Schriftelijke reactie toezegging

Transcriptie

1 Schriftelijke reactie toezegging commissie : DSO Datum vergadering : 14 januari 2014 Onderwerp Toezegging gedaan door : Aanvulling uitgangspuntennotitie Buitengebied : Wethouder Akkerman Omschrijving toezegging: N.a.v. agendapunt 10 Aanvulling uitgangspuntennotitie Buitengebied wordt toegezegd op alle tijdens de commissievergadering gestelde vragen een schriftelijke reactie te geven (voor de gestelde vragen wordt verwezen naar het digitale verslag). Vragen vanuit de commissie DSO m.b.t. de MER en de uitgangspuntennotitie 1. Hoe kan worden gegarandeerd dat er in de toekomst geen toename is van de stikstofdepositie of dat deze is afgenomen? (D66) Een methode die tegenwoordig gemeen goed is geworden, is het opnemen van een nieuwe vorm van "strijdig gebruik" of in de vorm van een voorwaardelijke bepaling in de planregels. Op basis van een dergelijke regel is het alleen mogelijk een dierenverblijf als zodanig in gebruik te nemen nadat de gebruiker heeft aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de emissie/depositie. 2. Moet de gemeente nu weer ouderwets een ammoniakboekhouding bijhouden? De mate waarin er een boekhouding bijgehouden moet worden hangt af van de formulering van de gebruiksregel. Als deze beperkt wordt tot de emissies uit het eigen perceel (en het uitwisselen van emissies tussen percelen niet toelaat) is een gemeentelijke boekhouding niet nodig. Het uitwisselen van emissies tussen percelen ligt sowieso zwaar onder vuur in de recente jurisprudentie. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de provincie Noord Brabant hun depositiebank tot nader order buiten werking heeft gesteld. 3. Waarover nemen wij als raad nu een besluit? De raad wordt meegenomen in het proces van het opstellen van de PlanMER. Uit de uitgevoerde berekeningen komt naar voren dat de Uitgangspuntennotitie Buitengebied niet uitvoerbaar is op het punt van erfvergrotingen bij recht tot 1,5 ha omdat dit een strijdige situatie met de Natuurbeschermingswet tot gevolg heeft. Om deze reden wordt de raad voorgesteld de uitgangspuntennotitie bij te stellen. Immers de uitspraken van de AbRvS en de uitkomsten van de berekeningen maken duidelijk dat een aanpassing noodzakelijk is. Hoe de concrete invulling van het bestemmingsplan uiteindelijk gaat worden, is afhankelijk van verschillende factoren, o.a. ontwikkelingen agrarische sector, uitspraken AbRvS, mogelijke komst van de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof). Duidelijk mag zijn dat gestreefd wordt naar zoveel mogelijk flexibiliteit binnen de juridische mogelijkheden. 4. Moet bij elke uitbreiding van een agrarisch bedrijf worden aangetoond of de stikstofdepositie toeneemt? Ook binnen de oppervlakte van l,5ha? Laten we nu de stelling dat een uitbreiding tot l,5ha bij recht mogelijk is los? Bij elke uitbreiding moet dit inderdaad worden aangetoond. Dit is nodig voor de nog aan te 1

2 vragen natuurbeschermingswetvergunning. Ook voor uitbreidingen binnen de 1,5 ha dus. 5. Wat houdt dit nu exact in voor de agrarische sector? Dat net als in de huidige situatie uitbreidingen niet zondermeer mogelijk zijn. Er dient dus eerst een toetsing plaats te vinden of de depositie op Natura 2000 gebieden niet toeneemt. Indien dit kan worden aangetoond door bijvoorbeeld een gewijzigd sta/systeem of de ruimte te gebruiken van stoppers. 6. Zijn wij de enige gemeente die in de regels de 20% / 30% bepaling opnemen? In het voorstel wordt dit als een mogelijke invulling van het bestemmingsplan aangereikt. Dit betreft een verdere verfijning. In het kader van de PlanMER is dit nu nog niet aan de orde. Uitgezocht zal worden welke regelgeving de meeste flexibiliteit biedt binnen de juridische mogelijkheden. 7. Komt er nu op de verbeelding van het bestemmingsplan een aanduiding op elk agrarisch perceel waarmee wordt aangeduid waar de dieren worden gehuisvest? In het voorstel wordt dit als een mogelijke invulling van het bestemmingsplan aangereikt. Dit betreft een verdere verfijning. In het kader van de PlanMER is dit nu nog niet aan de orde. Uitgezocht zal worden welke regelgeving de meeste flexibiliteit biedt binnen de juridische mogelijkheden. 