Beleidsregels buitenplanse afwijkingen opbouwen Oud-Beijerland

Transcriptie

1 Beleidsregels buitenplanse afwijkingen opbouwen Oud-Beijerland Artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto bijlage II, artikel 4 Besluit omgevingsrecht Team Ruimtelijk Beleid 16 juli 2015 gemeente Oud-Beijerland W. van Vlietstraat 6 Postbus 2003 T (0186) Oud-Beijerland 3260 EA F (0186) info@oud-beijerland.nl 1

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doel van de notitie 3. Beleids- en juridisch kader 3.1 Afbakening 3.2 Wettelijke basis planologische kruimelgevallen 3.3 Begrippen en wijze van meten 3.4 Inspraakprocedure 4. Beleidsregels voor dakopbouwen 4.1 Beschrijving ruimtelijke trends op wijkniveau 4.2 Beleidskaders 5. Toekomstige status en rol 6. Slotbepalingen 6.1 Inwerkingtreding 6.2 Citeertitel 2

3 1. Inleiding Nu het economisch wat minder goed gaat kiezen steeds meer mensen ervoor bij ruimtegebrek - om hun woning uit te breiden, in plaats van te verhuizen. Uit ervaring blijkt dat er in onze gemeente op verschillende plekken een reële behoefte bestaat om extra woonruimte te creëren bij de bestaande woningen. De architectuur van de woningen maakt het veelal op relatief eenvoudige wijze mogelijk om een extra verdieping te bouwen op bijvoorbeeld de bestaande garage of aanbouw van de woning. De gemeente wil in principe graag tegemoet komen aan deze behoefte, door meer ruimte in het beleid te creëren. In het huidige bestemmingsplan Wonen zijn opbouwen op aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het algemeen niet toegestaan. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag namelijk niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede laag van het hoofdgebouw tot een maximum van 4 m. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m. Wel is in het bestemmingsplan binnen de bestemming Wonen een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de bouw van kappen op vrijstaande bijgebouwen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 meter. Daarnaast kan binnen diezelfde bestemming worden afgeweken voor de bouw van kappen op aanbouwen van dijkwoningen met een dakhelling van maximaal 50º, en een goothoogte van maximaal 3 meter. Deze zijn dus beperkt tot kappen bij dijkwoningen en vrijstaande bijgebouwen in het woongebied en bieden dus onvoldoende soelaas om aan verzoeken in andere situaties tegemoet te komen. Gezien de beperkte ruimtelijke gevolgen en het feit dat deze plannen vaak het comfort en het ruimtebeslag voor de gebruikers aantrekkelijk kan verhogen, zonder dat omwonenden daar onevenredige hinder van ondervinden of het algemeen belang schade wordt toegebracht, is medewerking aan deze plannen ruimtelijk verdedigbaar. Het college wil daarom beleidsregels vaststellen waarbij extra mogelijkheden worden gecreëerd om ook in andere situaties opbouwen op aan- en bijgebouwen mogelijk te maken. Door middel van deze beleidsregels willen we de kaders aangeven waaraan aanvragen om omgevingsvergunningen voor opbouwen kunnen worden getoetst. 2. Doel beleidsregels We willen graag tegemoet komen aan de maatschappelijke behoefte voor het uitbreiden van woningen in de vorm van opbouwen. Een algemeen toetsingskader geeft de mogelijkheid om de ruimtelijke consequenties, zoals bijvoorbeeld verrommeling tot een minimum te beperken. Bovendien is een dergelijk beleid een goed middel om aan de bewoners duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden voor opbouwen en draagt dit beleid bij aan de efficiëntie in het beoordelen van bouwaanvragen. Voorbeeld van een al gerealiseerde opbouw die voldoet Aan de gestelde eisen. Wanneer de naastgelegen woning een opbouw wil realiseren, moet aangesloten worden aan deze opbouw, zo zal een eenduidig beeld ontstaan. 3

