Hoofdstuk 2 Celstofwisseling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 2 Celstofwisseling"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 2 Celstofwisseling Intermezzo 2.1 De chemische binding 2 Intermezzo 2.2 Aminozuren en eiwitten 5 Intermezzo 2.3 Controle van DNA, RNA en eiwitten 8 Intermezzo 2.4 Epigenetische regulatie van genexpressie 10 Intermezzo 2.5 Lipiden en vetzuren 12 Intermezzo 2.6 Suikers 14 Intermezzo 2.7 De ademhalingsketen in het mitochondrion 15 Intermezzo 2.8 De vorming van ketonlichamen bij suikerziekte (diabetes 16 mellitus) Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 1

2 Intermezzo 2.1 De chemische binding Een molecuul, de kleinste eenheid van een stof, bestaat uit atomen. Als de atomen aan elkaar gelijk zijn, gaat het om een element; zijn de atomen verschillend, wat als regel zo is, dan is de stof een chemische verbinding. In een verbinding zijn de atomen onderling verbonden door koppeling van elektronen die in 1-7 banen (schillen) om de atoomkern draaien. Deze schillen representeren verschillende energieniveaus die men zich kan voorstellen als de energie die aanwezig is om het negatief geladen elektron op afstand te houden van de positief geladen kern. Hieruit is te begrijpen dat het niveau van de buitenste schil het hoogst is, omdat deze elektronen zich het verst van de kern handhaven. Als een elektron van schil verwisselt, komt daarbij energie vrij of moet juist energie worden toegevoerd, afhankelijk van het nummer van de schil. Het maximumaantal elektronen per schil neemt toe van binnen naar buiten. De binnenste schil bevat slechts 1 (waterstof-) of 2 (helium)elektronen, de volgende maximaal 8, dan maximaal 32; naar buiten toe neemt het aantal elektronen weer af. Een paar voorbeelden: titanium (Ti): aantal elektronen (= atoomnummer) 22, verdeeld over 4 schillen: 2, 8, 10, 2; ijzer (Fe): aantal elektronen 26, verdeeld over 4 schillen: 2, 8, 14, 2; radon (Rn): aantal elektronen 86, verdeeld over 6 schillen: 2, 8, 18, 32, 18, 8; radium (Ra): aantal elektronen 88, verdeeld over 7 schillen: 2, 8, 18, 32, 18, 8, 2. De buitenste schil bevat nooit meer dan 8 elektronen. Als dat inderdaad het geval is, zoals in het geval van radon, dan is er sprake van een stabiele situatie; deze elementen noemt men inert omdat er geen neiging bestaat tot elektronuitwisseling, dus tot het aangaan van een verbinding (= reactie). Dit zijn onder natuurlijke omstandigheden gassen, de edelgassen, waaronder ook helium valt, omdat hier de binnenste schil al vol is bij 2 elektronen. Als de buitenste schil minder dan 8 elektronen bevat (of minder dan 2 in de binnenste schil in geval van H), bestaat de neiging door het afstaan van elektronen of juist het overnemen daarvan, van atomen van een ander element in de vorm van een verbinding, voor beide elementen de gewenste situatie te scheppen. Bij het tot stand komen van een verbinding gaan elektronen dus over naar een ander atoom of bewegen ze zich in een gemeenschappelijke baan om beide kernen. Dit levert verbindingen met zeer verschillende eigenschappen. Wij onderscheiden drie hoofdtypen van chemische bindingen. 1. Ionbinding. Een ion ontstaat doordat de buitenste schil elektronen wint of verliest. Zijn er buiten de kern meer elektronen dan protonen (de +-lading van de kern), dan is het ion negatief geladen; dit is een anion. Verliest het atoom een of meer elektronen, dan is het ion positief geladen: een kation. Deze termen hebben betrekking op het gedrag van ionen in een waterige oplossing indien daar een stroom doorheen loopt. De anionen worden aangetrokken door de anode (+-pool), de kationen door de kathode ( -pool). Het aantal verloren of gewonnen elektronen wordt aangegeven met de waardigheid (valentie) van het ion. Voor de cel belangrijke ionen zijn de eenwaardige kationen H +, Na +, K +, de eenwaardige anionen Cl, HCO 3, H 2 PO 4, de tweewaardige kationen Ca 2+, Mg 2+ en de tweewaardige anionen HPO 4 2 en SO 4 2. Verbindingen ontstaan doordat zich neutrale moleculen vormen, waarbij het tekort aan elektronen van de kationen wordt gecompenseerd door het teveel aan de kant van de anionen. Een tweewaardig kation (bijv. Ca 2+ ) bindt zich daarom aan twee eenwaardige anionen (bijv. 2Cl ). In droge toestand vormen geïoniseerde verbindingen (chemisch aangeduid als zouten), kristallen waarin de ionen zijn gefixeerd. Deze kristallen lossen uitstekend op in water, waarbij de ionen vrij van elkaar bewegen. Er kan echter geen enkel positief ion uit de oplossing verdwijnen zonder een negatief ion met een even grote maar tegengestelde lading. De oplossing als geheel is dus altijd elektroneutraal. Doordat de ionen zich vrij in de Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 2

3 oplossing kunnen bewegen, kan een ionenoplossing elektrische stroom geleiden, waarbij het geleidingsvermogen groter is naarmate de ionenconcentratie hoger is. Figuur A Opbouw van een C-atoom: de kern draagt zes positieve ladingen (protonen); daaromheen draaien zes elektronen in twee schillen. B Opbouw van methaan: het C-atoom deelt elektronen met vier H-atomen. 2. Covalente binding. Het verschil met de ionbinding is dat nu geen elektronen overspringen, maar door twee of meer atomen worden gedeeld. Daarbij is het streven het aantal elektronen in de buitenste schil op acht te krijgen, met als uitzondering waterstof, met alleen de binnenste schil. Een paar voorbeelden: elementair koolstof heeft vier elektronen in de buitenste ring (figuur 2.1.1A) en zou er dus vier bij willen, waterstof wil er één bij, zodat uit beide methaan, CH 4, kan ontstaan. In de structuurformule geeft men deze binding aan met een enkel streepje, bijvoorbeeld H-O-H (H 2 O). Het koolstof- of het zuurstofatoom deelt dus één paar elektronen met ieder waterstofatoom (figuur 2.1.1B). Deze binding noemt men een enkele of monovalente covalente binding. Er kunnen door twee atomen ook twee paar elektronen worden gedeeld, bijvoorbeeld tussen een koolstofen een zuurstofatoom. In structuurformules geeft men dat aan met =, bijvoorbeeld O=C=O (CO 2, kooldioxide). Dit noemt men een dubbele of divalente covalente binding. Zo bestaan er ook trivalente bindingen waarbij drie elektronenparen worden gedeeld. Deze verbindingen zijn in principe ongeladen, omdat geen elektronen worden overgedragen. Het komt echter vaak voor dat de verdeling van de elektronen niet zo symmetrisch is als hierboven is beschreven. Kleine atoomkernen trekken minder hard aan de elektronen dan grote, zodat de kans dat een elektron zich in de schil van deze laatste Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 3

