BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Transcriptie

1 BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S ) de Berlaimontlaan Brussel Tel. : Fax : protectionfund@nbb.be Activiteitenverslag & jaarrekening 2007 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 17 maart 2008

2 De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming. In zo n geval gelden enkel de authentieke teksten en het reglement gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Verantwoordelijke uitgever Jean-Pierre Arnoldi Voorzitter Contactpersoon voor de publicatie Herman Debremaeker Secretaris-generaal de Berlaimontlaan Brussel Tel. : Fax : protectionfund@nbb.be Layout NBB TS Prepress & Image Druk Imprimerie Massoz rue du Parc Alleur (Liège) Beschermingsfonds voor deposito s en financiiële instrumenten Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke vermenigvuldiging van deze publicatie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan met bronvermelding..

3 inhoudstafel Organen van het Beschermingsfonds 4 Voorwoord 5 1. kenmerken van de beschermingsregeling 9 Opdracht Aangesloten financiële instellingen Types van interventie Tegoeden die voor bescherming in aanmerking komen Dekkingslimiet Regels van toepassing op de schadeloosstellingen Specifieke bescherming van financiële instrumenten Specifieke regels voor cliënten van bepaalde beleggingsondernemingen 2. evolutie van de regelgeving in Toetsing van de richtlijn inzake depositogarantie Zelfregulerende maatregelen inzake depositogarantie Betere bescherming van de beleggers door de MiFID-richtlijn Dematerialisering van financiële instrumenten 3. Administratief beheer in Deelnemers aan het Beschermingsfonds Interventiedossiers geopend door het Beschermingsfonds Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Onderzoeksactiviteiten 4. Financieel beheer in Bijdragen van het jaar 2007 Evolutie van de middelen Beleggingen 5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 27 Samenstelling van de Interventiereserve Gemeenschappelijke Reserve Reserve van de kredietinstellingen Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg Reserve van de beursvennootschappen Opneming van de diverse rubrieken van de Interventiereserve 6. Historisch overzicht 31 Overzicht van de activiteiten sinds 1999 Kerncijfers Historische evolutie van de middelen beschikbaar voor de bescherming van deposanten en beleggers 7. jaarrekening Balans na resultaatverwerking Resultatenrekening en resultaatverwerking Toelichting bij de jaarrekening 2007 Verslag van het College van revisoren gericht tot de Minister van Financiën 8. Bijlagen Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds 2. Lijst van de instellingen die deelnemen aan de beschermingsregeling Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

4 toestand op Organen van het Beschermingsfonds Bestuurscomité Voorzitter Jean-Pierre Arnoldi Leden vertegenwoordigers vertegenwoordigers van de kredietinstellingen van de overheid en van de beleggingsondernemingen Jean Hilgers jean-pierre de Buck van Overstraeten Marc Monbaliu lieve Mostrey Guy Schrans (tot ) Eric Struye de Swielande Jan Smets jan Vanhevel Omer Van Driessche Michel Vermaerke N. Luc Versele plaatsvervangende leden viviane Buydens Agnes Van den Berge plaatsvervangende leden Dirk De Cort Yvan Peeters Laetitia Rolin Jacquemyn Arnaud van Doosselaere Regeringscommissaris Olivier Henin Secretaris-generaal Herman Debremaeker College van Revisoren ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon 4 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

5 voorwoord Het Beschermingsfonds werd in 1999 opgericht met als opdracht een waarborgmechanisme in te stellen overeenkomstig de EU-regelgeving, dat toelaat deposanten en beleggers te vergoeden voor het geval zij schade zouden lijden ingevolge de deficiëntie van hun financiële instelling. Deze EU-regelgeving en meer in het bijzonder de richtlijn inzake depositogarantiestelsels is sinds 2005 aan een bijzondere aandacht onderworpen. De richtlijn zelf schrijft immers voor dat het bedrag van de minimale waarborg, thans per depositohouder, het voorwerp moet uitmaken van een periodieke toetsing waarbij rekening moet worden gehouden met de evolutie van de banksector en met de economische en monetaire toestand in de Europese Unie. In het licht van de aanhoudende trend naar financiële integratie en grensoverschrijdende fusies tussen kredietinstellingen heeft de Europese Commissie het nuttig geacht deze toetsing uit te breiden tot de richtlijn in zijn geheel en aldus te onderzoeken of de bestaande regels nog steeds beantwoorden aan de beoogde doelstellingen. Eind 2006 besliste de Europese Commissie dan ook om als eerste stap in dit uitgebreid onderzoek, de studie aan te vatten van enkele zelfregulerende initiatieven die op korte termijn de werking van de richtlijn zouden kunnen verbeteren. Nadien kunnen eventuele aanpassingen van de Europese wetgeving overwogen worden, meer bepaald op het vlak van de minimale dekkingslimiet of van de financieringswijze van de verbintenissen van de beschermingssystemen. Deze aanpassingen zullen evenwel afhangen van de besluiten die zullen getrokken worden uit de lopende onderzoekswerkzaamheden onder meer inzake de prudentiële controle en de rol van de lidstaten in grensoverschrijdende financiële crisissituaties. De turbulenties die zich sinds medio 2007 op de financiële markten hebben voorgedaan, hebben geleid tot een toename van de graad van urgentie van deze onderzoekswerkzaamheden maar ook tot een hernieuwde aandacht voor depositogarantie. Hieraan wordt immers in het financiële crisisbeheer een niet verwaarloosbare rol toebedeeld, met name op het vlak van het behoud van het vertrouwen dat, naast andere toezichtsmaatregelen ingesteld door de overheid ter ondersteuning van de financiële stabiliteit van het land, cruciaal is voor de vlotte werking van het financiële stelsel. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

