG. Geacht college,

College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag Postbus DP DEN HAAG. Geacht college, Westersingel 12 Postbus 21012 3001 AA Rotterdam Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 21012 3001 AA Rotterdam College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag Postbus 12651 2500 DP

Nadere informatie

Concessie Rail Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH Eric Bavelaar, Directeur Openbaar Vervoer Vervoersautoriteit MRDH 17 juni 2015

Concessie Rail Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH Eric Bavelaar, Directeur Openbaar Vervoer Vervoersautoriteit MRDH 17 juni 2015 Concessie Rail 2016 Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH Eric Bavelaar, Directeur Openbaar Vervoer Vervoersautoriteit MRDH 17 juni 2015 Context Twee railconcessies: Rail Rotterdam: Tram en Metro (inclusief

Nadere informatie

De schaal van de woningcorporaties in overeenstemming brengen met de schaal van de regionale woningmarkt.

De schaal van de woningcorporaties in overeenstemming brengen met de schaal van de regionale woningmarkt. COLLEGEVOORSTEL Onderwerp Besluit tot aanwijzing gebied regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam als kernwerkgebied voor de woningcorporaties Te besluiten om 1. Kennis te nemen van de voorlopige

Nadere informatie

OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland

OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland - Voor de OV Visie - Voor de OV-Concessie Zuid-Holland Noord Fred van der Blij 14 februari 2018 OV Visie is gezamenlijk proces Vanuit 19 gemeenten afspraak om OV

Nadere informatie

Bestuursovereenkomst voor het Samenwerkingsverband Wonen Regio Rotterdam

Bestuursovereenkomst voor het Samenwerkingsverband Wonen Regio Rotterdam De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente (NAAM) te dezen krachtens volmacht van de burgemeester (NAAM) rechtsgeldig vertegenwoordigd door de wethouder (PORTEFEUILLE EN NAAM) op grond van het besluit

Nadere informatie

Bedoeling is in juni 2016 een verzoek voor de vorming van een kernwerkgebied bij de minister in te dienen.

Bedoeling is in juni 2016 een verzoek voor de vorming van een kernwerkgebied bij de minister in te dienen. 2016-03- 03 Aan:. de raden van bestuur van de corporaties die actief zijn in de regio s Haaglanden, Midden-Holland en Rotterdam. de colleges van B&W van de gemeenten waar corporaties die actief zijn in

Nadere informatie

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 5, 15 september 2017

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 5, 15 september 2017 Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 5, 15 september 2017 Het voorliggende document betreft de inhoudelijke jaarplanning MRDH. Per kwartaal is aangegeven welke (grote) onderwerpen

Nadere informatie

Concessie Rail Gemeenteraad Den Haag Gertjan Nijsink, projectleider concessieverleningen Vervoersautoriteit MRDH 2 september 2015

Concessie Rail Gemeenteraad Den Haag Gertjan Nijsink, projectleider concessieverleningen Vervoersautoriteit MRDH 2 september 2015 Concessie Rail 2016 Gemeenteraad Den Haag Gertjan Nijsink, projectleider concessieverleningen Vervoersautoriteit MRDH 2 september 2015 Context Twee railconcessies: Rail Rotterdam: Tram en Metro (inclusief

Nadere informatie

OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland

OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland OV Visie Holland Rijnland Midden-Holland Integratie doelgroepenvervoer en Openbaar Vervoer Fred van der Blij 14 maart 2018 Waarom OV en Doelgroepenvervoer integreren? Demografische en maatschappelijke

Nadere informatie

Ontwerp Programma van Eisen concessies Bus

Ontwerp Programma van Eisen concessies Bus Ontwerp Programma van Eisen concessies Bus Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH Sjoerd, Bosman, Directeur Openbaar Vervoer Vervoersautoriteit MRDH 16 november 2016 Concessie Stand van zaken OV-concessies

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 31 januari 2018, tot uur

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 31 januari 2018, tot uur Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 31 januari 2018, 09.30 tot 11.30 uur MRDH, vergaderzaal A (begane grond) Westersingel 12 te Rotterdam. OPENBAAR DEEL Aanw ezig Voorzitter Albrandswaard Brielle

