FACULTEITSREGLEMENT Faculteit Geschiedenis, Cultuur en Communicatie. zich noemende: Erasmus School of History, Culture and Communication

Transcriptie

1 FACULTEITSREGLEMENT Faculteit Geschiedenis, Cultuur en Communicatie zich noemende: Erasmus School of History, Culture and Communication

2 Hoofdstuk I. Algemeen. Artikel 1. Begripsbepalingen. In dit reglement wordt verstaan onder de wet: de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (kortweg: WHW), laatstelijk gewijzigd door de wet van 27 februari 1997, Staatsblad 117, de wet modernisering universitaire bestuursorganisatie (kortweg: MUB). De in dit reglement voorkomende begrippen hebben dezelfde betekenis als die, welke in de wet worden gehanteerd. 2

3 Hoofdstuk II. De inrichting van de faculteit. Paragraaf II A. Het bestuur van de faculteit. Artikel 2. Het bestuur van de faculteit. (Art.9.12/9.13 WHW) 1. Bestuur en beheer van de faculteit liggen in handen van de decaan van de faculteit, verder te noemen: de decaan. 2. De decaan wordt (her)benoemd, geschorst en ontslagen door het College van Bestuur, verder te noemen: het College. De decaan kan om gewichtige redenen - bij met redenen omkleed besluit - tussentijds worden geschorst of ontslagen. Het College hoort vertrouwelijk de faculteitsraad, alvorens te besluiten tot benoeming, (tussentijdse) schorsing of (tussentijds) ontslag van de decaan. 3. De decaan wordt benoemd voor een termijn van 4 jaar. 4. De decaan bezit de hoedanigheid van gewoon hoogleraar. 3

4 Artikel 3. De taken van de decaan. (art.9.12; 9.13; 9.14; 9.15; 9.17 WHW) 1. De decaan is belast met de algemene leiding van de faculteit. 2. De decaan is voorts belast met het bestuur en de inrichting van de faculteit voor wat betreft het onderwijs en de wetenschapsbeoefening. 3. De decaan stelt ter nadere regeling van het bestuur en de inrichting van de faculteit het faculteitsreglement vast. De vaststelling c.q. wijziging van dit reglement behoeft de instemming van de faculteitsraad en de goedkeuring van het College. 4. De decaan stelt per wetenschapsgebied een facultair onderzoekinstituut in. 5. De decaan stelt binnen een wetenschapsgebied een of meer capaciteitsgroepen in. 6. De decaan is voorts o.m. belast met: a. het vaststellen en wijzigen van de onderwijs- en examenregeling (verder te noemen: o.e.r.) en de regelmatige beoordeling hiervan, met inachtneming van de richtlijnen van het College; de vaststelling c.q. wijziging behoeft een advies van de desbetreffende opleidingscommissie en examencommissie, alsmede de instemming van de faculteitsraad echter met uitzondering van de onderdelen van de o.e.r. als bedoeld in art. 7.13, tweede lid onder a t/m g, de aanwijzing bedoeld in art. 7.13, derde lid, en de eisen bedoeld in art. 7.30a, derde lid, derde volzin, en art. 7.30b, eerste lid, derde volzin, WHW; b. het vaststellen van de algemene richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening, de Vaste Commissie voor Wetenschapsbeoefening (VCW) gehoord; c. het vaststellen van het jaarlijks onderzoekprogramma van de faculteit, de VCW gehoord; d. het houden van toezicht op de uitvoering van de o.e.r. en op het jaarlijks onderzoekprogramma, alsmede het uitbrengen van regelmatig verslag hieromtrent aan het College; e. het instellen van opleidings- en examencommissies, en van de commissie colloquium doctum, en de benoeming van de leden van deze commissies; f. het vaststellen van nadere regels omtrent de wijze waarop de in de wet geregelde vrijstellingen kunnen worden verkregen; g. het sluiten van een gemeenschappelijke regeling ten behoeve van een of meer opleidingen met een of meer decanen van andere faculteiten, met inachtneming van het hieromtrent gestelde in het bestuurs- en beheersreglement; h. het benoemen en ontslaan van opleidings- en wetenschappelijk directeuren; i. het doen van voorstellen aan het College over de benoeming van hoogleraren; j. het vaststellen van de werkrelaties tussen de personeelsleden van de faculteit, in het bijzonder wat betreft de uitvoering van de onderwijs- en/of onderzoektaken. 7. De decaan werkt mee aan het bestuur van de universiteit door onder meer het plegen van overleg met het College terzake van de voorbereiding van het instellingsplan en de begroting. 4

