Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)"

Transcriptie

1 Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg Brussel 1000 Brussel Tel : 02/ his@iph.fgov.be Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Kristina Bayingana Stefaan Demarest Lydia Gisle Edith Hesse Pieter-Jan Miermans Jean Tafforeau Johan Van der Heyden Logistieke steun : Monique Schoonenburg Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid: IPH/EPI REPORTS N Depotnummer : D/2006/2505/4

2 De opdrachtgevers van de Gezondheidsenquête 2004 B. Cerexhe Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Landbouwbeleid Brussels Hoofdstedelijk Gewest R. Demotte Minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Federale regering C. Fonck Ministre de la Santé, de l'enfance et de l'aide à la Jeunesse Franse Gemeenschap B. Gentges Vize-Ministerpräsident, Minister für Ausbildung und Beschäftigung, Soziales und Tourismus Duitstalige Gemeenschap G. Vanhengel Minister van de Brussels Gewestse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica Brussels Hoofdstedelijk Gewest I. Vervotte Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vlaamse Gemeenschap C. Vienne Ministre de la Santé, de l'action sociale et de l'egalité des chances Waals Gewest

3 Boek VI Gezondheid en Samenleving Gezondheidsenquête België 2004 IPH/EPI REPORTS nr

4

5 Algemene Inhoud Boek I Inleiding Methodologish rapport...5 Boek II Gezondheidstoestand Subjectieve Gezondheid...9 Chronische aandoeningen...47 Mentale gezondheid Langdurige lichamelijke beperkingen Tijdelijke beperkingen Boek III Leefstijl Lichaamsbeweging...5 Voedingsstatus Voedingsgewoontes Gebruik van alcohol Tabaksgebruik Gebruik van illegale drugs Gezondheid en seksualiteit AIDS : kennis, attitudes en opsporing Boek IV Preventie Vaccinatie...5 Cardiovasculaire preventie Vroegtijdige opsporing van diabetes Vroegtijdige opsporing van borstkanker Vroegtijdige opsporing van baarmoederhalskanker...297

6 Boek V Medische Consumptie Contacten met zorgverstrekkers Contacten met de huisarts...5 Ambulante contacten met de specialist Contacten met de dienst spoedgevallen Contacten met de tandarts Contacten met paramedische zorgverstrekkers Opname in het ziekenhuis Gebruik van geneesmiddelen Niet-conventionele geneeswijzen Boek VI Gezondheid en samenleving Toegankelijkheid van de gezondheidszorgen... 5 Socio-economische verschillen in gezondheid Gezondheid en omgeving Traumata Sociale gezondheid Gebruik sociale en preventieve diensten Boek VII Ouderen... 5 Boek VIII Internationale vergelijking... 5

7 Boek VI Hoofdstuk 2 Socio-Economische Verschillen in Gezondheid Stefaan Demarest Inleiding Gezondheidstoestand Leefstijl Preventie Toegankelijkheid van de gezondheidszorgen Socio-economische verschillen in gezondheid Medische consumptie Gezondheid en samenleving Ouderen Internationale vergelijking Gezondheid en omgeving Traumata Sociale gezondheid Sociale en preventieve diensten Gezondheidsenquête, België 2004

8

9 Inhoudstafel INLEIDING GEZONDHEIDSTOESTAND Subjectieve gezondheid Chronische aandoeningen Mentale gezondheid Beperkingen en participatieproblemen Besluit LEEFSTIJL Lichaamsbeweging Voedingsstatus Voedingsgewoonten Gebruik van alcohol Gebruik van tabak Gebruik van drugs Reproductieve gezondheid Houding ten aanzien van en kennis over HIV - AIDS Besluit MEDISCHE CONSUMPTIE Contacten met een huisarts Contacten met een specialist Contacten met de dienst spoedgevallen Contacten met een tandarts Contacten met paramedici Ziekenhuisopname Gebruik van geneesmiddelen Contact met niet-conventionele therapie Besluit PREVENTIE Vaccinatie Cardiovasculaire preventie Screening voor borstkanker Screening voor baarmoederhalskanker Besluit GEZONDHEID EN SAMENLEVING Toegankelijkheid van gezondheidszorgen Gezondheid en omgeving Trauma s Sociale gezondheid Sociale en preventieve diensten Besluit... 78

10

11

12 Inleiding In voorgaande hoofdstukken passeerde reeds een groot aantal gezondheidsindicatoren de revue. Telkenmale werden deze indicatoren gerelateerd aan een aantal socio-demografische en socioeconomische achtergrondkenmerken. Voor deze laatste werd ervoor geopteerd de indicatoren voor te stellen in functie van het opleidingsniveau. Bovendien werd beslist niet het eigen opleidingsniveau van elk van de respondenten te gebruiken, maar het hoogste opleidingsniveau van het huishouden te weerhouden. Hierbij wordt het (hoogste) opleidingsniveau van de referentiepersoon vergeleken met het (hoogste) opleidingsniveau van de partner. De hoogste van beiden wordt weerhouden en toebedeeld aan alle leden van het huishouden. Het opleidingsniveau als dusdanig berekend is dus een kenmerk van het huishouden dat toebedeeld wordt aan alle leden van het huishouden. Deze wijze van werken heeft de volgende voordelen: Indien enkel het eigen opleidingsniveau mee in achting zou worden genomen, zouden thans nog (niet) studerende kinderen altijd aan een (zeer) laag opleidingsniveau worden toegewezen. Zo zouden kinderen die thans lager onderwijs volgen toebedeeld worden aan een opleidingsniveau dat (veel) lager is dan deze van de ouders (die bijvoorbeeld hogere studies hebben afgerond). Niettemin wordt er volledig voorbijgegaan aan de mogelijke heterogeniteit binnen het huishouden. Specifiek oudere vrouwen, die in minder mate en globaal genomen minder lang onderwijs gevolgd hebben dan mannen zouden tot een lager onderwijsniveau dan hun partner worden toegewezen indien het eigen onderwijsniveau zou gebruikt worden; Bij de beschrijving van de gezondheidskarakteristieken worden de leden van eenzelfde huishouden steeds toebedeeld tot eenzelfde opleidingsniveau. De notie opleidingsniveau krijgt dus in de context van de gezondheidsenquête dus een andere dan gangbare invulling. Het is evenwel belangrijk dat in deze context, het opleidingsniveau slechts een proxy is voor de socio-economische situatie van het huishouden. Andere proxies; het inkomensniveau, de tewerkstellingssituatie, het bezit van onroerende goederen, zijn evenzeer mogelijk. Voor sommige analyses bijvoorbeeld deze rond de toegankelijkheid van gezondheidszorgen zal, naast het opleidingsniveau, ook het inkomensniveau als proxy voor de socio-economische situatie gebruikt worden. De voortschrijdende democratisering van het onderwijs, de verlenging van de leerplicht, noodzaakt tot een herziening van de gangbare categorieën (geen diploma, diploma lager onderwijs, diploma lager secundair ), een herziening voor met name de lagere opleidingsniveaus: gezien een steeds toenemend aandeel van de bevolking althans het lager onderwijs succesvol heeft doorlopen, neemt het belang van de groep van mensen zonder diploma af. Vandaar dat in de gezondheidsenquête 2004 geopteerd werd personen zonder diploma en personen met een diploma lager onderwijs onder te brengen in één categorie

