Economische Monitor Delft Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in Delft

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Economische Monitor Delft Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in Delft"

Transcriptie

1 Economische Monitor 28 Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in

2 Economische Monitor 28 Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in 1 Rapporteurs: Peter Louter Pim van Eikeren Opdrachtgever: Gemeente September 28 Bureau Louter Rotterdamseweg 183c 2629HD Tel peter@bureaulouter.nl

3 Voorwoord Hoe ontwikkelt de economie van zich? Wat betekent dat voor de arbeidsmarkt en voor ruimtelijke ontwikkelingen (kantoren en bedrijventerreinen)? Hoe belangrijk is bedrijvigheid in de wijken voor de se economie? Hoe presteert vergeleken met de andere steden wat betreft economie prestaties, kennisintensiteit en voorzieningen? Dat zijn de centrale vragen in deze derde Economische Monitor. Om daar een antwoord op te geven worden ontwikkelingen in de tijd gevolgd ( monitoring ) en wordt vergeleken met andere plaatsen ( benchmarking ). 2 Fotografie: Jacqueline Louter ( Vormgeving en opmaak: Erik W. Thomassen, été Productontwikkeling, Druk: Quantes, Rijswijk Contactpersoon bij de gemeente: Drs. W. Eijkelenburg, vakteam CKE. Aanvragen: weijkelenburg@delft.nl Eerder verschenen: Economische monitor 26 (EMD 26) Bureau Louter, november 26 Economische Monitor (EMD ) Bureau Louter, september Foto omslag: Zicht op vanuit het Bacinolgebouw. De analyses, visies en conclusies in deze monitor zijn die van Bureau Louter en komen niet noodzakelijk overeen met die van de gemeente. Steeds is getracht van zo actueel mogelijke gegevens uit te gaan. Daarbij is veel aandacht besteed aan de kwaliteit van die gegevens. Daar waar noodzakelijk zijn fouten in gegevensbestanden hersteld of onvolledigheden aangevuld. Ook zijn gegevens zo veel mogelijk vergelijkbaar door de tijd gemaakt (soms wijzigt de manier van meten, waarvoor dan met terugwerkende kracht gecorrigeerd moest worden; dat geldt in deze monitor bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van de Toegevoegde Waarde). En bij het vergelijken van gebieden is het uiteraard noodzakelijk dat gegevens voor die gebieden op exact dezelfde wijze zijn gemeten. Ook daar is voor gezorgd. Een breed scala aan aspecten die samenhangen met economie, arbeidsmarkt en ruimte komt aan de orde. Genoemd kunnen worden starters, het midden- en kleinbedrijf, de toegevoegde waarde van de se bedrijvigheid, de ICT-sector, de creatieve sector, perifere detailhandel, de binnenstad, wijkeconomie, werkloosheid, pendel (woon-werk verkeer), de rol van de kenniseconomie, bedrijventerreinen en ontwikkelingen op de kantorenmarkt. Op elk van deze aspecten kan op zich dieper worden ingegaan dan hier gebeurt. In de monitor is echter gekozen voor een breed beeld van de se economie en minder voor diepgravende analyses. is bekend door een aantal grote bedrijven en instellingen, zoals DSM, de TU, TNO en het Reinier de Graaf Gasthuis. Daarnaast kent echter ook een keur aan kleine creatieve en high-tech bedrijven die met veel toewijding bezig zijn om hun eigen bedrijf en daarmee de se economie te vernieuwen. Bij het begin van elk hoofdstuk staat daarvan een illustratie. Wij danken de volgende bedrijven voor hun bereidwillige medewerking: Dynamics: Ontwikkeling onbemande robothelikopters (foto hoofdstuk 1) Atelier Thijs Rietveld: Autonoom kunstenaar (foto hoofdstuk 2) Enlightment Arts: Lichtobjecten en installaties(foto hoofdstuk 3) Studio Iets: Ontwikkeling interieurs, meubelen, sieraden (foto hoofdstuk 4) Epyon: Ontwikkeling snel oplaadbare batterijen (foto hoofdstuk 5) Taniq: Innovatieve vezel wikkel technologie (foto hoofdstuk 6) 3 Langs deze weg wil Bureau Louter de leden van de begeleidingscommissie danken voor hun zeer bruikbare inbreng bij een aantal bijeenkomsten die gedurende het project zijn gehouden. De begeleidingscommissie bestond uit de volgende personen: W. Eijkelenburg (gemeente ), voorzitter) C. Damen (gemeente ) R. van Wijngaarde (Kamer van Koophandel ) J. Houben (Kamer van Koophandel ) F. Bazelmans (VNO NCW ) M. Notten (Platform Binnenstad ), september 28

4 4 Samenvatting Recente ontwikkelingen in vogelvlucht Na een periode van afname van het aantal arbeidsplaatsen is het aantal arbeidsplaatsen in tussen begin 26 en begin voor het eerst sinds 22 weer toegenomen, namelijk met.7%. De toegevoegde waarde van de se bedrijven en instellingen is voor het derde jaar op rij toegenomen, met 1.6%. De groei in nog blijft nog wat achter bij het nationaal gemiddelde en bij de ontwikkeling van een groep van steden waarmee in de Economische Monitor is vergeleken (de benchmarksteden Dordrecht, Gouda, Haarlem, Hilversum en Leiden). Toch lijkt de economische ontwikkeling in zich weer in de goede richting te gaan ontwikkelen. Desalniettemin lijkt er aanleiding te bestaan om extra aandacht te besteden aan de economische ontwikkeling van. Hoewel inwoners van ook buiten hun eigen gemeente werk kunnen vinden, zal een langdurig achterblijvende werkgelegenheidsontwikkeling in zelf uiteindelijk waarschijnlijk tot een verhoogde kans op werkloosheid leiden. Daarbij geldt dat, ondanks de recente afname van het aantal arbeidsplaatsen, beschikt over een sterke, kennisintensieve, economische structuur. kent een samenstelling van de bedrijvigheid die voldoende kansen biedt op economische groei. Dat blijkt ook uit het specifieke thema in deze monitor, waarin de economische prestaties, de voorzieningenfunctie en de kennisintensiteit en innovativiteit van se bedrijven en instellingen wordt vergeleken met andere gebieden in Neerland. ambieert zich binnen in toenemende mate te specialiseren in een specifiek segment, namelijk kennisintensieve bedrijvigheid. Daarvoor is Technopolis tot ontwikkeling gebracht. Het op gang brengen van een dergelijk groot project vergt veelal meer een lange adem dan het aanbieden van standaard bedrijfsruimte. Highlights bedrijvigheid Tussen en is het aantal arbeidsplaatsen in (exclusief uitzendkrachten) toegenomen met ruim 5.1 (12.1%). Het aantal arbeidsplaatsen nam vooral sterk toe in zakelijke en financiële diensten, vrijetijdsactiviteiten, facilitaire diensten en de non-profit sectoren zorgsector en onderwijs. Het aantal arbeidsplaatsen nam duidelijk af in de industrie en enigszins in bouwnijverheid en groothandel. In de binnenstad en in woongebieden nam het aantal arbeidsplaatsen tussen en toe, maar minder dan het s gemiddelde. Tussen 26 en nam het aantal arbeidsplaatsen iets af in de binnenstad, maar nam het toe in de andere gebiedstypen (bedrijventerreinen, woongebieden, specifieke werkmilieus). Sinds 22 bleef het aandeel van de vier gebiedstypen in het s totaal ongeveer gelijk, met een lichte groei van het aandeel van de binnenstad. In termen van toegevoegde waarde neemt het aandeel van de binnenstad en de woongebieden gestaag af en van de bedrijventerreinen gestaag toe. Die groei in termen van toegevoegde waarde danken de bedrijventerreinen vooral aan het feit dat daar veel bedrijvigheid is gevestigd met een relatief sterke groei van de toegevoegde waarde per arbeidsplaats. Het aantal starters, gemeten per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar, is in lager dan het nationaal gemiddelde, het Haaglands gemiddelde en het gemiddelde in de benchmarksteden. Overigens is het aantal starters in kennisintensieve diensten (zakelijke dienstverlening en ICT) juist hoog. Dat past binnen het s economisch profiel (vooral kennisintensieve bedrijvigheid). Desalniettemin is het een aandachtspunt dat het aantal starters in in niet hoger is dan in 26, terwijl dat elders in veelal wel het geval is. Het aandeel van het midden- en kleinbedrijf (bedrijven met minder dan 5 werkzame personen) in het s totaal is tussen 24 en iets afgenomen van 34.7% naar 34.2%. Dat kan overigens samenhangen met het feit dat sommige bedrijven zijn gegroeid naar 5 of meer werkzame personen, waardoor ze niet meer tot het MKB worden gerekend. Sectoren met meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in het MKB zijn in vrijetijdsactiviteiten, detailhandel, groothandel/transport en bouwnijverheid. In woongebieden en in de binnenstad is het aandeel van het MKB in de totale bedrijvigheid aanmerkelijk hoger dan het s gemiddelde. Aan een drietal sectoren en aan een brede categorie kennissectoren is nader aandacht besteed in deze monitor. Ten eerste perifere detailhandel. Ruim dertig procent van de detailhandel in bestaat uit perifere detailhandel. Binnen de provincie Zuid-Holland bedraagt dat percentage ruim twintig procent. Het aantal arbeidsplaatsen in perifere detailhandel is in sinds het einde van de jaren tachtig ook sterk toegenomen, mede door de vestiging en verdere groei van IKEA. De laatste jaren is de groei er enigszins uit. Groei in de detailhandel treedt de laatste jaren vooral op in delen van de overige ( niet-perifere ) detailhandel, namelijk in supermarkten en in kledingzaken. Daar staat tegenover dat in food gespecialiseerd en in overige detailhandel het aantal arbeidsplaatsen sinds het midden van de jaren negentig gestaag is afgenomen: De winkel op de hoek verliest gestaag terrein. Die trend is overigens ook elders in herkenbaar. Ten tweede ICT. Die sector is in sterk vertegenwoordigd. Na een terugval in het begin van het decennium neemt het aandeel van ICT in de totale se werkgelegenheid de laatste jaren weer gestaag toe. Ook het aantal starters in ICT neemt de laatste jaren sterk toe en ligt ruim boven het nationaal gemiddelde. Ten derde de creatieve sector. Dat type activiteiten kan op een groot aantal manieren worden afgebakend. In deze monitor is gekozen voor een specifieke, enge afbakening. kent vergeleken met andere delen van een relatief sterke vertegenwoordiging van de creatieve sector. Binnen de creatieve sector in enge zin zijn de kunsten sterk gegroeid in, is het aantal activiteiten in media en entertainment laag en specialiseert zich vooral (en in toenemende mate) in creatieve zakelijke diensten (design, architectuur, grafisch ontwerp). Bijna driekwart van de werkgelegenheid in de creatieve sector is te vinden in het MKB. Ruim de helft van de werkgelegenheid in de creatieve sector is gevestigd in de binnenstad. Dat geldt vooral voor het segment kunsten. Nieuw in deze monitor is een door Bureau Louter opgestelde onderverdeling naar drie typen kennissectoren, namelijk kenniswerkers opleiden (hoger en wetenschappelijk onderwijs), nieuwe producten/diensten bedenken (allerlei typen hoogwaardige diensten, zoals research, ICT, technische adviesbureaus, overige adviesbureaus en artistieke activiteiten) en nieuwe producten maken (high-tech industrie). In alle drie typen kennissectoren zijn in aanzienlijk meer arbeidsplaatsen gevestigd dan gemiddeld in. Uiteraard is vooral kenniswerkers opleiden (met name de TU) zeer sterk vertegenwoordigd, maar ook binnen nieuwe producten/diensten bedenken scoort op onderdelen zeer hoog, namelijk ICT, technisch advies en vooral research. Op wat langere termijn beschouwd groeide vooral de werkgelegenheid binnen bedenken en nam de werkgelegenheid binnen maken af. Kennisstad profileert zich dus steeds meer in de richting van (vooral technisch) denkwerk en minder in de richting van maakwerk. Highlights arbeidsmarkt Het percentage niet-werkzame werkzoekenden ligt in duidelijk onder het nationaal en Haaglands gemiddelde en ligt ook iets onder het gemiddelde van de benchmarksteden. De werkloosheid is in sinds begin sterk afgenomen, zelfs sterker dan in en de benchmarksteden. Vergeleken met andere gebieden is het werkloosheidspercentage onder laagopgeleiden relatief hoog in, maar voor HBO ers en wetenschappelijk opgeleiden is het juist zeer laag. In de periode juli juli 28 is het aantal werklozen vooral onder hoogopgeleiden (verder) afgenomen. Onder mensen die alleen basisonderwijs hebben gevolgd, nam de werkloosheid af, maar minder dan gemiddeld in. Dat is overigens een landelijke trend. In als geheel blijft de werkloosheidsdaling onder de laagst opgeleiden zelfs nog verder achter bij het nationaal gemiddelde dan in. Een onderscheid van de werklozen naar hun werkloosheidsduur laat opvallende resultaten zien. Van de ongeveer 25 werklozen zijn er momenteel 1 minder dan een jaar werkloos, 5 tussen 1 en 3 jaar en 1 meer dan 3 jaar. Vooral de groep werklozen met een werkloosheidsduur tussen 1 en 3 jaar is de laatste twee jaar sterk afgenomen. Er lijkt sprake te zijn van een harde kern van ongeveer duizend, merendeels laagopgeleide, langdurig werklozen (meer dan drie jaar) en een harde kern van duizend kortstondig werklozen (minder dan een jaar). De samenstelling van die laatste groep verandert echter steeds. Het gaat om schoolverlaters (ook van de universiteit) die kort werkloos zijn na het afronden van hun studie en om mensen die tussen twee banen korte tijd werkloos zijn. Het gaat om een groep van in totaal ongeveer 2% van de se beroepsbevolking, die als frictiewerkloosheid moet worden beschouwd. De krapte op de arbeidsmarkt in (het relevante arbeidsmarktgebied voor inwoners en bedrijven in ) is in 28 ongeveer even hoog als in en is tegen de zomer weer toegenomen. (Dit seizoenseffect treedt elk jaar op.) In de overige grootstedelijke gebieden is de krapte de laatste maanden lager dan in dezelfde periode, een jaar geleden. De grootste kraptes doen zich in voor bij technische beroepen, terwijl de krapte bij verzorgende beroepen veel hoger is dan gemiddeld in. Voor de komende vier jaar worden de grootste knelpunten voor het krijgen van personeel vooral voorzien voor hoog en wetenschappelijk opgeleiden en bij de laag en middelbaar opgeleiden onder technici. Dat zijn bij uitstek de typen beroepen waar se bedrijven het meest behoefte aan hebben. Highlights ruimte Op bedrijventerreinen is het aandeel van industrie sinds sterk afgenomen. Het aandeel van zakelijke en financiële diensten is inmiddels groter dan dat van industrie. Daar was in nog geen sprake van. Dat hangt overigens ook samen met het type bedrijventerreinen. Zo is de laatste jaren onder andere echpark tot ontwikkeling gekomen, met inmiddels 15 arbeidsplaatsen. Vergeleken met het nationaal gemiddelde heeft weinig hectares uitgegeven bedrijventerreinen. Vergeleken met het Haaglands gemiddelde en het gemiddelde voor de benchmarksteden is echter juist sprake van veel bedrijventerreinen in. Het aanbod van terstond uitgeefbare kavels op standaard bedrijventerreinen is in vrijwel nihil en is ook in aangrenzende gemeenten beperkt (slechts Harnaschpolder heeft enige hectares beschikbaar voor se berijven). Technopolis biedt weliswaar veel ruimte (3 hectare), maar dat is voor een specifiek type, researchintensieve, bedrijvigheid Hoewel geen typische kantorenstad is, schommelt de voorraad kantoorruimte per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar de laatste jaren rond het gemiddelde van de benchmarksteden. De groei is sinds 199 iets hoger geweest dan het nationaal gemiddelde, met name rond de eeuwwisseling. Het s aandeel in de Haaglandse voorraad verhuurde kantoorruimte is gestaag toegenomen. Wel heeft in 26 een aanzienlijke onttrekking van kantoorruimte plaatsgevonden (bij TNO) en zijn er in 26 en in het geheel geen nieuwe kantoren in aanbouw genomen. Het beschikbare aanbod van kantoorruimte is daarom tussen begin 24 en begin 28 sterk afgenomen. kent een lager aanbodpercentage van kantoorruimte dan gemiddeld in, en de benchmarksteden. Gezien de aantrekkende nationale kantorenmarkt biedt dat dus goede vooruitzichten voor het op de markt brengen van nieuwe kantoren. Het deel van de totaal bedrijvigheid dat is gevestigd op snelweglocaties, is zowel in als in overig de laatste tien jaar toegenomen. Vooral ICT, zakelijke diensten, en groothandel zijn in relatief veel op snelweglocaties te vinden, waarbij voor zakelijke diensten en groothandel geldt dat het aandeel de laatste tien jaar sterk is toegenomen. Voor is daar vooral voor de ICT sprake van. Een groot deel van de se bedrijven en instellingen (ongeveer de helft) ligt binnen een kilometer van één van de twee se stations. Dat aandeel is de laatste tien jaar wel duidelijk afgenomen, maar dat hangt ook samen met het feit dat nieuw aanbod vooral was te vinden op snelweglocaties en niet op stationslocaties. Special onderwerp I: Economie van woongebieden en binnenstad Het aandeel van het aantal arbeidsplaatsen in woongebieden in het totaal aan se arbeidsplaatsen ligt rond de 17% (iets minder dan 8. arbeidsplaatsen). Het aandeel is tussen begin 26 en begin ongeveer gelijk gebleven. De belangrijkste economische sectoren in de se woongebieden zijn onderwijs en zorg, op enige afstand gevolgd door detailhandel en zakelijke/financiële diensten. In de twee eerstgenoemde sectoren nam het aantal arbeidsplaatsen de laatste tien jaar ook sterk toe, in de twee laatstgenoemde stabiliseerde het aantal arbeidsplaatsen. Het aandeel van de werkgelegenheid dat in woongebieden is gevestigd, verschilt sterk tussen economische sectoren: van 5% of minder in industrie, groothandel/transport en openbaar bestuur tot 25% of meer in onderwijs en zorg/ welzijn. Van 24 tot is het aandeel van de woongebieden in het s totaal toegenomen in de bouwnijverheid, in zakelijke en financiële diensten en in de drie nonprofit sectoren onderwijs, zorg en welzijn en openbaar bestuur. In die periode is ook voor de totale bedrijvigheid het aandeel van de woongebieden, in termen van arbeids- 5

5 6 plaatsen, iets toegenomen. In de jaren voor 24 nam het aandeel af. In de woongebieden is ruim 6 van alle arbeidsplaatsen te vinden in bedrijven met minder dan 5 werkzame personen. In de overige delen van ligt dat aandeel op slechts 3. De verzorgende activiteiten onderwijs, zorg en welzijn en (in wat mindere mate) detailhandel tezamen leveren iets minder dan 7 van de werkgelegenheid in de woongebieden (en alle overige sectoren tezamen dus slechts iets meer dan 3). In de overige delen van is het aandeel van die sectoren iets lager dan 4. Het aandeel van het aantal arbeidsplaatsen in de binnenstad in het totaal aan se arbeidsplaatsen ligt iets onder de 16% (ongeveer 7.4 arbeidsplaatsen). Het aandeel is tussen begin 26 en begin iets afgenomen, nadat het in de periode gestaag was gestegen. De belangrijkste economische sectoren in de se binnenstad zijn vrijetijdsactiviteiten, detailhandel en zakelijke/financiële diensten. In de twee laatstgenoemde sectoren nam het aantal arbeidsplaatsen de laatste tien jaar ook sterk toe, overigens vooral tot 22. Verder nam het aantal arbeidsplaatsen in zorg en welzijn toe en in openbaar bestuur af. Het aandeel van de werkgelegenheid dat in de binnenstad is gevestigd, verschilt sterk tussen economische sectoren: van 5% of minder in industrie, groothandel/transport en onderwijs tot 7 in vrijetijdsactiviteiten en 35% in detailhandel. Van 24 tot is het aandeel van de binnenstad in het s totaal toegenomen in de meeste sectoren, met uitzondering van industrie en bouw (vrijwel volledig verdwenen uit de binnenstad) en openbaar bestuur. In de binnenstad is ruim 7 van alle arbeidsplaatsen te vinden in bedrijven met minder dan 5 werkzame personen. Louter opgesteld Benchmarkmodel, waarin de invloed van vestigingsplaatsvoorwaarden voor bedrijven zijn gemeten in 5.7 arbeidsplaatsen minder dan op grond van de bevolkingsomvang van verwacht mocht worden. Het feitelijk aantal arbeidsplaatsen ligt echter 7.5 boven het via het Benchmarkmodel berekende aantal. heeft dus een aanzienlijk hogere werkgelegenheidsfunctie dan verwacht. Dat hangt mede samen met de doelbewuste keuze om voor kennisintensieve bedrijvigheid te kiezen. Die bedrijvigheid heeft relatief weinig ruimte nodig en sluit goed aan bij vestigingsvoorwaarden van die sectoren. Sectoren waar goed op scoort (meer arbeidsplaatsen dan verwacht) zijn de kennisintensieve sectoren onderwijs, ICT en zakelijke diensten, alsmede de zorgsector. blijkt ook een belangrijke regionaalverzorgende functie te hebben, wanneer het aantal maal dat mensen van buiten de stad bezoeken wordt vergeleken met het aantal inwoners dat verlaat om van voorzieningen buiten de stad gebruik te maken. Voor onderwijs, winkelen, vrijetijdsbesteding en zorg vervult een belangrijke verzorgende functie, met name voor zorg en onderwijs (naast de TU ook voor voortgezet onderwijs). Voor Elsevier heeft Bureau Louter recentelijk voor 83 gebieden (43 steden en 4 gebieden, bestaande uit meerdere kleine gemeenten) een ranglijst opgesteld voor de kennisintensiteit van de bedrijvigheid. Op basis van indicatoren als het opleidingsniveau van de werknemers, het aantal arbeidsplaatsen bij kennisintensieve bedrijven en het aantal starters neemt de tweede plaats in, na Eindhoven. Vooral op innovatieve (zakelijke) diensten blijkt zeer goed te scoren. Op basis van onderzoek aan de hand van basisgegevens van het CBS heeft Bureau Louter de innovativiteit van het bedrijfsleven in 38 gebieden in, waaronder en Westland, vastgesteld. Er is uitgegaan van een breed innovatiebegrip, waarin naast industrie tevens aandacht wordt besteed aan distributie, zakelijke diensten en overige bedrijvigheid in het particulier bedrijfsleven. Ook is naast op technologie gebaseerde indicatoren, zoals R&D, productinnovaties en procesinnovaties tevens niet-technologische innovatie (organisatorische innovaties, marketing innovaties) in beschouwing genomen. Het gebied en Westland neemt ook op deze ranglijst de tweede positie in, opnieuw na Eindhoven. En ook als naar innovatiemaatstaven wordt gekeken, blijkt en Westland vooral zeer goed te presteren voor zakelijke diensten. Inhoud 1 Basismonitor en ontwikkelingen per sector 1.1 Basismonitor 1.2 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde - 2 Bedrijvigheidsdynamiek 2.1 Starters en midden- en kleinbedrijf 2.2 Specifieke sectoren: Perifere detailhandel, ICT, creatieve sector, kennissectoren 3 De economie in woongebieden en de binnenstad 3.1 De economie in woongebieden 3.2 De economie in de binnenstad 4 Arbeidsmarkt 4.1 Werkloosheid naar kenmerken 4.2 Vacatures en krapte op de arbeidsmarkt 5 Ruimte en bereikbaarheid 5.1 Bedrijventerreinen 5.2 Kantoren 5.3 Bereikbaarheid per auto en trein 6 Prestaties vergeleken met andere steden 6.1 Economische prestaties 6.2 Voorzieningenfunctie 6.3 Kennisintensiteit en innovatie Bijlage I Bronnen en methodologie Bijlage II Indelingen Bijlage III Benchmarkmodel Bijlage IV Methodiek kenniseconomie Pagina Speciaal onderwerp II: De economische prestaties van in perspectief ligt ingeklemd tussen twee grote steden, die concurrenten vormen bij het aantrekken van bedrijvigheid. Bovendien heeft weinig beschikbare ruimte, zodat er voor bedrijvigheid die veel ruimte nodig heeft, weinig vestigingsmogelijkheden bestaan. Ondanks het feit dat een middelgrote stad is, resulteert een door Bureau