5 8. De decaan oefent het recht van voordracht uit met betrekking tot het verlenen van een doctoraat honoris causa. Artikel 4. Verantwoordingsplicht en inlichtingenplicht decaan. (art.9.16 WHW) 1. De decaan is verantwoording verschuldigd aan het College. 2. Hij verstrekt aan het College de gevraagde inlichtingen omtrent de faculteit. Artikel 5. Het managementteam van de faculteit. De decaan stelt een facultair managementteam in. Dit managementteam is samengesteld uit de opleidings- en wetenschappelijk directeur(en), de faculteitsdirecteur, een studentvertegenwoordiger en de decaan zelf. De studentvertegenwoordiger is tevens ombudsstudent. 5

6 Paragraaf II B. De instemmings- en adviesorganen van de faculteit. Artikel 6. De functie van de faculteitsraad. (artt e.v. WHW) De faculteitsraad vervult binnen de faculteit de functie van het medezeggenschapsorgaan jegens de decaan. Artikel 7. De faculteitsraad; samenstelling/verkiezing/zittingstermijn van de leden. (artt. 9.31; 9.37 WHW) 1. De faculteitsraad bestaat uit tien leden. De helft van deze leden wordt gekozen door en uit het personeel van de faculteit. De helft van deze leden wordt gekozen door en uit de studenten van de faculteit. 2. De zittingstermijn van de door het personeel gekozen leden bedraagt twee jaar, die van de door de studenten gekozen leden één jaar. Wie wordt gekozen ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats treedt af op het moment, waarop zijn voorganger zou hebben moeten aftreden. 3. De zittingstermijn van de leden van de faculteitsraad vangt aan op 1 september, volgend op het moment, waarop de verkiezing van deze leden heeft plaatsgevonden. 4. De leden wier termijn is afgelopen zijn terstond herkiesbaar voor nog een termijn. 5. De verkiezing van de leden van de faculteitsraad vindt plaats overeenkomstig het kiesreglement voor de faculteitsraad, dat integraal deel uitmaakt van dit reglement. 6. De vergaderingen van de faculteitsraad zijn openbaar, tenzij de raad met inachtneming van het gestelde in het huishoudelijk reglement anders heeft beslist. 7. Het lidmaatschap van de faculteitsraad eindigt door: a. aftreden; b. schriftelijke opzegging door het gekozen lid; c. het verlaten van de faculteitsgemeenschap; d. overgang naar een andere geleding. e. overlijden 8. De faculteitsraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. 9. De leden van het managementteam zijn uitgesloten van het lidmaatschap van de faculteitsraad. 6

7 Artikel 8. De algemene bevoegdheden van de faculteitsraad; het adviesrecht. (artt. 9.32; 9.37; 9.38a WHW) 1. De decaan stelt de faculteitsraad ten minste viermaal per jaar in de gelegenheid de algemene gang van zaken in de faculteit met hem te bespreken. 2. De decaan stelt de raad ten minste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de faculteit op financieel en organisatorisch terrein en op het terrein van het onderwijs en het onderzoek. 3. De decaan verstrekt aan de faculteitsraad aan het begin van het studiejaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van het facultaire managementteam en de organisatie van de faculteit. Voorts verschaft de decaan de raad desgevraagd of eigener beweging tijdig alle inlichtingen die deze raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. 4. De faculteitsraad is bevoegd over alle aangelegenheden de faculteit betreffende aan de decaan voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. De decaan brengt op de voorstellen, bedoeld in de eerste volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit in de vorm van een voorstel aan de raad. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van de in de vorige volzin bedoelde reactie stelt de decaan de raad tenminste eenmaal in de gelegenheid om met hem over zijn voorstel overleg te plegen. 5. De decaan en de faculteitsraad komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de decaan, de raad, het deel van de raad dat uit en door het personeel, dan wel het deel van de raad dat uit en door de studenten is gekozen. De vergadering vindt plaats binnen drie weken nadat een schriftelijk verzoek daartoe is ingediend. 6. Indien bij een bepaalde vergadering of een onderdeel daarvan een bij uitstek persoonlijk belang van een van de leden van de raad in het geding is, kan de raad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De raad besluit dan tevens dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaats heeft. 7. De raad doet jaarlijks schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en draagt er zorg voor dat alle bij de faculteit betrokkenen van het verslag kennis kunnen nemen. De raad draagt er zorg voor dat de agenda's en verslagen van de vergaderingen van de raad worden toegezonden aan de decaan en ter inzage worden gelegd op een algemeen toegankelijke plaats op de faculteit ten behoeve van belangstellenden. 8. De decaan hoort de raad over wijzigingen van de facultaire beheersinstructie. 7