13 Tenslotte en met het voorgaande gepaard gaand - moet erop gewezen worden dat socio-economische ongelijkheden, in termen van ongelijkheden tussen personen met een verschillende opleidingsniveau, deels uitgeklaard kunnen worden door verschillen in de leeftijds- en geslachtssamenstelling van de diverse onderscheiden opleidingscategorieën: ouderen, respectievelijk vrouwen hebben gemiddeld gezien een grotere kans om ondergebracht te worden in de lagere opleidingscategorieën. Het gebruik van het opleidingsniveau zoals in dit bestek gedefinieerd in termen van het hoogste opleidingsniveau binnen het huishouden kan deels compenseren voor wat betreft de verschillen qua geslacht. Het gebruik van voor leeftijd en geslacht gecorrigeerde gegevens zal bovendien compenseren voor verschillen in leeftijds- en geslachtssamenstelling bij de vergelijking tussen de verschillende opleidingsniveaus. In dit hoofdstuk wordt grotendeels teruggegrepen naar informatie rond de samenhang tussen het opleidingsniveau en gezondheid zoals deze in de verschillende hoofdstukken aan bod kwam. Waar dit echter tot dusver eerder verspreid gebeurde, wordt hier alle informatie dienaangaande samengebracht om te komen tot een meer coherent beeld. Het is uiteraard mogelijk een diepgaande studie te verrichten naar de samenhang tussen socio-economische karakteristieken van de populatie en gezondheid. Een dergelijke studie valt evenwel buiten het bestek van dit basisrapport

14 Gezondheidstoestand Subjectieve gezondheid In België stelt 77% van de bevolking tevreden te zijn over zijn gezondheid, terwijl 23% aangeeft hieromtrent ontevreden te zijn. Er kan een duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen de subjectieve gezondheid en het socio-economisch statuut: personen met een eerder beperkte opleiding geven vaker aan ontevreden te zijn over de gezondheid. Er dienen dus nog duidelijk inspanningen geleverd te worden om deze socio-economische ongelijkheden in gezondheid tegen te gaan. Chronische aandoeningen Er kan een duidelijk samenhang vastgesteld worden tussen de prevalentie van specifieke chronische aandoeningen: de prevalentie van allergie neemt toe naarmate het opleidingsniveau stijgt. Een toenemende prevalentie van chronische bronchitis of een andere chronische longkwaal, hartlijden, hoge bloeddruk, suikerziekte, depressie, duizeligheid met vallen, migraine, hardnekkige rugaandoeningen, gewrichtsslijtage, gewrichtsontsteking, andere vormen van chronisch reuma en maagzweer of zweer van de dunne darm zijn daarentegen geassocieerd met een lager opleidingsniveau. Bij personen met een diploma lager onderwijs of geen diploma vinden we co-morbiditeit bij 21% van de bevolking. Dit percentage daalt tot 3% bij de hoogst opgeleiden. Na correctie voor leeftijd en geslacht worden de verschillen tussen de opleidingsklassen minder groot, maar de gradiënt blijft zeer sterk significant. Mentale gezondheid Hoger geschoolde personen hebben globaal genomen en betere mentale gezondheid. Er kunnen zowel op het gebied van somatische klachten, depressieve klachten, slaapproblemen, angstmomenten als de co-morbiditeit van mentale problemen significante verschillen tussen de opleidingsniveaus vastgesteld worden. Ter illustratie kunnen de resultaten i.v.m. de prevalentie van somatische klachten vermeld worden: waar slechts 4% van diegenen met een diploma hoger onderwijs dergelijke klachten rapporteert, stijgt dit percentage tot 17% bij personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs. Ook de prevalentie van (gerapporteerde) depressie lijkt samen het hangen met het opleidingsniveau: waar 10% van diegenen met zonder diploma of hoogstens een diploma lager onderwijs aangeeft een depressieve periode te hebben meegemaakt, daalt dit percentage tot 4% bij de hoogst opgeleiden. Ook het gebruik van psychotrope geneesmiddelen varieert in functie van het opleidingsniveau. Bij de laagst opgeleiden geeft 27% aan dergelijke geneesmiddelen te gebruiken, bij de hoogst opgeleiden gaat het om 11%. Afhankelijk van het (psychotrope) geneesmiddelen ligt het gebruik twee tot drie maal hoger bij de laagst opgeleiden in vergelijking met de hoogst opgeleiden. Beperkingen en participatieproblemen Hoewel er geen significante verschillen tussen de onderscheiden opleidingsniveaus kunnen vastgesteld worden tussen de proporties personen die aangaven vanwege fysieke of emotionele problemen tijdelijk beperkt te zijn gewest, kunnen socio-economische verschillen wel vastgesteld worden indien gekeken wordt naar het aantal dagen met beperkingen en het aantal dagen bedlegerigheid vanwege deze fysieke

15 of emotionele problemen. Personen met geen diploma of slechts een diploma lager onderwijs of lager secundair onderwijs geven op jaarbasis gemiddeld aan respectievelijk 21 en 19 dagen tijdelijk beperkt te zijn vanwege fysieke problemen. Bij personen met een diploma hoger secundair of hoger onderwijs gaat het slechts om gemiddeld 14 dagen. Ook het gemiddeld aantal dagen met beperkingen vanwege emotionele problemen is hoger bij de lager opgeleiden (4 à 5 dagen) dan bij de hoger opgeleiden (ongeveer 2 dagen). De prevalentie van langdurige aandoeningen ligt significant hoger bij personen met een lager of geen diploma. Niet enkel de prevalentie ligt hoger, ook de implicaties ervan in termen van beperkingen zijn ernstiger: bij lage opgeleiden geeft 53% van die personen met beperkingen aan voortdurend beperkt te zijn, bij personen met langdurige aandoeningen die behoren tot de hoger opgeleiden, stelt slechts 24% voortdurend beperkt te zijn. Personen met een handicap kunnen relatief minder teruggevonden worden bij de hoogst opgeleiden: 4% onder hen stelt een handicap te hebben, een percentage dat bij laagst opgeleiden significant hoger ligt (bij die personen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs geeft 13% aan een handicap te hebben). Niet enkel is het percentage met (langdurige) aandoeningen is bij de lager opgeleiden hoger, ook de gevolgen van de aandoeningen in termen van beperkingen is bij lager opgeleiden minder gunstig: bij personen (met aandoeningen) die niet beschikken over een diploma of slechts over een diploma lager onderwijs, is 20% ernstig beperkt vanwege aandoeningen en 36% matig beperkt. Wordt gekeken naar personen (met aandoeningen) die over een diploma hoger onderwijs beschikken, is slechts 13% ernstig en 17% matig beperkt. De prevalentie van handicap in mobiliteit is hangt samen met het opleidingniveau: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager de proportie personen met een handicap in mobiliteit. Waar bij diegenen zonder diploma of met een diploma lager onderwijs 15% aangeeft (in zekere mate) beperkt mobiel te zijn daalt dit percentage tot 1,6% bij de hoogst opgeleiden. Na correctie voor leeftijd blijven deze verschillen statistisch significant. De prevalentie van personen met beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (wassen, schoonmaken, winkelen, ) is het hoogst bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs (15%), bij hoger opgeleiden is deze prevalentie heel wat lager. Zo geeft bij diegenen met een diploma hoger onderwijs slechts 2% aan beperkt te zijn in het uitvoeren van instrumentele dagdagelijkse activiteiten. Na correctie voor leeftijd en geslacht blijft het percentage voor de laagste opgeleiden significant hoger liggen in vergelijking met de percentages voor de overige opleidingscategorieën. Besluit In de verschillende modules die ressorteren onder het hoofdstuk gezondheidsstatus werd grosso modo steeds een zelfde beeld teruggevonden: er zijn indicaties voor een socio-economische verschillen in gezondheid, waarbij diegenen die eerder laag staan op de socio-economische schaal (in deze context geïndiceerd door middel van het opleidingsniveau) in het algemeen een minder goede gezondheid hebben. Het is ontegensprekelijk zo dat dit fenomeen mede veroorzaakt worden door het feit dat ouderen met veelal een minder goede gezondheid relatief sterk vertegenwoordigd zijn in de lagere opleidingsgroepen. Niettemin moet vastgesteld worden dat indien voor leeftijd gecorrigeerd wordt de verschillen tussen de diverse opleidingsniveaus, weliswaar gemilderd, blijven bestaan