4 bevindt groter is. Het zal van de ruimtelijke structuur van het molecuul afhangen of dit tot een effectief verschil in ladingsverdeling komt. Bij water is dat zo: de twee kleine H- kernen bevinden zich aan één kant van het zuurstofatoom en de gemeenschappelijke elektronen bevinden zich meer aan de zuurstofkant, zodat het molecuul daar negatief geladen is en aan de waterstofkant positief. Dit molecuul noemt men polair, het watermolecuul vormt een dipool. Bij CH 4 daarentegen bevinden de waterstofatomen zich rondom het koolstofatoom en is er geen verschil in ladingsverdeling: de stof is apolair. Polaire stoffen lossen beter in water op dan apolaire. 3. Waterstofbrug. Een waterstofbrug is de zwakste chemische binding, waarbij een reeds covalent gebonden waterstofatoom de elektronen gaat delen met nog een ander atoom. Dat gebeurt vaak in grote moleculen, bijvoorbeeld eiwitmoleculen, waardoor een bepaalde ruimtelijk structuur gehandhaafd kan worden (zie intermezzo 2.2). Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 4

5 Intermezzo 2.2 Aminozuren en eiwitten De aminozuren in de eiwitten zijn uitsluitend α-aminozuren, dat wil zeggen dat het α-atoom (het eerste C-atoom) dat altijd gebonden is aan de carboxylgroep hier ook gebonden is aan een aminogroep. Daarnaast is er nog een binding met een H-atoom en een korte of lange zijketen (R-groep). In totaal bestaan er dus bindingen met vier verschillende groepen (figuur 2.2 in boek). Deze kunnen in ruimtelijke ordening verschillen zodat er een optische asymmetrie is en onderscheid kan worden gemaakt tussen een rechtsdraaiende (D-) en linksdraaiende (L-)vorm van het aminozuurmolecuul. De cel verwerkt bij zijn eiwitopbouw vrijwel uitsluitend de L-vorm. De aminozuren kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. Een functioneel belangrijke indeling volgt uit hun oplosbaarheid in water (figuur 2.2.1). Naarmate de verdeling van de elektrische lading over het molecuul minder gelijkmatig is (van apolair naar polair), neemt de oplosbaarheid in water toe. Hydrofiele moleculen zijn dus polair. Figuur De in de eiwitten van het lichaam voorkomende aminozuren onderverdeeld naar hun oplosbaarheid in water. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 5

6 De hydrofiele aminozuren zijn: arginine, histidine en lysine (positief geladen bij ph 7, d.w.z. dat ze zich dan als kation gedragen); aspartaat en glutamaat (negatief geladen bij ph 7, gedragen zich als anion); asparagine, glutamine, serine, threonine en glycine bevatten een of meer polaire groepen, maar reageren neutraal in een neutrale omgeving. De hydrofobe aminozuren zijn: alanine, valine, leucine, isoleucine en methionine. Deze bevatten niet in water oplosbare alifatische (langgerekte) zijketens. fenylalanine, tyrosine, tryptofaan en proline. Deze bevatten niet in water oplosbare ringstructuren. cysteïne. Dit bevat een zwavelatoom (S) dat zich aan het S-atoom van een ander cysteïnemolecuul kan binden tot een disulfidebinding (S-S). Door de grote variatie in bouw loopt de molecuulmassa van aminozuren uiteen; gemiddeld bedraagt die 115 dalton (Da), een getal dat bruikbaar is om de molecuulmassa van een eiwit te schatten indien het aantal samenstellende aminozuren bekend is. Een van de kleinere bloedeiwitten is albumine, met een molecuulmassa van Da (= 68 kda). Dit eiwit bevat dus bij benadering /115 = 590 aminozuurmoleculen. Sommige van de genoemde aminozuren kunnen in het lichaam worden omgevormd tot andere (transaminering). Voor negen aminozuren geldt echter dat ze niet in het lichaam kunnen worden aangemaakt en daardoor onmisbaar zijn in de voeding. Deze noemt men de essentiële aminozuren; in figuur zijn ze met een E aangegeven. De gemarkeerde aminozuren zijn onmisbaar voor iedereen. Voor arginine en histidine geldt dat ze pas op volwassen leeftijd in voldoende mate kunnen worden gevormd; voor kinderen behoren deze twee aminozuren dus ook tot de essentiële aminozuren. De eiwitten die door aaneenkoppeling van aminozuren worden gevormd, hebben een ruimtelijke structuur die varieert van een samenstel van enkele ketens, bijvoorbeeld enzymen, tot zeer complexe ruimtelijke vormsels, zoals kanaaleiwitten in celmembranen, die een kokervorm hebben waardoorheen deeltjes getransporteerd kunnen worden. Vaak zijn hydrofiele en hydrofobe aminozuren niet gelijkmatig over het molecuul verdeeld. Hydrofiele aminozuren bijvoorbeeld bevinden zich aan de buitenzijde, zoals in bolvormige eiwitten als globulinen, waardoor het eiwit in water oplosbaar is, terwijl hydrofobe aminozuren binnenin het water afstoten. In de opbouw van een eiwit kunnen verschillende niveaus worden onderscheiden. De primaire structuur (figuur 2.2.2A) geeft alleen de volgorde van de aminozuren aan, aangeduid met letters (tabel 2.2.1). De secundaire structuur laat zien hoe de hoofdketen van opeenvolgende peptidebindingen ruimtelijk gerangschikt is. Men onderscheidt spiraalvormig gewonden moleculen (α-helix) (figuur 2.2.2B), rechte ketens (strands) die een vel (β-sheet) (figuur 2.2.2C) kunnen vormen en U-bochten, waardoor het molecuul een knik vertoont. Deze structuur is vast omdat hij door waterstofbruggen is verankerd. De tertiaire structuur (figuur 2.2.2D) is de ruimtelijke vorm van het volledige molecuul en is vaak een zeer complexe kluwen van zijketens. Deze conformatie komt tot stand door zwakkere krachten in het molecuul, zodat gemakkelijk conformatieveranderingen kunnen optreden die de eigenschappen van het eiwitmolecuul kunnen wijzigen. Aan grote eiwitmoleculen, die opgebouwd zijn uit een aantal soms zeer complexe peptideketens (subeenheden = subunits), kent men nog een quaternaire structuur toe die aangeeft welke subeenheden deel van het molecuul uitmaken en hoe deze zijn gerangschikt. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 6

7 Figuur Primaire (A), secundaire (B en C), tertiaire (D) en quaternaire (E) structuur van een eiwitmolecuul. In de meeste eiwitten zijn aan de uit aminozuur opgebouwde hoofdstructuur andere chemische groepen gebonden. In enzymmoleculen wordt een eiwitdeel onderscheiden, het apo-enzym, dat bepaalt met welke stof (substraat) de reactie plaatsvindt, en een niet-eiwitdeel, het co-enzym, dat de aard van de reactie bepaalt. Een ander bekend voorbeeld is de structuur van de rode bloedkleurstof, de hemoglobine (figuur 17.2 in het boek). Dit is een relatief klein eiwit, met een molecuulmassa van , bestaande uit vier subeenheden van ieder circa 140 aminozuren. Elke subeenheid bevat naast het uit aminozuren opgebouwd globinedeel, een rond een ijzeratoom gerangschikt haemdeel. Dit laatste zorgt voor het transport van zuurstof, de belangrijkste functie van hemoglobine. Ten slotte kunnen eiwitmoleculen een binding aangaan met andere grote moleculen, zodat omvangrijke complexen ontstaan. Goede voorbeelden zijn glycoproteïnen, een combinatie van eiwit en koolhydraten, die als een spons (matrix) de extracellulaire ruimte opvullen, en lipoproteïnen, een combinatie van eiwit en lipiden, die een belangrijk bestanddeel van membranen vormen. Deze complexe moleculen noemt men macromoleculen. Tabel Aminozuren, hun chemische codeaanduiding en de bijbehorende codons in het mrna aminozuur 1-lettercode 3-lettercode codons in mrna alanine A Ala GCU, GCC, GCA, GCG arginine R Arg CGU, CGC, CGA, CGG, AGA, AGG asparagine N Asn AAU, AAC aspartaat D Asp GAU, GAC cysteïne C Cys UGU, UGC fenylalanine* F Phe UUU, UUC glutamaat E Glu GAA, GAG glutamine Q Gln CAA, CAG glycine G Gly GGU, GGC, GGA, GGG histidine** H His CAU, CAC isoleucine* I Ile AUU, AUC, AUA Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 7