8 Artikel 9. Bijzondere bevoegdheden van de faculteitsraad; het instemmingsrecht. (artt.7.13; 9.14; 9.37; 9.38 WHW) De decaan behoeft de voorafgaande instemming van de faculteitsraad voor elk door hem te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van: a. het faculteitsreglement; b. de onderwijs- en examenregeling, met uitzondering van de onderwerpen, genoemd in art.7.13 de onderdelen a t/m g. Artikel 10. Bijzondere bevoegdheden personeelsgeleding faculteitsraad. (artt.9.37; 9.50 WHW) 1. De decaan voorziet erin, dat de personeelsgeleding van de faculteitsraad tijdig in de gelegenheid wordt gesteld advies aan hem uit te brengen en overleg te voeren over de voorgenomen maatregelen met betrekking tot: a. de wijze waarop de arbeidsvoorwaarden bij de faculteit worden toegepast; b. de wijze waarop het algemeen personeelsbeleid bij de faculteit wordt gevoerd; c. aangelegenheden op het gebied van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn in verband met de arbeid in de faculteit; d. de organisatie en werkwijze binnen de faculteit; e. de technische en economische dienstuitvoering bij de faculteit f. de bevoegdheden als bedoeld in de reorganisatiecode van de EUR, vastgesteld door de universiteitsraad. De in dit lid bedoelde rechten kunnen door de personeelsgeleding van de faculteitsraad worden uitgeoefend in de mate waarin de decaan door middel van mandaat van het college van bestuur over de desbetreffende bevoegdheden beschikt. 2. De personeelsgeleding is bevoegd aan de decaan voorstellen te doen met betrekking tot de in het eerste lid genoemde aangelegenheden. 3. De decaan behoeft de voorafgaande instemming van de personeelsgeleding van de faculteitsraad voor elk maatregel die hij bevoegd is te nemen en waarover de personeelsgeleding op grond van het eerste lid heeft geadviseerd. 4. De decaan stelt - in overeenstemming met de personeelsgeleding - een regeling vast in verband met de uitoefening van de rechten, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid. 8

9 Artikel 11. Het reglement van orde van de faculteitsraad. De faculteitsraad stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Daarin worden tenminste regels gesteld met betrekking tot: a. het bijeenroepen van de vergaderingen; b. de termijnen voor de toezending van vergaderstukken; c. de wijze van beraadslaging en besluitvorming, zowel met betrekking tot aangelegenheden waarover de raad voorstellen wil doen of standpunten kenbaar wenst te maken als ook met betrekking tot aangelegenheden ten aanzien waarvan de raad het instemmings- of adviesrecht uitoefent; d. de vaststelling van het aantal raadsleden dat voor de geldige beraadslaging en besluitvorming als bedoeld onder c aanwezig dient te zijn; e. de wijze waarop de faculteitsraad gebruik maakt van de door het college van bestuur geboden gelegenheid te worden gehoord over benoeming en ontslag van de decaan; f. de verslaglegging en de ondertekening van de besluiten; g. de openbaarheid van de vergaderingen; h. degenen die een adviserende stem genieten. Het onder a t/m h geregelde wordt in het reglement van orde tevens geregeld ten behoeve van de taakuitoefening van de personeelsgeleding. Artikel 12. De opleidingscommissie; samenstelling; zittingsduur. (art WHW) 1. Voor elke initiële opleiding of groep van opleidingen binnen de faculteit wordt door de decaan een opleidingscommissie ingesteld. 2. De opleidingscommissie van de opleidingen op het terrein van a. geschiedenis bestaat uit acht leden en is voor de helft samengesteld uit personeelsleden en voor de helft uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten; b. cultuurwetenschappen bestaat uit acht leden en is voor de helft samengesteld uit personeelsleden en voor de helft uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten; c. media bestaat uit acht leden en is voor de helft samengesteld uit personeelsleden en voor de helft uit de voor de desbetreffende opleiding ingeschreven studenten. 3. De leden van de opleidingscommissies worden benoemd door de decaan. De personeelsleden worden benoemd na overleg met de hoofden van de capaciteitsgroepen, indien deze door de decaan zijn ingesteld. De studenten worden aangewezen en benoemd na overleg met de namens de betrokken studentengeleding aangestelde ombudsstudent. 4. De zittingstermijn van de leden van de opleidingscommissie bedraagt voor wat betreft de personeelsleden twee jaar en voor wat betreft de studenten één jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. 9

