BESLUIT omgevingsvergunning

Transcriptie

1 BESLUIT omgevingsvergunning voor: het intrekken van de omgevingsvergunningen milieustraat gemeente Menterwolde van: SUEZ Nederland Holding B.V. locatie: Oosterweg 41 te Muntendam vth-nummer: Z bevoegd gezag: Provincie Groningen archiefnummer: GR-L

2 Inhoudsopgave 1 Besluit Aanvraag Besluit kennisgeving en ter inzagelegging Beroep en voorlopige voorzieningen Inwerkingtreding Ondertekening verzending Procedure Uitgebreide procedure Reden intrekken omgevingsvergunningen Bevoegd gezag Adviezen en zienswijzen Verklaring van geen bedenkingen Inhoudelijke overwegingen Toetsingskader Overweging Resultaten beoordeling bodemonderzoeken conclusie... 8 Pagina: 2/8

3 1 Besluit 1.1 Aanvraag Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen heeft op 3 maart 2017 een verzoek als bedoeld in artikel 2.33 lid 2 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen voor het intrekken van de vigerende omgevingsvergunningen in verband met het beëindigen van de activiteiten. De aanvraag is ingediend door SUEZ Nederland Holding B.V. Het verzoek heeft betrekking op de locatie Oosterweg 41 te Muntendam. 1.2 Besluit Het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen heeft besloten: 1. gelet op art lid 2 onder d de omgevingsvergunningen: - WM nr /12, MV vergunninghouder SITA Recycling Services Noord B.V ; - Wm-wijziging nr Vergunninghouder: SITA Recycling Services Noord B.V in te trekken; 1.3 kennisgeving en ter inzagelegging Van dit besluit wordt kennisgegeven op de provinciale website en in het Dagblad van het Noorden, editie Noord. Het besluit ligt vanaf 16 september 2017 t/m 28 oktober 2017 in het gemeentehuis van Menterwolde en het provinciehuis van Groningen gedurende zes weken ter inzage. 1.4 Beroep en voorlopige voorzieningen Tegen de beschikking kan beroep worden ingesteld door: a. belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbesluit naar voren te hebben gebracht; b. de adviseurs(s) die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid advies uit te brengen over het ontwerpbesluit; c. belanghebbenden die een zienswijze naar voren hebben gebracht naar aanleiding van het ontwerpbesluit; d. belanghebbenden die het niet eens zijn met de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Beroep moet binnen zes weken na de datum van terinzagelegging van het besluit worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, afdeling Bestuursrecht, Postbus 150, 9700 AD Groningen. Als onmiddellijke spoed dit vereist, bestaat de mogelijkheid om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen bij de Voorzieningenrechter in Groningen (rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, afdeling Bestuursrecht, Postbus 150, 9700 AD Groningen) Hieraan zijn wel kosten verbonden. U kunt het beroepschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening ook digitaal indienen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Pagina: 3/8

4 1.5 Inwerkingtreding De omgevingsvergunning treedt in werking op 28 oktober 2017 tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend. In dat geval treedt de omgevingsvergunning pas in werking nadat op dat verzoek is beslist. 1.6 Ondertekening Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen namens dezen, De heer A.J. Klijn Afdelingshoofd Primair Proces 1.7 verzending Verzonden op: 16 september 2017 Een exemplaar van dit besluit is verzonden aan: SUEZ Nederland Holding B.V.; Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen; Gemeente Menterwolde. Pagina: 4/8

5 2 Procedure 2.1 Uitgebreide procedure Dit besluit is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. De ontvangst van de aanvraag is op 6 februari 2017 bevestigd aan de aanvrager. De wijziging van procedure is op 31 maart 2017 gemeld bij de aanvrager. 2.2 Reden intrekken omgevingsvergunningen SITA Recycling Services Noord BV, thans SUEZ Recycling en Recovery Netherlands heeft in opdracht van gemeente Menterwolde een milieustraat beheerd welke gelegen was aan de Oosterweg 41 te Muntendam. De milieustraat van SITA Recycling Services Noord BV was ingericht voor de afgifte van afvalstoffen van particulieren (huishoudens). Medio oktober 2016 zijn de activiteiten op de milieustraat, in samenspraak met gemeente Menterwolde, beëindigd. Per 1 januari 2017 is het huurcontract met de eigenaar van het perceel, waarop de milieustraat was gesitueerd, beëindigd. De vergunninghouder heeft verzocht de vigerende omgevingsvergunningen in te trekken. 2.3 Bevoegd gezag Gelet op de gevoerde activiteiten en op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage, zijn wij bevoegd te beslissen op het verzoek. Wij zijn er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving. 2.4 Adviezen en zienswijzen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo en de artikelen 6.1 tot en met 6.4 Bor zijn er geen adviesverzoeken uitgezet. Op het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ontvangen. 2.5 Verklaring van geen bedenkingen Volgens artikel 2.29 lid 1 Wabo dient het bevoegde gezag verklaring van geen bedenkingen bij het bestuursorgaan dat bevoegd was een verklaring te vragen voor zover het betreft de activiteiten waarvoor de verklaring is gegeven. Destijds is voor onderhavige inrichting geen Verklaring van geen bedenkingen nodig. Een nieuwe verklaring ten behoeve voor het positief besluiten op het verzoek is derhalve niet nodig. Pagina: 5/8