8 aminozuur 1-lettercode 3-lettercode codons in mrna leucine* L Leu CUU, CUC, CUA, CUG, UUA, UUG lysine* K Lys AAA, AAG methionine* M Met AUG proline P Pro CCU, CCC, CCA, CCG serine S Ser AGU, AGC threonine* T Thr ACU, ACC, ACA, ACG tryptofaan* W Try UCG tyrosine Y Tyr UAU, UAC valine* V Val GUU, GUC, GUA, GUG *Essentiële aminozuren. Deze dienen in de voeding aanwezig te zijn, omdat ze niet in het lichaam worden aangemaakt. **Alleen essentieel bij kinderen; volwassen kunnen histidine vormen door transaminering. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 8

9 Intermezzo 2.3 Controle van DNA, RNA en eiwitten Het proces van replicatie is misschien wel het belangrijkste van de talloze reactieketens die in de cel plaatsvinden, omdat daarmee het voortbestaan van het weefsel en soms van het gehele individu wordt bepaald. Een fout in de constructie van het DNA zal worden overgedragen op dochtercellen en op hun nakomelingen, zodat de afwijking wordt verveelvoudigd en als erfelijke eigenschap worden doorgegeven aan de volgende generaties. Daarom is het van groot belang dat de cel beschikt over een nauwkeurig werkend controlesysteem dat waakt over de correcte productie van nieuw DNA en het DNA eventueel repareert als er bij de nieuwvorming iets misgaat (DNA mismatch repair). Als de schade de reparatiemogelijkheden te boven gaat, treedt het apoptoseproces (zie par in het boek) in werking en wordt de cel opgeruimd. De DNA-reparatie vindt globaal als volgt plaats. Als de replicatie faalt, ontstaan een of meer afwijkende nucleotiden met een onjuist basenpakket. Specifieke eiwitten, de mismatch repair proteins, sporen de fout op, breken het DNA-molecuul ter plaatse van de mismatch open en herstellen de gewenste basenvolgorde. Een goedwerkend DNA-reparatiesysteem is voor het individu van levensbelang. Men neemt aan dat de verhoogde kans op maligne celgroei bij ouderen ten minste voor een deel het gevolg is van een vermindering van de activiteit van dit systeem (zie par in het boek). Bovendien is vastgesteld dat bepaalde vormen van kanker (bijv. het coloncarcinoom) berusten op een mutatie in de genen voor de vorming van eiwitten van dit reparatiesysteem. Naast de controle van DNA gebruiken eukaryote cellen ook een uitgebreid systeem voor de controle van het RNA. Dit systeem zorgt ervoor dat de RNA-productie en afbraak gereguleerd wordt en onderdrukt de vorming van viraal en parasitair RNA. Klontering (aggregatie) van beschadigde of slecht gevouwen eiwitten vormt de basis van ernstige ziekten zoals de ziekte van Huntington en Parkinson. Om het verkeerd vouwen (misfolding) en hierdoor klontering van eiwitten te voorkomen beschikt de cel over een specifiek systeem dat deze processen tegengaat. Een uitgebreid systeem van chaperonne eiwitten zorgt voor correctie van verkeerd gevouwen eiwitten en afbraak van beschadigde of geklonterde eiwitten. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 9

10 Intermezzo 2.4 Epigenetische regulatie van genexpressie Terwijl het humane genoom ongeveer genen bevat, wordt in gespecialiseerde cellen slechts een gedeelte van dit volledige aantal genen gebruikt. Gedurende de ontwikkeling kiest de cel de specifieke genen die zij nodig heeft voor zijn differentiatie via een mechanisme dat transcriptionele regulatie genoemd wordt. Naast tal van transcriptiefactoren die de gentranscriptie kunnen stimuleren of remmen zijn er additionele mechanismen die zeer specifiek de effectiviteit van de DNA-transcriptie kunnen moduleren. Deze mechanismen worden samengevat onder de term epigenetische regulatie omdat ze door modulering van het DNA, zonder dat de sequentie van het DNA verandert, het fenotype van een cel ingrijpend kunnen wijzigen. Er zijn drie epigenetische vormen van genregulatie bekend: 1. DNA-methylering: door de toevoeging van methylgroepen aan de cytosine nucleotiden van het DNA treedt een verminderde toegankelijkheid van het DNA op, waardoor transcriptiefactoren en transcriptie enzymen niet aan het DNA kunnen binden zodat er geen transcriptie kan plaatsvinden. Vaak bevinden zich aan de startzijde van het gen DNA-sequenties met een hoog gehalte aan cytosinenucleotiden, zogenoemde CpGeilanden. Methylering van deze CpG-eilanden zorgt voor een effectieve blokkade van de transcriptie. De enzymen die de cytosinenucleotiden methyleren, worden methyltransferases genoemd en de enzymen die methylgroepen van cytosine verwijderen, methylases. 2. Histonmodulatie: in de celkern is het DNA rond histoneiwitten gewikkeld (zie figuur 2.4.1); deze nucleosoomeenheden liggen nauw gerangschikt en vormen samen de chromosomen. De N-terminale einden van de histoneiwitten liggen aan de buitenkant van de nucleosomen. Afhankelijk van de chemische modificatie liggen de histoneinden in meer of mindere mate tegen het DNA aan. De meest bekende modificaties zijn acetylering en methylatie van lysinen in de histoneinden. In het geval van acetylering van het histon stoten negatief geladen acetylgroepen en het eveneens negatief geladen DNA elkaar af, zodat het DNA vrij toegankelijk is voor transcriptie. Als de histoneinden gemethyleerd zijn, liggen ze dichter bij DNA en is het DNA minder toegankelijk (zie figuur 2.4.1). 3. Regulatie door microrna: naast het coderende messenger-rna produceert de cel ook korte RNA-sequenties (ongeveer 20 nucleotiden lang) die niet coderen voor een eiwit. Dit RNA; dat vanwege zijn geringe lengte ook wel microrna genoemd wordt, kan aan complementaire sequenties van mrna binden, waardoor het mrna niet meer gebruikt kan worden voor eiwittranslatie en ook gemakkelijker afgebroken wordt. Zoals reeds beschreven zijn deze drie epigenetische regelmechanismen een belangrijke factor bij de ontwikkeling en differentiatie van cellen. Het is echter ook bekend dat factoren uit de directe omgeving deze epigenetische mechanismen ook zelf weer kunnen beïnvloeden. Een bekend voorbeeld hier van is de Hongerwinter van , de chronische ondervoeding heeft duidelijke sporen nagelaten bij de nakomelingen van de hongerslachtoffers die een veranderd metabolisme en een verhoogde gevoeligheid voor cardiale aandoeningen zoals hartinfarcten vertonen. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 10