16 Leefstijl Lichaamsbeweging In de gezondheidsenquête wordt de mate waarin de bevolking aan lichaamsbeweging doet ingeschat aan de hand van 2 soorten indicatoren: vooreerst die indicatoren die aangeven in welke mate mensen aan lichaamsbeweging doen tijdens hun vrije tijd. Daarnaast wordt ingeschat hoeveel tijd mensen globaal besteden aan lichaamsbeweging. Het gaat hierbij om lichaamsbeweging zowel tijdens hun vrije tijd, als tijdens het werk, het werk thuis, de verplaatsingen tussen werk en thuis, Personen met een eerder hoge opleiding geven proportioneel meer aan tijdens hun vrije tijd aan lichaamsbeweging te doen. Omgekeerd: 44% van diegenen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs geven aan niet een lichaamsbeweging te doen, een percentage dat significant hoger ligt dan bij de hoogst opgeleiden (17%). Wanneer gekeken wordt het de tijd besteed aan lichaamsbeweging, moet vooreerst vastgesteld worden dat 50% van de bevolking aangeeft zelfs geen minuut lichaamsbeweging per dag te doen. Als dit meegenomen wordt voor de berekening van de gemiddelde tijd besteed aan lichaamsbeweging, dan kunnen geen socio-economische verschillen vastgesteld aangaande lichaamsbeweging vastgesteld worden. Indien enkel die personen weerhouden worden die minstens iets van lichaamsbeweging doen, kunnen duidelijke verschillen tussen de opleidingsniveaus vastgesteld worden: personen die een hogere opleiding hebben gevolgd, geven gemiddeld aan 64 minuten lichaamsbeweging te doen per dag. Dit gemiddelde is met 101 minuten significant hoger bij die personen zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs. Personen met een eerder beperkte opleiding besteden dus minder tijd aan lichaamsbeweging in de vrije tijd. Wanneer echter ook de lichaamsbeweging tijdens het uitoefenen van een beroep mee in achting genomen wordt, komen zijn op hetzelfde niveau voor wat betreft de minimumeisen aangaande lichaamsbeweging om een positieve impact te hebben op de gezondheid. Een, groot deel van de bevolking doet te weinig aan lichaamsbeweging. Hieraan dient duidelijk iets gedaan te worden. Voedingsstatus De gemiddelde BMI-waarde is het hoogst bij diegenen met geen of slechts een diploma lager onderwijs (26,2), het laagst bij diegenen die beschikken over een diploma hoger onderwijs (24,2). Na correctie voor leeftijd en geslacht is het verschil tussen de lagere en de hoogst opgeleiden significant. Zowel overgewicht als zwaarlijvigheid vertoont een samenhang met het opleidingsniveau. Voor beiden geldt dat hoe hoger het opleidingsniveau is, hoe lager de kans is personen terug te vinden die een overgewicht hebben, respectievelijk zwaarlijvig zijn. Na correctie voor leeftijd en geslacht valt op dat in beiden gevallen de prevalentie van overgewicht en zwaarlijvigheid bij mensen met een diploma hoger onderwijs significant lager is in vergelijking met de andere opleidingsniveaus

17 Er kan een samenhang vastgesteld worden tussen de prevalentie van overgewicht bij jongeren en het opleidingsniveau (hoogste opleidingsniveau van het huishouden waartoe de jongere behoort): jongeren behorend tot huishoudens waarin dit opleidingsniveau eerder laag is, lopen relatief meer risico om een overgewicht te hebben (15%) in vergelijking met jongeren behoren tot huishoudens met een hoog opleidingsniveau (10% in de categorie hoger onderwijs). Voedingsgewoonten Van een rechtlijnige samenhang tussen het onderwijsniveau en de onregelmatigheid in het eetpatroon is geen sprake. Niettemin kan vastgesteld worden dat het percentage met een onregelmatig eetpatroon het laagst in bij de groep van personen met een diploma hoger onderwijs (19%). Na correctie voor leeftijd en geslacht komt dit nog sterker naar voren: het percentage personen met een onregelmatig eetpatroon ligt significant lager bij diegenen met een diploma hoger onderwijs. In de gezondheidsenquête werd gepeild naar de frequentie in het gebruik van een (beperkt) aantal voedingsmiddelen: groenten, fruit, bruin brood en vis. Voor elk van deze voedingsmiddelen was duidelijk dat personen met een eerder gering opleidingsniveau relatief meer aangaven onvoldoende frequent deze middelen te gebruiken. Voor elke van deze voedingsmiddelen kunnen significante verschillen met de hoger opgeleiden vastgesteld worden. Gebruik van alcohol Indien eenvoudigweg gekeken wordt naar de proportie personen dat aangeeft alcoholische dranken te gebruiken, kan worden vastgesteld deze stijgt naarmate het opleidingsniveau stijgt: waar 68% van diegenen met geen of slechts een beperkte opleiding aangeeft alcohol te gebruiken, stijgt dit percentage op een significante wijze tot 93% bij diegenen met een diploma hoger onderwijs. Niet enkel de proportie personen dat alcohol gebruikt ligt hoger bij diegenen met een hogere opleiding, ook de proportie dagelijkse gebruikers (11% bij de hoogst opgeleiden, 8% bij diegenen met een beperkte opleiding). De gemiddelde hoeveelheid alcoholische dranken dat op weekbasis verbruikt wordt vertoont daarentegen geen significante samenhang met het opleidingsniveau. Gebruik van tabak Bij diegenen met een diploma hoger onderwijs kunnen significant minder huidige rokers teruggevonden worden (23%) dan bij de lager opgeleiden (percentages variërend tussen 27% en 31%). Dit beeld kan tevens terug gevonden worden voor wat betreft de dagelijkse rokers en diegenen die aangeven ooit gerookt te hebben. Niet enkel kunnen (proportioneel) minder rokers teruggevonden worden bij de hoogst opgeleiden, ook het aandeel zware rokers is er relatief laag (6%) in vergelijking met de andere opleidingsniveaus (percentages variërend tussen 12 en 13%). Indien gekeken wordt naar de (gemiddelde) leeftijd waarop met roken begonnen wordt, dan kan worden vastgesteld dat deze significant lager is bij personen met een eerder beperkte opleiding (16 à 17 jaar) in vergelijking met personen met een hogere opleiding (gemiddeld 18 jaar). De tabaks-afhankelijkheid is meer uitgesproken bij de lager opgeleiden: 20% van de rokers zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs kunnen beschouwd worden als zwaar afhankelijk van tabak, tegen 9% van de rokers met een diploma hoger onderwijs