10 Artikel 13. De taken van de opleidingscommissie. (art WHW) 1. De opleidingscommissie heeft tot taak: a. het geven van advies over het vaststellen en wijzigen van de o.e.r.; b. het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de o.e.r.; c. het desgevraagd of eigener beweging geven van advies aan de opleidingsdirecteur en aan de decaan over alle aangelegenheden met betrekking tot het onderwijs in de desbetreffende opleiding. 2. De opleidingscommissie wordt in de gelegenheid gesteld met de opleidingsdirecteur of met de decaan overleg te plegen voordat door de opleidingscommissie advies wordt uitgebracht. 3. De opleidingscommissie wordt door de opleidingsdirecteur of door de decaan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis gesteld van de wijze waarop door deze aan het uitgebrachte advies gevolg is gegeven. Artikel 14. Overleg met de opleidingscommissie. De opleidingsdirecteur pleegt ten minste viermaal per jaar overleg met de desbetreffende opleidingscommissie over de uitvoering van de o.e.r. Artikel 15. De overige adviesorganen binnen de faculteit. De decaan is bevoegd andere adviescommissies binnen de faculteit in te stellen. In dit kader stelt de decaan in: a. De Vaste Commissie voor Wetenschapsbeoefening;. b. Het overleg van gewone hoogleraren (het hooglerarenoverleg) c. De commissie voorlichting en werving studenten. 10

11 Paragraaf II C. Het bestuur van de opleiding(en) van de faculteit. Artikel 16. De opleidingsdirecteur. (art WHW) 1. Het bestuur van een opleiding van de faculteit ligt in handen van de opleidingsdirecteur. 2. De decaan benoemt voor elke opleiding een opleidingsdirecteur voor een periode van vier jaar. De decaan kan voor meerdere opleidingen dezelfde persoon als opleidingsdirecteur aanwijzen. 3. De opleidingsdirecteur bezit bij voorkeur de hoedanigheid van gewoon hoogleraar. Artikel 17. De taken van de opleidingsdirecteur. (art WHW) 1. De opleidingsdirecteur is onder verantwoordelijkheid van de decaan belast met de organisatie van de opleiding, zoals beschreven in de o.e.r.. 2. De opleidingsdirecteur adviseert de decaan met betrekking tot de vaststelling of wijziging van de o.e.r. en het systeem van interne kwaliteitszorg en de te nemen maatregelen naar aanleiding van de externe kwaliteitstoetsing. 3. De opleidingsdirecteur regelt de verzorging van het desbetreffende onderdeel (vak) van de o.e.r. of van de desbetreffende cursus, leergang e.d. 4. Hij pleegt daartoe overleg met het hoofd van de capaciteitsgroep, waartoe het personeelslid of de personeelsleden, die hij evenbedoelde verzorging wil overlaten, behoort/behoren voorzover deze capaciteitsgroep althans is ingesteld. 5. Hij ziet er op toe dat personeelsleden aan wie de verzorging van een onderdeel is opgedragen, in goed overleg de vereiste afstemming binnen het curriculum van de opleiding tot stand brengen. 6. De opleidingsdirecteur pleegt regelmatig overleg met het studentlid van het managementteam. 11