11 Figuur A Het DNA is op vaste afstanden rond histoneiwitcomplexen gewonden. De winding van het DNA rond een histoneiwitcomplex wordt een nucleosoom genoemd. Het DNA met de nucleosomen liggen dicht opeengepakt (gecondenseerd) als chromatine draden die deel uitmaken van een chromosoom. B De uiteinden van de histoneiwitten in het nucleosoom steken naar buiten en kunnen gemethyleerd en geacetyleerd worden. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 11

12 Intermezzo 2.5 Lipiden en vetzuren Net als koolhydraten zijn lipiden alleen opgebouwd uit koolstof, waterstof en zuurstof, en missen ze het voor nucleïnezuren en eiwitten kenmerkende stikstofatoom. De meest voorkomende lipiden zijn de glyceriden die men zich kan voorstellen alsof ze bestaan uit een romp van glycerol waaraan één tot drie langwerpige vetzuurmoleculen gehecht zijn (figuur 2.5.1A en B). De vetzuurketens kunnen worden onderverdeeld in verzadigde en onverzadigde; in het laatste geval bevinden zich in de keten twee of meer koolstofatomen die via een dubbele binding (intermezzo 2.1) aan elkaar gekoppeld zijn. Deze onverzadigde vetzuren zijn essentieel voor de opbouw van een belangrijke groep lipiden, de prostaglandinen, maar kunnen niet in het lichaam worden gevormd uit andere stoffen. Daarom behoren ze tot de essentiële vetzuren die met de voeding moeten worden toegediend, omdat ze voor het lichaam onmisbaar zijn, maar niet kunnen worden aangemaakt. Bekende onverzadigde vetzuren zijn linoleenzuur (18 C-atomen) en arachidonzuur (20 C-atomen) die voorkomen in onder andere zonnebloemolie (tabel 2.5.1). Tabel Enkele belangrijke vetzuren (uit: Schuit FC. Medische biochemie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2000) structuur (geïoniseerd) lengte triviale systematische naam naam verzadigde vetzuren CH 3 (CH 2 ) 8 COO C10 caproaat decanoaat 32 CH 3 (CH 2 ) 10 COO C12 lauraat dodecanoaat 44 CH 3 (CH 2 ) 12 COO C14 myristaat tetradecanoaat 54 CH 3 (CH 2 ) 14 COO C16 palmitaat hexadecanoaat 63 CH 3 (CH 2 ) 16 COO C18 stearaat octadecanoaat 70 CH 3 (CH 2 ) 18 COO C20 arachidaat eicosanoaat 77 CH 3 (CH 2 ) 20 COO C22 behenaat docosanoaat 82 CH 3 (CH 2 ) 22 COO C24 lignoceraat tetracosanoaat 86 CH 3 (CH 2 ) 24 COO C26 cerotaat hexacosanoaat 89 onverzadigde vetzuren CH 3 (CH 2 ) 5 CH=CH(CH 2 ) 7 COO C16 palmitoleaat cis-9-hexadeconoaat 0 CH 3 (CH 2 ) 7 CH=CH(CH 2 ) 7 COO C18 oleaat cis-9-octadecanoaat 16 CH 3 (CH 2 ) 4 (CH=CHCH 2 ) 2 (CH 2 ) 6 COO C18 linoleaat cis,cis-9,12-octadecadiënaat 5 CH 3 CH 2 (CH=CHCH 2 ) 3 (CH 2 ) 6 COO C18 linolenaat all cis-9,12,15- octadecatriënaat CH 3 (CH 2 ) 4 (CH=CHCH 2 ) 4 (CH 2 ) 2 COO C20 arachidonaat all cis-5,8,11,14- eicosatriënaat smeltpunt ( C) Als alle drie bindingsplaatsen van de glycerol bezet zijn door een vetzuurketen, is de verbinding een triglyceride ofwel neutraal vet dat dient voor opslag van energie (figuur 2.5.1B). Zijn de ketens kort, of wel lang maar voorzien van een of meer dubbele bindingen (mono- of poly-onverzadigd), dan is het vet meestal vloeibaar bij kamertemperatuur (olie). Dit vet heeft voornamelijk een plantaardige oorsprong. Zijn de ketens lang en volledig verzadigd, dan heeft het vet een vaste vorm. Dit vinden wij meer in dierlijk materiaal. Neutraal vet is apolair en daardoor niet in water oplosbaar. Dat verandert wanneer één of twee vetzuurketens zijn vervangen door een niet-vetzuurgroep, zodat mono- en diglyceriden ontstaan (figuur 2.5.1C, bovenste structuur). Vooral deze laatste groep is biologisch interessant omdat deze de hoofdmoot vormt van de structurele lipiden (= vetachtige stoffen) in de membranen. In een belangrijke groep membraanlipiden vormt sfingosine in plaats van glycerol het skelet van het molecuul. Dit zijn de sfingolipiden (figuur 2.5.1C, middelste structuur). De belangrijkste eigenschap van zowel de glycerolipiden als de sfingolipiden is hun amfoteer gedrag in water; de vetzuurstaart is apolair en daarom hydrofoob, de niet Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 12

13 vetzuurgroep is polair en daardoor wel oplosbaar in water (hydrofiel). Daardoor vormen deze stoffen in water gemakkelijk membranen die bestaan uit een dubbellaag van moleculen, met de hydrofobe vetzuurstaarten in het midden en de hydrofiele polaire groep aan weerszijden naar het water gekeerd. Afhankelijk van de aard van de polaire groep worden onderscheiden: fosfolipiden: de polaire groep bevat fosfor, met daaraan een kleine of grote restgroep gekoppeld. Bekende membraancomponenten die tot deze groep behoren zijn fosfatidylcholine en fosfatidylinositol, behorend tot de glycerolipiden, en sfingomyeline uit de groep van de sfingolipiden. glycolipiden: de polaire groep is een suikermolecuul. Ook hiervan komen veel verschillende soorten voor, vooral aan de buitenzijde van celmembranen. Behalve de hierboven besproken glyceriden en sfingolipiden vormen de steroïden een belangrijke groep lipiden. Steroïden hebben als basisstructuur vier aan elkaar gebonden koolwaterstofringen. Het eenvoudigste molecuul is cholesterol (figuur 2.5.1D). Tot deze groep behoren ook de steroïdhormonen, zoals oestradiol en testosteron, en vitamine D. Deze stoffen lossen slecht op in water. Figuur Chemische structuur van enkele vetzuren en glyceriden. A Een verzadigd vetzuur. In het bovenste model zijn alle atomen weergegeven, in het middelste alleen het koolstofskelet met nummering van de C-atomen, in het onderste de code voor de eerste en laatste C-atomen. B De structuur van een vetmolecuul: een glycerolmolecuul (rechts) is verbonden met een aantal (hier drie) vetzuurmoleculen. C De structuur van twee membraanlipiden. D De structuur van cholesterol. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 13

14 Intermezzo 2.6 Suikers De koolhydraten waar het bij de aerobe en anaerobe splitsing om gaat zijn suikers die bestaan uit C, H en O in de algemene formule C n (H 2 O) m. Veel voorkomende suikers zijn triosen (C 3 ), zoals pyrodruivenzuur en glyceraldehyde, pentosen (C 5 ), zoals ribose en desoxyribose in respectievelijk RNA en DNA, en hexosen (C 6 ), zoals glucose en fructose (figuur 2.6.1). De aanwezigheid van pentosen in de nucleïnezuren geeft al aan dat suikers niet uitsluitend als brandstof mogen worden beschouwd, maar dat zij ook deel uitmaken van de celstructuur. Datzelfde geldt voor een groep hexosen, waarvan één van de COH-groepen is vervangen door een aminozuur; deze hexosaminen maken deel uit van glycoproteïnen in bot- en bindweefsel. Pentose- en hexosemoleculen kunnen aan elkaar worden gekoppeld tot grotere eenheden: disachariden, trisachariden of polysachariden. Voorbeelden van deze laatste zijn zetmeel (plantaardig) en glycogeen, waarin een zeer groot aantal glucosemoleculen met elkaar verbonden is. Deze moleculen dienen om glucose op te slaan, vooral in lever- en spiercellen, zonder dat dit het osmotisch evenwicht verstoort (zie par in het boek). Figuur De chemische structuur van een triose, een pentose en een hexose. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 14