6 In deze context richtte het Europees Parlement op 13 december 2007 een resolutie tot de Europese Commissie en de Raad waarin het stelt zich te scharen achter het standpunt en werkschema van de Commissie. Het Europees Parlement is daarenboven van mening dat een harmonisatie van de bestaande minimumgarantie op een hoger niveau wenselijk is voor zover deze verhoging gepaard gaat met een adequate economische ontwikkeling en wijst erop dat uiterlijk bij de volgende wijziging van de richtlijn een einde moet worden gemaakt aan een verdere daling van het garantieniveau als gevolg van inflatie. * Historisch gezien is de Belgische financiële sector gekenmerkt door een zeer hoge graad van stabiliteit. Door de kwaliteitsvolle prudentiële toezichtsmechanismen en controleprocedures die het voorwerp uitmaken van voortdurende verfijning, zijn schadegevallen steeds een zeldzame gebeurtenis gebleven. Met uitzondering van een in al zijn aspecten zeer beperkte en weinig relevante interventie in het eerste jaar van zijn negenjarig bestaan, diende het Beschermingsfonds zijn waarborgmechanisme dan ook niet in werking te stellen. Deze gunstige toestand liet het Beschermingsfonds toe jaarlijks een belangrijke resultaat te boeken en dit aan zijn reserves toe te voegen zodat zijn actiemiddelen voortdurend en aanzienlijk werden verstevigd. Dit gebeurde opnieuw voor het jaar 2007, waarvoor het te bestemmen resultaat uitkwam op 37,5 miljoen. De belangrijkste elementen van dit resultaat zijn, aan de inkomstenzijde, de jaarlijkse bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen ( 48 miljoen), alsook de financiële opbrengsten van de beleggingen van de reserves (netto 18 miljoen). De uitgaven worden in hoofdzaak gevormd door de teruggave, overeenkomstig het in 1999 afgesloten Protocol, van een deel van de middelen ( 28 miljoen) die door kredietinstellingen en beursvennootschappen waren ingebracht in vroegere beschermingsregelingen en die zij als initiële steun aan het Beschermingsfonds hebben overgemaakt op het ogenblik van zijn oprichting. Andere verrichtingen van 2007 hielden verband met de verschillende interventiedossiers overgenomen van de voorgangers van het Beschermingsfonds, enerzijds het Herdisconteringen Waarborginstituut (HWI), beheerder van de vorige depositobeschermingsregeling en anderzijds het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige beleggersbeschermingsregeling. Het beheer van deze dossiers gaf aanleiding tot de uitkering van schadeloosstellingen ten belope van 0,1 miljoen. Daarnaast werden er terugwinningen van dividenden geboekt voor een totaalbedrag van 2,3 miljoen, waarvan een belangrijk deel ( 1,6 miljoen) werd teruggestort aan de instellingen die de kostprijs van deze interventiedossiers oorspronkelijk hebben gefinancierd. De Interventiereserve, die alle actiemiddelen van het Beschermingsfonds omvat, nam door de toevoeging van het te bestemmen resultaat van 2007 toe van 735,2 miljoen tot 765,- miljoen (met inbegrip van de buiten balans geboekte bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg, ingesteld ter dekking van verbintenissen van gewezen openbare kredietinstellingen, die in 2007 verder werd afgebouwd van 42,3 miljoen tot 34,6 miljoen). 6 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

7 Daarnaast zette het Beschermingsfonds in 2007 de uitvoering verder van de diverse taken verbonden met zijn opdracht. Als paritair samengesteld organisme, waarin zowel de overheid als de betrokken financiële sectoren zijn vertegenwoordigd, volgde het Beschermingsfonds de problematiek van de bescherming van deposanten en beleggers nauwgezet op. Het Beschermingsfonds werkte met name mee aan de voorbereidende werkzaamheden ondernomen door de Europese Commissie in het raam van de toetsing van de richtlijn over depositobescherming. Verder wordt ook de nationale wetgeving opgevolgd die een impact kan hebben op de werking van het Beschermingsfonds. Dit was onder meer het geval met de omzetting in Belgisch recht van de MiFID-richtlijn die belangrijke maatregelen bevat ter versterking van de bescherming van beleggers die financiële instrumenten bezitten. Tenslotte vervulde het Beschermingsfonds verder zijn taak van informatieverstrekker aan alle belanghebbenden, voornamelijk deposanten en beleggers. Het stelt te dien einde informatie over zijn werking ter beschikking op de website met volgend adres : Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

8

9 1. Kenmerken van de beschermingsregeling Zoals gebruikelijk is het eerste hoofdstuk van het jaarverslag gewijd aan de beschrijving van de belangrijkste werkingsprincipes van de beschermingsregeling. Deze werkingsprincipes zijn voor een groot deel gebaseerd op de Europese depositogarantierichtlijn die sinds 2005 aan een grondige toetsing vanwege de Europese Commissie is onderworpen. Over de stand van dit onderzoek wordt gerapporteerd in hoofdstuk 2. Op dit ogenblik heeft deze oefening nog niet geleid tot enige aanpassing van de regelgeving, die sinds de oprichting van het Beschermingsfonds in 1999 ongewijzigd is gebleven. Opdracht EU-lidstaten dienen over een regeling te beschikken, die de bescherming beoogt van de gelden en financiële instrumenten die cliënten hebben toevertrouwd aan hun kredietinstelling of beleggingsonderneming. Deze verplichting vloeit voort uit twee Europese richtlijnen, de Richtlijn 94/19 inzake depositogarantiestelsels en de Richtlijn 97/9 inzake beleggerscompensatiestelsels, en werd ingeschreven in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen en in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen. Op grond hiervan richtte de wet van 17 december 1998 het Beschermingsfonds op in de vorm van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid. De wettelijke opdracht van het Beschermingsfonds bestaat erin de schade te vergoeden, binnen bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden, die een houder van geld- of effectenrekeningen zou geleden hebben wanneer zijn financiële instelling niet meer bij machte zou zijn hem zijn geldsommen terug te betalen of zijn effecten terug te geven. Door deze waarborgen te bieden draagt het Beschermingsfonds bij tot het behoud van het vertrouwen in het financieel systeem. Deze beschermingsregeling maakt hierdoor deel uit van de specifieke beschikkingen van het financiële veiligheidsnet, die voornamelijk bestaan in strikte en zeer omvattende controle- en toezichtsmechanismen berustend op supranationale (voornamelijk vanwege de Europese Unie) en nationale regelgeving. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

10 Aangesloten financiële instellingen De toetreding tot het Beschermingsfonds is verplicht voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen naar Belgisch recht. De aansluiting vormt een voorafgaande vereiste voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). De in België gevestigde bijkantoren van dergelijke instellingen, beheerst door het recht van een andere EER-lidstaat vallen onder de beschermingsregeling die in het land van herkomst werd ingesteld op grond van de genoemde EU-richtlijnen. De bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen in België die onder het recht van een niet EER-lidstaat vallen, dienen tot het Beschermingsfonds toe te treden, wanneer hun verbintenissen in hun land van oorsprong niet door een gelijkwaardige beschermingsregeling zijn gedekt. Onder kredietinstellingen wordt verstaan de banken (waaronder de federaties van kredietinstellingen), de spaarbanken (waaronder de kredietverenigingen behorend tot het net van het Beroepskrediet) en de effectenbanken. De categorie van beleggingsondernemingen wordt gevormd door de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (in de mate dat zij de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer mogen aanbieden). Types van interventie Het Beschermingsfonds zal onmiddellijk tussenkomen in geval van deficiëntie van een aangesloten instelling. Voor zover de reglementaire voorwaarden vervuld zijn, kan iedere deposant of belegger van een deficiënte instelling vanwege het Beschermingsfonds een schadeloosstelling bekomen voor zijn eventuele verlies (curatieve interventie). Het Beschermingsfonds kan eveneens, binnen de grenzen van zijn financiële middelen en onder bepaalde strikte voorwaarden, helpen bij de realisatie van een vereffening, een financiële sanering of een overname van een aangesloten instelling, waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar zou zijn (preventieve interventie). Een toestand van deficiëntie doet zich voor wanneer een instelling failliet wordt verklaard, een verzoek heeft ingediend tot of gedagvaard wordt voor een gerechtelijk akkoord of waarvan vastgesteld wordt door de CBFA dat ze niet in staat is, gezien haar financiële positie, om de deposito s of financiële instrumenten die haar waren toevertrouwd door haar cliënten, terug te betalen, te leveren of terug te geven. Een preventieve actie kan maar overwogen worden wanneer ze geacht wordt niet duurder uit te vallen dan een tegemoetkoming na deficiëntie of wanneer het aangewezen lijkt, in het algemeen belang van het munt- en kredietwezen of van de financiële markten, om het risico van deficiëntie van de aangesloten instelling te voorkomen. Een preventieve actie loopt steeds uit op een geordende vereffening van de betrokken instelling. 10 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

11 Tegoeden die voor bescherming in aanmerking komen Het Beschermingsfonds biedt twee soorten van bescherming aan. De belangrijkste waarborg is van toepassing op tegoeden die een cliënt in de vorm van speciën heeft gedeponeerd bij zijn financiële instelling. Daarnaast verleent het Beschermingsfonds ook een dekking voor de eventuele niet-teruggave door de deficiënte instelling van financiële instrumenten die haar door deze cliënt werden toevertrouwd. Vallen onder de depositobescherming : a) de deposito s bij kredietinstellingen (geplaatst op zicht-, spaar-, termijnrekeningen), alsook de schuldvorderingsbewijzen door deze instellingen uitgegeven en die dergelijke deposito s vertegenwoordigen, wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Unie (met inbegrip van de Noorse en IJslandse kroon); onder deze «bancaire» schuldvorderingsbewijzen verstaat men kasbons, obligaties en depositocertificaten; zij vallen enkel onder de dekking wanneer ze niet zijn achtergesteld en op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling ; b) geld gehouden bij kredietinstellingen en beursvennootschappen dat bestemd is voor de aankoop van financiële instrumenten of dat afkomstig is van de verkoop ervan, om het even in welke munt de tegoeden zijn uitgedrukt. Vallen onder de bescherming van financiële instrumenten : Alle effecten (aandelen, staatsfondsen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beursvennootschap in bewaring houdt voor rekening van haar cliënten en niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar. Dekkingslimiet Het Beschermingsfonds dekt het eventuele verlies van deposito s ten belope van alsook de eventuele niet-teruggave van financiële instrumenten, eveneens ten belope van Beide tegemoetkomingen zijn cumuleerbaar, zodat het bedrag dat het Fonds kan uitkeren aan een cliënt, kan oplopen tot , naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die deze cliënt aan zijn deficiënte instelling had toevertrouwd. Als verschillende personen (zoals bijvoorbeeld echtgenoten) rechten kunnen doen gelden op tegoeden of effecten die zich op een gemeenschappelijke rekening bevinden, kunnen zij elk afzonderlijk aanspraak maken op tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds van respectievelijk maximum voor deposito s en maximum voor financiële instrumenten die niet kunnen worden teruggegeven. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

12 Regels van toepassing op de schadeloosstellingen Iedere houder (en medehouder) van één of meerdere rekeningen met speciën of effecten bij een aangesloten kredietinstelling of beursvennootschap waarvan de deficiëntie is vastgesteld, beschikt over een onbetwistbaar recht op schadeloosstelling, voor zover is voldaan aan de voorwaarden van het tegemoetkomingsreglement. Dit reglement definieert de tegoeden die voor een schadeloosstelling in aanmerking komen, stelt de voorwaarden vast waaraan de schuldvordering moet beantwoorden, bepaalt hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt berekend en regelt de te volgen procedures. Uiteraard respecteert dit reglement de vereisten die op deze vlakken werden ingesteld door de EU-richtlijnen. De tekst van het reglement wordt door het Beschermingsfonds gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en kan geraadpleegd worden op zijn website Het reglement bevindt zich ook onder de bijlagen van dit verslag. Vermits het Beschermingsfonds voornamelijk de bescherming beoogt van de modale spaarder zijn bepaalde categorieën, in het algemeen omschreven als professionele actoren, uitgesloten van de dekking. Het gaat om de overheid en haar aanverwante instellingen, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling (bestuurders, aandeelhouders, commissarissen, verbonden vennootschappen,...) of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. De vergoeding voor deposito s is beperkt tot , welke ook het aantal rekeningen is waarover de gelden van de cliënt gespreid zijn. De tegemoetkoming wordt vastgelegd na samenvoeging van zijn diverse schuldvorderingen in hoofde van deposito s en na wettelijke of conventionele vergelijking van de eventuele schulden van deze cliënt. Ook de vergoeding voor financiële instrumenten kan niet hoger liggen dan genoemde limiet, welke ook het aantal rekeningen of de aard is van de effecten die de cliënt aan zijn financiële instelling heeft toevertrouwd. Specifieke bescherming van financiële instrumenten Het Beschermingsfonds verleent een waarborg voor effecten die op rekening werden geregistreerd bij een financiële instelling, die niet meer bij machte zou zijn deze terug te geven. Vooraleer deze waarborg zal worden ingeroepen, zullen de cliënten echter reeds gebruik hebben kunnen maken van het rechtstreeks terugvorderingsrecht, dat hen door de Belgische wetgeving wordt verleend. 12 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

13 De effecten van beleggers worden door de financiële instellingen aangehouden op gezamenlijke cliëntenrekeningen bij centrale depositarissen bij wie de onderliggende effecten zijn gedeponeerd of ingeschreven. Het eigendomsrecht van een deponent op zijn effecten vertaalt zich in een rechtstreeks terugvorderingsrecht, waardoor de effecten nooit in de boedel van de activa van een eventueel faillissement kunnen terechtkomen. De bescherming vanwege het Beschermingsfonds zal dus maar nodig zijn in het uitzonderlijke geval dat, na rechtstreekse restitutie aan de eigenaars van alle effecten die bij de deficiënte instelling in bewaring zijn gegeven, sommigen van deze eigenaars niet al hun effecten zouden hebben teruggekregen. Specifieke regels voor cliënten van bepaalde beleggingsondernemingen Een afzonderlijke categorie van aangesloten instellingen voor wie specifieke regels bestaan op het vlak van de bescherming van hun cliënten, wordt gevormd door vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en door bepaalde beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, die gemachtigd zijn eveneens de activiteit van individueel portefeuillebeheer uit te oefenen, hebben een bijzonder statuut bij het Beschermingsfonds vermits het hen verboden is deposito s op te nemen of financiële instrumenten aan te houden voor rekening van hun cliënten. Deze instellingen zijn verplicht dit verbod ter kennis te brengen van hun cliënten. Een schadegeval zal zich dus maar voordoen indien een cliënt - in weerwil van dit wettelijke verbod - toch deposito s of financiële instrumenten zou hebben toevertrouwd aan dergelijke instelling die nadien in gebreke zou blijven. Een aanvraag tot schadeloosstelling zal evenwel slechts ontvankelijk zijn indien de benadeelde cliënt zal kunnen aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld zonder weet te hebben gehad van voornoemd verbod. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

14

15 2. Evolutie van de regelgeving in 2007 De Europese richtlijn over depositogarantie, die samen met de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels de werking van het Beschermingsfonds bepaalt, is sinds 2005 onderworpen aan een uitgebreide toetsing vanwege de Europese Commissie. Andere richtlijnen kunnen eveneens bepalingen bevatten die een impact hebben op de werking van het Beschermingsfonds. Dit is onder meer het geval met de richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten (MiFID-richtlijn) en met de richtlijn betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (winding up-richtlijn). Ook op het vlak van de nationale wetgeving kunnen initiatieven, zoals de afschaffing van de effecten aan toonder, gevolgen hebben voor het Beschermingsfonds. Daarnaast heeft de continue integratiebeweging op de financiële markten de aandacht van de autoriteiten prioritair gevestigd op het beheer van financiële crisissen die een bedreiging zouden kunnen vormen voor de financiële stabiliteit van één of meerdere lidstaten van de Europese Unie. De aanhoudende turbulenties op de financiële markten die zich ingevolge de crisis van de hypothecaire «subprime» leningen in de Verenigde Staten manifesteerden vanaf de tweede helft van 2007, legden een nog grotere nadruk op dit beleidsthema en toonden het grote belang aan van een adequaat veiligheidskader en van coördinatie tussen de EU-lidstaten. In de door de nationale en supranationale autoriteiten gevoerde onderzoeken hierover werd een hernieuwde aandacht vastgesteld voor de rol die depositogarantiesystemen zouden kunnen spelen in het beheer van mogelijke crisissituaties. In dit opzicht werden meermaals overwegingen geformuleerd over de mogelijkheden van depositogarantiesystemen om te helpen het risico van een eventuele bank run te verminderen, bijvoorbeeld door deposanten een quasi onmiddellijk ingaande en adequate dekking te bieden. De besluiten uit deze onderzoeken zullen richtinggevend zijn voor de standpunten die de autoriteiten inzake depositogarantie zullen innemen. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

16 Toetsing van de richtlijn inzake depositogarantie De richtlijn inzake depositogarantie stelt dat, 10 jaar na de inwerkingtreding van de reglementering, het gewaarborgde bedrag van voor een eerste maal getoetst dient te worden, ten einde vast te stellen of een of andere wijziging aan dit bedrag zich al dan niet opdringt rekening houdend met name met de ontwikkeling van de banksector en met de economische en monetaire situatie in de Europese Unie. In 2005 startte de Europese Commissie dit onderzoek dat zij evenwel uitbreidde tot alle aspecten van de depositogarantie. Het onderzoek werd voorlopig afgerond met de publicatie op 28 november 2006 van een mededeling gericht aan het Europees Parlement en de Raad. In haar mededeling is de Commissie van oordeel dat de bestaande regels over depositobescherming in het huidige stadium volstaan, maar dat onderzocht zou kunnen worden of bepaalde zelfregulerende maatregelen zouden kunnen genomen worden ten einde op korte termijn de grensoverschrijdende werking van de garantiestelsels van de Europese Unie te verbeteren. De Commissie kwam eveneens tot het besluit dat het haar voorbarig leek een meer diepgaande wijziging van de richtlijn te overwegen, onder meer op het vlak van het minimale dekkingsniveau en van de financiering van depositogarantieregelingen, en dat wetgevingswijzigingen pas moeten worden nagestreefd na overlegging van nieuwe onderzoeksresultaten op het gebied van grensoverschrijdend risico- en crisismanagement. Naar aanleiding van deze mededeling stemde het Europees Parlement op 13 december 2007 een resolutie waarin het zegt zich te scharen achter het standpunt en werkschema van de Commissie. Het Europees Parlement is daarenboven van mening dat een harmonisatie van de bestaande minimumgarantie op een hoger niveau wenselijk is maar dat een verhoging gepaard moet gaan met een adequate economische ontwikkeling en wijst erop dat uiterlijk bij de volgende wijziging van de richtlijn een eind moet worden gemaakt aan een verdere daling van het garantieniveau als gevolg van de inflatie. Zelfregulerende maatregelen inzake depositogarantie De Europese Commissie duidde in genoemde mededeling van eind 2006 een aantal domeinen aan waarin door de depositobeschermingsregelingen niet-wetgevende stappen zouden kunnen worden overwogen die op relatief korte tijd zouden kunnen leiden tot een verbetering van de effectieve werking van de richtlijn. Voor deze materies werden de lidstaten verzocht informatie te verstrekken over de werking van hun eigen garantieregelingen. Verslagen en besluiten op grond van een analyse van de verzamelde gegevens zijn gepland voor Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

17 Volgende initiatieven werden in het vooruitzicht gesteld : een onderzoek over de interpretatie door de lidstaten van de notie «deposito» en over de uitsluitingen die zij toepassen op grond van de richtlijn ; het opstellen van een facultatieve modelovereenkomst voor topping-up regelingen (d.i. het recht dat een bijkantoor van een kredietinstelling heeft om toe te treden tot de eventuele gunstigere dekking die van kracht is in het land van vestiging) ; de uitwerking van een facultatieve modelovereenkomst die gericht is op een verbetering van de informatieuitwisseling tussen garantiestelsels ; een onderzoek over de toegepaste uitbetalingstermijnen van vergoedingen aan deposanten ; een onderzoek over de methodes die een verbetering van de voorlichting van de consumenten beogen ; een onderzoek over de toepassing in de lidstaten van financiële bijdragen die afhankelijk worden gesteld van het risicoprofiel van iedere kredietinstelling. Betere bescherming van de beleggers door de MiFID-richtlijn In 2007 zette de Belgische wetgever de Europese Richtlijn betreffende de markten van financiële instrumenten (MiFID-richtlijn) om in nationaal recht. De nieuwe regelgeving heeft mede tot doel bij te dragen tot een verhoging van het beleggersvertrouwen. De wetgeving die daadwerkelijk van toepassing werd vanaf november 2007, bevat immers maatregelen die moeten leiden tot een betere bescherming van de beleggers dankzij de perfectionering van de gedragsregels, van de regelgeving op het vlak van de orderuitvoering alsook van de regelgeving met betrekking tot de interne organisatie van financiële instellingen, meer bepaald door een versteviging van de voorschriften inzake de bewaring van financiële instrumenten voor rekening van cliënten. Zo zullen bijkomende organisatorische maatregelen moeten worden gerespecteerd om de bewaargeving van financiële instrumenten te optimaliseren. Er dient in dit licht te worden gewezen op de verplichte afscheiding die doorgevoerd moet worden tussen effecten van het cliënteel en deze van de financiële instelling. De nieuwe maatregelen verbeteren de bescherming van de belegger die reeds beschikt over een rechtstreeks revindicatierecht op de effecten waarvan hij eigenaar is, zodat vermeden wordt dat deze in de boedel van activa van een eventueel faillissement zouden terechtkomen. De Belgische wetgever verfijnde eveneens de regels die van toepassing zijn op gelden toevertrouwd aan beursvennootschappen met het oog op het uitvoeren van beursverrichtingen en die onder meer bestaan in de verplichting om deze gelden op zeer korte termijn te segregeren bij een kredietinstelling. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

18 Dematerialisering van financiële instrumenten Ingevolge de Belgische wet houdende afschaffing van de effecten aan toonder mogen vanaf 1 januari 2008 nog alleen effecten in gedematerialiseerde vorm of op naam worden uitgegeven. Bovendien zullen vanaf 31 december 2013 er geen toondereffecten meer in omloop zijn. Het Beschermingsfonds verleent dekking voor effecten die zijn toevertrouwd aan een aangesloten instelling, alwaar ze op een effectenrekening zijn geregistreerd. Tussen 2008 en 2013 zal de dematerialisering het aantal effecten die onder de beschermingsregeling vallen sterk verhogen. De weerslag voor het Beschermingsfonds, onder meer op het vlak van het bijkomende risico dat het ten laste neemt, dient in zijn juiste context geplaatst te worden hierbij rekening houdend met de andere beveiligingsmechanismen, waaronder het rechtstreekse terugvorderingsrecht die de eigenaars op deze effecten hebben en de bijkomende maatregelen die op grond van de MiFID-richtlijn werden genomen om de beleggers beter te beschermen op het vlak van de bewaargeving van effecten. 18 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

19 3. Administratief beheer in 2007 Het beheer van het Beschermingsfonds wordt uitgevoerd door het Secretariaat onder de verantwoordelijkheid van de Voorzitter en het Bestuurscomité. De administratieve activiteiten behelzen de toetreding van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, de uitvoering inzake interventiedossiers, de opvolging van de regelgeving en nadere reflectie inzake de bescherming van deposito s en financiële instrumenten onder meer in samenwerking met de Europese instanties. De activiteiten in verband met de financiële middelen (inning van de bijdragen en belegging van de reserves) worden in een volgend hoofdstuk behandeld. Het administratief beheer omvat eveneens de door de wet en reglement vereiste verantwoordingen over al deze activiteiten, aan Bestuurscomité, autoriteiten en controleorganen. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De eerste taak van het Beschermingsfonds bestaat erin de aansluiting te verzekeren van instellingen die vallen onder de wetgeving inzake de bescherming van deposito s en financiële instrumenten. Deze verplichting geldt alleen voor instellingen naar Belgisch recht en bijkantoren van instellingen naar het recht van een niet-eer-land. Naar aanleiding van het KB van 27 april 2007 tot omzetting van de Europese Richtlijn betreffende de markten voor financiële instrumenten (MiFID-richtlijn) werden bepaalde wijzigingen aangebracht aan het statuut van de beleggingsondernemingen. De vennootschappen voor vermogensbeheer werden omgevormd tot vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en het bestaande statuut van vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten werd afgeschaft. Ingevolge deze wijzigingen werd het aantal categorieën van instellingen die verplicht zijn toe te treden tot het Beschermingsfonds teruggebracht tot 4. Van het ene jaar tot het andere daalt het aantal deelnemers met 2 eenheden. In globo werden er 3 nieuwe toetredingen geregistreerd. Vijf deelnemers verdwenen, 3 door een fusie met een andere deelnemer en 2 door een stopzetting van de activiteiten. Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

20 Aantal deelnemers op op Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht banken - spaarbanken - effectenbanken Bijkantoren van een kredietinstelling naar niet EER-recht 9 8 Beursvennootschappen Vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies* Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging Totaal aantal deelnemers * op : 22 vennootschappen van vermogensbeheer en 3 vennootschappen voor de plaatsing van orders in financiële instrumenten. Daarnaast zijn er ook verscheidene kredietinstellingen naar EER-recht actief in ons land. Deze kredietinstellingen nemen niet deel aan het Beschermingsfonds maar de tegoeden die zijn toevertrouwd aan hun bijkantoren hier te lande worden beschermd door het waarborgsysteem dat is opgericht in het land van oorsprong van de betrokken instelling. Op 31 december 2007 waren er 49 dergelijke bijkantoren geregistreerd in België. Om de juiste draagwijdte van de dekking te kennen voor tegoeden toevertrouwd aan deze EER-bijkantoren, dienen de cliënten zich te richten tot de beschermingsregeling van het betrokken land. De regelingen in de andere lidstaten van de EER moeten uiteraard voldoen aan de vereisten voorzien in de EU-richtlijnen. Ofschoon er bepaalde verschillen kunnen zijn in de afbakening van de dekking, is er in alle lidstaten steeds een minimale bescherming ten belope van voor depositohouders enerzijds en voor houders van financiële instrumenten anderzijds. Interventiedossiers geopend door het Beschermingsfonds Het tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds is van toepassing vanaf Interventiedossiers geopend in de jaren voordien vallen onder specifieke reglementering ingesteld door de rechtsvoorgangers van het Beschermingsfonds. Er is geen enkel dossier of betwisting hangende onder deze rubriek. Het enige interventiedossier dat het Fonds diende te openen gedurende zijn eerste werkingsjaar en dat een uiterst beperkte omvang had, kon vlug en definitief worden gesloten na schadeloosstelling van de cliënten overeenkomstig het reglement. 20 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

21 Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Het Beschermingsfonds nam op grond van zijn oprichtingswet de rechten en verplichtingen over van de vroegere depositobeschermingsregelingen georganiseerd door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI). Het betreft, enerzijds, de Buitengewone Interventiereserve die de spaarders beschermde van 1975 tot 1984, en anderzijds, de depositobeschermingsregeling voor banken en de beschermingsregeling voor spaarbanken, die van kracht waren van 1985 tot Dit beheer slaat op interventieprocedures geopend ten gunste van cliënten van kredietinstellingen waarvan de deficiëntie werd vastgesteld vóór Het Beschermingsfonds zette in 2007 dit beheer verder dat thans nog enkel verband houdt met de terugwinning van middelen die door de kredietinstellingen werden aangebracht voor de oplossing van een geval van deficiëntie dat zich begin de jaren tachtig voordeed. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Krachtens zijn oprichtingswet heeft het Beschermingsfonds de rechten en verplichtingen overgenomen van het Interventiefonds van de Beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige vergoedingsregeling voor de cliënten van beursvennootschappen, die zelf de rechtsopvolger was van de Waarborgkas van de Wisselagenten (CGW). De activiteiten in de interventiedossiers geopend door het CIF tussen 1988 en 1998, spreiden zich over verschillende domeinen zoals het onderzoek van hangende schadeloosstellingsaanvragen, de opvolging van de betwistingen in verband met deze aanvragen, de recuperatie van vereffenings- en faillissementsdividenden en het beheer van de voorzieningen ingebracht door het CIF ter dekking van de niet afgesloten interventiedossiers. Dit beheer werd in 2007 verdergezet en behelst volgende taken : 1 De toekenning van schadeloosstellingen aan cliënten Verschillende tegemoetkomingsaanvragen zijn nog steeds hangende en zullen de eventuele uitbetaling van een vergoeding slechts bekomen wanneer de reglementaire voorwaarden hiertoe zullen vervuld zijn. Daarnaast zijn er nog een tiental betwistingen hangende voor de rechtbanken in verband met schadeloosstellingen die door het CIF op grond van zijn reglement werden geweigerd. Het Beschermingsfonds ging in 2007 over tot twee schadeloosstellingen, goed voor een totaalbedrag van 0,1 miljoen. 2 de terugwinning van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is, als rechtsopvolger van het CIF, in de plaats getreden in de rechten van de vergoede schuldeisers en heeft aldus recht op een deel van de dividenden die eventueel toegekend worden naar aanleiding van de afsluiting van de vereffening of van het faillissement. Het Beschermingsfonds volgt bijgevolg aandachtig de tegeldemaking van de Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

22 activa op, die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren en vereffenaars. In 2007 kon het Beschermingsfonds aldus in drie interventiedossiers een totaalbedrag van 2,3 miljoen recupereren. De terugwinning in één interventiedossier ( 1,6 miljoen) werd doorgestort aan gewezen CIF-leden (zie 3 hierna). Voor het tweede interventiedossier werd een bedrag van 0,6 miljoen geïnd. Hiervan kon slechts 0,1 miljoen definitief als dividend worden geboekt terwijl 0,5 miljoen in een voorziening werd ondergebracht ingevolge een geschil met de vergoede schuldeisers over de toepassing van de subrogatieregeling. Tenslotte werd nog een bedrag van 0,1 miljoen geïnd in een derde interventiedossier, ingevolge de gunstige afloop van een rechtsgeding. 3 Het beheer van de financiële middelen ingebracht door het CIF Op het ogenblik van de ontbinding van het CIF eind 1998 werden al zijn middelen ter beschikking gesteld van het terzelfdertijd opgerichte Beschermingsfonds. Deze middelen werden ondergebracht in diverse voorzieningen en fungeerden als dekking van hetzij hangende schadeloosstellingsaanvragen, hetzij risico s van algemene aard verbonden aan de uitvoering van de opdracht van het CIF. Het Beschermingsfonds is gelast met de opvolging van deze voorzieningen die worden aangewend in geval van uitbetaling van tegemoetkomingen of aangevuld met eventuele terugwinningen. De voorzieningen worden op regelmatige basis gewaardeerd op grond van een beoordeling van de waarschijnlijkheid dat in de lopende dossiers tot uitbetaling zal moeten worden overgegaan. Overtollige bedragen kunnen krachtens precieze overeenkomsten afgesloten met de beursvennootschappen die initieel het CIF hebben gefinancierd, aan hen worden teruggestort. In 2002 en 2006 was reeds een overtollig deel van de voorzieningen, respectievelijk 8,2 miljoen en 3,8 miljoen, teruggestort geweest. Dit was opnieuw het geval in 2007 waarin een bedrag van 1,6 miljoen aan de gewezen deelnemers van het CIF kan worden overgemaakt. Onderzoeksactiviteiten Het Beschermingsfonds volgt nauwgezet de problematiek op van de bescherming van deposanten en beleggers en van de internationale evolutie hieromtrent, voornamelijk op het vlak van de EU- regelgeving. Het Beschermingsfonds volgde in 2007 met aandacht de diverse evoluties die een invloed zouden kunnen uitoefenen op zijn werking en verrichtte hiervoor verscheidene onderzoeken en werkzaamheden. Dit was onder meer het geval voor de nationale wetgeving inzake de afschaffing van de effecten aan toonder en deze genomen in navolging van de MiFID-richtlijn (zie hiervoor hoofdstuk 2). Het Beschermingsfonds nam deel aan diverse besprekingen op EU-niveau, onder meer in verband met de toetsing van de richtlijn inzake depositogarantie. Dit onderzoek gebeurt in samenwerking met het Joint Research Center van de Europese Commissie en verloopt via het European Forum of Deposit Insurers (EFDI), vereniging die de depositobeschermingsregelingen van de diverse Europese landen groepeert. 22 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

23 4. Financieel beheer in 2007 Het Secretariaat is gelast met het beheer van de financiële middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om eventuele schadegevallen te financieren. Deze middelen bestaan enerzijds uit bijdragen gestort door de deelnemende financiële instellingen sinds de oprichting van het Beschermingsfonds in 1999 en anderzijds uit tegoeden afkomstig uit vorige beschermingsregelingen, die tijdelijk te zijner beschikking blijven. Bijdragen van het jaar 2007 Iedere kredietinstelling en beursvennootschap is een jaarlijkse bijdrage verschuldigd die is opgesplitst in drie delen : een deelbijdrage die 0,175 / bedraagt van de deposito s die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming ; een deelbijdrage die 0,7 % bedraagt van de positieve bruto-opbrengsten in het voorafgaande jaar, na aftrek van het renteresultaat ; een deelbijdrage die 0,1 / bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De berekeningsregels zijn identiek voor kredietinstellingen en beursvennootschappen. De effectieve samenstelling van de bijdrage verschilt evenwel alnaargelang de aard van de toegetreden instelling. Voor de kredietinstellingen is de belangrijkste grondslag voor de berekening van hun bijdrage deze van de gedekte deposito s en deze maken 85 % van de berekeningsbasis uit. Voor de beursvennootschappen is de activiteit die verband houdt met de financiële instrumenten de belangrijkste grondslag voor de berekening van de bijdrage (eveneens ten belope van 85 %). In totaal werden er voor het jaar 2007 aan het Beschermingsfonds bijdragen gestort voor 48,1 miljoen wat 7,4 % meer is dan verleden jaar. Deze stijging is voornamelijk een gevolg van de toename van de deposito s die in aanmerking komen voor een schadeloosstelling. Daarnaast betaalde het Beschermingsfonds aan bepaalde deelnemers een deel van de bijdragen terug die zij hadden gestort in vorige beschermingsregelingen waarvan het Beschermingsfonds de verplichtingen heeft overgenomen. Deze terugbetalingen, waarvan Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

24 de modaliteiten zijn overeengekomen bij de oprichting van het Beschermingsfonds, bedroegen 28,- miljoen en brengen de netto-inbreng van de financiële sector voor 2007 terug tot 20,1 miljoen. De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging dragen niet bij tot de vorming van financiële reserves en dienen enkel te delen in de administratieve kosten van het beheer van het Beschermingsfonds door de storting van een jaarlijkse individuele bijdrage die 144,94 bedraagt. In 2007 werd aldus een totaalbedrag van 4.348,20 door deze vennootschappen aan het Beschermingsfonds overgemaakt. Evolutie van de middelen Het overgrote deel van de werkingsmiddelen bevindt zich effectief onder de liquiditeiten van het Beschermingsfonds en wordt voornamelijk in overheidsfondsen belegd. Daarnaast beschikt het Beschermingsfonds over actiemiddelen in de vorm van standbylijnen en over een Bijzondere Staatswaarborg met specifieke en beperkte draagwijdte. Deze middelen die afkomstig zijn uit vorige regelingen worden afgebouwd in de tijd volgens regels overeengekomen tussen overheid en deelnemers. In 2007 nemen de te beleggen middelen toe met 65 miljoen, voornamelijk ingevolge de storting van de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers en de opbrengst van de beleggingen, en stijgen ze van 563,3 tot 628,3 miljoen. De andere middelen voortkomend uit vroegere beschermingssystemen verminderen in toepassing van het Protocol, door de teruggave aan bepaalde kredietinstellingen van hun standbylijn en door de afbouw van de Staatswaarborg. Evolutie van de middelen (in miljoenen ) Te beleggen middelen Stand begin boekjaar 563,3 502,7 Toename door bijdragen en financiële opbrengsten + 65,- + 60,6 Stand einde boekjaar 628,3 563,3 Andere middelen (uit vorige regelingen) Stand begin boekjaar 171,9 210,2 Afbouw -35,2-38,3 Stand einde boekjaar 136,7 171,9 Totaal van de financiële middelen 765,- 735,2 24 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007

25 Beleggingen Krachtens zijn organisatiereglement dient het Beschermingsfonds minstens 75 % van zijn liquide middelen te beleggen in effecten die de waarborg genieten van een overheid op het territorium van de EU of van internationale overheidsinstellingen waarin een of meerdere EU-overheden in deelnemen. Het saldo kan belegd worden in financiële instrumenten uitgegeven door de privé-sector (aandelen of obligaties genoteerd op een gereglementeerde beurs van een lidstaat van de EU, alsook bepaalde aandelen van instellingen voor collectieve belegging). Het Bestuurscomité bepaalt, binnen deze limieten, de algemene beleggingspolitiek. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité, waarin de overheid, de kredietinstellingen en de beursvennootschappen zijn vertegenwoordigd. Dit Comité vergadert regelmatig onder leiding van de Voorzitter van het Bestuurscomité en gaat over tot de concrete beleggingen conform de algemene richtlijnen van het Bestuurscomité. De nieuwe middelen van het Beschermingsfonds (bijdragen en beleggingsinteresten) en de vervallen kapitalen werden in 2007 voornamelijk belegd in OLO s rekening houdend met de voorschriften op het vlak van duration bepaald door het Bestuurscomité. Zoals blijkt uit onderstaande tabel is ongeveer 90 % van de middelen belegd in effecten met Staatswaarborg of staat op termijnrekeningen bij de Schatkist. Het saldo is belegd in kapitalisatiebeveks van aandelen (10 %). Belegging van de middelen (in miljoenen ) op op Uitgiften met Staatswaarborg 562,7 (90 %) 475,8 (85 %) Schatkistcertificaten - (-) - (-) OLO s 537,9 (86 %) 450,9 (80 %) Inflatie-gebonden obligaties 24,8 (4 %) 24,9 (5 %) Andere financiële instrumenten Beveks van aandelen 62,1 (10 %) 55,3 (10 %) Termijnrekeningen 2,3 (-) 30,- (5 %) Totaal 627,1 (100 %) 561,1 (100 %) Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag

26 Beleggingen in vastrentende effecten Gezien het feit dat een belangrijk deel van de middelen onmiddellijk bij de aangesloten instellingen opgevraagd kan worden indien dit nodig mocht blijken, blijft er een significante ruimte om reserves op middellange en lange termijn te beleggen. De duration (gemiddelde geactualiseerde looptijd van interestvervaldagen en kapitaalaflossingen) van de portefeuille bedroeg 4 jaar op 31 december Al de activa zijn overigens onmiddellijk mobiliseerbaar door verkoop op de financiële markten. Het resultaat van 2007 van deze portefeuille wordt gevormd door de ontvangen interesten en gelijkgestelde opbrengsten ( 20,1 miljoen). Berekend op boekhoudkundige basis, bedraagt het brutorendement van de portefeuille 4,25 %, tegenover 4,26 % voor het voorgaande jaar. Rekening gehouden met de evolutie van de beurswaarde van de betrokken activa op het jaareinde bedragen de returns + 2,7 % voor de Staatsobligaties (tegen + 1,6 % voor de Belgian Bond Index) en + 2,5 % voor de korte-termijnbeleggingen. Beleggingen in niet-vastrentende effecten De beleggingen worden beslist met het oog op een optimalisering van de resultaten, daarbij rekening houdend met de evolutie van de beurzen en met principes van voorzichtigheid, liquiditeit en diversificatie. In 2007 werd een bedrag van 6,2 miljoen belegd ten opzichte van een maximaal bedrag toegestaan door het Bestuurscomité van 7,2 miljoen. De portefeuille bestaat op het einde van het jaar uit 27 beveks beheerd door 10 verschillende instellingen. De portefeuille is onderverdeeld in globale beveks (86 %, waarvan EMU 30 %, Europa 44 % en België 12 %) en sectoriële beveks (14 %). Naar aanleiding van verkopen werd een meerwaarde van 0,9 miljoen gerealiseerd. Uit de waardering van de portefeuille tegen de marktwaarde op 31 december 2007 blijkt daarenboven een latente meerwaarde van 23 miljoen en bedraagt de performance voor ,4 % (ter vergelijking: MSCI Europe + 2,7 %). 26 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten jaarverslag 2007