6 8 Overzichtstabel figuren en tabellen EMD EMD EMD Titel figuur/tabel Basismonitor 1.1a 1.1a 1.1a Index ontwikkeling inwoners 1.1b 1.1b 1.1b Jaarlijkse procentuele groei inwoners 1.1c 1.1c 1.1c Banen per 1 inwoners jaar 1.1d 1.1d 1.1d Jaarlijkse procentuele groei banen 1.1e 1.1e 1.1e Voorraad bedrijventerreinen per 1 inwoners jaar 1.1f 1.1f 1.1f Uitgifte bedrijventerreinen per 1 inwoners jaar 1.1g 1.1g 1.1g Voorraad kantoren per 1 inwoners jaar 1.1h 1.1h 1.1h Verandering voorraad kantoren per 1 inwoners jaar 1.1i 1.1i 1.1i Werklozen per 1 inwoners jaar 1.1j 1.1j 1.1j Ontwikkeling werklozen per 1 inwoners jaar 1.1k 1.1k 1.1k Toegevoegde waarde per inwoner jaar 1.1l 1.1l 1.1l Verandering toegevoegde waarde per inwoner jaar 1.1m 1.1m 1.1m Starters per 1 inwoners jaar 1.1n 1.1n 1.1n Ontwikkeling rapportcijfer Elsevier/ Bureau Louter Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde per sector Ontwikkeling arbeidsplaatsen naar sector en gebiedstype Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toeg. waarde per gebiedstype Aandeel gebiedstypen in economie Starters per sector, Starters per sector en referentiegebieden, Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde MKB Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde MKB per sector Ontwikkeling arbeidsplaatsen MKB naar sector en gebiedstype Toegevoegde waarde en kennisintensiteit per sector, Arbeidsplaatsen perifere en overige detailhandel,, Ruimtelijke verdeling toegevoegde waarde in, totaal en naar sector, 2.7 Aandeel perifere detailhandel en bedrijventerreinen in totaal, Ontwikkeling toegevoegde waarde in, totaal en naar sector, Aandeel ICT-sector in totaal arbeidsplaatsen, Aandeel ICT-sector in totaal arbeidsplaatsen per gebiedstype, Aandeel segmenten ICT-sector in arbeidsplaatsen per gebiedstype, Starters in ICT-diensten en referentiegebieden, Arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde in de ICT-sector in Ontwikkeling creatieve sectoren, Arbeidsplaatsen creatieve sector naar deelsegmenten, Arbeidsplaatsen creatieve sector 2.16 Saldo verplaatsingen van, naar en binnen, Saldo verplaatsingen van, naar en binnen, -, aantallen vestigingen 2.17 Saldo verplaatsingen van, naar en binnen, per sector, Saldo verplaatsingen, -, per sector, aantallen vestigingen 2.13 Ontwikkeling arbeidsplaatsen kennissectoren, Aandeel in totale werkgelegenheid in, Ned. = Binnensteden benchmarksteden 3.5 Aandeel binnenstad in totaal arbeidsplaatsen per stad, en benchmarksteden, naar sector, 3.6 Dichtheid inwoners en arbeidsplaatsen binnenstad 3.7 Arbeidsplaatsen binnenstad Arbeidsplaatsen binnenstad per 1 inwoners jaar van gehele stad, 3.9 Aandeel per sector in totaal arbeidsplaatsen, NWW-percentage, en referentiegebieden, juli Ontwikkeling NWW -28, januari = Werkloosheidspercentage naar opleidingsniveau, juli Ontwikkeling NWW naar opleiding, juli -juli NWW naar beroepsgroepen, juli -juli Werkloosheid naar etnische herkomst, 2/ 4.7 Werkloosheidspercentage naar etnische herkomst en opleiding, 2/ Bruto participatiegraad naar opleidingsniveau, / Banen en werkzame personen naar opleidingsniveau, / 4.6 Banen en werkzame personen naar opleidingstype, 22/ Benen en werkzame personen naar beroepsniveau, / Oriëntatie op eigen gemeente, / Aandeel in eigen gemeente werkenden naar opleidingsniveau, / EMD EMD EMD Titel figuur/tabel (vervolg) 4.13 Pendel van en naar per gebied en naar opleidingsniveau, / 4.14 Pendel van en naar, laagopgeleiden, gemiddelde 2/ 4.15 Pendel van en naar, middelbaar opgeleiden, gemiddelde 2/ 4.16 Pendel van en naar, hoogopgeleiden, gemiddelde 2/ 4.17 Pendel van en naar, totaal, gemiddelde 2/ 4.6 Aandeel NWW naar werkloosheidsduur 4.7 Aandeel NWW naar werkloosheidsduur 4.8 NWW naar werkloosheidsduur en opleidingsniveau 4.9 Vergelijking ontwikkeling NWW ten opzichte van januari, index januari = Krapte op de arbeidsmarkt volgens het CWI 4.11 Vacatures en krapte naar beroepsrichting (tot en met MBO-niveau), juli Beroepen met veel vacatures in regio (t/m MBO), juli Knelpunten naar onderwijstype tot Voorraad uitgegeven bedrijventerrein, ultimo Arbeidsplaatsen per hectare uitgegeven bedrijventerreinen 5.3 Verdeling werkgelegenheid op bedrijventerreinen Verdeling werkgelegenheid naar bedrijventerreinen per sector, Ontwikkeling arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen, Bruto vloeroppervlak kantoorruimte, begin Verandering bruto vloeroppervlak kantoorruimte gedurende Verhuurd vloeroppervlak kantoorruimte, Nieuwbouw kantoren, Aanbodpercentage kantoorruimte, Ruimtelijke verdeling omvang en ontwikkeling voorraad kantoorruimte Stations- en snelweglocaties Aandeel snelweglocaties in totaal arbeidsplaatsen, Aandeel stationslocaties in totaal arbeidsplaatsen, Arbeidsplaatsen kennisintensieve sectoren per 1 inwoners jaar, Opleidingsindex banen en werkzame beroepsbevolking in gemeente, 2/ 6.4 Studenten wetenschappelijk onderwijs, 2/ 1- / Leerlingen techniek MBO, 6.6 Werknemers en WBB met technische opleiding naar niveau, 22/ Opleidingsindex arbeidsplaatsen en werkzame beroepsbevolking, 22/ Economische prestaties volgens benchmarkmodel 6.2 Relatieve scores economische prestaties 6.3 Centrumfunctie voor voorzieningen, en omgeving 6.4 Voorzieningenfunctie naar motief, en aantal steden 6.5 Arbeidsplaatsen in verzorgende diensten, en 6.6 Verplaatsingen door personen van en naar per jaar 6.7 Relatieve oriëntatie op per gemeente 6.8 Leerlingen voortgezet onderwijs naar locatie school 6.9 Ontwikkeling studenten HBO en WO, per 1 inwoners jaar Aantal studenten per gemeente (met minstens 3 studenten) 6.11 Kaartbeeld totaalscore op kenniseconomie 6.12 Innovatieprofiel en Westland Tabellen Arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde, Aandeel MKB in totale bedrijvigheid, Ontwikkeling arbeidsplaatsen MKB in gedurende Ranglijst gemeenten naar ICT-starters in periode Creatieve sector in en gebiedstypen, Kennisintensiteit ICT-sector en creatieve sector, en, Bedrijvigheidsdynamiek totale bedrijvigheid, Bedrijvigheidsdynamiek, vier brede sectoren, Verplaatsingen van, naar en binnen, a Ontwikkeling arbeidsplaatsen in gedurende b Ontwikkeling vestigingen in gedurende Kerngegevens binnensteden Uitgeefbare bedrijventerreinen in en directe omgeving, 1 januari Resultaten benchmarkmodel per economische sector (duizend arbeidsplaatsen), 6.2 Ranglijst kennisintensiteit bedrijvigheid 6.3 Positie in ranglijst per indicator kennisintensiteit 6.4 Top-1 innovatieve gebieden in Inleiding en leeswijzer Gebiedsindelingen In deze derde Economische Monitor wordt weer voor diverse ruimtelijk-economische thema s vergeleken met andere gebieden. Soms is dat, soms is dat of deelgebieden binnen en soms zijn het andere steden in. Het beschouwde thema en de beschikbaarheid van gegevens bepalen de keuze van de benchmarkgebieden. Vaak wordt vergeleken met een groep van vijf benchmarksteden. Het betreft middelgrote steden, gelegen nabij grote steden in de Randstad, waarbij het echter niet gaat om specifieke forensenplaatsen. Ook hebben de steden geen groeikernstatus gehad. Deze groep met vergeleken steden bestaat uit Dordrecht, Gouda, Haarlem, Hilversum en Leiden. Daarnaast worden ook regelmatig gebieden en gebiedstypen binnen onderscheiden. Ook daarbij kan de onderverdeling verschillen per thema. Onder andere wordt gebruik gemaakt van een onderverdeling in de volgende vier gebiedstypen (zie figuur I.1 in bijlage I): de binnenstad (inclusief CS/stationszone); bedrijventerreinen; specifieke werkmilieus. Het gaat daarbij om een selectie van grote, buiten de binnenstad of bedrijventerreinen gelegen, bedrijven/instellingen en locaties (zie bijlage I) woongebieden. Dit kan ook worden aangeduid als wijkeconomie. Hierdoor is het mogelijk om ook de werkgelegenheid in woonwijken in kaart te brengen. Inhoud monitor op hoofdlijnen De Economische Monitor bestaat uit een eerste hoofdstuk met een overzicht van de ontwikkeling in van een aantal ruimtelijk-economische kernindicatoren. Daarna volgen vijf hoofdstukken met specifieke uitwerkingen voor respectievelijk de bedrijvigheidsdynamiek, de wijkeconomie en de binnenstad, de arbeidsmarkt, ruimte en bereikbaarheid en tenslotte een vergelijking van de economische prestaties van met andere steden wat betreft economische prestaties, voorzieningenfuncties en kennisintensiteit. De informatie uit het eerste hoofdstuk wordt elk jaar dat de monitor verschijnt exact herhaald, uiteraard aangevuld met de meest actuele cijfers. De inhoud van de overige hoofdstukken is soms gelijk gebleven (maar uiteraard aangevuld met een extra jaar) en is soms gewijzigd. Redenen daarvoor kunnen zijn: het verder uitdiepen van een bepaald thema; het nauwelijks wijzigen van de resultaten voor het thema, waardoor het opnieuw opnemen van de informatie weinig meerwaarde levert; het actueel worden van een nieuw thema. In het eerste hoofdstuk wordt een basismonitor gepresenteerd. Op basis van ontwikkelingen van indicatoren die samenhangen met verschillende ruimtelijk-economische thema s wordt de se economie in perspectief geplaatst. Soms gaat het om ontwikkelingen sinds het einde van de jaren tachtig; soms om ontwikkelingen sinds het midden van de jaren negentig. Vervolgens wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde van bedrijven en instellingen in, met een onderscheid naar economische sectoren. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de verdeling over de vier gebiedstypen binnen. Onder de bedrijvigheidsdynamiek (hoofdstuk 2) vallen diverse thema s. Ten eerste zijn starters en het midden- en kleinbedrijf van belang. Zij zorgen voor nieuwe impulsen in de lokale economie. Ten tweede wordt ingegaan op de betekenis voor de se economie van een viertal typen bedrijvigheid, namelijk de ICT-sector, de creatieve sector en detailhandel (met specifieke aandacht voor perifere detailhandel) en een aantal specifieke kennissectoren. In hoofdstuk 3 wordt het economisch belang van de se wijkeconomie en van de binnenstad onderzocht. Een belangrijke vraag daarbij is welke typen bedrijvigheid vooral in de wijken respectievelijk de binnenstad zijn gevestigd en hoe zij presteren in termen van de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt staan centraal in hoofdstuk 4. Daarbij gaat het ten eerste om werkloosheid. Ten tweede wordt in deze monitor aandacht besteed aan bestaande krapte op de arbeidsmarkt en aan vacatures. Ook wat betreft de arbeidsmarkt zal weer in perspectief worden geplaatst via een vergelijking met andere gebieden. Op soortgelijke wijze als voor de arbeidsmarkt wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op ruimtelijke ontwikkelingen voor respectievelijk bedrijventerreinen en kantoren. Tevens wordt ingegaan op de bereikbaarheid van se bedrijven en instellingen via de snelweg en de trein. Nieuw ten opzichte van vorig jaar is hoofdstuk 6. Daarin worden prestaties op het vlak van economie, voorzieningen en kennisintensiteit vergeleken met andere steden. Inhoud naar hoofdstuk en paragraaf Waar nodig wordt met behulp van voetnoten een technische toelichting gegeven bij de gepresenteerde figuren en tabellen. In bijlage I is per figuur in dit rapport aangegeven van welke statistische bronnen gebruik is gemaakt. Aan het begin van elk hoofdstuk is aangegeven wat de overeenkomsten en verschillen zijn met de Economische Monitor. 9

7 1 1 Basismonitor en ontwikkelingen per sector In de basismonitor staan gegevens over de ontwikkeling van het aantal inwoners, het aantal arbeidsplaatsen, uitgegeven bedrijventerreinen, gebouwde kantoren, aantallen werklozen, de toegevoegde waarde en aantallen starters. Naast de ontwikkeling van het niveau door de tijd wordt daarbij de jaarlijkse ontwikkeling weergegeven. Deze basismonitor wordt elk jaar herhaald en geeft een beeld op hoofdlijnen van de se economie. 11 De o p b o u w va n d i t h o o f d s t u k is e x a c t g e l i j k a a n d e opbouw in de Economische Monitor. 1.1 Basismonitor In de basismonitor wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het aantal inwoners, het aantal banen, het aantal hectares bedrijventerreinen, de voorraad kantoorruimte, de werkloosheid, de toegevoegde waarde (bruto regionaal product), het aantal starters en een samengesteld rapportcijfer voor de economische ontwikkeling. Na een afname in de jaren 22, en 24 kende gedurende de jaren, 26 en vooral weer een toename van het aantal inwoners (zoals ook gangbaar in de periode 1988-; zie figuur 1.1a en figuur 1.1b). In was de groei in hoger dan in elk van de gebieden waarmee een vergelijking is gemaakt (, en de benchmarksteden). Een groei van het aantal inwoners zal (mogelijk met enige vertraging) gunstige gevolgen hebben voor het aantal arbeidsplaatsen bij typen bedrijvigheid die vooral afhankelijk zijn van het bevolkingsdraagvlak. De ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen bij bedrijven en instellingen die in zijn gevestigd is uitgedrukt per duizend inwoners tussen 15 en 65 jaar 1 (figuur 1.1c). Het aantal arbeidsplaatsen per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar lag in in het begin van boven het nationaal gemiddelde, maar is iets onder het gemiddelde van de benchmarksteden gezakt en ruim onder het gemiddelde in. De laatste jaren is het aantal arbeidsplaatsen volgens deze van het CBS afkomstige 1 In figuur 1.1 is, met uitzondering van de index voor de ontwikkeling van het aantal inwoners, voor alle indicatoren als referentiegrootheid steeds het over de beschouwde periode gemiddelde aantal inwoners tussen 15 en 65 jaar gehanteerd gegevens afgenomen 2. In en 24 nam het aantal arbeidsplaatsen ook nationaal af, maar de afname in was sterker (figuur 1.1d). Dat hangt mogelijk mede samen met de matige ontwikkeling van het aantal inwoners in die jaren. Volgens het CBS nam overigens ook in het aantal arbeidsplaatsen af in, terwijl toen nationaal sprake was van een toename. Op basis van deze gegevens werd vorig jaar in de Economische Monitor aangegeven dat er aanleiding lijkt te bestaan om extra aandacht te besteden aan de economische ontwikkeling van. In 26 is het aantal banen opnieuw afgenomen, maar duidelijk minder dan de jaren ervoor. Gezien de bevolkingsgroei en de stijgende lijn in de ontwikkeling mag worden verwacht dat de cijfers voor op een toename van het aantal arbeidsplaatsen zullen wijzen. De voorraad aan uitgegeven bedrijventerreinen ligt in duidelijk onder het nationaal gemiddelde, maar boven het gemiddelde in en de benchmarksteden (figuur 1.1e). Voor, en de benchmarksteden geldt dat de jaarlijkse uitgifte van bedrijventerreinen lager ligt dan het nationaal gemiddelde. Ondanks dat er niet veel hectares aan bedrijventerreinen werden uitgegeven kan van een slecht presteren van op dit vlak niet worden gesproken, indien vergelijkbare gebieden, zoals de benchmarksteden, als maatstaf worden gehanteerd (figuur 1.1f). Wel is het opmerkelijk dat, volgens de gegevens van de provincie (waarop de cijfers voor en Zuid-Holland zijn gebaseerd), ook gedurende geen bedrijventerreinen zijn uitgegeven (ook niet op Technopolis ). Wat betreft de voorraad kantoorruimte (figuur 1.1g) kent een vertegenwoordiging boven het nationaal gemiddelde, maar onder het gemiddelde van. Vooral rond de eeuw- 2 Voor 26 betreft dit voorlopige cijfers. Het gaat om de ontwikkeling tussen 1 januari 26 en 1 januari. Omdat het CBS overgaat naar een andere wijze van registeren van de banen is voor de ontwikkeling gedurende 26 gebruik gemaakt van LISA-gegevens. Voor ontwikkelingen in het jaar zijn op dit moment nog geen gegevens beschikbaar.

8 Figuur 1.1 Basismonitor Figuur 1.1 Basismonitor (vervolg) a. Index ontwikkeling inwoners b. Jaarlijkse procentuele ontwikkeling inwoners i. Werklozen per 1 inwoners jaar j. Ontwikkeling werklozen per 1 inwoners jaar 1, ,1 1,8 1,,8,6, ,2, ,, c. Banen per 1 inwoners jaar ,2 -,4 -,6 -,8-1, d. Jaarlijkse procentuele ontwikkeling banen k. Toegevoegde waarde* per inwoner jaar [ ] l. Verandering toegevoegde waarde* per inwoner jr. [ ] *) Exclusief land- en tuinbouw, delfstoffenwinning *) Exclusief land- en tuinbouw, delfstoffenwinning e. Voorraad bedrijventerreinen per 1 inw jaar [ha.] f. Uitgifte bedrijventerreinen per 1 inw jaar [ha.] m. Starters per 1 inwoners jaar n. Economische prestaties Elsevier/Bureau Louter 5, ,12 1 7,2 3,9 8 7, 2,6 6 6,8 1,3 4 6, , , g. Voorraad kantoren per 1 inw jr [m² bvo] h. Verandering voorraad kantoren per 1 inw [m² bvo] Benchmarksteden Overig Benchmarksteden Den Haag wisseling is de voorraad kantoorruimte in sterk toegenomen (figuur 1.1h). De laatste jaren zijn er minder kantoren bijgekomen 3 in. Overigens was de toename van de kantorenvoorraad de laatste jaren ook elders in veel lager dan rond de eeuwwisseling. Duidelijk herkenbaar in de grafiek is de onttrekking van kantoorruimte van TNO (Schoemakerstraat) aan de voorraad in het jaar 26. Het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW) heeft in sinds het midden van de jaren negentig ongeveer dezelfde ont- 3 In nam de voorraad kantoorruimte zelfs af als gevolg van het ontbreken van nieuwbouw van kantoren en onttrekking van kantoorruimte aan de voorraad. wikkeling doorgemaakt als (figuur 1.1i). Het niveau van het aantal NWW ligt in duidelijk onder dat van de stad Den Haag, maar boven dat van de rest van 4. In het algemeen geldt dat de relatieve verschillen in NWW-percentage in de loop der jaren zijn afgenomen. Het verschil tussen Den Haag en Overig is anno 28 veel kleiner dan in 1995 en het verschil tussen en Overig is de laatste jaren vrijwel volledig weggewerkt. Zowel in als in 26 is het aantal NWW in sterk afgenomen (figuur 1.1j). 4 De rest van bestaat uit de regio s Agglomeratie Den Haag en Westland, met uitzondering van en Den Haag. Dat wil zeggen de gemeenten Wassenaar, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Westland en Midden-Delflland.

9 14 Figuur 1.2 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde - 1,18 1,16 1,14 1,12 1,1 1,8 1, mln. 2 Index (=1) 2554 mln Arbeidsplaatsen Woongebieden 2154 mln. Toegevoegde waarde Specifieke werkmilieus Tabel 1.1 Arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde, - Dat hoeft overigens niet het gevolg te zijn van meer arbeidsplaatsen in zelf. De voorheen werkloze werknemers kunnen ook werk buiten hun eigen gemeente hebben gevonden. In 26 en nam het aantal niet-werkende werkzoekenden per 1 inwoners van jaar in Den Haag overigens nog sterker af dan in. De toegevoegde waarde 5 per inwoner van 15 tot 65 jaar lag in steeds rond het nationaal gemiddelde (figuur 1.1k), maar ontwikkelt zich de laatste jaren minder gunstig dan het nationaal gemiddelde (figuur 1.1l). Dat wordt vooral veroorzaakt door de minder gunstige ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in de laatste jaren. In paragraaf 1.2 wordt meer gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling van arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde, met een uitsplitsing naar tien economische sectoren. Het aantal startende bedrijven is sinds sterk toegenomen in (figuur 1.1m). Desalniettemin waren er vooral sinds 2 5 De toegevoegde waarde is berekend als de omzet minus de ingekochte goederen en diensten. Het gaat om de toegevoegde waarde tegen reële prijzen, dus gecorrigeerd voor inflatie. De toegevoegde waarde per inwoner van 15 tot 65 jaar kan worden uitgesplitst naar twee componenten, namelijk de toegevoegde waarde per arbeidsjaar (de arbeidsproductiviteit ) en de werkgelegenheid in arbeidsjaren per inwoner tussen 15 en 65 jaar (de werkgelegenheidsfunctie ) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Bedrijventerrein Binnenstad Jaar (per 1 januari) Arbeidsplaatsen Toegevoegde waarde (in mln.) Bron: Bedrijvenregister, Regionaal Economische Jaarcijfers. Bewerking: Bureau Louter in minder starters dan in de referentiegebieden en nam het aantal starters in niet verder toe, in tegenstelling tot de gebieden waarmee vergeleken is. Met name in is het aantal starters in sterk toegenomen. In hoofdstuk 2 wordt een onderscheid naar economische sectoren worden gemaakt. Tenslotte is in figuur 1.1n de ontwikkeling weergegeven van het rapportcijfer voor economische prestaties volgens het jaarlijks door Bureau Louter in opdracht van het weekblad Elsevier uitgevoerde onderzoek 6. De samengestelde indicator laat zien dat de laatste jaren wat mindere economische prestaties levert dan de benchmarksteden en. De oorzaak is vooral de duidelijk bij het nationaal gemiddelde achterblijvende ontwikkeling van het aantal banen. In 26 scoorde zelfs iets lager dan het nationaal gemiddelde. Dit bevestigt opnieuw dat oplettendheid is geboden wat betreft de ontwikkeling van de se economie. Nadere analyses kunnen inzicht bieden in de redenen achter de wat teruglopende economische prestaties, te beginnen met een 6 Het rapportcijfer wordt samengesteld uit 41 indicatoren die representatief zijn voor de economische prestaties van een gemeente. Per jaar is het gemiddelde voor alle gemeenten in gelijk aan 6.5. uitsplitsing naar economische sectoren en gebiedstypen binnen. 1.2 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde, - Na een toename van tot 22 is het aantal arbeidsplaatsen sinds 22 elk jaar afgenomen, in totaal met 4.6% in de periode 22-26, na een spectaculaire 16.6% groei in de vijfjaarsperiode -22. In de gehele periode -26 was per saldo nog sprake van 11.3% groei (figuur 1.2) 7. Ook gegevens uit een andere bron, namelijk van het CBS (zie figuur 1.1c) wijzen uit dat het aantal arbeidsplaatsen in al enige jaren afneemt. In was voor het eerst sinds jaren weer sprake van een lichte groei van het aantal arbeidsplaatsen. Verwacht mag worden dat ook in de komende jaren groei van de werkgelegenheid zal kennen doordat Technopolis tot ontwikkeling wordt gebracht. Daar staat overigens tegenover dat de nationale economie de komende jaren minder sterk zal groeien dan in het recente verleden. De toegevoegde waarde 8 nam in de periode - toe met 18.6% 9. Met name in 26 en was weer sprake van een vrij sterke economische groei. In tabel 1.1 staan de exacte aantallen arbeidsplaatsen 1 en berekende toegevoegde waarde per jaar. De meeste bedrijven en instellingen zijn gevestigd op bedrijventer- 7 De gegevens zijn gebaseerd op het Bedrijvenregister. Door Bureau Louter zijn daarbij voor de bedrijven en instellingen in de gemeente zeer nauwkeurige controles uitgevoerd. In ieder geval is de ontwikkeling gevolgd van elke individuele vestiging met in minstens één jaar gedurende de periode - vijftig werkzame personen of meer. Gecontroleerd is op de juistheid van het aantal arbeidsplaatsen, de juistheid van de code voor het type bedrijfsactiviteiten en de juistheid van het adres. Controles zijn uitgevoerd door te vergelijken met andere statistische bronnen, door bedrijven te bellen en door het raadplegen van internet. De in dit rapport gepresenteerde gegevens wijken dan ook soms af van elders gepresenteerde cijfers (die ook als bron het Bedrijvenregister hebben). Alle gegevens zijn exclusief landbouw en exclusief uitzendkrachten. Bij het registreren van uitzendkrachten zijn in het verleden dermate ingrijpende wijzigingen doorgevoerd dat het met terugwerkende kracht vergelijkbaar maken door de tijd onmogelijk is. 8 Er zijn geen statistieken met de toegevoegde waarde per gemeente. De toegevoegde waarde is daarom door Bureau Louter op basis van een aantal bronnen berekend. Dat is gebeurd via het aantal arbeidsplaatsen per economische sector in, omrekenfactoren van arbeidsplaatsen naar arbeidsvolume en de nationaal gemiddelde arbeidsproductiviteit (in reële prijzen, dus gecorrigeerd voor prijseffecten) per economische sector. De indeling naar economische sectoren was daarbij aanzienlijk fijnmaziger dan de hier gepresenteerde indeling in tien brede economische sectoren. Voor gaat het om voorlopige ramingen van de toegevoegde waarde. De feitelijke realisaties kunnen daar van afwijken. Zo is de ontwikkeling van de toegevoegde waarde voor 26 in de EMD in deze EMD 28 naar boven bijgesteld. 9 Hieruit mag niet worden geconcludeerd dat de arbeidsproductiviteit met 6.5% is toegenomen (18.6% min 12.1%). De arbeidsproductiviteit wordt namelijk gemeten ten opzichte van het arbeidsvolume (de gewerkte uren). Door het doorvoeren van deeltijdwerk neemt het arbeidsvolume minder sterk toe dan het aantal arbeidsplaatsen. De toename van de arbeidsproductiviteit is dus hoger geweest dan 6.5% in de periode Het aantal arbeidsplaatsen dat op deze wijze is gemeten wijkt af van het aantal arbeidsplaatsen zoals dat wordt gemeten in de CBS Enquête Werkgelegenheid en Lonen (zie figuur 1.1c en 1.1d). Het aantal uitzendkrachten is bij het Bedrijvenregister niet meegeteld en bij de CBS EWL wel. En het aantal zelfstandigen is in het Bedrijvenregister juist wel meegeteld, maar bij de CBS EWL niet. reinen of in specifieke werkmilieus (met name grote zorginstellingen, vestigingen van de TU en TNO en vestigingen van de gemeente). De afgebakende woongebieden vormen de meest enge definitie van het begrip wijkeconomie, waarbij locaties in de binnenstad en specifieke werkmilieus buiten de binnenstad of bedrijventerreinen zijn uitgesloten. In hoofdstuk 3 wordt daar nog uitvoerig op ingegaan. De ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde verschilt sterk tussen economische sectoren (figuur 1.3). Ook bestaan er tussen sectoren grote verschillen in het gebiedstype waar zij voornamelijk gevestigd zijn. Sectoren met een sterke relatieve groei van het aantal arbeidsplaatsen in de periode -26 waren zakelijke en financiële diensten, vrijetijdsactiviteiten, facilitaire diensten en de non-profit sectoren onderwijs en (vooral) zorg en welzijn. In die sterk groeiende sectoren is de groei overigens vooral in de periode -22 gerealiseerd. Daarna bleef het aantal arbeidsplaatsen ook in deze groeisectoren ongeveer gelijk. In de bouwnijverheid nam het aantal arbeidsplaatsen iets af. In groothandel en transport nam het aantal arbeidsplaatsen in de periode 22- sterk af 11, maar was er het laatste jaar sprake van herstel. De enige sector met een afname van het aantal arbeidsplaatsen in de gehele periode was industrie, onder andere door verlies van arbeidsplaatsen bij enkele grote bedrijven. Het laatste jaar nam het aantal arbeidsplaatsen sterk toe in facilitaire diensten en enigszins in zakelijke en financiële diensten, vrijetijdsactiviteiten, onderwijs en zorg en welzijn. In een aantal sectoren bleef het aantal arbeidsplaatsen ongeveer gelijk of was sprake van een heel lichte afname. In groothandel en transport en in openbaar bestuur nam het aantal arbeidsplaatsen wat sterker af 12. In zeven van de tien economische sectoren ontwikkelde de toegevoegde waarde zich in de periode - gunstiger dan het aantal arbeidsplaatsen. Dat geldt vooral voor facilitaire diensten 13. In de sectoren industrie en groothandel/transport heeft vooral vervanging van personeel door nieuwe machines en logistieke systemen de arbeidsproductiviteit doen toenemen. In drie sectoren is het aantal arbeidsplaatsen sterker toegenomen dan de toegevoegde waarde, namelijk in vrijetijdsactiviteiten, onderwijs en zorg en welzijn 14. Tussen begin 26 en begin is de toegevoegde waarde slechts afgenomen in detailhandel, groothandel en openbaar bestuur. In de overige sectoren nam de toegevoegde waarde toe Uit de verdeling over de vier gebiedstypen 15 blijkt dat industrie, groothandel/transport, bouwnijverheid en facilitaire diensten hoofdzakelijk op bedrijventerreinen zijn gevestigd. 11 Dat hing vooral samen met de afname van het aantal arbeidsplaatsen bij de Makro, die is geregistreerd als groothandel. 12 Bekend is dat gedurende het jaar onderdelen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn verplaatst van Rotterdam naar. Naar verwachting zal het aantal arbeidsplaatsen in openbaar bestuur in van begin tot begin 28 dus toenemen. 13 Dat wordt veroorzaakt door openbaar nutsbedrijven, die ook tot de facilitaire diensten zijn gerekend. Zij kenden een sterke toename van de arbeidsproductiviteit. 14 Zoals al eerder aangegeven: Het verschil tussen de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde wordt naast de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit tevens bepaald door de ontwikkeling van de verhouding Personeel (aantal arbeidsplaatsen) versus Arbeidsvolume (aantal arbeidsjaren), de zogenaamde P/A-ratio. De bij de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen achterblijvende ontwikkeling van de toegevoegde waarde kan dus samenhangen met een toename van deeltijdarbeid. 15 In bijlage I staat de indeling in vier gebiedstypen. Bedrijventerreinen bestaan uit zowel standaard bedrijventerreinen als uit hoogwaardige terreinen, waar ook veel kantoorachtige bedrijvigheid is gevestigd. 15

10 Figuur 1.3 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde per sector - Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal mln mln. 1, , 4,9,8 2,7,6,5 Figuur 1.3 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde - (vervolg) Vrijetijdsactiviteiten Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 1 86 mln mln , , 4,9,8 2,7,6,5 16 Bouwnijverheid 58 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 67 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Facilitaire diensten 132 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 226 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 17 Groothandel en transport 156 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 29 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 27 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 293 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Zakelijke en financiele diensten 492 mln. 1,1 89 1,,9,8,7,6,5 Index (=1) 66 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Zorg en welzijn 214 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 276 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Detailhandel 132 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 146 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Openbaar bestuur 163 mln. 1, ,,9,8,7,6,5 Index (=1) 25 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 6373 Arbeidsplaatsen Woongebieden Bedrijventerrein 6373 Arbeidsplaatsen Woongebieden Bedrijventerrein 454 mln. Toegevoegde waarde Specifieke werkmilieus Binnenstad 454 mln. Toegevoegde waarde Specifieke werkmilieus Binnenstad