15 Intermezzo 2.7 De ademhalingsketen in het mitochondrion Bij de oxidatiestappen in de glycolyse en in de citroenzuurcyclus wordt niet direct zuurstof aan het substraat gebonden, maar wordt waterstof daaraan onttrokken, wat chemisch gezien op hetzelfde neerkomt. Via NAD en FAD wordt de waterstof in de binnenmembraan van de mitochondriën via tien reacties die gezamenlijk de ademhalingsketen vormen, uiteindelijk wel aan zuurstof gebonden. De enzymen die bij deze uiterst ingewikkelde reeks processen als hulpmiddel werken, hebben als bijzonderheid dat het vrijwel alle metaalbevattende eiwitten zijn. De grootste familie is die van de cytochromen, sterk roodgekleurde, ijzerhoudende enzymen die elektronen kunnen doorgeven. Dit elektronentransport vormt de basis van de werking van de ademhalingsketen en maakt het mogelijk dat in ruime mate ATP wordt gevormd uit ADP en fosforzuur (oxidatieve fosforylering). Aan het begin van de keten worden de waterstofatomen van NADH + H + en FADH 2 afgenomen, zodat deze weer naar het cytoplasma kunnen terugkeren om de oxidatiestappen in de glucosesplitsing voort te zetten. De waterstofatomen worden enzymatisch gesplitst in een proton (H + -ion) en een elektron. Dit laatste wordt van enzym naar enzym doorgegeven. Bij iedere stap verliezen de elektronen wat aan de energie die gebruikt wordt om de protonen naar de ruimte tussen de binnen- en buitenmembraan van het mitochondrion te pompen. Hierdoor ontstaat een elektrochemische protongradiënt (= concentratieverschil) over de binnenmembraan omdat de concentratie tussen de membranen veel hoger is dan binnen in het mitochondrion. Als gevolg daarvan worden de protonen naar binnen gedrukt. De enige weg die ze hierbij kunnen volgen, loopt via ATP-synthetiserende enzymen (ATP-synthetasen) die de energie van de langsstromende protonen gebruiken om ATP te vormen. Het mechanisme wordt gestimuleerd door ophoping van ADP in het inwendige van het mitochondrion. Door giftige stoffen zoals dinitrofenol (DNP) wordt het elektronentransport van de ATP-vorming gescheiden. De in de ademhalingsketen vrijkomende energie verlaat de cel dan in de vorm van warmte. Aan het einde van de keten wordt het elektron overgedragen aan zuurstof. Het dan ontstane zuurstofradicaal bindt zich aan waterstof tot water. Omdat alleen in het mitochondrion de elektronenoverdracht mogelijk is, betekent dit dat al het water dat bij de glucosesplitsing ontstaat, in het mitochondrion wordt gevormd. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 15

16 Intermezzo 2.8 De vorming van ketonlichamen bij suikerziekte (diabetes mellitus) Behalve koolhydraat behoort ook vet tot de brandstoffen van het lichaam, omdat ook van vet de belangrijkste functie is het leveren van energie door middel van katabole processen. Uit het oogpunt van energie maakt het daardoor niet uit welke van de twee wordt verbrand, zij het dat verbranding van 1 g vet ruim tweemaal zo veel energie oplevert als van 1 g koolhydraat. Toch kan vet in de stofwisseling de rol van koolhydraat niet volledig overnemen en moet een deel van de verbranding op glucosesplitsing gebaseerd zijn. De oorzaak hiervan is de omkeerbaarheid van de glycolyse. Als er een groot tekort aan glucose is, kan vanuit de laatste stap in de citroenzuurcyclus het dan gevormde oxaalazijnzuur worden teruggevormd tot glucose. Dit oxaalazijnzuur is echter ook het molecuul dat zich aan acetyl-coa bindt bij het begin van de cyclus; een tekort daaraan resulteert in een ophoping van acetyl-coa. Dit laatste wordt dan in de lever afgebroken tot stoffen die, vanwege hun ketonstructuur, ketonlichamen worden genoemd: acetoazijnzuur, β-hydroxyboterzuur en aceton. Ophoping van deze stoffen veroorzaakt een sterke verzuring van het bloed (acidose) en eventueel stoornissen in de functie van het zenuwstelsel. Aceton is soms in de uitademingslucht te ruiken. Een dergelijk extreem tekort aan glucose kan zich voordoen tijdens een extreme vermageringskuur waarbij alle koolhydraten uit de voeding zijn weggelaten, of als complicatie van een vorm van suikerziekte, de insulineafhankelijke diabetes (Eng.: insulindependent diabetes mellitus, IDDM), waarbij het hormoon insuline, dat cellen in staat stelt glucose op te nemen, in onvoldoende mate wordt aangemaakt. In het laatste geval kan er, ondanks een hoge glucoseconcentratie in het bloed, intracellulair een zodanig tekort ontstaan dat de ophoping van ketonlichamen voert tot een diabetisch coma. Toediening van insuline, waardoor het glucosetransport op gang komt, is dan levensreddend. Aanvullend materiaal bij Bouman/Boddeke/Muntinga: Leerboek medische fysiologie. 16

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN BOUWSTENEN VAN HET LEVEN Pearson Basisboek Biologie 10voorBiologie VWO Hoofdstuk 1 L. Grotenbreg (MSc.) Bouwstenen van het leven Organische moleculen, groot of klein, bevatten chemische energie en zijn

Nadere informatie

Examen VWO. Biologie. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur. Boekje met informatie.

Examen VWO. Biologie. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur. Boekje met informatie. Biologie Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Boekje met informatie 900006 18B Begin informatie 1 Indicatorsoorten van de macrofauna voor

Nadere informatie

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT ANTWOORDEN 6.5 /TM 6.8 Codering 1.een juiste aanvulling van het schema : nucleotiden in mrna juist nucleotiden in DNA juist 3 kant en 5 kant bij mrna en DNA juist

Nadere informatie

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media Hoofdstuk 11 Biomoleculen bladzijde 1 Opgave 1 Geef de reactie van de verbranding van glucose (C 6H 12O 6) tot CO 2 en water. C 6H 12O 6 + 6 O 2 6 CO 2 + 6 H 2O Opgave 2 Hoe luidt de reactie (bruto formules)

Nadere informatie

- m. g> Wetenschappelijk - Onderwijs. - Examen VWO. .~ Voorbereidend. Tijdvak 1 Maandag 25 mei uur. Boekje met informatie.