8. Moeten we nu altijd aantonen dat bij een uitbreiding tot l,5ha de depositie niet toeneemt? Ja, zie antwoord vraag 4 en 5 9. Kunnen we niet wachten totdat de Raad van State uitspraak heeft gedaan inzake het bestemmingsplan Westerveld? Op dit moment is het nog onduidelijk wanneer de uitspraak Westerveld te verwachten is. De zitting heeft reeds plaatsgevonden in mei Ook is niet duidelijk of deze uitspraak een oplossing gaat bieden. 10. Geeft de term grondgebondenheid ons geen houvast om te voorkomen dat de uitbreidingen maar doorgaan met alle gevolgen van dien? Nee, want niet alle grond is nu in gebruik voor veehouderij. En grondgebondenheid is een relatief begrip, want in de huidige praktijk is het allang niet meer zo dat alle voer op eigen gronden wordt geproduceerd. 11. Waarom stemmen wij het opstellen van ons bestemmingsplan niet af met de buurgemeenten (Littenseradiel) en met de LTO? In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt vooroverleg gevoerd met o.a. onze buurgemeenten en LTO. LTO wordt echter intensiever betrokken bij de totstandkoming van het bestemmingsplan omdat zij onderdeel gaan uitmaken van de op te richten klankbordgroep. Gemeenten zijn bij het opstellen van bestemmingsplannen gebonden aan rijks- en provinciaal beleid. Daar binnen heeft zij haar eigen vrijheid om de regelgeving af te stemmen op haar grondgebied. 12. Wat voor consequentie heeft een toename van de stikstofdepositie van buiten de provincie over 5 jaar en hoe dan? Ieder plan moet, op basis van artikel 19j van de natuurbeschermingswet, afzonderlijk worden beoordeeld. De zaken die in het gemeentelijk bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt staan in die beoordeling dus in eerste instantie volledig los van de ontwikkelingen in de omgeving, binnen of buiten de provincie. Onder heel specifieke omstandigheden moeten plannen wel in onderlinge samenhang worden beoordeeld. Dit is het geval als er vanuit het bestemmingsplan sprake is van een effect op Natura2000, zonder dat het een significant effect is. In dat geval geldt dat het cumulatief effect met vergelijkbare initiatieven dient te worden vastgesteld. Alleen als een plan, ook na cumulatie, geen significante effecten teweeg kan brengen past het binnen de randvoorwaarden die in de Nb-wet worden 2

3 opgelegd. 13. Hoe gaat het college garanderen dat er over 10 jaar minder uitstoot van stikstof is? Als de gebruiksregel in het plan eenduidig wordt gehandhaafd zal er in ieder geval geen sprake zijn van een toename. Er zijn vooralsnog geen instrumenten op basis waarvan een afname afgedwongen kan worden. 14. Hoe gaat het college om de Q-koorts? De Q-koorts heeft niks te maken met de problematiek van de stikstofdepositie e.d. Het thema gezondheid en leefomgeving wordt belicht in het PlanMER. 15. Moet er voor elke uitbreiding, ook tot l,5ha of een aanvraag conform het bestemmingsplan een onderzoek plaatsvinden? Indien er sprake is een uitbreiding van de dierenverblijfplaatsen zal aangetoond moeten worden dat stikstofdepositie niet toeneemt. Daarnaast gelden de overige reguliere onderzoeken te behoeve van de aan te vragen vergunning (omgevingsvergunning) Aanvullende vragen (Bouko Star): 1. Wat hoort straks onder de 20-30% bebouwing voor het houden van vee voor de berekening van de stikstofemissie: gebouw voor houden van vee inclusief melkstal, werktuigberging, stro enz. zoals gebruikelijk bij veel bedrijven? Het gaat om de dierverblijfplaatsen. Een voergang hoort daar wel bij, afzonderlijke loodsen voor werktuigen, stro en dergelijke horen daar niet bij. 2. Bestemmingsplan buitengebied Wymbrits en Bolsward worden niet meegenomen in onderzoek en vertaling in bestemmingsplan. Geeft dat straks geen rechtsongelijkheid? Deze plannen zijn in het kader van de Wro op dit moment actueel. Deze gebieden vallen buiten het plangebied van de nieuwe bestemmingsplannen en daarmee ook buiten de scoop van de PlanMER. De toenmalige plannen zijn opgesteld onder een ander wettelijk regime. 