11 Figuur 1.4 Ontwikkeling arbeidsplaatsen naar sector en gebiedstype 24- Arbeidsplaatsen Ontwikkeling arbeidsplaatsen 24- Bouwnijverheid Groothandel en transport Zakelijke en financiële diensten Figuur 1.5 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toeg. waarde per gebiedstype - Bedrijventerreinen Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal mln. 8 1,15 6 1,1 994 mln , 2,95,9 18 Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Zorg en welzijn Binnenstad 5 1,15 1, ,, mln.,9 Index (=1) mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 19 Openbaar bestuur Woongebieden Specifieke werkmilieus Binnenstad Bedrijventerrein en zorg/welzijn zijn vooral op specifieke werkmilieus te vinden. Vrijetijdsactiviteiten bevinden zich hoofdzakelijk in de binnenstad. Zakelijke en financiële diensten, detailhandel en openbaar bestuur zijn verspreid over meerdere gebiedstypen. Zakelijke en financiële diensten vormen daarbij een vrijwel exacte afspiegeling van het s gemiddelde voor de totale bedrijvigheid. Detailhandel is relatief sterk georiënteerd op woongebieden en de binnenstad. Bij detailhandel op bedrijventerreinen gaat het vooral om IKEA en meubel- en doe-het-zelf zaken (zie ook paragraaf 2.2, over perifere detailhandel). Verder is winkelcentrum In de Hoven als specifiek werkmilieu aangeduid. Daardoor is ook in dat gebiedstype bedrijvigheid uit de detailhandel gevestigd. In figuur 1.4 is de verdeling over brede economische sectoren en gebiedstypen ook nog op een andere wijze weergegeven, namelijk in absolute aantallen arbeidsplaatsen. Tevens is de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in de recente periode 24- bepaald. Naar absoluut aantal arbeidsplaatsen beschouwd zijn er vier combinaties van brede economische sectoren met gebiedstypen met meer dan 3 arbeidsplaatsen in : Zorg/welzijn; specifieke werkmilieus. Dat zijn vooral grote zorginstellingen, zoals het Reinier de Graaf Gasthuis, de Bieslandhof, GGZ Delfland en Maatzorg Werven. ; specifieke werkmilieus. Hierbij gaat het vooral om de TU. Zakelijke en financiële diensten; bedrijventerreinen. Bij de bedrijventerreinen zijn ook gemengde locaties van bedrijven en kantoren gerekend (Tanthof West, Tanthof Oost, se Poort Oost). Daar, en ook op bedrijventerreinen als echpark en se Poort West, is veel zakelijke dienstverlening gevestigd. ; bedrijventerreinen. Vrijwel de volledige industrie is op een bedrijventerrein gevestigd. Voor de meeste combinaties van brede economische sector naar gebiedstype resulteren geen grote veranderingen in het aantal arbeidsplaatsen in de periode 24-. Het meest opvallend zijn de afname van industrie op bedrijventerreinen en van zakelijke diensten in specifieke werkmilieus. Bij groothandel en transport gingen de laatste jaren vooral op bedrijventerreinen banen verloren en bij het openbaar bestuur in de binnenstad. Van enige groei van het aantal arbeidsplaatsen in absolute zin was sprake voor zorg/welzijn en onderwijs in alle gebiedstypen, met uitzondering van bedrijventerreinen. Bij zakelijke/financiële diensten nam het aantal arbeidsplaatsen vooral toe op bedrijventerreinen. De vrij sterke groei van openbaar bestuur op bedrijventerreinen hangt onder andere samen met een nieuwe grote vestiging van Rijkswaterstaat op Tanthof West. Facilitaire diensten groeiden vrij sterk op bedrijventerreinen. In alle vier gebiedstypen is het aantal arbeidsplaatsen in de periode - toegenomen. De relatieve en absolute groei was het hoogst in specifieke werkmilieus, hoewel het aantal arbeidsplaatsen daar sinds 22 is afgenomen, met overigens in het laatste jaar enig herstel (figuur 1.5). Tussen de overige drie gebiedstypen was het verschil in groei niet groot. Tussen 1 januari 26 en 1 januari nam slechts in de binnenstad het aantal arbeidsplaatsen iets af. Voor de overige drie gebiedstypen was sprake van enige groei van het aantal arbeidsplaatsen. Slechts op bedrijventerreinen ontwikkelde de toegevoegde waarde zich gunstiger dan het aantal arbeidsplaatsen. Dat wordt Specifieke werkmilieus 5 1,15 1, ,,95,9 Woongebieden 5 1,15 1,1 1,,95,9 545 mln mln Arbeidsplaatsen 988 mln. Toegevoegde waarde Index (=1) Index (=1) mln mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Bouwnijverheid Groothandel en transport Zakelijke en financiele diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Zorg en welzijn Openbaar bestuur veroorzaakt door de samenstelling van de bedrijvigheid op bedrijventerreinen, met een groot aandeel van economische sectoren waar een aanzienlijke toename van de arbeidsproductiviteit is gerealiseerd. Uit de ontwikkeling van de aandelen van de gebiedstypen in het s totaal (figuur 1.6) blijkt dat het aandeel van bedrijventerreinen gemeten naar arbeidsplaatsen licht is afgenomen, maar gemeten naar toegevoegde waarde is toegenomen. Het aandeel van specifieke werkmilieus is over de gehele periode - beschouwd toegenomen wat betreft de arbeidsplaatsen, maar licht afgenomen in termen van toegevoegde waarde. Het aandeel van de woongebieden (de wijkeconomie in zijn meest zuivere vorm) is afgenomen in termen van toegevoegde waarde. Voor het aantal arbeidsplaatsen geldt dat echter veel minder. Sinds is dat aandeel zelfs wat toegenomen. Op ontwikkelingen in de woongebieden wordt uitvoerig ingegaan in hoofdstuk 3. Er kan worden geconstateerd dat het aandeel van de binnenstad in de totale se toegevoegde waarde tot 22 langzaam maar zeker is afgenomen, daarna even opleefde,

12 Figuur 1.6 Aandeel gebiedstypen in economie - Bedrijventerreinen Arbeidsplaatsen Bedrijventerreinen Toegevoegde waarde 5 48% 46% 44% 42% 4 38% 36% 34% 5 48% 46% 44% 42% 4 38% 36% 34% 2 Bedrijvigheids- dynamiek De ontwikkeling van de economie van is in de basismonitor inzichtelijk gemaakt via het aantal arbeidsplaatsen en de 2 Binnenstad 18% 17% 16% 15% 14% 13% 12% Specifieke werkmilieus 36% 34% 32% 3 28% 26% 24% Woongebieden 18% 17% 16% 15% 14% 13% 12% Aandeel gebiedstype in arbeidsplaatsen Arbeidsplaatsen Arbeidsplaatsen Arbeidsplaatsen maar vervolgens gestaag verder is afgenomen en zich daarna heeft gestabiliseerd. In termen van arbeidsplaatsen echter is het aandeel van de binnenstad in het gemeentelijk totaal de laatste jaren toegenomen, met uitzondering van het meest recente jaar. Ook op specifieke ontwikkelingen in de binnenstad wordt in hoofdstuk 3 nader ingegaan. Het onderscheid naar gebiedstypen (aan de rechterkant van figuur 1.5) maakt duidelijk dat op de bedrijventerreinen het aandeel van industrie gestaag afneemt, terwijl het aandeel van zakelijke en financiële diensten toeneemt. Dat laatste hangt samen met de ontwikkeling van hoogwaardige bedrijventerreinen, zoals echpark (zie hoofdstuk 5). In de binnenstad zijn detailhandel, vrijetijdsactiviteiten en zakelijke en financiële diensten de belangrijkste sectoren. Dat zijn ook sectoren die men in de binnenstad zou mogen verwachten. Het overgrote deel van de arbeidsplaatsen in specifieke werkmilieus wordt geleverd door onderwijs, zorg/welzijn en zakelijke/ financiële diensten (waaronder ook researchactiviteiten, zoals bij TNO). Aangezien de specifieke werkmilieus mede op basis van de aanwezigheid van grote instellingen in die sectoren zijn afgebakend, mocht dat ook verwacht worden. De aandelen van de verschillende sectoren zijn ongeveer gelijk gebleven in de Binnenstad 18% 17% 16% 15% 14% 13% 12% Specifieke werkmilieus 36% 34% 32% 3 28% 26% 24% Woongebieden 18% 17% 16% 15% 14% 13% 12% Toegevoegde waarde Toegevoegde waarde Toegevoegde waarde Aandeel gebiedstype in toegevoegde waarde periode -, met een lichte verschuiving van zakelijke en financiële diensten naar zorg en welzijn. Aangezien het totaal aantal arbeidsplaatsen in specifieke werkmilieus sinds is toegenomen, houden de vrijwel gelijk blijvende aandelen in dat ook het absolute aantal arbeidsplaatsen in de verschillende economische sectoren in dat gebiedstype is toegenomen. en zorg/welzijn leveren ruim de helft van de arbeidsplaatsen in woongebieden. Hun aandeel is gestaag toegenomen in de tijd. Het aandeel van industrie daarentegen is nog verder teruggelopen. Detailhandel neemt nog een relatief groot deel in van de bedrijvigheid in de woongebieden, maar dat aandeel neemt licht af. Terwijl het aantal arbeidsplaatsen in de detailhandel op bedrijventerreinen toenam, is het aantal arbeidsplaatsen in woongebieden zelfs afgenomen. Daar wordt in paragraaf 2.2 nader op ingegaan. toegevoegde waarde, met een onderscheid naar tien economische sectoren en vier gebiedstypen binnen. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een tweetal thema s een dieper inzicht in onderdelen van de bedrijvigheidsdynamiek gegeven, namelijk het aantal starters en de ontwikkeling in een aantal specifieke sectoren. De o p b o u w va n d i t h o o f d s t u k is o p e e n a a n ta l p u n t e n g e w i j z i g d t e n o p z i c h t e va n d e Ec o n o m i s c h e Mo n i t o r : Pa r a g r a a f 2.3 u i t d e EMD (o v e r d e uitsplitsing van de bedrijvigheidsdynamiek naar compo - n e n t e n ) is a f g e vo e r d. Na a s t d e ICT, d e c r e a t i e v e s e c t o r e n p e r i f e r e d e ta i l h a n d e l is d i t ja a r a a n da c h t b e s t e e d a a n d e o n t w i k k e l i n g va n d e w e r k g e l e g e n h e i d in e e n aantal specifieke kennisintensieve sectoren. 2.1 Starters en midden- en kleinbedrijf kent een redelijk, maar geen uitzonderlijk groot aantal starters (zie figuur 1.1m). De laatste jaren is de toename van het aantal starters zelfs iets achtergebleven bij het nationaal gemiddelde, bij overig en bij de benchmarksteden. De meeste starters zijn te vinden bij de zakelijke dienstverlening (figuur 2.1). De sterkste groei is echter opgetreden in de bouwnijverheid. Dat hangt ten eerste samen met de groei van het aantal klussenbedrijven en ten tweede met Poolse bouwvakkers die zich in toenemende mate bij de Kamer van Koophandel inschrijven. Daarnaast is het aantal startende ICT-bedrijven opmerkelijk groot (zie ook paragraaf 2.3), hoewel dat aantal na het topjaar 2 sterk afnam, om pas recentelijk weer toe te nemen. Meer zicht op de relatieve prestaties van wat betreft het aantal starters levert een vergelijking met andere gebieden (figuur 2.2). Ten opzichte van het nationaal gemiddelde kende de laatste drie jaar veel starters in ICT en iets meer starters in zakelijke/ financiële diensten dan het nationaal gemiddelde. Dat past goed bij het kennisintensieve karakter van de se economie en bij het hoge opleidingsniveau van de beroepsbevolking 16. De keerzijde van de medaille is dat het aantal starters in de meeste andere sectoren lager is dan het nationaal gemiddelde. Het aantal starters is in ook in vrijwel alle economische sectoren lager 16 Bedrijven starten veelal in of nabij de woonplaats van de oprichter. Ook start men veelal een bedrijf in de branche waar men voorheen werkzaam was en/of die aansluit bij de gevolgde opleiding. kent relatief veel hoger en wetenschappelijk opgeleiden, vooral in technische richtingen. dan het gemiddelde van de benchmarksteden (met uitzondering van ICT en landbouw). Naast starters in het bijzonder wordt ook belang gehecht aan een florerend midden- en kleinbedrijf (MKB) in het algemeen. Het MKB wordt hierbij afgebakend als bedrijven en instellingen met minder dan 5 arbeidsplaatsen. Ruim een derde deel van alle arbeidsplaatsen in maakt deel uit van het midden- en kleinbedrijf (figuur 2.3 en tabel 2.1). In de periode -26 zijn het aantal arbeidsplaatsen en de toegevoegde waarde bij het MKB toegenomen 17. Tussen en 1-1- was overigens sprake van een afname. Uit deze gegevens is niet duidelijk of bestaande bedrijven in het MKB zijn gekrompen of dat juist bedrijven uit het MKB zijn doorgegroeid naar zodanige omvang dat zij niet meer tot het MKB worden gerekend. Vergeleken met de totale bedrijvigheid (zie figuur 1.2) kennen de binnenstad en de woongebieden een veel groter aandeel in het s totaal aan arbeidsplaatsen in het MKB. Het aandeel van specifieke werkmilieus is juist veel kleiner. De werkgelegenheid in tot het MKB behorende bedrijven is vooral zeer sterk gegroeid in zakelijke en financiële diensten (figuur 2.4). In het laatste jaar was ook sprake van een sterke groei in facilitaire diensten, maar dat gaat in absolute zin om kleine aantallen. Over de gehele periode - beschouwd was in diverse sectoren sprake van een afname van het aantal arbeidsplaatsen in het MKB. Ook voor het MKB was sprake van een afname van het aantal arbeidsplaatsen in industrie, zij het in procenten gerekend in mindere mate dan voor de totale industrie (MKB plus grote bedrijven). Naast zakelijke/financiële diensten en facilitaire diensten was sprake van een bescheiden groei van het aantal arbeidsplaatsen in groothandel en transport, vrijetijdsactiviteiten en zorg en welzijn. Opvallend is dat tussen en 1-1- in maar liefst acht van de tien sectoren een afname van het aantal arbeidsplaatsen in het MKB viel te constateren. 17 Het is van belang hierbij te benadrukken dat het gaat om het aantal arbeidsplaatsen bij bedrijven en instellingen die in de betreffende jaren minder dan 5 werkzame personen hebben. Bedrijven die zo sterk zijn gegroeid dat zij niet meer tot het MKB behoren (5 of meer werkzame personen) worden dus niet meegerekend. 21

13 Figuur 2.1 Starters per sector, Figuur 2.3 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde MKB - Starters per 1 inwoners jaar 1,8 Index (=1) 821 mln. 1 Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 1, ,,8,6,4,2, 1996 Figuur 2.2 Starters per sector en referentiegebieden, - Starters per 1 inwoners jaar Bouwnijverheid Groothandel en transport ICT Zakelijke/ financiële diensten Detailhandel/ reparatie Overige diensten Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Land- en tuinbouw 1,1 1,,95, mln mln. Arbeidsplaatsen Toegevoegde waarde Woongebieden Specifieke werkmilieus Tabel 2.1 Aandeel arbeidsplaatsen MKB in totale bedrijvigheid, 24- Economische sector Aandeel MKB in totaal Aandeel MKB in totaal Verandering aandeel % -.5% Bedrijventerrein Binnenstad 23 Bouwnijverheid Bouwnijverheid 79.5% 73.1% -6.4% Groothandel en transport 46.6% 51.8% 5.2% Groothandel en transport Zakelijke en financiele diensten 39.1% 4..9% Detailhandel % -2.9% ICT Vrijetijdsactiviteiten %.5% Facilitaire diensten % 1.7% Zakelijke en financiële diensten 14.3% 11.7% -2.6% Zorg en welzijn 21.3% 21.6%.3% Detailhandel/ reparatie Openbaar bestuur 1.7% 7.9% -2.9% Totaal 34.7% 34.2% -.5% Overige diensten Bron: Bedrijvenregister ; Bewerking Bureau Louter Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Land- en tuinbouw,,5 1, 2, Tussen sectoren bestaan aanzienlijke verschillen in aandeel van het MKB in het totaal aantal arbeidsplaatsen (tabel 2.1). In was het aandeel van het MKB in het totaal aantal arbeidsplaatsen meer dan de helft in de sectoren vrijetijdsactiviteiten, detailhandel, bouwnijverheid en groothandel en transport. Daarentegen lag het aandeel van het MKB ruim onder de dertig procent voor industrie en de drie non-profit sectoren (onderwijs; zorg en welzijn; openbaar bestuur). Het aandeel is tussen 24 en afgenomen in de bouwnijverheid en toegenomen in groothandel en transport. Bedacht moet worden dat het om kleine aantallen gaat, waardoor enkele wat grotere bedrijven binnen het MKB een aanzienlijke invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van het aandeel. Een bedrijf kan bijvoorbeeld groeien van 49 naar 51 arbeidsplaatsen, waardoor het aantal arbeidsplaatsen in het Benchmarksteden MKB afneemt, of juist terugzakken van 51 naar 49 arbeidsplaatsen, waardoor het aantal arbeidsplaatsen in het MKB toeneemt. Naast grote verschillen tussen economische sectoren in aandeel van het MKB in de totale bedrijvigheid bestaan er ook grote verschillen in vestigingspatronen binnen (zie het rechter deel van figuur 2.4). Het MKB in industrie, groothandel/transport, bouwnijverheid en (in iets mindere mate) zakelijke en financiële diensten en facilitaire diensten is voor een aanzienlijk deel op bedrijventerreinen geconcentreerd. Met name bij zakelijke/ financiële diensten neemt het deel dat op bedrijventerreinen is gevestigd ook toe. Kleine en middelgrote vestigingen in onderwijs en zorg/welzijn zijn vooral binnen de woongebieden geconcentreerd. Het MKB in detailhandel en vooral vrijetijdsactiviteiten is vaak in de binnenstad te vinden en, in wat mindere mate, in de woongebieden. Dat geldt ook in absolute zin (figuur 2.5). Voor beide sectoren gaat het om ongeveer 15 arbeidsplaatsen in de binnenstad. Zij worden slechts overtroffen door zakelijke en financiële diensten op bedrijventerreinen. De woongebieden herbergen aanzienlijke aantallen arbeidsplaatsen in het MKB voor de sectoren zakelijke diensten, detailhandel, onderwijs, vrijetijdsactiviteiten en vooral zorg/welzijn. Tussen 24 en waren de veranderingen in het aantal arbeidsplaatsen voor de combinaties van sector en gebiedstype veelal klein. De veranderingen bleven beperkt tot hooguit 2 arbeidsplaatsen (facilitaire diensten op bedrijventerreinen). In zakelijke/financiële diensten nam het aantal arbeidsplaatsen in woongebieden af, terwijl bedrijventerreinen en specifieke werkmilieus een groei kenden. Per saldo verschoof deze bedrijvigheid dus van woongebieden naar werkgebieden binnen. Het omgekeerde geldt voor zorg en welzijn. Woongebieden zagen daar het aantal arbeidsplaatsen toenemen. Opvallend was ook de afname van onderwijs in woongebieden. Dat kan overigens samenhangen met groei naar meer dan 5 arbeidsplaatsen van een vestigingen in het onderwijs, want het aandeel van woongebieden voor het totale onderwijs (inclusief grote vestigingen) nam niet af (zie figuur 1.3). 2.2 Specifieke sectoren: Perifere detailhandel, ICT, creatieve sector, kennissectoren Drie sectoren worden hier verder uitgewerkt. Het gaat om twee sectoren waaraan nationaal veel groeimogelijkheden worden toegedicht en waaraan de gemeente aandacht besteedt in haar beleid, namelijk ICT en de creatieve sector. Daarnaast wordt dit jaar ook ingegaan op de perifere detailhandel in. Daarnaast wordt aan het einde van de paragraaf een overzicht gegeven van de relatieve prestaties van voor een breed spectrum aan kennissectoren. Perifere detailhandel Binnen de detailhandel kan onderscheid worden gemaakt tussen perifere versus niet-perifere detailhandelsbranches en naar locatie (wel of niet op bedrijventerreinen). Volgens het provinciaal beleid kan perifere detailhandel op bedrijventerreinen zijn gevestigd, maar is dat voor niet-perifere detailhandel eigenlijk niet de bedoeling (enkele specifieke uitzonderingen daargelaten). In deze paragraaf wordt nagegaan hoe dat zit in, waar in ieder geval één grote vestiging in perifere detailhandel is

14 Figuur 2.4 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde MKB per sector - Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal ,1 71 mln. 6 mln. 1, 1328,9 4,8 2,7,6 891,5 Figuur 2.4 Ontwikkeling arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde MKB per sector - Vrijetijdsactiviteiten Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal , , 8 mln.,9 4,8,7 73 mln. 2,6,5 24 Bouwnijverheid 1,1 43 mln. 1,,9 821,8,7,6,5 Index (=1) 5 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Facilitaire diensten 1,1 36 mln. 1,,9 938,8,7,6,5 Index (=1) 57 mln Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 25 Groothandel en transport Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 1,1 1,,9,8,7,6,5 75 mln mln ,1 1,,9,8,7,6, mln. 34 mln Zakelijke en financiele diensten Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Zorg en welzijn Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 1,1 1,,9,8,7,6,5 18 mln mln ,1 1,,9,8,7,6, mln mln Detailhandel Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal Openbaar bestuur Index (=1) Aandeel arbeidsplaatsen in totaal 1,1 1,,9,8,7,6,5 87 mln mln ,1 1,,9,8,7,6,5 19 mln mln Arbeidsplaatsen Woongebieden Bedrijventerrein 1328 Arbeidsplaatsen Woongebieden Bedrijventerrein 71 mln. Toegevoegde waarde Specifieke werkmilieus Binnenstad 71 mln. Toegevoegde waarde Specifieke werkmilieus Binnenstad

15 Figuur 2.5 Ontwikkeling arbeidsplaatsen MKB naar sector en gebiedstype 24- Figuur 2.6 Arbeidsplaatsen perifere en overige detailhandel,, Arbeidsplaatsen Ontwikkeling arbeidsplaatsen 24- Bouwnijverheid Groothandel en transport a. Arbeidsplaatsen perifere detailhandel b. Arbeidsplaatsen overige detailhandel Zakelijke en financiële diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Autohandel Overig perifeer Bouwmarkten e.d. c. Aandeel perifere detailhandel op bedrijventerreinen Supermarkten Food Kleding Warenhuizen Apotheken e.d. Overig d. Aandeel overige detailhandel op bedrijventerreinen 4, 3,5% 3, 2,5% 2, 26 Zorg en welzijn 4 2 % 1,,5% 27 Openbaar bestuur , Autohandel Overig perifeer Supermarkten Totaal Bouwmarkten e.d. Totaal Overig Woongebieden Specifieke werkmilieus Binnenstad Bedrijventerrein e. Aandeel in perifere detailhandel 1 f. Aandeel in overige detailhandel 1 gevestigd (IKEA). In bijlage II is afgebakend wat onder perifere detailhandel wordt verstaan. De ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in de detailhandel in maakt duidelijk dat vooral bouwmarkten e.d. een sterke toename hebben gekend (zie figuur 2.6). Dat is voor een aanzienlijk deel te danken aan de vestiging en verdere doorgroei van IKEA in deze periode. Ook het laatste jaar was er van groei van het aantal arbeidsplaatsen bij bouwmarkten e.d. sprake. Daarnaast is autohandel vrij sterk vertegenwoordigd. Sinds 1993 valt daarvoor overigens geen groei meer te constateren in en nam het aantal arbeidsplaatsen de laatste jaren zelfs iets af. Dat hangt mogelijk samen met het feit dat uitbreidende bedrijven in deze branche verplaatsen naar locaties buiten omdat in niet of nauwelijks bedrijventerreinen beschikbaar waren in de jaren en 26. Bij de overige typen detailhandel valt vooral de sterke groei van supermarkten in de periode op. Dat komt overeen met de algemene trend in Zuid-Holland in die periode. In gespecialiseerde food bedrijven (onder andere bakkers, slagers en kruideniers) en in warenhuizen nam het aantal arbeidsplaatsen juist af. Deze trends zijn ook waarneembaar in de laatste paar jaar: Groei in supermarkten en kledingzaken en afname in gespecialiseerde food bedrijven. Het aandeel van de arbeidsplaatsen dat op een bedrijventerreinen is gevestigd ligt in perifere detailhandelsbranches op bijna 9 en in de overige, niet-perifere detailhandelsbranches op 3%. voldoet daarmee dus in sterke mate aan het provinciaal beleid dat perifere detailhandelsvestigingen op bedrijventerreinen gevestigd kunnen zijn, maar de overige detailhandelsbranches bij voorkeur niet. ICT ICT kan op verschillende wijzen worden afgebakend. Hier is een door TNO opgestelde indeling gehanteerd (zie bijlage II) 18. Daarbij is ICT onderverdeeld naar de ICT-dienstensector (telecommunicatie en computersoftware- en informatietechnologiebureau s), ICT-hardware (het maken van ICT-apparatuur ) en content (de productie en distributie van informatie, met gebruikmaken van ICT-technologie). Het aandeel van de ICTsector in het totaal aantal arbeidsplaatsen in ligt de laatste jaren rond de negen à tien procent (figuur 2.7). Het aandeel is overigens in wel gedaald, vooral als gevolg van een ongunstige Binnenstad Bedrijventerrein Specifieke werkmilieus Woongebieden Figuur 2.7 Aandeel ICT-sector in totaal arbeidsplaatsen, - Aandeel in totaal aantal arbeidsplaatsen 12% 1 8% 6% 4% 18 Zie Louter, P.J. e.a. () Ruimte voor de digitale economie, TNO Inro,. De indeling is door Peter Louter opgesteld in samenspraak met Paul Rutten. Het gaat om economische sectoren die als hoofdtaak het vervaardigen van ICT-producten of ICT-diensten hebben of waarvoor ICT-toepassingen een zeer belangrijk onderdeel van het bedrijfsproces 2% Totaal Totaal Content Hardware Dienstensector vormen.