- m. g> Wetenschappelijk - Onderwijs. - Examen VWO. .~ Voorbereidend. Tijdvak 1 Maandag 25 mei uur. Boekje met informatie. - Examen VWO.~ Voorbereidend g> Wetenschappelijk - Onderwijs 0 - m Tijdvak Maandag 25 mei 3.30-6.30 uur Boekje met informatie 80003 8B Begin informatie Luchtwegen en longen = neusholte 2 = mondholte 3

Nadere informatie

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1. Samenvatting door D. 1431 woorden 28 november 2016 3,3 4 keer beoordeeld Vak Biologie Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1. Inleiding Scheikundige samenstelling persoon 70kg Scheikundige samenstelling

Nadere informatie

Studiehandleiding Biochemie I

Studiehandleiding Biochemie I Studiehandleiding Biochemie I 2006-2007 1 Proeftentamen Biochemie I 1. Vul de juiste term uit de lijst op de open plaatsen in onderstaande tekst in. Elke term mag maar éénmaal worden gebruikt maar niet

Nadere informatie

Hetzelfde DNA in elke cel

Hetzelfde DNA in elke cel EIWITSYNTHESE (H18) Hetzelfde DNA in elke cel 2 Structuur en functie van DNA (1) Genen bestaan uit DNA Genen worden gedragen door chromosomen Chromosomen bestaan uit DNAmoleculen samengepakt met eiwitten

Nadere informatie

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 van Unit 1 van Biology, Campbell,10 e druk Versie

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 van Unit 1 van Biology, Campbell,10 e druk Versie Chemie van het leven Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 van Unit 1 van Biology, Campbell,10 e druk Versie 2014-2015 Chemische achtergrond van leven 1. Atoomnummer

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door W. 1173 woorden 23 juni 2016 6,9 16 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Scheikunde Samenvatting H1 1 t/m 7 1 Atoombouw: Atoom: Opgebouwd uit

Nadere informatie

Bouwstenen van het leven

Bouwstenen van het leven Bouwstenen van het leven 1 Leerdoelen In dit hoofdstuk leer je: de belangrijkste scheikundige begrippen die in de biologie gebruikt worden; wat de structuur en functie van koolhydraten is; wat de structuur

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11

Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11 Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11 Opgave 11.1 Definitie Definitie van een molecuul Een molecuul is het kleinste deeltje van een moleculaire stof dat nog alle chemische eigenschappen

Nadere informatie

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen

2,4. Samenvatting door R woorden 5 maart keer beoordeeld. Biologie voor jou. Stofwisseling Biologie. Atomen en Moleculen Samenvatting door R. 1478 woorden 5 maart 2014 2,4 30 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Stofwisseling Biologie Atomen en Moleculen -Stof à moleculen à atomen (in kleine hoeveelheden

Nadere informatie

2 O 3 ; O = 2 Tl = 3+

2 O 3 ; O = 2 Tl = 3+ Evenwicht 1 C Bij constante druk neemt door toevoegen He het volume toe minder gasdeeltjes per L evenwicht verschuift naar kant met meeste gasdeeltjes meer P B Bij volumevergroting verschuift het evenwicht

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen

Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen Hoofdstuk 1 Doelstelling 1: Stofwisseling (metabolisme): het geheel aan chemische processen in een cel. Via passief en actief transport nemen cellen stoffen op uit hun milieu. Enzymen maken de omzettingsprocessen

Nadere informatie

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten 94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie

Nadere informatie

Aminozuren Kleine stukjes eiwit kunnen de celwand van een bacterie sterker maken. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren.

Aminozuren Kleine stukjes eiwit kunnen de celwand van een bacterie sterker maken. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Activiteit 5 Peptidebindingen en Penicilline Aminozuren Kleine stukjes eiwit kunnen de celwand van een bacterie sterker maken. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. In de natuur komen ongeveer 100 verschillende

Nadere informatie

a. fosfatidylethanolamine b. fosfatidylcholine c. plasmologeen d. ceramide e. Een mengsel van A en B

a. fosfatidylethanolamine b. fosfatidylcholine c. plasmologeen d. ceramide e. Een mengsel van A en B 1. Een onbekend lipide wordt behandeld met een mengsel van fosfolipasen A1, A2, C en D. Vermits er geen glycerol wordt gevormd na deze behandeling, is het lipide meest waarschijnlijk a. fosfatidylethanolamine

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Inhoudsopgave 1 Atoommodel... 1 Moleculen... 1 De ontwikkeling van het atoommodel... 1 Atoommodel van Bohr... 2 Indicatoren van atomen... 3 2 Periodiek

Nadere informatie

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Wat voor eiwit ben jij? (Basis)

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Wat voor eiwit ben jij? (Basis) Afsluitende les Leerlingenhandleiding Wat voor eiwit ben jij? (Basis) Deel 1 In het DNA ligt het erfelijk materiaal van een organisme in code opgeslagen. Deze code is opgebouwd uit vier nucleotiden: adenosine

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATINALE SEIKUNDELYMPIADE ANTWRDMDEL VRRNDE 2 (de week van) woensdag 12 april 2006 Deze voorronde bestaat uit 27 deelvragen verdeeld over 5 opgaven De maximumscore voor dit werk bedraagt 100 punten (geen

Nadere informatie

Oefenvragen Hoofdstuk 3 Bouwstenen van stoffen antwoorden

Oefenvragen Hoofdstuk 3 Bouwstenen van stoffen antwoorden Vraag 1 Geef het symbool van: Oefenvragen Hoofdstuk 3 Bouwstenen van stoffen antwoorden I. IJzer Fe Aluminium Al Koolstof C IV. Lood Pb V. Chloor Cl VI. Silicium Si Vraag 2 Geef de naam van de atoomsoort.

Nadere informatie

www. Biologie 2001 Vraag 1 Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. 1. Het is een enkelvoudige keten. 2. Het bevat als basen: G - A - C - T. 3. Het varieert naargelang de soort cel binnen één

Nadere informatie

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007 NAAM: STUDENTNUMMER: CONTROLEER OF DIT TENTAMEN 14 PAGINA S BEVAT. Veel succes! o Je mag de achterkant van het papier ook zo nodig gebruiken,

Nadere informatie

Achtergronden bij het Metabolaspel

Achtergronden bij het Metabolaspel Achtergronden bij het Metabolaspel Colofon Naar idee: dr. M. Lopes Cardozo, Universiteit Utrecht prof. dr. M.C.E. van Dam Mieras, Universiteit Leiden Projectleiding: J. Berkhout, Open Universiteit Nederland

Nadere informatie

Naam: Student nummer:

Naam: Student nummer: Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors

Nadere informatie

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18

Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18 Scheikunde Chemie Overal Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 18 Reactietypen Substitutiereactie Een atoom(groep) wordt vervangen door een andere atoomgroep. Bij halogenen gebeurt dat alleen onder straling.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj Samenvatting door Fabienne 1166 woorden 24 oktober 2017 5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Elementen; atomen en moleculen

Elementen; atomen en moleculen Elementen; atomen en moleculen In de natuur komen veel stoffen voor die we niet meer kunnen splitsen in andere stoffen. Ze zijn dus te beschouwen als de grondstoffen. Deze stoffen worden elementen genoemd.

Nadere informatie

Stoffen, structuur en bindingen

Stoffen, structuur en bindingen Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.

Nadere informatie

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens!

We wensen je veel succes met studeren en het halen van jouw tentamens! Voorwoord Beste geneeskundestudent, Voor je ligt de samenvatting van Blok 1.1.1 Deel 2 voor de studie geneeskunde. SlimStuderen.nl heeft de belangrijkste informatie uit alle verplichte literatuur voor

Nadere informatie

Oefenopgaven Biochemie

Oefenopgaven Biochemie 6VW efenopgaven Biochemie Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting.

