Martha Pelkman Tekstbureau DrsPee

Transcriptie

1 Martha Pelkman Tekstbureau DrsPee

2 Structuurwerkblad Dit is je structuurwerkblad. Dit werkblad is straks je spoorboekje bij het schrijven van je eigen verhaal. Je mag de antwoorden die je geeft altijd veranderen, zo vaak als je wil, iedere keer als je verhaal zich verder ontwikkelt in de loop van de cursus. Als je dit werkblad print, bewaar het dan ergens waar je het kunt terugvinden. Je kunt de vragen op dit blad beantwoorden, maar ook een notitieboek gebruiken dat je bij je draagt om je verhaalideeën in op te schrijven. Les 1: De ingrediënten van een verhaal Wie is je hoofdpersoon, de protagonist? Wat is het doel van je hoofdpersoon? Wat is de winst / het verlies voor de hoofdpersoon? Welke problemen moet de hoofdpersoon overwinnen? Waar en wanneer speelt het verhaal zich af? De samenvatting van je verhaal in een zin: Oefening: de flaptekst Stel jezelf de flaptekst van je boek voor. Schrijf de flaptekst op in maximaal vijf zinnen. De flaptekst geeft in ieder geval antwoord op deze vragen: 1. Wie is de hoofdpersoon? 2. Waar en wanneer speelt het verhaal zich af? 3. Wat is het doel van de hoofdpersoon? 4. Wat is het belangrijkste obstakel dat de hoofdpersoon moet overwinnen om zijn doel te behalen? Eventueel kun je ook de sfeer van de roman aangeven en het type roman. Je kunt zelfs een hint geven naar het thema van de roman.

3 Les 2: je personages en het plot Je tegenstander Wie zit je hoofdpersoon in de weg? Het doel van de tegenstander Meestal heeft de tegenstander een doel dat onverenigbaar is met het doel van de hoofdpersoon. Maar een van beiden kan slagen. De motieven van de tegenstander Wat is het belang van de tegenstander? Waarom is zijn doel zo belangrijk voor hem? De medestanders of vrienden van de hoofdpersoon Wie kan je hoofdpersoon helpen om zijn doel te behalen? Een personage dat de zwaktes van je hoofdpersoon laat zien Bedenk een karakter dat bij jouw hoofdpersoon de slechtste kant van zijn karakter naar boven brengt. Als je hoofdpersoon bijvoorbeeld een bangerik is, dan kan het iemand zijn waar hij of zij bang voor is. Of, als je hoofdpersoon snel boos wordt, dan kan het iemand zijn die hem irriteert. Andere personages die problemen veroorzaken voor je hoofdpersoon Deze is optioneel. Meestal niet te vinden in korte verhalen, wel bij de langere. Welk karakter is een positief of negatief voorbeeld van je hoofdpersoon Bedenk een karakter die jouw hoofdpersoon in potentie zou kunnen worden.

4 Les 4: de eerste akte het begin van het verhaal Wat is het genre van je verhaal? Bijvoorbeeld: literaire thriller, fantasy, spanning, detective. Als je niet zeker weet, onder welk genre je het verhaal moet onderbrengen, kijk dan eens naar vergelijkbare verhalen op bol.com en kijk onder welk genre die gecategoriseerd staan. Wat wordt het belangrijkste gevoel of de emotionele sfeer in het verhaal? Wordt het bijvoorbeeld, grappig, verdrietig, romantisch, ijzingwekkend of hartverwarmend? Les 5: de tweede akte het midden Ideeën voor plot complicaties Probeer op zijn minst vijf problemen te bedenken die het moeilijker maken voor je hoofdpersoon om zijn doel te bereiken.

5 Oefening: reacties uitlokken Maak een lijst van vijf verschillende acties van een tegenstander, die een reacties uitlokken van je hoofdpersoon. Zorg ervoor dat je hoofdpersoon wel moet reageren op de tegenstander. Noteer hoe je hoofpersoon zou reageren op iedere actie van de tegenstander; Noteer hoe de tegenstander zou kunnen reageren op de reactie van de hoofdpersoon.

6 Les 6: de tweede akte het midden de climax De climax van het verhaal De climax van het verhaal is het belangrijkste keerpunt in het verhaal. Het is meestal een gevecht of confrontatie die beslist of de hoofdpersoon zijn doel zal halen of niet. Vat hier kort samen wat er zou kunnen gebeuren tijdens de climax van je verhaal. Les 7: de derde akte het einde Ideeën voor het einde van je verhaal Bedenk vijf mogelijke eindes voor je verhaal en schrijf die ideeën hier op.