16 28 benchmarksteden. Blijkbaar is wat betreft het aantal starters in ICT-diensten sterk conjunctuurgevoelig. behoort binnen tot de gemeenten met het hoogste aantal starters in ICT-sectoren per duizend inwoners van jaar (zie tabel 2.2). In de tweede helft van de jaren negentig nam zelfs de eerste positie in. In de periode - werd onder andere gepasseerd door Utrecht en Almere. Andere steden met een TU (Enschede en Eindhoven) namen een meer bescheiden positie in, maar hebben recentelijk, in de 24-, gepasseerd. Weliswaar is het aantal startende ICT-bedrijven in de laatste jaren weer toegenomen, maar in diverse andere steden was daar in nog sterkere mate sprake van. Creatieve sector Onder invloed van de bestseller The rise of the creative class 19 hebben diverse gemeenten in zichzelf voorzien van het predikaat creatieve stad. De creatieve sector bestaat uit economische activiteiten waarbij de toegevoegde waarde van de producten of diensten voornamelijk wordt geleverd door de inbreng van creativiteit door werknemers. In de EMD werden nog zes verschillende definities voor de creatieve sector gehanteerd. Hier wordt alleen ingegaan op de twee enge definities (van TNO en Atlas voor Gemeenten/SEO; verder aangeduid als AvG ) Binnen de creatieve sector is sprake van verschillende deelsegmenten (zie bijlage II). Figuur 2.8 Aandeel ICT-sector in totaal arbeidsplaatsen per gebiedstype, - Aandeel in totaal aantal arbeidsplaatsen 25% 2 15% 1 5% Binnenstad Bedrijventerreinen Specifieke werkmilieus Woongebieden Figuur 2.9 Aandeel segmenten ICT-sector in arbeidsplaatsen per gebiedstype, 24- Binnenstad 29 ontwikkeling in de ICT-dienstensector. Sindsdien is het aandeel echter weer langzaam maar zeker toegenomen en gaat het nu weer richting de 1. In bestaat de ICT-sector vooral uit bedrijven in de computersoftware (ICT-dienstensector). Elders in zijn telecombedrijven sterk vertegenwoordigd. In de regio nam het aandeel van de ICT-sector in de totale werkgelegenheid duidelijk toe, van 6 naar 8% in de periode -. De laatste jaren tien jaar hebben de ICT-dienstensector en de content een gestage groei van het relatief belang in de se economie doorgemaakt. Hun groei was voldoende om te compenseren voor het vrijwel volledig verdwijnen van de ICThardware. Het gaat daarbij om bedrijven in de electrotechnische industrie. Met uitzondering van de woongebieden is het aandeel van ICT in de totale werkgelegenheid in alle gebiedstypen toegenomen (figuur 2.8). Van de drie segmenten in de ICT-sector is het aandeel van de ICT-hardware in de totale werkgelegenheid in afgenomen. ICT-hardware is vrijwel uitsluitend op bedrijventerreinen gevestigd. Dat het aandeel van ICT in de binnenstad is toegenomen is te danken aan het segment content. Duidelijk blijkt uit figuur 2.9 dat het aandeel van de ICT-sector in de specifieke werkmilieus en in woongebieden veel lager is dan in de binnenstad en op bedrijventerreinen. Kort samengevat: de ICT-dienstensector en ICT-hardware zijn vooral gevestigd op bedrijventerreinen, de content vooral in de binnenstad. Het aantal starters in ICT-diensten (software en telecom) in heeft vele jaren ruim boven het nationaal gemiddelde en het gemiddelde van en de benchmarksteden gelegen, met als absoluut topjaar 2 (figuur 2.1). blijkt zeer gevoelig te zijn geweest voor de mindere jaren waarmee de ICTdiensten te kampen hebben gehad. Het aantal starters liep sterk terug, in een periode dat ook de totale werkgelegenheid in ICTdiensten in terugliep. Recentelijk neemt het aantal starters in ICT-diensten weer toe, in in sterkere mate dan in de De enge definities volgens TNO en Atlas voor Gemeenten/ SEO (verder aangeduid als AvG ) resulteren in vrijwel hetzelfde aantal arbeidsplaatsen (figuur 2.11). Het aantal arbeidsplaatsen ligt op 16 tot 18 voor de gemeente als geheel. Een opmerkelijk groot deel van de arbeidsplaatsen blijkt in de binnenstad gevestigd te zijn. Het gaat daarbij voor een aanzienlijk deel om architecten en ontwerpers. Het aantal arbeidsplaatsen in de creatieve sector is vooral tussen en 22 sterk gegroeid. Met enige schommelingen in de tijd blijft het sindsdien ongeveer op hetzelfde niveau. Deze trends komen overigens overeen met nationale ontwikkelingen. Ook nationaal gezien groeit de creatieve sector de laatste jaren veel minder sterk dan in de periode -22. Het aantal arbeidsplaatsen in de creatieve sector is tussen en 1-1- iets gegroeid volgens de TNOdefinitie en vrijwel gelijk gebleven volgens de AvG-definitie (zie tabel 2.3), namelijk van 1619 in 26 naar 1618 in. Voor en is de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in die drie deelsegmenten bepaald voor de periode - (zie figuur 2.12). Creatieve zakelijke diensten blijkt in het segment met de meeste arbeidsplaatsen te zijn: ruim 16 per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar, tegen iets minder dan 7 in kunsten en een halve arbeidsplaats in media en entertainment. Zowel in creatieve zakelijke diensten als in kunsten is het aantal arbeidsplaatsen in sterk gegroeid. Die groei vond overigens wel voor plaats. Vergeleken met Den Haag zijn de creatieve sectoren in vooral in de binnenstad te vinden. Dat geldt voor de creatieve zakelijke diensten en in nog sterkere mate voor de kunsten. Uit tabel 2.3 kan worden berekend dat 56% van de arbeidsplaatsen in de creatieve sector volgens de enge definitie van Atlas voor Gemeenten in de binnenstad is gevestigd. In was dat overigens nog 63%, maar sinds (toen het aandeel van de binnenstad 54% bedroeg) neemt het aandeel van de binnenstad weer toe, met name onder impuls van groei van de creatieve zakelijke diensten. Het aandeel van het MKB in het totaal aantal arbeidsplaatsen bedraagt maar liefst 71% voor de creatieve sector. Dat ligt ruim 19 R. Florida (22) The rise of the creative class. Basic Books, New York. Bedrijventerreinen Specifieke werkmilieus Woongebieden 24 2% 4% 6% 8% 1 12% 14% 16% 18% 2 Content 24 Diensten Hardware Totaal Figuur 2.1 Starters in ICT-diensten en referentiegebieden, Starters per 1 inwoners jaar 1,8 1,,8,6,4,2, 1996 Benchmarksteden

17 Tabel 2.2 Ranglijst gemeenten naar ICT-starters in periode Figuur 2.12 Arbeidsplaatsen creatieve sector naar deelsegmenten, - Gemeente/ gebied Ranglijst Starters per 1 inw jaar Kunsten 8 Per 1 inwoners jaar Kunsten Aandeel binnenstad in totaal [%] Groningen Amsterdam Enschede Den Haag Eindhoven Utrecht Almere Hilversum Benchmarksteden Bron: Kamers van Koophandel Media en entertainment Per 1 inwoners jaar Media en entertainment Aandeel binnenstad in totaal [%] 1,,8,6,4,2 Den Haag 3 Figuur 2.11 Ontwikkeling creatieve sectoren, - Aantal arbeidsplaatsen naar gebiedstypen Ontwikkeling banen,tw* Aandeel MKB in banen,, Creatieve zakelijke diensten Per 1 inwoners jaar Creatieve zakelijke diensten Aandeel binnenstad in totaal [%] 31 TNO eng AVG eng Bedrijventerrein Specifieke werkmilieus Binnenstad Woongebieden 1,1 1,,9 1,1 1,,9 *) Index, = 1 Arbeidsplaatsen Toegevoegde waarde Den Haag Overig Den Haag boven het gemiddelde voor de totale bedrijvigheid (36%). De creatieve sector wordt in dus gekenmerkt door veel bedrijvigheid in het MKB, een oriëntatie op de binnenstad als vestigingsplaats en een specialisatie in creatieve zakelijke diensten (vooral architectuur en design/vormgeving). Kennissectoren zet al diverse jaren in op het kennisintensieve karakter van de economie van de stad. Door Bureau Louter is een selectie gemaakt van kennisintensieve instellingen en bedrijven 2. ICT en de creatieve sector maken daar ook deel van uit. De hier gepresenteerde selectie van kennissectoren is breder. Het volgende onderscheid naar drie typen kennissectoren is gemaakt (zie bijlage II voor de exacte afbakening) 21 : 2 Deze indeling komt niet exact overeen met de indeling in speerpuntsectoren zoals die door de gemeente wordt gehanteerd, maar kent daar wel veel raakvlakken mee. 21 Deze indeling heeft een overlap, maar is niet gelijk aan hoogopgeleiden. Een deel van de werknemers bij deze sectoren is niet hoogopgeleid. Anderzijds ontbreken sectoren met veel hoogopgeleiden, zoals openbaar bestuur, de zorgsector en basis- en middelbaar onderwijs. Kenniswerkers opleiden (instellingen van hoger en wetenschappelijk onderwijs) Nieuwe producten/diensten bedenken (met een onderverdeling in Research, ICT, technische adviesbureaus, overige adviesbureaus en artistieke activiteiten) Nieuwe producten maken (technologisch hoogwaardige industrie) Sinds 1996 is het aantal arbeidsplaatsen in bedrijven die zich bezighouden met het bedenken ( bedenken ) van nieuwe producten en diensten sterk toegenomen (zie figuur 2.13), is het aantal arbeidsplaatsen in instellingen die zorgen voor het opleiden van kenniswerkers ( opleiden ) iets toegenomen en is het aantal arbeidsplaatsenbij high-tech bedrijven, waar nieuwe producten worden gemaakt ( maken ) bijna gehalveerd. Binnen de periode kan een onderscheid worden gemaakt tussen en 22-. In de eerste periode nam het aantal arbeidsplaatsen voor bedenken sterk toe, nam het aantal arbeidsplaatsen voor opleiden iets toe en nam het aantal arbeidsplaatsen bij maken sterk af. In de tweede periode nam Onderzoek bij academische ziekenhuizen zou nog bij research kunnen worden gevoegd, maar dat is voor niet relevant. het aantal arbeidsplaatsen iets af bij bedenken en opleiden. Bij maken werd de ontwikkeling juist gunstiger, want daar nam het aantal arbeidsplaatsen in de tweede periode aanzienlijk minder sterk af dan in de tweede periode. In totaal groeide het aantal arbeidsplaatsen in kennissectoren van 15.2 duizend in 1996 naar 17.5 duizend in 22, om daarna weer af te nemen naar 16.5 duizend in. In die laatste periode was in overigens niet veel ruimte beschikbaar voor uitbreiding of nieuwvestiging van kennissectoren. Met de ontwikkeling van Technopolis komt daar binnenkort verandering in. Een onderscheid naar segmenten binnen bedenken maakt duidelijk dat in vier van de vijf segmenten het aantal arbeidsplaatsen is toegenomen. Dat geldt vooral tot 22. Daarna stabiliseerde het aantal arbeidsplaatsen bij technische adviesbureaus en hadden ICT-bedrijven te kampen met een sterke inzinking (waarvan ook nationaal sprake was), overigens daarna gevolgd door herstel. De wat kleinere segmenten overige adviesbureaus en artistieke activiteiten groeiden gestaag door over de gehele periode en verdubbelden hun aantal arbeidsplaatsen in de periode Het enige segment waar het aantal arbeidsplaatsen afnam is research. Dat was vooral het gevolg van een herschikking van activiteiten van TNO over de verschillende vestigingen in. Per saldo gingen daardoor in arbeidsplaatsen verloren 22. In figuur 2.14 is aangegeven hoe sterk kennissectoren in zijn vertegenwoordigd, vergeleken met het nationaal gemiddelde.hieruit blijkt dat voor het predikaat kennisstad volledig gerechtvaardigd is. Het aantal arbeidsplaatsen is in de figuur bepaald per inwoner van 15 tot 65 jaar en vervolgens als index ten opzichte van het nationaal gemiddelde berekend. Arbeidsplaatsen die zich bezighouden met kennisintensief opleiden, bedenken en maken blijken alle te zijn oververtegenwoordigd in. Dat geldt dus ook voor maken. Hoewel de totale industrie in inmiddels minder sterk is vertegenwoordigd dan nationaal gemiddeld, blijkt de industrie die er is zeer kennisintensief te zijn. Een onderscheid binnen bedenken laat zien dat researchbedrijven zeer sterk zijn vertegenwoordigd in. Ook ICT 22 Opgemerkt moet hierbij worden dat het aantal arbeidsplaatsen bij researchbedrijven een onderschatting vormt van het aantal personen dat zich bezighoudt met research. Bij de high-tech bedrijven werken diverse werknemers in de research (met name bij DSM) en ook aan de TU houden velen zich voor een aanzienlijk deel van hun tijd niet alleen bezig met opleiden, maar ook met research.

18 Tabel 2.3 Creatieve sector in en gebiedstypen, - Aantal arbeidsplaatsen (enge definitie volgens AvG) Aandeel MKB Gebiedstype Binnenstad % Bedrijventerreinen % 3 De economie in woongebieden en de binnenstad De economie van woongebieden staat momenteel in de belangstelling. Dat geldt niet alleen voor de veertig in aangewezen probleemwijken, maar tevens voor wijkeconomie in het algemeen. Ook de gemeente wenst inzicht in het belang en de ontwikkeling van de economie in woongebieden. Daar wordt in dit hoofdstuk beknopt enig zicht op gegeven. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de economie van de binnenstad. Specifieke werkmilieus Woongebieden totaal % 32 Bron: LISA Figuur 2.13 Ontwikkeling arbeidsplaatsen kennissectoren, a. Typen kennissectoren b. Uitsplitsing 'bedenken' Nieuwe producten/ diensten bedenken Nieuwe producten maken Kenniswerkers opleiden en technisch advies zijn duidelijk meer dan gemiddeld vertegenwoordigd. Voor artistieke activiteiten geldt dat niet, maar gezien hun sterke groei in het laatste decennium zou dat in de toekomst kunnen gaan veranderen. Het enige segment dat relatief is ondervertegenwoordigd, is overig advies. is een stad van ingenieurs (technici) en niet van economen en juristen. Het bedrijvigheidsprofiel sluit daarbij aan. Het label kennisstad heeft dan ook in eerste instantie betrekking op techniek, met een vleugje artistieke bedrijvigheid Figuur 2.14 Aandeel in totale werkgelegenheid in, Ned. = 1 Research ICT Technisch adviesbureaus Overige advies-bureaus Artistieke activiteiten a. Typen kennissectoren b. Uitsplitsing 'bedenken' Opleiden Bedenken Maken Totaal ICT Research Technisch advies Overig advies Artistiek Tw e e ja a r g e l e d e n w e r d s p e c i f i e k e a a n da c h t b e s t e e d a a n d e e c o n o m i e va n d e b i n n e n s ta d. Vo r i g ja a r w a s h e t t h e m a d a t w e r d u i t g e- l i c h t d e e c o n o m i e va n d e b i n n e n s ta d. Dit ja a r w o r d t z o w e l i n g e g a a n o p d e e c o n o m i e va n wo o n g e b i e d e n a l s va n d e b i n n e n s ta d. In t e g e n s t e l l i n g t o t d e EMD 26 z i j n d e o n t w i k k e l i n g e n in d e b i n n e n s ta d da a r b i j niet vergeleken met benchmarksteden. 3.1 De economie in woongebieden Als woongebieden zijn aangemerkt alle gebieden in buiten de binnenstad en buiten bedrijventerreinen. Tevens zijn specifieke werkgebieden, zoals vestigingen van de TU, TNO, de gemeente en grote zorginstellingen, alsmede winkelcentrum In de Hoven, kantoorlocatie Brasserskade en de benzinestations (en horeca) langs de A13, niet tot de woongebieden gerekend. In bijlage I is aangegeven welke delen van als woongebied zijn aangemerkt. Met uitzondering van de binnenstad en In de Hoven vormen alle winkelgebieden een onderdeel van de woongebieden. In 26 werkten er 7919 mensen in de se woongebieden, die goed waren voor 339 miljoen aan toegevoegde waarde. De belangrijkste sectoren in de woongebieden, in termen van arbeidsplaatsen, zijn onderwijs en zorg en welzijn (zie figuur 3.1). Het aantal arbeidsplaatsen is in die sectoren in de woongebieden bovendien de laatste tien jaar aanzienlijk toegenomen (in beide sectoren een groei met ongeveer 6 arbeidsplaatsen). Ook zakelijke/financiële diensten en detailhandel zijn vrij sterk vertegenwoordigd in de woongebieden, maar in die sectoren is het aantal arbeidsplaatsen sinds niet of nauwelijks toegenomen. Dat geldt ook voor vrijetijdsactiviteiten. Bij de overige sectoren beperkt het aantal arbeidsplaatsen in woongebieden zich hooguit tot enkele honderden. In termen van toegevoegde waarde zijn zakelijke/financiële diensten belangrijker dan in termen van arbeidsplaatsen. Dat hangt samen met de hoge toegevoegde waarde per werknemer in zakelijke/financiële diensten, vergeleken met onderwijs en zorg en welzijn. Het aandeel van de werkgelegenheid dat in woongebieden is gevestigd, verschilt sterk tussen economische sectoren (zie figuur 3.2). Van de arbeidsplaatsen in industrie, groothandel en transport en openbaar bestuur is 5% of minder in woongebieden gevestigd. Aan het andere eind van het spectrum bevinden zich onderwijs en zorg/welzijn, met een aandeel van 25% of meer in woongebieden. Ook van de bedrijvigheid in detailhandel, vrijetijdsactiviteiten en bouwnijverheid bevindt zich een aanzienlijk deel in de woongebieden. In de meeste economische sectoren is het aandeel van de woongebieden de laatste tien jaar afgenomen. Een uitzondering vormt het onderwijs. Overigens is recentelijk, in de periode 24- voor meer economische sectoren sprake van een toename van het aandeel van de woongebieden, namelijk bouwnijverheid, zakelijke/financiële diensten en de drie non-profit sectoren onderwijs, zorg en welzijn en openbaar bestuur. In alle onderscheiden economische sectoren is het aandeel van het midden- en kleinbedrijf in het totaal aantal arbeidsplaatsen in de woongebieden duidelijk hoger dan in de overige delen van (figuur 3.3). In groothandel/transport, industrie, bouw, vrijetijdsactiviteiten, facilitaire diensten en de creatieve sector komen in woongebieden zelfs in het geheel geen bedrijven met vijftig of meer werkzame personen voor. Het aandeel van het MKB in het totaal is in de woongebieden het laagst in de nonprofit sectoren (zorg en welzijn; onderwijs; openbaar bestuur). Ook voor die sectoren geldt overigens dat het aandeel van het MKB in de overige delen van nog veel lager is. Alles bij elkaar is in de woongebieden ruim 6 van de arbeidsplaatsen te vinden in bedrijven met minder dan 5 werkzame personen. In de overige delen van ligt dat aandeel op 3. Uitgedrukt per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar is het aantal arbeidsplaatsen in de woongebieden vooral in en 22 sterk toegenomen (zie figuur 3.4). Recentelijk viel geen groei meer te

19 34 signaleren. Wel nam het aandeel in de totale se werkgelegenheid toe in de periode -26. Dat hangt samen met het feit dat elders in (vooral op bedrijventerreinen en in specifieke werkmilieus) het aantal arbeidsplaatsen sterker afnam dan in de woongebieden. Tussen en 1-1- nam het aantal arbeidsplaatsen in woongebieden licht toe, maar omdat ook elders in het aantal arbeidsplaatsen toenam is het aandeel in het s totaal toen niet gestegen (zie figuur 3.4b). In figuur 3.5 zijn de specialisaties van economische sectoren in de woongebieden weergegeven door ze uit te drukken als aandeel in de totale werkgelegenheid. De som over de sectoren is dus zowel voor de woongebieden als voor overig gelijk aan 1. Vrijetijdsactiviteiten zijn daarbij nog onderscheiden naar horeca respectievelijk cultuur, sport en recreatie. Het beeld is duidelijk, Vergeleken met overig leveren onderwijs, zorg en welzijn en (in wat mindere mate) detailhandel veel van de arbeidsplaatsen in de woongebieden. In totaal ligt hun aandeel op bijna 7. In de overige delen van is dat aandeel iets lager dan 4. Dat is nog inclusief de TU, die tot de specifieke werkmilieus is gerekend. Wanneer de specifieke werkmilieus niet worden meegerekend behoort in overig zelfs slechts 2 tot de sectoren detailhandel, onderwijs en zorg en welzijn. In de woongebieden zijn verder zakelijke en financiële diensten nog vrij sterk vertegenwoordigd, hoewel hun aandeel in overig aanzienlijk hoger is (zelfs het hoogst van alle onderscheiden economische sectoren). In de periode 24- is het aantal arbeidsplaatsen in de woongebieden iets toegenomen en in de overige delen van iets afgenomen (zie figuur 3.6). Het aantal arbeidsplaatsen nam vrij sterk toe in bouwnijverheid, zij het vanaf een lage basis. Daarnaast nam het aantal arbeidsplaatsen toe in de drie nonprofit sectoren onderwijs, zorg en welzijn en openbaar bestuur en in zakelijke/financiële diensten. In elke van die sectoren was de ontwikkelingen in de woongebieden ook gunstiger dan elders in. In alle andere economische sectoren ontwikkelde het aantal arbeidsplaatsen in de woongebieden zich minder gunstig dan gemiddeld in. Dat geldt in sterke mate voor groothandel en transport en voor industrie. Maar ook in economische sectoren als facilitaire diensten en typische bevolkingsvolgende activiteiten als detailhandel en horeca bleef de ontwikkeling in de woongebieden achter bij het s gemiddelde. Het aantal arbeidsplaatsen ontwikkelt zich in de woongebieden iets gunstiger dan elders in. Dat kan samenhangen met het feit dat in de woongebieden economische sectoren zijn oververtegenwoordigd die gunstige groeicijfers vertonen. Zo is industrie, dat in het laatste decennium een gestage afname van de werkgelegenheidsgroei liet zien in bijvoorbeeld nauwelijks gevestigd in de woongebieden. Om te onderzoeken wat de redenen zijn voor verschillen in groei van het aantal arbeidsplaatsen in gebiedstypen is de werkgelegenheidsontwikkeling uitgesplitst in twee componenten volgens de zogenaamde shift-share methode (zie figuur 3.7). Dat is gedaan voor de vier gebiedstypen. De twee componenten zijn als volgt bepaald: Het structuureffect geeft aan of groeisectoren zijn oververtegenwoordigd in een gebied, of juist stagnerende sectoren. Daartoe is de volgende berekening gemaakt. Eerst is de bedrijvigheid uitgesplitst in ongeveer vijftig economische sectoren. Vervolgens is berekend hoe de werkgelegenheid in een gebied zich zou ontwikkelen indien voor elke sector in dat gebied hetzelfde groeipercentage van het aantal arbeidsplaatsen zou gelden als in als geheel. Die totale verwachte groei voor een gebiedstype is berekend in afwijking van het s gemiddelde. Een score hoger dan nul betekent dus dat de opbouw van de bedrijvigheid gunstig is: Er zijn relatief veel sectoren vertegenwoordigd met een in het algemeen hoge groei. Een score lager dan nul betekent dat de opbouw van de bedrijvigheid ongunstig is. Het differentieel effect is vervolgens berekend als de feitelijke procentuele groei in een gebiedstype min het structuureffect. Een positieve score houdt in dat de werkgelegenheid in een gebied sterker groeit dan op basis van de samenstelling van de bedrijvigheid verwacht mocht worden. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Het kan zo zijn dat er relatief veel bedrijven worden opgericht en/of weinig worden opgeheven, of het saldo van verplaatsingen naar en vanuit een gebied kan positief zijn en/of de bestaande bedrijven in een gebied kunnen sterker groeien dan elders (zie ook het laatste deel van hoofdstuk 2). Een negatieve score wijst op een lagere groei van het aantal arbeidsplaatsen dan op basis van de samenstelling van de bedrijvigheid verwacht mocht worden. Figuur 3.2 Aandeel woongebieden in totaal se arbeidsplaatsen per sector, - Totaal Bouw Groothandel en transport Zakelijke en financiële diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Zorg en welzijn Openbaar bestuur Creatieve sector 5% 1 15% 2 25% 3 35% 24 Figuur 3.3 Aandeel MKB in totaal arbeidsplaatsen, per sector, Overig Detailhandel Zakelijke en financiële diensten Vrijetijdsactiviteiten Bouw Creatieve sector Groothandel en transport Facilitaire diensten 35 Figuur 3.1 Ontwikkeling woongebieden naar sector, - 3 Totale bedrijvigheid Arbeidsplaatsen Toegevoegde waarde ( mln.) Openbaar bestuur Zorg en welzijn Woongebieden Bouw Groothandel en transport Zakelijke en financiële diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Facilitaire diensten Zorg en welzijn Openbaar bestuur Uit figuur 3.7 blijkt dat de woongebieden inderdaad in vrijwel alle jaren een positief structuureffect kenden (tussen en 2% per jaar), hoewel het structuureffect de laatste jaren niet zeer hoog meer is.. Het differentieel effect was echter in diverse jaren negatief (soms zelfs sterk negatief). Wat dat betreft zijn de ontwikkelingen gedurende de jaren 24 en opmerkelijk. Het aantal arbeidsplaatsen in de woongebieden groeide toen sterker dan op basis van de samenstelling van de bedrijvigheid verwacht mocht worden. Gedurende 26 was het differentieel effect in de woongebieden echter weer licht negatief. Ook voor de binnensteden was het structuureffect veelal positief. Voor de binnenstad is in de loop der tijden sprake geweest van een gestaag gunstiger wordend differentieel effect. Het lukt de laatste jaren blijkbaar steeds beter om de binnenstad aantrekkelijk te maken

20 Figuur 3.4 Arbeidsplaatsen woongebieden - Arbeidsplaatsen per 1 inwoners jaar in totale stad Aandeel arbeidsplaatsen woongebieden in totale stad 13 18% % Jaarlijkse groei arbeidsplaatsen per gebiedstype, naar componenten Figuur 3.7 Bedrijventerreinen Specifieke werkgebieden Binnenstad Woongebieden 4% 2% -2% -4% -6% -8% % Structuureffect (% per jaar) Differentieeleffect (% per jaar) 36 Figuur 3.5 Aandeel per sector in totaal arbeidsplaatsen, Woongebieden Bouwnijverheid Groothandel en transport Zakelijke en financiële diensten Detailhandel Horeca Cultuur, sport en recreatie Facilitaire diensten Zorg en welzijn Openbaar bestuur Toelichting: Som over de sectoren is gelijk aan 1 Woongebieden Figuur 3.8 Ontwikkeling binnenstad naar sector, - Arbeidsplaatsen Bouw Groothandel en transport Zakelijke en financiele diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Toegevoegde waarde ( mln.) Facilitaire diensten Zorg en welzijn Openbaar bestuur Creatief 37 5% 1 15% 2 25% 3 Overig Figuur 3.6 Groei arbeidsplaatsen 24- (% per jaar) Woongebieden Figuur 3.9 Aandeel binnenstad in totaal se arbeidsplaatsen per sector, - Totaal Bouwnijverheid Groothandel en transport en bouw Zakelijke en financiële diensten Detailhandel Horeca Groothandel en transport Zakelijke en financiele diensten Cultuur, sport en recreatie Facilitaire diensten Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Zorg en welzijn Openbaar bestuur Facilitaire diensten Totaal -15% -1-5% 5% 1 15% Woongebieden Overig Zorg en welzijn voor vestiging en behoud van bedrijvigheid. Gedurende 26 was het differentieel effect echter weer negatief. Het is onduidelijk of dit een incident is of een meer structurele ontwikkeling. Voor de specifieke werkgebieden geldt het omgekeerde. Ook daar is weliswaar veelal sprake van een positief structuur effect. Het differentieel effect tendeert echter in de loop der tijden gestaag af te nemen. Dat kan samenhangen met het feit dat de in die specifieke werkgebieden gevestigde grote instellingen in de sectoren zorg, onderwijs en research de laatste jaren minder groei kennen dan de kleinere instellingen in die sectoren elders in de stad. Desalniettemin viel voor de specifieke werkgebieden gedurende 26 een verbetering van het differentieel effect te constateren. Bedrijventerreinen tenslotte kennen in vrijwel alle jaren een negatief structuureffect., groothandel en transport zijn oververtegenwoordigd op bedrijventerreinen. Dat zijn sectoren die in in het algemeen matige groeiprestaties leveren. Het differentieel effect is echter in het algemeen positief. Dat komt onder andere door verplaatsing van bedrijven van elders in de stad naar de bedrijventerreinen (zie paragraaf 2.3 van de EMD en paragraaf 2.4 van de EMD 26). Openbaar bestuur Creatieve industrie