Nadere informatie

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen? Biologie Vraag 1 Celorganellen en levensprocessen bij levende cellen zijn: 1. Ribosomen 2. ATP synthese 5. DNA polymerase 3. Celmembranen 6. Fotosynthese 4. Kernmembraan 7. Mitochondria Welke van de bovenstaande

Nadere informatie

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Moleculen 1. Basenparing In het DNA vindt basenparing plaats. Welke verbinding brengt een basenpaar tot stand? A. Peptidebinding B. Covalente binding C. Zwavelbrug

Nadere informatie

Celademhaling & gisting

Celademhaling & gisting Celademhaling & gisting Tekst voor de leerlingen V. Rasquin - 1 - DISSIMILATIE - TEKST VOOR DE LEERLINGEN celademhaling & GISTING Wij weten dat heel wat processen endergonisch zijn (ze vergen energie).

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je,

Nadere informatie

Oefenopgaven Biochemie. Parkinson

Oefenopgaven Biochemie. Parkinson 6VW efenopgaven Biochemie Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting.

Nadere informatie

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Wat voor eiwit ben jij? (Basis)

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Wat voor eiwit ben jij? (Basis) Afsluitende les Leerlingenhandleiding Wat voor eiwit ben jij? (Basis) Deel 1 In het DNA ligt het erfelijk materiaal van een organisme in code opgeslagen. Deze code is opgebouwd uit vier nucleotiden: adenosine

Nadere informatie

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Vragen bij COO over hoofdstuk 11, 12 en 17 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk Membranen 1. Je wordt gevraagd een kunstmatige membraan te

Nadere informatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie

1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Samenvatting door A. 1427 woorden 12 april 2013 6,5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie H3 - Energie 1. Stofwisseling, assimilatie en dissimilatie Stofwisseling (metabolisme):

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA 1. Hieronder zie je de schematische weergave van een dubbelstrengs DNA-keten. Een

Nadere informatie

Bepaal het atoomskelet van de verbinding

Bepaal het atoomskelet van de verbinding MODULE 2 Bijlage 1 Stappenplan voor het schrijven van een goede Lewisformule Het vinden van een goede lewisformule voor een gegeven brutoformule is niet altijd eenvoudig. Bijna altijd kan je aan de hand

Nadere informatie

Tentamen Biochemie,, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, Antwoorden

Tentamen Biochemie,, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, Antwoorden Tentamen Biochemie,, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, 26-09-2014 Antwoorden 1. Hieronder is de structuur weergegeven van octadecyl rhodamine B chloride. Let op de alifatische (CH 2 ) 17 keten die is veresterd

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM Cellen, weefsels en organen (grondig lezen) Cellen: Organen: Weefsel: kleinste functionele eenheden van ons lichaam zeer uiteenlopende morfologie (=vorm/bouw) die samenhangt

Nadere informatie

De Kracht van Eiwit. Hans Wassink. EFAA Fitness- & Personal Training Congres 15 Februari 2009, Noordwijkerhout

De Kracht van Eiwit. Hans Wassink. EFAA Fitness- & Personal Training Congres 15 Februari 2009, Noordwijkerhout De Kracht van Eiwit Hans Wassink EFAA Fitness- & Personal Training Congres 15 Februari 2009, Noordwijkerhout Programma Eigen Kracht 10.00 uur De Kracht van Eiwit Hans Wassink 11.15 uur Afslanken met IJzer

Nadere informatie

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie)

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 25-01-2010 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) 1 (~30 minuten; 20 punten) Onderstaand is een stukje

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten WATER Krachten tussen deeltjes Intramoleculaire en intermoleculaire krachten Intramoleculaire en intermoleculaire krachten De atomen in een molecuul blijven samen door intramoleculaire krachten (atoombinding)

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling Samenvatting door M. 1566 woorden 14 januari 2017 4,2 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie Thema 1: stofwisseling Paragraaf

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied

Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied Nederlandse samenvatting voor geïnteresseerden buiten het vakgebied Met dit proefschrift ga ik promoveren in de biochemie. In dit vakgebied wordt de biologie bestudeerd vanuit chemisch perspectief. Het

Nadere informatie

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Scheikunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Fossiele brandstof Koolwaterstof Onvolledige verbranding Broeikaseffect Brandstof ontstaan door het afsterven van levende organismen,

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Alcoholtest 1 Een juiste uitleg leidt tot de conclusie dat de werking van het enzym aldehydedehydrogenase wordt geblokkeerd. (misselijkheid betekent) aceetaldehyde wordt niet omgezet

Nadere informatie

Leerlingenhandleiding

Leerlingenhandleiding Leerlingenhandleiding Niveau: basis Bioinformatica: leven in de computer Ontwikkeld door het Netherlands Bioinformatics Centre in samenwerking met het Centre for Molecular and Biomolecular Informatics

Nadere informatie

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van

Nadere informatie

- 1 - Microbiologie en Biochemie (MIB-10306) Biochemie deel Vrijdag 29 februari 2008, uur

- 1 - Microbiologie en Biochemie (MIB-10306) Biochemie deel Vrijdag 29 februari 2008, uur Microbiologie en Biochemie (MIB-10306) Biochemie deel Vrijdag 29 februari 2008, 9.00-12.00 uur - Begin met het invullen van je naam en registratienummer. - Alle antwoorden moeten op het vragenformulier

Nadere informatie

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. Biologie Vraag 1 Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur. 1. Het is een enkelvoudige keten. 2. Het bevat als basen: G A C T. 3. Het varieert naargelang de soort cel binnen één organisme. 4.

Nadere informatie

13 Energietransport in cellen

13 Energietransport in cellen Heterotrofe organismen (bv de meeste bacteriën, schimmels en dieren) kunnen geen organische stoffen vormen uit alleen anorganische stoffen; zij zijn niet in staat tot koolstofassimilatie. Zij moeten organische

Nadere informatie

van de cel Bioinformatica het probleem Inleiding Medisch Technische Wetenschappen Bioinformatica Deel 1 Celbiologie Elementaire celbiologie

van de cel Bioinformatica het probleem Inleiding Medisch Technische Wetenschappen Bioinformatica Deel 1 Celbiologie Elementaire celbiologie Bioinformatica het probleem Inleiding Medisch Technische Wetenschappen Bioinformatica Deel 1 Michael Egmont-Petersen Watisdebetekenis [in brede zin] van het menselijk genome? Welke structuur hebben de

Nadere informatie

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1 de cel Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende onderdelen van een cel. We bespreken het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen.

Nadere informatie

Signaaltransductie versie

Signaaltransductie versie Signaaltransductie versie 2015-2016 Vragen bij COO over hoofdstuk 16 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier weergegeven. Het is de

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 De genen A en B liggen 14 centimorgan (cm) van elkaar. Een persoon die heterozygoot is voor deze twee genen, heeft ouders met Aabb en aabb als genotype. De verwachte frequenties van de

Nadere informatie

Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie

Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie Celstofwisseling II (COO 5) Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 10 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Elektronen-transportketen 1. Van enkele processen in

Nadere informatie

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof Boekverslag door A. 1802 woorden 20 juni 2007 5 71 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting stofwisseling Stofwisseling is het totaal van alle chemische processen in een organisme

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:

Nadere informatie

Intermezzo, De expressie van een eiwit.