18 Gebruik van drugs Het ruwe cijfermateriaal suggereert een samenhang tussen cannabisgebruik en het opleidingsniveau in die zin dat de percentages hoger liggen bij personen met een hoger onderwijsniveau (het gaat hierbij zowel om het experimenteel cannabisgebruik als om het recent gebruik). Deze verschillen zijn echter vooral te wijten aan geslachts- en leeftijdsverschillen tussen de opleidingsniveaus: na correctie voor leeftijd en geslacht verdwijnen alle initiële verschillen tussen de diverse opleidingsniveaus. Reproductieve gezondheid Er zijn aanwijzingen voor de praktijk dat de seksueel actieve vrouwen met een hoger opleidingsniveau relatief meer een contraceptiemethode gebruikt dan vrouwen met een eerder beperkte opleiding (geen diploma of slechts een diploma lager onderwijs). Het spiraaltje wordt vaker gebruikt door hoger opgeleide vrouwen. Het percentage van de bevolking dat risico loopt op SOA s en zich niet adequaat hier tegen beschermt liggen de verschillende opleidingscategorieën iets verder uiteen: 4,3% van de personen met een diploma lager middelbaar tegenover 2,2% van de personen met een diploma hoger onderwijs vallen hieronder. Houding ten aanzien van en kennis over HIV - AIDS Een correcte kennis over de manier waarop het HIV-virus zich kan verspreiden zowel als een correcte kennis over de effectiviteit van beschermingsmethodes tegen HIS hangt samen met het opleidingsniveau. Zo is het percentage van de bevolking dat niet-besmettelijke contacten correct identificeert 20% bij de personen zonder diploma of met een diploma lager onderwijs. Dit percentage stijgt over de verschillende opleidingsniveaus tot 43% bij de personen met een diploma hoger onderwijs. Na standaardisatie voor leeftijd en geslacht blijft deze samenhang significant. Besluit In dit hoofdstuk kwamen verschillende en diverse - aspecten van levensstijl aan bod. Deze werden telkenmale besproken in functie van de mogelijke gevolgen voor de gezondheid deze of gene levensstijl op termijn kan hebben. Globaal genomen zijn er indicaties dat diegenen die eerder laag staan op de socio-economische schaal er vaker dan anderen een levensstijl erop nahouden die een groter risico voor de gezondheid met zich meebrengen: een eerder beperkte lichaamsbeweging op vrije tijd, een hogere prevalentie van overgewicht en zwaarlijvigheid (ook bij de jongeren!), een eerder gering verbruik van aanbevolen levensmiddelen, relatief meer mensen die roken Van dit plaatje afwijkend zijn de resultaten voor wat betreft de consumptie van alcoholische dranken en het gebruik van cannabis. Tenslotte moet worden vastgesteld dat er bij de lager opgeleiden nog heel wat gesleuteld kan worden voor wat betreft hun kennis over AIDS, hun houding ten aanzien van HIV- en AIDS-geïnfecteerden en hun risico s voor SOA s

19 Medische consumptie Contacten met een huisarts Tal van indicatoren in verband met de contacten met de huisarts werden in dit rapport besproken. Wanneer nagegaan wordt of er een samenhang kan vastgesteld worden tussen socio-economische karakteristieken (d.i. het opleidingsniveau), dan blijkt dat voor sommige indicatoren er geen sprake is van een samenhang. Het gaat hierbij om het al niet hebben van een vaste huisarts, de huisartspraktijk die doorgaans geconsulteerd wordt of het percentage personen dat in het afgelopen jaar een huisarts geconsulteerd heeft. Socio-economische verschillen kunnen wél vastgesteld worden met betrekking tot het gemiddeld aantal contacten met de huisarts: er kan duidelijk vastgesteld worden dat hoe lager het opleidingsniveau is, hoe hoger het gemiddeld aantal contacten met de huisarts is. Ook met betrekking tot het soort contact met de huisarts (huisbezoek versus bezoek aan de praktijk) valt op dat, naarmate het opleidingsniveau lager is, het aandeel van huisbezoeken stijgt: bij personen met enkel een diploma onderwijs of geen diploma is 52% van de contacten een huisbezoek, bij personen met een opleiding lager secundair gaat het om 38% van de contacten, bij diegenen met een diploma hoger secundair om 24% en bij de hoogst opgeleiden om 18% van de contacten. Tenslotte kan ook worden vastgesteld dat het percentage contacten op initiatief van de huisarts stijgt naarmate het opleidingsniveau daalt. Bij de hoogst opgeleiden gaat het om 10% van de contacten, bij de personen met enkel een diploma lager onderwijs of geen diploma om 33% van de contacten. Contacten met een specialist In verband met contacten met een specialist is het interessant na te gaan of er socio-economische verschillen kunnen onderkend worden met betrekking tot wie het initiatief nam om een specialist te contacteren. In het Belgisch gezondheidssysteem kan een specialist hetzij rechtstreeks door de patiënt, hetzij via doorverwijzing van een huisarts geconsulteerd worden: het percentage contacten op initiatief van de patiënt zelf is het hoogst bij de hoogst opgeleiden (64%), lager bij personen die hoogstens een diploma hoger secundair (50%) of lager secundair (52%) hebben, en het laagst bij personen die geen diploma hebben of hoogstens een diploma lager onderwijs (39%). Na correctie voor leeftijd en geslacht blijft een significant verschil tussen de hoogste en laagste opleidingscategorieën bestaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hoger opgeleiden vaker een contact met een specialist in het afgelopen jaar rapporteren dan de lager opgeleiden. Contacten met de dienst spoedgevallen Voor geen enkele van de onderzochte indicatoren (percentage personen dat een dienst spoedgevallen contacteerde, gemiddeld aantal contacten, doorverwijzing naar een dienst spoedgevallen, redenen waarom een dienst spoedgevallen wordt gecontacteerd, tijdstip waarop een dienst spoedgevallen werd gecontacteerd) kan een significante samenhang met het opleidingsniveau worden vastgesteld

20 Contacten met een tandarts Vooraleer dieper in te gaan op de contacten met de tandarts wordt in de gezondheidsenquête enkele vragen gesteld omtrent de toestand van het gebit en omtrent mondverzorging. Een eerste vaststelling hieromtrent is de volgende: hoe lager de opleiding, hoe vaker mensen aangeven over geen eigen gebitselementen meer te beschikken. Slechts 4% van de personen van 65 jaar en ouder met een diploma hoger onderwijs heeft geen eigen tanden meer. Bij personen met een diploma hoger middelbaar in dezelfde leeftijdsgroep bedraagt dit percentage 8%, bij personen met een diploma lager middelbaar 13% en bij personen met geen diploma of enkel een diploma lager onderwijs 21%. Deze verschillen zijn significant, ook na correctie voor leeftijd en geslacht. In omgekeerde zin geldt uiteraard dat, hoe lager het opleidingsniveau is, hoe meer kans op een tandvervangende prothese. Het percentage personen met een tandvervangende prothese bedraagt 57% bij personen met geen diploma of enkel een diploma lager onderwijs en daalt tot 26% bij personen met een diploma hoger onderwijs. Zelfs al kunnen deze verschillen gedeeltelijk verklaard worden door verschillen in de geslachts- en leeftijdsdistributie tussen de verschillende opleidingsklassen, ook na correctie voor leeftijd en geslacht vinden we een zeer significante socio-economische gradiënt. Tenslotte moet nog vermeld dat personen met enkel een diploma lager onderwijs of geen diploma slechts in 39% van de gevallen rapporteren dat ze de tanden tweemaal of vaker per dag poetsen. Naarmate het opleidingsniveau stijgt, stijgt ook dit percentage. Bij personen met een hoger diploma poetst 56% de tanden minstens tweemaal per dag. Deze socio-economische gradiënt blijft sterk significant na correctie voor leeftijd en geslacht Drie indicatoren met betrekking tot de contacten met een tandarts werden onderzocht: het laatste contact met de tandarts, het gemiddeld aantal contacten met de tandarts per jaar en de mate waarin een periodiek onderzoek bij de tandarts gebeurt. Voor elk van deze indicatoren kan een uitgesproken samenhang met het opleidingsniveau worden vastgesteld: zo stijgt het percentage personen dat het afgelopen jaar een contact had met de tandarts naarmate het opleidingsniveau toeneemt (34% bij diegenen zonder diploma of slechts een diploma lager onderwijs, 56% bij de hoogst opgeleiden), is het gemiddeld aantal jaarlijkse contacten hoger bij de hoger opgeleiden (gemiddeld 0,9 maal bij de laagst opgeleiden tegen 1,6 maal bij de hoogst opgeleiden) en is de kans groter dat de hoogst opgeleiden recent een tandarts gezocht hebben voor een periodiek onderzoek. Contacten met paramedici In de Gezondheidsenquête wordt aandacht besteed aan de mate waarin de bevolking contacten heeft met een verpleegkundige aan huis (thuisverpleging), met een kinesitherapeut, met een diëtist(e), logopedist(e) of psycholoog. Na analyse kan worden besloten dat er geen samenhang is tussen het opleidingsniveau en het al dan niet beroep op de diensten van paramedici. Ziekenhuisopname De ruwe resultaten vertonen een associatie tussen het percentage personen dat een klassieke ziekenhuisopname rapporteert in het afgelopen jaar en het opleidingsniveau. Na correctie voor leeftijd en geslacht zijn er echter geen verschillen meer. Het aantal mensen met een lager diploma is immers hoger bij de ouderen, vandaar dat we in deze opleidingscategorie meer personen aantreffen die in het ziekenhuis werden opgenomen. Voor daghospitalisaties vinden we geen samenhang tussen de opleiding en het percentage