12 Artikel 18. De examencommissie. (art c WHW) 1. De decaan stelt voor de opleidingen van de faculteit één examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. De examencommissie bestaat uit minstens drie leden, inclusief de voorzitter. De voorzitter en de leden van de examencommissie worden door de decaan benoemd en ontslagen. De zittingstermijn van de leden van de examencommissies bedraagt twee jaar. Zij kunnen worden herbenoemd. 4. De decaan benoemt de voorzitter en de andere leden van de examencommissie op basis van hun deskundigheid op het terrein van een groep van opleidingen bij de faculteit. Minstens drie leden van de examencommissie behoren tot die leden van de vaste staf die met het verzorgen van het onderwijs in de opleidingen zijn belast. De voorzitter is bij voorkeur een hoogleraar. 5. De decaan draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 6. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. Als examinator kunnen slechts worden aangewezen personeelsleden, die met het verzorgen van het onderwijs in het desbetreffende programmaonderdeel zijn belast, alsmede deskundigen van buiten de universiteit. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. 7. De examencommissie stelt regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens en met betrekking tot de in dat verband te nemen maatregelen. Zij kan de examinatoren richtlijnen en aanwijzingen geven met betrekking tot de beoordeling van degene, die het tentamen aflegt en met betrekking tot de vaststelling van de uitslag van het tentamen. 8. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in art WHW, heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens; b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijsen examenregeling, bedoeld in art WHW, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen; c. het verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in art. 7.3d WHW te volgen 1, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van de WHW. 9. De examencommissie neemt besluiten over aanvragen betreffende het colloquium doctum, deficiënties alsmede verzoeken om toelating van in het buitenland opgeleide personen met deficiënties in de opleiding. 10. De examencommissie adviseert de decaan m.b.t. het vaststellen en wijzigen van de 1 Het betreft het vrij onderwijsprogramma. 12

13 onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende opleiding. 11. Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs die in relatie tot een bacheloropleiding is aangewezen o.g.v. art. 7.13, derde lid, WHW, geldt als toelatingseis dat aan betrokkene een graad als bedoeld in art a, eerste lid, WHW, is verleend, van de desbetreffende bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs aan dezelfde instelling. In afwijking van de eerste volzin kan de examencommissie besluiten dat degene die voor een bacheloropleiding als bedoeld in de eerste volzin is ingeschreven, toch wordt ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in die volzin onder de voorwaarde dat is voldaan aan bij de onderwijs- en examenregeling van de desbetreffende masteropleiding te stellen eisen. 12. De examencommissie kan na overleg met de decaan, onder opgaaf van redenen, aan het College van Bestuur een voorstel doen voor een iudicium abeundi als bedoeld in art. 7.42a WHW. 13. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. De examencommissie verstrekt het verslag aan de decaan. Comment [w1]: Dit heeft betrekking op het bindend studieadvies. 13

14 Paragraaf II D. De capaciteitsgroep(en). Artikel 19. De capaciteitsgroep(en). 1. De decaan stelt - o.m. ter bevordering van de synergie tussen de onderwijs- en/of onderzoektaken van de desbetreffende leden van het wetenschappelijk personeel, werkzaam binnen een bepaald wetenschapsgebied een of meer capaciteitsgroepen in, zoals vastgelegd in bijlage 1. Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van het faculteitsreglement. 2. De decaan regelt de taak en de omvang van de capaciteitsgroep. 3. De decaan wijst het hoofd van de capaciteitsgroep aan. 4. De decaan wijst verder de leden van elke capaciteitsgroep aan. 5. Zij die door de decaan niet zijn aangewezen als lid van een capaciteitsgroep behoren tot het faculteitsbureau. 14

15 Paragraaf II E De onderzoekinstituten en -scholen. Artikel 20. Het bestuur van de onderzoekinstituten; de adviesraad. 1. Het bestuur van een facultair onderzoekinstituut ligt in handen van de wetenschappelijk directeur. 2. De wetenschappelijk directeur wordt als zodanig door de decaan benoemd voor een periode van vier jaar. De decaan kan voor meerdere onderzoekinstituten dezelfde persoon als wetenschappelijk directeur benoemen. 3. De wetenschappelijk directeur dient een gewoon hoogleraar te zijn. 4. Ter ondersteuning van de wetenschappelijk directeur kan voor elk onderzoekinstituut een adviesraad worden ingesteld. De adviesraad bestaat in meerderheid uit leden van het wetenschappelijk personeel. 5. De leden van de adviesraad worden - na overleg met de wetenschappelijk directeur van het instituut - door de decaan benoemd voor een periode van vier jaar. De decaan brengt deze benoeming ter kennis van het College. Artikel 21. Taken wetenschappelijk directeur van een onderzoekinstituut. 1. De wetenschappelijk directeur van een onderzoekinstituut is belast met het besturen van het instituut. 2. De wetenschappelijk directeur stelt eenmaal per vier jaar een meerjarenonderzoekprogramma voor het instituut vast, met inachtneming van de algemene richtlijnen voor de wetenschapsbeoefening van de decaan en gehoord de adviesraad en de VCW. 3. Dit onderzoekprogramma behoeft de goedkeuring van de decaan. 4. Met inachtneming van het meerjaren-onderzoekprogramma stelt de wetenschappelijk directeur jaarlijks een nader onderzoekprogramma vast. 5. Dit nader onderzoekprogramma wordt aan de decaan ter kennis gebracht. 6. De wetenschappelijk directeur is tevens belast met de zorg voor en het toezicht op de uitvoering van het (nader) onderzoekprogramma. 7. De wetenschappelijk directeur adviseert de decaan over het systeem van interne kwaliteitszorg, voorzover dit het instituut aangaat en over de follow-up van de externe kwaliteitstoetsing. 15

16 Hoofdstuk III. Het studieadvies aan het eind van het eerste jaar van inschrijving. Artikel 22. Het studieadvies. (art.7.8b WHW) Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeusefase van een initiële opleiding van de faculteit wordt door de voorzitter van de desbetreffende examencommissie krachtens mandaat van de decaan aan iedere student schriftelijk advies uitgebracht over de voortzetting van de desbetreffende studie. Het advies is gebaseerd op de door de student gedurende dat studiejaar behaalde studieresultaten en andere de examencommissie beschikbaarstaande informatie betreffende de student. Comment [w2]: Heeft het instellingsbestuur bij de EUR een dergelijke fase ingesteld? Ja. Onder propedeuse wordt verstaan BA 1 c.q. de eerste zestig punten. 16

17 Hoofdstuk IV. Slotbepalingen. Artikel 23. Verschil van mening over het faculteitsreglement. 1. Bij verschil van mening over de interpretatie van een of meer artikelen uit dit reglement beslist de decaan. 2. Tegen een beslissing van de decaan kan bezwaar worden gemaakt bij het College. Artikel 24. Inwerkingtreding. Dit reglement of een wijziging hiervan treedt in werking door publicatie of terinzagelegging op een voor ieder toegankelijk plaats, ter bepaling door de decaan, nadat de goedkeuring van het College aan de decaan ter kennis is gebracht. Artikel 25. Naamgeving. Dit reglement kan worden aangehaald als: het reglement van de faculteit. Aldus vastgesteld door de decaan, op 8 mei 2000, na verkregen instemming van de faculteitsraad op 8 mei 2000, en goedgekeurd door het College bij brief JZ/Ja/ d.d. 11 december Laatstelijk gewijzigd op 1 augustus 2011, na instemming van de faculteitsraad op 5 juli 2011, en goedgekeurd door het College op 1 september

18 Bijlage 1 Bijlage bij artikel 19, eerste lid Per 1 september 2007 worden bij de faculteit de navolgende capaciteitsgroepen onderkend: 1) Geschiedenis 2) Kunst- en Cultuurwetenschappen 3) Media en Communicatie Binnen de faculteit worden de drie capaciteitsgroepen en het faculteitsbureau als de te onderscheiden organisatorische subeenheden aangemerkt. Decaan Management team Faculteitsbureau Geschiedenis Kunst en Cultuurwetenschappen Media en Communicatie 18