Individueel. competentieprofiel. Naam: Werkvloerbegeleider. Terug naar overzicht

Transcriptie

1 Competentie: Anticiperen Definitie: Voorziet veranderingen in de bestaande situatie en speelt daar doeltreffend op in. Datum afnames 1. Reageert actief op veranderingen binnen de eigen functie. Kan op tijd inschatten of een verandering consequenties heeft voor de eigen taak en welke acties nodig zijn. 2. Doorziet wanneer een aangekondigde verandering binnen de eigen dienst consequenties heeft voor zichzelf en de eigen medewerkers, schat de impact van de verandering in en handelt daarnaar. Communiceert de aangekondigde veranderingen naar de eigen medewerkers en andere collega s, kan de gevolgen schetsen en kan afspraken maken over mogelijke acties. 3. Reageert proactief op veranderingen die zich binnen de organisatie afspelen en die uiteindelijk van invloed kunnen zijn binnen de eigen dienst of afdeling. Schat de consequenties van deze veranderingen goed in en onderneemt actie. 4. Overziet de consequenties van veranderingen die zich in de omgeving van de organisatie afspelen en schat de impact hiervan in. Weet welke acties nodig zijn om met deze verandering om te gaan en zet die acties in. M L/C M L/C M L/C M L/C M L/C

2 Competentie: Beheersing operaties Definitie: Op effectieve wijze, binnen gegeven doelen, prioriteiten bepalen. Benodigde acties, tijd en middelen aangeven om deze doelen te kunnen bereiken en het (doen) bewaken van de voortgang. Datum afnames 1. Werkt onder tijdsdruk alles tijdig en correct af. Pakt de zaken efficiënt aan. Kan inspelen op wijzigende omstandigheden. Ontwikkelt een aanpak die blijk geeft van doorzicht en overzicht. 2. Zet schaarse middelen (mensen, instrumenten, ) zo in dat ze optimaal benut worden. Splitst een opdracht adequaat op in deelopdrachten en gaat stapsgewijs en goed doordacht te werk. Organiseert zich op zodanige wijze dat hij een overzicht kan bewaren. 3. Houdt bij het opmaken van een planning op een realistische wijze rekening met de beschikbare middelen. Voorziet voor een omvangrijke opdracht in een actieplan met benodigde budgetten, middelen, mensen en informatie. 4. Bepaalt de procedures en werkmethodes die zullen worden gevolgd om de doelen te bereiken. Ontwikkelt systemen en methodes om te anticiperen op onvoorziene omstandigheden. Stemt de werkaanpak van de eigen organisatie af op de werkaanpak of verwachtingen van andere betrokken partijen. M L/C M L/C M L/C M L/C M L/C

3 Competentie: Interpersoonlijke sensitiviteit Definitie: Gedrag dat getuigt van het onderkennen van de gevoelens en behoeften van anderen. Zich verplaatsen in anderen en zich bewust tonen van de invloed van het eigen handelen op anderen (anderen: medewerkers, collega s, klanten, hiërarchie, = 360 -inlevingsvermogen). Datum afnames 1. Benadert de ander met oog voor zijn culturele context, geslachtsgebonden eigenschappen, mogelijke beperkingen en kan daar vlot mee omgaan. Houdt rekening met de omstandigheden waarin de ander zich bevindt. Leidt uit het gedrag van de ander specifieke behoeften af. 2. Leeft zich in de denk- en gevoelswereld van de ander in en gaat adequaat in op persoonlijke of emotionele boodschappen. Heeft inzicht in het eigen non-verbale gedrag. Communiceert begrip voor de gevoelens, de behoeften en de belangen van de ander. Speelt gepast in op impliciete en onuitgesproken gevoelens van anderen. 3. Kan de gevoeligheden en de reacties van het werkveld goed inschatten. Blijft efficiënt functioneren in een omgeving met onuitgesproken agenda s en weerstanden. Is gevoelig voor de behoeften van collega s die eveneens in het eigen beleidsdomein verantwoordelijkheid dragen. 4. Houdt bij beleidsvoorbereiding rekening met standpunten van relevante interne en externe actoren. Voelt aan wat gevoelig is voor de politieke opdrachtgever en speelt daarop in. M L/C M L/C M L/C M L/C M L/C

4 Competentie: Motiveren Definitie: Stimuleren van anderen tot actie en betrokkenheid om een bepaald resultaat te bereiken. Datum afnames 1. Kan medewerkers activeren om een taak uit te voeren. Stelt gedrag dat aantoont dat de uitvoering van de taak belangrijk is, ook indien tijdsdruk of tegenslag dit moeilijk maakt. Laat medewerkers enkel taken uitvoeren die hij zelf kan en wil uitvoeren indien noodzakelijk. Toont waardering voor het uitgevoerde werk. 2. Weet door een gepaste communicatiemix bij mensen de juiste snaar te raken om ze ergens voor te enthousiasmeren. Kan het waarom van taken verduidelijken. Gaat gepast in op signalen van weerstand en gebruikt deze om de eigen visie te ondersteunen. Koppelt de juiste resultaten terug aan de juiste medewerkers om het belang van het werk aan te tonen. Geeft mensen regelmatig erkenning voor hun bijdrage. 3. Stimuleert collega s van buiten de eigen afdeling om mee te werken aan zijn doelstellingen. Creëert betrokkenheid bij andere afdelingen. Inspireert en enthousiasmeert collega s om gezamenlijk een bepaald resultaat te bereiken. Communiceert extern over de bereikte resultaten. 4. Inspireert medewerkers om mee te denken en te werken aan de strategische keuzes binnen de organisatie. Creëert betrokkenheid bij relevante actoren van buiten de organisatie om mee te denken en te werken aan de doelstellingen van de organisatie.