3. De stikstofgevoelige gebieden natura 2000 belangrijk voor stikstofdepositie liggen grotendeels buiten onze gemeente. In onze gemeente zijn de Natura 2000 meest vogelgebieden. Het IJsselmeer is niet stikstofgevoelig. In hoeverre speelt dit mee in de berekening? Dit speelt in zoverre mee dat deze gebieden ook geen rol spelen in het bepalen van de toename van stikdepositie op gevoelige gebieden. Overigens is er aan de noord-oost kust van het IJsselmeer wel degelijk een stikstof gevoelige habitat opgenomen in de instandhoudingsdoelstellingen voor het IJsselmeer. Het gaat daarbij om een pionier vegetatie van veenmossen. 4. In Westerveld speelt nog procedure over deze materie. Is het mogelijk dit proces af te wachten? Op dit moment is het nog onduidelijk wanneer de uitspraak Westerveld te verwachten is. De zitting heeft reeds plaatsgevonden in mei Ook is niet duidelijk of deze uitspraak een oplossing gaat bieden. 5. Wordt ons beleid gelijk getrokken en of afgestemd met omliggende gemeenten? De gemeente is gebonden aan het Rijksbeleid en Provinciaal beleid. Binnen deze kaders mag zij haar eigen koers bepalen. Er is contact met onze buurgemeenten over diverse onderwerpen. Ook over het Buitengebied. De regelgeving wordt afgestemd op de ontwikkelingen in het plangebied. 6. Provincie bij recht 1,5 ha en gebruik maken Nije Pleats voor grotere uitbreidingen. Hoe wordt Nije Pleats gebruikt in SWF en welke procedure is dan mogelijk. Bij erfvergrotingen groter dan 1,5 ha moet de Nije Pleats methode worden toegepast. Dit is een verplichting waaraan wij bij dergelijke plannen aan voldoen. Er vindt overleg plaats tussen initiatiefnemer, provincie en gemeente. Voor erfvergrotingen >1,5 ha wordt voorgesteld om dit in het bestemmingplan mogelijk te maken met een wijzigingsbevoegdheid van het college. In de regels van het bestemmingsplan worden voorwaarden (ruimtelijk) verbonden aan de toepassing van 3

4 deze wijzigingsbevoegdheid. De Nije Pleats staat los van de stikstofproblematiek. 7. Net als bij het CDA: Aan welke uitgangspunten verbinden we ons straks. De raad heeft reeds de Uitgangspuntennotitie voor het Buitengebied van de voormalige gemeenten Sneek, Wûnseradiel en Nijefurd vastgesteld. Echter uit onderzoek is gebleken dat het toekennen van erfvergroting bij recht tot 1,5 ha op een strijdigheid met de Natuurbeschermingswet stuit. De raad wordt hierin gekend met dit voorstel. 8. Dat er een bijstelling moet komen, zijn we het over eens maar met ruimte voor ontwikkeling zonder ellenlange procedures. Hoe bereiken we dat? Binnen de procedure van een wijzigingsbevoegdheid is de procedure-last beperkt. De gebruiksregel vraagt van een ondernemer niet meer dan hij toch al nodig heeft voor een Nb-wet vergunningaanvraag. Vragen CDA agendapunt aanvulling uitgangspunten buitengebied. 1. Wat besluit de raad precies?, breng dat (college) helder in beeld en zet dat bij het besluit. De raad wordt meegenomen in het proces van het opstellen van de PlanMER. Uit de uitgevoerde berekeningen komt naar voren dat de Uitgangspuntennotitie Buitengebied niet uitvoerbaar is op het punt van erfvergrotingen bij recht tot 1,5 ha omdat dit een strijdige situatie met de Natuurbeschermingswet tot gevolg heeft. Om deze reden wordt de raad voorgesteld de uitgangspuntennotitie bij te stellen. Immers de uitspraken van de AbRvS en de uitkomsten van de berekeningen maken duidelijk dat een aanpassing noodzakelijk is. Hoe de concrete invulling van het bestemmingsplan uiteindelijk gaat worden, is afhankelijk van verschillende factoren, o.a. ontwikkelingen agrarische sector, uitspraken AbRvS, mogelijke komst van de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof). Duidelijk mag zijn dat gestreefd wordt naar zoveel mogelijk flexibiliteit binnen de juridische mogelijkheden. 2. Wat is de reactie van LTO op dit voorstel?, graag de raad informeren. Er is een aantal keren met LTO gesproken. Vermeld moet worden dit niet expliciet over dit voorstel is geweest. Voor dinsdag 28 januari a.s. staat er weer een overleg gepland met de beleidsadviseur van LTO. LTO pleit voor maximale flexibiliteit voor de agrarische sector. Dit is een punt waar wij ook voor staan, echter we zijn wel gebonden aan de (juridische) mogelijkheden die de wetgever ons biedt. 3. Dan: als bedrijven uitbreiden, ook als ze van 1.5 naar 2 ha bouwoppervlak gaan, moeten ze aantonen dat de stikstofdepositie niet toeneemt. Dit klopt. Zie de tekst uit het voorstel, bedrijven die onder de 1.5 ha blijven (Argumenten punt 3 b 1): Voor een uitbreiding van gebouwen waarin dieren gehuisvest worden binnen het huidige perceel dient een wijzigingsprocedure gevoerd te worden waarbij moet worden aangetoond dat de stikstofdepositie niet toeneemt; Dus hier staat dat bedrijven die binnen de 1.5 ha blijven, ook moeten aantonen dat stikstofdepositie niet toeneemt! Geldt dat voor ALLE uitbreidingen? Dat lukt veelal niet. Want stel -een voorbeeld- een bedrijf gaat van 80 naar 120 koeien en blijft binnen de 1.5 ha. Het besluit geeft dan aan, minder stikstof depositie. Er komen meer dieren, in de staluitbreiding kun je een aangepast systeem kiezen zodat de nieuwe dieren per dier een lagere depositie hebben maar dan heb je totaal door de uitbreiding nog steeds een toename. Als dat niet mag moetje dus ook de bestaande stal verbouwen omdat de totale emissie niet omhoog mag. Is de conclusie dus juist dat bij uitbreiding de aanvrager ook het bestaande deel verbouwen om te bereiken dat de totale depositie niet toeneemt. Dan zit de hele zaak op slot en dat kan de bedoeling toch niet zijn. Op projectbasis is het tot nog toe heel goed mogelijk gebleken om twee percelen samen te voegen: als er een overeenkomst is getekend tussen een stoppend bedrijf en een bedrijf dat wil 4

5 uitbreiden, kan de emissie worden gesaldeerd - dit mechanisme wordt externe saldering genoemd. Stel dat er op het stoppende bedrijf een oude stal stond voor 50 koeien, dan kan er op het groeiende bedrijf, gebruik makend van moderne technieken, een nieuwe stal worden gebouwd voor ongeveer 100 koeien. Op projectbasis kan dan lokaal worden uitgebreid zonder dat er verbouwd hoeft te worden in de bestaande stallen van het groeiende bedrijf. Mocht er onverhoopt geen mogelijkheden zijn tot externe saldering dan kan in de intensieve veehouderij worden teruggegrepen op interne saldering, tenminste, als er in de bestaande stallen nog weinig tot geen emissiebeperkende maatregelen zijn genomen. In de intensieve veehouderij bestaan veel van de beschikbare maatregelen uit gas-was-systemen die de ventilatielucht reinigen. In de rundveehouderijen bieden deze technieken vooralsnog geen soelaas omdat deze stallen zo open zijn dat dergelijke technieken niet werken. Maar, ondertussen zijn er moderne systemen ontwikkeld die kunnen worden aangebracht op de roosters van de ligboxenstallen. De emissie vanuit een op die manier aangepaste stal is ook ongeveer de helft van een orthodoxe ligboxenstal. Dus als een melkveehouder binnen z'n eigen bedrijf ruimte wil maken om uit te breiden zijn daar tegenwoordig gangbare technieken voor beschikbaar. 4. Als het college van mening is dat alles later weer in de raad terug komt, kan het college de tekst dan veralgemeniseren zonder verdere 'lading'. Onduidelijk is wat bedoeld wordt met teksten veralgemeniseren zonder verdere lading. De raad wordt juist specifiek in dit traject van meegenomen, zodat zichtbaar is waar tegen aangelopen wordt en welke consequenties dit heeft voor de kaders zoals die zijn vastgesteld in de Uitgangspuntennotitie Buitengebied. Natuurlijk staan de ontwikkelingen binnen de agrarische sector en de juridische wereld niet stil. Hier zijn wij natuurlijk ook alert op. We blijven zoeken naar de maximale mogelijkheden binnen de juridische context. Datum schriftelijke reactie : 30 januari 2014 Schriftelijke reactie: 5