21 Figuur 3.1 Aandeel MKB in totaal arbeidsplaatsen, per sector Overig 1 9 Vrijetijdsactiviteiten 4 Arbeidsmarkt Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn om twee redenen van belang. Ten eerste wordt zicht gegeven op de mate waarin bedrijvigheid in of in omliggende gemeenten werk oplevert voor de inwoners van. Het bieden van passende arbeid voor zo veel mogelijk mensen die willen werken vormt een belangrijke drijfveer achter het voeren van economisch beleid. Ten tweede vormt de beschikbaarheid van voldoende arbeidskrachten, met passende kwaliteiten een belangrijke succesfactor voor het functioneren van bedrijven Openbaar bestuur Facilitaire diensten Zorg en welzijn Creatieve sector Totale bedrijvigheid Detailhandel Zakelijke en financiële diensten Groothandel en transport en bouw Binnenstad 3.2 De economie in de binnenstad In een tijd waarin aan beleving steeds meer waarde wordt toegekend, kan een aantrekkelijke en florerende binnenstad een belangrijke rol spelen bij het aantrekken en behouden van hoogopgeleide arbeidskrachten. Voor de kennisintensieve economie van is dat een belangrijke vestigingsplaatsfactor. Daarnaast kan de bedrijvigheid in de binnenstad zelf voor arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde zorgen. Lange tijd hebben de binnensteden het moeilijk gehad. Bedrijvigheid die ruimte nodig had, waarvoor bereikbaarheid belangrijk is of die hinder veroorzaakte voor omwonenden verliet de binnenstad. En door de opkomst van perifere detailhandel had de binnenstad het zelfs moeilijk wat betreft één van de traditionele pijlers, namelijk de winkelfunctie. In navolging van de EMD 26 wordt hier nagegaan hoe de se binnenstad economisch presteert, in welke richting de ontwikkelingen gaan en wat voor typen bedrijvigheid er vooral zijn gevestigd en eventueel groeien. In werkten er 7396 mensen in de se binnenstad, die goed waren voor 38 miljoen aan toegevoegde waarde. De belangrijkste sectoren in de binnenstad, in termen van arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde, zijn vrijetijdsactiviteiten (onder andere horeca, cultuur en toerisme), detailhandel en zakelijke/ financiële diensten (figuur 3.8). Het aandeel van de se binnenstad in het totaal aantal arbeidsplaatsen in de gemeente is tussen en iets afgenomen, maar neemt sindsdien weer toe (figuur 3.9). Tussen de economische sectoren bestaan grote verschillen in het belang van de binnenstad als vestigingsplaats. Van de se vrijetijdsactiviteiten is het grootste deel (ruim tweederde) in de binnenstad gevestigd. Ook detailhandel is voor een aanzienlijk deel in de binnenstad gevestigd. Een aandeel dat ongeveer overeenkomt met het gemiddelde voor de totale bedrijvigheid resulteert voor zakelijke/financiële diensten, openbaar bestuur en facilitaire diensten. Sectoren die slechts in beperkte mate op de binnenstad zijn georiënteerd zijn industrie/bouw, groothandel/ transport, onderwijs en zorg/welzijn. De aandelen van de binnenstad blijven voor de meeste sectoren vrij stabiel in de tijd. Sommige sectoren hebben zich hersteld van een kleine dip in, zoals facilitaire diensten, zorg en welzijn en detailhandel. Voor openbaar bestuur is het aandeel van de binnenstad afgenomen. De binnenstad vormt vooral voor het midden- en kleinbedrijf een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het aandeel van het MKB zal in de binnenstad naar verwachting vooral hoog zijn in gemeenten waar sprake is van een historische binnenstad zonder grootschalige locaties voor kantoren en voorzieningen. In de se binnenstad blijkt het aandeel van het MKB in het totaal aantal arbeidsplaatsen inderdaad aanzienlijk hoger te zijn dan in overig (figuur 3.1). In vrijwel alle economische sectoren is het aandeel van het MKB in het totaal aantal arbeidsplaatsen in de binnenstad aanzienlijk hoger dan elders in. In groothandel/transport en industrie/bouw komen in de binnenstad zelfs in het geheel geen bedrijven met vijftig of meer werkzame personen voor. Een uitzondering vormen vrijetijdsactiviteiten en de (voor een groot deel met vrijetijdsactiviteiten overlappende) creatieve sector. Daarvoor verschilt het aandeel van het MKB niet veel tussen de binnenstad en de overige delen van. Ve r g e l e k e n m e t d e EMD is d i t ja a r d e pa r a g r a a f over werkloosheid gehandhaafd. Daarbij is de infor - m a t i e o v e r d e w e r k l o o s h e i d b ov e n d i e n u i t g e b r e i d. In f o r m a t i e o v e r arbeidsparticipatie e n p e n d e l is n i e t opgenomen in de monitor van dit jaar (in tegenstell i n g t o t v o r i g ja a r). In p l a a t s da a rva n is a a n da c h t b e s t e e d a a n k r a p t e o p d e a r b e i d s m a r k t e n a a n d e omvang en aard van vacatures. 4.1 Werkloosheid naar kenmerken De werkloosheid kan op verschillende manieren worden gemeten. Het CWI hanteert het begrip niet-werkzame werkzoekenden (NWW). Mensen worden daarbij eerder als werkloos aangemerkt dan volgens het werkloosheidsbegrip van het CBS. Het CBS stelt namelijk aanzienlijk strengere criteria aan de directe beschikbaarheid voor het verrichten van werk 23. Gemeten naar het NWW-percentage (figuur 4.1) ligt de werkloosheid in onder het nationaal gemiddelde en onder het gemiddelde van. Het NWW-percentage is zelfs iets lager dat van de benchmarksteden. De laatste jaren is het aantal NWW sterk afgenomen in (figuur 4.2) 24. In de drie en een half jaar tijd vanaf januari is het aantal niet-werkende werkzoekenden in met bijna de helft afgenomen. Ook in 23 De cijfers van het CWI en van het CBS hebben beide hun voor- en nadelen. Een voordeel van de CWI-cijfers is de actualiteit. De meest recente gegevens zijn slechts enkele maanden oud. Tevens gaat het hierbij om een integrale telling en niet, zoals bij de CBS-gegevens, om een enquête-onderzoek met een jaarlijkse steekpoef van 1% van de bevolking. In deze monitor is daarom gekozen voor het aantal niet-werkzame werkzoekenden als werkloosheidsbegrip. 24 De gegevens van het CWI geven geen antwoord op de vraag waar mensen werken. Het is daardoor niet mogelijk aan te geven of de sterke recente afname van het aantal NWW vooral te danken is aan se bedrijven en instellingen of aan bedrijven en instellingen buiten. Gezien de matige ontwikkeling van de werkgelegenheid in lijkt vooral dat laatste het geval te zijn. de benchmarksteden, en nam het aantal NWW overigens sterk af in die periode. Niet alle mensen hebben even veel kans op werk. Binnen neemt de kans op werkloosheid sterk af naarmate het opleidingsniveau hoger is (figuur 4.3). Dat geldt ook voor, zelfs in nog sterkere mate dan voor de referentiegebieden. Laagopgeleiden kennen in, evenals in als geheel, een wat hoger werkloosheidspercentage dan het nationaal gemiddelde. Voor hoogopgeleiden (HBO ers en academici) daarentegen is het s werkloosheidspercentage lager dan het nationaal gemiddelde en zelfs nog lager dan in de referentiegebieden (de benchmarksteden en ). De recente ontwikkeling van het aantal niet-werkzame werkzoekenden is hier nader onderscheiden naar opleiding en beroep. In de periode juli juli 28 is het aantal NWW in sterker afgenomen dan gemiddeld in de benchmarksteden en en iets minder sterk dan in (zie figuur 4.4). In is het aantal werkloze wetenschappelijk opgeleiden en hoog opgeleiden (dat voor beide groepen toch al heel laag is), nog verder afgenomen. Dat geldt in in nog sterkere mate dan voor de benchmarksteden. Hoewel de afname van het aantal werklozen met een opleiding op basisniveau in achterbleef bij de andere niveaus, heeft hierop wel beter gepresteerd dan de benchmarksteden en het nationaal gemiddelde. In nog sterkere mate geldt dat voor. De verdeling van het NWW over typen beroepen vormt voor min of meer een afspiegeling van het nationaal gemiddelde en komt ook in hoge mate overeen met het Haaglands gemiddelde (zie figuur 4.5). De meeste niet-werkzame werkzoekenden zijn in en in de referentiegebieden te vinden bij elementaire beroepen en bij economisch-administratieve beroepen. Het aantal NWW met een technisch beroep nam in recentelijk wel af, maar in mindere mate dan in en het nationaal gemiddelde. Vorig jaar viel nog de zeer sterke werkloosheidsafname onder mensen met een technisch beroep op. Vergeleken met de benchmarksteden en met het Haaglands

22 Figuur 4.1 Percentage niet-werkende werkzoekenden, en referentiegebieden, juli 28 Figuur 4.4 Ontwikkeling NWW naar opleiding, juli - juli 28 Niet-werkende werkzoekenden als percentage van de beroepsbevolking Basis Benchmarksteden Laag Middelbaar 1% 2% 3% 4% 5% 6% Hoog Wetenschappelijk 4 Figuur 4.2 Ontwikkeling index aantal NWW, en referentiegebieden, -28 Index januari = Figuur 4.5 Technisch Totaal -25% -2-15% -1-5% NWW naar beroepsgroepen a. Aandeel in totaal, juli 28 Benchmarksteden b. Ontwikkeling juli - juli Transport 7 6 Jan Apr Jul Okt Jan Apr 24 Jul Okt Jan Apr Jul Okt Jan Apr 26 Jul Okt Jan Apr Jul Okt Jan Apr 28 Jul NWW: niet-werkzame werkzoekenden Benchmarksteden Economisch administratief Verzorgend Figuur 4.3 Werkloosheidspercentage naar opleidingsniveau, juli 28 Niet-Werkzame Werkzoekenden als percentage van de beroepsbevolking Elementair Rest Basis, laag Totaal Middelbaar 5% 1 15% 2 25% 3 35% -3-25% -2-15% -1-5% Hoog Wetenschappelijk Benchmarksteden Totaal 2% 4% 6% 8% 1 12% 14% 16% 18% gemiddelde nam het aantal werklozen in de restgroep (een combinatie van diverse kleinere beroepsgroepen) sterk af in. Benchmarksteden De werkloosheid bestaat gedeeltelijk uit frictiewerkloosheid. Dat is een soort natuurlijke werkloosheid die altijd tot op zekere hoogte noodzakelijk is voor een gezond functionerende arbeidsmarkt. Naarmate mensen langer werkloos zijn, zal echter minder sprake zijn van frictiewerkloosheid, maar gaat het om een meer structurele, hardnekkige werkloosheidsproblematiek. Om na te gaan in hoeverre daar sprake van is, zijn de werklozen onderverdeeld naar hun werkloosheidsduur. Dat is gedaan voor een aantal jaren en (voor recente jaren) met een onderscheid tussen mannen en vrouwen (zie figuur 4.6). In was het aantal personen dat minder dan een jaar werkloos was vrij hoog. Een werkloosheidsduur van meer dan drie jaar kwam nauwelijks voor. Dat hangt samen met het feit dat tot 2 (drie jaar voor ) nog sprake was van een florerende economie. Er waren toen slechts weinig mensen werkloos en dus was ook het bestand van werklozen met een werkloosheidsduur van meer dan drie jaar in niet groot. Rond zakte de economie echter in. Daardoor was toen een aanzienlijk aantal personen recentelijk werkloos geworden. In de jaren 26, en 28 was de economische situatie heel anders. Door de economische hoogconjunctuur waren slechts weinig personen recent werkloos geworden (een werkloosheidsduur van minder dan een jaar). Opvallend was wel dat het aantal werklozen met een werkloosheidsduur van meer dan drie jaar in eerste instantie, van 26 naar, nog toenam. De afname van de werkloosheid werd toen met name werklozen met een lagere werkloosheidsduur gerealiseerd. Pas tussen en 28, toen blijkbaar de voorraad makkelijk plaatsbare werklozen (met een korte werkloosheidsduur) steeds verder was opgedroogd, nam ook het aantal werklozen met een werkloosheidsduur van drie jaar of meer af. Geconstateerd moet worden dat, ook bij zeer gunstige economische omstandigheden, toch nog ongeveer duizend mensen kortstondig werkloos zijn in. Veelal gaat het hierbij om een korte periode van werkloosheid tussen twee banen of om schoolverlaters/afgestudeerden die niet direct werk vinden. Dit is blijkbaar een frictiewerkloosheid, waarvan altijd sprake zal zijn. Ook moet worden geconstateerd dat pas wanneer sprake is van ernstige kraptes op de arbeidsmarkt het reservoir van langdurig werklozen word benut (degenen met een werkloosheidsduur langer dan drie jaar). In figuur 4.7 is de verdeling van werklozen naar werkloosheidsduur weergegeven. Bedacht moet worden dat gedurende de periode vanaf januari 26 het totaal aantal werklozen steeds verder is afgenomen. Naarmate de werkloosheid lager werd, nam het aandeel van werklozen die een jaar of minder werkloos zijn toe. Uit het voorgaande blijkt dat het hier gaat om een harde kern van ongeveer duizend kortstondig werklozen, die ook in economisch zeer voortvarende tijden blijft bestaan in verband met de natuurlijke dynamiek op de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij dus om ongeveer 2% van de beroepsbevolking, waaronder ook schoolverlaters en afgestudeerden die niet direct een baan

23 42 Figuur 4.6 tweede kwartaal Aantal NWW naar werkloosheidsduur a. minder dan 1 jaar b. 1 tot 3 jaar a. 3 jaar of meer Figuur ,8% 47,2% 46,7% 53,3% 28 5,8% 49,2% Feb Man+vrouw Man Vrouw 2e kw ,2% 52,8% 47,2% 52,8% 28 44,2% 55,8% hebben. Duidelijk is ook dat na een langer durende periode van economische hoogconjunctuur steeds meer geput gaat worden uit het reservoir van langdurig werklozen. Ook hierbij is echter sprake van een harde kern van werklozen, namelijk personen waarvoor de afstand tot de arbeidsmarkt zo groot is dat zij zeer Aandeel NWW naar werkloosheidsduur Aantal niet-werkende werkzoekenden 1 Figuur 4.8 minder dan 1 jaar Middelbaar 1 tot 3 jaar Middelbaar 3 jaar of meer Middelbaar Jul minder dan 1 jaar 1 tot 3 jaar 3 jaar of meer Dec Jan 2e kw ,9% 44,6% 28 43,5% 53,1% 55,4% 56,5% Jul Jan Jul Jan NWW naar werkloosheidsduur en opleidingsniveau a. Juli Index juli 26=1 b. Juli 28 Index juli 26=1 c. Omvang, juli 28 Laag Hoog Laag Hoog Laag Hoog,,2,4,6,8 1,,,2,4,6,8 1, moeilijk bemiddelbaar zijn. De duizend werklozen die in meer dan drie jaar werkloos waren, hadden ook in 2 al geen werk. Dat was dus op een moment dat de economie vijf jaar op volle toeren had gedraaid. Er mag daarom vanuit worden gegaan dat er ook sprake is van een harde kern van ongeveer Jul duizend langdurig werklozen (ook ongeveer 2% van de beroepsbevolking). Voor de groep werklozen met een werkloosheidsduur van 1 tot 3 jaar geldt dat het niet om frictiewerkloosheid gaat en geldt dat het aandeel van zeer moeilijk bemiddelbaren ook aanzienlijk lager zal zijn dan in de groep van werklozen met een werkloosheidsduur van drie jaar of meer. Er is in die groep dus minder sprake van een natuurlijke bodem. Uit figuur 4.8 blijkt ook dat de werkloosheid voor die groep het sterkst is afgenomen. Zo is bijvoorbeeld de groep hoogopgeleide werklozen met een werkloosheidsduur tussen 1 en 3 jaar in de periode juli 26 juli 28 met maar liefst 7 afgenomen. Ook voor laag- en middelbaar opgeleiden was de afname van de werkloosheid het hoogst onder de personen met een werkloosheidsduur van 1 tot 3 jaar. Opvallend is dat het aantal werklozen onder de groep werklozen met een werkloosheidsduur van minder dan een jaar niet is afgenomen. Dat kan verband houden met het feit dat laagopgeleiden in relatief sterke mate op de lokale arbeidsmarkt zijn georiënteerd. Zij werken veel minder buiten de eigen gemeente dan middelbaar en vooral hoogopgeleiden. Hier lijkt zich het feit te wreken dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de gemeente de laatste jaren matig is geweest. Daar waar middelbaar en vooral hoog opgeleiden hebben geprofiteerd van de groei van banen in de regio (wonen in, werken buiten ) hebben de laagopgeleiden daar veel minder van geprofiteerd. Het tempo waarin de werkloosheid afneemt in de jaren 26, en 28 is weergegeven in figuur 4.9. Het aantal niet-werkzame werkzoekenden is daarbij voor elke maand uitgedrukt als index ten opzichte van het aantal werklozen per januari van het jaar. In neemt het tempo van afname in de periode per jaar iets af. De ontwikkelingen zijn vergelijkbaar met, waarbij in het tempo van afname in 28 iets hoger is dan in. In 26 nam de werkloosheid in iets sterker af dan het nationaal gemiddelde. In en 28 liep in de pas met de nationale ontwikkeling. 4.2 Vacatures en krapte op de arbeidsmarkt De keerzijde van de op zich als gunstig te beoordelen afname van de werkloosheid is dat er voor bepaalde typen beroepen kraptes op de arbeidsmarkt ontstaan en dat er sprake is van moeilijk vervulbare vacatures. In deze paragraaf wordt daar kort op ingegaan. In figuur 4.1 staat een door CWI ontwikkelde indicator voor krapte op de arbeidsmarkt. Deze geeft de verhouding van vacatures ten opzichte van werklozen met een werkloosheidsduur van minder dan zes maanden weer. De indicator is slechts relevant voor beroepen tot en met middelbaar niveau 25. Duidelijk is dat sprake is van seizoensinvloeden. De krapte op de arbeidsmarkt neemt tot eind van de zomer toe om daarna af te nemen. Daarnaast is het duidelijk dat de krapte gedurende26 toenam en daarna (na correctie voor seizoensinvloeden) ongeveer gelijk bleef. Vergelijk daarvoor bijvoorbeeld de cijfers voor januari c.q juli tussen de drie jaren. De eerste tekenen van een wat afzwakkende economische ontwikkeling blijken uit het feit dat de krapte in januari 28 nog iets hoger was dan in januari, maar dat de krapte in juli 28 al iets onder het niveau van de krapte per juli lag. De krapte in de overige grootstede- 25 Het marktaandeel van het CWI voor hoge/wetenschappelijke beroepen is veel lager dan voor elementaire, lage en middelbare beroepen. lijke gebieden loopt min of meer in de pas met het nationaal gemiddelde, waarbij de afkoelende economie in de grootstedelijke gebieden al eerder in 28 merkbaar was dan in als geheel. In de overige grootstedelijke gebieden was de krapte op de arbeidsmarkt in juli 28 merkbaar lager dan in juli. vormt daar overigens een uitzondering op. De krapte op de arbeidsmarkt is daar tussen juli en juli 28 slechts iets afgenomen 26. Een onderscheid naar vier brede typen beroepen maakt duidelijk dat het aandeel van vacatures voor technische beroepen in het totaal aantal beroepen in lager is dan het nationaal gemiddelde (zie figuur 4.11). Voor, dat binnen een veel duidelijker technisch profiel heeft dan de overige delen van de regio, geldt dat overigens niet. Het feit dat juist voor technische beroepen sprake is van een zeer krappe arbeidsmarkt, geeft aan dat se bedrijven en instellingen waarschijnlijk in nog sterkere mate dan gemiddeld in hebben te kampen met tekorten aan geschikt personeel. Dat geldt des te meer voor beroepen op hoog en wetenschappelijk niveau, die in de krapte-indicator van het CWI niet zijn betrokken. In bestaat ook een zeer krappe arbeidsmarkt voor verzorgende beroepen. Een verdere uitsplitsing naar specifieke beroepen op laag en middelbaar niveau (zie figuur 4.12) 27 maakt duidelijk dat in de grootste knelpunten op dit moment bestaan in technische beroepen (in de metaal, weg en waterbouw en bouwkunde) en in beveiligingsberoepen. Voor sommige beroepen kent nijpender kraptes op de arbeidsmarkt dan het nationaal gemiddelde, voor andere beroepen geldt dat juist niet. Opvallend is dat in economische beroepen op laag en middelbaar niveau minder sprake van kraptes is dan in technische en verzorgende beroepen. Dat geldt met name voor. Naast beroepen is ook de arbeidsmarktsituatie naar opleidingstype relevant. In deze monitor wordt daar slechts kort bij stilgestaan. De gegevens hebben ook betrekking op de nationale situatie. In figuur 4.13 is aangegeven in welke mate in de periode tot 212 knelpunten voor werkgevers worden voorzien. Met name bij het aantrekken van hoog en wetenschappelijk opgeleiden zullen werkgevers grote knelpunten ervaren. Voor laag en middelbaar opgeleiden is het beeld gevarieerder. Voor laag en middelbaar technisch opgeleiden zal sprake zijn van grote knelpunten, evenals aan MBO ers gezondheidszorg. Voor het voorzien in de behoefte aan laag en middelbaar opgeleiden in economische richting worden veel minder knelpunten verwacht. De resultaten voor de op middellange termijn verwachte ontwikkelingen per opleidingstype komen in vrij sterke mate overeen met de huidige situatie op de arbeidsmarkt voor vergelijkbare beroepen. Daarbij speelt niet alleen de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid een rol 28, maar ook de instroom van 26 In principe kan de krapte-indicator ook voor de gemeente worden berekend. De statistische betrouwbaarheid is dan echter aanzienlijk lager dan op het niveau van grootstedelijke regio s. Bovendien wordt bij het vergelijken van lokale vacatures en lokale werklozen geen rekening gehouden met het feit dat een aanzienlijk deel van de werknemers buiten de eigen gemeentegrenzen werkt. Op regionaal niveau is het aandeel regiogrensoverschrijdende pendel veel kleiner. Voor inwoners van en voor se bedrijven en instellingen geeft de krapte-indicator op regionaal niveau een goede indruk van de situatie op de arbeidsmarkt. 27 Voor 7 van de 35 beroepsgroepen op laag of middelbaar niveau gaat het om dermate kleine aantallen vacatures dat het berekenen van een krapte-indicator weinig zinvol is. 28 Die groei blijft voor banen voor technisch opgeleiden en voor technische beroepen op laag/middelbaar niveau zelfs achter bij de gemiddelde 43

24 Figuur 4.9 Vergelijking ontwikkeling NWW ten opzichte van januari, Figuur 4.12 Beroepen met veel vacatures in regio (t/m MBO), juli 28 Index januari=1 Index januari=1 Index januari= Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul AugSep OktNovDec Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul AugSep OktNovDec Figuur 4.1 Krapte op de arbeidsmarkt volgens het CWI Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul AugSep OktNovDec Krapte-indicator Technisch middelbare metaalkundige beroepen lagere weg- en waterbouwkundige beroepen middelbare elektrotechnische beroepen (excl automatisering ed) Economisch middelbare bouwkundige beroepen middelbare werktuigbouwkundige beroepen ed lagere procestechnische beroepen lagere technische beroepen neg lagere metaalkundige beroepen lagere bouwkundige beroepen lagere algemene transportberoepen lagere algemeen agrarische beroepen lagere technische beroepen (ongeacht specialisatie) middelbare grafische beroepen ed middelbare bedrijfskundige beroepen middelbare commerciële beroepen ed middelbare administratieve beroepen (excl automatisering ed) ed middelbare administratieve beroepen (automatisering ed) ed middelbare commercieel-agrarische beroepen lagere administratieve beroepen Aandeel in totaal vacatures 44 Zeer krap Krap Gemiddeld Ruim Verzorgend lagere beveiligingsberoepen middelbare beveiligingsberoepen middelbare algemeen verzorgende beroepen lagere verkoopberoepen middelbare algemene (para)medische beroepen middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen ed middelbare verkoopberoepen lagere algemeen verzorgende beroepen ed zeer ruim zeer krap 2% 4% 6% 8% 1 45 Zeer ruim Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Jan Feb Maa Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Jan Feb Maa Apr Overige grootstedelijke gebieden Mei Jun Figuur 4.11 Vacatures en krapte naar beroepsrichting (tot en met MBO-niveau), juli 28 a. Aandeel vacatures CWI b. Krapte indicator Jul schoolverlaters. Hoewel er recentelijk een keer ten goede lijkt op te treden is het aandeel van technische opleidingen in het totaal van de opleidingen bijvoorbeeld jarenlang afgenomen. Ook de uitstroom van mensen die met pensioen gaan is van belang. Die uitstroom is met name voor mensen met een technische opleiding en/of een technisch beroep omvangrijk. Niet alleen de ontwikkeling van het totaal aantal arbeidsplaatsen, maar ook de mate waarin uitstroom (naar pensioen, vervroegde pensionering of naar een ander type beroep) vervangen kan worden door voldoende instroom van schoolverlaters, mensen zonder werk of vanuit niet-technische beroepen is dus bepalend voor de mate van krapte op de arbeidsmarkt.. Elementaire beroepen Technisch Economisch Verzorgend 5% 1 15% 2 25% 3 35% 4 Zeer ruim 2 Ruim4 Gemiddeld 6 Krap 8 Zeer krap1 12

25 Figuur 4.13 Instroom schoolverlaters en netto baanopeningen tot 212, 5 Perspectief schoolverlaters Schoolverlaters en baanopeningen gemiddeld per jaar Knelpunten werkgevers Basisonderwijs Ruimte en bereikbaarheid Om goed functionerende bedrijven VMBO TL VMBO Techniek binnen uit te kunnen laten breiden en/of bedrijven van buiten aan te trekken heeft de gemeente ruimte nodig. Ten eerste gaat het daarbij om bedrijventerreinen en ten tweede om kantoorruimte. Daarnaast speelt bereikbaarheid een belangrijke rol bij de vestigingsplaatskeuze van bedrijven en instellingen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de invloed van ligging ten opzichte van de snelweg en ten opzichte van treinstations. 46 VMBO Economie VMBO Verzorging HAVO/VWO MBO Techniek MBO Sociaal-cultureel MBO Gezondheidszorg MBO Economie HBO HBO Techniek 47 Goed Redelijk Matig Slecht HBO Paramedisch HBO Economie WO Sociaal-cultureel WO Techniek WO Medisch WO Economie Instroom schoolverlaters Netto baanopeningen Vrijwel geen Enige Groot De o p z e t va n d i t h o o f d s t u k is g e l i j k a a n d e opzet van de EMD. 5.1 Bedrijventerreinen Uit de basismonitor (figuur 1.1e en 1.1f) werd duidelijk dat minder uitgegeven hectares bedrijventerrein per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar heeft dan gemiddeld in. Desalniettemin heeft relatief meer bedrijventerreinen dan gangbaar in en dan de groep van benchmarksteden (figuur 5.1). De gemiddelde jaarlijkse uitgifte van bedrijventerreinen was de laatste tien jaar niet hoog, maar wel hoger dan in de benchmarksteden. Op dit moment is er 3.5 hectare bedrijventerrein terstond uitgeefbaar (tabel 5.1) 29. Voor 3 hectare daarvan (op Technopolis ) gelden echter strenge toelatingseisen. Aan standaard bedrijventerreinen is vrijwel niets uitgeefbaar in. In de directe omgeving is op Harnaschpolder 4. hectare terstond uitgeefbaar. Dat bedrijventerrein is echter niet alleen voor bedrijven uit bedoeld. Desalniettemin participeert in het bedrijfschap Harnaschpolder, om voor se bedrijven toch de noodzakelijke uitbreidingsruimte te kunnen bieden. Geconcludeerd kan dus worden dat de hoeveelheid uitgeefbare bedrijventerreinen in of in de directe omgeving van momenteel zeer beperkt is. Op termijn komen wel veel hectares beschikbaar, maar ook dan geldt weer dat ook bedrijven uit andere gemeenten voor vestiging op bedrijventerrein Harnaschpolder in aanmerking komen. De bedrijventerreinen verschillen sterk naar omvang en profilering. Op een drietal bedrijventerreinen zijn meer dan 2 arbeidsplaatsen per netto uitgegeven hectares gevestigd (figuur 5.2). Het zijn terreinen met een gemengd kantoren/bedrijven- karakter of met veel kantoorachtige bedrijvigheid: se Poort West, Tanthof-Oost en echpark 3. Op het grootste bedrijventerrein van, Schieoevers-Zuid, werken bijna 1 mensen per netto uitgegeven hectare. De meeste bedrijventerreinen in bieden dus plaats aan veel werkgelegenheid, want gemiddeld werken er in op bedrijventerreinen ongeveer 4 mensen per hectare. In de Economische Monitor 26 is de profilering van de bedrijventerreinen weergegeven via de onderverdeling naar economische sectoren. Daaruit werd duidelijk dat op de terreinen met de hoogste dichtheid vooral zakelijke en financiële diensten zijn gevestigd. Dit jaar wordt, evenals in de EMD, uitgegaan van de sectoren. Per brede economische sector is aangegeven op welke bedrijventerreinen de arbeidsplaatsen zijn te vinden (zie figuur 5.3). De sector met de meeste arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen is zakelijke/financiële diensten, op enige afstand gevolgd door industrie en groothandel/transport. Tussen de economische sectoren bestaan grote onderlinge verschillen wat betreft de bedrijventerreinen waar zij zijn gevestigd. Zakelijke/financiële diensten zijn vooral gevestigd op echpark, se Poort West en Tanthof Oost. komt op die bedrijventerreinen nauwelijks voor en groothandel/transport slechts in beperkte mate. Er is dus sprake van een duidelijke segmentatie tussen bedrijventerreinen. Overigens bestaan er ook tussen industrie en groothandel/transport verschillen. is voor een groot deel gevestigd op Wateringseweg (DSM) en Buitenwatersloot (Combi Service, dat in de classificering van bedrijvigheid tot de sector industrie wordt gerekend). Groothandel/transport daarentegen bevindt zich voor meer dan de helft op Schieoevers-Zuid (met name de Makro). Daar is slechts een klein deel van de industrie gevestigd. Opvallend zijn verder de vestigingspatronen van detailhandel (se Poort Oost: IKEA), bouw (Schieovers-Zuid), onderwijs (Technopolis : onder andere de Faculteit Lucht- en Ruimtevaart van de TU ) en vrijetijdsactiviteiten (Ypenburgse Poort: McDo- 29 De gegevens komen van der gemeente. In het gegevensbestand van de Provincie Zuid-Holland wordt voor Technopolis uitgegaan van 6 hectare netto uitgeefbare bedrijventerreinen. 3 Aan Buitenwatersloot is het volledige personeel van Combiservice toegewezen. Zonder die sociale werkplaats zou de dichtheid aan arbeidsplaatsen aanzienlijk kleiner zijn.