21 personen dat een opname rapporteert in het afgelopen jaar. De opnameduur is het hoogst bij personen zonder diploma of enkel een diploma lager onderwijs (15 nachten) en daalt verder met het opleidingsniveau tot 6 nachten voor personen met een diploma hoger onderwijs. Na correctie voor leeftijd vinden we een significante socio-economische gradiënt. Gebruik van geneesmiddelen In de gezondheidsenquête wordt zowel aandacht besteed aan het gebruik van voorgeschreven als aan het gebruik van niet voorgeschreven geneesmiddelen. De ruwe gegevens suggereren dat het gebruik van voorgeschreven geneesmiddelen toeneemt naarmate het opleidingsniveau daalt. Na correctie voor leeftijd en geslacht verdwijnen de verschillen echter volledig. Het gebruik van niet voorgeschreven geneesmiddelen is echter wel sterk geassocieerd met het opleidingsniveau, ook na correctie voor leeftijd en geslacht, maar dan wel in de andere zin. M.a.w., hoe hoger het opleidingsniveau, hoe vaker niet voorgeschreven geneesmiddelen worden gebruikt. Hoe lager het opleidingsniveau, hoe meer verschillende soorten geneesmiddelen gebruikt worden. 21% van de laagst opgeleiden gebruiken 5 of meer geneesmiddelen per dag. Bij personen met een diploma hoger onderwijs is dit slechts 3%. Deze enorme socio-economische gradiënt kan voor een stuk verklaard worden doordat het aandeel van de ouderen bij de laagopgeleiden veel groter is dan bij de hoog opgeleiden. Ook na correctie voor leeftijd en geslacht is deze gradiënt echter nog steeds sterk significant Contact met niet-conventionele therapie Het gebruik van alternatieve geneeskunde hangt sterk samen met het opleidingsniveau. Het percentage van de bevolking dat er gebruik van maakte in het afgelopen jaar stijgt van 4% bij de personen zonder diploma of een diploma lager onderwijs, over 8% bij de personen met een diploma lager middelbaar en 10% bij de personen met een diploma hoger middelbaar, tot 17% bij de personen met een diploma hoger onderwijs. Na standaardisatie voor leeftijd en geslacht is enkel het verschil tussen de categorieën lager en hoger middelbaar niet significant. Besluit Met betrekking tot mogelijke socio-economische verschillen in medische consumptie zijn de resultaten niet eenduidig. Voor verschillende in dit onderdeel besproken indicatoren is er geen of nauwelijks sprake van significante verschillen tussen de onderscheiden opleidingsniveaus. Deze zijn er echter wel voor vrij specifieke indicatoren. Zo ligt de praktijk voor huisbezoeken van de huisarts anders bij laag opgeleiden (relatief veel huisbezoeken) anders dan bij hoogopgeleiden (relatief weinig huisbezoeken) en gaan diegenen met een hoog opleidingsniveau (hoger onderwijs) significant meer dan laag opgeleiden (geen diploma of slechts een diploma lager onderwijs) vaak direct naar een specialist zonder doorverwijzing. De mate waarin op een tandarts beroep wordt gedaan, hangt zeer duidelijk samen met socio-economische kenmerken: zowel wat betreft het laatste contact met de tandarts, het gemiddeld aantal contacten met de tandarts per jaar en de mate waarin een periodiek onderzoek bij de tandarts gebeurt, liggen de prevalenties van de lager opgeleiden lager dat deze van de hoger opgeleiden. Ook de gemiddelde duur van een ziekenhuisopname lijkt samen te hangen met socio-economische kenmerken (langere verblijfsduur voor de lager opgeleiden).de mate waarin mensen niet voorgeschreven geneesmiddelen gebruiken tenslotte, is gerelateerd met socio-economische karakteristieken

22 Preventie Vaccinatie Een eerste aandachtspunt betreft de vraag of mensen over een vaccinatiekaart beschikken. Een samenhang met de socio-economische positie is hier duidelijk merkbaar: personen die een hogere opleiding hebben doorlopen, geven significant meer dan anderen aan over een dergelijke kaart te beschikken. In de Gezondheidsenquête wordt daarnaast nagegaan in welke mate de bevolking aangeeft gevaccineerd te zijn tegen: - tetanus - hepatitis B - meningokokken type C (hersenvliesontsteking) - griep (algemene populatie risicopopulatie) - pneumokokken Voor zowel de vaccinatie tegen tetanus, hepatitis B als tegen meningokokken type C kan een duidelijk socio-economisch profiel samengesteld worden: telkenmale liggen de proporties personen die gevaccineerd zijn, hoger bij de hoger opgeleiden (bijvoorbeeld: slechts 50% van de personen met een beperkt opleidingen geeft aan tegen tetanus gevaccineerd te zijn tegen 66% bij die personen met een opleiding hoger onderwijs). Voor wat betreft de vaccinatie tegen griep (algemene populatie risicopopulatie) komen we op basis van het ruwe cijfermateriaal - tot een tegengesteld profiel: naar mate personen een hogere opleiding hebben gevolgd, naarmate het percentage personen aangeeft tegen griep gevaccineerd te zijn, daalt. Na correctie voor leeftijd en geslacht echter, kunnen geen significante verschillen vastgesteld worden tussen de onderscheiden opleidingsniveaus. Voor wat betreft de vaccinatie tegen pneumokokken betreft kunnen geen verschillen in functie van het opleidingsniveau worden vastgesteld. Cardiovasculaire preventie Cardiovasculaire preventie wordt in de Gezondheidsenquête geïndiceerd aan de hand van drie indicatoren: de mate waarin de bevolking een controle van de bloeddruk heeft ondergaan (in de afgelopen vijf jaar), de mate waarin ze een controle van het cholesterolgehalte in het bloed heeft ondergaan (in de afgelopen vijf jaar) en tenslotte de mate waarin ze een controle van het suikergehalte in het bloed heeft ondergaan (in de afgelopen drie jaar). Telkenmale wordt ook nagegaan of ze op de hoogte zijn gebracht van respectievelijk een verhoogde bloeddruk, een verhoogd cholesterolgehalte en/of een verhoogd suikergehalte in het bloed. Indien nagegaan wordt of een samenhang kan worden vastgesteld worden tussen cardiovasculaire preventie, kan tot de volgende vaststellingen gekomen worden: - er kunnen geen socio-economische verschillen teruggevonden worden voor wat betreft de mate waarin de bevolking gecontroleerd werd voor bloeddruk, cholesterol of suikerhalte in het bloed; - er zijn aanwijzigen dat personen met een eerder beperkt opleidingsniveau relatief meer na een controle te horen kregen dat ze een verhoogde bloeddruk, respectievelijk een verhoogd