5 Competentie: Probleemanalyse Definitie: Weet problemen te signaleren, belangrijke informatie te herkennen, verbanden te leggen tussen gegevens. Spoort mogelijke oorzaken op. Datum afnames 1. Herkent concrete problemen binnen het eigen werkveld en signaleert waar informatie ontbreekt. Gebruikt meerdere informatiebronnen en schat de informatiebronnen in op hun objectieve waarde. Vraagt door om de gewenste informatie te verkrijgen. Behoudt het overzicht over de deelaspecten van een probleem, bepaalt eerst de hoofdlijnen en detailleert later. 2. Benoemt oorzaak en gevolg van problemen. Deelt problemen op in onderdelen en onderscheidt hoofd- en bijzaken. Stelt patronen vast binnen het eigen organisatiedeel en dringt door tot de kern van de zaak. Benadert een probleem vanuit verschillende gezichtspunten. Integreert nieuwe met bestaande informatie en legt verbanden tussen de verschillende informatiebronnen. 3. Zoekt gericht informatie en oplossingen over de grenzen van het eigen vakgebied/beleidsterrein. Signaleert omgevingsproblemen die betrekking hebben op het eigen organisatiedeel, legt verbanden met de eigen werking, doorziet structuren en trekt gegronde conclusies. Beschouwt complexe vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken op grond van onvolledige informatie. 4. Is in staat inzicht te verwerven in complexe interne en externe vraagstukken met gevolg voor de lange termijn. Ziet trends en patronen in ogenschijnlijk nietgerelateerde feiten. Kan tegengestelde oordelen van anderen integreren in de eigen analyse. Analyseert complexe dossierproblemen, herformuleert die naar hanteerbare vragen en relateert deze aan de strategische ambities van de organisatie.

6 Competentie: Samenbindend leiderschap Definitie: Het geven van richting en sturing aan een groep, onder meer door het stellen van doelen. Het tot stand brengen en handhaven van doeltreffende samenwerkingsverbanden. Datum afnames 1. Weet van de leden van het eigen team een groep te maken, creëert een wij-gevoel. Toont waardering naar de groep en betrekt de leden bij de besluitvorming. Weet tegenstellingen tussen groepsleden te overbruggen en ondersteunt bij conflicten. 2. Kan duidelijk het gemeenschappelijk doel schetsen binnen het eigen team en dit kaderen in de organisatiedoelstellingen. Weet medewerkers aan te zetten tot actie en betrokkenheid om dit doel te realiseren. Kan duidelijk communiceren over beslissingen die genomen zijn binnen de organisatie. 3. Initieert en bevordert de teamgeest en samenwerkingsbereidheid tussen diverse teams of afdelingen. Kan meningsverschillen tussen teams overbruggen. Zorgt voor een groepsgevoel binnen de organisatie of afdeling. Kan de organisatiedoelstellingen schetsen en diverse teams samen laten werken aan de realisatie hiervan. 4. Maakt samenwerkingsverbanden mogelijk van de organisatie met andere organisaties. Bevordert de samenhorigheid en de samenwerking tussen diverse organisaties. Weet tegenstellingen tussen organisaties te overbruggen door hen een gemeenschappelijk doel te schetsen.

7 Competentie: Integriteit Definitie: Op consistente wijze handhaven van algemeen aanvaarde sociale en ethische normen in woord en gedrag. Het daarop aanspreekbaar zijn en het aanspreken van anderen hierop. Datum afnames 1. Handelt naar de algemeen geldende waarden in de organisatie en draagt de waarden uit, ook indien de verleiding groot is hiervan af te wijken. Is eerlijk en betrouwbaar, toegankelijk en bereikbaar, toont respect naar anderen. 2. Respecteert en beschermt aan hem toevertrouwde vertrouwelijke informatie. Maakt geen misbruik van specifieke kennis of omstandigheden die verworven zijn door de uitoefening van de functie. Speelt geen medewerkers, klanten of collega s tegen elkaar uit om eigen voordeel te behalen. 3. Heeft kennis van normen en waarden vanuit andere culturen. Heeft een duidelijke mening en staat open voor de mening van anderen. Heeft geen vooroordelen. Stimuleert respect en openheid in de omgang met anderen. 4. Signaleert niet integer gedrag en onderneemt hiertegen actie. Voorkomt belangenverstrengeling door het openlijk bespreken van de verschillende belangen.