6 3 Inhoudelijke overwegingen 3.1 Toetsingskader Ingevolge artikel 2.33, derde lid, Wabo kan de omgevingsvergunning slechts worden ingetrokken indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieu hygiënische toetsingskader daarvoor. Gelet op artikel 2.14, lid 1 onder a Wabo hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing: 1. de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken; 2. de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; 3. de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; 4. de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; 5. het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert. 3.2 Overweging Het preventieve bodembeschermingbeleid gaat ervan uit dat (zelfs) een verwaarloosbaar bodemrisico nooit volledig uitsluit dat een belasting van de bodem optreedt. Om die reden is altijd bodembelastingonderzoek noodzakelijk. Het bodembelastingonderzoek richt zich op de afzonderlijke activiteiten en de aldaar gebruikte stoffen. Bodembelastingonderzoek bestaat uit het vastleggen van de nulsituatie bodemkwaliteit voorafgaand aan, of zo spoedig mogelijk na, de start van de desbetreffende activiteit(en) en een vergelijkbaar eindsituatie bodemonderzoek na het beëindigen van de desbetreffende activiteit. Het nulsituatie onderzoek moet ten minste duidelijkheid verstrekken over: - de locatie van bemonsteringspunten rekening houdend met de mobiliteit van de gebruikte stoffen en de lokale grondwaterstroming; - de wijze waarop de desbetreffende stoffen moeten worden gedetecteerd, bemonsterd en geanalyseerd; - de bodemkwaliteit ter plaatse van bemonsteringslocaties. De vastgelegde bodemkwaliteit geldt als uitgangspunt bij de beoordeling of ten gevolge van de desbetreffende activiteiten bodembelasting heeft plaatsgevonden en of bodemherstel nodig is. De noodzakelijke werkzaamheden als vermeld in de Regeling bodemkwaliteit dienen te zijn uitgevoerd door een erkende instantie als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Wettelijke gronden De voorschriften t/m van de vigerende omgevingsvergunningen met betrekking tot het bodembelastingsonderzoek naar de eindsituatie en de herstelplicht bij geconstateerde verontreiniging, Pagina: 6/8

7 waren destijds op grond van artikel 8.13 van de Wet milieubeheer gesteld en blijven van kracht nadat de onderhavige omgevingsvergunning vervalt of wordt ingetrokken. De basis hiervoor wat artikel 8.16 sub c van de Wm. In dit artikel werd gesteld dat voorschriften van kracht kunnen blijven nadat een vergunning haar gelding heeft verloren. De genoemde artikelen van de Wet milieubeheer zijn vervallen. Hiervoor zijn de artikelen 2.23 t/m 2.23b Wabo voor in de plaats gekomen. De wettelijke omzetting is nader uitgewerkt in het document TK , 31953, nr. 3, Memorie van toelichting Invoeringswet Wabo. Het eindsituatieonderzoek dient minimaal betrekking te hebben op de plaatsen waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden die normaliter ook bij het nulsituatieonderzoek onderzocht en vastgelegd zijn in de rapporten: - Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek R.W.Z.I te Muntendam., rapportnummer VN , d.d ; - Verkennend bodem- en asbestonderzoek, Wiertsema & Partners, kenmerk VN dd Voor de plaatsen die niet bij de nulsituatie zijn onderzocht, gelden de algemene voorwaarden uit het Activiteitenbesluit c.q. de Wm (o.a. de zorgplichtartikelen) en de voorschriften uit de omgevingsvergunning (WABO-DLZ ). Daar waar de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit niet in voorziet, is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Bij het verzoek tot intrekken van de vigerende omgevingsvergunningen is een eindsituatieonderzoek overlegd (Enviso Ingenieursbureau, kenmerk EN03994 d.d ). Historie Op onderhavige locatie was vanaf de jaren '80 een waterzuivering in werking geweest. Vanaf 2009 t/m 2016 is het terrein in werking geweest voor inzameling, scheiden en afvoeren van afval. Op het middenterrein van de inrichting is veel gewerkt met een kraanmachine. Hiervoor was een bovengrondse dieselolietank aanwezig ten behoeve van de aanwezige kraanmachine. Er is in 1996 een nulsituatie uitgevoerd, Verkennend milieukundig bodemonderzoek R.W.Z.I. te Muntendam, Wiertsema & Partners, kenmerk VN dd : Zintuiglijk bleek dat ter hoogte van een tweetal boringen, geringe dikte slibsporen zijn waargenomen. In de mengmonsters van de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan minerale olie boven de achtergrondwaarde aangetroffen; de ondergrond is schoon. In het grondwater zijn lichte verhoogde gehalten aan chroom en zink aangetroffen. Op basis van de zintuiglijke waarnemingen en de overeenkomsten in concentratieniveau van de verschillende peilbuizen wordt aangenomen dat het hier om niet-antropogeen verhoogde gehalten gaat. In 2010 is ten behoeve van de milieustraat een nulsituatie onderzoek uitgevoerd, VO en VO asbest, Wiertsema & Partners, kenmerk VN dd In de bovengrond is een bijmenging aan bodemvreemd materialen, zoals puin, fiberglas, glasvezel, verbrandingsresten en kooldeeltjes aangetroffen. Bij boring B4 is een zogenaamd stortgat aangetroffen. Uit de analyses bleek dat er alleen lichte verontreinigingen met PAK, PCB en minerale olie aanwezig zijn. Uit de analyseresultaten van asbest was gebleken dat er geen aanwezigheid van asbest is. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en molybdeen. Met betrekking tot de opstelplaatsen van de zeecontainer (tijdelijke opslag van KGA) en de brandstoftank zijn er geen verontreinigingen met minerale en vluchtige aromaten aangetoond. Pagina: 7/8

8 3.3 Resultaten beoordeling bodemonderzoeken Het eindonderzoek is vastgelegd in het onderzoeksrapport (Enviso Ingenieursbureau, kenmerk EN03994 d.d ). De rioolwaterzuiveringsinstallatie is in 1996 naar aanleiding van het aanvragen van een vergunning in het kader van een milieuvergunning in een verkennend bodemonderzoek onderzocht. De installatie was sinds begin jaren '80 al in gebruik. In 2009 is deze activiteit gestaakt en in 2010 is een nieuwe nulsituatie vast gesteld voor de toekomstige milieustraat. Voor de huidige eindsituatie van de milieustraat is dus het onderzoek van 2010 relevant. Uit de resultaten van het nulsituatie onderzoek milieustraat 2010 bleek dat de bodem licht verontreinigd is met PAK, PCB en minerale olie. Op basis van de onderzoeksresultaten van het Eindsituatie- onderzoek kan geconcludeerd worden dat de bovengrond over het algemeen licht verontreinigd is en de ondergrond niet verontreinigd. In het nulsituatie onderzoek werden in de bovengrond al veel bijmengingen van bodemvreemd materiaal aangetroffen. Deze situatie blijkt uit het huidige onderzoek ook niet te zijn veranderd. - Het onderzoek is conform de onderzoeksopzet en de NEN 5740 uitgevoerd. In die zin is de eindsituatie van de bodembedreigende activiteiten voldoende vastgesteld; - Op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat de bovengrond en het 3.4 conclusie grondwater van de locatie over het algemeen licht verontreinigd zijn en de ondergrond niet verontreinigd is. In vergelijking met de nulsituatie van 2010 is de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem niet verder verontreinigd geraakt: het blijft licht verontreinigd. De eindsituatie is voldoende vastgesteld. Vanuit voornoemde toetsingskaders hebben wij geen bedenkingen tegen het intrekken van de onderhavige omgevingsvergunningen: - WM nr /12, MV vergunninghouder SITA Recycling Services Noord B.V ; - Wm-wijziging nr Vergunninghouder: SITA Recycling Services Noord B.V Pagina: 8/8