26 Figuur 5.1 Voorraad uitgegeven bedrijventerreinen, ultimo 26 Figuur 5.2 Arbeidsplaatsen per hectare uitgegeven bedrijventerreinen Netto hectares per 1. inwoners jaar Arbeidsplaatsen per hectare Benchmarksteden Buitenwatersloot 98 Tanthof-Oost Netto hectares per 1. inwoners jaar echpark se Poort West Schieoevers-Zuid Ypenburgse Poort Vulcanusweg 325 Tanthof-West 63 Tabel 5.1 Uitgeefbare bedrijventerreinen in en directe omgeving, 1 januari 28 Bedrijventerrein Terstond uitgeefbaar Niet terstond uitgeefbaar echpark.3 Technopolis 3. Ypenburgse Poort se Poort Oost Voorhof Cyclotronweg Rotterdamseweg-Zuid Indische Buurt Technopolis Innovation Park Wateringseweg Schieoevers-Noord Rotterdamseweg-Noord Arbeidsplaatsen per bedrijventerrein in 26 Combiservice 48 Omliggende terreinen Ruyven. Figuur 5.3 Verdeling werkgelegenheid naar bedrijventerreinen per sector, Harnaschpolder Aandeel bedrijventerreinen in werkgelegenheid Aantal arbeidsplaatsen Bron: Provincie Zuid-Holland Zakelijke en financiële diensten 6 nald s; in absolute zin gaat het daarbij overigens om een klein aantal arbeidsplaatsen). Groothandel en transport 5 4 In de periode - is het aantal arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen toegenomen, met uitzondering van de laatste drie jaar. In de gehele periode, ook de laatste jaren, was overigens wel sprake van groei op kantoorachtige terreinen. Op standaard terreinen nam het aantal arbeidsplaatsen af. Vooral op Schieoevers- Zuid gingen gedurende de jaren en 24 veel arbeidsplaatsen verloren (figuur 5.4), maar nam het aantal arbeidsplaatsen in het jaar weer toe. Ook neemt het aantal arbeidsplaatsen op Wateringseweg af, voornamelijk als gevolg van ontwikkelingen bij DSM. Daarentegen groeide het aantal arbeidsplaatsen op echpark in tien jaar tijd van vrijwel niets naar ongeveer Kantoren Na een zeer matige ontwikkeling gedurende 26, waarin de ontwikkeling van de voorraad verhuurde kantoorruimte per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar duidelijk achterbleef bij de benchmarksteden, en het nationaal gemiddelde (zie de EMD ), kende gedurende juist een sterke groei aan verhuurd vloeroppervlak kantoorruimte dan elk van die referentiegroepen (figuur 5.5). Dat wijst op economisch herstel, dat nog niet in de werkgelegenheidscijfers naar voren komt, omdat die slechts tot begin gaan. Het aanbod (bestaande uit leegstand en kantoren in aanbouw waarvoor nog geen huurder is gevonden) nam in in zeer sterk af.. Dat hangt samen met het feit dat er in geen sprake was van nieuwbouw van kantoren, maar wel van een sterke groei van de hoeveelheid verhuurde kantoorruimte. Dat betreft dus kantoorruimte die per ultimo 26 nog leegstond. De hoeveelheid verhuurd kantooroppervlak is in vooral rond de eeuwwisseling sterk toegenomen (zie figuur 5.6). Sindsdien is sprake van een stabilisatie, waarbij gedurende 26 zelfs sprake was van een aanzienlijke afname doordat kantoorgebouwen van TNO aan de Schoemakerstraat werden gesloopt. Zoals ook als bleek uit figuur 5.5 nam de hoeveelheid verhuurd vloeroppervlak in sterk toe. Facilitaire diensten Detailhandel Openbaar bestuur Bouw Vrijetijdsactiviteiten Zorg en welzijn Buitenwatersloot Cyclotronweg echpark se Poort Oost se Poort West Indische Buurt Rotterdamseweg Noord Rotterdamseweg Zuid Schie-Oevers-Zuid Tanthof Oost Tanthof West Technopolis Voorhof Vulcanusweg Wateringseweg Ypenburgse Poort Zakelijke en financiele diensten Groothandel en transport Facilitaire diensten Detailhandel Openbaar bestuur Bouw Vrijetijdsactiviteiten Zorg en welzijn Rond de eeuwwisseling zijn zeer veel kantoren gebouwd in (figuur 5.7). Daarvoor, en ook in de meest recente jaren, lag het nieuwbouwvolume ongeveer op hetzelfde niveau als de benchmarksteden en onder het niveau van. De laatste jaren is de nieuwbouw van kantoren in sterk afgenomen. In de figuur is het gemiddelde over de laatste drie jaar voor het Schie-Oevers-Noord 2 Materiaalgeoriënteerd Informatiegeoriënteerd Personengeoriënteerd

27 Figuur 5.4 Ontwikkeling arbeidsplaatsen op bedrijventerreinen, - Figuur 5.6 Verhuurd vloeroppervlak kantoorruimte, Arbeidsplaatsen Grote bedrijventerreinen Verhuurd vloeroppervlak m²bvo per 1 inw jaar Aandeel verhuurd vloeroppervlak in , ,5% 6, 5,5% , 4,5% 2 15 Voorhof se Poort West , Arbeidsplaatsen Kleine bedrijventerreinen Schie-oevers-noord Buitenwatersloot echpark I Wateringseweg Tanthof Oost Schie-oevers-zuid Benchmarksteden Figuur 5.5 Ontwikkeling verhuurd vloeroppervlak en aanbod, 26- m² bruto vloeroppervlak per 1 inwoners jaar Benchmarksteden Cyclotronweg Tanthof West Indische Buurt Rotterdamseweg Noord Vulcanusweg Rotterdamseweg Zuid Ypenburgse Poort Technopolis se Poort Oost Figuur 5.7 Nieuwbouw kantoren, m² bvo per 1 inwoners jaar 5 Aanbod Verhuurd vloeroppervlak Arbeidsplaatsen Kantoorachtige en standaard bedrijventerreinen Driejaarsgemiddelden ( = gemiddelde -) Type bedrijventerrein Benchmarksteden Standaard Kantoorachtig peiljaar gegeven. Voor was in nog sprake van nieuwbouw van kantoren in, maar in 26 en in het geheel niet meer. Terwijl de nieuwbouw in verder afnam, nam de nieuwbouw elders in en in de benchmarksteden sterk toe. De timing van het op de markt brengen van nieuwe kantoren is in vrij goed geweest. Daar waar elders in (met name in de Amsterdamse regio) te lang werd doorgegaan met nieuwbouw, viel het op de markt komen van kantoren in grotendeels nog net binnen de economische hoogconjunctuur. Het aanbodpercentage lag daardoor de laatste jaren weliswaar boven het lage niveau in de jaren negentig, maar onder het nationaal gemiddelde (figuur 5.8). In echter liep het aanbodpercentage sterk terug. Per begin 28 lag het onder het niveau van elk van de referentiegebieden. Voor 28 zijn nog geen gegevens bekend, maar aangenomen mag worden dat het aanbodpercentage nog verder af zal nemen. Intussen is de nieuwbouw van kantoorruimte de laatste jaren zeer sterk teruggelopen. Er zal dus voor gewaakt moeten worden dat er geen tekort aan kantoorruimte ontstaat.

28 Figuur 5.8 Aanbodpercentage kantoorruimte, % 1 8% Figuur 5.1 Aandeel snelweglocaties in totaal arbeidsplaatsen, - a. b. Rest Bouwnijverheid Groothandel 6% 4% 2% 199 Figuur Stations- en snelweglocaties Aanbod: leegstand plus in aanbouw zijnde kantoren waarvoor nog geen huurder is gevonden. Benchmarksteden Transport Bank- en verzekeringswezen ICT Zakelijke diensten Consumentendiensten Vrijetijdsactiviteiten 52 Openbaar bestuur 53 Zorgsector Totaal m. tot snelweg, 5-1 m. tot snelweg, 5 m. tot snelweg, 5-1 m. tot snelweg, Minder dan 5 m tot afslag autosnelweg 5-1m tot afslag autosnelweg Afstand tot station (5 resp. 1 m.) Bedrijventerrein Binnenstad 5.3 Bereikbaarheid per auto en trein Bereikbaarheid speelt op veel verschillende ruimtelijke schaalniveaus een rol bij vestigingsplaatsbeslissingen van bedrijven en instellingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op een specifiek onderdeel van het thema bereikbaarheid, namelijk in hoeverre nabijheid van een afslag van een autosnelweg of van een treinstation van invloed is op vestigingspatronen van bedrijven en instellingen op lokaal niveau. In figuur 5.9 zijn daartoe eerst de locaties weergegeven die op minder dan 5 meter of minder dan 1 meter van een afslag van een snelweg of van een treinstation liggen. Daarbij is uitgegaan van hemelsbrede afstanden. Met uitzondering van een klein deel van het zuidoostelijk deel van de binnenstad (met onder andere de Zuidpoort) overlappen snelweglocaties en stationslocaties elkaar niet. Het deel van de arbeidsplaatsen dat binnen een kilometer (hemelsbreed) van de afslag van een autosnelweg ligt, is in zowel als iets hoger dan dertig procent en is tussen en toegenomen (zie figuur 5.1). Het deel van de arbeidsplaatsen dat zelfs binnen 5 meter van een afslag ligt, is in iets hoger dan in. Dat aandeel is in het laatste decennium ook sterk toegenomen, onder andere omdat in die periode bedrijventerreinen als echpark en Ypenburgse Poort (beide snelweglocaties) op de markt zijn gekomen. Sectoren met een bovengemiddeld aandeel van arbeidsplaatsen binnen een kilometer van een afslag zijn ICT, zakelijke diensten en onderwijs (onderdelen van de TU). Voor ICT en zakelijke diensten geldt daarbij dat zij ook ruim zijn vertegenwoordigd op typische snelweglocaties (minder dan 5 meter van een afslag). Dat geldt ook voor groothandel. Voor onderwijs is dat niet het geval. Zij liggen vooral op 5 tot 1 meter van een afslag. Vergeleken met overig zijn sectoren als industrie, bouwnijverheid en transport in veel minder sterk georiënteerd op snelweglocaties. Dat hangt samen met het feit dat de standaard bedrijventerreinen waarop dat type activiteiten vooral gevestigd is minder dan in andere delen van langs de snelweg zijn te vinden. De bedrijventerreinen langs de snelweg zijn in veelal kantoorachtig. Bijna de helft van de se arbeidsplaatsen ligt op minder dan een kilometer hemelsbreed van een treinstation (zie figuur 5.11). Dat geldt voor een groot deel van de binnenstad en voor diverse van de wat oudere bedrijventerreinen (onder andere Schieoevers). Het aandeel is hoger dan elders in, maar is in het laatste decennium wel duidelijk afgenomen, in tegenstelling tot elders in. Het grootste deel van de arbeidsplaatsen bevindt zich in overigens op 5 tot 1 meter van een treinstation en niet op typische stationslocaties (minder dan 5 meter hemelsbreed). Sectoren waarvoor het aandeel van arbeidsplaatsen binnen een kilometer van een treinstation hoger

29 Figuur 5.11 Aandeel stationslocaties in totaal arbeidsplaatsen, - Bouwnijverheid Groothandel Transport Bank- en verzekeringswezen ICT Zakelijke diensten Consumentendiensten Vrijetijdsactiviteiten a. b. Rest 6 Prestaties vergeleken met andere steden zet vooral in op het kennisintensieve karakter van de bedrijvigheid. Daarnaast is het de vraag hoe in bredere zin scoort ten opzichte van de andere steden. Daarbij zijn relevant de economische prestaties van, het voorzieningenniveau en de kennisintensiteit van de bedrijven en instellingen. Een dergelijke vergelijking wordt in dit hoofdstuk gemaakt. 54 Openbaar bestuur Zorgsector Totaal m. tot IC-station, 5 m. tot overig NS-station, 5-1 m. tot station, dan 6 is, zijn transport en bouw (vooral op bedrijventerreinen) en consumentendiensten en vrijetijdsactiviteiten (vooral in de binnenstad). Openbaar bestuur en vrijetijdsactiviteiten zijn de sectoren met de sterkste oriëntatie op het Centraal Station (op minder dan 5 meter). Sectoren als industrie, groothandel en ICT zijn daar nauwelijks gevestigd. Met uitzondering van bouwnijverheid is het aandeel van de arbeidsplaatsen dat binnen een kilometer van een treinstation is gevestigd in de periode - in alle onderscheiden economische sectoren afgenomen. Daar zal in de toekomst, gezien de plannen voor kantoorontwikkeling bij de twee stations overigens waarschijnlijk verandering in komen. Het teruglopende aandeel van stationslocaties in gedurende het laatste decennium hangt namelijk vooral samen met het feit dat rond de stations nauwelijks nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, en elders in (met name langs de snelwegen) wel. De gesignaleerde ontwikkelingen willen dus niet zeggen dat stationslocaties door bedrijven en instellingen als onaantrekkelijk worden gezien. Ze zijn vooral het gevolg van een gebrek aan nieuwe vestigingsmogelijkheden bij de stations. 5 m. tot IC-station, 5 m. tot overig NS-station, 5-1 m. tot station, In d e EMD is in d i t h o o f d s t u k d e k e n n i s i n t e n - siteit van vergeleken met de andere twee TUs t e d e n. Dit ja a r is De l f t in b r e d e r e z i n v e r g e l e k e n met andere steden, namelijk wat betreft de economische prestaties, het voorzieningenniveau en de kennisintensiteit. 6.1 Economische prestaties De werkgelegenheidsfunctie van een gemeente kan worden gedefinieerd als het aantal arbeidsplaatsen per inwoner van 15 tot 65 jaar in die gemeente als index ten opzichte van het nationaal gemiddelde. De werkgelegenheidsfunctie geeft aan in hoeverre bepaalde typen economische activiteiten sterk zijn vertegenwoordigd in een gebied. blijkt een hoger dan gemiddelde werkgelegenheidsfunctie te kennen. Het is echter de vraag of dat voor een stad als moet worden beschouwd als een goede prestatie of niet. Duidelijk is namelijk dat in vrijwel alle stedelijke gebieden sprake is van een hoge werkgelegenheidsfunctie en in vrijwel alle kleine gemeenten van een lage werkgelegenheidsfunctie. Om na te gaan in hoeverre de relatieve vertegenwoordiging van bedrijvigheid nu wijst op relatief goede prestaties of niet is door Bureau Louter een Benchmarkmodel opgesteld (zie bijlage III voor een toelichting). Per gemeente kan aan de hand van de locatiefactoren worden aangegeven hoeveel werkgelegenheid verwacht zou worden. Via het model wordt het totaal effect (de werkgelegenheidsfunctie) gesplitst in twee componenten, namelijk: Effect locatiefactoren : Het verschil tussen het aantal arbeidsplaatsen dat volgens het Benchmarkmodel verwacht mag worden en het aantal arbeidsplaatsen dat volgens het aantal inwoners van jaar verwacht mag worden. Indien dit effect voor een sector negatief is, geldt dat de locatiefactoren in een gemeente gemiddeld genomen niet gunstig zijn voor vestiging van bedrijvigheid in die sector. Bij een positief effect locatiefactoren is juist wel sprake van gunstige locatiefactoren. Regionaal effect : Het verschil tussen het feitelijk aantal arbeidsplaatsen en het op basis van het Benchmarkmodel verwachte aantal arbeidsplaatsen. Een positief effect geeft aan dat er in een gemeente meer arbeidsplaatsen zijn dan verwacht op basis van de locatiefactoren. Bij een negatief regionaal effect is het aantal arbeidsplaatsen juist lager dan verwacht. Zowel het effect locatiefactoren als het regionaal effect kan in termen van het absolute aantal arbeidsplaatsen worden bepaald (zie figuur 6.1) als in relatieve termen (de score als ratio ten opzichte van het nationaal gemiddelde dat op 1 is gesteld; zie figuur 6.2). Opvallend is dat het effect locatiefactoren voor slechts drie van de zestien economische sectoren positief is voor, namelijk voor onderwijs, ICT en zakelijke diensten. Voor een stad met de omvang van resulteert veelal voor aanzienlijk meer sectoren een positief effect locatiefactoren. heeft echter te kampen met de concurrentie van twee grote steden in de directe omgeving (Rotterdam en Den Haag). In vrijwel alle steden met een vergelijkbare omvang als is daar geen sprake van. Ook kent veel minder beschikbare ruimte dan veel andere steden. Dat heeft een negatief effect op de kansen voor bedrijvigheid waarvoor veel ruimte per arbeidsplaats nodig is. Wat vervolgens opvalt is dat toch voor veel economische sectoren beter presteert dan op basis van de locatiefactoren verwacht zou worden. Slechts voor een beperkt aantal kleine sectoren is het regionaal effect negatief. Dat wil zeggen dat er minder arbeidsplaatsen zijn dan op basis van de locatiefactoren verwacht mocht worden. Die sectoren zijn schoonmaakbedrijven, bouwnijverheid, groothandel, transport en bank- en verzekeringswezen. In absolute zin is het regionaal effect het hoogst voor onderwijs. Dat is uiteraard vooral te danken aan de TU. Ook voor de kennisintensieve sectoren ICT en zakelijke diensten (waaronder ook researchbedrijven) is er sprake van een positief regionaal effect. Voor alle drie sectoren was ook het locatiefactoren effect al positief. Het regionaal effect was echter goed voor nog eens ruim 65 arbeidsplaatsen extra. Daaruit blijkt des te meer dat veel meer dan andere steden met vergelijkbare locatiefactoren kan worden aangemerkt als een kennisstad. Ook de zorgsector kent een hoog positief regionaal effect, dat meer dan compensatie biedt voor het negatieve locatiefactoren effect. Dat komt vooral door de aanwezigheid van Reinier de Graaf Gasthuis. Voor industrie is sprake van een positief regionaal effect. Er is dus meer industrie gevestigd (ruim 5 arbeidsplaatsen 55

30 het aantal arbeidsplaatsen juist hoger dan verwacht volgens het bevolkingsaandeel. Figuur 6.1 Economische prestaties volgens Benchmarkmodel 6.2 Voorzieningenfunctie Middelgrote steden vervullen veelal een belangrijke centrumfunctie voor allerlei soorten voorzieningen zoals winkels, zorginstellingen, onderwijs en vrijetijdsactiviteiten (zoals horeca en cultuur). ligt echter tussen twee grote steden in en verwacht mag dus worden dat de concurrentie groot zal zijn. Het is onduidelijk hoe dit uitpakt voor. In deze paragraaf wordt dat nagegaan. Regionaal effect 1. banen 5. banen 2. banen dan op grond van de locatiefactoren verwacht mocht worden 31. Het effect locatiefactoren is echter zeer sterk negatief, zodat per saldo een aantal arbeidsplaatsen in de industrie resulteert dat ver onder het aantal arbeidsplaatsen ligt dat op grond van het bevolkingsaandeel verwacht mocht worden. Alles bij elkaar zijn er in 1812 arbeidsplaatsen meer dan op basis van het aantal inwoners van 15 tot 65 jaar verwacht mocht worden (zie tabel 6.1). Terwijl volgens het locatiefactoren effect 5671 arbeidsplaatsen minder werden verwacht, was dus sprake van een niet door het Benchmarkmodel verklaard extra aantal arbeidsplaatsen van Gesteld mag dus worden dat, gegeven de nabijheid van twee grote steden en het gebrek aan ruimte opvallend veel arbeidsplaatsen herbergt. Dat neemt overigens niet weg dat de groei van het aantal arbeidsplaatsen de laatste jaren matig is (zie hoofdstuk 1), zodat de sterke economische positie van langzamerhand aan het afkalven is. De relatieve scores (zie figuur 6.2) geven zicht op de hoogte van het effect locatiefactoren en het regionaal effect, gegeven de omvang van een sector. Dan blijkt dat een in stad met de locatiefactoren van relatief weinig arbeidsplaatsen worden verwacht in veel ruimte per arbeidsplaats vergende activiteiten als groothandel, transport, bouwnijverheid en (vooral) industrie en land- en tuinbouw. Het regionaal effect blijkt relatief zeer hoog te zijn voor onderwijs en ICT. Relatief het sterkst achterblijvend bij de verwachtingen zijn land- en tuinbouw, het bank- en verzekeringswezen en transport. Rechts in figuur 6.2 is het feitelijk aantal arbeidsplaatsen vergeleken met het aantal arbeidsplaatsen dat op grond van het aantal inwoners van 15 tot 65 jaar mocht worden verwacht. Voor veel ruimte per arbeidsplaatsen vergende economische sectoren blijft het aantal arbeidsplaatsen achter bij de verwachting op grond van het bevolkingsaandeel. Bij kennisintensieve sectoren (met uitzondering van het bank- en verzekeringswezen) is 31 is in de loop der tijden gestaag weggetrokken uit de Randstad, zeker uit gebieden met een hoge dichtheid aan inwoners en bedrijven. In figuur 6.3 is de verhouding weergegeven van het aantal mensen dat bezoekt om gebruik te maken van voorzieningen versus het aantal inwoners van dat gebruik maakt van voorzieningen buiten de stad. De verhouding van dergelijke inkomende en uitgaande verplaatsingen is sterk positief voor. Van alle gemeenten in 32 neemt zelfs positie 18 in! Ook Rijswijk scoort hoog. Wellicht verrassend laag scoort Den Haag. Geconstateerd moet echter worden dat Den Haag voor een stad van die omvang slechts een beperkte winkelfunctie kent, geen typische uitgaansstad is, geen academisch ziekenhuis heeft en ook slechts hoger onderwijs en geen universitair onderwijs. Een onderscheid naar de motieven winkelen, vrijetijdsbesteding, onderwijs en diensten (vooral bestaande uit zorg) vindt plaats in figuur 6.4. Naast is daarin de voorzieningenfunctie van Rijswijk, Den Haag en de drie andere grote steden weergegeven. Ten eerste is nagegaan welk deel van de verplaatsingen op de eigen gemeente is gericht. In blijkt dat voor alle vier motieven een ruime meerderheid te zijn, voor onderwijs bijvoorbeeld bijna 84%. Voor ligt het aandeel voor onderwijs en zorg aanzienlijk hoger dan nationaal gemiddeld, voor winkelen iets hoger en voor vrijetijdsbesteding iets lager. In de grote steden ligt het binnengemeentelijk aandeel veelal nog hoger, met overigens een aantal uitzonderingen voor onderwijs en zorg. Wanneer de voorzieningenfunctie per motief wordt afgemeten aan de verhouding van de inkomende en de uitgaande verplaatsen, blijkt dat voor voor elk van de vier verplaatsingsmotieven die samenhangen met bepaalde voorzieningen sprake is van een fors overschot. Voor onderwijs en zorg is de verhouding zelfs het hoogste van alle vergeleken steden, voor winkelen het hoogst na Rijswijk 33. Wat onderwijs betreft is uiteraard de TU van belang. heeft echter ook een regiofunctie voor voortgezet onderwijs. Wat zorg betreft vervult onder andere het Reinier de Graaf Gasthuis een belangrijke regiofunctie. Bij vrijetijdsbesteding moet worden gedacht aan de binnenstad als trekpleister 34. Bij winkelen moet gedeeltelijk aan de binnenstad worden gedacht, maar vooral aan het grote aantal bezoekers dat IKEA trekt, ook van buiten. Het meten van het aantal betrokken arbeidsplaatsen per type voorzieningen nuanceert het succes van overigens enigszins. Uitgedrukt in aantal arbeidsplaatsen (zie figuur 6.5) blijkt voor het totale onderwijs een zeer sterke positie in te nemen 35. Voor het onderwijs exclusief hoger en wetenschap- 32 Gemeenten met minder dan 1. inwoners zijn hierbij gecombineerd met andere gemeenten, zodat uiteindelijk slechts gemeenten of combinaties van gemeenten resulteerden met minstens 1. inwoners. Dat resulteert voor 28 in 41 waarnemingen. 33 Rijswijk profiteert vooral van de belangrijke bovengemeentelijke functie van winkelcentrum In de Boogaard, dat onder andere voor inwoners van Den Haag een winkelfunctie vervult. 34 De verplaatsingen betreffen inwoners van. Bezoeken door buitenlandse toeristen zijn hier dus niet meegeteld. 35 Aangenomen is hier dat een belangrijke voorzieningenfunctie zich ook zal vertalen in een relatief groot aantal arbeidsplaatsen in een sector. 2 ICT Land- en tuinbouw pelijk onderwijs is die positie echter veel minder sterk. Ook de zorgsector heeft in meer arbeidsplaatsen dan op grond van het bevolkingsaandeel verwacht mocht worden. Voor detailhandel (motief winkelen ) en horeca (motief vrijetijdsbesteding ) blijft het aantal arbeidsplaatsen in echter iets achter bij wat op grond van het bevolkingsaandeel verwacht mocht worden Op grond van de verplaatsingen lijkt de winkelfunctie van belangrijker dan op grond van het aantal arbeidsplaatsen in de detailhandel. Daarvoor bestaan twee mogelijke verklaringen. Ten eerste is het aantal intergemeentelijke verplaatsingen naar IKEA uitgedrukt per werknemer bij IKEA waarschijnlijk zeer hoog. Ten tweede is de Makro in de statistieken als groothandel aangemerkt. Bij het invullen van de enquête waarop de gemeten verplaatsingen zijn gebaseerd, zullen velen echter een bezoek aan de Makro van het motief winkelen voorzien. 5 Zakelijke diensten -1 Detailhandel Overige consumentendiensten Openbaar -5 bestuur Bouwnijverheid Zorgsector Vrijetijdsactiviteiten Effect locatiefactoren -1 In figuur 6.6 zijn de aantallen verplaatsingen naar en vanuit per gemeente in weergegeven. Met uitzondering van Wassenaar (waarvoor de aantallen verplaatsingen in absolute zin zeer gering zijn) kent ten opzichte van alle gemeenten in een positief saldo. In absolute zin maken inwoners uit Pijnacker-Nootdorp, Midden-Delfland en Den Haag het meest gebruik van voorzieningen in. Ten opzichte van het aantal inwoners is de intensiteit waarmee inwoners van Pijnacker-Nootdorp en Midden-Delfland gebruik maken van voorzieningen in overigens veel groter dan voor inwoners van Den Haag. Wanneer de verhouding van inkomende versus uitgaande verplaatsingen wordt bezien, blijkt ook dat Pijnacker- Nootdorp en Midden-Delfland sterk op zijn gericht. Ook voor Westland geldt dat in sterkere mate dan voor de overige gemeenten in banen 1. banen 4 banen Groothandel Transport -5 Bank- en verzekeringswezen 57