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli uur uur Westersingel 12 te Rotterdam

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli uur uur Westersingel 12 te Rotterdam METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG AGENDA Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli 2018 09.00 uur - 11.30 uur Westersingel 12 te Rotterdam OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar deel 1. Mededelingen

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, 09.30 tot 11.30 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar

Nadere informatie

Stadhuis Den Haag, raadzaal, Spui 70, 2511 BT

Stadhuis Den Haag, raadzaal, Spui 70, 2511 BT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG AGENDA algemeen bestuur 16 e vergadering, donderdag 21 december 2017, 14.30-16.30 uur Stadhuis Den Haag, raadzaal, Spui 70, 2511 BT Opening en mededelingen 1. Mededelingen

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst uitvoering regionaal contract- en leveranciersmanagement voor het Sociaal Domein Jeugd en Wmo, gemeenten regio Achterhoek

Samenwerkingsovereenkomst uitvoering regionaal contract- en leveranciersmanagement voor het Sociaal Domein Jeugd en Wmo, gemeenten regio Achterhoek Samenwerkingsovereenkomst uitvoering regionaal contract- en leveranciersmanagement voor het Sociaal Domein Jeugd en Wmo, gemeenten regio Achterhoek De ondergetekenden: a. Gemeente Aalten, rechtsgeldig

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 16 november 2016 OPENBAAR

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 16 november 2016 OPENBAAR VERSLAG Bestuurscommissie Vervoersautoriteit vergadering 16 november 2016 OPENBAAR Opening en mededelingen openbaar gedeelte Een welkom aan wethouder Arnold de Leeuw (Krimpen aan den IJssel). Verhinderd

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, tot uur A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 20 september 2017, 09.30 tot 11.30 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) OPENBAAR DEEL Opening en mededelingen openbaar

Nadere informatie

Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009

Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009 Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009 PARTIJ bij het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009 A) Het regionaal openbaar lichaam ---------------, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd

Nadere informatie

Op grond van de Wet Personenvervoer (Wp 2000), artikel 32, lid 2 sub d:

Op grond van de Wet Personenvervoer (Wp 2000), artikel 32, lid 2 sub d: Vergadering: 25 oktober 2017 Agendapunt: 4.7. Onderwerp: Toelichting op Tarieven OV 2019 Portefeuille: OV Performance Datum: 8 november 2018 Contactpersoon: Jan-Kees van Elderen Telefoonnummer: 088-5445211

Nadere informatie

2 ö APR KRIMPEN AAN DEN IJSSEL ingekomen d i. Rappel. Reg.no. 23 april S.W. Nettinga

2 ö APR KRIMPEN AAN DEN IJSSEL ingekomen d i. Rappel. Reg.no. 23 april S.W. Nettinga STADSREGIO ROTTERDAM KRIMPEN AAN DEN IJSSEL ingekomen d i. Rappel 2 ö APR. 2015 Reg.no. Aan: Colleges van B&W van de deelnemende gemeenten van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam datum

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit AGENDA Bestuurscommissie Vervoersautoriteit Vergadering woensdag 10 juli 2019 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam 09.00-12.00 uur reguliere vergadering (vergaderzaal A, begane grond) aansluitend lunch OPENBAAR

Nadere informatie

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zoetermeer Afdeling Stadsontwikkeling Postbus AA ZOETERMEER. Geacht college,

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zoetermeer Afdeling Stadsontwikkeling Postbus AA ZOETERMEER. Geacht college, Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zoetermeer Afdeling Stadsontwikkeling Postbus

Nadere informatie

Vergadering: 15 juli 2016 Agendapunt: D.3. Aan de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit, Voorgesteld besluit

Vergadering: 15 juli 2016 Agendapunt: D.3. Aan de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit, Voorgesteld besluit Vergadering: 15 juli 2016 Agendapunt: D.3 Onderwerp: Vergunning in dienststellen Haags Startstation E-lijn Datum: 1 juni 2016 Contactpersoon: Pieter Joosten Telefoonnummer: 088 5445256 20495 v4d Aan de

Nadere informatie

Raadsvoorstel Governance samenwerking jeugdhulp H-10 en derde wijziging Gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H-10 Zaakid

Raadsvoorstel Governance samenwerking jeugdhulp H-10 en derde wijziging Gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H-10 Zaakid Raadsvoorstel Onderwerp Raadsvoorstel Governance samenwerking jeugdhulp H-10 en derde wijziging Gemeenschappelijke regeling Inkoopbureau H-10 Zaakid 0637293678 Versie Auteur Dorst, M.H. M.H.Dorst@zoetermeer.nl

Nadere informatie

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel

GEMEENTE SCHERPENZEEL. Raadsvoorstel GEMEENTE SCHERPENZEEL Raadsvoorstel Datum B&W-besluit : 29 maart 2016 Portefeuille : wethouder H.J.C. Vreeswijk Raadsvergadering : 26 mei 2016 Behandeld : R.v.Vorstenbosch door Agendapunt : E-mail : r.vorstenbosch@scherpenzeel.nl

Nadere informatie

VOORNEMEN TOT AANWIJZEN KERNWERKGEBIED HAAGLANDEN, ROTTERDAM, MIDDEN- HOLLAND

VOORNEMEN TOT AANWIJZEN KERNWERKGEBIED HAAGLANDEN, ROTTERDAM, MIDDEN- HOLLAND DSO/2016.270 RIS 292840 VOORNEMEN TOT AANWIJZEN KERNWERKGEBIED HAAGLANDEN, ROTTERDAM, MIDDEN- HOLLAND HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, Overwegende dat: - de Woningwet eisen stelt aan het werkgebied

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: 19 december Onderwerp: Voorstel oprichting Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH)

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: 19 december Onderwerp: Voorstel oprichting Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) Raadsvoorstel Agendanummer: Datum raadsvergadering: 19 december 2013 Onderwerp: Voorstel oprichting Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) Gevraagde Beslissing: Te besluiten om: 1. Over te gaan tot het

Nadere informatie

Bestuurscommissie Economische Vestigingsklimaat vergadering 27 september 2018 MRDH OPENBARE VERGADERING

Bestuurscommissie Economische Vestigingsklimaat vergadering 27 september 2018 MRDH OPENBARE VERGADERING VERSLAG Bestuurscommissie Economische Vestigingsklimaat vergadering 27 september 2018 MRDH OPENBARE VERGADERING Opening en mededelingen 1. Mededelingen en vaststellen agenda Tijdelijk technisch voorzitter

Nadere informatie

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2016 Versie 1, 15 april 2016

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2016 Versie 1, 15 april 2016 Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2016 Versie 1, 15 april 2016 Het voorliggende document betreft de eerste versie van de inhoudelijke jaarplanning MRDH 2016. Per kwartaal is aangegeven welke (grote) onderwerpen

Nadere informatie

Holland Rijnland, PHO Sociale Agenda en Verkeer & Vervoer. 7 maart 2014, Erik van der Kooij

Holland Rijnland, PHO Sociale Agenda en Verkeer & Vervoer. 7 maart 2014, Erik van der Kooij Holland Rijnland, PHO Sociale Agenda en Verkeer & Vervoer 7 maart 2014, Erik van der Kooij Programma vandaag 1. Visie Ruimte en Mobiliteit & Ontwerpprogramma Mobiliteit 2. Proces Hoeksche Waard / Goeree-Overflakkee

Nadere informatie

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam

Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam VERSLAG Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 11 juli 2018 MRDH, Westersingel 12 te Rotterdam OPENBAAR DEEL Aanw ezig Voorzitter (plv) M.J. Rosier Midden-Delfland H.H.V. Horlings Barendrecht P.W.J. Luijendijk