4 3. Beleids- en juridisch kader 3.1 Afbakening Het beschreven beleid is alleen van toepassing op woningen die liggen binnen de plangrenzen van bestemmingsplan Wonen. De woningen die in het buitengebied staan vallen hier dus niet onder, evenmin als bedrijfswoningen. Het opbouwenbeleid geldt eveneens niet voor Poortwijk, omdat hiervoor eerder een notitie is opgesteld die inmiddels is verwerkt in het bestemmingsplan. Ook het Centrumgebied is in dit beleid niet betrokken 1.Genoemd gebied kenmerkt zich vooral door zijn bijzondere cultuurhistorische kwaliteit (wordt in welstandsnota als een zeer waardevol gebied omschreven) en minder door stereotype woningarchitectuur. Juist vanwege de differentiatie van de woningtypen vraagt dit om maatwerk, wat zich moeilijk in algemeen beleid laat vastleggen. Het beleid geldt alleen voor die gevallen waarbij een opbouw niet binnen het bestemmingsplan past (aanbouwen op de begane grond aan de achterzijde passen over het algemeen nu al binnen het bestemmingsplan). Het gaat in de meeste gevallen om opbouwen die als uitbreiding boven de garage worden gerealiseerd, maar het kan ook gaan om opbouwen op aan- en uitbouwen aan de zijkant van een woning of zelfs het vergroten van een hoofdgebouw. 3.2 Wettelijke basis planologische kruimelgevallen De beleidsregels vinden hun juridische basis in artikel 4 van bijlage II van het Bor. Genoemd artikel 4 geeft aan wanneer deze bevoegdheid kan worden toegepast. Het uitbreiden van woningen in de vorm van opbouwen past binnen de reikwijdte van dit artikel Begrippen en wijze van meten Voor de gebruikte begrippen en wijze van meten wordt gebruik gemaakt van de definities uit bestemmingsplannen Wonen van de gemeente Oud-Beijerland en de definities uit de Wabo en het Bor. 3.4 Inspraakprocedure In de inspraakverordening van de gemeente Oud-Beijerland, die op 30 juni 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld, is in artikel 2 bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Voor onderhavige beleidsregels wordt inspraak noodzakelijk geacht. Dit houdt in dat het beleidsvoornemen, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb, voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Ingekomen inspraakreacties worden betrokken bij de besluitvorming. Overigens staat tegen de vaststelling van het beleid geen bezwaar of beroep open. 4. Beleidsregels voor dakopbouwen 4.1 Voorkomende situaties Ruimtelijk gezien zijn er de volgende situaties te onderscheiden: a. Opbouwen op garages of aangebouwde bijgebouwen aan de zijkant van hoekwoningen, geschakelde woningen of vrijstaande woningen, met name voorkomend in de wijken Zoomwijk, Spuioever, Zuidwijk en Croonenburgh. 1 Voor de begrenzing van dit gebied wordt aangesloten bij de in de Welstandsnota 2014 als zeer waardevolle aangeduide welstandsgebieden, met uitzondering van de Zinkweg (zie hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte criteria, blz. 26). 2 Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van een bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen voor een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom, mits het aantal woningen gelijk blijft. 4

5 Voorbeeld: gerealiseerde opbouwen op garage bij woning in de Croonenburghwijk. b. Opbouwen op aanbouwen aan de achterzijde van een woning zijn ongewenst, met uitzondering van dijkwoningen c. Diverse opbouwen die al gerealiseerd zijn kunnen als trendsetter worden aangemerkt. Een optie is om dit ook toe te staan als mensen dit willen herhalen. Het vergroten van het hoofdgebouw. Als voorbeeld wordt genoemd de woning aan het Ben Goerionpad (deze uitbreiding had tot gevolg dat de architectonische vorm van het hoofdgebouw werd gewijzigd). Bestaand Nieuw Voorbeeld: Spuioever, Ben Goerionpad (bestaand) Een ander voorbeeld is de kap op een bijgebouw zoals in de W. Barentszstraat. In Het bestemmingsplan zijn nu (via afwijking van de bestemmingsregels) alleen kappen op vrijstaande bijgebouwen mogelijk met een dakhelling van maximaal 50, en een goothoogte van maximaal 3 m. Voorbeeld kap op bijgebouw W. Barentszstraat In sommige gevallen is het belangrijk dat een nieuw bouwwerk gelijk is aan een reeds bestaand bouwwerk. Het al aanwezige bouwwerk kan, als het voldoet aan alle kwaliteitseisen, worden aangewezen als trendsetter. Hierdoor kan omgevingsvergunning worden verleend voor nieuwe bouwplannen als deze op precies dezelfde wijze wordt gerealiseerd als de trendsetter. Om een bestaand bouwwerk als trendsetter te beschouwen dient minimaal aan de volgende 5