31 Figuur 6.2 Relatieve scores economische prestaties Tabel 6.2 Ranglijst kennisintensiteit bedrijvigheid Effect locatiefactoren Regionaal effect Totaal effect Land- en tuinbouw (incl. swp) Bouwnijverheid Groothandel Transport Bank- en verzekering ICT Zakelijke diensten Schoonmaakbedrijven Detailhandel Ov. cons.dnst. Openbaar bestuur Zorgsector Vrijetijdsactiviteiten Uitzendarbeid Totaal,,2,4,6,8 1,,,6 1, 1,8 2, Verwacht op basis van inwoners jaar Positie Gebied Score Positie Positie Positie Innovatieve diensten Distributie 1 Eindhoven Hengelo (O.) Hilversum Utrecht Rijswijk 's-hertogenbosch Nijmegen Eindhoven (suburbs) Haarlemmermeer Tabel 6.3 Positie in ranglijst per indicator kennisintensiteit 58 Tabel 6.1 Resultaten benchmarkmodel per economische sector (*1 arbeidspl.), Eindhoven Hengelo 59 Sector Verwacht o.b.v. Feitelijk Verwacht o.b.v. Effect locatie- Regionaal Totaal inwoners15-64 benchmarkmodel factoren effect effect w.p. high-tech w.p. medium-tech Land- en tuinbouw Aantal kenniswerkers Gem. opleidingsniveau Bouwnijverheid Aantal starters Groothandel Innovatieve diensten Transport ICT Bank- en verzekering Creatieve diensten ICT Adviesdiensten Zakelijke diensten Aantal kenniswerkers Schoonmaakbedrijven Gem. opleidingsniveau Detailhandel Starters ICT Ov. consumentendiensten Starters zakelijke diensten Openbaar bestuur Zorgsector Vrijetijdsactiviteiten Uitzendarbeid Totaal Toelichting: Weergegeven is het aantal banen van werknemers per ultimo 26. De markt voor voorzieningen blijkt overigens voor een aanzienlijk deel lokaal en voor het overgrote deel regionaal te zijn. Van alle verplaatsingen van personen die verband houden met het gebruik maken van voorzieningen in gaat het voor 63% om inwoners van zelf en voor 89% om inwoners van. De toch niet ver van gelegen grote steden Den Haag en Rotterdam leveren slechts 1 van de verplaatsingen die verband houden met het gebruik van voorzieningen in. Opvallend daarbij is dat zowel wat betreft de inkomende als de uitgaande verplaatsingen twee maal zo veel georiënteerd is op Den Haag als op Rotterdam. Van de inwoners van die gebruik maken van voorzieningen blijkt zelfs ruim 72% binnen te blijven. Het saldo van inkomende en uitgaande verplaatsingen in verband met voorzieningen is voor duidelijk positief met (exclusief Den Haag). Ook ten opzichte van Den Haag, Rotterdam en de overige delen van is dat saldo positief, maar dan in mindere mate. De relatieve oriëntatie (verplaatsingen per inwoner; zie figuur 6.7) laten zowel voor verplaatsingen naar als voor verplaatsingen vanuit een duidelijke relatie met de afstand van een gemeente tot zien. Naarmate die afstand groter is wordt de relatieve oriëntatie lager. functie Duidelijk is dat een zeer belangrijke functie vervult wat betreft wetenschappelijk onderwijs. Hier wordt nagegaan in hoeverre dat tevens voor voortgezet onderwijs geldt. Bij het voortgezet onderwijs kan onderscheid worden gemaakt in vijf niveaus, namelijk VWO, HAVO, VMBO-T (te vergelijken met de vroegere MAVO), VMBO Kader en VMBO Basis. In blijkt het aantal leerlingen per duizend inwoners van 15 tot 65 jaar voor elk niveau boven het regionaal en nationaal gemiddelde te liggen (zie figuur 6.8). Daarmee ligt ook de onderwijsfunctie voor het totale voortgezet onderwijs ruim boven het nationaal en regionaal gemiddelde. Het aantal leerlingen is in bovendien relatief sterk gegroeid in de periode (met in totaal 7% tegen 4% gemiddeld in ). Dat is vooral te danken aan een toename van het aantal HAVO-leerlingen en aan een stabilisatie van het aantal leerlingen op VMBO Basis, terwijl daar nationaal gezien sprake was van een sterke afname. Het aantal studenten in het hoger beroepsonderwijs en op universiteiten ligt in zeer ruim boven het nationaal en Haaglands gemiddelde (zie figuur 6.9). Worden gemeenten met minstens 3. studenten op hoger of wetenschappelijk niveau vergeleken, dan blijkt het volgende. Naar aantal studenten op universiteiten gerekend neemt in de zevende positie in (zie figuur 6.1). Het aantal studenten is ruim hoger dan in Eindhoven en Enschede/Hengelo, de andere twee TU-steden. Inclusief studenten bij HBOinstellingen scoort overigens slechts op de zestiende plaats. Worden studenten op wetenschappelijk en HBO-niveau bij elkaar opgeteld dan zijn er in minder studenten dan in Eindhoven en Enschede/Hengelo. Ten opzichte van het aantal inwoners heeft met Leiden samen de meeste universiteitsstudenten. kan in die zin dus als een typische studentenstad worden beschouwd. Vergeleken met Eindhoven en Enschede/Hengelo heeft zelfs vier maal zo veel studenten per inwoner. 6.3 Kennisintensiteit en innovatie In een onderzoek van Bureau Louter voor Elsevier is een ranglijst opgesteld waarin 83 gebieden (43 steden en 4 suburbane

32 Figuur 6.3 Centrumfunctie voor voorzieningen, en omgeving Verhouding* Figuur 6.5 Arbeidsplaatsen in verzorgende diensten, en Per inwoner jaar, ten opzichte van nationaal totaal Verhouding* 2.33 of meer 2.33 of meer 1.71 tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot tot.47 minder dan.33 minder dan Positie in ranglijst van gemeenten Detailhandel Horeca Zorg 161, 34,5 1, 2, 2,5 3, (incl ) Figuur 6.6 Verplaatsingen door personen van en naar per jaar 364 *) Verhouding: Inkomende gedeeld door uitgaande verplaatsingen Figuur Voorzieningenfunctie naar motief, en een aantal steden % Binnen gemeente Voorzieningenfunctie* Winkelen Rijswijk Den Haag Rotterdam Amsterdam Utrecht Vrijetijdsbesteding Aantal (*1) Rijswijk Den Haag Rotterdam Amsterdam Utrecht Vanuit Meer naar dan vanuit Verplaatsingen per jaar (*1) naar vanuit Rijswijk Den Haag Rotterdam Amsterdam Utrecht Diensten (w.o. zorg) Naar Meer vanuit dan naar Rijswijk Saldo naar/vanuit excl. steden Den Haag, Rotterdam Rotterdam Overig Totaal (excl. ) Den Haag Rotterdam Amsterdam Utrecht *) Voorzieningenfunctie: Inkomende gedeeld door uitgaande pendel 4 of landelijke gebieden) zijn gepositioneerd naar de mate waarin gesproken kan worden van een kenniseconomie 37 (zie bijlage IV voor een toelichting). Steden of gebieden met een kennisintensieve economie blijken vooral in de Noordvleugel, met een uitloper in oostelijke richting en in het zuidoosten gevestigd te zijn (zie figuur 6.11). In de Noordvleugel ontlenen zij hun hoge positie aan innovatieve diensten en in het zuidoosten vooral aan Daarbij is een onderscheid gemaakt naar industrie en diensten. In totaal technologisch hoogwaardige industrie. In de Zuidvleugel van de Randstad scoren slechts, Rijswijk, Leiden en Rotterdam boven het nationaal gemiddelde. Daarvan staan en Rijswijk in de nationale top-1 (zie tabel 6.2)38. Beide gemeenten danken hun hoge positie aan innovatieve diensten. neemt zelfs de tweede positie in, na Eindhoven. Voor innovatieve diensten resulteert plaats 2, na Utrecht. Voor industrie 38 Weergegeven zijn een rapportcijfer, gebaseerd op de scores op de ging het om twaalf indicatoren (zie figuur 6.3), die betrekking hebben twaalf indicatoren en de posities die worden ingenomen in de lijst van op de relatieve omvang van een aantal kennisintensieve sectoren, het 83 steden/gebieden voor de kennisintensiteit van industrie, innovatieve aantal kenniswerkers, het gemiddeld opleidingsniveau en het aantal star- diensten en distributie. Bij het bepalen van de totaalscore is distributie ters in kennisintensieve sectoren. overigens niet betrokken.

33 Relatieve oriëntatie op per gemeente Figuur 6.7 a. Verplaatsingen naar Aantal studenten per gemeente (met minstens 3 studenten) Figuur 6.1 a. Verplaatsingen vanuit Verplaatsingen per inwoner per jaar a. Aantal studenten b. Studenten per 1 inwoners jaar Amsterdam Verplaatsingen per inwoner per jaar 1 of meer 1 of meer Utrecht 5 tot 1 5 tot 1 Rotterdam 2 tot 5 2 tot 5 Groningen 1 tot 2 1 tot 2 Tilburg Minder dan 1 Minder dan 1 Arnhem Eindhoven Maastricht Leiden 62 Enschede/ Hengelo Den Haag Zwolle Breda Nijmegen Leeuwarden Diemen 75.3 Den Bosch Haarlem Figuur 6.8 Deventer Leerlingen voortgezet onderwijs naar locatie school Per jaar per 1 inw jaar in 28 Aandeel in totaal 28 (%) 63 Alkmaar Wageningen Groei % 28 t.o.v. 24 Vlissingen Ede VWO HAVO WO Kader HBO, Eindhoven en Enschede/Hengelo Overige steden Basis % 1 15% 2 25% 3 35% % 4% 6% 8% Totaal Regio Ontwikkeling studenten HBO en WO, per 1 inwoners jaar / 4 VMBO_T Figuur /22 22/ /24 24/ /26 Driejaarsgemiddelden ( = gemiddelde -) neemt positie 21 in. Ondanks het feit dat er in niet veel industrie is gevestigd, scoort dus toch ruim boven het gemiddelde. Dat hangt samen met het dat de industrie die (nog) is gevestigd in relatief kennisintensief is (zie paragraaf 2.2, bij kennissectoren ). Voor de top-3 van de ranglijst zijn in tabel 6.3 de posities voor de twaalf indicatoren weergegeven. Wat betreft industrie scoort zeer hoog op het gemiddeld opleidingsniveau van de werknemers bij industriële bedrijven in en op de relatieve vertegenwoordiging (arbeidsplaatsen per inwoner van 15 tot 65 jaar) in high-tech. Ook zijn er in veel kenniswerkers in de industrie. Laag scoort echter op medium-tech bedrijven en op het aantal starters in de industrie. Wat betreft innovatieve diensten scoort zowel wat betreft het aantal kenniswerkers als wat betreft het gemiddeld opleidingsniveau van werknemers bij innovatieve diensten in op de eerste plaats. Ook zijn creatieve diensten zeer sterk vertegenwoordigd en zijn er veel ICT-starters. Voor de overige indicatoren worden posities in de sub-top behaald (relatieve vertegenwoordiging van ICT en van adviesdiensten en starters in zakelijke diensten). De gegevens voor de kennisintensiteit zijn gebaseerd op kenmerken als het opleidingsniveau van de werknemers, het aantal arbeidsplaatsen in vernieuwende typen bedrijvigheid en het aantal starters. Recentelijk heeft Bureau Louter op een andere wijze naar de kennisintensiteit van regio s gekeken, namelijk op basis van gegevens over de researchinspanningen en innovativiteit van individuele bedrijven. Daartoe is door Bureau Louter bij het CBS een unieke dataset opgesteld. Voor alle bedrijven uit de marktsector met tien of meer werkzame personen39. Er is een onderscheid gemaakt naar vier brede economische sectoren, namelijk: Distributie (groothandel en transport) Zakelijke diensten (inclusief research en ICT) Overige bedrijvigheid Per brede economische sector en voor de totale bedrijvigheid zijn zeven indicatoren onderscheiden, namelijk: R&D-uitgaven: De uitgaven aan R&D per inwoner van 15 tot 65 jaar in een gebied; % samenwerking bij innovaties: Het percentage van de bedrijven dat samenwerkt met andere bedrijven bij innovatie % productinnovaties: Het percentage van de bedrijven met productinnovaties in de laatste drie jaar. Een productinnovatie is het op de markt brengen van nieuwe of sterk verbeterde goederen of diensten. % procesinnovatie: Het percentage van de bedrijven met procesinnovaties in de laatste drie jaar. Een procesinnovatie is de toepassing van een nieuw of sterk verbeterd productieproces, distributiemethode of ondersteunende dienst voor de goederen of diensten van een bedrijf. % organisatorische innovaties: Het percentage van de bedrijven met organisatorische innovaties in de laatste drie 39 De gegevens hebben dus geen betrekking op non-profit sectoren, zoals openbaar bestuur, onderwijs (waaronder universiteiten) en de zorgsector.

34 Kaartbeeld totaalscore op kenniseconomie Tabel 6.4 Top-1 innovatieve gebieden in 7.9 of meer Positie (binnen groep van 38 gebieden) 7.3 tot tot 7.3 Gebied 6.6 tot Stad Eindhoven 6.1 tot tot tot 5.7 minder dan Figuur 6.12 Innovatieprofiel en Westland R&D-uitgaven % Samenwerking bij innovatie % Productinnnovaties % Procesinnovaties % Organisatorische innovaties % Marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Positie Distributie R&D-uitgaven % Samenwerking bij innovatie % Productinnnovaties % Procesinnovaties % Organisatorische innovaties % Marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Zakelijke diensten R&D-uitgaven % Samenwerking bij innovatie % Productinnnovaties % Procesinnovaties % Organisatorische innovaties % Marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Overig R&D-uitgaven % Samenwerking bij innovatie % Productinnnovaties % Procesinnovaties % Organisatorische innovaties % Marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Totaal R&D-uitgaven % Samenwerking bij innovatie % Productinnnovaties % Procesinnovaties % Organisatorische innovaties % Marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Rapportcijfer Distributie Zakelijke diensten Overig /4 4/6 2. en Westland /6 3. Stad Utrecht / Midden-Limburg 8. 18/ /4 4/6 5. Zuid-Limburg Midden N-Brabant / Noord-Limburg / Regio rond Amsterdam Noordoost N-Brabant / Twente jaar. Een organisatorische innovatie is een vernieuwing van of een ingrijpende verandering in de bedrijfsstructuur of managementmethoden. % marketing innovaties: Het percentage van de bedrijven met marketing innovaties in de laatste drie jaar. Een marketing innovatie is het doorvoeren van nieuwe of sterk verbeterde productontwerpen/-uitvoeringen of verkoopmethoden om goederen of diensten van een bedrijf aantrekkelijker te maken of om nieuwe markten te veroveren. % omzet nieuwe producten: Het percentage van de omzet uit in de laatste drie jaar door een bedrijf op de markt gebrachte goederen en diensten. Voor al deze indicatoren is de score bepaald voor de vier grote steden en Eindhoven, voor de daar omheen gelegen vijf regio s en voor nog 28 regio s elders in het land, waaronder en Westland. De set van zeven indicatoren volgt het gehele innovatieproces, van de research (zelf of in samenwerking met anderen), via vier typen innovatie, tot het deel dat innovatieve producten in de totale omzet innemen. De benadering beperkt zich niet alleen tot industrie, maar neemt ook de innovativiteit van diensten (distributie; zakelijke diensten) en alle overige bedrijvigheid in beschouwing. Ook wordt uitgegaan van een breed innovatiebegrip. Niet alleen het ontwikkelen van nieuwe producten of diensten en het gebruiken van nieuwe productiemethoden daarvoor ( technologische innovatie ) wordt in beschouwing genomen. Ook niet-technologische innovatie, zoals organisatorische innovaties of marketing innovaties, zijn in de set van indicatoren betrokken. 5 In figuur 6.12 zijn alle scores voor en Westland uitgedrukt als index ten opzichte van het nationaal gemiddelde (dat steeds gelijk is aan 1). Tevens is de positie in de ranglijst van de 38 gebieden weergegeven. De regio scoort op 24 van de 35 indicatoren in dit innovatieprofiel boven het nationaal gemiddelde. Maar liefst voor 21 indicatoren neemt en Westland een positie in de top-1 in. Voor zakelijke diensten scoort en Westland zelfs op alle indicatoren in de top-1 en voor de totale bedrijvigheid 6 maal. Hoewel in de ranglijst voor de kenniseconomie en in het innovatieprofiel verschillende indicatoren worden gebruikt, zijn de overeenkomsten opvallend. Zoals ook uit tabel 6.4 blijkt, scoren regio s in de Noordvleugel van de Randstad en vooral in het zuidoosten van goed. Opvallend is ook dat Eindhoven beide ranglijsten aanvoert, gevolgd door. Ook geldt in beide ranglijsten dat (en Westland) de sterke positie vooral dankt aan (innovatieve) zake- lijke diensten en minder aan industrie. En Eindhoven is de absolute nummer 1 wat industrie betreft, maar behoort ook voor innovatieve diensten tot de nationale top. Figuur

35 I Bijlage Bronnen en methodologie Figuur I.2 Bedrijfsterreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden in, 66 Onderverdeling in gebiedstypen In figuur I.1 staat de onderverdeling in gebiedstypen waarvan in dit onderzoek regelmatig gebruik wordt gemaakt. Bij de specifieke werkmilieus gaat het daarbij om de volgende instellingen/ bedrijven (voor zover gevestigd buiten de binnenstad of bedrijventerreinen): Vestigingen van de TU; Vestigingen van TNO; Vestigingen van de gemeente ; Vestigingen van grote zorginstellingen Daarnaast bestaan de specifieke werkmilieus uit de volgende locaties: Winkelcentrum In de Hoven Kantoorlocatie Brasserskade (onder andere MKB ) De benzinestations langs de A13 In figuur I.2 zijn de bedrijventerreinen, kantoorlocaties en winkelgebieden in aangegeven. Statistische bronnen In tabel I.1 is per figuur aangegeven van welke statistische bron gebruik is gemaakt. In tabel I.2 staat een zelfde overzicht voor de tabellen. Voor alle indicatoren is gecorrigeerd voor gemeentelijke herindelingen en zijn correcties doorgevoerd voor definitiewijzigingen. 67 Figuur I.1 Gebiedstypen Minstens 1 bedrijf behorend tot specifiek werkmilieu Binnenstad Woongebieden Bedrijventerrein

36 68 Tabel I.1 Figuur Statistische bronnen figuren Statistische bron 1.1a, b CBS, Statistiek bevolking der gemeenten van 1.1c, d CBS, EWL 1.1e, f Gegevens gemeente, IBIS 1.1g, h Kantorenbestand R.L. Bak 1.1i, j CWI 1.1k, l CBS, Regionaal Economische Jaarcijfers 1.1m, n Kamers van Koophandel 1.2 Bedrijvenregister 1.3 Bedrijvenregister 1.4 Bedrijvenregister 1.5 Bedrijvenregister 1.6 Bedrijvenregister 2.1 Kamers van Koophandel 2.2 Kamers van Koophandel 2.3 Bedrijvenregister 2.4 Bedrijvenregister 2.5 Bedrijvenregister 2.6 Bedrijvenregister 2.7 Bedrijvenregister 2.8 Bedrijvenregister 2.9 Bedrijvenregister 2.1 Kamers van Koophandel 2.11 Bedrijvenregister 2.12 Bedrijvenregister 2.13 Bedrijvenregister 2.14 Bedrijvenregister,LISA 3.1 Bedrijvenregister, CBS,, REJ 3.2 Bedrijvenregister 3.3 Bedrijvenregister 3.4 Bedrijvenregister 3.5 Bedrijvenregister 3.6 Bedrijvenregister 3.7 Bedrijvenregister 3.8 Bedrijvenregister 3.9 Bedrijvenregister 3.1 Bedrijvenregister Tabel I.2 Tabel Statistische bronnen tabellen Statistische bron Figuur 1.1 LISA, CBS Regionaal Economische Jaarcijfers 2.1 Bedrijvenregister 2.2 Kamers van Koophandel 2.3 Bedrijvenregister 5.1 IBIS; Provincie Zuid-Holland 6.1 Bureau Louter, Benchmarkmodel 6.2 Bureau Louter, gebaseerd op LISA, CBS EBB, Kamers van Koophandel 6.3 Bureau Louter, gebaseerd op LISA, CBS EBB, Kamers van Koophandel 6.4 Innovatie-enquête CBS (CIS4), Bewerking: Bureau Louter Statistische bron 4.1 CWI 4.2 CWI 4.3 CWI 4.4 CWI 4.5 CWI 4.6 CWI 4.7 CWI 4.8 CWI 4.9 CWI 4.1 CWI 4.11 CWI 4.12 CWI 4.13 ROA 5.1 IBIS 5.2 Bedrijvenregister 5.3 Bedrijvenregister 5.4 Bedrijvenregister 5.5 Kantorenbestand R.L. Bak 5.6 Kantorenbestand R.L. Bak 5.7 Kantorenbestand R.L. Bak 5.8 Kantorenbestand R.L. Bak 5.9 Bureau Louter 5.1 Kantorenbestand R.L. Bak 5.11 Kantorenbestand R.L. Bak 6.1 Bureau Louter, Benchmarkmodel 6.2 Bureau Louter, Benchmarkmodel 6.3 Ministerie V en W, Mobiliteitsonderzoek 6.4 Ministerie V en W, Mobiliteitsonderzoek 6.5 Bedrijvenregister, LISA 6.6 Ministerie V en W, Mobiliteitsonderzoek 6.7 Ministerie V en W, Mobiliteitsonderzoek 6.8 Ministerie van OCW, CfI 6.9 CBS, Statline 6.1 CBS, Statline 6.11 Bureau Louter, gebaseerd op LISA, CBS EBB, Kamers van Koophandel 6.12 Innovatie-enquête CBS (CIS4), Bewerking: Bureau Louter IIBijlage Indelingen Afbakenen detailhandel In de Structuurvisie detailhandel Zuid-Holland 26 wordt het detailhandelsbeleid van de provincie uiteengezet. De algemene lijn is dat nieuwe winkelvoorzieningen moeten worden gerealiseerd in de centra van steden, dorpen en wijken. Uitzonderingen van detailhandelsbranches waarvoor dit niet geldt, zijn: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto s, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en (sinds ) vloerbedekking, parket, zonwering en tenten; tuincentra; bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering). Indien deze branches zich op bedrijventerreinen vestigen is dat niet in strijd met het detailhandelsbeleid. Op basis van deze lijst met branches zijn bedrijfstypen afgebakend die worden gerekend tot de perifere detailhandel. Daarbij is gebruik gemaakt van het meest fijnmazige niveau van de zogenaamde sbi-codering. Er zijn twee stappen gezet 4. Eerst is bepaald welke sbi-codes tot de detailhandel worden gerekend. Vervolgens is beslist welke van deze sbi-codes als perifere detailhandel kunnen worden aangemerkt. Tot de detailhandel zijn gerekend: Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (alle typen bedrijvigheid binnen sbi-code 52), met uitzondering van niet in winkels plaatsvindende detailhandel (postorderbedrijven en markthandel) en reparatie van consumentenartikelen. Een selectie van typen bedrijvigheid binnen Handel in en reparatie van auto s en motorfietsen (sbi-code 5). Tot de perifere detailhandel zijn vervolgens gerekend de branches die volgens de richtlijnen van de provincie op bedrijventerreinen gevestigd mogen zijn. In onderstaand overzicht zijn de perifere detailhandelsvestigingen weergegeven, onderscheiden naar vijf groepen. Sommige typen bedrijvigheid worden officieel pas sinds begin vorig jaar als perifere detailhandel aangemerkt. In overleg met de Provincie Zuid-Holland is echter besloten ze ook voor eerdere jaren als perifere detailhandel te bestempelen. Het gaat om detailhandel in parket-, laminaat- en kurkvloeren, in vloerbedekking en in kampeerartikelen. In totaal waren in geheel Zuid-Holland in deze branches overigens slechts 834 mensen werkzaam in De afbakening van detailhandel en van perifere detailhandel is gebeurd in overleg met Peter Nijssen van de provincie Zuid-Holland. Van belang is het op te merken dat de Makro tot de groothandel wordt gerekend en niet tot de detailhandel. Volgens deze afbakening maakt de Makro dus geen deel uit van de perifere detailhandel. Zie Bureau Louter () Ontwikkeling perifere detailhandel Zuid-Holland,. Perifere detailhandel Perifere detailhandel bestaat uit de in onderstaand schema aangegeven segmenten. Segment Autodetailhandel Bezineservicestations Tuincentra Bouwmarkten e.d. Overig perifeer Onderdelen Handel en rep. van personenauto s (excl. import van nieuwe) Benzineservicestations Tuincentra Detailhandel in tegels Bouwmarkten Detailhandel in keukens Detailhandel in artikelen voor woninginrichting algemeen assortiment Detailhandel in caravans Detailhandel in watersportartikelen (excl. hengelsportartikelen) Detailhandel in en reparatie van motor fietsen en ond. en accessoires Detailhandel in kampeerartikelen 69

37 7 ICT-sector De afbakening van de ICT-dienstensector, de ICT-hardware en de content staat in onderstaand schema. ICT-sector Onderdelen ICT-dienstensector Telecommunicatie Computersoftware- en informatietechnologiebureaus ICT-hardware: productie Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatie-apparaten Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten Content: productie en distributie Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Reclamebureaus Activiteiten op het gebied van film en video Radio en televisie Overig amusement en kunst Pers- en nieuwsbureaus, journalisten Culturele uitleencentra, openbare archieven e.d. Creatieve sector Door Atlas voor Gemeenten is binnen hun enge definitie het volgende onderscheid gemaakt: Creatieve sector Onderdelen Kunsten Beeldende kunst: fotografie Podiumkunsten: toneel Festivals, evenementen, tentoonstellingen en recreatiecentra. Media en entertainment Literatuur, boeken (fictie en non-fictie) Journalistieke media (papier): dagbladen, tijdschriften TV en radio Film Creatieve zakelijke diensten en vormgeving. Design: interieur en meubels, mode, sieraden Architectuur: burgerlijke bouw, stedenbouw Reclame en grafisch ontwerp Kennissectoren In onderstaand schema staat de indeling van de zeven kennissectoren. Kennissector Onderdelen Kenniswerkers opleiden Hoger beroepsonderwijs Wetenschappelijk onderwijs Nieuwe producten/diensten bedenken Research Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk ICT Computerservice- en informatietechnologiebureaus Telecommunicatie Technische adviesbureaus Architecten-, ingenieurs-, en overige technische bureaus Octrooibureaus Overige adviesbureaus Juridische, administratieve en economische adviesbureaus Artistieke activiteiten Reclamebureaus Activiteiten op het gebied van film en video Radio en televisie Beoefening van kunst Theaters e.d., schouwburgen en concertgebouwen Pers- en nieuwsbureaus; journalisten Culturele uitleencentra en openbare bibliotheken Kunstgalerieën en expositieruimten, musea en monumentenzorg Nieuwe producten maken (high-tech) Vervaardiging van farmaceutische producten Vervaardiging van machines en apparaten Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van overige elektrische machines en apparaten Vervaardiging van audio- en video-apparatuur Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen Benchmarkmodel IIIBijlage In het door Bureau Louter ontwikkelde Benchmarkmodel worden gemeentelijke verschillen in het aantal arbeidsplaatsen per inwoner van 15 tot 65 jaar (de werkgelegenheidsfunctie ) verklaard op basis van locatiefactoren (factoren die ruimtelijk differentiëren en het bedrijfseconomisch functioneren en/of de vestigingsplaatskeuze van bedrijven of instellingen beïnvloeden). In totaal zijn zestien typen economische activiteiten onderscheiden. In tabel III.1 is aangegeven welke locatiefactoren zijn opgenomen in het model en wat zij meten. Bij het uiteindelijk opgestelde model zijn voor elke economische sector locatiefactoren slechts meegenomen indien ze op theoretische gronden van invloed zouden kunnen zijn en indien ze op empirische gronden statistisch significant zijn. Aan de hand van het Benchmarkmodel kan het aantal arbeidsplaatsen worden berekend dat op grond van de scores op de locatiefactoren verwacht mag worden voor een gemeente (voor elke van de zestien typen economische activiteiten). Door te vergelijken met het feitelijk aantal arbeidsplaatsen kan vervolgens worden nagegaan of een gemeente beter of slechter presteert dan op basis van de locatiefactoren verwacht mocht worden. Per gemeente (of regio) worden via het Benchmarkmodel de volgende effecten bepaald: Verwacht o.b.v. inwoners jaar : Het aantal arbeidsplaatsen indien geldt dat het aantal arbeidsplaatsen per inwoner van jaar exact gelijk is aan het nationaal gemiddelde. Feitelijk : Het waargenomen aantal arbeidsplaatsen Tabel III.1 Geselecteerde locatiefactoren in het Benchmarkmodel Verwacht o.b.v. Benchmarkmodel : Het aantal arbeidsplaatsen dat volgens het Benchmarkmodel verwacht zou mogen worden. Effect locatiefactoren : Het verschil tussen het aantal arbeidsplaatsen dat volgens het Benchmarkmodel verwacht mag worden en het aantal arbeidsplaatsen dat volgens het aantal inwoners van jaar verwacht mag worden. Indien dit effect voor een sector negatief is, geldt dat de locatiefactoren in een gemeente gemiddeld genomen niet gunstig zijn voor vestiging van bedrijvigheid in die sector. Bij een positief effect locatiefactoren is juist wel sprake van gunstige locatiefactoren. Regionaal effect : Het verschil tussen het feitelijk aantal arbeidsplaatsen en het op basis van het Benchmarkmodel verwachte aantal arbeidsplaatsen. Een positief effect geeft aan dat er in een gemeente meer arbeidsplaatsen zijn dan verwacht op basis van de locatiefactoren. Bij een negatief regionaal effect is het aantal arbeidsplaatsen juist lager dan verwacht. Totaal effect: Het verschil tussen het feitelijk aantal arbeidsplaatsen en het verwachte aantal arbeidsplaatsen op basis van het aantal inwoners jaar. Het totaal effect is gelijk aan de som van het effect locatiefactoren en het regionaal effect. Locatiefactor Toelichting Opleidingsniveau (omgeving) Een score voor het gemiddeld opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Aangezien voor een bedrijf ook inwoners in omliggende gemeenten mogelijke arbeidskrachten zijn, wordt het opleidingsniveau in die omliggende gemeenten ook meegenomen bij het bepalen van de score (waarbij de invloed afneemt met de afstand) Nationale potentiaal Een maat voor het behalen van zogenaamde agglomeratievoordelen. Een grote dichtheid aan bevolking en bedrijven wordt geacht gunstig te zijn voor het vestigen van bedrijven of instellingen. In worden hierbij de hoogste scores behaald in het westelijk deel van de Randstad. Nationale ligging Een nationaal centrale ligging is gunstig voor bedrijven die een nationale markt willen bedienen. Voor deze indicator kent Utrecht de hoogste score. Centrumfunctie (stadsgewest) De mate waarin binnen een gemeente vergeleken met andere gemeenten in het stadsgewest sprake is van een sterke ruimtelijke concentratie van bedrijven en bevolking. Centrumfunctie (landelijk) Een zelfde type indicator als centrumfunctie (stadsgewest), maar dan voor gemeenten die buiten een stadsgewest liggen. Intensiteit Ruimtegebruik De dichtheid van woningen en bedrijven in een gebied. Voor bedrijven die veel ruimte per arbeidsplaats nodig hebben kan gebrek aan ruimte leiden tot het verlaten van gemeenten (of zelfs regio s) met een hoge intensiteit ruimtegebruik. Ligging wegennet Een indicator voor de ligging aan het wegennet van een gemeente vergeleken met omliggende gemeenten in de omgeving. Europese ligging De relatieve ligging ten opzichte van Europese economische zwaartepunten. Havenfunctie De aanwezigheid van een zeehaven kan dienen als locatiefactor voor transport en distributie en bepaalde typen industrie waarvoor ligging aan diep vaarwater een voorwaarde is voor het bedrijfsfunctioneren. 71