Intermezzo, De expressie van een eiwit. Samenvatting Bacteriën leven in een omgeving die voortdurend en snel verandert. Om adequaat te kunnen reageren op deze veranderingen beschikken bacteriën over tal van sensor systemen die de omgeving in

Nadere informatie

4. deleted. 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat

4. deleted. 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat 1. ATP kan een reactie aandrijven omdat a. bij de hydrolyse van ATP warmte vrijkomt b. de hydrolyse van ATP de entropie doet toenemen c. ATP sterk bindt aan het substraat van enzymen d. ATP thermodynamisch

Nadere informatie

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Celstofwisseling I Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie 2010-2011 Inleiding 1-12 Deze module gaat over de omzetting van voedsel in energie

Nadere informatie

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

de cel A&F_MBO_H01.indd :21 1 de cel De cel 1 Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende componenten van een cel. Het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen

Nadere informatie

Bioinformatica tentamen D1 voor 2MNW op woensdag 30 maart 2005 van 9.30-12.30 uur in zaal Q105

Bioinformatica tentamen D1 voor 2MNW op woensdag 30 maart 2005 van 9.30-12.30 uur in zaal Q105 Bioinformatica tentamen D1 voor 2MNW op woensdag 30 maart 2005 van 9.30-12.30 uur in zaal Q105 Naam: Studentnummer: NB: er zijn extra vellen achteraan bijgevoegd die je kunt gebruiken om antwoorden verder

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1 Energie wordt gehaald uit: vetten in plantaardige oliën, boter en spek reservestof rond organen, onder de huid en in holle beenderen koolhydraten suikers en meelsoorten

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo Samenvatting door een scholier 1193 woorden 30 oktober 2012 5,8 23 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Samenvatting Scheikunde

Nadere informatie

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde verzicht van reactievergelijkingen Scheikunde Algemeen Verbranding Een verbranding is een reactie met zuurstof. ierbij ontstaan de oxiden van de elementen. Volledige verbranding Bij volledige verbranding

Nadere informatie

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4)

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4) Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4) 1. Atoommodel van Bohr Uitgaande van het atoommodel van Rutherford (kern bestaande uit protonen en neutronen met daaromheen een elektronenwolk)

Nadere informatie

Vetzuur- en cholesterolsynthese

Vetzuur- en cholesterolsynthese Vetzuur- en cholesterolsynthese Vetzuursynthese De vetzuursynthese is niet het omgekeerde van de beta-oxidatie; Beta-oxidatie Vetzuursynthese Plaats Mitochondriale matrix Cytoplasma en glad ER Enzymen

Nadere informatie

H18 Opdracht 5: Voedingsstoffen in blanke vla

H18 Opdracht 5: Voedingsstoffen in blanke vla H18 Opdracht 5: Voedingsstoffen in blanke vla Hoe toon je aan welke voedingsstoffen blanke vla bevat? In je onderzoek probeer je water, suiker, zetmeel, eiwit en vet aan te tonen. a. Bedenk zelf een methode

Nadere informatie

1 (~20 minuten; 20 punten)

1 (~20 minuten; 20 punten) TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 27-01-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,

Nadere informatie

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai De student moet de bouw en werking van enzymen kunnen beschrijven moet het proces van foto

Nadere informatie

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk 5. 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem

Inspanningsfysiologie. Energiesystemen. Fosfaatpool. Hoofdstuk 5. 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem Inspanningsfysiologie Hoofdstuk 5 Energiesystemen 1. Fosfaatpool 2. Melkzuursysteem 3. Zuurstofsysteem Fosfaatpool Anaërobe alactische systeem Energierijke fosfaatverbindingen in de cel Voorraad ATP en

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

QUARK_5-Thema-01-elektrische kracht Blz. 1

QUARK_5-Thema-01-elektrische kracht Blz. 1 QUARK_5-Thema-01-elektrische kracht Blz. 1 THEMA 1: elektrische kracht Elektriciteit Elektrische lading Lading van een voorwerp Fenomeen: Sommige voorwerpen krijgen een lading door wrijving. Je kan aan

Nadere informatie

Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST,

Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST, 26-09-2014 1. Tijdens fotosynthese ontstaat O 2. Uit welke grondstof(fen) wordt dit O 2 gevormd? De reactie vereist energie. Hoeveel moleculen ATP worden

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

scheikunde vwo 2017-I

scheikunde vwo 2017-I PAL 1 maximumscore 1 NH 3 2 maximumscore 4 Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven: de restgroepen juist weergegeven en 1 de peptidebindingen juist weergegeven en de rest van de structuurformule

Nadere informatie

Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen

Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen SAMENVATTING Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen Biofysica is de studie van de natuurkunde achter biologische processen. Haar werkterrein is voornamelijk de individuele cel. Cellen zijn

Nadere informatie

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 Bindingen Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 1. Leg uit dat suiker een moleculaire stof is 2. Van suiker is de oplosbaarheid in water zeer hoog. Leg uit waarom suiker zo goed in water

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden)

Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden) Nederlandse samenvatting (voor niet-ingewijden) Dit hoofdstuk bevat een Nederlandse samenvatting van het proefschrift, getiteld: Voedingsinterventie bij patiënten met Complex I Deficiëntie: een rol voor

Nadere informatie

Proteomics. Waarom DNA alleen niet genoeg is

Proteomics. Waarom DNA alleen niet genoeg is Proteomics Waarom DNA alleen niet genoeg is Reinout Raijmakers Netherlands Proteomics Centre Universiteit Utrecht, Biomolecular Mass Spectrometry and Proteomics Group Van DNA naar organisme Eiwitten zijn

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo I pgave (mono)stikstofmono-oxide Indien als antwoord stikstofoxide is gegeven 2 Een juiste verklaring leidt tot de uitkomst 7 (elektronen). elk atoom bevat 8 elektronen in totaal bevat het 2 - ion dus 2

Nadere informatie

Tentamen Van Mens tot Cel

Tentamen Van Mens tot Cel Tentamen Van Mens tot Cel 1. Hans en Tineke willen graag een kindje. Zowel de ouders van Hans als de ouders van Tineke zijn beide drager van een autosomaal recessieve ziekte. Wat is de kans dat Hans en

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo I Beoordelingsmodel uderdomsbepaling 1 maximumscore 1 edelgassen Indien het antwoord groep 18 is gegeven 0 2 maximumscore 2 aantal protonen aantal neutronen aantal elektronen in 40 K en in 40 Ar ongelijk

Nadere informatie

4e jaar Wetenschappen

4e jaar Wetenschappen CVO KISP - OEFENLES Chemie van water Mevrouw Baeten 4e jaar Wetenschappen 7-12-2013 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Inleidende proef... 2 3. Bouwstenen water... 3 4. Polariteit... 4 a. Elektronegativiteit...

Nadere informatie

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Scheikunde Samenvatting H4+H5 Scheikunde Samenvatting H4+H5 Hoofdstuk 4 4.2 Stoffen worden ingedeeld op grond van hun eigenschappen. Er zijn niet-ontleedbare stoffen en ontleedbare stoffen. De niet-ontleedbare stoffen zijn verdeeld

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

Eindexamen scheikunde 1 vwo I Beoordelingsmodel PKU 1 maximumscore 3 Een juist antwoord kan er als volgt uitzien: CH 3 S H 2 N CH 2 CH 2 C H O C N H OH CH 2 C H O C N H HO CH 3 CH C H O C peptidebindingen juist getekend 1 het begin

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I Beoordelingsmodel Uraanerts 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal elektronen: 88 aantal protonen: 92 1 aantal elektronen: aantal protonen verminderd met 4 1 2 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist

Nadere informatie

Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2

Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2 Vragen bij paragraaf 5.1 en 5.2 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. celdifferentiatie overgang van stamcellen in specifieke cellen (specialisatie) katalysator een stof die een bepaalde

Nadere informatie