6 voorwaarden te worden voldaan: - er is sprake van een bouwwerk uit de directe omgeving, zoals hetzelfde woonblok, straat of buurt die een bepaalde stedenbouwkundige samenhang vertoont; - er is sprake van een vergelijkbaar woningtype en architectuur; - het bestaande bouwwerk is afgelopen 5 jaar gerealiseerd met vergunning en met positief welstandsadvies; - er geen sprake is van een eerder geweigerde vergunning waarbij expliciet is uitgesproken dat de gewenste uitbreiding stedenbouwkundig vanwege de aantasting van de architectonische hoofdvorm als ongewenst moet worden beschouwd. Ook nieuwe verzoeken om een omgevingsvergunning kunnen worden aangewezen als trendsetter. Niet alle situaties zijn te voorzien. In sommige gevallen is het mogelijk dat een verzoek niet past in het vastgestelde beleid, maar wel zodanig van aard is dat er op een kwalitatief goede wijze invulling wordt gegeven aan een uitbreiding van een woning of ander gebouw. Indien vergunning verleend wordt, kunnen deze bouwplannen als trendsetter worden aangewezen. Een trendsetter dient altijd te zijn voorzien van een positief welstandsadvies. In het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning wordt de aanwijzing tot trendsetter vastgelegd en gemotiveerd. De afdeling Gemeentewinkel beheert alle trendsetters en kan bij afweging tot het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning daarnaar verwijzen. 4.2 Beleidskaders Uitgangspunt voor het (dak)opbouwen beleid is dat de gemeente in gebieden streeft naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en de gebouwen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven of dat het oorspronkelijke silhouet zo beperkt wordt aangetast dat bovenstaande algemene criteria van toepassing blijven. Verder is van belang dat de opbouw op de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw. Voor de toepassing van de beleidsregels gelden de volgende algemene voorwaarden: De opbouw mag maximaal bestaan uit 1 bouwlaag. Er dient bijzondere aandacht te zijn voor de architectonische uitwerking en de materialisatie van de opbouw. De opbouw moet dezelfde materialisatie en dakhelling/vorm hebben als het hoofdgebouw (met uitzondering van de onder 4.1 b genoemde situatie). Uitgangspunt is hierbij dat opbouwen ondergeschikt moeten zijn in volume, positie en/of materialisatie ten opzichte van het hoofdgebouw Dit aspect wordt door de welstand beoordeeld. Er moet rekening worden gehouden met een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit. Dit aspect wordt door de welstand beoordeeld. Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken, kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering, aantal en afmetingen van de op te richten bouwwerken, afhankelijk van de gebruiksvoorschriften zoals deze zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan; Er dient een goede woonsituatie, binnen deze en andere bestemmingen, gegarandeerd te worden, in het bijzonder met het oog op lichttoetreding/ bezonning ten opzichte van de bebouwing op aangrenzende gronden, het uitzicht en de aanwezigheid van voldoende privacy. 6

7 5. Toekomstige status en rol Deze beleidsregel vormt een zelfstandige toetsingskader. Ze zal dan ook worden gepubliceerd. Na drie jaar zal worden geëvalueerd of de beleidsregel in een behoefte voorziet en of er aanleiding is het afwijkingenbeleid aan te passen dan wel verder te verruimen. Bij een positieve evaluatie kan de beleidsregel bij de volgende integrale wijziging van het bestemmingsplan worden opgenomen. 6. Slotbepalingen 6.1 Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie. 6.2 Citeertitel Deze regels worden aangehaald als Beleidsregels buitenplanse afwijkingen gemeente Oud-Beijerland opbouwen. 7