23 suikergehalte in het bloed hadden. Met betrekking tot het cholesterolgehalte in het bloed kunnen geen significante verschillen qua opleidingsniveau vastgesteld worden. Screening voor borstkanker De mate waarin voor borstkanker gescreend wordt, wordt in de Gezondheidsenquête nagegaan aan de hand van drie indicatoren: de mate waarin vrouwen (vanaf de leeftijd van 15 jaar) recent een zelfonderzoek van de borsten hebben gedaan, een klinisch onderzoek van de borsten hebben ondergaan en/of een mammografisch onderzoek hebben ondergaan. Er moet hier herhaald worden dat een zelfonderzoek noch een klinisch onderzoek van de borsten als efficiënte screeningsmethodes worden beschouwd. In het kader van de enquête worden beide methodes enkel aangehaald als proxy voor de context waarin een mogelijk mammografisch onderzoek al dan niet wordt doorgevoerd en om de belangstelling van vrouwen voor deze problematiek te evalueren. Zowel met betrekking tot het zelfonderzoek van de borsten als tot het klinisch onderzoek kan vastgesteld worden dat de proportie vrouwen dat dergelijke onderzoeken heeft gedaan of ondergaan heeft in de afgelopen twaalf maanden systematisch lager is bij vrouwen met een eerder beperkte opleiding. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook indien nagegaan wordt in welke mate vrouwen een mammografisch onderzoek hebben ondergaan eenzelfde trend kan worden vastgesteld: in de leeftijdsgroep 50 tot 69 jaar geeft 60% van die vrouwen met geen of slechts een diploma lager onderwijs aan een mammografisch onderzoek ondergaan te hebben, bij vrouwen in dezelfde leeftijdsgroep maar met een diploma hoger onderwijs gaat het om 77%. Screening voor baarmoederhalskanker Socio-economische ongelijkheden kunnen duidelijk teruggevonden worden voor wat betreft de screening voor baarmoederhalskanker. De richting is duidelijk: naarmate het opleidingsniveau stijgt, stijgt de proportie vrouwen (in de leeftijdsgroep 25 tot 64 jaar) dat aangeeft in de loop van de afgelopen drie jaar een uitstrijkje hebben laten nemen. Zo geeft slechts 50% van de vrouwen in de leeftijdgroep zonder diploma of met slechts een diploma lager onderwijs aan een dergelijk uitstrijkje te hebben laten nemen, bij vrouwen in dezelfde leeftijdsgroep maar met een diploma hoger onderwijs gaat het om 72%. Besluit De resultaten van de enquête tonen aan dat hoger opgeleiden relatief meer aangeven tegen tetanus, hepatitis B als tegen meningokokken type C ingeënd te zijn. Wat betreft de opsporing voor borstkanker moet worden vastgesteld dat vrouwen met een eerder laag opleidingsniveau significant minder aangeven recent een dergelijk onderzoek te hebben ondergaan. Hetzelfde gaat op voor wat betreft de opsporing van baarmoederhalskanker. Er kunnen geen socio-economische verschillen teruggevonden worden voor wat betreft de mate waarin de bevolking gecontroleerd werd voor bloeddruk, cholesterol of suikerhalte in het bloed. Hetzelfde gaat op voor wat betreft de vaccinatie tegen griep en tegen pneumokokken

24 Gezondheid en samenleving Toegankelijkheid van gezondheidszorgen De resultaten voor wat betreft de toegankelijkheid van gezondheidszorgen worden gepresenteerd op het niveau van het huishouden en niet op individueel niveau. Specifiek voor dit onderdeel is dat de resultaten ook voorgesteld worden in functie van het equivalent inkomen van het huishouden. Zoals in de introductie van dit rapport werd vermeld, wordt het equivalent inkomen berekend door het maandelijks inkomen van het huishouden te delen door het aantal leden dat het huishouden telt, waarbij aan de diverse leden (referentiepersoon, andere inwonende volwassene, kind) een specifieke wegingsfactor wordt toebedeeld. Door het gebruik van het equivalent inkomen is het mogelijk huishoudens met verschillend inkomenshoogtes en met een verschillende samenstelling van het huishouden toch zinvol met elkaar te vergelijken. Socio-economische ongelijkheden voor wat betreft de toegankelijkheid van gezondheidszorgen kunnen het best nagegaan worden door te kijken hoeveel huishoudens relatief (dit wil zeggen in functie van hun huishoudbudget) dienen te besteden aan gezondheidszorg. De resultaten tonen aan dat in huishoudens waarvan de referentiepersoon slechts lager of helemaal geen onderwijs heeft genoten zo n 10% van het huishoudbudget dienen besteed wordt aan het betalen van gezondheidszorgen. Dit percentage daalt voor de hoger opleidingsniveaus om uiteindelijk slechts 5% uit te maken van het huishoudbudget in de hoogste opleidingscategorie. Na correctie voor leeftijd en geslacht kunnen evenwel geen significante verschillen teruggevonden worden tussen de (gemiddelde) uitgaven van de huishoudens behorend tot de verschillende opleidingsniveaus. Indien de uitgaven voor gezondheidszorgen gerelateerd worden aan het equivalent inkomen van de huishoudens wordt evenwel een ander plaatje verkregen. Hoewel in absolute termen de uitgaven in de hogere inkomensklassen hoger liggen dan in de lagere, verandert het beeld volledig indien ingezoomd wordt op de relatieve uitgaven. Voor de laagste inkomenscategorie wordt 14% van het huishoudbudget ingepalmd door kosten voor gezondheidszorgen. Voor de hoogste inkomenscategorie maakt dit slechts 3% uit van het budget.na correctie voor leeftijd en geslacht (van de referentiepersoon) blijkt dat de relatieve uitgaven voor gezondheidszorgen significant lager liggen voor de huishoudens behorend tot de hoogste inkomenscategorie. Ook in verband met de perceptie van de eigen uitgaven voor gezondheidszorgen kan een sterke socioeconomische gradiënt onderkend worden en dit zowel indien deze indicator gerelateerd wordt aan het opleidingsniveau als aan het inkomensniveau: huishouden behorend tot de lagere opleidingsgroepen, respectievelijk inkomensgroepen vinden significant meer dan de anderen dat de uitgaven voor gezondheidszorgen zwaar om dragen zijn. Tenslotte zijn er duidelijke aanwijzingen te vinden voor de samenhang tussen het opleidingsniveau en het inkomensniveau met de de noodzaak medische consumptie uit te moeten stellen. Huishoudens behorend tot het laagste opleidingsniveau geven relatief meer aan (16%) vanwege financiële redenen medische consumptie uit te moeten stellen dan huishoudens behorend tot een hoger opleidingsniveau (7% van de huishoudens behorend tot het hoogste opleidingsniveau). Na correctie voor leeftijd en geslacht (van de referentiepersoon) is het verschil in proportie tussen het laagste en het hoogste opleidingsniveau statistisch significant

25 Deze gradiënt is nog meer geprononceerd wanneer de relatie tussen het inkomensniveau van de huishoudens en de noodzaak medische consumptie uit te stellen wordt nagegaan. Waar 19% van die huishoudens met een beperkt inkomen (equivalent maandelijks inkomen lager dan 750) aangeeft medische consumptie uit te moeten stellen, daalt dit percentage tot 2% bij diegenen met het hoogste equivalent inkomen (equivalent inkomen hoger dan 2500). Na correctie voor leeftijd en geslacht (van de referentiepersoon) het percentage huishoudens dat het gebruik van gezondheidszorgen moet uitstellen significant hoger bij die huishoudens met een equivalent inkomen dat lager is dan 1000 in vergelijking met de huishoudens met een hoger equivalent inkomen. Gezondheid en omgeving Grosso modo kan geen samenhang onderkend worden tussen socio-economische kenmerken van huishoudens en hun perceptie van omgevingskenmerken. Er kan wel een significante samenhang vastgesteld worden met betrekkin tot de praktijk van het binnenshuis roken. Van de huishoudens met een referentiepersoon met een diploma hoger onderwijs wordt er in 24% van de huishoudens door minstens één persoon elke dag binnenshuis gerookt. Dit is, na standaardisatie voor leeftijd en geslacht, significant minder dan wanneer de referentiepersoon een diploma lager onderwijs (33%), lager middelbaar (37%) of hoger middelbaar (37%) heeft. Ook het percentage van de huishoudens waar beperkingen op het roken in de woning van kracht zijn stijgt significant met het opleidingsniveau: van 28% bij de huishoudens waar de referentiepersoon geen of een diploma lager onderwijs heeft tot 55% bij de huishoudens waar de referentiepersoon een diploma van het hoger onderwijs heeft. Trauma s Er kan in het algemeen - geen significante samenhang onderkend worden tussen de prevalentie van trauma s en socio-economische karakteristieken. Niettemin kan vastgesteld worden dat het percentage personen dat aangeeft het slachtoffer van geweld te zijn gewest significant lager ligt bij de laagst dan bij de hoogst opgeleiden. Dit gaat zowel op voor wat psychologisch geweld als voor wat fysiek geweld betreft. Sociale gezondheid De ruwe resultaten suggereren dat er een samenhang steekt tussen het opleidingsniveau en de tevredenheid over de sociale relaties: bij diegenen die geen of slechts een diploma lager onderwijs hebben is het percentage personen dat ontevreden is over hun sociale relaties hoger (8%) dan bij diegenen die beschikken over een diploma hoger onderwijs (6%). Deze verschillen zijn echter niet significant indien voor leeftijd en geslacht gecorrigeerd wordt. Het ruwe cijfermateriaal geeft aan dat personen met geen of slechts een diploma lager onderwijs relatief meer aangeven weinig sociale contacten te hebben (10%), terwijl dit percentage daalt tot 5% bij diegenen met een diploma hoger onderwijs. Na correctie voor leeftijd en geslacht blijkt evenwel dat er geen significante samenhang kan onderkend worden tussen het opleidingsniveau en de frequentie van sociale contacten. Er kan een duidelijk samenhang vastgesteld worden tussen het opleidingsniveau en het al dan niet participeren aan het verenigingsleven: 53% van diegenen die geen of slechts een diploma lager onderwijs heeft, geeft aan nooit deel te nemen aan het verenigingsleven. Bij de hoger opgeleiden is dit percentage lager: 38% bij diegenen met een diploma hoger middelbaar onderwijs, 26% bij diegenen met

26 een diploma hoger onderwijs. Na controle voor leeftijd en geslacht, mag worden besloten dat de percentages voor de hoger opgeleiden significant lager liggen in vergelijking met personen met een eerder beperkte opleiding. Diegenen met een eerder beperkte opleiding geven in hogere mate aan slechts op een povere sociale ondersteuning te kunnen rekenen (15% bij diegenen zonder diploma of een diploma lager onderwijs, 10% bij diegenen met een diploma lager middelbaar) dan personen met een diploma hoger onderwijs (5%). Het verschil tussen diegenen met een diploma hoger onderwijs enerzijds en alle lagere opleidingsniveaus anderzijds, is significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Sociale en preventieve diensten Personen met een hoger onderwijsniveau zagen minder vaak een arbeidsgeneeskundige dienst: 28% van de personen met een diploma hoger onderwijs tegenover 41% van de personen zonder diploma of een diploma lager onderwijs. Er bestaan geen duidelijke trends naar opleidingsniveau wat betreft het contact met Kind en gezin en schoolarts. De vier diensten worden vaker gebruikt door personen met een laag opleidingsniveau. Significante verschillen bestaan er bij het gebruik van thuishulp (geen of lager onderwijs: 6% tegenover hoger onderwijs 0,9%) en contact met het OCMW (geen of lager onderwijs: 5,3% tegenover hoger onderwijs 0,5%). Besluit Wellicht evident is het dat huishoudens met een eerder beperkt opleidingsniveau (respectievelijk inkomensniveau) het moeilijker dan anderen hebben om de kosten die gepaard gaand met medische consumptie te dragen, de eigen bijdrages voor gezondheidszorgen te hoog te vinden en zich relatief meer in een situatie bevinden waarbij medische consumptie tijdelijk uitgesteld moet worden. Voor de andere onder dit hoofdstuk ressorterende onderdelen is er veel minder sprake van een uitgesproken socio-economische ongelijkheid. Uitzondering hierop betreft de resultaten voor het onderdeel sociale gezondheid waar duidelijk kan worden aangetoond dat bij diegenen met een eerder beperkte opleiding er relatief meer mensen teruggevonden worden met een beperkte kennissenkring, met een eerder negatieve evaluatie van hun sociale contacten en met een eerder negatieve inschatting van de steun die zij zouden kunnen genieten indien dit nodig zou zijn

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Introductie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

6.7.1. Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie

6.7.1. Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie 6.7. Ongelijkheid in Gezondheid 6.7.1. 6.7.1.1. Samenvatting 6.7.1.1.1 Gezondheidsstatus De perceptie van de eigen gezondheid vertoont een negatieve samenhang met het opleidingsniveau: bij personen zonder

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid

Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische Ongelijkheden in Gezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance oktober 2010 Brussel, België Nr interne referentie : 2010/053 Depotnummer : D/2010/2505/49 ISSN : 2032-9172 Belangrijkste resultaten Sociaal-Economische

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 8.1.1. Inleiding In 1977 aanvaardden de WGO en haar lidstaten de resolutie waarbij Gezondheid voor Allen voor de regeringen het belangrijkste doel werd op het vlak van sociale gezondheid. In het verlengde

Nadere informatie

6.1.1. De gezondheidstoestand

6.1.1. De gezondheidstoestand 6.1. Kernboodschap 6.1.1. De gezondheidstoestand Er is een verschuiving in het morbiditeitsprofiel in vergelijking met de gegevens over overlijden. In vergelijking met de voornaamste oorzaken van overlijden

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongelijkhenden in gezondheidstoestand, levensstij en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongelijkhenden in gezondheidstoestand, levensstij en preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 8.1.1. Inleiding In 1977 aanvaardden de WGO en haar lidstaten de resolutie waarbij Gezondheid voor Allen voor de regeringen het belangrijkste doel werd op het vlak van sociale gezondheid. In het verlengde

Nadere informatie

Leefstijl en preventie

Leefstijl en preventie Leefstijl en preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 59 Bestudeerde indicatoren... 61 1. Voedingsgewoonten.... 61 3. Gebruik

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest Analyse indicatoren Gezond leven Analyse van de gezondheidsenquête in opdracht van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Door Sabine

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Uitgaven voor Gezondheidszorgen Gezondheidsenquête, België, 1997 7.7.1. Inleiding De basisprincipes van het huidige Belgische gezondheidssysteem zijn: vrije keuze van geneesheer door de patiënten, therapeutische vrijheid voor de practiserende geneesheren en toegankelijkheid

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidstoestand Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 13 Gezondheidsindicatoren...15 1. Subjectieve gezondheid... 15 2. Chronische

Nadere informatie

Gezondheid en samenleving

Gezondheid en samenleving Gezondheid en samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 115 Bestudeerde indicatoren... 117 1. Sociale gezondheid..... 117 2.