8 Competentie: Mondelinge uitdrukkingsvaardigheden Definitie: Ideeën en meningen in begrijpelijke taal aan anderen mondeling duidelijk maken. Datum afnames 1. Spreekt rustig en duidelijk verstaanbaar Nederlands (snelheid, volume, articulatie). Communiceert to-the-point en legt (technische gegevens) op een begrijpelijke wijze uit. Ondersteunt zijn boodschap met aangepast non-verbaal gedrag en gebruikt desnoods hulpmiddelen. 2. Is zich bewust van de toehoorder en past het taalgebruik hieraan aan. Is in uitleg rustig en zeker net zolang totdat de boodschap volledig bij de andere is overgekomen. Toetst ook af of de boodschap is overgekomen en beantwoordt vragen helder en duidelijk. 3. Kan moeilijke (abstracte) begrippen, procedures en beleidskwesties in voor andere begrijpelijke taal toelichten. Beïnvloedt het gesprek en de sfeer door gevoelens te benoemen maar houdt tegelijk de relatie goed. Spreekt voor kleine groepen (<10p). Bouwt een betoog logisch op en houdt de aandacht vast. 4. Kan complexe zaken aangaande de organisatie in voor allen begrijpbare bewoordingen uitleggen. Spreekt voor grote groepen (>10p) en verkrijgt hiervan begrip. Gebruikt herkenbare voorbeelden en vergelijkingen om voorstellen en boodschappen meer kracht bij te zetten.

9 Competentie: Samenwerken Definitie: Draagt bij aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer dit niet van direct persoonlijk belang is. Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken Datum afnames 1. Houdt rekening met de mening van collega s. Toont respect voor de verscheidenheid van collega s en behandelt hen met respect, ongeacht hun positie, achtergrond of opvatting. Geeft informatie en kennis door die voor anderen belangrijk kan zijn. Aanvaardt groepsbeslissingen en komt afspraken na. 2. Vraagt spontaan en proactief de mening van collega s. Houdt rekening met de gevoeligheid en de verscheidenheid van collega s. Stemt de eigen inbreng, prioriteiten en aanpak af op de behoeften van de groep. Biedt hulp aan bij problemen en steunt de voorstellen van anderen ook al vallen deze niet onder de eigen taak. 3. Moedigt andere aan om hun ideeën te uiten, onderling van gedachten te wisselen en gezamenlijk oplossingen te vinden, ook over zaken die het eigen werk overstijgen. Bevordert de goede verstandhouding, de teamgeest en het respect voor de verscheidenheid. Betrekt anderen bij het formuleren van doelstellingen en het nemen van beslissingen die op hen een impact hebben. Verwerkt meningen van anderen in eigen ideeën, plannen en werkwijzen. 4. Werkt actief aan het scheppen van een goede vertrouwensband met andere organisatie-afdelingen of andere organisaties. Creëert en benut hiervoor de gepaste communicatiekanalen en stimuleert overleg rond aangelegen die de eigen organisatie overstijgt. Toont een goed inzicht in waar de eigen sterke punten liggen en waar die van (potentiële) samenwerkingspartners.

10 Competentie: commercieel inzicht Definitie: het vermogen in te spelen op de vragen en behoeften van klanten en mogelijkheden en kansen onderzoeken, uitvoeren en evalueren om de verkoop van goederen te stimuleren. Datum afnames 1. Helpt klanten op een vriendelijke en adequate wijze voort, ook wanneer deze klachten hebben. Onderneemt concrete actie s om de problemen en klachten van klanten op te lossen en het winkelen aangenaam te maken. Heeft oog voor een algemene orde en netheid in de winkel. Vind een evenwicht tussen het volgen van regels en procedures en het maken van een uitzondering voor klanten indien nodig. 2. Creëert zelf kansen en mogelijkheden om de verkoop in de winkel te stimuleren. Kan informatie van klanten nuttig aanwenden om verbeterpunten te formuleren tijdens overleg en zelf concrete actie s uit te proberen. Kan een inschatting maken van financiële gevolgen van commerciele actie s /voorstellen. Kent de markt. 3. Onderzoekt gericht de wensen, behoeften en verwachtingen van klanten. Zoekt en ontdekt zelf nieuwe verkoopmogelijkheden en zet deze om in succesvolle trajecten. Wend informatie van klanten of medewerkers aan om de eigen dienstverlening kritisch in vraag te stellen en past zo nodig heersende afspraken/procedures aan ter verbetering. Bouwt en onderhoudt actief een divers netwerk. 4. Gaat actief op zoek naar nieuwe mogelijkheden en kansen op basis van veranderingen in behoeften van de organisatie zelf of van de samenleving. Voert een actieve commerciële strategie en stemt verschillende organisatie-onderdelen hiervoor op elkaar af. Legt meetbare doelstellingen vast op het vlak van klantgerichtheid en verkoop en zet systemen op voor een kwaliteitsvolle aanpak. M L/C M L/C M L/C M L/C M L/C