Nadere informatie

Gemeente Delft. VER7Nonmg 1 :c Geachte leden van de raad,

Gemeente Delft. VER7Nonmg 1 :c Geachte leden van de raad, Ruimte en Economie Advies Gemeente Delft bezoekadres: Stationsplein 1 2611 BV Delft IBAN NL21 BNGH 0285 0017 87 t.n.v. gemeente Delft Retouradres : Advies, Postbus 78, 2600 ME Delft Gemeenteraad Behandeld

Nadere informatie

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST RMC regio Rijnmond

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST RMC regio Rijnmond (hernieuwde) SAMENWERKINGSOVEREENKOMST RMC regio Rijnmond Pagina 1 van 9 RMC regio Rijnmond (hernieuwde) SAMENWERKINGSOVEREENKOMST De ondergetekenden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door vakwethouders

Nadere informatie

Kunt u mij de weg naar. Rita Bakker Metropoolregio Rotterdam Den Haag Gouda, 22 juni 2016

Kunt u mij de weg naar. Rita Bakker Metropoolregio Rotterdam Den Haag Gouda, 22 juni 2016 Kunt u mij de weg naar. Rita Bakker Metropoolregio Rotterdam Den Haag Gouda, 22 juni 2016 Agenda 1. Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) 2. Toekomstontwikkelingen OV-land 3. Samenwerking = Maatwerk

Nadere informatie

Voorstel aan college van Burgemeester en Wethouders

Voorstel aan college van Burgemeester en Wethouders X Openbaar Registratienummer: 210676 Datum voorstel: 28 april 2016 Niet openbaar Portefeuillehouder: De heer E. Vandermeulen Afdeling: LO Samenleving Agendapunt 6 Onderwerp/Titel: Vergadering Algemeen

Nadere informatie

Volmacht aan Arnhem voor uitvoeren aanbesteding doelgroepenvervoer

Volmacht aan Arnhem voor uitvoeren aanbesteding doelgroepenvervoer Openbaar Onderwerp Volmacht aan Arnhem voor uitvoeren aanbesteding doelgroepenvervoer Programma Mobiliteit Portefeuillehouder H. Tiemens Samenvatting In oktober 2015 heeft ons college de gemeente Arnhem

Nadere informatie

BEHANDELINGSFORMULIER AB

BEHANDELINGSFORMULIER AB BEHANDELINGSFORMULIER AB Onderwerp Portefeuillehouder Beleidstaak Voorgesteld besluit Afkoop besluit Woninggebonden subsidies De heer ir. B. Emmens Vergadering 24-11-2010 Agendapunt 8 Wonen Instemmen met

Nadere informatie

Procesafspraken. tussen de. gemeenten Ridderkerk, Rotterdam en Barendrecht, de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland

Procesafspraken. tussen de. gemeenten Ridderkerk, Rotterdam en Barendrecht, de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland Procesafspraken tussen de gemeenten Ridderkerk, Rotterdam en Barendrecht, de stadsregio Rotterdam en de provincie Zuid-Holland over de realisatie van Nieuw Reijerwaard in de gemeente Ridderkerk Ondergetekenden,

Nadere informatie

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Besluit personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Besluit personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd: Besluit van tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de ingangsdata van de aanbestedingsverplichting in het openbaar vervoer en de verlenging van de maximale concessieduur Op de

Nadere informatie

De Wet lokaal spoor (Wls) is per 1 december 2015 van toepassing op tram-, RandstadRail en het Metro-netwerk van de MRDH.

De Wet lokaal spoor (Wls) is per 1 december 2015 van toepassing op tram-, RandstadRail en het Metro-netwerk van de MRDH. Nieuwsflits De Wet lokaal spoor (Wls) is per 1 december 2015 van toepassing op tram-, RandstadRail en het Metro-netwerk van de MRDH. Inleiding De Wet lokaal spoor is vanaf 1 december 2015 formeel van kracht.

Nadere informatie

RNI Convenant Dienstverlening Gemeenten

RNI Convenant Dienstverlening Gemeenten RNI Convenant Dienstverlening Gemeenten 1 RNI Convenant Dienstverlening Gemeenten tussen de Staat der Nederlanden en de gemeente...betreffende het verrichten van loketdiensten door de gemeente...in het

Nadere informatie

Openbaar vervoer Hoeksche Waard Goeree-Overflakkee Gemeenteraad Korendijk 27 mei Erik van der Kooij & Marcel Scheerders

Openbaar vervoer Hoeksche Waard Goeree-Overflakkee Gemeenteraad Korendijk 27 mei Erik van der Kooij & Marcel Scheerders Openbaar vervoer Hoeksche Waard Goeree-Overflakkee Gemeenteraad Korendijk 27 mei 2014 Erik van der Kooij & Marcel Scheerders Programma 1. Context 2. Beleid OV HWGO 3. Nota van Uitgangspunten OV-concessie

Nadere informatie

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1:1 In dit artikel is een aantal definities opgenomen die in de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden. Deze definities vullen

Nadere informatie

Logo Groen IJsselmonde. Bestuursovereenkomst Landschapstafel IJsselmonde

Logo Groen IJsselmonde. Bestuursovereenkomst Landschapstafel IJsselmonde Logo Groen IJsselmonde Bestuursovereenkomst Landschapstafel IJsselmonde 1 juni 2016 www. Groenijsselmonde.nl Bestuursovereenkomst voor de samenwerking van de Landschapstafel IJsselmonde De publiekrechtelijke

Nadere informatie

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle

Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle Bestuursovereenkomst overdracht bevoegdheden inzake realisatie windopgave gemeente Brielle Partijen: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer J.F. Weber, daartoe

Nadere informatie

GEMEENTE BOEKEL. Onderwerp : Concept kadernota 2017 GR Kleinschalig Collectief Vervoer (KCV) Brabant Noordoost (Regiotaxi)

GEMEENTE BOEKEL. Onderwerp : Concept kadernota 2017 GR Kleinschalig Collectief Vervoer (KCV) Brabant Noordoost (Regiotaxi) GEMEENTE BOEKEL VOORSTEL AAN DE RAAD Datum : 16 februari 2016 Voorstel van : college van burgemeester en wethouders Onderwerp : Concept kadernota 2017 GR Kleinschalig Collectief Vervoer (KCV) Brabant Noordoost

Nadere informatie

VERORDENING BUSSENLENINGEN 2017

VERORDENING BUSSENLENINGEN 2017 VERORDENING BUSSENLENINGEN 2017 Metropoolregio Rotterdam Den Haag Verordening bussenleningen 2017 MRDH Pagina 1 van 7 Inhoud I Begrippenkader... 3 II Toepassingsbereik... 3 III Activiteiten... 3 IV Staatssteun...

Nadere informatie

Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit gemeente..

Besluit: vast te stellen navolgend Mandaatbesluit gemeente.. RECHT Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Burgemeester

Nadere informatie

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 12 april 2017, tot uur

A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 12 april 2017, tot uur AGENDA A G E N D A Bestuurscommissie Vervoersautoriteit woensdag 12 april 2017, 09.30 tot 11.30 uur MRDH, Grote Marktstraat 43 te Den Haag, zaal G (5 e etage) Opening en mededelingen openbaar deel 1. Mededelingen

Nadere informatie

Notitie. Lenneke Kriek T 06 42 25 55 39 E 6 juni 2013 Leden bestuurlijk overleg Werk en Inkomen

Notitie. Lenneke Kriek T 06 42 25 55 39 E 6 juni 2013 Leden bestuurlijk overleg Werk en Inkomen Notitie Van Lenneke Kriek T 06 42 25 55 39 E hjcm.kriek@spijkenisse.nl Bezoekadres Teilingerstraat 176 3032 AW Rotterdam Postadres Postbus 20 3000 AA Rotterdam T (010) 850 97 77 F (010) 850 97 78 www.wsprijnmond.nl

Nadere informatie

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 4, 20 april 2017

Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 4, 20 april 2017 Inhoudelijke jaarplanning MRDH 2017 en eerste doorkijk 2018 Versie 4, 20 april 2017 Het voorliggende document betreft de vierde versie van de inhoudelijke jaarplanning MRDH. Per kwartaal is aangegeven

Nadere informatie