38 72 IV Bijlage Methodiek kenniseconomie Indicatoren kenniseconomie De mate waarin steden en regio s hoog scoren op het begrip kenniseconomie is bepaald aan de hand van verschillende indicatoren. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen technologisch hoogwaardige industrie en innovatieve diensten. Om tot een totaalscore voor kenniseconomie is het gemiddelde genomen van het rapportcijfer voor technologisch hoogwaardige industrie en innovatieve diensten. Die twee vormen de meest uitgesproken exponenten van de kenniseconomie. Daarnaast komt kennisintensieve bedrijvigheid tot op zekere hoogte in alle economische sectoren voor. heeft een zekere faam als distributieland. Voor de distributiesector is daarom nagegaan in hoeverre er regionale verschillen in kennisintensiteit bestaan. Er is gebruik gemaakt van vier typen indicatoren, namelijk: Relatieve omvang. Het aantal arbeidsplaatsen in een kennisintensieve sector per 1 inwoners van 15 tot 65 jaar. Aantal kenniswerkers. Het aantal wetenschappelijk opgeleiden (met een gewicht van 2) en HBO ers (met een gewicht van één) met een technische of economische opleidingsrichting, uitgedrukt per 1 inwoners van 15 tot 65 jaar. Gemiddeld opleidingsniveau. Het gemiddeld opleidingsniveau van technisch en economisch opgeleiden in een sector, met voor opgeleiden op basis, laag, middelbaar, hoog en wetenschappelijk niveau gewichten van respectievelijk, 1, 2, 3 en 4. Starters. Het aantal starters per 1 inwoners van 15 tot 65 jaar. In tabel IV.1 is aangegeven welke indicatoren zijn geselecteerd. Daarbij is tussen haakjes het gewicht aangegeven. Nadat de scores per indicator zijn bepaald, worden zij omgezet in een rapportcijfer en vervolgens gewogen ingeteld tot een totaalscore. Tabel IV.1 Indicatoren kenniseconomie De relatieve omvang is voor elke van de vijf onderscheiden typen kennisintensieve activiteiten bepaald voor een selectie van vijfcijferige SBI-codes. De aantallen kenniswerkers en het gemiddeld opleidingsniveau zijn bepaald voor bredere afbakeningen van: : Alle typen industrie, met uitzondering van uitgeverijen en sociale werkplaatsen. Innovatieve diensten: Uitgeverijen, communicatiebedrijven, het bank- en verzekeringswezen, handel in onroerend goed, softwarebedrijven, speur- en ontwikkelingswerk, en adviesdiensten (rechtskundig, economisch, technisch). Innovatieve diensten Distributiesector Relatieve omvang High-tech (.25) ICT (.167) Medium-tech (.25) Creatieve diensten (.167) Adviesbureaus (.167) Aantal kenniswerkers (.2) Innovatieve diensten (.2) Groothandel (.225) Transport (.225) Gemiddeld opleidingsniveau (.2) Innovatieve diensten (.2) Groothandel (.225) Transport (.225) Starters (.1) ICT (.5) Groothandel (.5) Zakelijke diensten (.5) Transport (.5)

39 28

Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in Delft

Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in Delft Economische Monitor Delft 2006 Bedrijvigheid, Arbeidsmarkt en Ruimte in Delft 1 Rapporteurs: Peter Louter Pim van Eikeren Opdrachtgever: Gemeente Delft december 2006 Bureau Louter Rotterdamseweg 183c 2629HD

Nadere informatie

Economisch rapport Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle

Economisch rapport Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle Economisch rapport Zwolle 20 Opgesteld door Bureau Louter in opdracht van de gemeente Zwolle Bureau Louter april 20 Auteurs: Peter Louter (Bureau Louter) Pim van Eikeren (Bureau Louter) Bureau Louter Rotterdamseweg

Nadere informatie

De economie van Delft in beeld

De economie van Delft in beeld De economie van in beeld Peter Louter Pim van Eikeren Opgesteld in opdracht van de gemeente EMD8Brochure versie def2.indd 1 1-1-29 2:59:1 De economie van in beeld Deze brochure is in opdracht van de gemeente

Nadere informatie

Economisch rapport Goes 2018

Economisch rapport Goes 2018 Economisch rapport Goes 208 Opgesteld door 208 Auteurs: Peter Louter () Pim van Eikeren () Rotterdamseweg 83c 2629 HD Delft Telefoon: 05-2682556 peter@bureaulouter.nl www. bureaulouter.nl LEESWIJZER Jaarlijks

Nadere informatie

Samenvatting Twente Index 2016

Samenvatting Twente Index 2016 Samenvatting Twente Index 2016 Kijk voor regionale en lokale data op www.twenteindex.nl INLEIDING De Twente Index wordt door Kennispunt Twente samengesteld in opdracht van de Twente Board. De Board wil

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

De arbeidsmarkt klimt uit het dal Trends en ontwikkelingen arbeidsmarkt en onderwijs De arbeidsmarkt klimt uit het dal Het gaat weer beter met de arbeidsmarkt in, ofschoon de werkgelegenheid wederom flink daalde. De werkloosheid ligt nog

Nadere informatie

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2014 vrijwel gelijk gebleven. Het aantal werkzame personen nam af met 238; een daling van 0,2%. Het totaal komt hiermee op 117.550 full-time arbeidsplaatsen.

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 6 e editie. Opzet en inhoud 6 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de zesde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud 4 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud In 2010 verscheen de eerste editie van de Economische Monitor Voorne-Putten, een gezamenlijk initiatief van de vijf gemeenten Bernisse, Brielle,

Nadere informatie

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I In deze economische monitor vindt u cijfers over de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt van de gemeente Ede. Van de arbeidsmarkt zijn gegevens opgenomen van de tweede helft

Nadere informatie

EZ 2020. Over de veranderende rol(len) van gemeentelijke afdelingen Economische Zaken. Peter Louter www.bureaulouter.nl. Zwolle, 4 maart 2014

EZ 2020. Over de veranderende rol(len) van gemeentelijke afdelingen Economische Zaken. Peter Louter www.bureaulouter.nl. Zwolle, 4 maart 2014 EZ 2020 Over de veranderende rol(len) van gemeentelijke afdelingen Economische Zaken Peter Louter www.bureaulouter.nl Zwolle, 4 maart 2014 Drie strategische rollen 1. Preventie 2. Duiding 3. Integraliteit

Nadere informatie

Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter

Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter Vitaliteitsscan Zwolle 2011 Opgesteld door Bureau Louter Bureau Louter april 2011 Auteurs: Peter Louter (Bureau Louter) Pim van Eikeren (Bureau Louter) Bureau Louter Rotterdamseweg 183c 2629 HD Delft Telefoon:

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 5 e editie. Opzet en inhoud. Deze factsheet is de vijfde editie van de 5 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de vijfde editie van de Economische Monitor Voorne-Putten en presenteert recente economische ontwikkelingen van Voorne-Putten

Nadere informatie

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud 7 e editie Economische monitor Voorne PutteN Opzet en inhoud Deze factsheet is de zevende editie van de Economische Monitor en presenteert recente economische ontwikkelingen van als regio en de vier gemeenten.

Nadere informatie

Wonen en werken in Schouwen- Duiveland. Peter Louter. Zierikzee, 15 oktober 2010

Wonen en werken in Schouwen- Duiveland. Peter Louter.  Zierikzee, 15 oktober 2010 Wonen en werken in Schouwen- Duiveland Peter Louter www.bureaulouter.nl Zierikzee, 15 oktober 2010 Rijkenkaart Quote500 Wie is het rijkst in Schouwen-Duiveland? Jan en Roeland Voerman 95 mln. Besturen

Nadere informatie

Monitor Economie 2018

Monitor Economie 2018 Monitor Economie 2018 Economische kerncijfers van de MVSgemeenten Augustus 2018 Inhoudsopgave Economische ontwikkeling 3 Werkgelegenheid 5 Arbeidsparticipatie 10 Inkomen en uitkeringen 13 Armoede en schuldhulpverlening

Nadere informatie

Snapshots van de regionale economie

Snapshots van de regionale economie Snapshots van de regionale economie Een Groene, Gezonde en Slimme Regio Provincie Utrecht Economische groei (%) bbp/brp, Provincie Utrecht en, 1996- Beroepsniveau banen (%), Provincie Utrecht en, 4 4 7%

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2012-2013 Inleiding Begin juni 2012 verscheen de rapportage UWV Arbeidsmarktprognose 2012-2013 Met een doorkijk naar 2017". Hierin worden

Nadere informatie

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2015 aanzienlijk gestegen. Het aantal werkzame personen is toegenomen met 1,4% (1.700). Het totaal komt hiermee op ruim 119.000 arbeidsplaatsen (voltijds)

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Oktober Regionale Recessie Barometer Rotterdam. Economische verwachting tot 2011

Oktober Regionale Recessie Barometer Rotterdam. Economische verwachting tot 2011 Economische verwachting tot 2011 Oktober 2009 CONCLUSIES Zakelijke diensten, zorg en logistiek hebben een belangrijk aandeel in de Rotterdamse werkgelegenheid. Verwachte daling van werkgelegenheid in Rotterdam

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht.

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water. De positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 juni Utrecht. Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 2016 Thema Water De positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 29 juni 2016 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht Postbus 16200

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Werkgelegenheidsonderzoek 2010 2010 pr ov i nc i e g r oni ng e n Wer kgel egenhei dsonder zoek Eenanal ysevandeont wi kkel i ngen i ndewer kgel egenhei di nde pr ovi nci egr oni ngen Werkgelegenheidsonderzoek 2010 Werkgelegenheidsonderzoek

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-252 10 december 2002 9.30 uur Werkgelegenheid groeit in de zorg en daalt in het bedrijfsleven In het derde kwartaal van 2002 is het aantal banen van

Nadere informatie

Regionale arbeidsmarktprognose

Regionale arbeidsmarktprognose Provincie Zeeland Afdeling Economie Regionale arbeidsmarktprognose 2011-2012 Inleiding Begin juni 2011 verscheen de rapportage UWV WERKbedrijf Arbeidsmarktprognose 2011-2012 Met een doorkijk naar 2016".

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Trendrapportage Economie Arnhem

Trendrapportage Economie Arnhem Trendrapportage Economie Arnhem Onderzoek en Statistiek Augustus 2018 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Samenvatting 4 3 Vraag 5 3.1 Werkgelegenheid in Arnhem 5 3.2 Ontwikkelingen in de tijd 6 3.3 Arnhem in

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari Februari 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Verleende ontslagvergunningen 7 Statistische bijlage 8 Toelichting NWW

Nadere informatie

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei 2015. Utrecht.nl/onderzoek Onderzoeksflits Atlas voor gemeenten 015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht IB Onderzoek, 9 mei 015 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 86 1350 onderzoek@utrecht.nl

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400

Aantal werkzoekenden daalt in augustus met 8.400 Augustus 2008 Aantal werkzoekenden daalt in ustus met 8.400 2 Ingediende vacatures 4 Vraag en aanbod bij CWI 5 Ontslagen met toestemming CWI 6 Statistische bijlage 7 Toelichting NWW / Toelichting CWI krapte-indicator

Nadere informatie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Haaglanden en Zuid-Holland Centraal, augustus 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Haaglanden en Zuid-Holland Centraal, augustus 2017 Nieuwsflits Arbeidsmarkt Haaglanden en Zuid-Holland Centraal, augustus 2017 Daling WW-uitkeringen vlakt af In augustus blijft het aantal lopende WW-uitkeringen in Haaglanden en Zuid- Holland Centraal nagenoeg

Nadere informatie

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12

1.1 Bevolkingsontwikkeling 9. 1.2 Bevolkingsopbouw 10. 1.2.1 Vergrijzing 11. 1.3 Migratie 11. 1.4 Samenvatting 12 inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Bevolking 9 1.1 Bevolkingsontwikkeling 9 1.2 Bevolkingsopbouw 10 1.2.1 Vergrijzing 11 1.3 Migratie 11 1.4 Samenvatting 12 2. Ontwikkelingen van de werkloosheid 13 2.1 Ontwikkeling

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor juni 211 (cijfers t/m maart 211) Inhoud: 1. Werkloosheid 2. Werkloosheid naar leeftijd 3. Vacatures, bedrijven, leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en de woningmarkt?

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Werkgelegenheidsonderzoek 2011 Provincie Groningen Provincie Groningen Drs. Eelco Westerhof

Nadere informatie

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d. 230114 Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten Sinds 2010 is de Economische Monitor Voorne-Putten een signalerend document inzake de

Nadere informatie

Achtergrondrapportage

Achtergrondrapportage Achtergrondrapportage behorend bij het essay Het geheim van bedrijventerrein Noordwest Opzet rapportage Historie locatie bedrijventerrein Noordwest Eerdere bestemmingen van het gebied Planontwikkeling

Nadere informatie

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding Inleiding De werkgelegenheid in Haarlemmermeer is in 2016 aanzienlijk gestegen. Het aantal banen is toegenomen met 1% (1.500). Het totaal komt hiermee op 154.100 ( Bron CBS). Belangrijkste punten Nog nooit

Nadere informatie

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten.

Onderstaande tabel toont enkele algemene kenmerken afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de gemeenten. BIJLAGE 3: G4-Divosa Benchmark In de commissievergadering van 11 mei 2017 is toegezegd Divosa cijfers (G4 Divosa- Benchmark) met u te delen (toezegging 17/T83). Dit document bevat de G4-Benchmark van 2016.

Nadere informatie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011 In deze rapportage van het UWV WERKbedrijf worden de actuele ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt kort toegelicht. Vanuit diverse bronnen

Nadere informatie

Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers

Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers september 208 Regio Food Valley Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers regio Food Valley In aansluiting op de brochure Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers is deze aanvullende

Nadere informatie

Werkloosheid Amsterdam

Werkloosheid Amsterdam Werkloosheid Amsterdam Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 527 9459 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl Amsterdam, februari Werkloosheid in Amsterdam neemt verder

Nadere informatie

Monitor Kredietcrisis Zoetermeer

Monitor Kredietcrisis Zoetermeer Monitor Kredietcrisis Zoetermeer Economische gevolgen van de kredietcrisis 28-21 Monitor Kredietcrisis Zoetermeer ECONOMISCHE GEVOLGEN KREDIETCRISIS ZOETERMEER Samenstelling: Bestuur, afdeling FB, team

Nadere informatie

Economische Monitor Zuid-Holland 2006

Economische Monitor Zuid-Holland 2006 Economische Monitor Zuid-Holland 26 Opgesteld in opdracht van de Provincie Zuid-Holland, afdeling Economische Zaken Economische Monitor Zuid-Holland 26 Opgesteld in opdracht van de Provincie Zuid-Holland,

Nadere informatie

Werkgelegenheidsonderzoek

Werkgelegenheidsonderzoek Monitor Ruimtelijke Economie Uitkomsten Werkgelegenheidsonderzoek Provincie Utrecht 2011 (Voorlopig) Januari 2012 Afdeling Mobiliteit, Economie en Cultuur Inleiding In de periode april t/m september 2011

Nadere informatie

AgriFood Capital Monitor Belangrijkste feiten en cijfers

AgriFood Capital Monitor Belangrijkste feiten en cijfers AgriFood Capital Monitor 2018 Belangrijkste feiten en cijfers Inleiding AgriFood Capital Monitor In dit boekje presenteren wij de feiten en cijfers van de AgriFood Capital Monitor 2018*. De Monitor geeft

Nadere informatie

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Persbericht PB14 56 11 9 214 15.3 uur CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Meer werklozen aan de slag Geen verdere daling aantal banen, lichte groei aantal vacatures Aantal banen

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen Maart 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Ingediende ontslagaanvragen en verleende ontslagvergunningen 7 Statistische

Nadere informatie

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari > Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal Kernuitkomsten vergeleken, februari 2018 > www.ioresearch.nl Een barometer is gericht op het volgen en (door middel van cijfers) in beeld brengen

Nadere informatie

M201218. Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland

M201218. Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland M201218 Meer snelgroeiende bedrijven en meer krimpende bedrijven in Nederland drs. D. Snel drs. N. Timmermans Zoetermeer, november 2012 Relatief veel snelgroeiende bedrijven in Nederland In deze rapportage

Nadere informatie

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep

Zzp ers in de provincie Utrecht 2013. Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Zzp ers in de provincie Utrecht 2013 Onderzoek naar een groeiende beroepsgroep Ester Hilhorst Economic Board Utrecht Februari 2014 Inhoud Samenvatting Samenvatting Crisis kost meer banen in 2013 Banenverlies

Nadere informatie

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant Regio Zuidoost-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Zuidoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Zuidoost-Brabant.

Nadere informatie

Resultaten werkgelegenheidsonderzoek. Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR)

Resultaten werkgelegenheidsonderzoek. Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR) Resultaten werkgelegenheidsonderzoek Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR) 2013 Maarten Bergmeijer Provincie Utrecht afdeling MEC, team Economie par@provincie-utrecht.nl www.provincie-utrecht.nl/par

Nadere informatie

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht een notitie van Onderzoek 6 juni 2014 Utrecht.nl/onderzoek Colofon uitgave Afdeling Onderzoek Gemeente Utrecht 030 286 1350 onderzoek@utrecht.nl internet

Nadere informatie

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47

Statistisch Bulletin. Jaargang 70 2014 47 Statistisch Bulletin Jaargang 70 2014 47 20 november 2014 Inhoud 1. Arbeid en sociale zekerheid 3 Iets meer banen en vacatures in het derde kwartaal 3 Werkloze beroepsbevolking 4 2. Macro-economie 5 Koerswaarde

Nadere informatie

Vacatures in de industrie 1

Vacatures in de industrie 1 Vacatures in de industrie 1 Martje Roessingh 2 De laatste jaren is het aantal vacatures sterk toegenomen. Daarentegen is in de periode 1995-2000 het aantal geregistreerde werklozen grofweg gehalveerd.

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010)

Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010) Crisismonitor Drechtsteden juni 2010 (cijfers tot en met april 2010) Er zijn enkele voorzichtig positieve ontwikkelingen waar te nemen op de arbeidsmarkt en woningmarkt. Dat is kort gezegd de conclusie

Nadere informatie

Werkgelegenheid in Westfriesland Augustus 2014

Werkgelegenheid in Westfriesland Augustus 2014 Werkgelegenheid in Westfriesland Augustus 2014 Colofon Uitgave I&O Research Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn Tel.nr. 0229-282555 Rapportnummer 2014-2042 Datum Augustus 2014 Opdrachtgever De Westfriese

Nadere informatie

Economische Barometer

Economische Barometer Economische Barometer Peildatum maart 2018 Voorwoord Hierbij presenteer ik u de Economische Barometer van de gemeente Soest. In deze Economische Barometer rapporteren wij de belangrijkste en meest recente

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-196 26 september 2002 9.30 uur Werkgelegenheid commerciële sector daalt Voor het eerst sinds 1994 is het aantal banen van werknemers in commerciële bedrijven

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-071 13 november 2009 9.30 uur Licht herstel economie in derde kwartaal 2009 Kwartaal op kwartaal 0,4 procent groei economie Krimp 3,7 procent in vergelijking

Nadere informatie

Economische Monitor Hoeksche Waard 2019

Economische Monitor Hoeksche Waard 2019 Economische Monitor 29 - METING Hoe staat de er in economisch opzicht voor? Hoe heeft de arbeidsmarkt zich in de afgelopen jaren ontwikkeld? En wat zijn de vooruitzichten? Deze vragen beantwoorden wij

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Resultaten werkgelegenheidsonderzoek. Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR)

Resultaten werkgelegenheidsonderzoek. Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR) Resultaten werkgelegenheidsonderzoek Provinciaal Arbeidsplaatsen Register (PAR) 2015 Maarten Bergmeijer Provincie Utrecht afdeling MEC, team Economie par@provincie-utrecht.nl www.provincie-utrecht.nl/par

Nadere informatie

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas A. Inleiding Deze factsheet geeft een bondig overzicht van de maatschappelijke en economische

Nadere informatie

Bedrijvigheid & werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant. Tabellenboek Vestigingsregister 2014

Bedrijvigheid & werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant. Tabellenboek Vestigingsregister 2014 Bedrijvigheid & werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant Tabellenboek Vestigingsregister 2014 1 Bedrijvigheid en Werkgelegenheid in Zuidoost-Brabant Tabellen- en trendboek Vestigingenregister 2014 juni 2015

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

Minder starters in 2016

Minder starters in 2016 Vooruitzicht Starters Minder starters in 2016 Aantal starters stabiel in 2015, daling verwacht in 2016 130.000 Meer starters in de bouw, minder starters in de transport percentage, jan t/m sep 2015 t.o.v.

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen April 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen blijven stijgen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Ingediende ontslagaanvragen en verleende ontslagvergunningen 7 Statistische

Nadere informatie

Regionale economische prognoses 2016

Regionale economische prognoses 2016 Regionale economische prognoses 2016 Themabericht Rogier Aalders De breed gedragen economische groei in 2016 leidt tot productiegroei in alle sectoren en in alle regio s De Randstad, en daarbinnen vooral

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor Januari 211 (cijfers t/m oktober 21) Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en de woningmarkt? Dat leest u in deze zesde editie van de crisismonitor, die het OCD eens in de twee maanden

Nadere informatie

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk M201210 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk Arjan Ruis Zoetermeer, september 2012 Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk De leeftijd van de ondernemer blijkt

Nadere informatie

Het belang van het MKB

Het belang van het MKB MKB Regio Top 40 Themabericht Rogier Aalders De nieuwe MKB Regio Top 40 is uit. Zoals u van ons gewend bent, rangschikken we daarin de veertig Nederlandse regio s op basis van de prestaties van het MKB

Nadere informatie

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen Juni 2009 Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen 2 Ingediende vacatures 5 Vraag en aanbod bij UWV WERKbedrijf 6 Ingediende ontslagaanvragen en verleende ontslagvergunningen 7 Statistische bijlage 8 Toelichting

Nadere informatie

Ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid 2003

Ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid 2003 Ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid O&S december 1 1. Inleiding In voorliggende notitie wordt de stand van zaken ten aanzien van de werkgelegenheid (1 april ) en werkloosheid (1-10-) in s-hertogenbosch

Nadere informatie

Juni Economische Barometer Bollenstreek. Verwachting voor 2011 en 2012

Juni Economische Barometer Bollenstreek. Verwachting voor 2011 en 2012 Verwachting voor 2011 en 2012 Juni 2011 CONCLUSIES Geleidelijk herstel van Nederlandse economie in 2011 en 2012. Regionale groei van werkgelegenheid in zakelijke dienstverlening was in 2010 sterker dan

Nadere informatie

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2013

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2013 Nieuwsflits Arbeidsmarkt Januari 2013 Inhoudsopgave WW-uitkeringen 2 Niet-werkende werkzoekenden geregistreerd bij UWV WERKbedrijf 4 Ingediende vacatures UWV 5 Ingediende ontslagaanvragen en verleende

Nadere informatie

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012

WERKGELEGENHEID REGIO WATERLAND 2012 1.1 Arbeidsplaatsen De regio Waterland telt in totaal 61.070 arbeidsplaatsen (dat zijn werkzame personen). Daarvan werkt 81 procent 12 uur of meer per week (49.480 personen). Het grootste deel van de werkgelegenheid

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen opnieuw licht gedaald

April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen opnieuw licht gedaald April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) - 471.100 werkzoekenden geregistreerd bij UWV WERKbedrijf - Daling jonge werkzoekenden - Vooral daling agrarische beroepen en technische/industriële

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor oktober 211 (cijfers t/m september 211) Inhoud: 1. Werkloosheid 2. Werkloosheid naar leeftijd 3. Vacatures, bedrijven, leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en

Nadere informatie

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder Persbericht PB13-070 14 november 2013 09.30 uur Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder - Economie groeit in derde kwartaal met 0,1 procent ten opzichte van tweede kwartaal - 46 duizend

Nadere informatie

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant

Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant Factsheetrapportage sector biobased economie De provincie Noord-Brabant heeft door Etil het onderzoek 'Arbeidsmarktanalyse HCA Noord-Brabant' laten uitvoeren. Om het

Nadere informatie

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB M200413 Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB A.M.J. te Peele Zoetermeer, 24 december 2004 Beperkte groei werkgelegenheid MKB in 1999-2002 De werkgelegenheid in het MKB is in 2002 met 3% toegenomen

Nadere informatie

Werkgelegenheidscijfers gemeente Geldermalsen

Werkgelegenheidscijfers gemeente Geldermalsen Werkgelegenheidscijfers gemeente Geldermalsen In de commissievergadering Bestuur en Middelen op 9 februari 2016 is aangegeven dat er behoefte is aan meer inzicht in de werkgelegenheidscijfers in de gemeente

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-042 19 juli 9.30 uur Werkloosheid verder opgelopen In juni 6,3 procent werkloos Een jaar lang stijgende lijn werkloosheid 291 duizend WW-uitkeringen

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie