Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (voorlopige maatregel) Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 19 november 2001 Algemeen De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij delen de opvatting van de regering dat het niet verantwoord is de invoering van een preventief instrumentarium langer uit te stellen, prefereren deze weg boven het eerst «regelen» van de nog niet wettelijk geregelde beroepen en vinden het verstandig de evaluatie van de Wet BIG af te wachten. Zij vragen wanneer deze te verwachten is. Wij zijn de leden van de PvdA-fractie erkentelijk voor hun steun aan het wetsvoorstel. De evaluatie van de Wet BIG is te verwachten in het najaar van De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. Enerzijds delen zij de opvatting dat snel moet kunnen worden opgetreden tegen beoefenaren van (alternatieve) behandelmethoden, anderzijds plaatsen zij vraagtekens bij de effectiviteit van het voorstel. Uit de opzet van de Wet BIG blijkt naar hun mening dat de wetgever het de primaire verantwoordelijkheid van de consument acht om te bepalen of en zo ja hoe hij gebruik maakt van de alternatieve geneeskunst. Zij vragen hoe en in welke mate overheidsingrijpen op grond van de wet BIG dan toch nog de aangewezen weg is. Zou niet wanneer ernstige gezondheidsschade is te duchten van enigerlei handeling of nalaten de overheid op grond van een generieke regeling los van de Wet BIG moeten kunnen ingrijpen en biedt het strafrecht daartoe niet al een handvat? Aan de Wet BIG ligt inderdaad de gedachte ten grondslag dat het de primaire verantwoordelijkheid van de burger zelf is om al of niet voor alternatieve behandelmethoden te kiezen. Terwijl afgezien van voorbehouden handelingen, het toepassen van alternatieve behandelmethoden niet is verboden, kent de wet alleen voor beoefenaren van de reguliere geneeskunst regels betreffende titelbescherming, registratie, opleidings-, deskundigheids- en kwaliteitseisen en het tuchtrecht. Dat mes snijdt aan twee kanten. Enerzijds staat het de burger wel vrij te kiezen voor alternatieve behandelmethoden, maar anderzijds mag hij alleen als hij gebruik maakt van het reguliere circuit erop vertrouwen dat aan bepaalde kwaliteitseisen wordt voldaan. Er is in het Wetboek van Strafrecht een KST57143 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 1

2 aantal strafbepalingen die, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, kunnen worden toegepast, zo kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de artikelen 307 en 308 betreffende dood als wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Gekozen is voor opneming van een specifieke strafbepaling in de Wet BIG in aansluiting op de systematiek van deze wet. Uitgangspunt bij de totstandkoming van de wet is zoals gezegd geweest dat het verlenen van individuele gezondheidszorg in beginsel vrij is. Hierbij zijn in de wet wel grenzen aangegeven: bepaalde risicovolle handelingen zijn voorbehouden aan bevoegde beroepsuitoefenaren en het handelen van geregistreerde beroepsuitoefenaren is onderworpen aan tuchtrechtspraak. Voorts is, in plaats van de voor inwerkingtreding van deze wet geldende beroepsbescherming (art. 1 Wet uitoefening geneeskunst juncto art. 436 Wetboek van Strafrecht), voorzien in een strafbepaling waarbij niet geregistreerde dan wel geregistreerde beroepsuitoefenaren die buiten hun deskundigheidsgebied treden, strafbaar zijn indien zij bij handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade veroorzaken aan de gezondheid van een ander. Het wetsvoorstel brengt in die opzet geen wijziging. De mogelijkheid tot het geven van een bevel die in het wetsvoorstel wordt geïntroduceerd, impliceert immers niet dat de overheid nieuwe inhoudelijke eisen stelt aan beoefenaren van alternatieve behandelmethoden. Voorgesteld wordt alleen om ten aanzien van degene die verdacht wordt van overtreding van de reeds bestaande, in artikel 96 van de Wet BIG opgenomen, norm de mogelijkheid te creëren de betrokkene in afwachting van de verdere vervolging een bevel te geven zich van bepaalde handelingen te onthouden. Geen nieuwe of verdere overheidsnormering van alternatieve behandelmethoden dus, maar alleen een preventieve mogelijkheid tot ingrijpen bij overtreding van de huidige specifieke strafbepaling in de Wet BIG in aansluiting op het bestaande systeem en ter bescherming van de volksgezondheid. De leden van de VVD-fractie vragen voorts of het bestaande strafrechtelijke instrumentarium wel voldoende is onderzocht op de mogelijkheid van het treffen van een voorlopige voorziening en zo ja waarom daarvan geen gebruik is gemaakt. Het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering kennen niet de mogelijkheid van het treffen van een voorlopige voorziening, zoals voorgesteld in het onderhavige voorstel van wet. Wel is, zoals ook in de memorie van toelichting is aangegeven, een dergelijke mogelijkheid opgenomen in de Wet op de economische delicten (WED). Gelet op de aard van het in artikel 96 geregelde strafbare feit is er destijds niet voor gekozen om dit feit onder te brengen bij de WED. De enkele omstandigheid dat er behoefte bestaat aan de mogelijkheid, analoog aan de in de WED voorkomende mogelijkheid, tot het treffen van een voorlopige voorziening is hiervoor ook onvoldoende aanleiding. De vraag of is gedacht aan het treffen van een generieke regeling in het strafrecht voor het treffen van voorlopige maatregelen kan ontkennend worden beantwoord. De doeleinden die met het treffen van een voorlopige maatregel worden beoogd, wijken af van die welke in het algemeen met de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen worden beoogd. Doorgaans worden deze strafvorderlijke dwangmiddelen primair toegepast met het oog op de waarheidsvinding en de mogelijkheid een eventuele veroordeling zeker te kunnen stellen, al kan bij sommige dwangmiddelen, waarbij in het bijzonder aan de toepassing van voorlopige hechtenis kan worden gedacht, het voorkomen van recidive ook een rol spelen. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis kunnen daaraan ook voorwaarden worden verbonden. Bij het toepassen van de voorlopige maatregel staat het voorkomen van het toebrengen van verdere schade voorop; de bescherming van de volksgezondheid moet de maatregel dringend vorderen. Gelet op de specifieke aard van deze maat- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 2

3 regel is geen algemene regeling overwogen. Een behoefte aan een algemene regeling ten behoeve van andere strafbare feiten is ook niet gebleken. De leden van de fractie van de VVD vragen vervolgens evenals de leden van de GroenLinks-fractie in te gaan op de vraag of de mogelijkheid van een civiel kort geding is overwogen teneinde ernstig gevaar voor de volksgezondheid af te wenden. In beginsel zou een overheidsorgaan een eis in kort geding kunnen instellen. Op grond van artikel 3:305b BW kan een overheidsorgaan opkomen voor de belangen van anderen. Publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals genoemd in artikel 2:1 BW, kunnen op grond van dit artikel een rechtsvordering die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen instellen, mits de behartiging van deze belangen aan hen is toevertrouwd. Ten einde vast te stellen of een overheidsorgaan op naam van de Staat kan optreden dient men te kijken naar de belangen die in de taakstelling voorkomen. Wanneer een overheidsorgaan een civiele vordering, te weten een verbod of bevel in kort geding, instelt, dient ingevolge de rechtspraak van de Hoge Raad getoetst te worden aan de twee wegen leer, zoals deze volgt uit het Windmill arrest (HR 26 januari 1990, NJ 1991, 394). Het privaatrechtrechtelijk optreden van een overheidsorgaan mag de mogelijkheid om publiekrechtelijk op te treden niet op aanvaardbare wijze doorkruisen. Het publiekrecht biedt de burger rechtsbeschermingswaarborgen die hem bij een privaatrechtelijk optreden onthouden zouden kunnen worden. Indien dit het geval is, is er sprake van onaanvaardbare doorkruising. Wanneer er geen sprake is van onaanvaardbare doorkruising, dient nog aan de eisen van artikel 6:162 BW getoetst te worden. Deze toetsing kan bewijsproblemen met zich meebrengen. Uit het voorgaande blijkt dat een overheidsorgaan in beginsel een civielrechtelijk geding kan aanspannen. Daartoe dient echter aan verschillende criteria te worden getoetst, waardoor het resultaat van een dergelijke procedure in het ongewisse blijft. Nog afgezien van de vraag of een civielrechtelijk kort geding tot de juridische mogelijkheden behoort en welke problemen dit oplevert, verwijzen wij naar het standpunt ingenomen door het kabinet in Handhaven op Niveau (TK, , VI, nr. 67). Dit standpunt was een reactie op het rapport van de commissie bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke handhaving (Commissie Michiels). Hierin is aangegeven dat er aan een uitbreiding van de privaatrechtelijke handhaving van publiekrechtelijke normen geen behoefte is gebleken en het kabinet derhalve geen aanleiding zag voor vervolgacties ter zake van de rol van het privaatrecht bij de handhaving van publiekrechtelijke normen. Omdat handhaving uiteindelijk de taak van de overheid is, acht het kabinet een publiekrechtelijke actie in dergelijke gevallen aangewezen. Daar komt in dit geval nog bij dat de instantie die het verbod, ex artikel 96, derde lid, van de Wet BIG, oplegt de strafrechter is. Analoog aan deze bepaling ligt het voor de hand dat een verbod bepaalde handelingen te verrichten, gericht aan een alternatief genezer, afkomstig is van een actor in het strafrecht, dat ook als evident voordeel heeft dat de inzet van diverse dwangmiddelen mogelijk is. De mogelijk aanhangig te maken strafzaak en een verbod bepaalde handelingen te verrichten zijn verder bezwaarlijk los van elkaar te beschouwen, aangezien het sterke vermoeden van een strafbaar feit de basis vormt om een dergelijk verbod op te leggen. Uit een oogpunt van efficiëntie is het dan het strafrecht waaronder dergelijke bevoegdheden en taken behoren te liggen. De leden van de VVD-fractie vragen vervolgens hoe artikel 96 van de Wet BIG thans in de praktijk wordt toegepast. Kan de regering aangeven op welke wijze de bevoegdheden van de Inspectie tekort schieten en op welke argumenten de in de memorie van toelichting genoemde onderzoeksconclusie is gebaseerd? Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 3

4 De Inspectie treedt ten aanzien van alternatieve behandelaars (zonder een in de wet geregelde titel) uitsluitend reactief en niet pro-actief op. Alleen wanneer sprake is van meldingen, signalen of klachten bepaalt de Inspectie of er aanleiding is voor een nader onderzoek (conform de leidraad onderzoek meldingen). Wanneer sprake lijkt van het veroorzaken van directe schade zal de Inspectie in overleg met Openbaar Ministerie direct een inspectiebezoek brengen en daarover rapporteren aan het Openbaar Ministerie. Wanneer alleen sprake is van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade inventariseert de Inspectie in eerste instantie langs schriftelijke weg de risico s hetgeen kan leiden tot voorlopige afsluiting van het dossier of tot het brengen van een inspectiebezoek. Over afstemming tussen de Inspectie en het Openbaar Ministerie, van essentieel belang voor een eventuele verdere vervolging door het Openbaar Ministerie, zijn inmiddels afspraken gemaakt. Het onderzoek waarvan in de memorie van toelichting melding wordt gemaakt en waarop de leden van de VVD-fractie doelen, is het in antwoord op de genoemde kamervragen toegezegde onderzoek naar mogelijkheden om de nu aan de Inspectie ter beschikking staande instrumenten aan te scherpen of uit te breiden. Het daaruit voortvloeiende voorstel is gebaseerd op de in de memorie van toelichting aangegeven overwegingen. Kern van de zaak is dat het gelet op de zich in de praktijk voordoende incidenten gewenst is om ter bescherming van de volksgezondheid een mogelijkheid tot vroegtijdig ingrijpen te creëren ten aanzien van beroepsbeoefenaren aan wie thans niet al op grond van de Wet BIG een bevel kan worden gegeven zich van bepaalde handelingen te onthouden. De leden van de VVD-fractie vragen vervolgens wanneer de Kamer de evaluatie van de Wet BIG tegemoet kan zien. Heeft de regering heeft overwogen de evaluatie versneld uit te voeren en intussen met onderhavige wetswijziging te wachten totdat de werking van de wet is geëvalueerd? De Kamer kan de evaluatie van de Wet BIG in het najaar van 2002 tegemoet zien. Er is niet overwogen om de evaluatie versneld uit te voeren en met onderhavige wetswijziging te wachten totdat de werking van de wet is geëvalueerd. De evaluatie heeft betrekking op het totale functioneren van de wet, terwijl de onderhavige wetswijziging betrekking heeft op een beperkt onderwerp waarvan spoedige nadere regeling gewenst is en die niet ingrijpt op de bestaande systematiek van de Wet BIG doch in feite een aanvulling is op de reeds ter beschikking staande wettelijke mogelijkheden van toezicht en sancties. De leden van de VVD-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat de regering zich pas naar aanleiding van een incident de vraag heeft gesteld of de overheid over voldoende effectieve instrumenten beschikt en vragen of bij de totstandkoming van de Wet BIG dit vraagstuk niet aan de orde is gekomen en zo ja waarom niet. Naar aanleiding daarvan merken wij op dat bij de totstandkoming van de Wet BIG met betrekking tot artikel 96 de discussie zich heeft toegespitst op de vraag of het OM in staat zou zijn om op basis van artikel 96 in voorkomende gevallen een (alternatieve) genezer in strafrechtelijke zin als verdachte aan te merken van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een persoon. De vraag of het al dan niet wenselijk was om een voorlopige voorziening te regelen zoals opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel is daarbij niet aan de orde geweest, noch heeft de regering bij die vraag stilgestaan. Er is dus geen sprake geweest van een bewuste keuze om af te zien van een dergelijke voorziening. Wel is sprake geweest van een bewuste keuze om af te zien van wettelijke regeling van het veld van beoefenaren van alternatieve behandelwijzen als zodanig. Het wetsvoorstel doet aan die keuze niet af, maar trekt wel lering uit enkele sindsdien opgedane ervaringen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 4

5 Artikel 96 biedt volgens de leden van de VVD-fractie op zichzelf voldoende ruimte om een alternatieve genezer te vervolgen. Belangrijk punt hierbij is naar hun mening dat de criteria worden verhelderd, aangescherpt en nader worden ingevuld. Hoe staat de regering tegenover de gedachte om de wetswijziging te beperken tot een aanscherping c.q. nadere invulling van de criteria in artikel 96, zo vragen zij. Kan de regering voorts aangeven hoe het overleg verloopt tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het OM op dit punt en is er reeds onderlinge afstemming bereikt? De aan het woord zijnde leden wensen nader inzicht op deze onderdelen en (derhalve) op de vervolgingsinstructies. De bedoeling van het wetsvoorstel is om bij overtreding van artikel 96 eerder in te grijpen dan nu mogelijk is en (verdere) schade aan de gezondheid van patiënten die voor een alternatieve behandelaar hebben gekozen, te voorkomen. Dat doel wordt niet bereikt door wettelijke aanscherping of invulling van de criteria in artikel 96. Wel is het juist dat overleg en afstemming tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie over de te hanteren criteria voor toepassing van artikel 96 de mogelijkheden tot vervolging op grond van dat artikel vergroot. Zoals in de memorie van toelichting is vermeld, is daarover dan ook overleg gevoerd tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie. Dat heeft geleid tot de gemeenschappelijke conclusie dat het ontbreken van communicatie met het reguliere circuit (niet inwinnen of niet verstrekken van noodzakelijke informatie), of het interveniëren in reguliere behandelingen (afwijzen, inmenging of verbieden) vooralsnog de criteria zijn die de meeste kans van slagen hebben bij vervolging op basis van artikel 96. Bij de uitoefening van het toezicht en het vervolgingsbeleid worden dan ook deze criteria gehanteerd. Andere denkbare criteria, zoals het ontbreken van deskundigheid, geen of onvoldoende kwaliteitssysteem, onjuiste of misleidende voorlichting, zijn weliswaar te beschouwen als risicofactoren voor het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade, maar worden niet beschouwd als primair bepalende criteria bij een eventuele strafrechtelijke vervolging. Naast deze criteria bestaan geen (andere) vervolgingsinstructies. Het Openbaar Ministerie acht het wel wenselijk om binnen het OM een procedure op te stellen die garant staat voor een grote mate van eenduidigheid zodat een overkoepelend overzicht op de lopende gevallen in den lande ontstaat. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat niet lichtvaardig mag worden overgegaan tot vervolging van alternatieve genezers. Het enkele feit dat de behandeling niet tot het gewenste resultaat leidt, mag nooit leiden tot vervolging ex artikel 96 van de Wet BIG. Zij vragen hoe de regering daartegen aankijkt. Zij vragen voorts welke gevallen de regering voor ogen heeft, welke criteria worden gehanteerd en in welke gevallen inmiddels een vervolging op grond van overtreding van artikel 96 is ingesteld. Zij plaatsen vraagtekens bij de effectiviteit van het wetsvoorstel en vragen wanneer de Inspectie resp. het OM welke actie gaat ondernemen en hoe vaak dat gebeurd zou zijn wanneer de thans voorgestelde mogelijkheden reeds aanstonds in de Wet BIG geregeld zouden zijn. De regering is van mening dat niet alleen in deze gevallen maar ook in andere niet lichtvaardig tot vervolging mag worden overgegaan. Bij het niet tot het gewenste resultaat leiden van de behandeling is niet zonder meer sprake van het buiten noodzaak veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid en is dus ook niet zonder meer aanleiding voor het instellen van een vervolging. Zoals gezegd worden met name omstandigheden als het ontbreken van communicatie met het reguliere circuit of het interveniëren in reguliere behandelingen beschouwd als omstandigheden die tot vervolging aanleiding kunnen geven. In die gevallen zal dus opgetreden worden. Wij delen de opvatting van de aan het woord zijnde leden dat het in de praktijk om hoge uitzonderingen gaat. In de overgrote meerderheid van de gevallen waarin mensen kiezen voor Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 5

6 alternatieve behandelmethoden is geen enkele sprake van omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot een strafrechtelijke vervolging en dus tot het geven van een bevel als in het wetsvoorstel bedoeld. Om welke gevallen het in concreto zal gaan en hoe vaak opgetreden zal moeten worden is niet vooraf aan te geven. Op dit moment is, voor zover bekend, alleen in het geval van het Kushi-instituut daadwerkelijk tot vervolging op grond van artikel 96 overgegaan. Wij merken daarbij op dat wat betreft toepassing van de strafbepalingen in de Wet BIG geen cijfers in het geautomatiseerd systeem COMPAS zijn opgenomen. Het lijkt ons niet onwaarschijnlijk dat in het geval van het Kushi-instituut ook gebruik zou kunnen zijn gemaakt van de mogelijkheid die dit wetsvoorstel biedt. Overigens moet worden opgemerkt dat ieder geval eigen specifieke kenmerken heeft en dat derhalve steeds opnieuw moet worden beoordeeld of een verbod geïndiceerd is. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat een verbod om bepaalde handelingen te verrichten moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarnaast zou kunnen worden gedacht aan andere factoren die bij de beoordeling een rol kunnen spelen, zoals: het sterke vermoeden dat er naast de aangifte(s) nog meer perso(o)n- (en) door de behandeling/handelingen van verdachte schade aan hun gezondheid hebben geleden dan wel zouden kunnen lijden. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als de politie hier wellicht nog geen onderzoek naar heeft kunnen verrichten. Of als een of meerdere perso(o)n(en) nog onder de invloedssfeer van verdachte verkeren of als een of meerdere slachtoffer(s) en/of nabestaande(n) wel hun verhaal willen vertellen maar (vooralsnog) geen aangifte willen doen. het ontbreken van inzicht van verdachte over zijn verkeerde handelwijze en de daarmee verband houdende weigering om veranderingen door te voeren. mogelijk andere gegevens/feiten bekend bij de Inspectie die een gevaar kunnen veroorzaken voor de volksgezondheid en die nopen tot een verbod op bepaalde gedragingen. Bepalend voor de effectiviteit van het voorstel is overigens niet het aantal gevallen waarin in het verleden een bevel zou zijn uitgevaardigd of in de toekomst een bevel gegeven zal worden. Wij zijn van mening dat het wetsvoorstel in combinatie met de geschetste afstemming tussen de Inspectie en het OM een goede mogelijkheid biedt om in de toekomst ter voorkoming van erger eerder dan nu te kunnen ingrijpen in gevallen waarin sprake is van het toebrengen van schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander. Gezien de mogelijk ernstige gevolgen daarvan achten wij het, zoals ook gezegd in de memorie van toelichting, niet verantwoord de invoering van een preventief instrument langer uit te stellen. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de wijze waarop in andere landen de strijd tegen malafide (alternatieve) genezers is geregeld. Zij vragen de regering dit in een rechtsvergelijkend overzicht aan te geven. In de ons omringende landen staan voor het aanpakken van niet bonafide genezers binnen het reguliere circuit klachtregelingen, tuchtrecht en strafrecht ter beschikking. Voor zover ons bekend is in veel van de ons omringende landen sprake van beroepsbeschermingswetten. Op grond daarvan is de onbevoegde uitoefening van de geneeskunst strafbaar gesteld, zoals dat in Nederland voor de inwerkingtreding van de Wet BIG ook het geval was. De meer specifieke vraag of in dat kader voor het aanpakken van niet bonafide alternatieve genezers aanvullende maatregelen getroffen zijn, is niet op korte termijn te beantwoorden en wordt bij een reeds voorgenomen internationale vergelijking van wetgeving op het gebied van beroepen meegenomen. De leden van de fracties van de VVD vragen de regering tenslotte de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van voorlopige voorzieningen zoals een bevel zich te onthouden van bepaalde hande- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 6

7 lingen nader te willen bezien en in handen te geven van de rechter of de rechter-commissaris. Zij vragen daarbij in te willen gaan op de houdbaarheid van het wetsvoorstel en het aangedragen alternatief in het licht van het EVRM. Analoog aan de regeling in de WED is aan de officier van justitie de bevoegdheid toegekend een bevel te kunnen geven aan de verdachte om zich van bepaalde handelingen te onthouden. In de memorie van toelichting is aangegeven dat het niet uitgesloten is dat in uitzonderlijke gevallen het opleggen van een dergelijke voorlopige maatregel met zich kan meebrengen dat in feite de praktijk niet meer kan worden uitgeoefend. Hierbij zij opgemerkt dat de toepassing van een voorlopige maatregel, zoals geldt voor de toepassing van dwangmiddelen in het algemeen, wordt genormeerd door de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat wil zeggen dat in het concrete geval bij de beslissing om een maatregel op te leggen een afweging moet worden gemaakt of de inzet van de maatregel niet buitenproportioneel is en of niet met de inzet van een andere minder zware maatregel kan worden volstaan. Met het voorgestelde artikel 96a is aangesloten bij de omschrijving van de bevoegdheden van de officier van justitie in de WED, wij zien dan ook geen grond om de bevoegdheid in de onderhavige regeling op te dragen aan de rechtercommissaris. Bij het onderhavige voorstel van wet is, in afwijking van het stelsel van de WED, niet gekozen voor het stelsel dat de rechter verdergaande bevoegdheden, zoals stillegging van het bedrijf of onderbewindstelling, zijn toegekend. Daar is ook geen behoefte aan. Het bevel om zich van bepaalde handelingen te onthouden kan het recht op beroepsuitoefening raken en heeft in zoverre betrekking op de vaststelling van een burgerlijk recht overeenkomstig artikel 6, eerste lid, EVRM. In zodanig geval dient de toegang tot de rechter open te staan. In het tweede lid van het voorgestelde artikel 96a is voorzien in beroep bij de rechter. Hiermee wordt voldaan aan de eis van artikel 6 EVRM dat er toegang tot de rechter moet zijn. De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij staan positief tegenover het doel van de voorgestelde wijziging, maar plaatsen grote vraagtekens bij de wijze waarop daaraan vorm en inhoud is gegeven. Zij vragen of het niet wijzer zou zijn geweest om de evaluatie van de Wet BIG af te wachten, en alsdan de vraag te beantwoorden of het misschien beter zou zijn geweest om de wet zodanig uit te breiden dat ook beoefenaren van alternatieve geneeswijzen onder de reikwijdte van de wet zouden komen te vallen. Zoals hiervoor aan het adres van de leden van de VVD-fractie ook is opgemerkt, is niet overwogen de evaluatie van de Wet BIG af te wachten. De onderhavige wetswijziging is spoedeisend en grijpt niet in op de huidige systematiek van de wet. Er worden geen inhoudelijke regels gesteld betreffende beroepsuitoefening door degenen die zich met alternatieve behandelwijzen bezighouden. Alleen wordt voorgesteld de toezichts- en handhavingsmogelijkheden betreffende de al geldende strafrechtelijke norm in artikel 96 te verbeteren. De Wet BIG is van toepassing op een ieder die beroepsmatig handelingen verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg, dus nu ook al op beroepsbeoefenaren die alternatieve geneeswijzen toepassen. Wat de reikwijdte van de wet betreft is immers niet het onderscheid tussen alternatieve en reguliere geneeswijzen relevant, maar het onderscheid tussen handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg en andere handelingen. Daarnaast is voor de werking van de wet relevant het onderscheid tussen beoefenaren van wettelijk geregelde en beoefenaren van niet wettelijk geregelde beroepen. Veel bepalingen van de Wet BIG zijn immers alleen van toepassing op beoefenaren van wettelijk geregelde beroepen. Het merendeel van de beoefenaren van alternatieve geneeswijzen oefenen een niet wettelijk geregeld beroep uit. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 7

8 rechtgetrokken de ongelijkheid dat in voorkomende gevallen een beoefenaar van een wettelijk geregeld beroep wél een verbod kan worden opgelegd bepaalde handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg te verrichten, maar dat een dergelijke maatregel in voor het overige gelijke omstandigheden niet getroffen kan worden indien het een beoefenaar van een niet wettelijk geregeld beroep betreft. De vraag of het gewenst is in de wet verdergaande regels op te nemen ten aanzien van beoefenaren van alternatieve behandelwijzen, bijvoorbeeld wat betreft opleiding en deskundigheid, is bij de totstandkoming van de Wet BIG op goede gronden negatief beantwoord en die lijn wordt in dit wetsvoorstel doorgetrokken. In het antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie in het begin van deze nota zijn wij daarop reeds ingegaan. Uiteraard kan die vraag bij de evaluatie van de wet wel opnieuw aan de orde komen. De leden van de CDA-fractie vragen voorts waarom voorliggend voorstel nodig is om de criteria te kunnen ontwikkelen die nodig zijn voor beantwoording van de vraag wanneer sprake is van het veroorzaken van een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander. Het antwoord op deze vraag luidt dat het wetsvoorstel daarvoor niet nodig is. Zoals vermeld in de toelichting meent de regering dat voor het bestrijden van uitwassen in de praktijk van de alternatieve behandelmethoden twee dingen nodig zijn, in de eerste plaats verbetering van de mogelijkheden tot het instellen van een succesvolle vervolging en in de tweede plaats het invoeren van een mogelijkheid tot preventief ingrijpen zolang de vervolging nog niet tot een rechterlijke uitspraak heeft geleid. Het eerste wordt niet door het wetsvoorstel maar door overleg en afstemming tussen de Inspectie en het OM nagestreefd; het tweede door het wetsvoorstel. Een en ander neemt overigens niet weg dat, zoals de leden van de CDA-fractie suggereren, in de praktijk uitgekristalliseerde criteria te zijner tijd alsnog in de wet vastgelegd zouden kunnen worden. De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de benadering van de regering dat het niet verantwoord zou zijn met het in het leven roepen van een nieuw instrument te wachten tot zich veel meer situaties voordoen waarin sprake is van onverantwoord handelen van alternatieve behandelaars maar merken tegelijkertijd op dat uit de gegeven praktijkvoorbeelden kan worden opgemaakt dat dergelijke situaties zo weinig voorkomen dat men met het bestaande instrumentarium nog uit de voeten kan tot de evaluatie van de Wet BIG heeft plaatsgevonden. Verder was bij deze leden de vraag gerezen of het niet praktischer geweest was om de Wet economische delicten (WED) ook van toepassing te maken op alternatieve behandelmethoden. Wij zijn verheugd dat de leden van de CDA-fractie zich in onze benadering kunnen vinden, maar deze impliceert naar onze mening dat niet gewacht kan worden op de evaluatie van de Wet BIG die inclusief de totstandkoming van de noodzakelijke wetgeving nog verschillende jaren in beslag kan nemen. Bij de totstandkoming van de Wet BIG is er gezien de aard van het in artikel 96 geregelde strafbare feit niet voor gekozen om overtreding onder te brengen in de Wet op de economische delicten. Zoals ook uiteengezet in de memorie van toelichting, is het enkele feit dat nu behoefte bestaat aan de mogelijkheid tot het geven van een bevel onvoldoende reden om overtreding van artikel 96 alsnog onder te brengen bij de WED. De bijzondere aard van de materie vereist bovendien een regeling van het bevel die op enkele punten afwijkt van de regeling in de Wet op de economische delicten. Op de vraag waarom niet is gekozen voor een bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk stilleggen van de onderneming in handen van de rechter is reeds gereageerd in ons antwoord aan de leden van de VVD-fractie. Wij mogen daarnaar verwijzen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 8

9 De leden van de fractie van D66 kunnen van harte instemmen met de ontwikkeling van een preventief instrumentarium maar vragen nog wel een nadere toelichting waarom de bevoegdheid tot het geven van een bevel niet in handen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg is gelegd. De constructie waarbij de officier van justitie het bevel doet maar eerst overleg moet plegen met de Inspectie lijkt hun omslachtig. Is het niet beter dat de Inspectie het besluit neemt en daarvan melding maakt bij de officier van justitie? De keuze voor de officier van justitie als degene die het bevel geeft, is gebaseerd op het feit dat een bevel wordt gegeven in verband met de strafrechtelijke vervolging van de betrokkene. Gezien die relatie ligt het voor de hand de bevoegdheden toe te kennen aan organen die ook met de vervolging zijn belast. Overigens zal in de praktijk zowel de vervolging als, in het kader daarvan, het geven van een bevel alleen kunnen plaatsvinden op basis van overleg en samenwerking tussen OM en Inspectie. In veel gevallen zal het initiatief zelfs uitgaan van de Inspectie die bij het uitvoeren van haar taak als eerste met mogelijke misstanden wordt geconfronteerd. Het wettelijk voorschrift dat de Inspectie wordt gehoord is dus een formalisering van de natuurlijke en noodzakelijke gang van zaken en niet het opleggen van een omslachtige, tijdrovende procedure. De leden van de fractie van D66 vinden het een goede zaak dat ter aanvulling op deze wettelijke maatregel en de ontwikkeling van criteria voor de vervolging en het maken van afspraken tussen Openbaar Ministerie en inspectie ook gezorgd wordt voor een stimuleringsbeleid inzake de bevordering van de kwaliteit van de beroepsuitoefening in het veld van de alternatieve geneeswijzen. Zij vragen of dit geconcretiseerd kan worden. Voorts hebben zij begrepen dat in ieder geval over de erkenning van homeopathische artsen een Europese richtlijn is ontwikkeld en vragen zij of dat klopt. Naar aanleiding daarvan wordt het volgende opgemerkt. In 1997, het jaar dat de Wet BIG in werking trad, is een start gemaakt met het stimuleringsbeleid. Doel daarvan is tweeledig. Ten eerste wordt sindsdien in het kader van het project Ondersteuning Kwaliteitszorg Alternatieve Behandelwijzen (OKAB) door het CBO professionele ondersteuning geboden aan beroepsorganisaties in het veld van alternatieve behandelwijzen bij het tot ontwikkeling brengen en invoeren van kwaliteitsinstrumenten, zoals beroepsprofielen, gedragscodes en richtlijnen, klachtregelingen, visitatiesystemen en patiëntentevredenheidsonderzoek. Zo n 65 beroepsorganisaties hebben sindsdien een beroep gedaan op het CBO. Het CBO biedt tevens een help-desk functie voor beroepsorganisaties en beroepsbeoefenaren. Ten tweede toetst de Consumentenbond periodiek de stand van zaken. Beoordeeld wordt in hoeverre beroepsbeoefenaren kwaliteitsrichtlijnen die met name vanuit de invalshoek van de consument van belang zijn, daadwerkelijk toepassen én of en zo ja hoe de beroepsorganisaties toezien op de toepassing van dergelijke kwaliteitsinstrumenten door hun leden. Gegeven het feit dat de resultaten van de toetsing worden gepubliceerd én deelname aan deze toetsing op vrijwillige basis geschiedt, is het aantal deelnemende beroepsorganisaties groot te noemen (ruim 50). Ook het bereik is groot: alle qua aantal patiëntencontacten grote beroepsgroepen nemen deel aan de toetsing. De Consumentenbond heeft tevens alle opleidingen langs «de meetlat» gelegd. Het CBO sluit met de activiteiten die binnen het project OKAB ontplooid worden aan bij de bevindingen van de Consumentenbond. De Consumentenbond schrijft bovendien verzekeraars aan met het verzoek aandacht te schenken aan de resultaten van de toetsing. Inmiddels hebben twaalf verzekeraars (met een bereik van ongeveer 50% van alle verzekerden) zich daar in positieve zin over uitgesproken; zij gebruiken de resultaten van de toetsing bij hun contracteerbeleid. Met deze projecten wordt beoogd het zelfregulerend vermogen van het alternatieve veld aan te spreken. Het is dan ook verheugend te noemen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 9

10 hoe beroepsgroepen en organisaties in het alternatieve veld zelf steeds meer initiatieven nemen om zich te profileren op transparantie en kwaliteit. Op die manier is inmiddels een cyclisch proces gaande van gericht werken aan kwaliteitsbevordering en transparantie in het veld van alternatieve behandelaars waarmee alle partijen, en met name patiënten, gebaat zijn en dat betere waarborgen zal bieden voor een verantwoorde beroepsuitoefening. Voor zover de regering bekend is geen sprake van de ontwikkeling van een Europese richtlijn betreffende homeopathische artsen. De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat er meer nodig is dan alleen de voorliggende wetgeving in combinatie met een controle door de Consumentenbond. Is het niet zo dat de controle door de Consumentenbond voornamelijk de randvoorwaarden van de praktijkvoering betreft en dat dus de deskundigheid van de behandelaar nauwelijks aan bod komt, zo vragen zij. Toetsing op de vakinhoudelijke deskundigheid maakt inderdaad geen onderdeel uit van het beoordelingskader dat de Consumentenbond heeft gehanteerd. Het beoordelingskader richt zich primair op de beschikbaarheid en toepassing van kwaliteitsinstrumenten betrekking hebbend op die aspecten van praktijkvoering en professioneel handelen die ook in het reguliere veld als bepalend voor een professionele, kwalitatief verantwoorde beroepsuitoefening worden beschouwd én op de wijze waarop op de toepassing daarvan wordt toegezien door organisaties en verenigingen van alternatieve behandelaars. De Consumentenbond is van oordeel dat een beoordeling van de deskundigheid van de behandelaars niet tot diens competentie behoort. Vooralsnog zijn wij het daar mee eens. Externe toetsing van de deskundigheid door een organisatie als de Consumentenbond is immers niet mogelijk zolang op het niveau van beroepsgroepen in het veld van alternatieve behandelaars geen sprake is van duidelijke, toetsbare eisen op het punt van deskundigheid, scholing en deskundigheidsbevordering. Dergelijke eisen en een daaraan gekoppeld systeem van accreditatie van opleidingen en registratie van beroepsbeoefenaren zijn momenteel wel in ontwikkeling. Zo zijn eindtermen in ontwikkeling voor de medische basisvorming van therapeuten alsmede kwaliteitscriteria, algemene en specifieke eindtermen voor de opleidingen en in het verlengde daarvan een systeem voor accreditatie van beroepsopleidingen en (her)registratie van beroepsbeoefenaren. Pas na invoering daarvan zijn criteria voorhanden aan de hand waarvan externe toetsing van de deskundigheid van behandelaars op zinvolle wijze plaats kan vinden. De leden van de D66-fractie maken van de gelegenheid gebruik om de regering nogmaals te verzoeken te komen tot een register of wettelijk keurmerk dat ingaat op de kwaliteit van de dienstverlening. Uitsluitend voor in artikel 3 van de Wet BIG genoemde beroepen en daarbij behorende specialismen (ex artikel 14 Wet BIG) is sprake van een wettelijke basis voor het instellen van (publiekrechtelijke) registers. Dat is niet het geval voor krachtens artikel 34 van de Wet BIG geregelde beroepen noch voor niet wettelijk geregelde beroepen. Gegeven de huidige systematiek van de Wet BIG, de overige ter zake relevante kwaliteitswetgeving en de daaruit voorvloeiende verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van het kwaliteitsbeleid in de zorgsector, is het niet aan de overheid doch primair de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders (beroepsbeoefenaren/instellingen) en zorgverzekeraars om voor deze beroepsgroepen kwaliteitsinstrumenten zoals registers of keurmerken te ontwikkelen. Het beleid van de overheid is er dan ook op gericht partijen (zowel in het reguliere als in het alternatieve veld) te stimuleren om uitwerking te geven aan kwaliteitsbeleid en kwaliteitsbevorderende initiatieven en dergelijke initiatieven zonodig te ondersteunen en te faciliteren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 10

11 De leden van de D66-fractie merken tenslotte op klachten te hebben ontvangen die met name de handhaving van de wet op het punt van archivering en informatieverstrekking behelzen. Dossiers van bijvoorbeeld (ex) psychiatrische patiënten zouden niet op tijd vernietigd worden, patiënten krijgen geen mogelijkheid hun dossier in te zien. Zij vragen of aangegeven kan worden of dit nu daadwerkelijk een uitvoeringsprobleem is betreffende de Wet BIG en zo ja, hoe de minister hiermee denkt om te gaan. Dit is niet een uitvoeringsprobleem betreffende de Wet BIG. De klachten waar de aan het woord zijnde leden op wijzen, zouden kunnen duiden op uitvoeringsproblemen betreffende de WGBO en voor zover zij betrekking hebben op de rechtspositie van gedwongen opgenomen patiënten de Wet BOPZ. Signalen dat dergelijke uitvoeringsproblemen aan de orde zijn, hebben ons echter tot op heden niet bereikt, noch in het kader van de onlangs uitgevoerde evaluatie van de werking van de WGBO, noch in het kader van de Wet BOPZ. De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij missen in de eerste plaats een beschouwing waarom het bestaande strafrechtelijke instrumentarium tekort schiet. Hun vraag alsnog in te gaan op de mogelijkheid een voorlopige maatregel in kort geding te vorderen is reeds beantwoord in onze reactie op vragen van de leden van de VVD-fractie. In de tweede plaats achten de leden van de GroenLinks-fractie de vraag naar het te hanteren criterium van belang. Het voorstel gaat er van uit dat het ontbreken van communicatie met het reguliere circuit of het interveniëren in reguliere behandelingen aanknopingspunten voor vervolging kunnen zijn. Deze leden vragen of dit voldoende onderscheid oplevert. Wezenlijke risico s voor de volksgezondheid kunnen immers ook optreden wanneer schadelijke stoffen worden toegediend of onjuiste leefregels worden aangeraden. Of is de bedoeling dat er altijd communicatie met het reguliere circuit zou moeten zijn en dat het inzicht van de reguliere beroepsbeoefenaar gevolgd zou moeten worden door de alternatieve beroepsbeoefenaar? In alle gevallen dat een patiënt een beroep doet op een alternatieve behandelaar mag van die behandelaar verwacht worden dat hij/zij nagaat of tevens sprake is van behandeling in het reguliere circuit of van de wenselijkheid daarvan en mits de patiënt daarin toestemt daarover in contact treedt met het reguliere circuit. Anders gesteld, van een alternatieve behandelaar mag verwacht worden dat hij of zij zich als professionele zorgaanbieder opstelt. Dat betekent dat de behandelaar zich tenminste openstelt voor en bereid is tot communicatie met het reguliere circuit, geen druk uitoefent op de patiënt om zich onder diens behandeling te stellen of te onthouden van het doen van een beroep op een andere, reguliere, beroepsbeoefenaar en niet zonder het maken van een serieuze afweging met de patiënt intervenieert in reguliere behandelingen. Ook mag verwacht worden dat hij of zij het inzicht van de reguliere beroepsbeoefenaar serieus in de overwegingen met betrekking tot de behandeling betrekt, daarbij niet uitsluit dat het in bepaalde gevallen in het belang van de patiënt kan zijn om af te zien van het inzetten van een behandeling en dat de behandelaar zich toetsbaar opstelt. Tot op heden staan in de gevallen waarin tot vervolging van een alternatieve behandelaar is overgegaan of overwogen is om tot vervolging over te gaan, steeds centraal klachten over het ontbreken van communicatie met het reguliere circuit of het interveniëren in reguliere behandelingen en aanwijzingen dat (mede) als gevolg daarvan schade was berokkend aan de gezondheid van een patiënt. In verband daarmee worden dan ook met name die criteria beschouwd als criteria die de meeste kans van slagen geven bij vervolging op grond van overtreding van artikel 96. Dat wil echter niet zeggen dat niet ook andere factoren bepalend of mede Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 11

12 bepalend kunnen zijn voor het instellen van een vervolging wegens het buiten noodzaak veroorzaken van schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander. Ook gevallen als door de aan het woord zijnde leden bedoeld kunnen daarvoor aanknopingspunten bieden. In de derde plaats menen de leden van de fractie van GroenLinks dat er onduidelijkheid is omdat artikel 96 zowel ziet op personen die niet zijn ingeschreven in een register als op personen die wel staan ingeschreven maar kennelijk buiten hun deskundigheidsgebied treden. Zij vragen hoe het voorgestelde criterium in de tweede situatie moet worden uitgelegd. Ook in het geval een beroepsbeoefenaar wel staat ingeschreven in een register doch kennelijk buiten diens deskundigheidsgebied treedt en (een aanmerkelijke kans op) schade berokkent aan de gezondheid van een persoon, zal getoetst worden of de desbetreffende beroepsbeoefenaar zich als professioneel zorgaanbieder heeft opgesteld. Het ligt echter voor de hand dat, in de situatie waar de aan het woord zijnde leden op doelen, bij die toetsing niet in alle gevallen of in even sterke mate de relatie tussen reguliere en alternatieve behandelwijzen en behandelaars centraal hoeft te staan. Wij denken daarbij aan de situatie dat een reguliere behandelaar een alternatieve of reguliere behandelwijze toepast die niet gerekend wordt tot diens wettelijk omschreven deskundigheidsgebied. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat het wetsvoorstel een zinvolle aanvulling is op de bestaande wettelijke mogelijkheden. De vraag is volgens hen echter wel waarom volgens artikel 96 wat betreft de geregistreerde beroepsbeoefenaren alleen strafbaar worden gesteld onzorgvuldig uitgevoerde handelingen die buiten het deskundigheidsgebied van de beroepsbeoefenaar liggen. Is het niet beter om die beperking te schrappen zodat ook schadelijke handelingen binnen dat gebied strafbaar kunnen worden gesteld en kunnen leiden tot een schriftelijk bevel zich daarvan te onthouden, vragen zij. Naar aanleiding daarvan merken wij op dat in het huidige systeem van de Wet BIG de geregistreerde beroepsbeoefenaar en degene die een beroep als bedoeld in artikel 34 uitoefent, ingevolge artikel 40 gehouden zijn verantwoorde zorg te verlenen. Indien die verplichting naar het oordeel van de Inspectie niet, onvoldoende of op onjuiste wijze wordt nageleefd kan aan de betrokkene nu reeds op grond van artikel 87a een bevel worden gegeven. Er is dus geen noodzaak de beperking in artikel 96 te schrappen. De aan het woord zijnde leden vragen vervolgens of het opleggen van de maatregel in de praktijk zal betekenen dat het bedrijf zal moeten worden stilgelegd. Het wetsvoorstel kent, anders dan de Wet economische delicten, geen rechtstreekse bevoegdheid tot het stilleggen van de onderneming door de rechter. Zoals in de memorie van toelichting vermeld kan echter een bevel zich van bepaalde handelingen te onthouden, afhankelijk van de concrete inhoud van het bevel en de diversiteit van de activiteiten van de verdachte in de praktijk wel als effect hebben dat deze in afwachting van de rechterlijke uitspraak zijn beroep of bedrijf niet kan uitoefenen. Tenslotte menen de leden van de fractie van de ChristenUnie dat niet duidelijk is in welke situaties de maatregel toegepast gaat worden. Bij de eis van «ernstige bezwaren» vragen zij zich af of het verdacht zijn van overtreding van artikel 96 niet al ernstig genoeg is en bij bescherming van de «de volksgezondheid» denken zij alleen aan de gezondheid van grote(re) groepen mensen. Zou niet beter gekozen kunnen worden voor een formulering waaruit blijkt dat de maatregel uitgevaardigd kan worden bij beroepsbeoefenaren die verdacht worden van overtreding van artikel 96 en waarbij een risico bestaat op herhaling van de overtreding. Naar aanleiding daarvan merken wij op dat een bevel als het onderhavige zeer ingrijpende gevolgen kan hebben voor de betrokkene en gegeven Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 12

13 wordt op een moment dat nog niet vaststaat dat de betrokkene zich aan overtreding van artikel 96 heeft schuldig gemaakt. De aard van een overtreding van artikel 96 kan inderdaad zeer ernstig zijn maar van een veroordeling is nog geen sprake. Onder die omstandigheden mag een dergelijke bevoegdheid alleen in uitzonderingsgevallen en onder de grootst mogelijke waarborgen worden toegepast. Tot die waarborgen behoort evenals het geval is bij de toepassing van andere dwangmiddelen op grond van het Wetboek van Strafvordering dat niet slechts sprake is van een «gewone» verdachte, dat wil zeggen dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat, maar dat er sterke aanwijzingen moeten zijn dat deze verdachte het strafbare feit heeft begaan. De formulering «bescherming van de volksgezondheid», die in dit soort gevallen de gebruikelijke formulering is, betekent niet dat gevaar moet bestaan voor de gezondheid van grote(re) groepen patiënten. Het criterium doelt op elke situatie waarin zonder ingrijpen gevaar bestaat voor het toebrengen van schade aan de gezondheid van andere of potentiële patiënten dan wel voor het toebrengen van verdere schade aan de gezondheid van de patiënt(en) ten aanzien van wie het delict is gepleegd. Dat impliceert uiteraard dat er risico bestaat voor herhaling van de overtreding. Ook de leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel maar ervaren in dezen een ernstig dilemma tussen enerzijds de ook door hen gedeelde opvatting dat het niet verantwoord is langer te wachten met invoering van een preventief instrumentarium en anderzijds de kritiek van de Raad van State betreffende de effectiviteit van het wetsvoorstel. Zij hebben twijfels aangaande de stelling van de regering dat de voorgestelde wettelijke maatregel tezamen met de ontwikkeling van criteria voor de vervolging in overleg tussen OM en Inspectie en aangevuld met het stimuleringsbeleid voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening evenwichtig en voldoende effectief is. In het licht hiervan vragen de aan het woord zijnde leden de regering in de eerste plaats meer duidelijkheid te verschaffen omtrent de ruime definitie van het begrip «handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg» in artikel 1 van de Wet BIG, namelijk mede omvattende handelingen op het gebied van de geneeskunst. Zij constateren dat in hun optiek het werkelijke probleem in het alternatieve veld nu juist is de gebrekkige (lees: afwezige) afgrenzing van deskundigheidsgebieden bij hen die een niet wettelijk geregeld beroep uitoefenen, hetgeen een gevaar blijft vormen voor de patiënt, en vragen om een reactie op dit punt. Het gegeven dat handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg meer omvatten dan handelingen op het gebied van de geneeskunst betekent dat anders dan onder de oude wetgeving het geval was ook een beroepsbeoefenaar die strikt genomen niet de geneeskunst uitoefent maar wiens handelen wel tot doel heeft een persoon voor ziekte te behoeden of diens gezondheid te bevorderen of te bewaken, onder de reikwijdte van de Wet BIG valt. Een heldere afgrenzing van het deskundigheidsgebied van een beroepsbeoefenaar is ontegenzeggelijk in het belang van patiënten. Immers, het vormt voor de beroepsbeoefenaar een kader voor diens handelen en biedt de patiënt en anderen inzicht in hetgeen wel en niet verwacht mag worden van een beroepsbeoefenaar. Wellicht in sterkere mate nog dan een gebrekkige afgrenzing van het deskundigheidsgebied vormt echter ondeskundig, niet professioneel handelen (waaronder het zich niet toetsbaar opstellen) een gevaar voor patiënten. In dit verband stellen de aan het woord zijnde leden tevens de wenselijkheid van zowel een registratiemogelijkheid als een adequate klachtenregeling aan de orde. Zij vragen wat de inspanningen van de regering in dezen (zullen) zijn. De inspanningen van de regering zijn primair gericht op het stimuleren en ondersteunen van kwaliteitsbevorderende initiatieven die bijdragen aan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 5 13

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 669 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (voorlopige maatregel) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen De Wet

Nadere informatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17 EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 446 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

1. In artikel 15a, eerste lid, wordt daartoe toestemming heeft gegeven vervangen door: daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

1. In artikel 15a, eerste lid, wordt daartoe toestemming heeft gegeven vervangen door: daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. 33 509 Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 096 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met het verrichten van werkzaamheden op zondagen en feestdagen Nr.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 122 Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid I BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

Tweede Nota van Wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel I, onderdeel A, komt te vervallen.

Tweede Nota van Wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel I, onderdeel A, komt te vervallen. 32261 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg onder andere in verband met de opneming van de mogelijkheid tot taakherschikking Tweede Nota van Wijziging Het voorstel van wet

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever Samenvatting Inleiding Bij een ontzetting uit beroep of ambt wordt iemand de bevoegdheid ontzegd om een bepaald beroep of ambt voor een zekere periode uit te oefenen. Ontzettingen worden vaak opgelegd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 63f 25 398 Wijziging van de Wet politieregisters, houdende nadere regels voor bijzondere politieregisters ten behoeve van de politie, Koninklijke

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2004 2005 29 449 Nederlandse corporate governance code (Tabaksblat code) A Herdruk VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 24 november 2004 In de

Nadere informatie

Klachtenregeling NPO. conform Hoofdstuk 9 Algemene Wet Bestuursrecht

Klachtenregeling NPO. conform Hoofdstuk 9 Algemene Wet Bestuursrecht Klachtenregeling NPO conform Hoofdstuk 9 Algemene Wet Bestuursrecht 1 Klachtenregeling Nederlandse Publieke Omroep, als bedoeld in Hoofdstuk 9 Algemene Wet Bestuursrecht De Raad van Bestuur van de Nederlandse

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 487 Besluit van 1 december 2014, houdende wijziging van het Besluit medische hulpmiddelen in verband met een verbod op de toepassing van permanente

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 924 Regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap) B ADVIES

Nadere informatie

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 JU Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998 Categorie: Strafvordering Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO Afzender: College van procureurs-generaal Adressaat:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 38 Besluit van 21 december 1995 regelende de deponering van informatie betreffende preparaten (Warenwetbesluit deponering informatie preparaten)

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 57a 27 732 Wijziging van de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 630 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met het opnemen van de physician assistant in de lijst

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 501 Besluit van 23 september 1997, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de apothekersassistent (Besluit opleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 973 Wijziging van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (verhoging maximaal bedrag tuchtrechtelijke boete en wijziging samenstellingseisen

Nadere informatie

Wet van 18 januari 1996, betreffende de kwaliteit van zorginstellingen

Wet van 18 januari 1996, betreffende de kwaliteit van zorginstellingen (Tekst geldend op: 23-02-2007) Wet van 18 januari 1996, betreffende de kwaliteit van zorginstellingen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen;

Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de burgemeester van Hoogeveen; Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; BESLUITEN: vast te stellen Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 832 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP Nr. 3 Het advies

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

JURIDISCHE RELEVANTIE PROTOCOLLEN/RICHTLIJNEN IN DE ZORG

JURIDISCHE RELEVANTIE PROTOCOLLEN/RICHTLIJNEN IN DE ZORG JURIDISCHE RELEVANTIE PROTOCOLLEN/RICHTLIJNEN IN DE ZORG KICK-PROTOCOLLENDAG 2017 VILANS, UTRECHT 16 JUNI 2017 MR. FRÉ DE VRIES, ( JURIST, DOCENT EN VERPLEEGKUNDIGE) ONDERWERPEN WORKSHOP Wettelijke basis

Nadere informatie

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) nr.14.0008063 Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek) Artikel 1 Wettelijke grondslag Deze klachtenregeling heeft betrekking op de behandeling van klachten in overeenstemming

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 722 Voorstel van wet van het lid Van der Steur tot het stellen van regels omtrent de registratie en de bevordering van de kwaliteit van mediators

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 982 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen

Nadere informatie

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende:

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende: Besluit van houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 Op de voordracht van Onze Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 003 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het nader regelen van het gebruik van het burgerservicenummer bij de uitvoering

Nadere informatie

De werkafspraken hebben vooralsnog alleen betrekking op geneesmiddelenreclame in de zin van hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet.

De werkafspraken hebben vooralsnog alleen betrekking op geneesmiddelenreclame in de zin van hoofdstuk 9 van de Geneesmiddelenwet. Werkafspraken tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (inspectie), de stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) en de Keuringsraad Openbare Aanprijzing Geneesmiddelen (KOAG) over de wijze van samenwerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 882 Wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van de geboorte niet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 618 Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 869 Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 451 Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Wetgeving en Juridische Zaken Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 25 883 Arbeidsomstandigheden Nr. 254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie Ministerie van Justitie a Aan de Koningin Onderdeel Directie Wetgeving Contactpersoon Registratienummer 5508191/07/6 Datum 5 oktober 2007 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot Wijziging

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) 31 117 Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 10 juli

Nadere informatie

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming (Wet op de loonvorming [Versie geldig vanaf: 17-02-1999]) Geschiedenis: Staatsblad 1997, 63;Staatsblad

Nadere informatie

2 Vergaderjaar

2 Vergaderjaar T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2005-2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 299 Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 31 385 Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk

Nadere informatie

Nota van toelichting. Algemeen

Nota van toelichting. Algemeen Nota van toelichting Algemeen Met de onderhavige algemene maatregel van bestuur wordt uitvoering gegeven aan artikel 36a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) om voor een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2009 2010 31 487 (R1862) Wijziging Wetboek van Militair Strafrecht in verband met het opnemen van een strafuitsluitingsgrond voor rechtmatig geweldgebruik

Nadere informatie

Klachtenreglement. Versie : 2v2 Datum : 1 september Capabel Taal Postbus MB Utrecht

Klachtenreglement. Versie : 2v2 Datum : 1 september Capabel Taal Postbus MB Utrecht Klachtenreglement Versie : 2v2 Datum : 1 september 2017 Postbus 24066 3502 MB Utrecht www.capabeltaal.nl Het bevoegd gezag van, overwegende dat het in verband met een goede cursusuitvoering wenselijk is

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra houdende toetsing van levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek en tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Nadere informatie

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen. BESLUIT Nummer 2600/ 41 Betreft zaak: Ralet vs CZ en VGZ Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar gericht tegen zijn besluit van

Nadere informatie

*PDOC01/85346* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

*PDOC01/85346* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Directie juridische Zaken Prins Clauslaan 8 2595 AJ DEN HAAG Postbus

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO)

Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) / Bijlage 3.2 Beleidsregel Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) 7 juni 2012 Inhoudsopgave Artikel 1 Bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet 2 Artikel

Nadere informatie

Ons tenmert z

Ons tenmert z Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 892 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 344 Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 238 Wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 140 Besluit van 24 februari 1998, houdende vaststelling van de Instructie voor het militair gezag (Instructie voor het militair gezag) Wij Beatrix,

Nadere informatie

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN 79 Volksgezondheidswetgeving Landsverordening beperking vestiging medische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 193 (R 1658) Wijziging van de bepalingen ten aanzien van octrooigemachtigden in de Rijksoctrooiwet en de Rijksoctrooiwet 1995 B ADVIES RAAD

Nadere informatie

1.2 Op 26 juli 2004 heeft verzoeker om hem moverende redenen zijn verzoek ingetrokken.

1.2 Op 26 juli 2004 heeft verzoeker om hem moverende redenen zijn verzoek ingetrokken. 2005-02 9 februari 2005 1. Het signaal 1.1 Op 27 mei 2004 heeft de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (hierna: Commissie) een verzoek om advies ontvangen over de vraag of het in opdracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 354 Wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 810 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het inrichten van een fonds voor niet verhaalbare noodzakelijke kosten voor de continuïteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 369 Voorstel van wet van de leden Van Velzen en Waalkens tot wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 397 27 844 Regels inzake de veiligheid en kwaliteit van lichaamsmateriaal dat kan worden gebruikt bij een geneeskundige behandeling (Wet veiligheid

Nadere informatie

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken

Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken Klokkenluidersregeling Eigenaar: Auteur: Afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken Colette Polak Vastgesteld door het CvB op: 1 november 2016 Preambule De Vrije Universiteit Amsterdam: hierna: Vrije Universiteit,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 25 907 Voorkoming en bestrijding van geweld op straat Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Klokkenluidersregeling

Klokkenluidersregeling Stichting voor Christelijk Primair Onderwijs Zuid-Kennemerland Klokkenluidersregeling Versie 1 december 2016 NB met het verschijnen van een nieuwe klokkenluidersregeling komt de vorige te vervallen. Wil

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 417 Kabinetsformatie 2010 Nr. 2 BRIEF VAN DE INFORMATEUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Hierbij zend ik u, daartoe

Nadere informatie

Klachtenreglement. Documenteigenaar : Nicoline Hendriks Versie : 3.2 Datum : 2 juli 2012 Revisiedatum : 2 juli 2015

Klachtenreglement. Documenteigenaar : Nicoline Hendriks Versie : 3.2 Datum : 2 juli 2012 Revisiedatum : 2 juli 2015 Klachtenreglement Documenteigenaar : Nicoline Hendriks Versie : 3.2 Datum : 2 juli 2012 Revisiedatum : 2 juli 2015 Max Ernst GGZ Velperweg 27 6824 BC Arnhem Postbus 2051 6802 CB Arnhem T 088 270 12 20

Nadere informatie

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen. Reactie op de brief van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) inzake het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek in verband met het limiteren van de hoogte van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 388 Besluit van 28 augustus 2008, houdende wijziging van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) teneinde regels te stellen over

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte B MEMORIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

dat door toepassing van artikel 174a Gemeentewet herhaling van overlast vanuit en rond woningen en lokalen kan worden voorkomen;

dat door toepassing van artikel 174a Gemeentewet herhaling van overlast vanuit en rond woningen en lokalen kan worden voorkomen; Victoriabeleid Alkmaar De burgemeester van Alkmaar Overwegende: dat overlast vanuit en rond woningen en lokalen een zeer ernstige inbreuk vormt op de leefbaarheid van een wijk en op de veiligheidsgevoelens

Nadere informatie