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 1 Methoden IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Bespreking pagina 1

Bespreking pagina 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Gezondheidstoestand

Gezondheidstoestand 6.3. Beknopte Samenvatting 6.3.1. Gezondheidstoestand Subjectieve gezondheid. In het Vlaams Gewest ervaart 82% van de bevolking zijn gezondheid als goed tot zeer goed. Het percentage personen dat zijn

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contacten met de Huisarts Gezondheidsenquête, België, 1997 7.1.1. Inleiding De huisarts vervult een essentiële rol binnen het geheel van de gezondheidszorg. Deze rol is bovendien in volle evolutie. Thema s zoals het globaal medisch dossier en de echelonnering

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Bespreking 5.2.2.2. page 1

Bespreking 5.2.2.2. page 1 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 5: PREVENTIE Stefaan Demarest, Rana Charafeddine (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Methodologie Inleiding Om sociale ongelijkheden in gezondheid in kaart te brengen en om mogelijke trends in de

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 3 Leefstijl IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheid en Samenleving

Gezondheid en Samenleving Gezondheid en Samenleving Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 231 Inleiding... 233 1. Toegankelijkheid van gezondheidszorgen... 235

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Gezondheidstoestand

Gezondheidstoestand 5.1. Kernboodschap 5.1.1. Gezondheidstoestand 78% van de bevolking vanaf 15 jaar beoordeelt de eigen gezondheidstoestand als goed tot zeer goed. 78% van de bevolking vanaf 15 jaar beoordeelt de eigen gezondheidstoestand

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Chronische Ziekten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Chronische Ziekten Gezondheidsenquête, België, 1997 Ziekten en langdurige aandoeningen (verder kortweg aandoeningen genoemd) brengen specifieke gevolgen met zich mee voor de gezondheidsbeleving, het dagelijks functioneren en het gebruik van de gezondheidszorg.

Nadere informatie

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Toegang tot Gezonheidszorg Gezondheidsenquête, België, 1997 8.2.1. Inleiding Er wordt in België sinds enkele jaren een progressieve toename vastgesteld van het deel dat door de patienten voor rekening wordt genomen van de kosten van gezondheidszorgen. In 1997 zal

Nadere informatie

Leefstijl en Preventie

Leefstijl en Preventie Leefstijl en Preventie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 87 Inleiding... 89 1. Lichaamsbeweging... 91 Globale lichaamsbeweging...

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Houdingen ten aanzien van het levenseinde

Houdingen ten aanzien van het levenseinde Houdingen ten aanzien van het levenseinde Stefaan Demarest Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642

Nadere informatie

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 2 Gezondheidstoestand IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

7.1.1. Gezondheidstoestand

7.1.1. Gezondheidstoestand 7.1. Kernboodschap 7.1.1. Gezondheidstoestand Over het algemeen is de gezondheidstoestand van de bevolking in het Brussels Gewest niet wezenlijk verschillend van wat we vinden bij de bevolking in gans

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsklachten Gezondheidsenquête, België, 1997 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997 5.3.1. Inleiding. Er is een duidelijke verschuiving gekomen in het ervaren van de gezondheid door de bevolking. Dit is mede een gevolg van de relatie tussen de demografische en de epidemiologische transitie

Nadere informatie

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden). 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Vaccinatie. Jean Tafforeau

Vaccinatie. Jean Tafforeau Vaccinatie Jean Tafforeau Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 71 E-mail : jean.tafforeau@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Gezondheidsstatus. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Gezondheidsstatus Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 15 Inleiding... 17 1. Subjectieve gezondheid... 19 2. Chronische aandoeningen...

Nadere informatie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997 5.8.1. Inleiding De WHO heeft in haar omschrijving het begrip gezondheid uitgebreid met de dimensie sociale gezondheid en deze op één lijn gesteld met de lichamelijke en psychische gezondheid. Zowel de

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 1 Deel Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr - Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 1 1 Brussel Tel : /.7.9 e-mail : his@iph.fgov.be http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 21 Deel 6 Gezondheid en Samenleving IPH/EPI REPORTS nr 22-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 Brussel Tel : 2/642.7.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997 5.6.1. Inleiding Tandcariës is een ziekte waarbij de gemineraliseerde tandweefsels vernietigd worden als gevolg van zuurvorming die ontstaat bij de fermentatie van koolhydraten door bacteriën in de mond.

Nadere informatie

Resultaten voor België Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde Gezondheidsenquête, België, 1997 7.6.1. Inleiding In dit hoofdstuk hebben we het over contacten met de kinesitherapeut, thuisverpleegkunde, voorzieningen voor bejaarden, de diëtist en arbeidsgeneeskundige diensten tijdens het afgelopen

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

GEZONDHEIDSENQUETE 2013 GEZONDHEIDSENQUETE 2013 RAPPORT 3: GEBRUIK VAN GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSDIENSTEN Sabine Drieskens, Lydia Gisle (ed.) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Medische consumptie Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. . Inhoudstafel Inhoudstafel... 79 Bestudeerde indicatoren... 81 1. Contacten met zorgverstrekkers... 81

Nadere informatie

Inleiding. Bespreking pagina 1

Inleiding. Bespreking pagina 1 5.4.1. Inleiding De meerwaarde van een gezondheidsenquête in vergelijking met de traditioneel verzamelde gezondheidsinformatie bestaat er o.a. uit dat ook gepeild wordt naar klachten waarvoor niet persé

Nadere informatie

Inleiding. Lydia Gisle

Inleiding. Lydia Gisle Inleiding Lydia Gisle Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance J. Wytsmanstraat, 14 B - 1050 Brussel 02 / 642 57 53 E-mail : lydia.gisle@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 4 Preventie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu. Inleiding 1. Context De vergrijzing van de bevolking in onze samenleving is een heuse uitdaging op het gebied van

Nadere informatie

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997 6.8.1. Inleiding In deze module worden 2 specifieke preventiedomeinen behandeld: de hypertensie en de hypercholesterolemie. De hart- en vaatziekten zijn aandoeningen die uit het oogpunt van volksgezondheid,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.4.1. Inleiding. Het belang van vaccinatie programma s is ruimschoots aangetoond geweest. De vragen werden slechts gesteld aan personen van 15 jaar en ouder, aangezien de vaccinale dekking bij kinderen

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde)

Onderzoeksteam : (in alfabetische volgorde) Afdeling Epidemiologie FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Juliette Wystmansstraat 14 Leuvenseweg 40 1050 Brussel 1000 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 1 Deel 4 Preventie IPH/EPI REPORTS nr 2-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 5 Brussel Tel : 2/642.57.94 e-mail : his@iph.fgov.be http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/

Nadere informatie

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001 Deel 5 Medische Consumptie IPH/EPI REPORTS nr 2002-22 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel Tel : 02/642.57.94 e-mail :

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie