OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE"

Transcriptie

1 OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

2 2

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 7 Deel 1: Studiegids... 9 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs Uitgangspunten van het onderwijs Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties Lesdagen en lestijden Jaarplanning studiejaar Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding Waartoe CTO opleidt Opleidingsvarianten en afstudeerrichtingen Waar werken vaktherapeutische professionals Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties Eindniveau en Dublindescriptoren Differentiatie specifieke vaardigheden en kennis (alleen voor propedeuse en HF1) Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding Onderwijsaanbod van de opleiding Drie opleidingsniveaus Praktijk als leerbron Propedeuse Hoofdfase Hoofdfase Hoofdfase Minoraanbod Toetsing Tentamens Integrale toetsen Examens Toetsen van de Nederlandse taal als onderdeel van professionele communicatie Overzicht toetsprogramma Aanwezigheidsregeling Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding Hoofdstuk 6 Praktische informatie Hoofdstuk 7 Interne organisatie Faculteiten, domeinen en instituten Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden) Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Kwaliteitszorg Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau

4 8.1 Voorzieningen op locatie Kapittelweg Studentenondersteuning Studenteninformatievoorziening Overige voorzieningen HAN-talencentrum en De Taalkamer Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding Creatieve Therapie Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding Paragraaf 7A Schakelprogramma s Paragraaf 8 Examencommissies Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Paragraaf 10 Judicium Abeundi Paragraaf 11 Slotbepalingen Bijlage 1 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase Bijlage 2 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase Bijlage 3 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren Reglement examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies Regeling externe toezichthouders bij BA-examens FGGM Regeling tentamenbureau FGGM (HAN) Reglement opleidingscommissies Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies Deel 3: Beschrijving van het onderwijs Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten Vernieuwing Curriculum Samenstelling propedeutische fase Samenstelling postpropedeutische fase Hoofdstuk 2 Onderwijseenheden propedeutische fase Hoofdstuk 3 Onderwijseenheden postpropedeutische fase Onderwijseenheden HF Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie, HF Onderwijseenheden psychomotorische therapie, HF Onderwijseenheden HF2 vernieuwd curriculum Onderwijseenheden alle differentiaties HF Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie, HF Onderwijseenheden beeldende en dramatherapie, HF

5 3.2.4 Onderwijseenheid muziektherapie, HF Onderwijseenheden psychomotorische therapie, HF Onderwijseenheden HF2 oude curriculum Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie Onderwijseenheden psychomotorische therapie Onderwijseenheden HF3 vernieuwd curriculum Onderwijseenheden alle differentiaties HF Onderwijseenheden beeldende, drama- en psychomotorische therapie, HF Onderwijseenheid muziektherapie HF Onderwijseenheid Interprofessioneel Praktijkgericht Onderzoek, HF Onderwijseenheden HF3 oud curriculum Hoofdstuk 4 Verkorte programma s Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Bijlagen Bijlage 1: Competentieprofiel en eindkwalificaties CTO Competentieprofiel propedeuse Competentieprofiel hoofdfase Herijkte set eindkwalificaties Bijlage 2: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut Bijlage 3: Schematisch overzicht differentiatie specifieke vaardigheden en kennis Bijlage 4: Relevante namen en adressen Bijlage 5: Plattegrond

6 6

7 Inleiding In dit opleidingsstatuut geven wij je informatie over de gang van zaken tijdens je studie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Je treft ook informatie aan over bijvoorbeeld de jaarplanning, uitgangspunten voor ons onderwijs, studieopbouw, ondersteunende faciliteiten, de examenregeling en de procedures met betrekking tot jouw rechtsbescherming. Volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW, artikel 7.59) dient een hbo-instelling een studentenstatuut vast te stellen en aan alle studenten bekend te maken. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (dus: de HAN) en het opleidingsspecifieke deel (dus: de opleiding), zie figuur 1. Het instellingsspecifieke deel - we noemen dat het studentenstatuut - bevat een beschrijving van jouw rechten en plichten, zoals die voortvloeien uit de wet, en een overzicht van de regelingen die jouw rechten beschermen: een beschrijving van de procedures voor bezwaar en beroep binnen de instelling, een beschrijving van de beroepsrechten die zijn ontleend aan de WHW en andere wettelijke regelingen, en een beschrijving van aanvullende procedures die door de HAN zijn getroffen ter bescherming van jouw rechten. Dit instellingspecifieke deel kun je terugvinden op HAN Insite. Het opleidingsspecifieke deel we noemen dat verder het opleidingsstatuut (OS) bestaat uit drie delen: 1. Studiegids In de studiegids vind je informatie over de opbouw van de opleiding en over de beroepstaken en competenties die in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HAN-studenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. 2. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Hier vind je met name de regels voor de uitvoering van het onderwijs en de tentamens en examens. 3. Beschrijving van het onderwijs In deel 3 vind je onder andere informatie over het curriculum van jouw opleiding, de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van jouw opleiding. De informatie in dit deel maakt onlosmakelijk deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in deel 2 van het opleidingsstatuut is gepresenteerd. 7

8 Figuur 1 Studentenstatuut en opleidingsstatuut Algemene bepalingen Dit statuut is het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut als bedoeld in artikel 7.59 lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), hierna te noemen opleidingsstatuut. Dit opleidingsstatuut is van toepassing op de opleiding Creatieve Therapie (CTO) van het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS), hierna te noemen de opleiding, in het studiejaar In dit opleidingsstatuut zijn jouw rechten en plichten enerzijds en van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen anderzijds zo goed mogelijk vastgelegd. Dit opleidingsstatuut omvat onder andere een beschrijving van de studieopbouw en de ondersteunende faciliteiten die je door de instelling worden aangeboden, de vastgestelde Onderwijs- en examenregeling en de procedures voor je rechtsbescherming in aanvulling op die van de instelling. Dit opleidingsstatuut is vastgesteld door de faculteitsdirectie GGM bij besluit d.d. 3 juli De faculteitsraad GGM heeft daaraan voorafgaand op 30 juni 2017 ingestemd met de tekst van het opleidingsstatuut. Wijzigingen van dit opleidingsstatuut worden door de faculteitsdirectie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het opleidingsstatuut, of één van de daarin opgenomen reglementen, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. De faculteitsdirectie draagt zorg voor een passende bekendmaking van dit opleidingsstatuut, de daarin opgenomen reglementen en van eventuele wijzigingen van deze documenten. Een belangstellende kan het opleidingsstatuut raadplegen op study.han.nl, de website van de HAN en HAN Insite. 8

9 Deel 1: Studiegids 9

10 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs 1.1 Uitgangspunten van het onderwijs Beroepsonderwijs In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en leer je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij / het werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je werk als professional goed te doen en om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het beroep. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. Hele taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten, maar door jou steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan opdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken uit de praktijk. Wij richten ons daarom op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor het beroep, ontwikkel je in de loop van de opleiding de competenties waarmee je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau kunt werken. De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een hoger niveau. De opleidingsniveaus vind je in paragraaf 4.2 van deel 1. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die je helpen om ook na je studie te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud. Verderop kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn. 10

11 Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor excellente studenten om extra onderwijs te volgen in de vorm van een extra minor of extra onderwijseenheden. Zie ook: Onderwijs- en examenregeling, Artikel 3.7 Uitbreiding studielast. Internationale oriëntatie De sociale opleidingen willen professionals afleveren die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief kunnen ontwikkelen, zowel wanneer deze professionals werkzaam zijn in eigen land als in het buitenland. Onderdeel van je opleiding is dan ook dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler wordende beroepspraktijk. Wanneer je in je opleiding tot sociale professional een oriëntatie aangeboden krijgt op de internationale aspecten van je toekomstige beroep en/of ook vanuit een internationaal perspectief naar je beroep leert kijken, maakt dat jou een betere en kritischer professional. Een blik op het buitenland is noodzakelijk, omdat kennis en ervaring vanuit het buitenland het handelen vanuit je eigen cultuur relativeert. Ook leidt het ertoe dat je als reflectieve professional flexibeler bent en meer open kunt staan voor feedback. Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties. Internationalisering en interculturalisering komen in je opleiding op verschillende manieren aan bod. Er is in het onderwijs ruimte gemaakt voor kennis van de internationale context van het beroep. Je krijgt te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld plaats in een international classroom, maar ook in de International Week voor tweedejaars studenten en op de World Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden. Deze uitwisseling kan ook online plaatsvinden: via Collaborative Online International Learning is het bijvoorbeeld mogelijk om met studenten van internationale universiteiten en hogescholen samen te werken aan opdrachten. Daarnaast is er uiteraard de mogelijkheid om een deel van je stage en/of studie (bijvoorbeeld de minor) in het buitenland te volgen. International Week. In studiejaar wordt de International Week georganiseerd van 5 tot en met 8 februari Het doel van deze International Week is om jou in contact te brengen met de internationale context van het sociale werk. Tijdens deze week wordt alle tweedejaars studenten een programma aangeboden vol lezingen en workshops over internationale ontwikkelingen in het werkveld, cultuurverschillen, (internationale) organisaties en de door hen gebruikte methoden. Deze lezingen en workshops worden verzorgd door (internationale) gastdocenten. Daarnaast wordt er een uitwisseling tussen eigen studenten en internationale studenten tot stand gebracht. Om te zorgen dat je volop van deze week kunt leren, heeft je opleiding een opdracht gekoppeld aan de International Week. Instructie ontvang je in een voorbereidende bijeenkomst en de week wordt afgesloten met een presentatie van de resultaten. Onderwijsleergemeenschappen De opleidingen van het instituut werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo n leeromgeving is uitdagend en stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen. Er bestaan al onderwijsleergemeenschappen binnen lectoraten, waarin studenten, docenten, professionals uit het werkveld en lectoren onderzoek doen rondom een gemeenschappelijk thema. Bijvoorbeeld het project HAN BOOTcamp waarin op locatie gewerkt wordt aan wijk- en buurtverbeteringen. 11

12 Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat het zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN-onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of functiebeperking. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Zie verder in deel 1: Hoofdstuk 5 Professionele ontwikkeling en studieloopbaanbegeleiding. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt. 12

13 Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties 2.1 Lesdagen en lestijden Voor de studie moet de student op maandag t/m vrijdag, inclusief de avond, beschikbaar zijn. In onderstaande tabel is te zien wat de stagedagen zijn voor het eerste t/m het derde studiejaar. De overige dagen zijn lesdagen. Studiejaar 1 e jaar beeldende, drama-, muziektherapie Stagedagen Woensdag (periode 2, 3 en 4) 1 e jaar psychomotorische therapie Donderdagmiddag, vrijdagmiddag 2 e jaar beeldende, drama-, muziektherapie Vrijdag (periode 2, 3 en 4) 2 e jaar psychomotorische therapie Maandagmiddag, dinsdag, vrijdagochtend 3 e jaar beeldende, drama-, muziek-, psychomotorische therapie Maandag t/m donderdag In het vierde studiejaar volgt de student een minor. De les- en eventuele stagedagen verschillen per minor. Overzicht van lesuren en lestijden Lesuur Lestijd 0 08:00 08: :45 09: :30 10:15 pauze 3 10:30 11: :15 12: :00 12: :45 13: :30 14: :15 15:00 pauze 9 15:15 16: :00 16: :45 17: :30 18: :15 19: :00 19: :45 20: :30 21: :15 22:00 13

14 2.2 Jaarplanning studiejaar Week Datum P/week Semester/week Bijzonderheden aug-17 Start Intro 1 Herkansingen / opstart aug-17 Start Intro 2 HAN-Introductie 36 4-sep Start studiejaar / 1 e semester sep sep sep okt okt okt-17 herfstvakantie 14 t/m 22 oktober okt okt nov nov nov nov dec dec dec dec-17 kerstvakantie Kerstmis, maandag 25 + dinsdag 26 december 1 1-jan-18 kerstvakantie Nieuwjaar, maandag 1 januari jan jan jan jan feb Start 2 e semester. International Week feb-18 voorjaarsvakantie Carnaval 11 t/m 13 februari 8 19-feb feb mrt mrt mrt mrt Goede vrijdag, 30 maart 14 2-apr Pasen, zondag 1 + maandag 2 april 15 9-apr apr apr Koningsdag, vrijdag 27 april apr-18 meivakantie 28 april t/m 6 mei; Bevrijdingsdag 5 mei 19 7-mei Hemelvaartsdag, donderdag 10 mei + vrijdag 11 mei mei mei Pinksteren, zondag 20 + maandag 21 mei mei jun jun jun jun jul jul-18 afsluit Jaarafsluiting 1 Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting jul-18 zomervakantie Zomervakantie 14 juli t/m 19 augustus aug-18 Start 1 Herkansingen / opstart 14

15 Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding 3.1 Waartoe CTO opleidt Sinds 2006 is de term creatief therapeuten vervangen door de term vaktherapeutische beroepen of disciplines. Allen beeldende, dans-, drama-, muziek- en psychomotorisch therapeuten worden sinds 2006 gerekend tot de vaktherapeutische beroepen. De term vaktherapeutische beroepen is inmiddels aardig ingeburgerd. De meeste opleidingen gebruiken de term creatieve therapie nog steeds omdat destijds het CROHO-nummer is toegekend onder deze naam. 1 Het zal nog enige tijd duren voordat in alle geledingen de term creatieve therapie is verdwenen en er overal gesproken zal worden over de afzonderlijke disciplines van de vaktherapeutische beroepen: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie. De opleiding Creatieve Therapie (CTO) van Hogeschool Arnhem en Nijmegen is een bacheloropleiding binnen het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS), dat onderdeel is van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM). Het IVPS bestaat sinds september 2015 en brengt de opleidingen Creatieve Therapie en Toegepaste Psychologie onder in één instituut. CTO leidt op tot beeldende, drama-, muziek- of psychomotorisch therapeut. Vanuit een in grote lijnen gedeelde basis (kennis, vaardigheden en houding) specialiseren studenten zich in één van de vaktherapeutische disciplines tot bachelor niveau. De disciplines hebben met elkaar gemeen dat ze een handelende, ervaringsgerichte werkwijze hebben om individuele doelstellingen te verwezenlijken van verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. Ze werken daarbij met doelgerichte en systematische inzet van kunstvormen en/of technieken, beweging en lichaamsbeleving. De problematiek van de cliënt wordt zichtbaar in het handelen, de vaktherapeutische professionals leiden het handelen doelgericht naar ervaringen die de problematiek beïnvloeden. De vaktherapeutische disciplines werken specialistisch, maar zijn wel breed inzetbaar. De vaktherapeutische professionals bieden signalering, preventie, ondersteuning, observatie, diagnostiek, behandeling en/of training, en werken vanuit een specifieke expertise eerder specialistisch dan generalistisch. Ze zetten hun expertise ook breder in: in coaching of in training of behandeling van specifieke medische problematiek vanuit recente inzichten in het neurologische domein (motorische revalidatie, cognitieve revalidatie en spraak/taalrevalidatie). Zij zijn een T-shaped professional waarbij de verticale streep van de T staat voor specifieke kennis, vaardigheden, ervaring en competenties en de horizontale streep voor de brede inzetbaarheid (LOO VTB, 2016) 2. Beroepsvereniging en registratie De vaktherapeutische beroepen hebben zich verenigd in de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB), zie: De Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen toetst de initiële opleidingen aan de criteria van het register van vaktherapeuten, zie: Opleidingsvarianten en afstudeerrichtingen Opleidingsvarianten De opleiding wordt alleen verzorgd in een voltijd opleidingsvariant. De opleiding heeft geen februariinstroom. Afstudeerrichtingen De opleiding kent vier afstudeerrichtingen: beeldende, drama-, muziek- of psychomotorische therapie (beweging): 1 Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) 2 LOO VTB (2016). Landelijk Domeinprofiel Bacheloropleidingen Vaktherapeutische beroepen. Nijmegen: LOO VTB 15

16 Beeldende therapie Beeldende therapie maakt op methodische wijze gebruik van beeldende middelen, zoals teken- en schildertechnieken, hout, klei, textiel, steen en metaal. De problemen van de cliënt worden door middel van beeldende middelen zichtbaar en behandelbaar. De cliënt krijgt tevens nieuwe ervaringen door het beeldende proces. Dramatherapie Dramatherapie maakt op methodische wijze gebruik van drama- en theatervormen. Middels dramatische en theatrale werkvormen kan de cliënt zijn problematiek ervaren en vormgeven. In dramatherapie komt een wisselwerking tot stand tussen (dramatisch) spel en ervaringen uit het eigen leven. Muziektherapie Muziektherapie is een methodische vorm van hulpverlening, waarbij met muzikale middelen binnen een therapeutische relatie geprobeerd wordt verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie te bereiken op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal of lichamelijk gebied. Psychomotorische therapie Psychomotorische therapie maakt op methodische wijze gebruik van interventies gericht op lichaamsbeleving en het bewegingsgedrag. In psychomotorische therapie kan de cliënt zowel letterlijk als figuurlijk in beweging komen, hij kan stilstaan bij de betekenis van interactief bewegingsgedrag en hij kan zich richten op de beleving van het eigen lichaam Waar werken vaktherapeutische professionals Vaktherapeutische professionals zijn in allerlei settings werkzaam, vaak met meerdere vaktherapeutische disciplines binnen een behandelteam of zorgprogramma. Steeds meer vaktherapeutische professionals werken in een zelfstandige praktijk. De meeste vaktherapeutische professionals werken in de geestelijke gezondheidszorg, inclusief de kinder- en jeugdpsychiatrie (42%), de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (12%), de jeugdzorg (10%) en de forensische psychiatrie (5%) (LOO VTB, 2016). Het werkveld is sterk in ontwikkeling. Zo is vanaf 1 januari 2014 in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) de zogeheten basis-ggz ingevoerd en is vanaf 1 januari 2015 het nieuwe jeugdstelsel in werking en zijn gemeenten verantwoordelijk voor nagenoeg de hele jeugdzorg en -bescherming. Hierdoor vindt er een verschuiving plaats van werkplekken voor de vaktherapeutische professionals en worden er nieuwe doelgroepen aangesproken. Daar waar de vaktherapeutische professionals voorheen in de klinische praktijk werkten, zijn zij nu ook te vinden in wijkgerichte teams, het regulier en het bijzonder onderwijs, het medisch werkveld, de verpleeghuiszorg, eigen praktijken en in training- en coachingsactiviteiten. De veranderingen in het werkveld weerspiegelen maatschappelijke trends die het hele sociale en medische domein raken. Zo moet er steeds goedkoper worden gewerkt door korter of minder te behandelen. Tegelijkertijd vertonen veel problemen van cliënten een sterke samenhang, zodat er meer interprofessioneel moet worden gewerkt. Vaktherapeutische interventies hebben evidentie nodig. Hiervoor bestaan zorgstandaarden. Voor het werk gelden daarom multidisciplinaire richtlijnen of zorgstandaarden. De eigen kracht van cliënten staat centraal bij vaktherapeutische interventies: die vormt het vertrekpunt, op de stoornis zelf komt steeds minder het accent te liggen. 3 De actuele veranderingen in het werkveld vragen ook om het versterken van competenties die tot dusver minder aan bod kwamen. We herkennen bij CTO het belang van profilering, ondernemendheid en onderzoekend vermogen van startbekwame afgestudeerden die hun professionele effectiviteit steeds meer moeten kunnen onderbouwen, onderzoeken en expliciteren. Het onderwijs van CTO sluit daarop aan door studenten beter te leren netwerken: bijvoorbeeld in lessen over Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) die een ondernemende houding stimuleren, in therapeutische vaardighedenlessen en in de lessen Professionele ontwikkeling (PON) waarin persoonlijke visie-ontwikkeling op het beroep in een maatschappelijke en organisatiecontext centraal staat. 3 Een uitvoerig overzicht van de actuele ontwikkelingen in het werkveld is te vinden in het domeinprofiel voor vaktherapeutische beroepen (LOO VTB, 2016). 16

17 3.2 Beroepstaken en eindkwalificaties/competenties Het onderwijs en de toetsen van CTO stellen de student in staat om na vier jaren opleiding competenties op eindniveau eindkwalificaties te verwerven. Vanaf geldt een herijkte set eindkwalificaties gebaseerd op het landelijk domeinprofiel LOO VTB (2016): 1. Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden 2. Ervaringsgericht interveniëren 3. Praktijkgericht onderzoeken 4. Professionaliseren en profileren 5. Beheersen van het vaktherapeutisch middel. Deze eindkwalificatie geldt alleen voor de differentiaties beeldende therapie, dramatherapie en muziektherapie, niet voor psychomotorische therapie. Deze 5 eindkwalificaties zijn ook deels gebaseerd op de oude set met 10 eindkwalificaties, maar zijn meer profilerend en onderscheidend, eenduidiger, beter werkbaar en sluiten beter aan bij ontwikkelingen in het werkveld (zie bijlage 1.3 en zie onderstaande tabel). Deze set wordt gefaseerd in het curriculum ingevoerd. Tabel: Relatie tussen oude en nieuwe eindkwalificaties 1 Contact maken, diagnosticeren en indiceren 2 Behandelplan ontwerpen 3 Methodisch behandelen 4 Signaleren en ondernemen 5 Samenwerken 6 Verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven 7 Beheren en organiseren 8 Beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 9 Professionaliseren en profileren 10 Onderzoeken en innoveren 1. Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden 2. Ervaringsgericht interveniëren X 4 x 5 X 6 X 7 3. Praktijkgericht onderzoeken x 8 X 9 4. Professionaliseren en profileren X 10 x 11 x 12 X Beheersen van het Inclusief BOAS en mediumontwikkeling: zie bijlage 3 vaktherpeutisch middel Note. Deze tabel laat de relatie tussen de oude 10 eindkwalificaties en de herijkte set van 5 eindkwalificaties zien. In de voetnoten wordt vermeld hoe deze tabel gelezen moet worden, wat de kruizen betekenen. Een groot kruis betekent in het algemeen een grote gelijkenis tussen de oude en de herijkte eindkwalificatie, een klein kruis een kleine gelijkenis. 4 In de herijkte eindkwalificatie meer aandacht voor contact met anderen dan de cliënt, ook de collega s bijvoorbeeld. 5 Zie voetnoot 4. 6 Ontwerpen is geen competentie an sich meer. Uiteraard benadrukt de herijkte eindkwalificatie het doelgericht interveniëren. 7 Behandelen is interveniëren om te kunnen anticiperen op andere werkcontexten van de GGZ. 8 Enigszins herkenbaar bij EK3 en EK4, resp. kennis gebruiken voor verbetering organisatie en beleidsniveau en is organisatiesensitief. 9 De oude competentie 10 is vergelijkbaar met de nieuwe EK3. 10 Herkenbaar in herijkte EK4: is toekomstgericht en speelt in op ontwikkelingen in de praktijk en ondernemerskwaliteiten. 11 Herkenbaar in herijkte EK4: organisatiesensitief. 12 Zie voetnoot De oude 9 is opgenomen in de nieuwe EK4. 17

18 Vanaf wordt HF2 en HF3 in vernieuwde stijl aangeboden. Studenten die alle oude onderdelen HF2 hebben afgerond en alleen nog HF3 onderdelen hoeven te doen, doorlopen in het nieuwe curriculum HF3. Zij studeren af op de nieuwe eindkwalificaties waarbij voor studenten beeldende en dramatherapie geldt dat de volgende twee toetsen uit HF2 mede gelden als afstudeeronderdelen: mediumpresentatie V3BHA-5 en mediumreflectieverslag V3-BHB-5 Propedeuse en HF1 zijn in nog gebaseerd op de oude 10 eindkwalificaties: 1. Contact maken, diagnosticeren en indiceren; contact leggen met cliënten, oriënteren op de hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt, therapeutisch analyseren en bijdragen aan diagnostiek en indicatie 2. Behandelplan ontwerpen; therapeutische doelen formuleren op basis van de indicaties en een therapeutisch behandelplan ontwerpen 3. Methodisch behandelen; zelfstandig een behandelplan methodisch uitvoeren, oftewel cliënten therapeutisch behandelen en dit voortdurend evalueren volgens een bepaalde methode 4. Signaleren en ondernemen; factoren (in ontwikkeling) signaleren in omgeving en maatschappij die van invloed zijn op het ontstaan van psychosociale, psychosomatische en psychologische problemen, en deze factoren waar mogelijk beïnvloeden door zelf initiatief te nemen tot (preventieve) activiteiten en belangenbehartiging door de factoren onder de aandacht te brengen en het behandelaanbod erop af te stemmen 5. Samenwerken; al dan niet multidisciplinair samenwerken met medewerkers en functionarissen, zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven; leiding en begeleiding geven aan medewerkers en stagiairs 7. Beheren en organiseren; maken van een werkbare omgeving voor therapeuten en onderzoekers en de daarvoor noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten 8. Beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren; in en vanuit de eigen arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid met betrekking tot therapie en aan de zorg voor kwaliteit van de therapeutische behandeling 9. Professionaliseren en profileren; de eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op en verantwoording van het eigen beroepsmatig handelen en door actief zoeken naar en benutten van nieuwe ontwikkelingen 10. Onderzoeken en innoveren; een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van beroep en beroepsuitoefening van de therapie met behulp van praktijkgericht onderzoek. Dit competentieprofiel is uitgangspunt voor het inrichten en het beoordelen van het leertraject van de student. Voor het uitgewerkte competentieprofiel, zie: bijlage 1. Om deze 10 competenties op eindniveau te verwerven, werken studenten in de propedeuse en in HF1 aan beroepstaken. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. Hele taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten, maar door de student steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. CTO biedt onderwijs aan de hand van de volgende vijf beroepstaken. 1. Indiceren Op basis van diagnostiek en/of classificatie een indicatie voor een creatief therapeutische of psychomotorisch therapeutische behandeling opstellen. Daartoe de voorwaarde van een werksituatie scheppen waarin kennismaken, observeren, diagnosticeren en indiceren aan de orde komen. 2. Behandelplan ontwerpen Op basis van een indicatiestelling een ontwerp maken voor een creatief-therapeutisch of psychomotorisch therapeutisch behandelplan. 3. Behandeling uitvoeren Op basis van een behandelplan een serie van creatief therapeutische of psychomotorisch therapeutische sessies uitvoeren, individueel of met groepen. 4. Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling/kracht van diversiteit 5. Professionele ontwikkeling Indiceren/Behandelplan ontwerpen in het tweede leerjaar is een combinatie van de beroepstaken 1 en 2. 18

19 In Deel 3 Beschrijving van het onderwijs wordt specifiek vermeld hoe er aan de ontwikkeling van de competenties binnen de beroepstaken wordt gewerkt en hoe de student zich in HF2 en HF3 verder bekwaamd in de competenties op eindniveau. 3.3 Eindniveau en Dublindescriptoren Tijdens de studieloopbaan ontwikkelt de student beroepscompetenties, in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. Descriptor 1: Kennis en inzicht Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin de student wordt opgeleid. Kennis hebben van recente ontwikkelingen op het vakgebied van de student. Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht Kennis en inzicht op het vakgebied van de student op professionele wijze kunnen toepassen. Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op het vakgebied van de student kunnen opstellen en verdiepen. Descriptor 3: Oordeelsvorming Relevante gegevens (op het vakgebied van de student) kunnen verzamelen en interpreteren. Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen in de oordeelsvorming van de student. Descriptor 4: Communicatie Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op het vakgebied van de student. Sociaal en communicatief handelen. Multidisciplinair samenwerken. Descriptor 5: Leervaardigheden De leervaardigheden bezitten om zich zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen. Reflecteren op eigen handelen. Deze descriptoren krijgen bij CTO als volgt vorm en inhoud. Kennis en inzicht De bij CTO opgeleide vaktherapeutische professionals beschikken over kennis over en inzicht in vaktherapeutische methoden, technieken en psychologische kennis, inzicht in ziektebeelden en onderzoekstheorie. In de opleiding krijgt de student dan ook kennistoetsen over theoretische onderdelen of werkt de student schriftelijke producten uit (behandelplan, essay, onderzoeksverslag of beleidsproduct) waarbij de student beoordeeld wordt op kennis en inzicht. Toepassen van kennis en inzicht De student past kennis en inzicht toe wanneer hij een vaktherapeutische werkrelatie opbouwt en onderhoudt, ervaringsgericht intervenieert met inzet van het vaktherapeutische middel. Hierop wordt de student beoordeeld tijdens bijvoorbeeld performance assessments en tijdens praktijkleren (stages). Juist omdat de kern van het vak bestaat in het ervaringsgerichte kader, is dit een cruciale descriptor. Die krijgt dan ook veel aandacht in de opleiding. Oordeelsvorming Gedurende de studie vormt de student op meerdere momenten een oordeel door gegevens te verzamelen en te interpreteren, gebaseerd op psychologische, maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten, bijvoorbeeld wanneer de student een keuze maakt tussen interventies en deze verantwoordt binnen (gesimuleerde) therapiesituaties. Ook moet de student een visie op het vak ontwikkelen en onderzoeksresultaten kritisch kunnen interpreteren. Communicatie Aan het einde van de opleiding wordt van de student verwacht dat hij kan overbrengen wat hij doet en waarom hij dat doet. Dat laat de student bijvoorbeeld zien in verantwoordingen bij diverse opdrachten, bij performance assessments, praktijkleren, bij de presentatie van een innovatief beroepsproduct en van het onderzoek. Ook in de samenwerking met andere disciplines tijdens het praktijkleren, in de 19

20 samenwerking binnen de opleiding met medestudenten en docenten komt communicatie sterk naar voren. Leervaardigheden De student toont leervaardigheden door tijdens de gehele opleiding een constructieve, (zelf)kritische en reflectieve houding te laten zien. Bij de toetsing let de opleiding op bijvoorbeeld het kunnen geven van een kritische reflectie op het eigen onderzoek en het tonen van een goede werkhouding: het nakomen van afspraken, een betrokken aanwezigheid tijdens de lessen, en het eigen maken van lesstof op integratief niveau waarbij een transfer naar andere doelgroepen of behandelgebieden gelegd wordt. 3.4 Differentiatie specifieke vaardigheden en kennis (alleen voor propedeuse en HF1) Beeldende, drama- en muziektherapeuten zetten bij de behandeling van cliënten een kunstzinnig middel in. 14 Psychomotorische therapeuten gebruiken werkvormen die zijn gericht op de beweging of lichaamservaring. Binnen de opleiding leert de student deze differentiatie-specifieke vaardigheden beheersen. Voor een schematische uitwerking van de differentiatie specifieke vaardigheden en kennis, zie bijlage 3. Body of Psychomotoric Skills (BOPMS) De Body of Psychomotoric Skills beschrijft een aantal vaardigheden die studenten binnen de differentiatie psychomotorische therapie dient te beheersen om de beroepstaken van de psychomotorisch therapeut startbekwaam uit te kunnen voeren. De BOPMS richt zich daarbij met name op die vaardigheden die te maken hebben met de eigen bewegingsvaardigheid, de eigen mate van lichaamsbewustwording, het oefengericht, ervaringsgericht en persoonsgericht kunnen aanbieden van een bewegingsgeoriënteerde werkvorm dan wel lichaamsgeoriënteerde werkvorm of methodiek en, last but not least, het zelf ervaren van en reflecteren op de oefengerichte, ervaringsgerichte en persoonsgerichte werking van de verschillende lichaamsgeoriënteerde en bewegingsgeoriënteerde werkvormen en methodieken. De benodigde bewegingsgeoriënteerde en lichaamsgeoriënteerde vaardigheden worden gedurende de PMT-opleiding gefaseerd aangeboden. In het eerste leerjaar ligt het accent op het oefengericht en deels op het ervaringsgericht werken met groepen. Verder in de opleiding verschuift het accent van het ervaringsgericht werken naar het meer persoonsgericht werken (zie visiedocument BOPMS, 2015). Body of artistic skills (BOAS) en mediumontwikkeling De Body of artistic skills beschrijft de vaardigheden die studenten binnen de differentiaties beeldende, drama- en muziektherapie dienen te beheersen om de beroepstaken van hun vak startbekwaam uit te kunnen voeren. Bij de differentiaties beeldende, drama- en muziektherapie gebeurt dit binnen vakken die gerelateerd zijn aan de Body of artistic skills en mediumontwikkeling. De Body of artistic skills gerelateerde vakken en de mediumontwikkeling zijn hieronder per discipline en niveau uitgewerkt. Per niveau kent het aspect een aantal algemene criteria. De bijbehorende handelingscriteria maken duidelijk waar het om gaat bij de betreffende competentie op het betreffende niveau. De criteria dienen als basis voor de invulling van het onderwijsprogramma, de toetsing van de competenties en het realiseren van de eindkwalificaties. 14 Met middelen wordt verwezen naar het geheel van werkvormen, materialen en technieken dat gebruikt wordt om de problematiek of stoornis van de cliënt te behandelen (FVB, 2015). 20

21 Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is hoofdrichting, waarin de student zijn beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg de student in een minor (30 studiepunten) de ruimte om zijn interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. Het eerste jaar van de studie heet de propedeuse (officieel: de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet de student een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar wordt de student in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij zijn capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kan de student beslissen of hij deze opleiding wil blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeelt de student zelf of hij geschikt is voor de studie of niet. Anderzijds wordt hij ook beoordeeld op basis van zijn studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijgt de student een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of de student zijn opleiding al dan niet kan voortzetten. De student hoeft dat advies niet op te volgen, maar is wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die hij maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) in het eerste jaar van inschrijving gaat. In dit laatste geval wordt de student direct uitgeschreven en kan hij zich voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. Zie: Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding van de Onderwijs- en examenregeling in deel 2. Het tweede t/m vierde studiejaar heet de hoofdfase (officieel: de postpropedeutische fase) en heeft een studielast van 180 studiepunten (inclusief minor). In onderstaande tabel staat de opbouw van de opleiding voor wat betreft de major en minor (qua studiepunten). Indeling van een Major Minor Totaal opleiding in stp Propedeuse Hoofdfase Totaal De student kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van zijn studie. Het totale aanbod van minoren vindt de student in de HAN-onderwijscatalogus (Alluris en Insite). Het is van groot belang dat de student zich vroegtijdig verdiept in het maken van een minorkeuze. Voor sommige minoren gelden namelijk specifieke instapeisen. Een toelatingsvoorwaarde voor een minor kan bijvoorbeeld zijn dat de student een specifiek soort stage heeft gelopen. Als de student van plan is om stage te gaan lopen in het buitenland en dus afwezig is ten tijde van voorlichtingsactiviteiten, is vroegtijdige oriëntatie en kiezen van belang. Zie ook paragraaf 4.4 Minoraanbod van de opleiding. 4.1 Onderwijsaanbod van de opleiding De studie duurt vier jaar en elk jaar is verdeeld in vier periodes. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de hoofdfase vormen. Eindkwalificaties en competenties Zoals beschreven in hoofdstuk 3 heeft de opleiding in het kader van de professionele identiteit eindkwalificaties vastgesteld: kwalificaties waaraan de student dient te voldoen om startbekwaam te zijn 21

22 als beeldende, drama-, muziek- of psychomotorische therapeut. De eindkwalificaties zijn geformuleerd in termen van competenties, waarbij een competentie een geïntegreerd geheel is van kennis, vaardigheden, attitude en de persoonlijke ontwikkeling ten aanzien van het beroep. Onderwijseenheden en leerdoelen De opleiding biedt het onderwijs aan in onderwijseenheden (OWE). In de onderwijseenheden van de propedeuse en HF1 staan een of meer relevante beroepstaken centraal. Door in een onderwijseenheid beroepstaken en beroepssituaties centraal te stellen, leert de student in een reële beroepscontext taken en opdrachten uit te voeren en zo zijn competenties te ontwikkelen. In de onderwijseenheden van HF2 en HF3 zijn de eindkwalificaties vertaald in leerdoelen: wat leert de student in de betreffende OWE in context van de eindkwalificaties en het genoten onderwijs? Toetsen De student sluit onderwijseenheden af met toetsen waarbij (het werk van) de student wordt beoordeeld aan de hand van criteria. Deze criteria zijn afgeleid van de eindkwalificaties / de leerdoelen en de kenmerken van de betreffende onderwijseenheid (niveau, soort werkvorm etc.). Bij de tentamens vindt beoordeling plaats in de vorm van een cijfer en studiepunten. Daarnaast zijn er binnen onderwijseenheden aparte kennistoetsen die een kennisgebied beslaan en bij beeldende, drama- en muziektherapie aparte toetsen voor mediumvaardigheden. Integrale toets en afstudeerprogramma Aan het eind van de propedeuse en van de derde hoofdfase vindt een integrale toets plaats om te bepalen of de student respectievelijk hoofdfasebekwaam (niveau 1) en beroepsbekwaam (niveau 3) is. Zo n tentamen bestrijkt meerdere competentiegebieden. Om te bepalen of de student beroepsbekwaam is zijn de de volgende onderdelen aangemerkt als afstudeeronderdelen: Voor studenten muziektherapie en psychomotorische therapie: de integrale toets in HF3, de stageeindbeoordeling in HF2 en het onderzoeksverslag in HF3 Voor studenten dramatherapie en beeldende therapie: de integrale toets in HF3, de stageeindbeoordeling in HF2, het onderzoeksverslag in HF3 en de presentatie in het vaktherapeutisch middel in HF2 Studiepunten De studielast van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten (stp). Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat de student gemiddeld genomen aan de onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (sbu). 1 studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. Professionele leergemeenschap (PLG) De HAN University of Applied Sciences (UAS) werkt aan de ontwikkeling van zogeheten professionele leergemeenschappen (PLG s): kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld een optimale leeromgeving voor studenten realiseren door intensief met elkaar samen te werken. Docenten, studenten, praktijkdeskundigen en liefst ook onderzoekers werken samen in de context van een relevant vaktherapeutisch vraagstuk in het werkveld. De leergemeenschap stimuleert het plezier en de leergierigheid van alle deelnemers. Samenwerking in een professionele leergemeenschap is voor langere tijd (overstijgt de duur van een schooljaar). De opbrengsten dragen direct bij aan de kwaliteitsontwikkeling en innovatie van het curriculum en aan het sneller innovatief aansluiten van de opleiding op ontwikkelingen in het werkveld. Theorievorming en werkplekleren is niet alleen voor de student, maar ook voor de docent belangrijk (Kessels & Poell, 2011). In een professionele leergemeenschap is er sprake van leren en ontwikkelen in een maatschappelijk relevante context. Binnen CTO hebben we onder meer de PLG s: Sing and Grow (muziektherapie), eenzaamheid bij ouderen (dramatherapie en beeldende therapie), het expressive therapies continuum in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie (beeldende therapie) en psychomotorische preventie, -training, -therapie en opleiden (psychomotorische therapie). Daarnaast sluit de opleiding aan bij PLG s die door lectoraten geïnitieerd zijn. Innovatief en praktijkgericht onderzoek krijgt hierin steeds meer aandacht naast praktijkleren door studenten van verschillende studiefasen. De opleiding CTO is lerende in de vormgeving van onderwijs in professionele leergemeenschappen. Aansluiting vanuit bestaande OWE s, zoals Onderzoeken en innoveren, en de vormgeving van praktijkleren zijn tot nu toe succesvol gebleken. 22

23 Onderzoek in de opleiding De opleiding CTO onderschrijft de Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek voor het HBO. Dat betekent dat alle studenten, docenten, onderzoekers en lectoren de gedragsregels uit deze code volgen als zij onderzoek verrichten. De code beschrijft wat verantwoord onderzoeken, als activiteit, inhoudt en wat dit betekent voor het handelen van de praktijkonderzoeker. De gedragsregels uit de code zijn dat onderzoekers aan het hbo het professionele en maatschappelijke belang dienen, respectvol, zorgvuldig en integer zijn en hun keuzes en gedrag verantwoorden. Zie: Bij CTO ontwikkelen studenten gedurende alle jaren kennis en vaardigheden rondom Onderzoeken en innoveren. Zij: ontwikkelen een onderzoekende grondhouding; verwerven kennis van de resultaten van onderzoek; leren hun professioneel handelen te baseren op resultaten van onderzoek; leren de methodologische en theoretische onderbouwing van onderzoeksresultaten kennen; ontwikkelen onderzoeksvaardigheden; leren de ethische richtlijnen hanteren; leren een praktijkgericht onderzoek opzetten en uitvoeren met als doel een praktijkverbetering voor een organisatie. Deze doelen worden op een steeds hoger abstractieniveau aangeleerd: van weten naar kunnen en uiteindelijk naar kunnen evalueren. Het gaat dan ten eerste om het op basaal niveau kennismaken en leren werken met de praktijkgerichte onderzoekscyclus, leren eenvoudige problemen te analyseren en te definiëren, leren zoeken, bestuderen en aanwenden van vakliteratuur, leren werken met theoretische kijkkaders/perspectieven, leren kritisch te redeneren en tot oordeelsvorming te komen, en leren rapporteren en presenteren. Dit komt aan de orde in hoorcolleges en in de lessen Review in de propedeuse. Studenten leren een systematische literatuurstudie uit te voeren en resultaten hiervan te beschrijven. Daarna wordt dit uitgebouwd naar een meer complex niveau in hoofdfase 1 en 2. De student leert praktijkgerichte onderzoeksvragen te formuleren, te kiezen en geschikte dataverzamelingsmethoden toe te passen, leert een onderzoeksplan te schrijven, begrippen als betrouwbaarheid, validiteit en triangulatie te hanteren, te analyseren en concluderen, een onderzoeksverslag te schrijven. Dit wordt ondersteund door hoorcolleges, in de lessen Review en Essay schrijven en in het KBO-minionderzoek binnen de praktijkorganisatie. Op het eindniveau (hoofdfase 2/niveau 3) past de student onder begeleiding de praktijkgerichte onderzoekscyclus toe. Hij leert hoe praktijkonderzoek kan bijdragen aan praktijkverbetering door een kritische, reflectieve, onderzoekende houding in te zetten. In HF2 verricht de student een casestudy-onderzoek waarbij de student de effecten van een behandelmethode op een enkele cliënt onderzoekt. In HF3 voert de student een praktijkgestuurd onderzoek uit, wat inhoudelijk en theoretisch is afgestemd op de beroepscontext van de vaktherapeutisch professional. De focus van dit praktijkgestuurde onderzoek ligt op het verbeteren van de praktijk. Een CTO-praktijkonderzoek is inhoudelijk/theoretisch afgestemd op de beroepscontext van het vaktherapeutisch werken, waarbij de onderzoeksopdracht voortkomt uit praktijk, lectoraat, PLG, eigen initiatief en/of CTO-team. De gestelde kwaliteitseisen sluiten aan op de zogenaamde bescheiden `rigor - claim van bachelor-praktijkonderzoek (Andriessen & Manders, 2014; LOO VTB, 2016) 15, dat wil zeggen: praktijkonderzoek binnen één specifieke situatie met conclusies, aanbevelingen en innovatie(s) die zich beperken tot de onderzochte situatie, op basiskennisniveau, met ondersteunende begeleiding, gericht op een relatief eenvoudig praktijkprobleem. Dit wordt ondersteund door hoorcolleges, lessen onderzoeksvaardigheden en onderzoeksbegeleiding. Daarnaast investeert CTO in participeren door medewerkers en studenten in de kenniskringen van lectoraten. CTO maakt op landelijk niveau onderdeel uit van het lectoraat Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK), een samenwerkingsverband in de vorm van een coöperatie, tussen Zuyd Hogeschool, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Stenden Hogeschool. Bij KenVaK gaat het zowel om vaktherapeutisch breed onderzoek als onderzoek met het accent op de 15 BRONNEN: Andriessen, D. & Manders, P. (2014). Beoordelen is mensenwerk. Bevindingen over de wenselijkheid en mogelijkheid van een gezamenlijk protocol voor het beoordelen van (kern)werkstukken. Utrecht: Hogeschool Utrecht. LOO VTB (2016). Landelijk Domeinprofiel Bacheloropleidingen Vaktherapeutische beroepen. Nijmegen: LOO VTB. 23

24 beeldende therapie, de muziek-, dans- en dramatherapie. CTO werkt ook samen met het lectoraat Bewegen en gezondheid van Hogeschool Windesheim en binnen de HAN werkt CTO samen met lectoraten van het Kenniscentrum HAN SOCIAAL, onder meer het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief. 4.2 Drie opleidingsniveaus De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kan de student inschatten of de onderwijseenheid aansluit bij de competenties die hij al heeft ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. Niveau 1, hoofdfasebekwaam De student bereikt dit niveau aan het eind van de propedeuse (P). De student kan in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. Dit betekent dat hij op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kan krijgen. Niveau 2, afstudeerbekwaam De student bereikt dit niveau aan het eind van hoofdfase 1 (HF1). De student kan in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. De student kan methodisch een probleem oplossen en de oplossing tonen in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit van de opdrachten toe en de externe sturing af. Niveau 3, beroepsbekwaam De student bereikt dit niveau aan het eind van hoofdfase 3 (HF3). De student kan zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Een student krijgt op dit niveau nauwelijks nog sturing. De student is zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het proces en de beroepsproducten waaraan hij werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kan hij in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan de student werkt, zijn complex, maar hij kan problemen helder identificeren, onderzoeken en strategisch oplossen. 4.3 Praktijk als leerbron Binnen de opleiding is er veel ruimte voor het opdoen van ervaringen in een relevante beroepsgerelateerde context. In de lesinhoud wordt vanaf dag één gewerkt met casuïstiek uit de praktijk. Een andere duidelijke verbinding met het werkveld is het opdoen van praktijkervaring door stages en andere direct aan de werkpraktijk gerelateerde activiteiten. Zo bouwt de student naast de benodigde vaardigheden, kennis en houding een realistisch beroepsbeeld op. Leren in de context van de praktijk wordt door de opleiding gezien als een van de belangrijkste leerbronnen. Hier kunnen de beroepstaken in al hun complexiteit uitgevoerd worden en competenties worden geleerd en aangetoond. Bovendien ontvangt de student daar directe feedback op het professionele handelen van professionals en andere betrokkenen. Om deze redenen is praktijkleren binnen de verschillende studiefasen een belangrijk onderdeel. De vorm waarin de praktijk als leerbron aan bod komt, is afhankelijk van de studiefase, de differentiatie en de opleidingsvariant. Naast het aanbod per studiefase is er vanuit de professionele leergemeenschappen aanbod voor praktijkleren welke studiefase overstijgend is vormgegeven. Binnen de opleiding wordt uitgegaan van ervaringsgericht leren: ervaringen opdoen waarbij iedere leeren onderwijssituatie betekenisvol moet zijn. In de differentiatie psychomotorische therapie is het praktijkleren in alle vier fases vormgegeven binnen een professionele leergemeenschap. Er is hierin gekozen voor het Connective Model van Guile en Griffiths (Onstenk, 2003), waarbij uitgegaan wordt van een constructieve en reflectieve benadering van leren, waarbij sterk rekening wordt gehouden met de invloed van de context en de werkorganisatie op leren en ontwikkeling van alle betrokkenen. De begeleiding in het praktijkleren vindt per fase op het niveau van leren plaats met behulp van modellering, begeleiding, ondersteuning en geleidelijke terugtrekking. De doelstellingen van het praktijkleren worden per fase vastgesteld Propedeuse Centraal in de propedeuse staat de kennismaking met het werkveld en de beroepspraktijk. De student ontwikkelt competenties rondom het werken met en voor cliënten, werken in en vanuit een 24

25 arbeidscontext, en positionering en profilering op niveau 1. Er is sprake van integratie van praktijkleren in de vakken methodiek, vaardigheden, PON, werkvormen/mediumontwikkeling en KBO. Toetsing van verworven competenties vindt geïntegreerd plaats in de integrale toets aan het eind van de propedeuse. In de opleiding wordt hiervoor het volgende programma aangeboden. 1. Beroepsoriëntatieavonden: de student neemt iedere lesperiode deel aan presentaties en workshops van vaktherapeuten, waarin kennismaking met het beroep en specifieke werkwijzen en methoden centraal staan. 2. Oriëntatiestage: de student bezoekt tijdens enkele dagdelen de praktijksituatie van een student uit hoofdfase 2. Centraal staat de kennismaking met een vaktherapeutische behandelsetting en het werk van een vaktherapeut in deze context. 3. Ervaringsstage: de student loopt stage in een vakgerelateerde beroepssituatie. Hieraan zijn studieopdrachten gekoppeld waarin met competenties geoefend kan worden. Beeldende-, drama- en muziektherapie: 24 dagdelen gedurende drie lesperiodes De student biedt begeleidende en ondersteunende activiteiten aan in een zorg-, welzijns- of onderwijsinstelling met inzet van het eigen vaktherapeutische middel. Thema tijdens deze stage is onder andere Empowerment. Ook onderzoekt de student de interne en externe factoren die in de organisatie van invloed zijn op de kwaliteit van dienstverlening. Daarnaast leert de student reflecteren op zijn handelen. Er wordt door de opleiding voor deze stages samengewerkt met organisaties voor onder andere opvang van vluchtelingen en asielzoekers, voor kinderen uit achterstandssituaties en met ouderenorganisaties. De begeleiding van studenten vindt plaats in de stageorganisatie zelf en in de lessen PON-intervisie. Psychomotorische therapie: 30 dagdelen gedurende vier lesperiodes De student maakt op een van de praktijkplekken kennis met een werkveldgerelateerde doelgroep, vormt zich een beeld van het werkveld, oefent in direct afstemmen op cliënten en in het aanbieden van werkvormen. Daarnaast leert de student reflecteren binnen de psychomotorische preventie (PMP). Hierin ontwikkelt hij kennis van preventietaken om de kans op het (opnieuw) optreden of verergeren van ziekten of gezondheidsproblemen te verminderen. Passend bij een PLG-structuur wordt de student begeleid door een student hoofdfase 3 of een alumni en een docent Hoofdfase 1 Centraal in hoofdfase 1 staat het begeleiden van processen met inzet van het vaktherapeutische middel binnen een werkveldgerelateerde organisatie. De student ontwikkelt competenties rondom het werken met en voor cliënten, werken in en vanuit een arbeidscontext, en positionering en profilering op niveau 2. Er is sprake van integratie van praktijkleren in de vakken methodiek, vaardigheden, PON, werkvormen/mediumontwikkeling en KBO. Onderdeel hiervan zijn vaardigheden op het gebied van reflectie. 1. Stage: de student zet het vaktherapeutische middel trainingsgericht, begeleidend en/of gericht op preventievraagstukken in. 2. Praktijkoriëntatie: de student volgt presentaties en workshops van studenten over het vaktherapeutische werk in de stageorganisaties van hoofdfase 2. Beeldende-, drama- en muziektherapie: 48 dagdelen gedurende drie lesperiodes De student leert om het vaktherapeutische middel verdiepend aan te laten sluiten bij het niveau van functioneren en de belevingswereld van deelnemers. De stage wordt gedaan in organisaties voor bijvoorbeeld: (speciaal) onderwijs, ouderenzorg, dagbehandeling van chronisch psychiatrische patiënten, mensen met een (verstandelijke) beperking. Daarnaast worden er in overleg met de stageorganisaties projecten rondom het thema preventie uitgevoerd. 25

26 In het lesprogramma zijn stagebegeleiding en begeleide intervisie opgenomen. Daarnaast wordt in sommige gevallen begeleiding geboden door projectleiders of andere daartoe aangewezen professionals van professionele leergemeenschappen. Psychomotorische therapie: 60 dagdelen gedurende vier lesperiodes De student biedt psychomotorische trainingen aan leerlingen met een ondersteuningsvraag aan. Centraal staat het oefenen met het aanbieden van werkvormen die passen binnen een gestelde ondersteuningsvraag. De student reikt, middels het plegen van de juiste interventies, vooral handvatten aan waarmee de leerling vaardigheden leert om weer verder te kunnen op school, in het contact met vrienden en soms ook thuis. Passend bij een PLG-structuur wordt de student begeleid door een student hoofdfase 3 of een alumni en een docent Hoofdfase 2 Centraal in hoofdfase 2 staat de stage in een vaktherapeutisch beroepscontext. Deze beroepscontext kan gesitueerd zijn in diverse werkvelden. Zowel in de OWE Methodisch handelen A als Methodisch handelen B bekwamen de studenten zich in de eindkwalificaties 1 en 2 grotendeels op eindniveau. In Methodisch handelen A is de student zich aan het oriënteren op de beroepscontext en de persoonlijke leerdoelen. De student maakt met betrekking tot deze leerdoelen de stap van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam. De stage omvat vier dagen per week gedurende het hele studiejaar in een vaktherapeutische behandelsetting. (In overleg met de stageorganisatie kan een student drie dagen aanwezig zijn in de stageorganisatie en een dag op een andere locatie aan stage- en schoolopdrachten werken). Er wordt uitgegaan van ten minste 12 cliëntgebonden contacturen per week. De student leert in de stagecontext in combinatie met de lessen methodisch handelen en supervisie. Deze lessen methodisch handelen worden gekenmerkt door lesinhoud die gedeeltelijk vastligt en daarnaast een possibility-sfeer waarin de student kan leren door specifieke beroepssituaties in te brengen. Het leren in deze context is altijd verbonden met parallel lopende supervisie. Tijdens lesdagen worden opgedane kennis, vaardigheden en attitude verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. De student bekwaamt zich op deze manier op de kern van het beroep: het opbouwen van de vaktherapeutische relatie en het onderhouden daarvan, daarnaast het ervaringsgericht interveniëren en het evalueren van het effect van deze therapeutische interventies. Passend bij het beroep en de competenties hebben de lessen een hoog ervaringsgericht karakter. Het afstemmen en interveniëren op het gebied van het vaktherapeutisch middel staan veelal centraal. Ook het eigen proces van de student die therapeut wordt krijgt hierbij aandacht zodat de student steeds meer tot een integratie kan komen vanuit persoonsgerichte, methodische en taakgerichte aspecten. Minimaal twee keer per jaar is er een evaluatiegesprek over de voortgang van de student met de stagebegeleider, de stagedocent van de opleiding en de student. Gedurende de stageperiode geeft de stagebegeleider feedback op de beroepsproducten van en de uitvoering van beroepstaken door de student. Toetsing van verworven competenties vindt plaats door middel van stagebeoordelingen en andere toetsen door de begeleidende docenten. De stagebegeleider geeft voor de stagebeoordelingen een beoordelingsadvies aan de stagedocent. Om een zinvolle praktijkperiode te waarborgen stelt de opleiding de volgende voorwaarden aan student en stageorganisatie. Student Succesvol afgeronde propedeuse. Minimaal 45 studiepunten uit hoofdfase 1 en het PA hoofdfase 1 behaald (voor een stage in een organisatie waarin de begeleider geen vaktherapeut is van eigen differentiatie zijn minimaal 60 studiepunten uit hoofdfase 1 vereist). De stage is door de methodiekdocent in hoofdfase 1 geadviseerd. Het stagecontract is door de stageorganisatie, de opleiding (medewerker stagebureau) en de student getekend. De student meldt het succesvol doorlopen hebben van een sollicitatieprocedure door middel van een meldingsformulier bij de PON-docent (HF1) en bij het Praktijkbureau van de opleiding. 26

27 Stageorganisatie De stageplaats is onderdeel van een professionele praktijkorganisatie, behoort tot het werkterrein van vaktherapeuten en is goedgekeurd door de opleiding. De student kan in de stageorganisatie werken aan de door de opleiding vastgestelde eindkwalificaties. De student heeft toegang tot informatiekanalen die voor het werken aan de beroepstaken noodzakelijk zijn (cliëntdossiers, multidisciplinair overleg). Er is binnen de praktijkorganisatie een vaktherapeutisch professional van de eigen differentiatie werkzaam die op basis van een verwijzing met indicatie behandelingen uitvoert. De praktijkbegeleider heeft een hbo-opleiding binnen de vaktherapeutische beroepen of een master of arts therapies gevolgd. De indicaties voor een vaktherapeutische behandeling worden op de stageplaats door een hoofdbehandelaar (orthopedagoog, psycholoog, psychotherapeut, psychiater, arts of sociale wijkteam) opgesteld. De praktijkbegeleider begeleidt de student in het praktijkleren en geeft minimaal één uur per week begeleiding. De student werkt tijdens de stage zowel met individuele cliënten als met groepen. Uitzonderingen hierop moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de opleiding via het Praktijkbureau. Praktijkleren in het buitenland In het kader van internationalisering van het onderwijs faciliteert de opleiding de vereiste praktijkervaring in hoofdfase 2 in verschillende landen. De begeleiding vindt deels plaats in het land van bestemming en deels via docenten van de opleiding. De student onderhoudt contact met medestudenten en docenten via middelen zoals study.han.nl, Skype, telefoon en . Daarnaast stelt de opleiding aanvullende voorwaarden aan de student: De student beheerst de taal van het land waarin stage gelopen wordt. De student heeft 60 studiepunten uit hoofdfase 1. De student heeft een voorbereidingsmodule gevolgd, welke aangeboden wordt door de faculteit Hoofdfase 3 Centraal in hoofdfase 3 staat, naast het volgen van een minor, het opzetten en uitvoeren van een praktijkgericht onderzoek (onderzoeken en innoveren) en het verder ontwikkelen van de beroepsidentiteit (methodisch handelen). De opdrachtgever van het onderzoeks- en innovatieproject is afkomstig uit een relevante beroepspraktijk (bijvoorbeeld de stageorganisatie uit hoofdfase 2). Het onderzoek vindt plaats in samenwerking met de praktijk. Het eindproduct wordt aan de opdrachtgever en de opleiding gepresenteerd tijdens een studentsymposium. De opleiding biedt daarnaast onderzoeksprojecten binnen de professionele leergemeenschappen aan. Deze richten zich op voor het beroep nieuwe doelgroepen, nieuwe werkvelden, nieuwe methodieken of op aspecten binnen het verschuivende beroepsbeeld van de vaktherapeut. De student is net als in HF2 binnen methodisch handelen bezig met het opbouwen en onderhouden van een (vaktherapeutische) werkrelatie, ervaringsgericht interveniëren en ook professionaliseren en profileren. In HF 3 raakt dit verbonden aan dieper gelegen waarden en motieven, het zogenaamde tripleloop leren, waardoor de student zich ontwikkelt tot een autonoom professional (Geenen, 2010). Het onderwijs is vraag gestuurd en gericht op reflectie op methodisch handelen, waarbij keuzes worden gemaakt vanuit de persoonlijke en de professionele identiteit. 27

28 4.4 Minoraanbod In hoofdstuk 1, 2 en 3 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs kun je lezen uit welke onderwijseenheden het majordeel van de opleiding bestaat. Daarnaast moet je een minor volgen. Een minor is een studieonderdeel dat je naar eigen keuze kunt invullen. Je kunt kiezen voor een minor die door de HAN wordt aangeboden of voor een vrije minor. Minoren geven je de gelegenheid je te verbreden of te verdiepen. Je kunt vanaf het 2 e studiejaar een minor volgen, mits je in het bezit bent van een propedeutisch getuigenschrift. Bij het maken van je keuze krijg je begeleiding van je studieloopbaanbegeleider. De opleiding CTO adviseert de student de minor in het vierde jaar te kiezen met een keuze voor semester 1 of semester 2. Als je een minor wilt volgen uit het minoraanbod van de HAN, dan is de toestemming van je studieloopbaanbegeleider voldoende. Maar als je een vrije minor wilt volgen, heb je toestemming van de examencommissie nodig. De regels voor het volgen van een vrije minor zijn te vinden op HAN-insite > Minoren > Procedure aanvraag vrije minor. Let op! Onder: Aanvragen toestemming vrije minor staat een apart Aanvraagformulier voor een vrije minor voor studenten van de sociale opleidingen (CMV, CTO, MWD, PED, SPH of TP). Onder bepaalde voorwaarden mag je twee minoren volgen. In artikel 3.7 van de Onderwijs- en examenregeling (zie deel 2 van het Opleidingsstatuut) kun je hierover meer lezen. Het is belangrijk om je tijdig te oriënteren op minorkeuze en de toelatingseisen. Vaak ben je in het eerste jaar van de hoofdfase al met deze oriëntatie bezig. Minorenaanbod HAN en de opleiding In hoofdstuk 5 van Deel 3: Beschrijving van het onderwijs worden de minoren beschreven, waarvan de onderwijsuitvoering wordt verzorgd door de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (conform het overzicht in artikel 3.4, lid 7 van de Onderwijs- en examenregeling). Het totale minoraanbod van de HAN is opgenomen op de web-app: Per minor vind je onder meer een algemene beschrijving over de inhoud, informatie over instapeisen, toetsing en inschrijven. Vrije minoren Vrije minoren komen in verschillende vormen voor. Minoren die je bij een andere onderwijsinstelling dan de HAN volgt. Minoren die je zelf samenstelt uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden van verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling. Minoren die je invult door een module te volgen zoals aangeboden in het deeltijdse of duale onderwijs aan de HAN of een andere hogere onderwijsinstelling. Een vrije minor kun je in het buitenland volgen. Voorwaarde hiervoor is dat je hebt deelgenomen aan de verplichte voorbereidingsmodule buitenland. Wanneer je een vrije minor bij een andere onderwijsinstelling wilt volgen, kun je het minoraanbod van de betreffende onderwijsinstelling raadplegen. Voor het minoraanbod van de hogescholen die zijn aangesloten bij Kies Op Maat, kun je daarvoor naar Toelatingseisen voor minoren kun je nalezen op KiesOpMaat > Kies een minor > Kies toelating. Kies Op Maat is een online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en onderwijseenheden van de deelnemende instellingen. Het doel van Kies Op Maat is het vergroten van de mobiliteit van alle studenten binnen het Hoger Onderwijs. 28

29 4.5 Toetsing Tijdens de studie wordt de student regelmatig beoordeeld op kennis, inzicht, vaardigheden en attitude. Zijn studievoortgang wordt per onderwijseenheid getoetst door middel van tentamens. Zodra een onderwijseenheid meer dan één tentamen omvat, dan spreken we van deeltentamens. Als alle deeltentamens van een onderwijseenheid behaald zijn, dan wordt het tentamen van de onderwijseenheid geacht te zijn behaald. (Deel)tentamens zijn toetsmomenten waarbij de student laat zien dat hij de bestudeerde leerstof beheerst. Er bestaan diverse schriftelijke en mondelinge toetsvormen. De student kan ook, zonder de onderwijseenheden te hebben gevolgd, alleen via tentamens aantonen over de benodigde competenties van de betreffende onderwijseenheden te beschikken. Dit noemen we een leerwegonafhankelijk tentamen. De examencommissie bepaalt of de bewijsstukken die de student aandraagt (bijvoorbeeld ervaringsverslagen, getuigschriften, referenties, reflectieverslagen, videoopnamen van beroepshandelingen, werkstukken of certificaten) voldoen voor deelname aan het leerwegonafhankelijke tentamen. Tevens bepaalt de examencommissie of de student een of meer (deel)tentamens leerwegonafhankelijk volgens het reguliere toetsprogramma aflegt of een voor hem op maat opgesteld tentamen aflegt. Een leerwegonafhankelijk tentamen kan bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding afgelegd worden. Tentamens kunnen met advies van de teamleiders na overleg en na goedkeuring van de examencommissie door alternatief bewijsmateriaal vervangen worden. Dit moet voor de start van de betreffende OWE gebeuren. Zie ook: Artikel 7.4a Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen in de Onderwijsen examenregeling. Daarnaast kan de student via vrijstellingsverzoeken, ingediend bij de examencommissie, op basis van eerder met goed gevolg afgelegde (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs en/of ander bewijs van competentieverwerving aantonen over de benodigde competenties van de desbetreffende onderwijseenheden te beschikken. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs of in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC). De student hoeft geen tentamen meer af te leggen. Tijdens de opleiding wordt in ieder geval op drie niveaus integraal beoordeeld of de beroepstaken worden beheerst. Daarbij wordt beoordeeld of de student competent is voor de volgende fase, ofwel: is de student klaar voor de hoofdfase (hoofdfasebekwaam), voor de afstudeerfase (afstudeerbekwaam) en voor de arbeidsmarkt (beroepsbekwaam/startbekwaam)? Feedback Gedurende de hele opleiding krijgt de student feedback van docenten, praktijkbegeleiders, medestudenten en collega s. Deze feedback geeft hem een actueel beeld van de mate waarin hij zijn competenties al heeft ontwikkeld en stelt hem in staat zijn eigen ontwikkeling te sturen en zich beter op de toetsmomenten voor te bereiden. Feedback krijgt de student onder meer tijdens de lessen op oefeningen, demonstraties, presentaties en producten, en via diagnostische toetsen. Feedback levert inzicht, maar geen studiepunten op. Studiepunten Als de student alle deeltentamens of alle deeltoetsen van een onderwijseenheid heeft behaald dan krijgt de student de studiepunten die bij deze onderwijseenheid horen. Zijn studieresultaten worden geregistreerd en kan hij raadplegen in het studentinformatiesysteem van de HAN Tentamens Tijdens de studie wordt de student regelmatig beoordeeld op kennis, vaardigheden en attitude. Met een (deel)tentamen wordt beoordeeld of de student bepaalde competenties al dan niet op het gewenste niveau beheerst. Als een onderwijseenheid meer dan één tentamen omvat, dan noemen we deze tentamens deeltentamens. Er zijn verschillende vormen van (deel)tentamens, zoals. schriftelijke deeltentamens, handelingsdemonstraties en (medium)presentaties. Schriftelijke (deel)tentamens zijn bijvoorbeeld reflectieverslagen, kennistoetsen en behandelrapportages. Handelingspresentaties zijn bijvoorbeeld video-opnames van therapiesituaties of performance assessments. 29

30 Zoals in artikel 1.1 lid 4 staat, is de Onderwijs- en examenregeling per studiejaar geldig. Dat betekent voor CTO dat (deel)tentamens van een niet behaalde OWE, ook wanneer ze afkomstig zijn uit een eerder studiejaar, gehaald moeten worden volgens de actuele criteria. Dat betekent dat de beoordelingsformulieren van het huidige studiejaar gebruikt worden bij de beoordeling. Uitzonderingen hierop worden in overleg met de examencommissie bepaald door de teamleiders. Ingangseisen Voldoet een product niet aan onderstaande ingangseisen voor schriftelijke producten en presentatie, dan wordt de toets niet beoordeeld en vervolgens geregistreerd als 1.1 ( niet opgegaan ). Schriftelijke producten Het product voldoet aan de richtlijnen die de opleiding per (deel)tentamen als minimale eisen stelt, bijvoorbeeld omvang, inhoudsopgave en literatuurgebruik. Deze vindt de student altijd in de handleiding en op het beoordelingsformulier. Indien APA-normen als ingangseis gehanteerd worden, dan heeft het product correcte verwijzingen volgens APA-normen naar literatuur, actuele bronnen en relevante onderzoeksgegevens. De regels voor het op juiste wijze verwijzen naar bronnen staan op de site van het studiecentrum: Indien spelling als ingangseis gehanteerd wordt, dan moet het schriftelijke product aan de volgende eisen voldoen: maximaal 5 spelfouten per 500 woorden, met een maximum van 25 voor het gehele product. Presentatie De presentatie voldoet aan de richtlijnen die de opleiding als minimale eisen stelt aan bijvoorbeeld de duur van de presentatie, het gebruik van hulpmiddelen e.d. Deze vindt de student altijd in de handleiding en op het beoordelingsformulier. Cesuur Cesuur (grens tussen onvoldoende en voldoende): de student krijgt een voldoende als alle afzonderlijke criteria als zwak of hoger zijn beoordeeld, waarbij een aantal vastgestelde criteria (op indicatorniveau uitgewerkt) minimaal voldoende beoordeeld moeten zijn. De uitwerking van de beoordelingscriteria per (deel)tentamen vindt de student terug op het beoordelingsformulier op study.han.nl. Voor kennistoetsen geldt dat de student minimaal een vastgelegd percentage van de vragen goed moet beantwoorden om een voldoende te behalen. De cesuur bij kennistoetsen is 55% goed beantwoorde vragen. Bij multiple-choice-vragen ligt de cesuur hoger in verband met de gokkans. Digitale Inleverbak Voor het inleveren gelden strikte regels en afspraken. Het hanteren van deze afspraken is noodzakelijk, omdat het diploma van de student uiteindelijk op de behaalde tentamens is gebaseerd. De bewijzen die aantonen dat de student het tentamen heeft behaald, zijn daardoor rechtsgeldige documenten. De Digitale Inleverbak (DIB) bestaat onder andere uit een toetsoverzicht en meerdere inleverbakken. De regels en afspraken over het inleveren in de DIB vindt de student in de Handleiding Toetsen op study.han.nl. Bij het niet voldoen aan de hierboven bedoelde regels krijgt de student een 1.1 voor de betreffende gelegenheid. Toetsoverzicht Het toetsoverzicht is een overzicht van toetsopdrachten, inschrijvingen, beoordelingsformulieren en inleverdata. In deze lijst vindt de student het totale overzicht van tentamens. De student kan filteren op periode of fase. Ieder deeltentamen bevat onder andere de volgende informatie. Lege beoordelingsformulieren Voor elke toets waarvoor de student opgaat (dus waarvoor hij een beoordeling wil) levert hij in de DIB een beoordelingsformulier in. Samen met het beoordelingsformulier levert hij een of meer bijlagen in (zie inleverinstructies). Toetsnaam en -code Eerste gelegenheid en tweede gelegenheid 30

31 Uiterste inleverdatum De uiterste inleverdatum en -tijd voor de eerste gelegenheid (regulier) en tweede gelegenheid (herkansing) worden vermeld. De student levert de eerste gelegenheid in, of indien van toepassing de tweede gelegenheid, in de DIB-bak van de OWE die vermeld staat. De student doet dat in de DIB-bak van het jaar waarin hij de toets inlevert. Inleverinstructies (indien afwijkend) Normaal gesproken levert de student naast het ingevulde beoordelingsformulier een product in. Soms is dat een schriftelijk product (bijvoorbeeld een behandelrapportage), in een ander geval kan het een link naar een video- of geluidsopname zijn. Inschrijvingslink Voor sommige tentamens is inschrijving op study.han.nl noodzakelijk. Dit wordt minimaal 2 weken voor de inschrijfdatum bekend gemaakt in de DIB. Aan de inschrijving is een uiterste inschrijfdatum gekoppeld. Inschrijven vóór de uiterste inschrijfdatum is belangrijk, omdat de student anders niet kan deelnemen aan de toets. Dit kan betekenen dat hij studievertraging oploopt of zelfs met de studie moet stoppen. Verwijderen onbedoelde DIB-items Als de student een fout heeft gemaakt, kan hij (voor de uiterste inleverdatum) zelf een nieuw DIB-item maken, op voorwaarde dat hij voor de uiterste inleverdatum, het Verzoek verwijderen DIB-item heeft ingestuurd. Ook dit verwijderverzoek vindt de student in de DIB. Gebruik van software Het beoordelingsformulier kan de student alleen bewerken met Microsoft Word. Voor het uploaden van bestanden in de DIB heeft de student daarnaast Internet Explorer nodig. Schriftelijke producten die de student uploadt, horen het Microsoft Office-formaat (doc/docx) te hebben. De studentwerkplekken op de HAN voldoen aan deze kwalificaties Integrale toetsen Integrale toetsen (IT) gaan over de ontwikkeling van de student in relatie tot meerdere competenties. Tijdens de opleiding krijgt de student twee keer te maken met een integrale toets: Aan het eind van de propedeuse (niveau 1) en aan het einde van de opleiding als onderdeel van het afstuderen (niveau 3). De IT1 maakt deel uit van de toetsing van de OWE Professionele ontwikkeling in de propedeuse en de IT3 van de OWE Methodisch handelen HF3, zie paragraaf 4.6 voor een beschrijving van de onderwijseenheden. De integrale toets eind hoofdfase 3 / niveau 3 vormt samen met het onderzoeksverslag, de stage in HF 2 en voor de differentiaties beeldende en dramatherapie de presentatie in het vaktherapeutisch middel in HF2 het afstuderen Examens In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: het propedeutische examen en het afsluitend examen (bachelorexamen). De student rondt de opleiding af als hij bewijzen kan overleggen dat hij zowel de tentamens, de integrale toetsen van de major als de minor(s) met een positief resultaat heeft afgesloten. De student ontvangt dan een wettelijk erkend hbo-getuigschrift (diploma) en een wettelijke graad: bachelor. Daarbij hoort een Engelstalig internationaal erkend diplomasupplement. De student krijgt de mogelijkheid zijn verslag onderzoeken en innoveren (bachelor s thesis) te bewaren en online te tonen via: De opleiding bepaalt welke verslagen onderzoeken en innoveren daarvoor in aanmerking komen. Daarbij wordt onder andere gelet op kwaliteit en vertrouwelijkheid. 31

32 Aanvullende tentamen- en examenregels (Deel)tentamens herkansen en OWE s uit voorgaande jaren overdoen (Zie deel 2, OER art. 7.3) Voor elk (deel)tentamen is er één herkansing (tweede gelegenheid) in het lopende studiejaar, met uitzondering van de stagebeoordeling en supervisie in de therapiestage. Bij een herkansing doet de student het hele (deel)tentamen opnieuw, ook als deze uit verschillende onderdelen bestaat. Het gaat bij de (deel)tentamens immers juist om de gehele toets. Dat betekent dat de student bij een herkansing zelf verantwoordelijk is of het tentamen als geheel voldoet aan de criteria. Als de student bijvoorbeeld alle punten volgens de toelichting op het beoordelingsformulier heeft aangepast, maar niet opnieuw naar de toetscriteria en het geheel heeft gekeken, dan bestaat de mogelijkheid dat de herkansing opnieuw onvoldoende is. Indien de student de herkansing niet haalt, dient hij in het volgende studiejaar het hele tentamen te doen zoals deze in het nieuwe studiejaar wordt aangeboden. Met de PON-docent maakt de student afspraken over het wel of niet volgen van onderwijs(eenheden) in aanloop naar de toets. Met de teamleiders maakt de student afspraken over de wijze en het tijdstip van de toets wanneer deze afwijken van de geplande tijden. Samen bekijken zij welk onderwijs de student wel/niet gaat volgen. Om ingepland te worden en voor toewijzing van een examinator legt de student de afspraken daarna voor aan de teamleider van zijn eigen differentiatie. Indien de student een of meer onderwijseenheden wil volgen (bijvoorbeeld omdat hij een onvoldoende heeft voor de toets en/of hij niet aan de aanwezigheidsregeling heeft voldaan), dient de student zich hiervoor uiterlijk lesweek 7 voorafgaand aan de periode waarin de betreffende onderwijseenheid wordt aangeboden, te melden bij de teamleider van zijn eigen differentiatie. Hetzelfde geldt wanneer de student tentamens uit voorgaande studiejaren wil herkansen, waarvoor hij moet worden ingepland (zoals voor een kennistoets, IT of performance assessment). Ook dan dient de student zich uiterlijk lesweek 7 voorafgaand aan de periode waarin de toetsen worden aangeboden, te melden bij de teamleider van zijn eigen differentiatie. Als de student alle tentamens van een OWE heeft gehaald, mag hij geen onderwijs meer volgen uit die OWE. Extra (derde) gelegenheid tot het afleggen van een toets (Zie deel 2, OER art. 7.3) In een studiejaar heeft de student twee keer de gelegenheid om een tentamen af te leggen. Als de student wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden niet aan de eerste of de tweede gelegenheid heeft kunnen deelnemen, kan hij de examencommissie verzoeken om een extra (derde) gelegenheid toe te kennen tot het afleggen van de betreffende toets. Schriftelijke taalvaardigheid In de propedeuse wordt de student geacht over een taalvaardigheid op hbo-niveau te beschikken. Indien de student voor de tentamens van CTO over onvoldoende schrijfvaardigheden beschikt, dient hij zijn taalvaardigheid zelf op het verwachte niveau te brengen. De PON-docent kan de student hiertoe verwijzen naar de module Schrijfvaardigheid van het HAN-Talencentrum. Kosten voor cursussen van het HAN-Talencentrum komen in principe voor rekening van de student zelf. In enkele bijzondere gevallen vergoedt de opleiding de kosten (zie voor verdere informatie). Antiplagiaat (Zie deel 2, Reglement examencommissie art. 3 d) Producten die de student inlevert voor tentamens of de integrale toets dienen door hem zelf te zijn gemaakt. In toenemende mate is er binnen het onderwijs aandacht voor maatregelen die deze authenticiteit van door studenten gemaakte (beroeps)producten waarborgt. Om die reden werken wij mee aan plagiaatbestrijding, onder andere via het antiplagiaatprogramma Ephorus. Kort gezegd is Ephorus een online dienst die controleert hoeveel procent van het door de student ingeleverde materiaal overeenkomsten vertoont met werk dat is ingeleverd door andere studenten, met bronnen op internet en van andere hogescholen. Voorwaarde voor het inleveren van een toets is dat alle schriftelijke onderdelen daarvan in Ephorus ingeleverd zijn. De instructie hiervoor vindt de student in de DIB. Indien plagiaat wordt geconstateerd neemt de examencommissie een besluit over de consequenties (zie Onderwijs- en examenregeling art. 4.5). 32

33 Studieadvies en het behalen van de propedeuse Zie: Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding van de Onderwijs- en examenregeling in deel Toetsen van de Nederlandse taal als onderdeel van professionele communicatie Om een hbo-opleiding met succes te kunnen afronden is een goede beheersing van de Nederlandse taal een voorwaarde. De opleidingen van het instituut toetsen taal als onderdeel van professionele communicatie en bieden ondersteuning aan de studenten naar het eindniveau toe. In de opleiding Creatieve Therapie is dit als volgt uitgewerkt. Taaltoetsing is onderdeel van alle toetsen. Dit betekent dat er voor alle werkstukken, producten en presentaties eisen worden gesteld aan correct en professioneel taalgebruik. Voor alle toetsen zijn daarom voorwaardelijke criteria en/of beoordelingscriteria voor taal en communicatie geformuleerd. Voorwaardelijke criteria (ingangseisen) houden in dat beoordeling van het product plaatsvindt als aan de voorwaardelijke criteria voldaan is. Als hieraan niet voldaan is, wordt het tentamen niet inhoudelijk beoordeeld. Bij de geïntegreerde taaltoetsing gelden voor alle studenten dezelfde criteria. Studenten met ernstige taalproblemen als gevolg van dyslexie en studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is (hieronder wordt verstaan: studenten die niet in Nederland zijn geboren en niet in Nederland hun vooropleiding hebben genoten) mogen daarbij gebruikmaken van hulpmiddelen die ook in een professionele werkomgeving ter beschikking staan. Studenten met dyslexie kunnen in aanmerking komen voor voorzieningen zoals beschreven in Paragraaf 8.6 Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte, bijvoorbeeld een vergroot lettertype of verlengde toetstijd. Studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is, kunnen bij de examencommissie een verzoek indienen t.b.v. een of meer bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten. Zie daarover: Artikel 5.2 (deel)tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is van het reglement examencommissie in deel 2 van dit opleidingsstatuut. Om van hulpmiddelen en voorzieningen gebruik te kunnen maken, dient de student tijdig een verzoek in te dienen. De PON-docent kan hierbij helpen. Voor informatie over taalcoaching en/of cursussen taalondersteuning van het HAN-Talencentrum, zie paragraaf 8.5 HAN-talencentrum en De Taalkamer. 4.7 Overzicht toetsprogramma Het overzicht toetsprogramma is voor de propedeuse en hoofdfase per beroepstaak ingedeeld. Indien studiepunten per tentamen aangegeven staan, dan worden deze pas toegekend nadat alle tentamens van die OWE met minimaal voldoende afgesloten zijn. De competenties en niveaus staan toegelicht in bijlage 1. 33

34 Toetsprogramma voltijd propedeuse beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie OWE Toetscode Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Stp Periode CTO-V1PONZ Professionele ontwikkeling 1 CTO- V1PONZ-1 Integrale toets criteriumgericht interview 1,2,3 en CTO-V1KBOZ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) CTO- V1KBOZ-1 SWOT-analyse schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct 4 en en 4 CTO-V1INDZ Indiceren CTO- V1INDZ-1 CTO- V1INDZ-2 Samen leren en werken Kennistoets gedragsassessment 5, 6, 9 1 schriftelijke toets, individueel BOK 1 12,5 1 CTO-V1BUAZ Behandeling uitvoeren: A ziektebeelden CTO- V1BUAZ-1 CTO- V1BUAZ-2 Performance assessment Kennistoets handelingsassessment 1, 2, 3 1 schriftelijke kennistoets individueel vakspecifieke methodische kennis 1 12,5 2 CTO- V1BOWZ Behandelplan ontwerpen CTO- V1BOWZ-1 CTO- V1BOWZ-2 Behandelplan schriftelijk product 1, 2, 3 1 Persoonlijke ontwikkeling in vaktherapeutische aspecten handelingsassessment (beeldende, drama- en muziektherapie) of schriftelijk verslag (psychomotorische therapie) Competenties 6, 7, 9 + mediumcriteria 1 12,5 3 CTO-V1BUBZ Behandeling uitvoeren: B ziektebeelden CTO- V1BUBZ-1 CTO- V1BUBZ-2 Review BOAS/BOPMS individueel schriftelijk beroepsproduct vaardigheidstoets individueel 10 1 Differentiatie specifieke vaardigheden, kennis en attitude. 1 7,5 4 34

35 Toetsprogramma voltijd hoofdfase 1 beeldende, drama- en muziektherapie OWE Toetscode Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Stp Periode CTO-V2PON Professionele ontwikkeling 2 CTO-V2PON-3 Zelf-assessment + reflectieverslag mediumhandelen + schriftelijk verslag, individueel 1, 3, 5, CTO-V2KBO Kracht van diversiteit CTO-V2KBO-4 Presentatie beleidsadvies presentatie van beroepsproduct 6 en CTO-V2BUA Behandeling uitvoeren: 2A methoden CTO-V2BUB Behandeling uitvoeren: 2B methoden CTO-V2BUA-3 CTO-V2BUB-5 CTO-V2BUB-4 Essay Performance assessment Kennistoets schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel handelingsdemonstratie, individueel (niet te compenseren met vervangend bewijsmateriaal) kennistoets, individueel 9 en ,5 1 1 en 3 1 BOK Vakspecifieke kennis 1 12,5 2 CTO-V2BUC Behandeling uitvoeren: 2C methoden CTO-V2BUC-5 CTO-V2BUC-4 Verantwoordings -en reflectieverslag Kennistoets schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, Individueel Kennistoets, individueel 1, 3, 9 1 BOK 1 7,5 3 CTO-V2IND Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 CTO-V2IND-2 CTO-V2IND-3 CTO-V2IND-4 Behandelmodule Mediumpresentatie BOAS schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel mediumpresentatie, individueel presentatie mediumvaardigheden, individueel 1, 2, 9, , 2, 5, 7, 9, , 5, 7, 9, ,5 4 35

36 Toetsprogramma hoofdfase 1 psychomotorische therapie OWE CTO- V2PONP Professionele ontwikkeling 2 CTO- V2KBOP De Kracht van diversiteit CTO-V2INDP Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 CTO-V2BUAP Behandeling uitvoeren: 2A methoden CTO-V2BUBP Behandeling uitvoeren: 2B methoden Toetscode CTO-V2PONP-3 CTO-V2KBOP-2 CTO-V2INDP-4 CTO-V2BUAP-3 CTO-V2BUAP-4 CTO-V2BUBP-2 Naam (deel)tentamen Zelf-assessment + reflectieverslag Beleidsadvies Performance assessment inclusief verantwoording Kennistoets Behandelrapportage Toetsvorm Competenties Weging Stp Periode handelen + schriftelijk verslag presentatie beroepsproduct schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel Indicatiestelling en behandelplan, observatierapportage handelingsdemonstratie, individueel (niet te compenseren met vervangend bewijsmateriaal) schriftelijke kennistoets schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, 3, 5, , en 4 1, 2, ,5 1 1, 3, 9 1 BOK / Vakspecifieke kennis 1 1, 3, 9 1 CTO-V2BUBP-4 Essay schriftelijke toets 9 en ,5 2 12,5 3 CTO- V2BUCP Behandeling uitvoeren: 2C methoden CTO-V2BUCP-3 CTO-V2BUCP-2 Toets werkvormen, theorie en vaardigheid Evaluatie- en reflectieverslag handelingsdemonstratie, individueel BOPMS 1 schriftelijk, individueel 1, 3, 9 1 7,5 4 36

37 Toetsprogramma voltijd hoofdfase 2 en 3 beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie OWE Methodisch handelen A (CTO- 3MHA(P)) Methodisch handelen B (CTO- 3MHB(P)) Vaktherapeutisch middel (CTO- 3VM(M)) (ALLEEN BT/DT/ MT) Innoveren en ondernemen (CTO-3IO) Methodisch handelen (CTO- 4MH(M)) Toetscode CTO-3-MHA-1 CTO-3-MHA-2 (ALLEEN BT/DT/ MT) CTO-3-MHB-1 CTO-3-MHB(P)- 2 CTO-3-VM(M)-1 CTO-3IO-1 Naam (deel)tentamen Vraaggestuurd behandelen Performance assessment Casestudy Eindbeoordeling stage Presentatie in het vaktherapeutisch middel Innovatief product OF ondernemersplan Toetsvorm Schriftelijk beroepsproduct, individueel Performance assessment Schriftelijke product, individueel Criteriumgericht interview (PMT: incl. PA) Presentatie met procesverslag, individueel Presentatie & schriftelijk product, individueel Competenties EK s 1,2 en 3 1 1, Weging Stp Periode 20 stp BT/DT/ MT 25 stp PMT 20 stp BT/DT/ MT 1 en stp 4 PMT en CTO-3IO-2 Vrije ruimte Vinktoets Keuze 0 4 CTO-4MH(M)-1 Integrale toets Criterium gericht interview 1, 2 en 4 (MT ook 5) CTO-4MH-2 Vrije ruimte Vinktoets Keuze of 4 Onderzoeken en Innoveren (CTO-4OI) CTO-4OI-1 CTO-4OI-2 Onderzoeksverslag Presentatie Schriftelijk product, individueel Presentatie, individueel of of 4 37

38 4.8 Aanwezigheidsregeling Leren is een actief proces. Om het onderwijsaanbod van de opleiding CTO optimaal te benutten, is de aanwezigheid, voorbereiding op lessen en de actieve deelname aan de lessen en subgroepbijeenkomsten van de student een belangrijke voorwaarde. De docenten en medestudenten moeten bovendien op de student kunnen rekenen. Bij meerdere onderdelen van het onderwijsprogramma is de student immers samen met anderen verantwoordelijk voor het eindproduct. Bovendien is de student tijdens de opleiding niet alleen bezig met theorie en vaardigheden, maar werkt hij ook aan zijn professionele beroepshouding. Een belangrijk aspect daarvan is dat de student een volwaardige en betrouwbare collega kan zijn. De opleiding CTO kent daarom een aanwezigheidsplicht van 100%: we gaan ervan uit dat de student alle lessen van het onderwijsprogramma bijwoont en actief volgt. Het betekent ook dat de student zich voorbereidt op de lessen (handleiding lezen, thuisopdrachten uitvoeren, literatuur doornemen, et cetera). 100% aanwezigheidsplicht Als de student deelneemt aan een onderwijseenheid, verplicht hij zich tot deelname aan 100% van alle lesactiviteiten. Volledige aanwezigheid in de lessen en de lesactiviteiten van een onderwijseenheid is een voorwaarde om in aanmerking te komen voor beoordeling van deeltentamens. Er zijn situaties denkbaar die het de student onmogelijk maken aan de aanwezigheidsverplichting te voldoen. Denk bijvoorbeeld aan gevallen van overmacht zoals ziekte of bijzondere familieomstandigheden. In geval van overmacht verwachten we dat de student daar professioneel mee omgaat en tijdig in contact treedt met betrokkenen. Procedure en afspraken over aanwezigheid en lesvoorbereiding De docenten registreren de aanwezigheid in de lessen en houden daarnaast bij of de student de les goed heeft voorbereid. Is de student afwezig geweest of is de student niet goed voorbereid in de les gekomen, dan treedt de student in overleg met de betreffende docent. Hij overlegt dan of en hoe hij voor beoordeling van de deeltentamens in aanmerking kan komen. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden, dient de student dit bij aanvang van de les te melden bij de docent. De student zorgt er zelf voor dat hij via zijn medestudenten op de hoogte is van de afspraken die tijdens de gemiste bijeenkomst zijn gemaakt. Wanneer de student vanwege bijzondere omstandigheden op regelmatige basis niet aanwezig kan zijn in de lessen, dient hij contact op te nemen met zijn PON-docent. De PONdocent kan de student adviseren en ondersteunen bij het vinden van oplossingen, zodat de student zo goed mogelijk het onderwijs kan blijven volgen. De teamleider van de eigen differentiatie besluit uiteindelijk of de beoordeling van (deel)tentamen alsnog wordt toegekend. De oorspronkelijke inleverdata van elk (deel)tentamen blijven van kracht. 38

39 Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding Dit hoofdstuk is de uitwerking van Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding (Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding) van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding Creatieve Therapie Studieloopbaanbegeleiding propedeuse en HF1 PON, professionele ontwikkeling De studieloopbaanbegeleiding is voor propedeuse en HF1 ondergebracht bij Professionele ontwikkeling (PON) en is gericht op de bewaking van de studievoortgang en individuele studiebegeleiding. Deze studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in groepsbijeenkomsten en in individuele bijeenkomsten. PONdocent en -student dragen zorg voor de waarborging van het leerproces. De PON-docent helpt bij het maken van keuzes (geschikte stageplaats) en stimuleert of adviseert wanneer zich problemen voordoen tijdens de studie. Eventueel verwijst de PON-docent de student door naar de senior slb er (zie onder). Binnen PON houdt de student zich intensief bezig met het gehele competentieprofiel. PON loopt als rode draad door het leerproces door de eerste twee leerjaren heen. In de lessen PON werkt de student aan zijn beroepsbeeld, beroepsvisie en aan zijn ontwikkeling tot professional. Een student die kiest voor de opleiding tot vaktherapeut heeft een bepaald beeld van het beroep, de werkzaamheden en de gewenste deskundigheidsrichting. Reflectie is een belangrijk zelfbegeleidingsinstrument dat de student helpt om een persoonlijke visie op het beroep te ontwikkelen. Daarnaast kan de student door reflectie zijn eigen professionele handelen verantwoorden. Tot slot wordt de student in de propedeuse binnen PON-lessen voorbereid op de integrale toets. Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) Twee keer per jaar maakt de student een POP. Hierin legt hij leerdoelen vast op het gebied van kennis, vaardigheden, attitude en persoonlijke ontwikkeling. De student stelt daarbij een plan van aanpak op en koppelt leervragen aan concrete acties die hij gaat uitvoeren binnen het onderwijs. Op deze manier is het persoonlijk ontwikkelingsplan een instrument om het eigen leerproces te sturen. Studiecontract In principe volgt de student de standaard studieroute, tenzij hij expliciet andere afspraken vastlegt met zijn PON-docent of zijn studieloopbaanbegeleider. De studieloopbaanbegeleider is je eerste aanspreekpunt binnen de HAN. Je kunt bij hem of haar terecht als je vragen over je studie hebt of als je ondersteuning bij je studie kunt gebruiken. Bij het volgen van een alternatieve route worden deze afwijkende afspraken vastgelegd in een studiecontract. Deze afwijkende afspraken kunnen pas worden vastgelegd op het moment dat de examencommissie akkoord is met een alternatieve studieroute. Deze wordt dan vastgelegd in het studiecontract in Alluris. Meer informatie over studiecontracten vindt de student in deel 2 van het Opleidingsstatuut. Senior slb er Heeft de student specifieke problemen die impact hebben op het studiegedrag, dan maakt hij een afspraak met de senior slb er. Er is een senior slb er die inhoudelijk en organisatorische adviezen geeft en er is een senior slb er die de rol van coach op zich neemt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan handicap (blindheid, motorische stoornissen, maar ook dyslexie, chronische vermoeidheid en psychische stoornissen), afwijkende studieroute, privéproblemen, motivatieproblemen et cetera. Met de seniorslb ers bespreekt de student welke belemmeringen hij ondervindt bij het studeren. Mogelijk komt de student in aanmerking voor speciale voorzieningen. In een aantal gevallen heeft de student toestemming nodig van de examencommissie. Toezeggingen wat betreft begeleiding, regelingen en voorzieningen worden door de examencommissie en het campusdecanaat wel of niet goedgekeurd. Middels de PON-docent kan de student in contact komen met de senior slb ers. Studieloopbaanbegeleiding HF2 en HF3 De student is zelf verantwoordelijk voor zijn leerproces en studietraject. In principe volgt de student de standaardstudieroute, zoals deze wordt aangeboden door de opleiding. De student wordt hierbij begeleidt door een studieloopbaanbegeleider. De studieloopbaanbegeleider helpt bij het oplossen van vraagstukken zoals minorkeuze en korte ondersteunende begeleiding bij stage/studieproblemen. Bij het volgen van een alternatieve studieroute, bijvoorbeeld door stageverlenging worden de afwijkende 39

40 afspraken door de studieloopbaanbegeleider genoteerd in een studiecontract, deze contracten worden vastgelegd in Alluris. Studenten die extra begeleiding nodig hebben om hun studie succesvol te kunnen volgen kunnen door de studieloopbaanbegeleider worden doorgestuurd naar de senior slb er. CTO kent twee type senior slb er - Er is een senior slb er die inhoudelijke en organisatorische adviezen geeft aan de student,. Mogelijk komt de student in aanmerking voor speciale voorzieningen. Toezeggingen wat betreft begeleiding, regelingen en voorzieningen worden door studieloopbaanbegeleider aangevraagd, de examencommissie keurt deze wel of niet goed, (denk hierbij aan extra voorzieningen bij dyslexie, studievertraging bij chronische vermoeidheid en psychische problemen). Het campusdecanaat heeft een rol bij de financiële aspecten van de studievertraging. - En er is een senior slb er die de rol van coach op zich neemt, met deze senior slb er bespreekt de student welke problemen hij ondervindt bij het studeren. 40

41 Hoofdstuk 6 Praktische informatie Extra studiekosten Naast de kosten van collegegelden dient de student rekening te houden met extra studiekosten per studiejaar ter hoogte van ongeveer 600. Dit bedrag heeft de student nodig voor aanschaf van boeken, deelname aan projecten en excursies, reiskosten enzovoort. Praktijkbureau Het Praktijkbureau beheert een database met aanbod voor praktijkleerplaatsen op alle niveaus. Daarnaast onderhoudt het Praktijkbureau contacten met bestaande praktijkorganisaties en werft het nieuwe plaatsen. Ook geeft een medewerker van het Praktijkbureau voorlichting aan studenten en docenten. Met alle vragen over de praktijkleerplaatsen kan de student er terecht. Op study.han.nl heeft elke fase zijn eigen tabblad. Daarnaast staat onder elke fase een tabblad Praktijkleren. Hier kan de student belangrijke informatie over het praktijkleren terugvinden. praktijkbureau.cto@han.nl Afhandeling van vragen, problemen en klachten Als de student er na het bespreken met de betreffende persoon niet uitkomt, richt hij zich tot de teamleider van zijn eigen differentiatie. Soms ervaren studenten dat ze een klacht hebben. Dat kan bijvoorbeeld gaan over een cijfer, een bejegening of de wijze waarop de organisatie van het onderwijs verloopt. In de praktijk gaat die klacht vaak om een vraag of een probleem. Daarom dient de student als hij een klacht heeft, deze eerst te bespreken met de betreffende docent, medestudent of medewerker. Daarna kan de student ook bij zijn PON-docent terecht. Als deze onvoldoende duidelijkheid kan geven, verwijst de docent door naar de teamleider van de eigen differentiatie. Soms voelen studenten zich gepest, gediscrimineerd of is er sprake van ongewenste intimiteiten. Het is altijd goed om dit te bespreken met de PON-docent, maar het probleem kan ook zo dringend of groot zijn dat de student zich direct tot een onafhankelijk iemand wil wenden. De student kan voor klachten over ongewenste intimiteiten, pesterijen of discriminatie terecht bij de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen 16. (zie HAN Insite GGM of Studentstatuut). Een klacht is pas een klacht als de student bovenstaande route heeft afgelegd en zijn vraag of probleem niet is erkend of opgelost. Als dat zo is, kan de student altijd terecht met een klacht bij de klachtencommissie. In opdracht van het management behandelt zij klachten van studenten. De student kan haar altijd mailen, zie study.han.nl voor de procedure. Postvakken docenten Iedere docent heeft een eigen postvak. De postvakken zijn te vinden op de begane grond in de C-vleugel, bij de postkamer. Medewerkers Creatieve Therapie Instituutsdirecteur Wouter van der Leeuw wouter.vanderleeuw@han.nl Teamleiders CTO Team Beeldende therapie Team Psychomotorische therapie Marieke Coenen marieke.coenen@han.nl Team Dramatherapie Team vaklokaalbeheerders Irma Evers irma.evers@han.nl 16 Voorheen: Commissie grensoverschrijdend gedrag. 41

42 Team Muziektherapie Team Onderwijs en beheer personeel Robert van den Broek Secretariaat CTO Carine Verhoeven (secretaresse) Examencommissie IVPS Pieter van Leeuwen (voorzitter) Opleidingscommissie CTO Astrid Timman (voorzitter) Voor nadere informatie over overige medewerkers/docenten zie klikroute: HAN Insite > Onze Mensen. Type daar - in het zoekveld - de naam of afkorting van een collega of docent in om zijn/haar gegevens te vinden. Examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies Het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies heeft een examencommissie. In deel 2 van het Opleidingsstatuut is hierover meer te lezen (zie Onderwijs- en examenregeling par. 8 en Reglement examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies). De commissie bewaakt onder meer de kwaliteit van de examinering. Verzoek indienen De examencommissie behandelt de volgende soorten verzoeken van studenten: verzoek om een vrijstelling; verzoek voor het volgen van een vrije minor; het aanvragen van een extra gelegenheid voor een toets of integrale toets; het afleggen van een leerwegonafhankelijke toets; het aanvragen van extra tentamenfaciliteiten voor studenten met een functiebeperking; extra tentamenfaciliteiten voor studenten waarvoor Nederlands niet de eerste taal is. De student is zelf verantwoordelijk voor het op de juiste wijze indienen van een verzoek. Informatie over de te volgen procedure is te vinden op study.han.nl of op de pagina van de examencommissie IVPS op HAN Insite: 66&sitedir=/insite/ggm/iss&lang=nld Afhankelijk van het type verzoek moet de student bijlagen toevoegen, bijvoorbeeld: rapportage van een orthopedagoog/psycholoog bij dyslexie; verklaring van een arts in het geval van ziekte; resultatenlijst; negatief studieadvies; feedbackformulieren van beoordeling. Stuur het verzoekformulier en de bijlagen digitaal naar: examencommissie.ivps@hanl.nl De examencommissie zal binnen maximaal 15 dagen na ontvangst van een correct en compleet verzoek een uitspraak doen. Wanneer er onvoldoende informatie beschikbaar is, kan een besluit aangehouden worden. De student is dan alsnog in de gelegenheid zijn verzoek aan te vullen. Tegen een besluit van de examencommissie is beroep mogelijk. 42

43 Hoofdstuk 7 Interne organisatie 7.1 Faculteiten, domeinen en instituten De HAN kent de volgende vier faculteiten: Economie en Management (FEM), Educatie (FE), Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) en Techniek (FT). Het interfacultair instituut HAN Masterprogramma s biedt onderdak aan de masteropleidingen van de HAN. De ondersteunende diensten van de HAN zijn ondergebracht in het Service Bedrijf. Binnen de faculteiten zijn aan elkaar verwante bacheloropleidingen geclusterd in domeinen. Een instituut is een organisatorische eenheid die uit een of meer domeinen bestaat. De Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kent de volgende domeinen: Health, Nursing, Social Studies en Sport. 7.2 Management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau De faculteit GGM verzorgt ten behoeve van ruim studenten een breed scala van HBO-bacheloren AD-opleidingen. In onderstaand overzicht staan deze opleidingen en de instituten waartoe ze behoren. Zie voor een actueel overzicht van de directie van de faculteit GGM de pagina op HAN-Insite: Instituten Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal- Culturele Studies (IMSS) Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Instituut Paramedische Studies (IPS) Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS) Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Instituut Zakelijke dienstverlening (IZD) Opleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD) Pedagogiek (PED) Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH) Creatieve therapie (CT) Toegepaste Psychologie (TP) Ergotherapie (ERGO) Fysiotherapie (FYSIO) Logopedie (LOGO) Mondzorgkunde (MZK) Voeding en Diëtetiek (V&D) Lerarenopleiding lichamelijke oefening/opvoeding (LLO) Sport en bewegingseducatie (SBE) Sport, gezondheid en management (SGM) Sportkunde (samenvoeging SBE en SGM vanaf ) Medische Hulpverlening (MHV) Verpleegkunde (HBOV) Lerarenopleiding Gezondheidszorg en welzijn (LGW) Management in de Zorg en Dienstverlening (MZD) Bij de faculteit kan ook een inservice-opleiding gevolgd worden: de opleiding tot Operatieassistent en Anesthesiemedewerker (coördinator dhr. Friedy Bijnen). De contractactiviteiten FGGM worden verricht vanuit het instituut Zakelijke Dienstverlening (opleiding, advies en coaching). Lectoraten Bij de faculteit zijn lectoren aangesteld die praktijkgericht onderzoek uitvoeren, ten behoeve van de ontwikkeling van het onderwijs, de beroepspraktijk en het kennisdomein. De lectoraten voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen bijv. nieuwe vormen van dienstverlening op het gebied van welzijn, sport en gezondheid. Lectoren leveren een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de HAN richting een University of Applied Sciences (UAS). 43

44 De meeste lectoraten bestaan uit een lector en een kenniskring waaraan ook docenten deelnemen. Momenteel werkt het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies met name samen met lectoraten van de kenniscentra HAN SOCIAAL en Publieke Zaak en met het lectoraat Arbeid & Gezondheid uit het kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport, maar ook wel met lectoraten uit de andere kenniscentra van FGGM. De samenstelling van de lectoraten en kenniscentra verandert soms gedurende het jaar. De meest actuele informatie over de samenstelling en bemensing van de lectoraten en kenniscentra is te vinden op de websites van de kenniscentra: Kenniscentrum HAN SOCIAAL: Kenniscentrum Duurzame Zorg: Kenniscentrum Revalidatie, Arbeid, Sport: Interfacultair Kenniscentrum Publieke Zaak: Conform het HAN-statuut Lectoraten van februari 2008 en het Strategisch Onderzoeksbeleid van de HAN leveren lectoren een bijdrage aan het onderwijs van de bachelor- en masteropleidingen. Zij doen dat onder andere door te participeren in curriculumcommissies, in examencommissies, door gastcolleges te geven en minoren te verzorgen. Verder brengen zij de verbinding tussen onderzoek en onderwijs tot stand door een bijdrage te leveren aan de doorlopende leerlijn onderzoek in de curricula, en door studenten en docenten mee te nemen en mee te laten werken in concrete praktijkgerichte onderzoeksprojecten. Doordat de vragen komen van het werkveld en de resultaten daarvan terugvloeien naar het onderwijs en curriculum wordt de relatie werkveld-onderwijs-onderzoek versterkt. CTO maakt op landelijk niveau onderdeel uit van het lectoraat Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK), een samenwerkingsverband tussen Zuyd Hogeschool, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool Utrecht en Stenden Hogeschool. Leading lector is dr. Susan van Hooren. Bij KenVaK gaat het zowel om vaktherapeutisch breed onderzoek als onderzoek met het accent op de beeldende therapie, de muziek-, dans- en dramatherapie. Deze landelijke samenwerking heeft de vorm van een coöperatie, waarbij de insteek is om een licht en flexibel platform te realiseren, dat magnetisch is zodat andere partners kunnen aansluiten. Met andere bacheloropleidingen voor vaktherapeutische beroepen in Leiden, Codarts en ArtEZ wordt momenteel ook afgestemd. KenVaK biedt de mogelijkheid voor vaktherapeutisch professionals om te promoveren. Binnen een promotietraject wordt in samenwerking met een universiteit een meerjarig onderzoek opgezet en uitgevoerd, waarbij zoveel mogelijk gestreefd wordt naar participatie van zowel bachelor- als masterstudenten. Middels deze trajecten ontstaat er een doorlopende leerlijn van bachelor naar master en PhD-niveau. De eerste promotietrajecten onder vaktherapeutisch professionals zijn inmiddels afgerond of zullen binnenkort afgerond worden. Deze samenwerking heeft tot gevolg dat lector dr. Susan van Hooren op verschillende momenten bij CTO betrokken wordt, als het gaat om onderzoeksprojecten, innovatie, visie en strategie van onderzoeksbeleid en onderzoekskwaliteitsborging. Bij het instituut geven lectoren les of wordt er op een andere manier samengewerkt in onder andere de volgende onderwijseenheden. 44

45 Hoofdfase Instituut IVPS HF3, alle opleidingen Naam OWE Samenwerking met lectoraat Onderzoeken en innoveren Studenten kunnen deelnemen aan onderzoeksprojecten van een lectoraat. Opleiding Naam OWE Samenwerking met lectoraat CTO Participatie mogelijk met onderzoeksprojecten lectoraat Onderzoeken en innoveren HF2/HF3 KenVak (onder andere RAAK-projecten) CTO HF3 Onderzoeken en innoveren Kenniscentrum Duurzame Zorg: acute intensieve zorg en innovatie/topcare (ontwikkeling onderzoeksprojecten binnen medisch werkveld) CTO HF3 Onderzoeken en innoveren Hoorcollege over onderzoek door lectoraat, Erik Jansen. Lectoren leveren een bijdrage aan de professionalisering van docenten in onderzoeksvaardigheden en aan de ontwikkeling en implementatie van een doorlopende leerlijn onderzoek in het curriculum van de opleidingen van FGGM. Docenten worden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de kenniskringen en onderzoeksprojecten van de lectoraten. De kenniskringen voeren praktijkgericht onderzoek uit waarvan de resultaten mede ten goede komen aan de opleidingen, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe inzichten voor hulp- en dienstverlening in het werkveld. Ook studenten kunnen aan onderzoeksprojecten in een lectoraat deelnemen, bijvoorbeeld in het kader van de volgende onderwijseenheden/beroepstaken in de hoofdfase: Onderzoeken en innoveren. Zij kunnen op die manier met behulp van de lectoraten afstudeeropdrachten werven. Studenten kunnen ook in een eerdere fase van hun opleiding waarin zij in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden, participeren in projecten van een lectoraat, zoals bijvoorbeeld het BOOTproject. Docenten van het instituut die afstudeeronderzoek begeleiden en nog geen master hebben, zijn verplicht de cursus Introductie onderzoeksvaardigheden te volgen bij de HAN Academy, die verzorgd wordt door onderzoekers van het kenniscentrum HAN SOCIAAL. Locaties Bij FGGM zijn vrijwel alle BA-opleidingen, alsmede de faculteitsdirectie en het faculteitsbureau gehuisvest op de HAN-campus Nijmegen (Kapittelweg 33). De BA-opleidingen van het instituut Sport en Bewegingsstudies zijn ondergebracht in het Gymnasion (Heyendaalseweg/Nijmegen) en de BAopleidingen CMV en MWD in het pand aan de Prof. Molkenboerstraat 3 te Nijmegen. De BA-opleiding Mondzorgkunde is gehuisvest in het gebouw aan de Philip van Leydenlaan (hier bevindt zich ook de faculteit Tandheelkunde van de RU Nijmegen). Het instituut Zakelijke Dienstverlening met onder andere de AD-/BA-opleidingen LGW en MZD zijn ondergebracht aan de Groenewoudseweg 1 te Nijmegen. HAN-campus Nijmegen, de Radboud Universiteit Nijmegen (RU) en het UMC St. Radboud maken onderdeel uit van de Campus Heyendaal. 7.3 Examencommissie en Commissie Toelatingsonderzoek FGGM (leden) De examencommissie stelt vast of een student voldoet aan de voorwaarden die in de Onderwijs- en examenregeling (OER) worden gesteld ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van de bachelorgraad. De examencommissie wijst voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. De leden van de examencommissie worden benoemd door de faculteitsdirecteur. Zie ook het Reglement examencommissies in deel 2 van het Opleidingsstatuut. Examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) CMV: Pieter van Leeuwen, voorzitter, extern lid CTO: Henriette Bloemenkamp, secretaris TP: Marc Damen, lid examencommissie.ivps@hanl.nl Commissie Toelatingsonderzoek FGGM IVPS: Pieter van Leeuwen, voorzitter IPS: Ria Schipper-Kersbergen, secretaris IVS: Marjo Kwast, lid 45

46 ISBS: Angèle Welie, lid ISPS: Tina Bolte, lid IMSS: Frank Hendriks, lid. Ambtelijk secretaris Elles Evers: 7.4 Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau (leden) Bij de HAN is inspraak geregeld op verschillende niveaus binnen de organisatie. Er zijn opleidingscommissies, faculteitsraden en een (centrale) medezeggenschapsraad. Opleidingscommissie CTO Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie (OC). De opleidingscommissie adviseert over allerlei opleidingszaken, zoals over de Onderwijs- en Examenregeling en de uitvoering ervan. De opleidingscommissie heeft ook instemming op enkele onderdelen van de Onderwijs- en Examenregeling. Het aantal leden van de opleidingscommissie varieert per opleiding. De helft van de opleidingscommissie bestaat uit docenten, de helft uit studenten. Als student of docent kun je via de opleidingscommissie meedenken over het onderwijs en de organisatie van jouw opleiding. Zie ook het HAN-reglement opleidingscommissies (deel 2 van het Opleidingsstatuut). De samenstelling van de opleidingscommissie CTO (peildatum ) is als volgt. Personeelsgeleding Astrid Timman, docent: astrid.timman@han.nl Helen van den Doel, docent: helen.vandendoel@han.nl Jeanette Saat, docent: jeanette.saat@han.nl. Studentgeleding Timea Kehr: t.kehr@student.han.nl Jary Peters: j.peters16@student.han.nl Sander Poot: sd.poot@student.han.nl. Faculteitsraad (FR) Op faculteitsniveau is er een faculteitsraad. Deze raad heeft het recht om alle faculteitszaken te bespreken en vragen te stellen aan de directie. Die is verplicht hierop gemotiveerd te reageren. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoort. Een faculteitsraad bestaat uit 12 leden: 6 personeelsleden en 6 studenten. Als student of docent kun je in de faculteitsraad meepraten over het beleid van de faculteit als geheel, maar ook over het beleid van alle instituten die onder de faculteit vallen. Zie Insite > Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij > Over ons voor de samenstelling van de faculteitsraad en de ambtelijke ondersteuning. Medezeggenschapsraad (MR) Via de Medezeggenschapsraad (MR) hebben personeel en studenten op HAN-niveau inspraak. Het CvB is verplicht op vragen en opmerkingen gemotiveerd te reageren. De MR heeft instemmingsrecht als het gaat om beleid, begroting, onderwijs- en examenregelingen enzovoorts. De MR bestaat uit 16 leden: 8 personeelsleden en 8 studenten. Als student of medewerker kun je in de MR meepraten over het algemene en vaak abstracte beleid van de hogeschool. Zie HAN Insite > Medezeggenschap voor de samenstelling van de medezeggenschapsraad en het secretariaat. 46

47 7.5 Kwaliteitszorg Systeem van kwaliteitszorg van het instituut IVPS Het instituut peilt regelmatig de mening van studenten over allerlei zaken die betrekking hebben op het onderwijs in de ruime zin van het woord. In de eerste plaats het feitelijke onderwijs dat je in een bepaalde periode gevolgd hebt, maar bijvoorbeeld ook het studiemateriaal, planning van de uren en studietaken. Door deelname aan de periodieke schriftelijke evaluaties, deelname aan periodieke mondelinge evaluatiegesprekken en lidmaatschap van de opleidingscommissie hebben studenten invloed op de kwaliteit. Resultaten vanuit studentevaluaties worden besproken met betreffende uitvoerende docenten en de verschillende commissies op opleidings-/instituutsniveau, zoals: de curriculumcommissie, de toetscommissie. Iedere commissie heeft zijn eigen aandachtsgebied ten aanzien van de zorg voor kwaliteit. Op basis van een analyse van gegevens uit evaluaties (zoals: notulen studentenoverleg, jaarevaluaties of evaluaties ten aanzien van onderwijseenheden, toetsing en studieloopbaanbegeleiding) formuleren de teams van uitvoerende docenten en/of commissies verbetermaatregelen. Bij hernieuwde evaluatie controleert een commissie tevens het effect van de eerdere verbeteringen. Iedere commissie rapporteert al dan niet via de kwaliteitszorg-/evaluatiecoördinator aan de teamleiders van de opleiding c.q. het managementteam van het instituut. Resultaten vanuit studentevaluaties ten aanzien van het functioneren van docenten worden door het betreffende team van uitvoerende docenten besproken en kunnen mede input zijn voor de jaarlijkse Resultaat- en Ontwikkelinggesprekken die de teamleiders voeren met docenten/medewerkers. Naast het terugblikken over uitgevoerde werkzaamheden en een beoordeling over het functioneren, is het maken van nieuwe afspraken over resultaten en professionalisering een belangrijk onderdeel van de R&O-gesprekken. Voor nadere informatie over professionalisering(sbeleid) volg klikroute: HAN Insite > Service Bedrijf > Human Resources. Voor medewerkers is er een breed aanbod cursussen en trainingen gericht op professionalisering beschikbaar, die gevolgd kunnen worden via de HAN Academy: Klikroute: HAN Insite > Han Academy. Terugkoppeling van zowel schriftelijke als mondelinge evaluaties en verbeterpunten aan studenten gaat onder meer via studentenoverleg, inleidingen van studiehandleidingen (waar de gerealiseerde verbeteracties worden benoemd) en Intranet/Insite. Het systeem van kwaliteitszorg wordt besproken en beoordeeld binnen de opleidingscommissies, zowel op opleidingsniveau als op instituutsniveau. De opleidingscommissies geven advies als verbetermaatregelen ten aanzien van het systeem nodig zijn. Zie ook: HAN-reglement opleidingscommissies (in deel 2 van het Opleidingsstatuut). Werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s) Om de kwaliteit van de opleiding te kunnen bewaken, hecht de HAN groot belang aan de mening van deskundigen uit de werkvelden waarvoor opgeleid wordt. Deze deskundigen komen minstens twee maal per jaar bijeen in de vergaderingen van de werkveldadvies-/beroepenveldcommissie. De werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s), bestaande uit vertegenwoordigers uit het werk- en beroepenveld, heeft/hebben als hoofdtaken: het toetsen van de diverse opleidingsprofielen aan de eisen van de arbeidsmarkt; het bijdragen tot de kwaliteitsbewaking, met name vanuit werkveldperspectief; de bevordering van een geregeld contact van de diverse opleidingen met het werk- en beroepenveld. Daartoe wordt geadviseerd over beleids- en activiteitenplannen en het praktijkgehalte van de opleiding(en). Basis hiervoor zijn relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Tevens participeren de werkveldcommissies in een driejaarlijkse evaluatie door de opleiding van de eindkwalificaties en de onderbouwing daarvan in het programma. Bij de samenstelling van de werkveldadvies-/beroepenveldcommissie(s) wordt bewaakt dat de commissies representatief zijn voor het werk- en beroepenveld waarvoor de opleidingen studenten opleiden. Ledenoverzicht werkveldadviescommissie (peildatum ). 47

48 Marlies Brandt, muziektherapeut bij de Atlant Zorggroep Diane Nijenhuis, beeldende therapeut bij GGNet Katrin Bange, vrijgevestigd dramatherapeut (vaktherapie en coaching) te Nijmegen Bas Dopheid, docent PMT bij Windesheim - vrijgevestigd zelfstandig PMT-therapeut. Externe toezichthouders Om een oordeel over de kwaliteit van het examen te vormen, wordt er toezicht gehouden door externe toezichthouders. De beoordeling van de kwaliteit van het examen betreft in het bijzonder: a. de kwaliteit van toetsing en beoordeling; b. de kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties); c. de organisatorische kwaliteit van het examen. Ledenoverzichten externe toezichthouders (peildatum ). De externe toezichthouders zijn bij de verschillende differentiaties steekproefsgewijs aanwezig bij de afname van de eindtoets. De externe toezichthouders bij de opleiding Creatieve Therapie zijn: Annika Cornelissen Meynard Bachet Minne van Haaren. 48

49 Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau Een overzicht van de belangrijkste studentenvoorzieningen van de HAN staat in het algemeen deel van het Studentenstatuut. Het volledige studentenstatuut vind je op HAN.nl. In dit hoofdstuk staan de voorzieningen centraal die relevant zijn voor de faculteit GGM. Openingstijden gebouwen (peildatum: ). Kapittelweg 33 Prof. Molkenboerstraat 3 ma t/m do vr ma t/m do vr 7.30 tot uur 7.30 tot uur 7.30 tot uur 7.30 tot uur Heyendaalseweg 121 (Albertinum) ma t/m vr 8.30 tot uur Heyendaalseweg 141 (Gymnasion) ma t/m do vr 7.30 tot uur 7.30 tot uur Groenewoudseweg 1 ma t/m vr 7.30 tot uur Tijdens de schoolvakanties zijn er voor alle gebouwen afwijkende openingstijden. Kijk voor meer informatie op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw. 8.1 Voorzieningen op locatie Kapittelweg Het Vraagpunt Voor al je vragen over je inschrijving, collegegeld, tentamens, Alluris of andere zaken rondom je studie kun je terecht bij 't Vraagpunt. Vanaf 1 maart heeft Campus Nijmegen één centraal Vraagpunt voor alle faculteiten. Deze bevindt zich op de begane grond van de B-vleugel op de Kapittelweg 33. Zie ook HAN Insite / Service Bedrijf / Studentzaken / Rondom mijn studie / t Vraagpunt Tijdens werkdagen zijn de medewerkers van 't Vraagpunt te bereiken via: Telefoon: Vraagpunt.SZ-Nijmegen@han.nl Openingstijden: ma, woe, vr: uur. Di en do van uur. Receptie Onze recepties vind je veelal in het hart van het gebouw. De medewerkers van de receptie zijn het eerste aanspreekpunt voor alle bezoekers van de HAN-gebouwen. De balie van de Kapittelweg bevindt zich in de centrale hal (A0.07). Hier worden bezoekers te woord gestaan en de telefooncentrale beheerd. Naast de behandeling van de telefoon en het ontvangen van bezoekers kun je bij de receptie ook terecht voor: het aanmelden en laten ontvangen van bezoekers, ziek- en herstelmeldingen, het melden van calamiteiten (brand/ongevallen), het melden van wensen, ideeën en klachten met betrekking tot het gebouw/de locatie, gevonden en verloren goederen. Tijdens openingstijden is de receptie intern te bereiken via het nummer Openingstijden: ma t/m do: uur en vrijdag: uur. Kijk voor informatie over de receptie ook op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / balies. 49

50 ServiceDesk De ServiceDesk is op de Campus in Nijmegen hét aanspreekpunt voor alle facilitaire en ICT-vragen, meldingen, reserveringen en klachten. De ServiceDesk is telefonisch bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 8.00 tot uur. De balies van de ServiceDesk in Arnhem en Nijmegen zijn geopend van maandag t/m vrijdag van 8.00 tot uur. Balie: Kapittelweg 33 Nijmegen, C-vleugel, ruimte C1.54 Telefoon: Tijdens schoolvakanties gelden afwijkende openingstijden. De Servicedesk vind je online op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / Producten en diensten. Reserveren studie- en vergaderruimten, catering en AV-middelen Zelf online een studie- of vergaderruimte of een AV-middel reserveren? Ga naar HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / Producten en diensten / Servicedesk / Aanvragen en Reserveren. Heb je hulp nodig bij het reserveren of heb je vragen? Neem dan contact op met de ServiceDesk. Afhalen van gereserveerde AV-middelen: bij de meeste gebouwen binnen de HAN kun je het gereserveerde AV-middel afhalen bij de receptie van het desbetreffende gebouw; op de Kapittelweg 33 kun je AV-middelen afhalen bij de AV-balie in de D-vleugel (D1.37). Studenten moeten zich identificeren bij het ophalen van het gereserveerde AV-middel. Voor medewerkers is het mogelijk om diverse AV-middelen te laten bezorgen. Deze service kan men aanvragen via de ServiceDesk. Zie verder: HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. Snellaadstations smartphones en tablets Raakt de batterij van jouw smartphone of tablet ook zo snel leeg? Geen nood! Binnen de HAN zijn op een aantal locaties snellaadstations voor smartphones en tablets aanwezig. Hoe werkt het? De snellaadstations bestaan uit 10 kluisjes: 2 voor tablets en 8 voor smartphones. In iedere locker kan een apparaat aan de oplader worden gelegd. Dankzij USB-technologie is een telefoon of tablet binnen een half uur weer klaar voor gebruik. De display van het snellaadstation geeft aan wanneer een smartphone of tablet is opgeladen. Je vindt de snellaadstations op de volgende locaties: Kapittelweg 33 in Nijmegen (kantine) Kapittelweg 35 in Nijmegen (kantine) Laan van Scheut 10 in Nijmegen (centrale hal). Wil je meer informatie over de snellaadstations? Kijk dan op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / In en om het gebouw / Faciliteiten. HANCard voor studenten Nieuwe HAN-studenten krijgen automatisch een HANCard thuisgestuurd. Met de HANCard kun je nadat je je privésaldo hebt opgewaardeerd gebruikmaken van de volgende faciliteiten: printen, kopiëren en scannen; betalen bij de cateraars; betalen van boetes bij de studiecentra; betalen bij de readerwinkels en copyshops; lenen van boeken bij de studiecentra. Bovendien heb je de HANCard nodig om je te identificeren bij tentamens. 50

51 Je kunt het privésaldo van je HANCard online opwaarderen via de HANCard portal op het tabblad Credit. Opwaarderen kan met ideal of Sofort (Europese ideal). Op korte termijn kan dit ook met Creditcard. Daarnaast zijn er in Nijmegen oplaadpunten in de hal van de volgende locaties: Kapittelweg 33, Nijmegen Laan van Scheut 10, Nijmegen. Hier kun je met pinpas en Creditcard opwaarderen. Als je je HANCard kwijt bent geraakt, kun je deze via de HANCard-portal blokkeren (via tabblad account / meld kaart kwijt ). Hier kun je ook een nieuwe HANCard aanvragen. Daar zijn eenmalig kosten ( 12,50) aan verbonden. Lees meer over de HANCard op HAN Insite / Service Bedrijf / Facilitaire Zaken / producten en diensten / HANCard. 8.2 Studentenondersteuning Studentendecanaat Het studentendecanaat is een decanaatsvoorziening voor de campus in Arnhem en de campus in Nijmegen. De decanen vormen een tweedelijns voorziening voor studenten op het gebied van studentbegeleiding. Je studieloopbaanbegeleider (slb er) is het eerste aanspreekpunt voor jou binnen de HAN. Je kunt bij het studentendecanaat terecht als je: Financiële problemen hebt ten gevolge van ziekte of bijzondere omstandigheden; Vragen hebt op het gebied van financiën of wet- en regelgeving; Een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je (samen met de senior slb er) wilt bespreken of bepaalde voorzieningen om te kunnen studeren geregeld kunnen worden; Algemene vragen hebt over de combinatie topsport en studie; Hulp nodig hebt bij bezwaar- en beroepsprocedures; Studieproblemen hebt waarbij je graag een onafhankelijke advies zou willen hebben. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de studentendecanen HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Experts / Studentendecanen. Vertrouwenspersonen De HAN is een organisatie waar we met respect met elkaar omgaan. Helaas kan het echter ook bij ons voorkomen dat je als medewerker of student te maken krijgt met ongewenst gedrag. Je kunt je dan wenden tot één van de vertrouwenspersonen. Iedere melding wordt strikt vertrouwelijk behandeld. Slechts na jouw toestemming onderneemt de vertrouwenspersoon eventuele verdere stappen. Zie voor meer informatie en de contactgegevens van de vertrouwenspersonen HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Vertrouwenspersonen Aandachtsfunctionaris meldcode Huiselijk Geweld Een uitgangspunt van HAN-beleid is dat wij alle medewerkers en studenten een veilige omgeving willen bieden. In zo n omgeving op de hogeschool of thuis is geweld in een afhankelijkheidssituatie onacceptabel. Maar wat moet je doen, als je vermoedt dat er sprake is van bijvoorbeeld huiselijk geweld of kindermishandeling? De landelijk ingevoerde meldcode Huiselijk Geweld biedt daarbij uitkomst. Als er signalen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling kan iedereen die op de HAN werkt of studeert contact opnemen met de aandachtsfunctionaris. Zij bieden hulp bij de uitvoering van de vijf stappen van de meldcode. De aandachtsfunctionariss van de HAN is Marianne de Bruijn. Marianne.debruijn@han.nl Voor meer informatie en de contactgegevens van de aandachtsfunctionaris zie: HAN Insite / Service Bedrijf / Human Resources / Producten en diensten / Klacht en bezwaar / Meldcode Huiselijk Geweld. 51

52 Bureau Klachten en Geschillen Heb je een klacht over een medewerker van de HAN? Ben je het niet eens met een beoordeling of opdracht? Het Bureau Klachten en Geschillen zorgt ervoor dat klachten en beroepschriften bij de juiste hogeschoolorganen terechtkomen. Verder verzorgt het bureau het secretariaat van het College van Beroep voor de Examens. Het Bureau Klachten en Geschillen is te bereiken via: telefoon: adres: Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen / Postbus 31178, 6503 CD Nijmegen. Ombudsman Met klachten over onbehoorlijke gedragingen of situaties binnen de HAN kun je terecht bij een onafhankelijke ombudsman. Zijn rol is bemiddelend; uitspraken van de ombudsman zijn juridisch niet bindend. De ombudsman is de heer Egbert Hulshof. egbert.hulshof@han.nl Locatie: Bisschop Hamerhuis, kamer B2.01A Studentenpsychologen HAN SOC Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met persoonlijke problemen, die het functioneren in je studie beïnvloeden. Voorbeelden zijn: studiestress en faalangst, negatief zelfbeeld, overmatig piekeren, somberheid, gevoelens van angst, uitstelgedrag en motivatieproblemen. De studentenpsychologen zijn gebonden aan de kwaliteitskaders en beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen en hebben een beroepsgeheim. Het traject van de studentenpsychologen bestaat uit een aantal vaste onderdelen. Hieronder worden alle onderdelen kort uitgelegd, zodat je weet wat je te wachten staat op het moment dat je naar de studentenpsycholoog gaat. Intakegesprek Voorafgaand aan elke vorm van begeleiding vindt een intakegesprek plaats met één van de studentenpsychologen. Tijdens het intakegesprek wordt een inventarisatie gemaakt van de problematiek waar je als student tegen aanloopt. Aan de hand van deze inventarisatie wordt een indicatie voor een begeleidingstraject opgesteld. Individuele gesprekken In dit kortdurende begeleidingstraject werk je aan een duidelijk geformuleerd doel. In het algemeen geldt als werkwijze de cognitieve gedragstherapie. Het kortdurende begeleidingstraject bestaat uit maximaal vijf gesprekken met de studentenpsycholoog. Groepen Tijdens een groepsbijeenkomst werk je samen met andere studenten aan je problematiek. In elke bijeenkomst worden er vaardigheden en technieken aangereikt waarmee je aan de slag kunt gaan. Doorverwijzing externe begeleiding Indien er meer nodig is of je vraag niet aansluit bij ons aanbod, kijk je samen met de studentenpsycholoog welke ondersteuning buiten de HAN het beste bij je past. Vaak is er een verwijzing van de huisarts nodig. De studentenpsycholoog kan in bepaalde gevallen besluiten dat er nog enkele gesprekken ter overbrugging nodig zijn. De studentenpsychologen hebben zowel in Arnhem als in Nijmegen een werkplek. In Nijmegen is dit het Bisschop Hamerhuis, kamer H3.08. Voor meer informatie en de contactgegevens van de psychologen zie: HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Psychologische Hulpverlening Studentenpastor De Studentenkerk campus Nijmegen is er voor alle HAN-studenten en -medewerkers: gelovig, zoekend, niet gelovig. Je krijgt er de ruimte om in een ongedwongen sfeer anderen te ontmoeten, je te verdiepen, te leren mediteren, je eigen mening te uiten en samen te vieren. Daarnaast is er ruimte om je eigen verhaal te vertellen in een persoonlijk gesprek. 52

53 Eva Martens is studentenpastor. Je kunt een afspraak maken voor een persoonlijk gesprek over dingen die je bezighouden, positief of negatief. Mogelijke onderwerpen: identiteit, vriendschap, stress, verslaving, twijfels, emoties, geloof, studiekeuze, levenskeuzes, (homo)seksualiteit, verlies, idealen, cultuurschok, inspiratie, pesten, ouders, God, heimwee, toekomstdromen etc. Voor meer informatie: of Studentenkerk Nijmege zit op de Erasmuslaan 9A. Openingstijden: ma-do: uur; vr uur Studie(loopbaan)begeleiding en studiekeuze Binnen de HAN zijn er verschillende personen waar je terecht kunt als je vragen hebt over je studie(loopbaan) of studiekeuze. De studieloopbaanbegeleider is je eerste aanspreekpunt binnen de HAN. Je kunt bij hem of haar terecht als je vragen over je studie hebt of als je ondersteuning bij je studie kunt gebruiken. Hij of zij helpt je reflecteren op je keuzes en stuurt je aan bij het ontwikkelen van competenties. Per jaar heb je enkele individuele gesprekken met je slb er waarin onder andere je studievoortgang en de te maken keuzes aan de orde komen. Bij CTO is dit bij propedeuse en HF1 de PON-docent. Als je door persoonlijke problemen studievertraging oploopt of als bijvoorbeeld ziekte aparte aanpassingen vraagt in het studieprogramma, dan stuurt de slb er je door naar de senior studieloopbaanbegeleider van je opleiding. Ook als je vragen hebt over bijvoorbeeld speciale voorzieningen bij tentamens en colleges, de combinatie topsport en studie, uitschrijving of de overstap naar een andere studie kan de senior slb er je van dienst zijn. Heb je vragen over zaken die niet direct met de opleiding zelf te maken hebben, dan kun je terecht bij HAN Studiesucces. Daarbij kun je denken aan vragen over financiën of financiële problemen, psychische problemen, bezwaar-/beroepsprocedures, uitschrijven, van studie wisselen en trainingen op het gebied van studievaardigheden, persoonlijke ontwikkeling of taal. Kijk daarvoor in het linkermenu (onder het tabblad 'Ik heb vragen over'). Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over Studiewisselpunt Twijfel je over je studie? Weet je zeker dat je niet verder wilt of kunt gaan met je huidige studie, maar weet je niet welke opleiding wel goed bij je past? Heb je vragen over of je en eventueel welke vervolgstudie of tweede studie je moet gaan doen? Blijf er niet mee rondlopen, de HAN denkt met je mee! Deze vragen kun je bespreken in een persoonlijk gesprek met een studiekeuzecoach van het Studiewisselpunt, maar je kunt er ook voor kiezen om de workshop Studiekeuze te volgen. In de centrale hal (D0.42) vind je het Studiewisselpunt, hier kun je terecht voor: alle vragen over studiekeuze die je maar kunt bedenken; kort studiekeuzegesprek; individueel traject; workshop studiekeuze: Vergroot je Wereld; online studiekeuzetips; hulp bij studiekeuze. Telefoon: of studiewisselpunt.ggm@han.nl Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Studiekeuze en doorstuderen Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (onder andere Profileringsfonds) Hieronder vind je de verschillende mogelijkheden die er zijn voor financiële ondersteuning. Studiefinanciering (DUO): extra studiefinanciering Als je door ziekte of een functiebeperking (waaronder ook dyslexie) studievertraging oploopt kun je via DUO extra studiefinanciering aanvragen. Daarbij gelden voor studenten die nog onder het oude stelsel van studiefinanciering vallen andere regels dan voor studenten die onder het huidige stelsel van studiefinanciering 17 vallen. 17 Je valt hieronder als je voor het eerst studiefinanciering voor het hbo kreeg of krijgt vanaf of na september

54 Beroep op financiële steun uit het Profileringsfonds van de HAN Hiervoor moet je voldoen aan een of meer van de volgende voorwaarden. Je hebt door ziekte of een functiebeperking aantoonbaar meer studievertraging dan één jaar. Je loopt door zwangerschap en bevalling of door bijzondere familieomstandigheden aantoonbare studievertraging op. De oorzaak van de studievertraging ligt aantoonbaar bij de manier waarop de opleiding is ingericht of het onderwijs is georganiseerd. Je bent naast je studie steeds bezig met het beoefenen van topsport, je beschikt over een jaarlijkse HAN-(topsport)verklaring en hebt aantoonbare studievertraging. Je hebt een bestuursfunctie bij een studentenorganisatie en je loopt hierdoor studievertraging op. Dit geldt ook voor het lidmaatschap van de opleidingscommissie en de faculteits-, instituuts- of medezeggenschapsraad. Financiële noodsituaties In geval van acute en incidentele financiële nood kun je een beroep doen op het noodfonds van de HAN. In een aantal financiële noodsituaties kun je een beroep doen op een particulier fonds. Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Financiën Netwerk Diversiteit FGGM Het Netwerk Diversiteit FGGM stimuleert beleidsontwikkeling en -uitvoering waarbij, zowel vanuit het student- als vanuit het medewerkersperspectief, optimaal rekening gehouden wordt met het feit dat individuen van elkaar verschillen, niet alleen allochtoon en autochtoon, maar ook man en vrouw, jong en oud, wel en niet met een functiebeperking of chronische ziekte, seksuele geaardheid, religie, burgerschap, burgerlijke staat, enzovoort. Het Netwerk streeft naar een klimaat waarbinnen er voor studenten en medewerkers continue aandacht is voor de eigen positie en de daarmee samenhangende individuele (on)mogelijkheden. Daarnaast dient uiteraard ook aandacht te zijn voor de collectieve onderwijs- en organisatiedoelstellingen. Het Netwerk ziet het als een uitdaging om die beide belangen (individu organisatie) tot zijn recht te laten komen. Netwerk.Diversiteit-GGM@Han.nl Telefoon: Nevzat Cingöz, voorzitter Netwerk 8.3 Studenteninformatievoorziening HAN Voorlichtingscentrum Met al je vragen kun je terecht bij de medewerkers van het HAN Voorlichtingscentrum. Zij kunnen je alles vertellen over bijvoorbeeld de (master)opleidingen, samenwerkingsvormen, voorlichtingsactiviteiten of organisatiegegevens van de HAN. Hieronder staan de contactgegevens: HAN Voorlichtingscentrum (HVC) Openingstijden: maandag t/m vrijdag uur. Telefoon: info@han.nl. Studiecentra De HAN beschikt over 6 studiecentra, 2 in Arnhem en 4 in Nijmegen. De studiecentra HAN voorzien studenten, docenten, onderzoekers en lectoren ten behoeve van studie of werk van vakliteratuur, zowel fysiek als digitaal, en ondersteunen en bemiddelen bij het zoeken, vinden, beoordelen, verwerken en publiceren van deze vakinhoudelijke informatie. Op de volgende locaties kun je van een studiecentrum gebruikmaken: Studiecentrum Kapittelweg; Kapittelweg 33, Nijmegen Studiecentrum Sport en Bewegen Gymnasion; Heyendaalseweg 141, Nijmegen Studiecentrum MWD Nijmegen; Prof. Molkenboerstraat 3, Nijmegen Studiecentrum Educatie; Kapittelweg 35, Nijmegen Studiecentrum Economie-Techniek; Ruitenberglaan 31, Arnhem Studiecentrum Pabo Arnhem; Ruitenberglaan 27, Arnhem. 54

55 Voor meer informatie, onder andere over de openingstijden en telefoonnummers, kun je terecht op de website van de studiecentra: International Office Het HAN International office kent twee locaties, één in Arnhem op de Ruitenberglaan 31 en één in Nijmegen op de Kapittelweg 33, B0.02. Medewerkers en studenten kunnen bij het HAN International Office terecht met vragen over onder andere staf- en studentenuitwisseling, beursprogramma s, partneruniversiteiten en -instellingen, buitenlandse samenwerking, internationale projecten, aanmelding studie of stage buitenland, registratie staf mobiliteit buitenland en vragen over visa buitenlandse studenten (bachelor en exchange). Het HAN International Office heeft een informatiebalie die op werkdagen (maandag t/m vrijdag) geopend is van uur. Meer informatie over het HAN International Office is te vinden op HAN Insite / Service Bedrijf / International Office. De Faculteit GGM kent haar eigen contactpersonen binnen het HAN International Office: Yvonne van der Meijs, beleidsmedewerker internationalisering Monique Nederhoed, procescoördinator o.a. uitgaande mobiliteit Agnes van Kalleveen, procescoördinator o.a. inkomende mobiliteit. Voor vragen, stuur een naar international.ggm@han.nl. Verplichte voorbereidingsmodule buitenland Vanaf 1 januari 2013 is het voor iedere student van de faculteit GGM die in het kader van zijn/haar studie naar het buitenland gaat, verplicht om een voorbereidingsmodule te volgen. Alleen studenten die al eerder in het kader van studie of stage voor minstens 3 maanden in het buitenland zijn geweest én studenten uit het buitenland die een volledige opleiding aan de HAN volgen, zijn hiervan uitgezonderd. Een student heeft een aantal mogelijkheden: een voorbereiding als onderdeel van de minor Internationalisering; een voorbereiding als onderdeel van de minor International Sustainable Development Cooperation; de facultaire voorbereidingsmodule voor alle overige FGGM studenten. Voor alle studenten die geen voorbereidingsmodule volgen in het kader van een minor is een faculteitsbrede voorbereidingsmodule ontwikkeld, bestaande uit 3 verplichte bijeenkomsten, vaak voorafgegaan en /of aangevuld met een instituuts- of opleidingsspecifiek deel. Je meldt je voor de facultaire voorbereidingsmodule aan door het aanmeldformulier in te vullen en per te sturen naar: international.ggm@han.nl. Voor meer informatie over de inhoud van het voorbereidingsprogramma en de data van de bijeenkomsten, kun je terecht op de insite van het International Office. Het Hogeschoolblad Sense Op de hoogte blijven van alles wat te maken heeft met de HAN? In het magazine Sense vind je alles over belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen binnen en buiten de HAN. En natuurlijk staan er spraakmakende artikelen in over studeren, stagelopen en vrije tijd. Op de website van Sense kun je alles nalezen en reageren op de artikelen: Overige voorzieningen Kantine en studentencafé De kantine is van maandag tot en met donderdag van uur geopend. Op vrijdag is de kantine tot uur geopend. Tussen en uur kun je in de kantine terecht voor een warme maaltijd. Tijdens schoolvakanties is de kantine beperkt geopend: van tot uur. Studentencafé Zalloon is op maandag tot en met vrijdag van tot uur geopend. Op tentamenen lesvrije dagen is het café gesloten. 55

56 CampusStore In de CampusStores van Arnhem en Nijmegen kun je terecht voor: - Kantoorartikelen en kaarten - Readers - HAN-artikelen, cadeau-artikelen, relatiegeschenken, HAN sportkleding en hygiëne-artikelen - Post dienstverlening - Copyshop De CampusStore in Nijmegen is te vinden op de Kapittelweg 33 in ruimte D0.40. De winkel is van maandag tot en met donderdag geopend van 8.30 tot uur en op vrijdag tot uur. Copyshop De copyshop bevindt zich op de begane grond van de D-vleugel in de CampusStore. Studenten kunnen bij de copyshop onder andere terecht voor: zwart-wit kopieën vanaf een oplage van 70 pagina s; het kopiëren van sheets; het inbinden en/of lamineren van verslagen en dergelijke; het maken van kleurenkopieën. Tijdens openingstijden is de copyshop te bereiken via Openingstijden: zie CampusStore. N.B.: Op elke verdieping staan kopieerapparaten (copiers/printers) waar studenten en medewerkers met hun HAN-card zelf kunnen kopiëren. Behandelcentrum IPS Het Behandelcentrum IPS biedt studenten en medewerkers van de HAN met dreigende en reeds aanwezige lichamelijke klachten behandelingen aan op het gebied van Ergotherapie (werkplekonderzoek), Fysiotherapie, Logopedie en Voeding en Diëtetiek. Het Behandelcentrum IPS is primair opgezet om studenten de mogelijkheid te geven in huis echte patiënten te behandelen en te begeleiden onder supervisie van een gekwalificeerde paramedische professional. Bezoekadres: Behandelcentrum IPS Kantoor: B1.02 (administratie) Behandelkamer: C1.25 Kapittelweg EN Nijmegen Zie voor meer informatie HAN Insite / Gezondheid Gedrag en Maatschappij / Over ons / Behandelcentrum IPS Audiovisueel Centrum FGGM Bij het Audiovisueel Centrum FGGM (AVC) kun je terecht voor verschillende diensten op het gebied van audiovisuele media. Je kunt ons bereiken via audiovisueelcentrum.ggm@han.nl en Of kom langs in D1.26 aan de Kapittelweg. We zijn alle werkdagen van uur aanwezig. Voor alle aanvragen/reserveringen geldt: minimaal twee weken van te voren aanvragen. Het Praktijkhuis: voor toekomstige zorgprofessionals Het Praktijkhuis is een interdisciplinaire leer-/werkomgeving binnen de HAN. Studenten van de paramedische en verpleegkundige opleidingen leren samen met docenten te werken aan realistische praktijksituaties binnen de gezondheidszorg, zoals het oefenen met simulatiepatiënten. Meer informatie over de activiteiten en faciliteiten van het Praktijkhuis vind je op het weblog: Sportfaciliteiten Studenten van de HAN kunnen een sportkaart aanschaffen, waarmee gebruik gemaakt kan worden van de accommodaties van HAN Seneca (het centrum voor sport en gezondheid van de HAN), de accommodaties van de Gemeente Arnhem of de sportfaciliteiten van de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie voor meer informatie de volgende websites:

57 Topsportvoorzieningen Ben je topsporter en studeer je aan de HAN? De HAN kent een topsportregeling waarin voorzieningen voor topsporters zijn vastgelegd. Er zijn speciale voorzieningen voor topsporters om de combinatie van onderwijs en topsport te vergemakkelijken. Het betreft onder meer deze voorzieningen: roosterfaciliteiten met het oog op trainingstijden; spreiding of verschuiving van tentamens tijdens wedstrijden en trainingskampen; vervangende opdrachten bij verzuim van verplichte colleges of bij het missen van tentamens; (werk)colleges volgen binnen andere groepen. Als je gebruik wilt maken van de topsportregeling, meld je je bij de HAN-topsportcoördinator. HAN-topsportcoördinator is Lotte Visschers. Telefoon: of Voor meer informatie zie de website van de HAN of de procedure van de topsportregeling. HAN Employment HAN Employment is het arbeidsloket van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat bemiddelt tussen hbo/wo-afgestudeerden, studenten en werkgevers. Wij bieden bedrijven en instellingen de mogelijkheid om via dit loket vacatures voor vaste banen, bijbanen en werkervaringsplaatsen onder de aandacht te brengen bij onze studenten en alumni. Kandidaten en studenten kunnen bij ons terecht voor trainingen op het gebied van solliciteren, netwerken en arbeidsmarktoriëntatie. Zie voor meer informatie en de contactgegevens de volgende website: HAN Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap (CvVO) HAN CvVO is een onderdeel van de HAN dat bijdraagt aan het realiseren van activiteiten, projecten en financiering rondom valoriseren (circulatie van kennis), innoveren, subsidieadvies en ondernemerschap. Het HAN CvVO bundelt op één plek binnen de HAN kennis en ervaring in ondernemend onderwijs, valorisatienetwerken en het verzilveren van subsidiekansen. Telefoon: Het HAN CvVO is tevens bereikbaar via: HAN-talencentrum en De Taalkamer Taalondersteuning (studenten) In de meeste opleidingen moeten studenten veel schrijven of mondeling presenteren. Dat gaat niet bij iedereen vanzelfsprekend goed. In De Taalkamer van het HAN-Talencentrum kunnen studenten terecht voor individuele taalcoaching, maar ook voor cursussen schrijven, spelling en NT2. Er is ook een cursus voor studenten met dyslexie. De cursussen zijn bedoeld voor Nederlandstalige, Duitstalige en anderstalige studenten. Cursussen en trainingen (studenten, medewerkers, externen) Naast de taalondersteuning voor studenten hebben wij een groot en gevarieerd aanbod aan cursussen en trainingen Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans. Zie voor meer informatie en de contactgegevens HAN Insite / Educatie / Talencentrum ( Schrijfcoaching Heb je behoefte aan schrijfcoaching bij het schrijven van je (afstudeer)verslag of scriptie? Wil je werken aan je spreekvaardigheid? Moet je een presentatie geven, maar voel je je onzeker of wil je samen kijken naar de opzet? Dan kun je je aanmelden voor schrijfcoaching. In sessies van drie kwartier per keer werk je samen met een taalcoach aan jouw schrijfproduct of presentatie. 57

58 Kosten schrijfcoaching Wij werken met een persoonlijke strippenkaart van 2 of 5 strippen; 1 strip is goed voor 1 coachingsgesprek. De strippenkaart met 5 strippen wordt het meest gebruikt. De kaart met 2 strippen is alleen handig als je al bijna helemaal klaar bent met je scriptie of als aanvulling op de kaart met 5 strippen. De strippenkaart met 2 strippen kost 100,- en een strippenkaart met 5 strippen kost 185,-. Als je een doorverwijzing hebt van je slb'er, betaalt je opleiding voor deze strippenkaart. Het kan zijn dat jouw slb'er bepaalt hoeveel strippen jij vergoed krijgt. Zie voor meer informatie HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Taalondersteuning en schrijfcoaching Cursussen taalondersteuning Naast individuele coaching kun je bij De Taalkamer ook cursussen volgen. Op de site van De Taalkamer lees je meer over de inhoud, kosten en de startdata. Bij elke cursus vind je een aanmeldformulier. Voor een cursus kun je, net als voor coaching, doorverwezen worden door je slb'er. Kosten cursus taalondersteuning Een cursus van 8 weken kost 185,- of 200,-. Een cursus van 4 weken kost 100,- Als een student een doorverwijzing heeft van zijn/ haar slb er, sturen wij de rekening naar het instituut. In de meeste instituten monitoren de senior slb ers het aantal inschrijvingen. Op de site van De Taalkamer staat meer informatie over annuleringsvoorwaarden en kosten die mogelijk voor rekening van de student komen. Taalcursussen die in aanmerking kunnen komen voor vergoeding: Type cursus Eerste hulp bij spelling Eerste hulp bij zinnen Schrijven met dyslexie Schrijfvaardigheid voor NT2 ers Schrijfvaardigheid voor Caribisch-Nederlandse studenten Voor wie? Studenten met Nederlands als moedertaal. Studenten die Nederlands als hun moedertaal ervaren. Studenten in de hoofd- en eindfase met Nederlands als moedertaal. Studenten in de hoofd- en eindfase die Nederlands als moedertaal ervaren. Studenten met (vormen van) dyslexie. Anderstalige studenten die het staatsexamen NT2, programma II hebben gehaald. Caribisch-Nederlandse studenten. 8.6 Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte Voor studenten met een functiebeperking of chronische ziekte is studeren soms lastig. Vaak moeten er op de instelling speciale faciliteiten zijn. Zulke functiebeperkingen zijn bijvoorbeeld doofheid of blindheid, maar ook rolstoelgebruik, epilepsie, dyslexie, diabetes of psychische problemen. De HAN houdt hier waar redelijk en haalbaar rekening mee door verschillende voorzieningen. De examencommissie van de betreffende opleiding beslist over toekenning daarvan. Mogelijke voorzieningen Aanpassingen toegankelijkheid gebouwen. Studiehulpmiddelen. Tentamenfaciliteiten. Mogelijke alternatieven in het studieprogramma. Roosteraanpassingen. Beperkte aanwezigheidsplicht. Financiële voorzieningen bij studievertraging. 58

59 Uitzondering: persoonlijke verzorging Studenten met een functiebeperking die hulp nodig hebben bij persoonlijke (dagelijkse) verzorging, moeten zelf zorg dragen voor deze ondersteuning. Regelen van de nodige voorzieningen vanwege een functiebeperking Als je een functiebeperking of chronische ziekte hebt en je wilt gebruik maken van speciale voorzieningen dan kun je het beste contact opnemen met de senior studieloopbaanbegeleider voor een intakegesprek. Bij dit gesprek kan, indien gewenst, ook de studentendecaan aanwezig zijn. In het gesprek wordt besproken welke begeleiding en welke voorzieningen gewenst zijn. Ook komen de mogelijke belemmeringen bij de studie en de toekomstige beroepsmogelijkheden aan bod. De studentendecaan geeft informatie over de faciliteiten die HAN-breed zijn vastgesteld. Na het intakegesprek wordt er een verslag gemaakt van de wensen t.a.v. begeleiding, regelingen en voorzieningen. Vervolgens kan de senior studieloopbaanbegeleider (indien nodig) bij examencommissie en/of faculteitsdirectie de gewenste voorzieningen aanvragen. Na goedkeuring kunnen de definitieve afspraken vastgelegd worden in een onderwijsovereenkomst. Je kunt je aanmelden voor een intakegesprek via Vermeld je naam, de opleiding, studentnummer en je functiebeperking. Rechten bij de HAN als er sprake is van dyslexie Als je een officiële dyslexieverklaring hebt, kun je een beroep doen op speciale voorzieningen, zoals extra tijd bij tentamens, teksten met een groter lettertype en aangepaste toetsvormen. Mogelijke voorzieningen Bij alle HAN-opleidingen kom je in aanmerking voor: - verlenging van tijd bij tentamens (25% van de tentamentijd); - tentamens met een groter lettertype. In sommige gevallen heb je misschien verdergaande vormen van ondersteuning nodig. Je hebt daar alleen dan recht op voor zover de aanpassingen geen onevenredige belasting vormen voor de opleiding en niet de inhoudelijke eisen van de opleiding aantasten. De examencommissie (of de directeur van het betrokken instituut of opleiding) beslist of dergelijke voorzieningen daadwerkelijk geboden kunnen worden. Als je gewend bent bepaalde hulpmiddelen te gebruiken ter ondersteuning bij dyslexie (bijv. readingpen, daisy-speler, Kurzweil) kun je bespreken of dat ook mogelijk is binnen je opleiding. In principe ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de aanschaf van dergelijke hulpmiddelen. Het is mogelijk om thuis en op school gebruik te maken van Kurzweil. Wat je kunt doen als je denkt dat je dyslexie hebt Diagnose dyslexie en dyslexieverklaring Als het vermoeden bestaat dat er sprake is van dyslexie, kun je je laten testen. Als het onderzoek uitwijst dat je dyslectisch bent, krijg je een officiële dyslexieverklaring. Je hebt dan recht op extra voorzieningen, zoals extra tentamentijd. Als je studievertraging oploopt, zijn er mogelijkheden om in aanmerking te komen financiële ondersteuning. 18 Vrijwel elke orthopedagoog is in staat een onderzoek naar dyslexie af te nemen. De kosten hiervoor bedragen dan al gauw 700 tot Onderzoek naar dyslexie (studentvriendelijke prijzen) OPM Nijmegen, een maatschap van orthopedagogen en GZ-psychologen, neemt bij studenten een dyslexieonderzoek af en geeft bij constatering van dyslexie een officiële dyslexieverklaring af. Kosten liggen tussen 400 en 450. Contactgegevens Adres: Toernooiveld 5, Nijmegen Telefoon: Studenten kunnen bellen voor een afspraak op donderdagavond tussen en uur en vragen naar Monique Braat of Mieke Willemsen. Internet: 18 Voor meer informatie zie: paragraaf: Financiële ondersteuning bij bijzondere omstandigheden (o.a. profileringsfonds) in dit hoofdstuk en HAN Insite / Service Bedrijf / HAN Studiesucces / Ik heb vragen over / Financiën 59

60 Begeleiding/cursussen voor studenten met dyslexie De Taalkamer van het HAN-Talencentrum biedt verschillende taalcursussen aan, waaronder een cursus 'Schrijven met dyslexie'. Hulpmiddelen dyslexie (Kurzweil) Informatie over het softwareprogramma Kurzweil voor dyslectische studenten. Kurzweil is een softwareprogramma dat van oorsprong bestemd is voor dyslectische studenten. Het leest alle soorten teksten voor en kan ook gebruikt worden als je zelf teksten schrijft. Het programma spreekt tijdens het typen de letters, woorden of hele zinnen uit. Zo hoor je zowel de spelling als de zinsconstructie. Daarnaast heeft Kurzweil nog veel andere mogelijkheden o.a. op het gebied van overzicht en ordening. Het programma is door alle studenten en medewerkers met een geldig HANaccount te gebruiken. Zij kunnen Kurzweil ook thuis gebruiken. Hoe kan ik Kurzweil aanvragen en gebruiken? Studenten en medewerkers die Kurzweil willen gebruiken, kunnen dit bij de ServiceDesk van de HAN aanvragen. De ServiceDesk stelt dan de software beschikbaar in HAN Workspace. Workspace biedt studenten en medewerkers van de HAN toegang tot de virtuele eigen HAN werkplek. Nadat de ServiceDesk Kurzweil heeft geactiveerd, kan hiermee via HAN Workspace worden gewerkt. Als je vervolgens Kurzweil opstart in HAN Workspace krijg je een inlogscherm te zien. Kies een gebruikersnaam en log in. Op Insite HAN staat uitgelegd hoe je HAN Workspace installeert op je computer of notebook. Hoe kan ik ondersteuning krijgen in het gebruik van Kurzweil? Zijn er trainingen? In Kurzweil zelf zit een handige helpfunctie. Door op F1 te drukken wordt de helpfunctie gestart. Tevens kun je op de website veel informatie vinden over Kurzweil. De HAN biedt geen specifieke trainingen aan in het gebruik van Kurzweil. Voor vragen kun je terecht bij de 60

61 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens 61

62 1 Onderwijs- en examenregeling bacheloropleiding Creatieve Therapie In de tekst van onderstaande Onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding staat op een aantal plaatsen niet van toepassing of n.v.t.. Dit komt doordat de OER van de opleiding gebaseerd is op een Kader-OER. De HAN stelt jaarlijks een kader voor de OER vast, die voor alle opleidingen van de HAN geldt. In dit kader zijn zowel bepalingen opgenomen die voor iedere opleiding gelden, als bepalingen die niet voor iedere opleiding gelden. De opleiding kan ten aanzien van deze laatste bepalingen kiezen of die passend zijn voor de opleiding. Als een opleiding besluit dat een bepaling niet passend is voor de opleiding en dus niet in de OER van de opleiding wordt opgenomen, wordt bij die bepaling de tekst niet van toepassing of n.v.t. opgenomen. Op deze manier wordt voorkomen dat de nummeringen in de OER van verschillende opleidingen van elkaar afwijken en de kans op foutieve verwijzingen toeneemt. Paragraaf 1 Algemene Bepalingen Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). 2. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs, de tentamens en examens in het studiejaar van de bacheloropleiding Creatieve Therapie, hierna te noemen: de opleiding. 3. Van deze regeling maken onverkort deel uit: a. alle hoofdstukken, opgenomen in deel 3 van het opleidingsstatuut; b. de bijlagen, behorend bij deze regeling. 4. A. Het curriculum is uitgewerkt in hoofdstuk 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Als onderwijseenheden zijn gevolgd en tentamens met goed gevolg zijn afgelegd in voorgaande studiejaren van de opleiding die nu niet meer tot het curriculum behoren, dan is in bijlage 1 of 2 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het curriculum en examen worden gerekend. B. Daarnaast is in bijlage 1, 2 en 3 geregeld dat bepaalde (deel-)tentamens die niet zijn opgenomen in dit curriculum, maar wél in dat van het vorige studiejaar nog kunnen worden afgelegd, indien deze in de twee voorgaande studiejaren niet met goed gevolg zijn afgelegd. 5. Als onderwijseenheden zijn gevolgd en tentamens met goed gevolg zijn afgelegd van de door de opleiding verzorgde minoren in voorgaande studiejaren die nu niet meer zijn opgenomen in het minorenaanbod (hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut), dan is in bijlage 3 van deze regeling bepaald of en in hoeverre deze tot het programma van het huidige minoraanbod worden gerekend. 6. Niet van toepassing. 7. In afwijking van lid 2 is niet deze regeling, maar de onderwijs- en examenregeling van de opleiding(en) zoals vastgesteld voor het studiejaar van toepassing op het onderwijs, de tentamens en het examen van de postpropedeutische fase van de opleiding voor studenten die reeds waren ingeschreven voor de postpropedeutische fase van de deeltijd inrichtingsvorm van de opleiding(en) in het studiejaar en/of in de studiejaren daaraan voorafgaand en het afsluitend (bachelor) examen nog niet hebben gehaald. 19 Artikel 1.2 Begripsbepalingen Bijlage 2 van het opleidingsstatuut bevat de betekenissen van de begrippen die voor deze regeling gelden. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Het doel van de opleiding is dat de student op hbo-bachelorniveau de kennis, het inzicht en de vaardigheden verwerft van een startbekwame beroepsbeoefenaar op het gebied van vaktherapie (beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie) in de opleiding Creatieve Therapie (CTO). 19 De deeltijdopleiding is afgebouwd. Voor studenten van de deeltijdopleiding die nog gaan afstuderen, geldt de onderwijs- en examenregeling van de opleiding zoals vastgesteld voor het studiejaar , zoals beschreven in: Opleidingsstatuut Instituut Sociale Studies en Studiegids Opleiding Creatieve Therapie. 62

63 Paragraaf 2 Toelating tot de opleiding Artikel 2.1 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen (profiel, vakken programmaonderdelen) Iemand is toelaatbaar tot de opleiding als hij/zij in het bezit is van: a. havo-diploma (alle profielen), b. vwo-diploma (alle profielen), c. mbo-diploma (niveau 4). Artikel 2.2 Opheffing tekortkomingen nadere vooropleidingseisen Niet van toepassing. Artikel 2.3 Vrijstelling van vooropleidingseisen op grond van andere diploma s en getuigschriften 1. Iemand is vrijgesteld van de vooropleidingseisen zoals bedoeld in artikel 2.1 als hij/zij in het bezit is van een van de volgende diploma s of getuigschriften: a. een getuigschrift van een bacheloropleiding, b. een getuigschrift van een masteropleiding, c. een getuigschrift dat toegang geeft tot het hoger onderwijs in een land dat het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio heeft geratificeerd, d. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat door de minister is aangewezen als tenminste gelijkwaardig aan het havo-diploma of e. een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij besluit van de instituutsdirecteur tenminste gelijkwaardig aan een havo-, vwo- of mbo-diploma wordt beschouwd. Ten behoeve van de besluitvorming kan een diplomawaardering bij de NUFFIC worden gevraagd. Bovengenoemde taak betreffende buitenlandse diploma s is gemandateerd aan het Admissions Office. 2. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma of getuigschrift betreft dient tevens naar het oordeel van de examencommissie blijk te zijn gegeven van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met positief resultaat kunnen volgen van de Nederlandstalige opleiding. Deze taak heeft de examencommissie gemandateerd aan commissie toelatingsonderzoek FGGM. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. Niet van toepassing. 6. Niet van toepassing. Artikel 2.4 Vrijstelling van de vooropleidingseis op grond van toelatingsonderzoek 1. Bij besluit van de instituutsdirecteur kan degene van 21 jaar of ouder worden vrijgesteld van de vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 2.1 als hij bij een toelatingsonderzoek naar het oordeel van de commissie toelatingsonderzoek blijk geeft van geschiktheid voor de opleiding en van voldoende beheersing van de taal waarin de opleiding verzorgd wordt voor het met vrucht kunnen volgen van de opleiding. 2. Het toelatingsonderzoek bestaat uit de volgende onderdelen (die op het niveau van het havoexamen worden afgenomen) en levert de vrijstelling als bedoeld in het vorige lid op indien het toelatingsonderzoek met goed gevolg is afgelegd: a. Nederlands b. Engels 3. De commissie toelatingsonderzoek kan bij haar onderzoek acht slaan op bewijsstukken waaruit blijkt dat degene van 21 jaar of ouder als bedoeld in lid 1de onderdelen als bedoeld in tweede lid op het niveau van het havo-examen beheerst. 63

64 Artikel 2.5 Voldoende beheersing van de Nederlandse taal 1. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 en in artikel 2.4 lid 1 in het geval betrokkene een andere taal dan het Nederlands als eerste taal voert wordt voldaan door: a. het met goed gevolg afleggen van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, NT2- programma II bij de DUO 20, dan wel, b. tijdens zijn buitenlandse vooropleiding bij de betreffende onderwijsinstelling - met positief resultaat - minstens twee jaar onderwijs in de Nederlandse taal heeft gevolgd en het vak Nederlands op taalniveau B2 21 met positief resultaat heeft behaald of c. ten genoegen van de commissie toelatingsonderzoek aantoont dat hij op een andere dan de hierboven bedoelde wijze(n) de Nederlandse taal op taalniveau B2 beheerst om het Nederlandstalige onderwijs met positief resultaat te kunnen volgen. 2. Aan het voldoen aan de eis als bedoeld in het vorige lid dient te zijn voldaan voor het moment van inschrijving. Artikel 2.5A Voldoende beheersing van de Engelse taal Niet van toepassing. Artikel 2.6 Aanvullende eisen 1. In artikel 2.1 staan de eisen opgesomd die gesteld worden aan de vooropleiding van een aspirantstudent. Een aspirant-student moet daarnaast voldoen aan de volgende aanvullende eisen. a. De aspirant-student zet doelgericht en gevarieerd zijn beheersing van zijn toekomstig therapeutisch middel 22 in. b. De aspirant-student kan contact leggen met anderen en het therapeutisch middel, verbaal en non-verbaal. c. De aspirant-student kan beginnend methodisch, stapsgewijs, over zijn ervaringen in zijn/haar therapeutisch middel reflecteren. d. De aspirant-student neemt initiatief tijdens het selectieonderzoek door actief mee te doen met de diverse opdrachten. e. De aspirant-student kan bij het uitvoeren van een opdracht met anderen overleggen, taken verdelen en afstemmen. De aanvullende eisen zijn geoperationaliseerd in gedragsindicatoren per afstudeerrichting (beeldende therapie, dramatherapie, muziektherapie of psychomotorische therapie) De instituutsdirecteur stelt de selectiecriteria en de selectieprocedure vast in een aparte regeling 24. Artikel 2.7 Eisen werkkring bij deeltijdopleidingen De deeltijdopleiding is afgebouwd. Voor studenten van de deeltijdopleiding die nog gaan afstuderen, geldt de onderwijs- en examenregeling van de opleiding zoals vastgesteld voor het studiejaar , zoals beschreven in: Opleidingsstatuut Instituut Sociale Studies en Studiegids Opleiding Creatieve Therapie. Artikel 2.8 Beperking inschrijving beschikbare onderwijscapaciteit Niet van toepassing. Artikel 2.9 Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma Niet van toepassing. Er worden binnen het instituut geen versnelde trajecten gericht op studenten met een vwo-diploma aangeboden. Artikel 2.10 Studiekeuzecheck Niet van toepassing. 20 NT2-programma II is een examenprogramma dat toetst of iemand voldoende Nederlands beheerst voor een baan of opleiding op hbo- of universitair niveau. Het niveau van NT2-programma II komt overeen met taalniveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) / Common European Framework of Reference (CEFR). De kosten van het (her)examen zijn voor rekening van de persoon. Bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) wordt vrijwel elke week een NT-2-examen afgenomen (Amsterdam, Eindhoven, Rijswijk, Rotterdam, Zwolle). 21 D.w.z. taalniveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) / Common European Framework of Reference (CEFR). 22 Therapeutisch middel betekent in deze tekst: beeldendvormen, muziek, drama en beweging en lichaamsbeweging (psychomotorische therapie). 23 Zie: Regeling selectieonderzoek aanvullende eisen CTO, Zie: Regeling selectieonderzoek aanvullende eisen CTO,

65 Paragraaf 3 Opbouw van de opleiding Artikel 3.1 Vorm van de opleiding 1. De opleiding wordt verzorgd in de inrichtingsvorm voltijd Niet van toepassing. 3. De opleiding als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden verzorgd te Nijmegen. 4. Niet van toepassing. 5. In hoofdstukken 1, 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is bepaald welke onderwijseenheden ten behoeve van welke inrichtingsvorm en bijzondere eigenschap worden verzorgd. Artikel 3.2 Indeling en examens van de opleiding 1. De opleiding kent een propedeutische en een postpropedeutische fase. 2. De opleiding kent drie niveaus van bekwaamheid: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. 3. De propedeutische fase is het deel van de major dat is gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van en de geschiktheid voor de opleiding en het beroep. 4. De postpropedeutische fase is het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. 5. De opleiding Creatieve Therapie kent 4 afstudeerrichtingen: Beeldende therapie, Dramatherapie, Muziektherapie en Psychomotorische therapie. 6. Niet van toepassing. 7. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut is in de gegevens van de onderwijseenheden en integrale toetsen bepaald welke onderwijseenheden en integrale toetsen ten behoeve van welke fase, welk niveau en welke afstudeerrichting worden verzorgd. 8. Niet van toepassing. 9. Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en een minor. De minor is een onderdeel van de postpropedeutische fase. 10. Niet van toepassing. 11. In de opleiding worden de volgende examens afgelegd: a. het propedeutische examen; b. het afsluitend examen oftewel bachelorexamen. Artikel 3.3 Major 1. De major is het deel van de opleiding dat is gericht op het verwerven van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau. 2. De voorgeschreven beroepstaken voor de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbobachelorniveau zijn als zodanig beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. Artikel 3.4 Minor 1. De minor is het deel van de postpropedeutische fase van de opleiding dat is gericht op het verdiepen of verbreden van de benodigde competenties voor de voorgeschreven beroepstaken van de startbekwame beroepsbeoefenaar op hbo-bachelorniveau. 2. De minor is een gecertificeerde HAN minor of een vrije minor. 3. De student die een: a. HAN-minor gaat volgen, dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de studieloopbaanbegeleider (middels een mandaat van de examencommissie); b. vrije minor gaat volgen, dient hiervoor vooraf toestemming te vragen en te krijgen van de examencommissie; de studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij de aanvraag tot toestemming en adviseert de examencommissie bij de beslissing op aanvraag. 4. Een vrije minor is een minor die een student: a. bij een andere onderwijsinstelling volgt; b. heeft samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere onderwijsinstelling; of 25 De deeltijdopleiding is afgebouwd. Voor studenten van de deeltijdopleiding die nog gaan afstuderen, geldt de onderwijs- en examenregeling van de opleiding zoals vastgesteld voor het studiejaar , zoals beschreven in: Opleidingsstatuut Instituut Sociale Studies en Studiegids Opleiding Creatieve Therapie. 65

66 c. invult door een module te volgen zoals aangeboden in het deeltijdse of duale onderwijs aan de HAN of een andere hogere onderwijsinstelling. 5. De examencommissie beoordeelt ter toestemming of de minor past binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlapt met de major, het juiste niveau heeft om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling in de minor voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval de vrije minor door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 6. Toestemming door de examencommissie als bedoeld in de leden 3 en 5 van dit artikel houdt tevens in dat de aan de minor verbonden examinatoren als zodanig zijn aangewezen als examinator van de opleiding. 7. Onverkort het bepaalde in de vorige leden valt de ontwikkeling, verzorging en kwaliteitsborging van de volgende gecertificeerde HAN-minoren en de daartoe behorende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast onder de taakstelling en verantwoordelijkheid van de directie en examencommissie van de opleiding. Niet van Toepassing Minoren semester Niet van toepassing. Minoren semester Niet van toepassing. 8. Voor een beschrijving van de minoren, zie hoofdstuk 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 9. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 7 en aan daarbij behorende tentamens als uitgewerkt conform lid 8 worden gelijkgesteld de onderwijseenheden en tentamens van de minoren verzorgd door de opleidingen in voorgaande studiejaren die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 3 van deze regeling. Artikel 3.4A Module Niet van toepassing. Artikel 3.5 Studielast, studiepunten en studieduur 1. De studielast van een opleiding en een onderwijseenheid wordt uitgedrukt in studiepunten. 2. Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studielast. 3. De opleiding heeft een studielast van 240 studiepunten. 4. De propedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op het niveau van hoofdfasebekwaam, heeft een studielast van 60 studiepunten. 5. De postpropedeutische fase van de opleiding, die wordt afgesloten op de niveaus afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam, heeft een studielast van 180 studiepunten. 6. Het eerste deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van afstudeerbekwaam, heeft (los van een eventuele minor op dit niveau) een studielast van 60 studiepunten. 7. Het tweede deel van de postpropedeutische fase, dat wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam, heeft (los van een eventuele minor op dit niveau) een studielast van 90 studiepunten. 8. De major heeft een studielast van 210 studiepunten. 9. De minor, die wordt afgesloten op de niveaus afstudeerbekwaam of beroepsbekwaam, heeft een studielast van 30 studiepunten. 10. Niet van toepassing. 11. Een opleiding is zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar is gebaseerd. 12. Een afstudeerrichting bij de opleiding Creatieve Therapie (Beeldende therapie, Dramatherapie, Muziektherapie of Psychomotorische therapie) wordt afgesloten op het niveau van beroepsbekwaam. Een afstudeerrichting is een onderdeel van de major en heeft een studielast van 210 studiepunten. 13. Niet van toepassing. 14. Niet van toepassing. 66

67 Artikel 3.6 Studielast duale opleiding Niet van toepassing. Artikel 3.7 Uitbreiding studielast 1. In artikel 3.5 is bepaald dat de opleiding 240 studiepunten bevat. In afwijking daarop mag een student méér studiepunten halen om zich te verbreden of te verdiepen. Dit kan de student doen door: a. een of meer extra HAN-gecertificeerde minoren te volgen; b. een of meer extra onderwijseenheden aan de HAN te volgen; en/of c. een honoursprogramma of talentenprogramma van de HAN te volgen. 2. In alle bovengenoemde gevallen dient de student vooraf toestemming te vragen aan en te krijgen van de examencommissie. De examencommissie beoordeelt of de in lid 1 sub a, b of c bedoelde minoren en onderwijseenheden passen binnen het beroepsprofiel van de opleiding, niet overlappen met de opleiding, het juiste niveau hebben om verdiepend of verbredend te zijn, of de kwaliteit van de toetsing en beoordeling voldoende naar de standaard van de opleiding is geborgd en, in geval het een vrije minor betreft die door de student is samengesteld, of deze bestaat uit een onderling afdoende samenhangend geheel van onderwijseenheden. 3. Toestemming voor een honoursprogramma of talentenprogramma als bedoeld in lid 1 sub c kan slechts worden verleend indien de student voldoet aan de selectiecriteria van het betreffende honoursprogramma of talentenprogramma. 4. Voor het volgen van een uitbreiding zoals bedoeld in lid 1 kan slechts toestemming worden verleend indien de student geen studievertraging heeft opgelopen en de feitelijke studieduur van de opleiding voor deze student naar verwachting vanwege de uitbreiding met niet meer dan zes maanden de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding zal overschrijden. Artikel 3.8 Beroepstaken, onderwijseenheden, competenties en modules 1. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden. 2. Niet van toepassing. 3. In de opleiding worden beroepstaken geleerd die een startbekwame beroepsbeoefenaar moet kunnen uitvoeren. Een of meer van deze beroepstaken zijn gerelateerd aan onderwijseenheden. 4. De inhoud van een onderwijseenheid richt zich op een aantal samenhangende competenties. 5. Een onderwijseenheid heeft een studielast van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. 6. In afwijking van lid 5 kan een onderwijseenheid in een opleiding een andere omvang kennen indien dat volgt uit een wet in formele zin, een AMvB, een ministeriële regeling, een besluit van de Vereniging Hogescholen of overeenkomsten die voortvloeien uit samenwerkingen met andere hoger onderwijsinstellingen. Paragraaf 4 Propedeutische fase van de opleiding Artikel 4.1 Samenstelling propedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de propedeutische fase. 2. Hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Aan onderwijseenheden als bedoeld in lid 1, aan daarbij behorende tentamens en aan de integrale toets worden gelijkgesteld de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen uit voorgaande studiejaren van de opleidingen die als zodanig zijn opgenomen in bijlage 1 van deze regeling. Paragraaf 5 Studieadvies in de propedeutische fase van de opleiding Artikel 5.1 Studieadvies propedeutische fase 1. Uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase van de opleiding ontvangt iedere student door of namens de instituutsdirecteur een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. Niet van toepassing. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan aan de student een studieadvies uitgebracht worden zolang hij het propedeutisch examen nog niet met goed gevolg heeft afgelegd. 67

68 Artikel 5.2 Voorlopig studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding, zo mogelijk voor de eerste keer aan het eind van de vijfde maand van inschrijving en indien nodig volgend op een eerder gegeven studieadvies, ontvangt iedere student met op dat moment dusdanig onvoldoende studieresultaten dat een succesvolle studievoortgang niet waarschijnlijk is, van de instituutsdirecteur als waarschuwing schriftelijk een voorlopig negatief studieadvies. 2. Tot het uitbrengen van een voorlopig negatief studieadvies zoals bedoeld in lid 1 wordt overgegaan indien de student niet aan het einde van de tweede onderwijsperiode ten minste 25 studiepunten heeft behaald. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. Niet van toepassing. 6. Tot het uitbrengen van een voorlopig positief studieadvies wordt overgegaan indien de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding 45 studiepunten of meer uit het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut met goed gevolg heeft afgelegd. 7. Niet van toepassing. 8. Niet van toepassing. 9. Niet van toepassing. 10. Niet van toepassing. Artikel 5.3 Definitief studieadvies in het eerste jaar van inschrijving 1. Tot het uitbrengen van een negatief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student niet ten minste 45 van de conform het toetsprogramma als volgend uit artikel 4.1 en de gegevens onderwijseenheden en integrale toets in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut te behalen studiepunten heeft behaald, tenzij vanwege inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de student door de instituutsdirecteur, onder door de instituutsdirecteur te stellen voorwaarden, hiervan wordt afgezien. 2. Niet van toepassing. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. Aan een negatief studieadvies is een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd verbonden (het bindend negatief studieadvies) mits het uitbrengen van een voorlopig advies als bedoeld in artikel werkdagen aan het negatief studieadvies is voorafgegaan. 6. Niet van toepassing. 7. Indien het advies bedoeld in lid 1 niet voor een beëindiging inschrijving kan worden afgegeven om reden dat de student eerst aan het einde van de maand een verzoek tot beëindiging inschrijving voor de opleiding doet, kan dit advies in verband met en in het verlengde van de uitschrijving onverwijld na de beëindiging inschrijving afgegeven worden en wordt aan dit advies een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd zoals bedoeld in lid 5 en lid 6 verbonden. 8. Tot het uitbrengen van een positief studieadvies aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van de opleiding wordt overgegaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. 9. Niet van toepassing. Artikel 5.4 Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Niet van toepassing. 2. Niet van toepassing. 3. Niet van toepassing. 4. Niet van toepassing. 5. Niet van toepassing. 68

69 Artikel 5.5 Persoonlijke omstandigheden 1. Onder persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1/de leden 1 van artikel 5.3 en artikel 5.5 wordt uitsluitend verstaan: a. ziekte van de student; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van de student; c. zwangerschap van de studente; d. bijzondere familieomstandigheden; e. lidmaatschap van medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie; f. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit. 2. Zodra één of meer van de persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1 zich voordoet, stelt de student zijn studieloopbaanbegeleider hiervan per direct in kennis. Artikel 5.6 Het recht gehoord te worden Voordat een negatief studieadvies wordt uitgebracht waaraan een bindende afwijzing voor onbepaalde tijd als bedoeld in lid 5 en 7 van artikel 5.3 is verbonden, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Paragraaf 6 Postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 6.1 Samenstelling postpropedeutische fase 1. In hoofdstuk 1 van deel 3 van het opleidingsstatuut is een overzicht opgenomen van de aangeboden onderwijseenheden en de integrale toets in de postpropedeutische fase. 2. Hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bevat van alle onderwijseenheden en de integrale toets als bedoeld in het vorige lid, het overzicht van de gegevens met betrekking tot het onderwijs en de tentaminering. 3. Bijlage 2 van deze regeling bevat een overzicht van alle onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van voorgaande jaren, die gelijk gesteld worden met de onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen als bedoeld in lid Niet van toepassing. Paragraaf 7 Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding Artikel 7.1 (Deel)tentamen en integrale (deel)toets 1. Een tentamen is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij een onderwijseenheid. Het tentamen omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 2. Een integrale toets is een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitude in samenhang met elkaar, die behoren bij het beroepshandelen waarin een of meer beroepstaken een rol spelen. De integrale toets omvat mede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. Aan iedere onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit deeltentamens. Een student slaagt voor een tentamen als het met goed gevolg is afgelegd. Als een tentamen bestaat uit deeltentamens, dan slaagt de student als alle deeltentamens met goed gevolgd zijn afgelegd. Dit geldt niet als een compensatieregeling is opgenomen voor de resultaten van de deeltentamens (zie tentaminering van hoofdstuk 2, 3, 4 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij de onderwijseenheid waartoe het betreffende tentamen behoort). 4. In artikel 3.2 lid 2 worden 3 niveaus genoemd. Ieder niveau bevat een of meerdere beroepstaken. In de voltijdse en in de deeltijdse opleiding wordt ten minste 1 integrale toets afgenomen op het niveau hoofdfasebekwaam en 1 op het niveau beroepsbekwaam. 5. Een integrale toets is aan een of meerdere onderwijseenheden verbonden, tenzij de integrale toets vanwege een daartoe strekkend besluit van de examencommissie door haar zelf wordt afgenomen als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW. Een integrale toets kan bestaan uit deeltoetsen. De integrale toets is behaald als deze met goed gevolg is afgelegd, respectievelijk alle daartoe behorende deeltoetsen met goed gevolg zijn afgelegd. 6. Het volledige toetsprogramma van de opleidingen in tentamens en integrale toetsen, inclusief de integrale toetsen die door de examencommissie zelf worden afgenomen, is qua inhoud, vorm en 69

70 samenhang beschreven in de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 7. In het toetsprogramma als bedoeld in het vorige lid is vastgelegd of en in hoeverre een of meerdere (deel)tentamens als bedoeld in de leden 1 en 3 en/of en in hoeverre een of twee onderzoeken van de examencommissie als bedoeld in artikel 7.10 lid 2 WHW gelden als een of meerdere integrale (deel)toetsen. 8. De examinator drukt de kwalificatie van een tentamen of een integrale toets uit in een cijfer. 9. Als een tentamen of integrale toets bestaat uit deeltentamens/deeltoetsen, dan kan de kwalificatie van de deeltentamens/deeltoetsen worden uitgedrukt in een cijfer, maar ook in voldaan of niet voldaan. 10. De kwalificatie van een tentamen (dus niet van een deeltentamen) of integrale toets (dus niet een deeltoets), wordt uitgedrukt in een van de volgende cijfers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10. Een student slaagt bij een 6 of hoger. Een student slaagt niet bij een 5 of lager. 11. Cijfers met de decimaal,1;,2;,3;,4 worden tot hele cijfers afgerond naar beneden. Cijfers met de decimaal,5;,6;,7;,8;,9 worden tot hele cijfers afgerond naar boven. Een cijfer voor een deeltentamen of deeltoets wordt niet afgerond tot een heel cijfer, maar tot een cijfer met 1 decimaal. Cijfers met de tweede decimaal,.1;,.2;,.3;,.4 worden tot 1 decimaal afgerond naar beneden. Cijfers met de tweede decimaal,.5;,.6;,.7;,.8;,.9 worden tot 1 decimaal afgerond naar boven. 12. De laatst behaalde kwalificatie voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toetsen geldt als definitieve kwalificatie. 13. Indien de student een voldoende heeft behaald voor een (deel)tentamen of een integrale (deel)toets, mag hij niet meer deelnemen aan dezelfde (deel)tentamen of integrale (deel)toets. 14. In afwijking van lid 8 en lid 10 kan in de volgende gevallen in plaats van een cijfer de kwalificatie voldaan/niet voldaan worden gegeven: a. indien een onderwijseenheid bestaat uit meerdere deeltentamens en de kwalificatie van één of meerdere deeltentamens uitgedrukt is met de kwalificatie voldaan én vrijstelling is verleend voor het behalen van een of meerdere deeltentamens zonder dat de kwalificatie van de deeltentamens uitgedrukt is in een cijfer; b. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een buitenlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10; c. indien het gaat om een met goed gevolg afgelegd tentamen betrekking hebbend op een vrije minor behaald bij een andere Nederlandse onderwijsinstelling waarbij het niet mogelijk is om de daar behaalde kwalificatie om te zetten in een kwalificatie zoals bedoeld in lid 8 en lid 10. Artikel 7.2 Volgorde (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Een student mag deelnemen aan een tentamen of integrale toets van de postpropedeutische fase als hij/zij in het bezit is van: het propedeutisch getuigschrift van de desbetreffende opleiding van de HAN; of een propedeutisch getuigschrift van de opleiding van een andere instelling voor hoger onderwijs; of een vrijstelling van de instituutsdirecteur voor het hebben van een propedeutisch getuigschrift. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de examencommissie op verzoek van de student toestemming verlenen tot het afleggen van tentamens van de postpropedeutische fase nog voordat het propedeutisch examen is behaald. 3. Voor deelname aan sommige tentamens/integrale toetsen van een onderwijseenheid is vereist dat de student geslaagd is voor bepaalde andere tentamens/toetsen. Deze zogeheten ingangseisen zijn te vinden in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij ingangseisen bij de onderwijseenheden. Artikel 7.2A Onderwijseenheden met een aanwezigheidsverplichting 1. Voor deelname aan sommige (deel)tentamens/(deel)toetsen van een onderwijseenheid is vereist dat de student deelgenomen heeft aan het onderwijs (of bepaalde delen daarvan) van die onderwijseenheid. De precieze voorwaarden van deze aanwezigheidsverplichting zijn te lezen in hoofdstuk 2, 3 of 5 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij ingangseisen, beoordelingscriteria en/of tentaminering van de onderwijseenheden. 70

71 2. De student kan vrijstelling krijgen van de aanwezigheidsverplichting. Hij/zij moet daarvoor toestemming krijgen van de examencommissie. De examencommissie kan vervangende eisen opleggen. 3. De taak als bedoeld in lid 2 is door de examencommissie gemandateerd aan de examinator. Artikel 7.3 Frequentie van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een (deel)tentamen van een onderwijseenheid af te leggen. 2. De opleiding stelt de student in de gelegenheid twee keer per studiejaar een integrale (deel)toets af te leggen. 3. In afwijking van lid 1 en 2 wordt in de gevallen waarin naar de aard van de betreffende onderwijseenheden en de toetsing en beoordeling daarin een tweede gelegenheid niet mogelijk is, een keer per studiejaar de gelegenheid geboden het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets af te leggen. Indien dit het geval is, is dat opgenomen in de beschrijving van de betreffende OWE in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 4. In afwijking van lid 1, 2 en 3 alsook van artikel 7.1 lid 13 kan de examencommissie beslissen dat de student een extra gelegenheid heeft tot het afleggen van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets. Daartoe dient de examencommissie tijdig een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van de student te ontvangen. De examencommissie draagt er zorg voor dat de betreffende examinatoren en student tijdig en schriftelijk geïnformeerd worden over haar besluit. Artikel 7.4 Vorm van de (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen De (deel)tentamens/integrale (deel)toetsen kunnen in verschillende vormen worden afgelegd. In hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut bij tentaminering van de onderwijseenheden is te lezen in welke vorm precies. De examencommissie kan in bijzondere gevallen daarvan afwijken. Artikel 7.4A Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student kan de examencommissie verzoeken om deel te mogen nemen aan leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen. Dit mag alleen als: de student slaagde voor eerdere (deel)tentamens of examens in het hoger onderwijs of ander bewijs heeft dat hij/zij bepaalde competenties heeft aangeleerd; en dit niet voldoende is om vrijstelling te krijgen voor tentamens; en de student toch de juiste competenties heeft voor de beroepstaken die behoren bij een of meerdere onderwijseenheden. Ook de student die weliswaar vrijstelling kan krijgen voor een tentamen, maar toch deel wil nemen aan een tentamen, kan verzoeken om een leerwegonafhankelijk tentamen/toets. 2. Leerwegonafhankelijke (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen kunnen bij de start van de opleiding of tijdens de opleiding worden afgelegd zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheden waaraan deze tentamens regulier verbonden zijn respectievelijk waarin inzicht in samenhang tussen de desbetreffende beroepstaken geleerd wordt. 3. Als een student een verzoek (met het bewijsmateriaal) indient zoals bedoeld in lid 1, dan beoordeelt de examencommissie dit verzoek en neemt zij vervolgens een gemotiveerd besluit. Binnen 20 werkdagen (gerekend vanaf het moment dat de student het verzoek indiende) deelt de examencommissie haar besluit mee aan de student en de betreffende medewerkers. 4. In het besluit (zoals bedoeld in het vorige lid) wijst de examencommissie ook de examinatoren aan en bepaalt zij de toetsvormen. Het kan ook zijn dat de examencommissie beslist dat de leerwegonafhankelijke (deel)tentamens/(deel)toetsen volgens het gewone toetsprogramma moeten worden afgelegd. Artikel 7.5 Het afleggen van (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen door studenten met handicap of chronische ziekte De examencommissie stelt de student met een handicap of chronische ziekte op diens verzoek in de gelegenheid (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen af te leggen op een wijze die is aangepast aan zijn functiebeperking(en), een en ander conform wat is bepaald in het instellingsspecifieke deel van het studentenstatuut. Artikel 7.6 Openbaarheid mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. Mondelinge (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen zijn in principe openbaar. 2. De examencommissie kan in bijzondere gevallen de openbaarheid begrenzen of niet toestaan. 71

72 Artikel 7.7 Bekendmaking uitslag tentamen en uitslag integrale toets 1. De uitslag van een mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale (deel)toets wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt aan de student, uiterlijk binnen 5 werkdagen. 2. De examinator stelt de uitslag van een niet mondeling afgenomen (deel)tentamen of een niet mondeling afgenomen integrale (deel)toets vast en draagt zorg voor de invoering in het studentinformatiesysteem van de HAN binnen 15 werkdagen na de dag waarop het (deel)tentamen of de integrale (deel)toets is afgelegd. 3. Op verzoek van de student deelt de examinator hem de uitslag van het (deel)tentamen of de uitslag van de integrale (deel)toets schriftelijk mee. 4. De examinator die het tentamen afnam kan de uitslag van een afgenomen (deel)tentamen of een afgenomen integrale (deel)toets alleen dan nog na invoering in het studentinformatiesysteem herzien als daar gegronde redenen toe zijn. De examinator doet gemotiveerd mededeling van deze wijziging aan de student en de examencommissie. 5. Indien ondubbelzinnig en zonder voorbehoud is vastgesteld dat er in het studentinformatiesysteem van de HAN een foutief tentamenresultaat is ingevoerd waardoor de toegekende kwalificatie op het beoordelingsformulier of toetsformulier niet overeen komt met het in studentinformatiesysteem ingevoerde resultaat, kan dit resultaat door de examinator die het tentamen afnam in het studentinformatiesysteem van de HAN gewijzigd worden. De student wordt geïnformeerd. Artikel 7.8 Inzagerecht De student heeft een inzagerecht in de schriftelijk afgelegde (deel)tentamens/(deel)toetsen. Dit recht houdt in dat de student gedurende 20 werkdagen (gerekend vanaf de dag waarop de uitslag bekend werd gemaakt) zijn beoordeeld werk, vragen, opdrachten en de normering mag inzien. Bij de inzage is een docent aanwezig. Artikel 7.9 Vrijstelling (deel)tentamens en integrale (deel)toetsen 1. De student kan de examencommissie om vrijstelling vragen van het afleggen van een of meerdere (deel)tentamens/(deel)toetsen. De examencommissie wijst dit verzoek alleen toe als de student de competenties heeft die nodig zijn voor bepaalde beroepstaken van een onderwijseenheid. De student moet kunnen bewijzen dat hij/zij over de juiste competenties beschikt. Dit doet hij/zij bijvoorbeeld door eerdere (deel)tentamens/(deel)toetsen in het hoger onderwijs te hebben gehaald. De student kan het bewijs ook op een andere manier leveren. 2. Na beoordeling van het door de student ingediende verzoek en het bijbehorende bewijsmateriaal neemt de examencommissie daartoe een gemotiveerd besluit. Dit besluit deelt zij vervolgens binnen 20 werkdagen na indiening van het verzoek mee aan de betreffende student en overige direct bij het besluit betrokken medewerkers. 3. De gronden voor het besluit tot het verlenen van vrijstelling aan de individuele student kunnen zijn gelegen in eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, in officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en in overige in en buiten het onderwijs opgedane kennis en vaardigheden. Bij de beoordeling van het verzoek als bedoeld in lid 1 gebruikt de examencommissie als referentie de beoordelingscriteria die volgen uit en zijn vastgelegd bij (centrale) beroepstaak/beroepstaken, competenties, beoordelingsdimensies/indicatoren en/of beoordelingscriteria, tentaminering van de gegevens van onderwijseenheden en integrale toetsen in de hoofdstukken 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut ten behoeve van de (deel)tentamens respectievelijk integrale (deel)toetsen in de met betrekking tot de aangevraagde vrijstelling van belang zijnde onderwijseenheden. 4. De examencommissie kan, zonder dat daar een individueel verzoek van een student aan ten grondslag ligt, gemotiveerd aanwijzen welke met goed gevolg afgelegde tentamens, getuigschriften of certificaten van andere opleidingen, officiële rapportages Erkenning Verworven Competenties (EVC) en competentiemetingen afgenomen onder de eigen verantwoordelijkheid alsook welomschreven werkervaring gelden als grond voor één of meer vrijstellingen. De tweede volzin uit het vorige lid is hierbij van overeenkomstige toepassing. 5. Niet van toepassing. 6. Besluiten genomen door de examencommissie als in lid 4 gelden voor één jaar. Deze besluiten worden jaarlijks herzien. 7. De kwalificatie van een (deel)tentamen of integrale (deel)toets waarvan vrijstelling is verleend, wordt uitgedrukt als vrijstelling en niet als een kwalificatie zoals bedoeld in artikel 7.1. Artikel 7.9A Afronding modules Niet van toepassing. 72

73 Artikel 7.10 Het propedeutisch examen 1. Het propedeutisch examen is gehaald indien alle tentamens en integrale toets(en) met betrekking tot de onderwijseenheden uit de propedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Met goed gevolg afleggen (zie het vorige lid) betekent dat de student: een kwalificatie heeft van een 6 of hoger; de kwalificatie voldaan heeft (alleen als artikel 7.1 lid 14 sub a van toepassing is); een vrijstelling heeft verkregen. 3. Een student slaagt cum laude voor het propedeutisch examen als: hij/zij voor alle tentamens/toetsen van de onderwijseenheid uit de propedeutische fase (zie hoofdstuk 2 van deel 3 van het opleidingsstatuut) een 8 of hoger haalde; en er voor maximaal 30 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie voldaan als bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a). Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee. Artikel 7.11 Het afsluitend examen (bachelorexamen) 1. Het afsluitend examen oftewel bachelorexamen is gehaald indien alle tentamens en integrale toetsen met betrekking tot de onderwijseenheden uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 1 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut naar het oordeel van de examencommissie met goed gevolg zijn afgelegd. 2. Met goed gevolg afleggen (zie het vorige lid) betekent dat de student: een kwalificatie heeft van een 6 of hoger; of kwalificatie voldaan heeft (alleen als artikel 7.1 lid 14 sub a van toepassing is); of vrijstelling heeft verkregen. 3. Een student slaagt met genoegen voor het afsluitend examen (bachelorexamen) als: hij/zij voor alle tentamens/toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut een 7 of hoger haalde; en er voor maximaal 75 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie voldaan zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a). Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee. 4. Een student slaagt cum laude voor het afsluitend examen (bachelorexamen) als: hij/zij voor alle tentamens/toetsen uit de postpropedeutische fase als bedoeld in hoofdstuk 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut een 8 of hoger haalde; en er voor maximaal 75 studiepunten vrijstelling is verleend (hieronder valt ook het krijgen van de kwalificatie voldaan zoals bedoeld in artikel 7.1 lid 14 sub a). Eventuele extra tentamens (zie artikel 3.7) tellen niet mee. Artikel 7.11A Externe toezichthouder 1. Voor elke opleiding of groep van opleidingen wordt een of meerdere externe toezichthouders benoemd. 2. Een extern toezichthouder vormt zich een oordeel over en houdt toezicht op de kwaliteit van het afsluitend examen. 3. De taken, competenties en positie van de externe toezichthouders zijn verder uitgewerkt in de Regeling externe toezichthouders, die door de faculteitsdirecteur is vastgesteld. Artikel 7.12 Resultatenoverzicht, bewijsstukken, getuigschriften en verklaringen 1. Een student kan binnen 15 werkdagen na een tentamen/toets het resultaat inzien. Dat kan via het studentinformatiesysteem van de HAN, waarin een resultatenoverzicht wordt gepubliceerd. De student kan dit resultatenoverzicht bekijken en printen. Deze uitdraai is, na waarmerking door de studieloopbaanbegeleider, binnen de HAN een officieel bewijsstuk. Als de student dat wil, kan hij/zij bij de examinator(en) een ondertekend tentamenbriefje vragen. 2. Op het bewijsstuk (zoals bedoeld in het vorige lid) staan: de behaalde kwalificaties van de tentamens/integrale toetsen; de daarbij behorende onderwijseenheden en beroepstaken; de daarbij horende studiepunten (zie artikelen 4.1 en 6.1); de betreffende beschrijvingen van de onderwijseenheden en integrale toetsen (zie hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut). 3. Niet van toepassing. 73

74 4. Als bewijs dat het examen met goed gevolg is afgelegd wordt door de examencommissie nadat de instituutsdirectie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan een getuigschrift uitgereikt. 5. De student die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken nog niet daartoe over te gaan. 6. Een verzoek zoals bedoeld in lid 5 wordt slechts ingewilligd indien: a. de student op grond van artikel 3.7 toestemming heeft gekregen een of meer extra minoren en/of een of meer extra onderwijseenheden te volgen; b. de student het verzoek indient gedurende het lopende studiejaar. Verzoeken voor opschorting van het uitreiken van een getuigschrift waarbij de termijn van opschorting betrekking heeft op een nieuw studiejaar, worden niet toegekend tenzij er sprake is van een situatie als bedoeld onder sub a. 7. Degene die geslaagd is voor het afsluitend examen krijgt een Engelstalig diplomasupplement uitgereikt. 8. Als een student geen recht heeft op een getuigschrift (zie lid 4), maar wel meer dan 1 tentamen/toets heeft gehaald, dan kan hij/zij vragen om een verklaring. In de verklaring staat welke tentamens/toetsen de student gehaald heeft, wat de kwalificatie is en het aantal studiepunten. Als het gaat om tentamens/toetsen van additioneel onderwijs (zie artikel 3.7 lid 1) dan vermeldt de verklaring ook de betreffende onderwijseenheden. De student moet de verklaring zelf aanvragen bij de examencommissie. 9. Als een student recht heeft op een minorcertificaat na afronding van een minor bevat dit certificaat de behaalde studieresultaten van de tentamens van de onderwijseenheden van de minor. 10. Niet van toepassing. Artikel 7.13 Graad 1. De examencommissie, hiertoe gemandateerd door het College van Bestuur, verleent bij vaststellingsbesluit dat de kandidaat is geslaagd voor het afsluitend examen van de bacheloropleiding als bedoeld in lid 1 van de artikelen 7.10 en 7.11 aan de geslaagde de graad Bachelor of Arts Therapies. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het afsluitend examen vermeld. 3. Het College van Bestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de vermelding van het vakgebied of beroepenveld waarop de graad betrekking heeft. Artikel 7.14 Evaluatie onderwijs 1. Om de kwaliteit van het onderwijs te borgen en zo nodig gericht te kunnen verbeteren, voert de opleiding systematisch evaluaties uit. 2. De opleiding betrekt zo mogelijk bij deze evaluaties alle relevante stakeholders uit de driehoek werkveld, opleiding en onderzoek. 3. De opleiding analyseert kwalitatieve en kwantitatieve resultaten/informatie in samenspraak met relevante stakeholders. 4. De opleiding bewaakt het rondmaken van de kwaliteitscirkel (PDCA-cirkel), rapporteert en communiceert over verbeteringen/aanpassingen en monitort het effect van de aanpassingen. Paragraaf 7A Schakelprogramma s Artikel 7A.1 Ondersteuning en omvang schakelprogramma s Niet van toepassing. Paragraaf 8 Examencommissies Artikel 8.1 Examencommissies 1. Elke opleiding of groep van opleidingen heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. De faculteitsdirectie stelt de examencommissie in en benoemt op voordracht van de instituutsdirectie, de leden van de examencommissie waaronder de voorzitter, de secretaris, de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris. 74

75 4. De faculteitsdirectie benoemt per examencommissie ten minste drie leden en draagt er zorg voor dat: a. ten minste één lid als docent verbonden is aan de desbetreffende opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort; b. ten minste één lid afkomstig is van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort; c. leden van het instellingsbestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid dragen, zoals instituutsdirecteuren, onderwijsmanagers, opleidingscoördinatoren, teamleiders of curriculumvoorzitters niet worden benoemd; d. deskundigheid geborgd is op de volgende terreinen: i. relevante wettelijke kaders (WHW) en overige relevante regelingen; ii. kennis van het te bereiken eindniveau van de opleiding(en) en het traject dat daarnaar leidt (curriculum); iii. kwaliteitsborging en -beleid met betrekking tot examens en toetsen (gelet op rol examencommissie bij accreditatie); iv. methodologisch-technische aspecten van toetsen (zoals toetsconstructie, validiteit, betrouwbaarheid, transparantie en efficiëntie); v. toegepast onderzoek bij betreffende opleiding(en). 5. Ten behoeve van de voordracht en de benoeming van de leden van de examencommissie wordt een profielschets gehanteerd. In deze profielschets zijn eisen/criteria geformuleerd rekening houdend met lid 4 sub d van dit artikel. Uit de voordracht blijkt in welke mate de voorgedragen leden aan deze eisen/criteria voldoen. 6. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een periode van één jaar. Leden zijn opnieuw benoembaar. 7. Alvorens tot (her)benoeming van een lid over te gaan, hoort de faculteitsdirectie de leden van de desbetreffende examencommissie. 8. Het niet naar behoren vervullen van de taken van de examencommissie kan niet leiden tot het ontslag door de faculteitsdirectie van de leden van de examencommissie. De faculteitsdirectie kan in dat geval wel ingrijpen door een of meer leden van de examencommissie te schorsen of de benoeming als lid van de examencommissie te beëindigen. 9. Beëindiging van de benoeming van de leden van de examencommissie door de faculteitsdirectie vindt plaats: a. na het verstrijken van de benoemingsperiode, tenzij er sprake is van herbenoeming zoals bedoeld in lid 6; b. tussentijds op eigen verzoek, waarbij in overleg met de faculteitsdirectie een redelijke termijn wordt gehanteerd; c. tussentijds bij besluit van de faculteitsdirectie. Dit besluit wordt schriftelijk meegedeeld. Daarbij geeft de faculteitsdirectie aan wat de reden van het besluit is en per welke datum de beëindiging van de benoeming ingaat. 10. Het college van bestuur, de faculteitsdirectie en de instituutsdirectie dragen er zorg voor dat de leden van de examencommissie uit hoofde van hun lidmaatschap van de examencommissie niet worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de hogeschool. Paragraaf 9 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 9.1 Doel van de studieloopbaanbegeleiding Doel van de studieloopbaanbegeleiding is studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Leerdoel en uitgangspunt daarbij zijn dat de student zelf de verantwoordelijkheid draagt voor zijn/haar eigen leerproces. Artikel 9.2 Structuur en opzet studieloopbaanbegeleiding De structuur en opzet van de studieloopbaanbegeleiding staat beschreven in hoofdstuk 5 van deel 1 van opleidingsstatuut. Paragraaf 10 Judicium Abeundi Artikel 10.1 Blijk van ongeschiktheid 1. Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan beëindigen dan wel weigeren, als die student 75

76 door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Indien de student bedoeld in lid 1 is ingeschreven voor een andere opleiding en daarbinnen het onderwijs volgt van een afstudeerrichting die overeenkomt met, of gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening verwant is aan, de opleiding waarvoor hij is afgewezen, kan de student het recht op het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens in die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding tevens worden ontzegd. Artikel 10.2 Procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid 1. De bevoegdheid tot het besluiten tot de weigering of beëindiging van de inschrijving als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 komt toe aan het College van Bestuur. 2. Aan een besluit als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 gaat een advies van de examencommissie vooraf. 3. Dit advies is mogelijk op eigen initiatief van de examencommissie of op basis van een melding van ernstig laakbare gedragingen of uitlatingen van een student tijdens diens opleiding die zijn geconstateerd door een opleider, docent of examinator. 4. Het advies wordt op schrift gesteld en is met redenen omkleed. 5. Het College van Bestuur beslist pas tot een afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 indien aannemelijk is geworden dat de student door zijn gedraging(en) en/of uitlating(en) blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsuitoefening, na een zorgvuldige belangenafweging van alle omstandigheden van het geval. 6. Voordat tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1 wordt besloten, wordt de betreffende student in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. 7. Het besluit tot afwijzing wordt schriftelijk genomen en is met redenen omkleed. 8. Het besluit is voorzien van de rechtsmiddelenclausule dat tegen een besluit tot afwijzing bezwaar openstaat bij de geschillenadviescommissie Hangende het onderzoek naar een mogelijke afwijzing van de student en/of hangende het bezwaar, kan het College van Bestuur besluiten, zulks al dan niet op advies van de examencommissie, tot het opleggen van een tijdelijke ordemaatregel, indien de omstandigheden van het geval deze ordemaatregel rechtvaardigen. 10. Na een besluit op grond van artikel 10.1 lid 1 wordt de inschrijving van de betreffende student beëindigd met ingang van de eerste van de maand volgend op de maand waarin het besluit is genomen. 11. Indien de inschrijving van een student is beëindigd op grond van het besluit tot afwijzing als bedoeld in artikel 10.1 lid 1, kan de betreffende (ex-)student niet opnieuw ingeschreven worden voor de opleiding of een aanverwante opleiding zoals bedoeld in artikel 10.1 lid 2, waarvoor hij is afgewezen, tenzij hij ten genoegen van de faculteitsdirectie heeft aangetoond dat hij niet langer ongeschikt is. Paragraaf 11 Slotbepalingen Artikel 11.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist de instituutsdirecteur. Als het om zaken gaat die onder de bevoegdheid van de examencommissie vallen, dan beslist de voorzitter van de examencommissie. De beslissing wordt zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 11.2 Vaststelling Deze regeling is vastgesteld door de faculteitsdirecteur van de faculteit GGM op 3 juli 2017, na verkregen instemming van de faculteitsraad GGM op 30 juni Artikel 11.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2017 en is geldig tot en met 31 augustus Voor meer Informatie over de Geschillenadviescommissie zie: Studentenstatuut HAN

77 Bijlage 1 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden propedeutische fase Bijlage conform artikel 4.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de propedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. Niet van toepassing. Voor zover relevant blijven de gelijkstellingtabellen die vanaf en de daaropvolgende studiejaren zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregelingen ook van toepassing. Bijlage 2 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden postpropedeutische fase Bijlage conform artikel 6.1 lid 3 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen van de postpropedeutische fase gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens en integrale toetsen. CTO voltijd (beeldende, drama- en muziektherapie) niveau 2 OWE s in Gelijkgesteld aan OWE s in OWE CTO-V2KBO Kracht van diversiteit OWE CTO-V2KBO Kracht van diversiteit Code(s) (Deel)tentamen(s) Code(s) (Deel)tentamen(s) CTO- Evaluatie- en V2KBO-5 reflectieverslag Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens CTO- V2KBO-5 vervalt. Beknopte toelichting Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen ja nee PMT niveau 2 OWE s in Gelijkgesteld aan OWE s in OWE CTO-V2KBOP Kracht van diversiteit OWE CTO-V2KBOP Kracht van diversiteit Code(s) (Deel)tentamen(s) Code(s) (Deel)tentamen(s) CTO- Evaluatie- en V2KBOP-4 reflectieverslag Afwijkende bepalingen m.b.t. oude OWE en (deel)tentamens CTO- V2KBOP- 4 vervalt. Beknopte toelichting Mogelijkheid tot afleggen oude deeltentamen ja nee Voor zover relevant blijven de gelijkstellingtabellen die vanaf en de daaropvolgende studiejaren zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregelingen ook van toepassing. 77

78 Bijlage 3 bij OER: Gelijkgestelde onderwijseenheden minoren Bijlage conform artikel 1.1 lid 5 en artikel 3.4 lid 9 Opsomming van aan huidige onderwijseenheden en tentamens van de door de opleiding verzorgde minoren gelijkgestelde oude onderwijseenheden, tentamens. Niet van toepassing. Voor zover relevant blijven de gelijkstellingtabellen die vanaf en de daaropvolgende studiejaren zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregelingen ook van toepassing. 78

79 2 Reglement examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor dit reglement gelden de definities en bepalingen die zijn opgenomen in de begrippenlijst van het Opleidingsstatuut (bijlage 2 van het opleidingsstatuut). Voor bepalingen betreffende de samenstelling, deskundigheid, benoemingsprocedure, zittingsduur van de examencommissie zie Paragraaf 8 Examencommissies van de Onderwijs- en examenregeling. Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van het reglement 1. Dit reglement bevat regels over taken en bevoegdheden van de examencommissie van het Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies en maatregelen die zij in dit verband kan nemen, alsmede regels over de uitvoering ervan. 2. Het model-reglement wordt jaarlijks met instemming van de medezeggenschapsraad door het college van bestuur vastgesteld. De examencommissie kan leden, artikelen en paragrafen aanpassen, mits genoemde aanpassingen niet in strijd komen met de opleidingsspecifieke bepalingen van de HAN kader OER, de kader OER voor de volledig of ten dele aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse en duale bacheloropleidingen van de HAN, de kader OER voor de volledig of ten dele aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse en duale Associate degreeprogramma s van de HAN, de bepalingen uit de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs en het Studentenstatuut HAN. 3. Het reglement is vastgesteld door de examencommissie en van toepassing op tentamens, respectievelijk integrale toetsen en examens van de bacheloropleiding Opleiding Creatieve Therapie (CTO), behorende tot de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). PARAGRAAF 2: BESLUITVORGMING EN MANDATEN, TAKEN EN VERGADERINGEN Artikel 2.1 Besluitvorming en mandaten 1. De voorzitter van de examencommissie tekent besluiten van de examencommissie, tenzij de tekenbevoegdheid is gemandateerd. 2. De examencommissie wordt in zijn werkzaamheden ondersteund door een ambtelijk secretaris. 3. Door derden aan de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat als bijlage aan dit reglement is toegevoegd. 4. Door de examencommissie gemandateerde taken zijn opgenomen in een overzicht dat als bijlage aan dit reglement is toegevoegd. De gedurende het jaar afgegeven mandaten zijn te vinden op work.han.nl. De examencommissie blijft volledig verantwoordelijk voor eventueel door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. 5. De examencommissie draagt er zorg voor dat regelmatig aan haar (schriftelijk) gerapporteerd wordt betreffende de voortgang van door haar gemandateerde taken en/of bevoegdheden. Artikel 2.2 Taken en bevoegdheden examencommissie De examencommissie heeft de volgende taken en bevoegdheden. 1. Het borgen van de kwaliteit van tentamens, integrale toetsen en examens. 2. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen om de tentamens, integrale toetsen en examens te beoordelen en de uitslag vast te stellen. 3. Het beslissen op vrijstellingsverzoeken van studenten en groepen van studenten. 4. Het vaststellen van nadere regels in verband met mogelijke fraude en/of onregelmatigheden van een (aankomend) student of extraneus en de in dat verband te nemen maatregelen. 5. Het vaststellen van regels over de uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals beschreven in de leden 1, 2, 3 en Het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens. 7. Bij het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in lid 2 wordt gewerkt met protocollen voor het beoordelen van werkstukken die aansluiten bij de landelijke eisen. 79

80 8. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van tentamens en integrale toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. 9. Het beëindigen van de aanwijzing als examinator. 10. Het doen van voorstellen aan het college van bestuur om de inschrijving van een student te beëindigen bij ernstige fraude. 11. Het adviseren van het college van bestuur in verband met beëindigen van de opleiding van de student als gevolg van zijn gedraging in relatie tot toekomstige beroepsuitoefening. 12. Het beslissen bij verdenking van een door een student gepleegde onregelmatigheid en/of fraude en het zo nodig treffen van maatregelen ter zake, een en ander conform het reglement examencommissie zoals vastgesteld is door de examencommissie. 13. Het ongeldig verklaren van een tentamen en het tentamenresultaat waarvan de examencommissie de kwaliteit niet kan garanderen. Dit kan een individuele student betreffen of een groep studenten. 14. Het beslissen op het verzoek van een student om een minor te volgen. 15. Het beslissen op het verzoek van een student tot een extra gelegenheid voor het afleggen van een tentamen of integrale toets. 16. Het beslissen op het verzoek van de student voor het afleggen van een leerwegonafhankelijk tentamen. 17. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen van het afsluitend examen kan afleggen, voordat het propedeutisch examen met goed gevolg is afgelegd. 18. Het beslissen dat een student tentamens en integrale toetsen in een andere vorm kan afleggen als bepaald in hoofdstuk 2 en 3 van deel 3 van het opleidingsstatuut. 19. Studenten met een lichamelijke of zintuigelijke functiebeperking in de gelegenheid stellen op een aangepaste wijze tentamens en integrale toetsen af te leggen. 20. Het beslissen op een verzoek van een student om een mondeling tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 21. Het uitreiken van bewijsstukken en verklaringen. 22. Het mede vorm geven aan het examenbeleid van de opleiding of groep van opleidingen. 23. Het adviseren van de faculteitsdirectie en instituutsdirectie over de OER. 24. Het uitreiken van een getuigschrift ten bewijze dat een examen met goed gevolg is afgelegd, nadat door het instellingbestuur is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Deze eisen zijn: a. de student dient voor het verlenen van de graad ingeschreven te staan bij de HAN; b. het collegegeld dient betaald te zijn. 25. Het beslissen op het verzoek van de student om de uitreiking van het getuigschrift op te schorten. 26. Het desgevraagd aan degene die meer dan één tentamen of integrale toets met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11 lid 2 WHW kan worden uitgereikt verstrekken van een verklaring waarin in elk geval de tentamens en/of integrale toetsen zijn vermeld die met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 2.3 Vergaderingen examencommissie 1. De examencommissie vergadert ten minste twaalf maal per jaar. 2. De data van de vergaderingen van de examencommissie worden zodanig gepland dat zij aansluiten bij de planningscyclus van de opleiding(en) en de faculteit. 3. De examencommissie beslist bij gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. 4. Indien bij stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 5. Bij gelegenheid van de eerstvolgende vergadering bekrachtigt de examencommissie formeel de beslissingen die op basis van gemandateerde taken/bevoegdheden zijn genomen. 6. Het secretariaat van de examencommissie draagt er zorg voor dat van elke vergadering een verslag wordt gemaakt. Het conceptverslag wordt binnen tien werkdagen aan de leden van de examencommissie toegezonden. Het verslag wordt de eerstkomende vergadering van de examencommissie vastgesteld. 7. Het secretariaat van de examencommissie draagt er zorg voor dat de leden van de examencommissie tijdig een exemplaar van het vastgestelde verslag ontvangen. 8. De secretaris van de examencommissie draagt er zorg voor dat vastgestelde, geanonimiseerde vergaderverslagen digitaal kunnen worden ingezien door docenten van de betrokken opleiding(en). 80

81 Artikel 2.4 Gezamenlijk overleg examencommissies en instituutsdirecties 1. De voorzitter van de examencommissie overlegt ten minste vier keer per studiejaar (gezamenlijk) met alle voorzitters van de examencommissies binnen de faculteit. 2. De examencommissie overlegt ten minste één keer per studiejaar met de instituutsdirectie en ten minste vier keer per studiejaar met een afvaardiging van het MT. PARAGRAAF 3: KWALITEITSBEWAKING EXAMENS EN TENTAMENS EN ORGANISATIE Artikel 3.1 Het borgen van de kwaliteit van tentamens 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de tentamens. 2. De examencommissie gaat na of de richtlijnen en aanwijzingen zoals bedoeld in artikel 3.2 in de praktijk nageleefd worden en leiden tot tentamens van goede kwaliteit. 3. De examencommissie zal daar waar nodig aanwijzingen ter verbetering doen. 4. Voor het waarborgen van de validiteit, betrouwbaarheid, uitvoerbaarheid en transparantie van de tentaminering stelt de examencommissie (jaarlijks) een toezichtplan op. Dit plan is te raadplegen via work.han.nl en Insite. Artikel 3.2 Richtlijnen en aanwijzingen t.b.v. de tentamens 1. De beoordeling van tentamens geschiedt door examinatoren aangewezen door de examencommissie. 2. De examinatoren beoordelen de tentamens aan de hand van de in de OER opgenomen criteria en door de examencommissie vastgestelde richtlijnen en aanwijzingen (beoordelingsnormen). 3. De examencommissie stelt richtlijnen en aanwijzingen vast over: de constructie van tentamens; de afname van tentamens; de beoordeling en vaststelling van de uitslag van tentamens. Artikel 3.3 Het borgen van de kwaliteit van het examen 1. De examencommissie borgt de kwaliteit van de examens. 2. De examencommissie onderzoekt regelmatig of het geheel van de tentamens alle beoogde eindkwalificaties toetst. 3. De examencommissie gaat na of de student alle tentamens heeft behaald, voordat zij besluit of de student voldoet aan de kwalificaties die nodig zijn voor: - het verkrijgen van het propedeutisch getuigschrift; - het verkrijgen van het getuigschrift van het afsluitend examen en vervolgens voor het verkrijgen van een graad. Hiervoor hanteert de examencommissie een (afstudeer)protocol dat te raadplegen is via work.han.nl. 4. De examencommissie onderzoekt periodiek het niveau van de eindwerken. 5. De examencommissie gaat oneigenlijke toekenning van studiepunten of onthouding ervan door examinatoren tegen. Artikel 3.4 Het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens 1. De examencommissie is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens. Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de praktische organisatie van tentamens en examens. 2. De examencommissie ziet toe op de naleving van de richtlijnen en aanwijzingen over de afname van tentamens zoals opgenomen in artikel 3.2 lid 3. Hierover zijn de volgende afspraken vastgelegd in de regeling tentamenbureau die het tentamenbureau uitvoert: het op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen; het ten behoeve van leidinggevende van het tentamenbureau en andere relevante actoren signaleren van en rapporteren over (vermoedelijk) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; 81

82 het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken; het schouwen van surveillanten. 3. Aanvullend hierop wordt door de examencommissie periodiek overleg gevoerd met het tentamenbureau. Artikel 3.5 Externe validering van examenkwaliteit De examencommissie draagt zorg voor externe validering van de examenkwaliteit door het bevorderen van: opleidings-/instituutsoverstijgende toetsing; het hanteren van een gezamenlijk protocol ten behoeve van de beoordeling van eindwerkstukken; de inzet van externe deskundigen bij het opstellen van toetsen en beoordelingsprocedures; de inzet van externe deskundigen bij het beoordelen van toetsresultaten. PARAGRAAF 4: AANWIJZEN EN DESKUNDIGHEID VAN EXAMINATOREN Artikel 4.1 Aanwijzen en deskundigheid van examinatoren 1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. Examinatoren hebben de eindverantwoordelijkheid in een of meerdere stappen (constructie, afname, beoordelen) van het toetsproces. 2. De examencommissie wijst zowel examinatoren van binnen de opleiding als externe examinatoren aan. 3. Examinatoren zijn afhankelijk van hun rol in het toetsproces deskundig in het vakgebied en beschikken over onderwijskundige kennis en vaardigheden wat betreft opstellen van toetsen, het vaststellen van beoordeelwijze en -norm, het organiseren van toetsing en het kunnen analyseren van de toetsresultaten op basis van richtlijnen en criteria voor betrouwbare, valide en transparante toetsing en beoordeling. 4. De examencommissie ziet er op toe dat de examinatoren voldoende deskundig zijn. De examencommissie verzoekt de instituutsdirectie waar nodig maatregelen te treffen om de deskundigheid van examinatoren te bevorderen. 5. Om de deskundigheid van de examinatoren te waarborgen, gebruikt de examencommissie een profielschets en hanteert deze bij het aanwijzen van de examinatoren. 6. Examinatoren worden aangewezen voor een of meer specifieke opleidingsonderdelen (onderwijseenheid, (deel)tentamen, fase, vakgebied) en voor een specifieke periode. 7. De examencommissie informeert examinatoren over hun aanwijzing en de gehanteerde profielschets. 8. Examinatoren en overige betrokkenen kunnen zo nodig door de examencommissie worden gehoord en verstrekken de commissie de gevraagde inlichtingen en/of adviezen. 9. Examinatoren moeten desgevraagd de examencommissie kunnen voorzien van materiaal aan de hand waarvan de toetskwaliteit en de beoordelingswijze en -resultaten beoordeeld kunnen worden (zoals: leerdoelen, toetsplan, toetsmatrijs, een antwoordmodel, beoordelingsschema, beoordelingscriteria bij opdrachten, het tentamen en/of de opdracht(en) zelf, de toetsresultaten en een analyse daarvan). 10. De examencommissie kan de aanwijzing van een examinator intrekken, wanneer deze niet of niet meer aan de gestelde deskundigheidseisen voldoet. PARAGRAAF 5: NADERE REGELS MET BETREKKING TOT BESLISSINGEN AANGAANDE INDIVIDUELE STUDENTEN Artikel 5.1 OER als kaderstellend document In de OER zijn kaderstellende bepalingen vastgelegd met betrekking tot (deel)tentamens, vrijstellingen, leerwegonafhankelijke (deel)tentamens, studeren met een handicap of chronische ziekte, minoren, beheersing van de Nederlandse taal, uitbreiding van de studielast en studieadviezen. Artikel 5.2 (Deel)tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten voor wie Nederlands niet de eerste taal is 1. Een student voor wie Nederlands niet de eerste taal is (hieronder wordt verstaan: een student die niet in Nederland is geboren en niet in Nederland zijn vooropleiding heeft genoten), kan aan de 82

83 examencommissie schriftelijk en onderbouwd met argumenten verzoeken om een of meer bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie hem gedurende het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding (veelal de propedeutische fase) een of meer van de volgende bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten toekennen. a. Verlenging van tijd bij schriftelijke toetsing met 25% van de (standaard) toetstijd. b. Toetsopgaven op A3-formaat. c. Het gebruiken van twee woordenboeken bij schriftelijke toetsing: een woordenboek eerste taal Nederlands en een woordenboek Nederlands eerste taal. d. Het met behulp van een computer met spellingcorrector maken van schriftelijke toetsen met open vragen. 3. Bij wijze van hoge uitzondering kan de examencommissie op schriftelijk en onderbouwd verzoek van de in lid 1 bedoelde student besluiten om een of meer van de in het vorige lid van dit artikel genoemde bijzondere (deel)tentamenfaciliteiten met één studiejaar te verlengen. 4. De examencommissie deelt haar besluiten inzake het in lid 1 en 3 bedoelde verzoek schriftelijk mee aan de student, het managementteam/de instituutsdirecteur en het tentamenbureau FGGM. Artikel 5.3 Tentamenfaciliteiten ten behoeve van studenten met een functiebeperking 1. Een student met een functiebeperking kan desgewenst bij de examencommissie een verzoek indienen maatregelen te treffen voor één of meer bijzondere tentamenvoorzieningen. 2. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij zijn aanvraag, adviseert de examencommissie van de opleiding 27 over deze aanvraag, draagt zorg voor de communicatie over en realisatie van de te treffen maatregelen en ziet er op toe dat de met de examencommissie overeengekomen extra bijzondere voorzieningen effectief worden uitgevoerd. 3. De examencommissie verhoudt zich in deze tot het HAN-beleid studeren met een handicap. Artikel 5.4 Toestemming om zonder propedeutisch getuigschrift (deel)tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase 1. Een ingeschreven student, die niet in het bezit is van het propedeutisch getuigschrift van de betreffende opleiding of niet beschikt over een verklaring vrijstelling propedeutisch getuigschrift, heeft toestemming van de examencommissie om (deel)tentamens af te leggen in de postpropedeutische fase, als de student 45 studiepunten of meer uit de propedeuse heeft behaald. 2. Indien de student minder dan 45 studiepunten heeft behaald, kan de student een verzoek indienen bij de examencommissie om (deel)tentamens te mogen afleggen in de postpropedeutische fase, mits de opleiding een positief advies heeft afgegeven. Artikel 5.5 Inzage van beoordeelde schriftelijke (deel)tentamenproducten en beroep tegen beoordeling 1. Binnen 20 werkdagen, nadat hem de uitslag van het (deel)tentamen bekend is gemaakt, wordt de examinandus in de gelegenheid gesteld het gemaakte schriftelijke werk in te zien volgens de daarbij geldende regels. Daarbij worden de standaarduitwerking en de normering ter beschikking gesteld. 2. De opleiding draagt er zorg voor dat er tussen het moment van inzage en het moment van herkansing voldoende tijd zit zodat de student zich goed voor kan bereiden op die herkansing. 3. Direct na afloop van de inzage kan de examinandus bij de examinator schriftelijk een inhoudelijk gemotiveerd protest aantekenen tegen een beoordeling. In het protest vermeldt de examinandus kort en duidelijk zijn inhoudelijke opmerking(en) over het gecorrigeerde werk en/of over de toepassing van de beoordelingsnormen. De examinator deelt binnen vijf werkdagen, na ontvangst van het protest zijn reactie op het protest schriftelijk en inhoudelijk gemotiveerd mee aan de betreffende examinandus. 4. Voor (onderdelen van) (deel)tentamens, respectievelijk integrale toetsen waarvoor geen inzage is, kan de examinandus binnen vijf werkdagen nadat hem de uitslag van het (deel)tentamen is bekendgemaakt schriftelijk een inhoudelijk gemotiveerd protest aantekenen bij de examinator. De examinator deelt de betreffende examinandus binnen vijf werkdagen na ontvangst van het protest zijn reactie hierop schriftelijk en inhoudelijk gemotiveerd mee. 5. Alleen inhoudelijk gemotiveerde protesten worden in behandeling genomen. 6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie van de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel genoemde termijnen afwijken en bepaalt in dat geval de gewijzigde termijnen. 7. Indien de examinandus het niet eens is met de reactie van de examinator, kan hij binnen 6 weken 27 Bij het volgen van de minor beslist de examencommissie van de opleiding die de minor aanbiedt. 83

84 na ontvangst van de beslissing een met redenen omkleed beroepschrift indienen bij het College van Beroep. De examinandus kan, in plaats van protest aantekenen bij de examinator, ook direct beroep aantekenen bij het College van Beroep Studenten HAN zonder protest aan te tekenen. 28 PARAGRAAF 6: ONREGELMATIGHEID EN FRAUDE BIJ TENTAMENS Zie bijlage 2 voor de procedure aangaande het melden van een vermoedelijke onregelmatigheid. Artikel 6.1 Definitie van onregelmatigheid en fraude 1. Onder onregelmatigheid wordt verstaan elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden c.q. competentiebeheersing. 2. Onder fraude wordt verstaan elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 3. Onder onregelmatigheid wordt in ieder geval begrepen: a. het als eigen werk opnemen in het portfolio en/of als eigen werk presenteren c.q. inleveren van (groeps)werk (zoals scriptie, werkstuk, opdracht, toetsuitwerking) dat geheel of gedeeltelijk is overgenomen en/of door de student ongeoorloofd met een of meer andere(n) is gemaakt; b. het laten uitlekken van tentamenvragen en/of -antwoorden voorafgaand of tijdens het tentamen; c. het op enige wijze verlenen van hulp of steun aan een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; d. het hulp of steun zoeken en/of verkrijgen van een medestudent als gevolg waarvan een onjuiste indruk van het kennen en kunnen van de student wordt gewekt; e. het binnen handbereik hebben van niet-toegestane hulpmiddelen tijdens het tentamen; f. ter aansluiting/aanvulling op sub e: tenzij uitdrukkelijk anders bepaald door de betreffende examinator(en) het tijdens het tentamen en de inzage van beoordeeld tentamenwerk, in het bezit hebben van digitale gegevensdragers, respectievelijk apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes en dergelijke; g. het tijdens de toetsing gebruiken van toegestane hulpmiddelen waarin niet toegestane aantekeningen en/of toevoegingen voorkomen (bijgeschreven of op losse blaadjes); h. het zonder uitdrukkelijke toestemming verlaten van de tentamenlocatie en/of daarin terug te keren tijdens het tentamen; i. het verlaten van de tentamenlocatie met de uitwerking van een opdracht, ook wanneer deze uitwerking vervolgens wordt aangeboden aan de surveillant of diens plaatsvervanger; j. het aanbrengen van wijzigingen in de ter inzage gelegde uitwerkingen van tentamens, respectievelijk integrale toetsen; k. het maken van een tentamen onder de naam van een ander, dan wel dit laten doen; l. het overtreden van regels voor inzage in beoordeeld tentamenwerk; m. het plegen van fraude ten aanzien van de aanwezigheidsregeling; n. al die overige zaken of voorvallen die als zodanig door de voorzitter van de examencommissie worden benoemd. Artikel 6.2 Inbeslagname bewijsmateriaal De examencommissie, en diegenen die namens haar aanwezig zijn bij het tentamen/de toets, zijn bevoegd tot inbeslagname van enig materiaal dat kan dienen als bewijs van de onregelmatigheid of fraude. Nadat de beslissing van de examencommissie als bedoeld in artikel 6.6, onherroepelijk is geworden, retourneert de examencommissie het materiaal onverwijld aan de student. Artikel 6.3 Maatregelen bij onregelmatigheid, respectievelijk fraude 1. Indien een student zich ten aanzien van enig deel van het tentamen aan enige onregelmatigheid of fraude heeft schuldig gemaakt, kan de examencommissie een of meer van de volgende maatregelen treffen: 28 Zie hiervoor de Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende. Deze regeling is als bijlage 10 opgenomen in het Studentenstatuut HAN. 84

85 a. schriftelijke waarschuwing; b. schriftelijke berisping; c. het ongeldig verklaren van een tentamen en het tentamenresultaat waarvan de examencommissie de kwaliteit niet kan garanderen; d. het onthouden van het getuigschrift aan de student (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); e. bepalen dat het getuigschrift slechts kan worden uitgereikt na een hernieuwde toetsing op een door de examencommissie te bepalen wijze, datum en tijd (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van een toetsing wordt ontdekt); f. intrekking van het getuigschrift nadat deze is uitgereikt (indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het uitreiken van het getuigschrift wordt ontdekt). 2. Bij fraude kan de examencommissie besluiten tot ontzegging van deelname aan één of meer toetsingen voor de termijn van ten hoogste 1 jaar. 3. Bij ernstige fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van betrokkene definitief te beëindigen. 4. De examencommissie geeft, indien een student zich naar het oordeel van de examencommissie ten aanzien van enig deel van het tentamen aan een onregelmatigheid schuldig heeft gemaakt, de volgende richtlijn: de examencommissie verklaart het tentamen van onwaarde en kent het cijfer 0 toe aan het betreffende tentamen. 5. De examencommissie registreert, als de student de onder artikel 6.1 lid 3 onder f genoemde apparatuur in zijn bezit heeft tijdens het tentamen, meteen, zonder de student te horen, het cijfer 0 in het studenteninformatiesysteem Alluris en, tenzij anders aangegeven, ook bij de inzage. 29 Artikel 6.4 Onthouden getuigschrift 1. Indien de onregelmatigheid eerst na afloop van het tentamen wordt ontdekt, kan de examencommissie de student het getuigschrift onthouden. 2. De examencommissie kan ook besluiten dat het getuigschrift pas wordt uitgereikt nadat de student, op een door de examencommissie voorgeschreven wijze, opnieuw is getentamineerd. 3. Indien de onregelmatigheid eerst na uitreiking van het getuigschrift wordt vastgesteld, kan de examencommissie het getuigschrift van de student intrekken. Artikel 6.5 Horen student, melder en (eventueel) een of meer relevante derden 1. De examencommissie deelt onverwijld, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk mee aan de student dat er een melding van onregelmatigheid bij een tentamen hem betreffende is ontvangen. 2. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens er een definitief besluit wordt genomen. 3. De student wordt gehoord uiterlijk 10 werkdagen nadat het verzoek daartoe is ontvangen. 4. De examencommissie kan indien zij dat noodzakelijk acht de melder en eventueel een of meer derden horen alvorens zij een definitief besluit neemt over de melding van de onregelmatigheid. Artikel 6.6 Bekendmaking besluit Uiterlijk tien werkdagen na de gelegenheid waarop de student en de examinator(en) kunnen worden gehoord, informeert de examencommissie de student schriftelijk over het genomen besluit, dan wel een voorstel/advies aan het college van bestuur. PARAGRAAF 7: GETUIGSCHRIFT EN DIPLOMASUPPLEMENT Artikel 7.1 OER als kaderstellend document 1. In de OER zijn in paragraaf 4, 6, en 7 kaderstellende bepalingen vastgelegd op het gebied van onderwijseenheden, tentamens, integrale toetsen en getuigschriften. 2. De examencommissie maakt gebruik van de door het College van Bestuur vastgestelde formats voor getuigschriften, diplomasupplementen en certificaten (CvB-besluit 2016/964) en gaat daarbij uit van de uitgangspunten en werkwijzen omtrent de uitreiking zoals geformuleerd in de toelichting bij dit besluit. 29 Student ontvangt formeel een besluit van de examencommissie. 85

86 PARAGRAAF 8: JAARVERSLAG EXAMENCOMMISSIE Artikel 8.1 Jaarlijkse rapportage examencommissie en faculteitsdirectie 1. De examencommissie stelt jaarlijks - in de maand november - een verslag op van haar werkzaamheden en stuurt deze naar de faculteitsdirectie. 2. De examencommissie maakt gebruik van de handreiking voor het jaarverslag. 3. De betrokken instituutsdirectie(s) ontvangt (ontvangen) de rapportage van de examencommissie in afschrift. PARAGRAAF 9: SLOTBEPALINGEN Artikel 9.1 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist, zo dit tot de bevoegdheden van de examencommissie behoort, de voorzitter van de examencommissie. Zijn beslissing deelt hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 9.2 Klacht en beroep inzake beslissingen en handelwijzen van een examencommissie 1. Tegen een besluit van de examencommissie of een examinator staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens. 2. Elk besluit van de examencommissie bevat een rechtsmiddelenclausule. In deze clausule is tenminste het volgende opgenomen: a. er dient binnen zes weken na dagtekening van het desbetreffende besluit in beroep te worden gegaan; b. er dient beroep te worden ingediend bij het College van Beroep voor de Examens; c. de juiste en actuele adresgegevens van het College van Beroep voor de Examens; d. een verwijzing voor meer informatie naar de regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende van het Studentenstatuut HAN. 3. Indien een student een klacht wil indienen tegen een examinator of examencommissielid, dan dient de student dit te doen conform de procedure zoals vermeld in bijlage 12 ( reglement klachten ) van het Studentenstatuut HAN. 4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek. Artikel 9.3 Vaststelling en inwerkingtreding 1. Dit reglement is vastgesteld door de examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies op 14 maart 2017 en treedt in werking met ingang van 1 september Het reglement is ter vervanging van het reglement examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies dat is vastgesteld op 23 februari Dit reglement wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 1.2 lid 3 van dit reglement door opname in het Opleidingsstatuut. 4. Wijzigingen van dit reglement worden door de betreffende examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. Wijzigingen gedurende het lopende studiejaar vinden uitsluitend plaats indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van studenten. 5. Wijzigingen kunnen al eerder genomen beslissingen op basis van het reeds vastgestelde reglement, niet ten nadele van studenten beïnvloeden. Nijmegen, 14 maart 2017 Namens de examencommissie Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies Pieter van Leeuwen, voorzitter 86

87 BIJLAGEN BIJ HET REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE IVPS Bijlage 1 Overzicht van door de examencommissie gemandateerde taken (door examencommissie mandaatgever - genomen mandaatbesluit(en)) Door examencommissie gemandateerde taken Door examencommissie gemandateerde taken Taken examencommissie Gemandateerd aan 1. Het beslissen op een verzoek van een student om een examinator mondeling (deel)tentamen of een mondelinge integrale toets niet openbaar te laten zijn. 2. Het fysiek uitreiken van getuigschriften. opleiding 3. Het op verzoek van de student verlenen van vrijstelling van de examinator aanwezigheidsverplichting, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen. 4. Het beslissen of iemand met een buitenlands diploma, die op grond van een diplomawaardering door de instituutsdirectie vrijgesteld is van de vooropleidingseisen, bewijs heeft geleverd commissie toelatingsonderzoek faculteit GGM van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. 5. Het beslissen op het verzoek van een student om een HAN- SLB er minor te volgen. 6. Het ondertekenen van besluiten op individuele studentverzoeken. leden examencommissie Door de instituutsdirecteur gemandateerde taken Van instituutsdirecteur 1. Beroepszaken behandelen aangaande toekenning van studieadviezen. Gemandateerd aan examencommissie Door het college van bestuur van de HAN gemandateerde taken Van CvB 1. Verantwoordelijkheid tot het verlenen van de graad aan een student. Gemandateerd aan examencommissie Nota bene: - Het mandaat blijft geldig behoudens intrekking door de examencommissie en zolang gemandateerde persoon in dienst is van de HAN en de hierboven genoemde specifieke taak verricht. - Tenzij expliciet anders vermeld zijn gemandateerden niet bevoegd tot ondermandatering. 87

88 BIJLAGEN BIJ HET REGLEMENT EXAMENCOMMISSIE IVPS Bijlage 2 Procedure voor melding mogelijke onregelmatigheid 1. Indien mogelijke onregelmatigheden worden ontdekt is de procedure als volgt. a. De ontdekker van de mogelijke onregelmatigheid deelt, als er een vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd, dit direct mede aan de student en binnen vijf werkdagen aan de examencommissie. b. De ontdekker stuurt alle originele relevante stukken 30 (verslagen/opdrachten en dergelijke) aan de examencommissies met daarbij een schriftelijke uitleg over waar de mogelijke onregelmatigheid in de stukken te vinden is en waarom dit als onregelmatigheid beschouwd kan worden. c. De ontdekker vermeldt de naam en het studentnummer van de betreffende student of studenten. d. Verder moeten de onderstaande gegevens worden vermeld: datum van de constatering; naam van de onderwijseenheid (of van het onderdeel van de onderwijseenheid); code van de onderwijseenheid (of van het onderdeel van de onderwijseenheid); fase (propedeuse of hoofdfase); naam van de opleiding. 2. Zodra alle benodigde stukken binnen zijn zal er door het secretariaat van de examencommissie een hoorzitting worden gepland, waarvoor zowel de student als iemand namens de opleiding worden uitgenodigd. 3. Na de hoorzitting zal de examencommissie zich beraden en tot een uitspraak komen. Deze zal eerst via de telefoon of per doorgegeven worden. De formele schriftelijke uitspraak volgt binnen tien werkdagen. 30 Indien het ontdekking van een vermoedelijke onregelmatigheid via Ephorus gaat, tevens de volledige rapportage meesturen. 88

89 3 Regeling externe toezichthouders bij BA-examens FGGM [Vastgesteld door faculteitsdirecteur GGM op , na bespreking in het MT-FGGM d.d ] 1. Positie en benoeming externe toezichthouders 1.1 De instituutsdirectie benoemt voor elk van de tot het instituut behorende bacheloropleidingen (verder te noemen de opleiding(en) ) een of meer externe deskundigen (verder te noemen externe toezichthouder(s) ) belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van het bachelorexamen (verder te noemen het examen ). 1.2 Een externe toezichthouder is géén lid van de examencommissie van de betreffende opleiding en is ook niet als docent of examinator werkzaam voor de opleiding(en) waar hij/zij als externe toezichthouder fungeert. 1.3 De benoeming van de externe toezichthouder geschiedt voor de duur van maximaal drie studiejaren. 2. Taak externe toezichthouder en daaraan gerelateerde taken instituutsdirectie 2.1 Een externe toezichthouder heeft tot taak zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen en hierover schriftelijk te rapporteren aan de betreffende instituutsdirectie. De beoordeling door de externe toezichthouder betreft in het bijzonder 31 : A. De kwaliteit van toetsing en beoordeling Belangrijke aspecten 32 : validiteit (a), betrouwbaarheid (b), borging en bewaking (c), deskundigheid examinatoren (d). Door de externe toezichthouder wordt met betrekking tot de aspecten a t/m c een keuze gemaakt uit de 6 kernvragen die in bijlage 1 staan. B. De kwaliteit van studenten (realisatie van de beoogde (eind)kwalificaties) Belangrijke aspecten: competentieniveau, integratie theorie en praktijk, visie op beroepsuitoefening, geschiktheid als beginnend beroepsbeoefenaar. C. De organisatorische kwaliteit van het examen Belangrijke aspecten: hantering relevante bepalingen, organisatie van het examen, informatieverstrekking aan studenten. 2.2 Ter zake relevante documenten worden de externe toezichthouder tijdig beschikbaar gesteld en waar nodig toegelicht door of namens de instituutsdirectie. 2.3 De externe toezichthouder stelt in overleg met de instituutsdirectie een ( screenings )programma op ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van het examen. 2.4 De instituutsdirectie draagt er tijdig zorg voor dat de (ambtelijk) secretaris van de betreffende examencommissie schriftelijk geïnformeerd wordt over de naam (namen) van de externe toezichthouder(s) en het ( screenings )programma. 2.5 De examencommissie van de betreffende opleiding(en) verleent medewerking aan de taakuitoefening van de externe toezichthouder. Onder meer door hem: tijdig kennis te laten nemen van een representatief deel van de examen-/tentamenopdrachten en -producten, evenals de beoordeling daarvan; in de gelegenheid te stellen een of meer tentamens 33 /examens bij te wonen; 31 Zie ook bijlage 2 ( stellingen inzake kwaliteit van het BA-examen). 32 Voor een nadere toelichting op de eerste drie aspecten (a t/m c) zie bijlage Onder tentamen wordt in deze regeling ook verstaan integrale toets. 89

90 in de gelegenheid te stellen een of meer vergadering(en) van de examencommissie bij te wonen. 2.6 In de maand september zendt de externe toezichthouder een beknopte schriftelijke rapportage van zijn bevindingen met betrekking tot de examens van het daaraan voorafgaande studiejaar naar de instituutsdirectie. In de rapportage worden waar nodig ook suggesties opgenomen met betrekking tot de verbetering van de kwaliteit van de examens. 2.7 Desgewenst maakt de externe toezichthouder bij zijn rapportage ook gebruik van de bijlage met 11 stellingen. 2.8 De instituutsdirectie bespreekt de bij 2.6 bedoelde rapportage zo spoedig mogelijk met de externe toezichthouder en de examencommissie. Een verslag van deze bespreking wordt door de instituutsdirectie zo spoedig mogelijk gestuurd naar de externe toezichthouder, de examencommissie en de faculteitsdirectie. De rapportage van de externe toezichthouder wordt als bijlage aan dit verslag toegevoegd. 3. Competentieprofiel externe toezichthouder 3.1. Kennis Op de hoogte zijn van de actuele theorie en praktijk betreffende werkvelden die relevant zijn voor de opleiding. Op de hoogte zijn van de (eind)kwalificaties van de betreffende opleiding. Op de hoogte zijn van in het hbo gehanteerde toets- en beoordelingssystemen en onderwijsmethodieken Vaardigheden Zodanig kunnen handelen/interacteren dat zowel de student als de examinator ervaart met een ter zake deskundige te communiceren. Tentamen-/examenopdrachten en -producten kunnen beoordelen op relevantie en consistentie. Onderzoeken kunnen beoordelen in perspectief van en relevantie voor het betreffende beroepenveld. In staat zijn een gefundeerd oordeel te geven over de inhoud van het examen/de tentamens, evenals de kennis, het inzicht, de vaardigheden en de houding (competenties) van de kandidaat. Eigen beoordelingen van examen-/tentamenopdrachten en -producten in heldere bewoordingen kunnen toelichten. Examinatoren kunnen beoordelen op hun methode(n) van examineren en beoordelen Houding Zich kunnen inleven in de positie van de deelnemers aan een examen- /tentamengesprek. Constructieve kritiek durven en kunnen leveren op examinatoren en/of student(en) Randvoorwaarden Werkzaam zijn op minimaal hbo-niveau en een opleiding op masterniveau hebben voltooid. Meerjarig werkzaam zijn in een voor de opleiding relevant beroepenveld. Bereid en in staat zijn tot het bijwonen van (een representatief aantal) tentamens/examens en vergaderingen van de examencommissie. 4. Vergoeding De externe toezichthouder ontvangt de daarvoor binnen de HAN geldende financiële vergoeding. De instituutsdirectie draagt er zorg voor dat aan de externe toezichthouder declaratieformulieren met betrekking tot vacatiegelden en reis- en verblijfkosten worden verstrekt. De uitbetaling van vergoedingen geschiedt door of namens de HAN. 5. Vaststelling en inwerkingtreding Deze regeling is vastgesteld op door de faculteitsdirecteur GGM en treedt in werking per 1 januari Dan komt de bestaande regeling (met versiedatum ) te vervallen. 90

91 BIJLAGE 1: Nadere toelichting op de (aspecten a t/m c van) kwaliteit van toetsing en beoordeling Door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) wordt (onder meer) de volgende standaard gehanteerd bij de beoordeling van een opleiding. Deze standaard heeft een knock-out - karakter. De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd. De kernpunten van een adequaat toets- en beoordelingssysteem 34 worden in onderstaand overzicht samengevat. Trefwoord: Validiteit Kernvragen 1. Meet de opleiding wat ze beoogt te meten? 2. Wat gebruikt de opleiding als meetlat/cesuur? Gewenst resultaat - Eindkwalificaties (bijv. competenties), geoperationaliseerd op eindniveau en tussenliggende niveaus (in bijv. indicatoren) zijn inzichtelijk 35 gemaakt, op een manier die helder is voor alle (in- en externe) betrokkenen (eventueel schematisch). - Beoordelingscriteria en standaard (cesuur) per (tussenliggende en afsluitende) toets/beoordelings(moment) zijn inzichtelijk gemaakt (met herkenbare link naar de eindkwalificaties op de beheersingsniveaus). Trefwoord: Betrouwbaarheid Kernvragen 3. Is er overeenstemming tussen de (alle) beoordelaars? 4. Hoe komt deze overeenstemming tot stand? (systematisch of bij toeval?). 5. Worden de afwegingen hoe tot een oordeel is gekomen inzichtelijk gemaakt? Gewenst resultaat - Er vindt systematisch afstemming plaats tussen alle beoordelaars om tot overeenstemming te komen over de procedure van de toetsing en beoordeling, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur) en de beoordeling/feedback die gegeven dient te worden. - In de organisatiestructuur is ingebouwd dat beoordelaars (intern en extern) systematisch afstemmen over de procedure van de toets, de (interpretatie van de) beoordelingscriteria en standaard (cesuur), en de feedback die gegeven dient te worden. - Afwegingen/argumentatie op basis waarvan het oordeel tot stand is gekomen wordt inzichtelijk gemaakt na afloop van de beoordeling (bijv. op beoordelingsof feedbackformulier). Trefwoord: Borging/Bewaking Kernvragen 6. Hoe wordt de kwaliteit van toetsing en beoordeling geborgd en bewaakt? Gewenst resultaat - Procedures van toetsing en beoordeling van de eindkwalificaties (per beheersingsniveau) zijn inzichtelijk gemaakt (zonder aanleiding voor discussie tussen beoordelaars). - Procedures voor de ontwikkeling van de toetsing en beoordeling zijn inzichtelijk gemaakt. - Systeem dat systematisch (dus nu en in de toekomst) streeft naar steeds meer overeenstemming tussen beoordelaars, is beschreven (plan), wordt ook op die manier uitgevoerd (do) en werkt (check, act). - De rol en verantwoordelijkheden van de examencommissie (en eventueel andere betrokken gremia), in het borgen en bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling, zijn inzichtelijk gemaakt. - Eisen aan de competenties van (in- en externe) examinatoren, begeleiders en toetsontwikkelaars, en sturing hierop (professionalisering, intervisie e.d.) worden inzichtelijk gemaakt. 34 N.B.: Een externe toezichthouder geeft niet zozeer een oordeel over het (totale) systeem, maar veel meer een oordeel over de door hem onderzochte tentamens/examens (is geen representatieve steekproef ). 35 Inzichtelijk = afgestemd, vastgelegd (beschreven in opleidingsdocumentatie) en gecommuniceerd. 91

92 BIJLAGE 2: Stellingen inzake kwaliteit van het BA-examen De externe toezichthouder kan dit formulier invullen en als bijlage toevoegen aan zijn rapportage. Het formulier bevat 11 stellingen, met per stelling een vijfpuntsschaal. Bij gebruik s.v.p. het van toepassing zijnde rondje aankruisen. Naam externe toezichthouder: BA-opleiding waarop het scoreformulier betrekking heeft:. A. KWALITEIT VAN TOETSING EN BEOORDELING De toetsing en beoordeling is valide. zeer oneens 2. De toetsing en beoordeling is betrouwbaar. zeer oneens 3. De kwaliteit van toetsing en beoordeling wordt zeer adequaat geborgd en bewaakt. oneens 4. De examinatoren geven duidelijk blijk van zeer deskundigheid m.b.t. toetsing en beoordeling. oneens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens B. KWALITEIT VAN STUDENTEN 5. Het (competentie)niveau van de geslaagde studenten is qua - kennis minstens voldoende zeer oneens - inzicht minstens voldoende zeer oneens - vaardigheden/toepassing minstens zeer voldoende oneens - houding minstens voldoende zeer oneens 6. De geslaagde studenten zijn in staat tot een zeer adequate integratie van theorie en praktijk 7. De geslaagde studenten zijn in staat een onderbouwde visie over de beroepsuitoefening te formuleren 8. Op grond van de examenresultaten acht ik de geslaagde studenten geschikt als beginnend beroepsbeoefenaar oneens zeer oneens zeer oneens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens C. ORGANISATORISCHE KWALITEIT VAN HET EXAMEN 9. Het examen heeft conform de van toepassing zijnde bepalingen plaatsgevonden zeer oneens 10. De organisatie van het examen is adequaat zeer oneens 11. De informatieverstrekking door de opleiding zeer aan de studenten is adequaat oneens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens O O O O O zeer eens 36 Zie ook de nadere toelichting in bijlage 1. 92

93 4 Regeling tentamenbureau FGGM (HAN) Vastgesteld door het MT-FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED op , met inbreng van de examencommissies FGGM. PARAGRAAF 1: ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen Voor de Regeling Tentamenbureau faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (FGGM) van de HAN (verder te noemen regeling ) gelden in aanvulling op de begrippenlijst uit het opleidingsstatuut de volgende begripsbepalingen: - Schriftelijke en digitale tentamens: verzamelnaam voor schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toets(en). Artikel 1.2 Status en toepasselijkheid van de regeling 1. De instituutsdirecties FGGM hebben de organisatie en coördinatie van schriftelijke en digitale (deel)tentamens en schriftelijke en digitale integrale (deel)toetsen (verder te noemen schriftelijke en digitale tentamens ) gemandateerd aan het tentamenbureau FGGM (verder te noemen het tentamenbureau ). 2. De regeling is na overleg met de betreffende examencommissies vastgesteld door het Managementteam FGGM de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (verder ook te noemen teamleider tentamenorganisatie ). 3. De in lid 1 en 2 bedoelde instituutsdirecties FGGM zijn: - instituutsdirectie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS), - instituutsdirectie Paramedische Studies (IPS), - instituutsdirectie Sociale en Pedagogische Studies (ISPS), - instituutsdirectie Sport en Bewegingsstudies (ISBS), - instituutsdirectie Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS), - instituutsdirectie Verpleegkundige studies (IVS), - Instituutsdirectie Zakelijke Dienstverlening (IZD). 4. De in lid 2 bedoelde examencommissies FGGM zijn: - examencommissie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies, - examencommissie Paramedische Studies, - examencommissie Sociale en Pedagogische Studies, - examencommissie Sport en Bewegingsstudies, - examencommissie Vaktherapeutische en Psychologische Studies, - examencommissie Verpleegkunde en Medische Hulpverlening, - examencommissie Management in de Zorg en Dienstverlening, - examencommissie Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn. 5. In paragraaf 2 van deze regeling worden positie, taken en bevoegdheden van het tentamenbureau beschreven. PARAGRAAF 2: POSITIE EN TAKEN VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 2.1 Organisatorische positie en fysieke plaats van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau maakt organisatorisch deel uit van de subunit studentzaken (SU-SZ) en is gehuisvest op de locatie Kapittelweg 33 te Nijmegen. 2. Het tentamenbureau wordt hiërarchisch en operationeel aangestuurd door de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (verder te noemen leidinggevende van het tentamenbureau). 3. De instituutsdirecties en examencommissies kunnen vanuit hun specifieke taken en verantwoordelijkheden de leidinggevende van het tentamenbureau richtlijnen en aanwijzingen geven betreffende de taakuitvoering van het tentamenbureau ( functionele aansturing ). Zie ook art. 2.2 lid De instituutsdirecties FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de directie van het instituut Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) namens hen fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. 5. De examencommissies FGGM hebben middels een mandaat bepaald dat de ambtelijk secretaris van de examencommissie IVPS namens hen - fungeert als eerste aanspreekpunt voor de leidinggevende van het tentamenbureau. 93

94 6. De leidinggevende van het tentamenbureau is bevoegd om een van de medewerkers van het tentamenbureau (via ondermandatering) te belasten met een aantal coördinerende en/of financiële taken. Artikel 2.2 Taken van het tentamenbureau 1. Het tentamenbureau verricht haar bij lid 2 van dit artikel genoemde taken ten behoeve van de volgende instituten en bacheloropleidingen FGGM. Instituut Paramedische Studies (IPS): Ergotherapie (ERGO), Fysiotherapie (FYSIO), Logopedie (LOGO), Voeding en Diëtetiek (V&D), Mondzorgkunde (MZK). Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS): Lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding/Oefening (LLO), Sport en Bewegingseducatie (SBE), Sport, Gezondheid en Management (SGM), Sportkunde (SKN). Instituut Verpleegkundige Studies (IVS): Medische Hulpverlening (MHV), Verpleegkunde (VERPL.). Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies: Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD). Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies: Pedagogiek (Peda), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies: Creatieve Therapie (CT), Toegepaste Psychologie (TP). Instituut Zakelijke Dienstverlening: Management in de Zorg en Dienstverlening (MZD), Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (LGW). 2. Het tentamenbureau verricht de volgende taken: Vóór afname van schriftelijke en digitale tentamens: a. de communicatie met ter zake relevante actoren van opleiding(en) en ICT, alsmede de communicatie met surveillanten; b. het op basis van door de opleiding of SZ-FGGM aangeleverde/beschikbare groepslijsten opstellen van presentielijsten; c. het op basis van het door het (de) roosterbureau(s) aangeleverde, rooster(s) werven, selecteren, instrueren en inzetten van surveillanten en het zorg dragen voor door hen benodigde materiële voorzieningen; d. de registratie van surveillantgegevens; e. het zorg dragen voor tentamenvoorzieningen (inclusief lokalen) die door de examencommissie zijn toegekend aan studenten; f. het in ontvangst nemen van de door examinator(en) aan te leveren tentamenopgaven; g. het zorg dragen voor voldoende tentamenpapier en antwoordformulieren; h. het (laten) vermenigvuldigen van tentamenopgaven. Tijdens de afname van schriftelijke en digitale tentamens: i. het zorg dragen voor toezicht door surveillanten tijdens schriftelijke en/of digitale tentamens; j. het zorg dragen voor de aanwezigheid van een door de surveillant(en) oproepbare medewerker van het tentamenbureau of een coördinatorsurveillant; k. de distributie van tentamenopgaven en -materiaal. l. het schouwen van surveillanten. Na afloop van de schriftelijke en digitale tentamens: m. het innemen van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; n. de administratieve verwerking van tentamenopdrachten en -uitwerkingen; o. het tijdelijk in bewaring houden van tentamenopdracht en -uitwerking; p. het op verzoek archiveren van beoordeeld tentamenwerk; q. zorg dragen dat tentamenopdrachten en -uitwerkingen worden opgehaald door daartoe bevoegde medewerker(s); r. het zorg dragen voor de (ingeroosterde) inzage door studenten in beoordeeld tentamenwerk in aanwezigheid van een surveillant; s. het ten behoeve van leidinggevende van het tentamenbureau, examencommissie en andere relevante actoren signaleren van en rapporteren over (vermoedelijke) onregelmatigheden, (vermoedelijke) fraude en overige relevante tentamenzaken; t. het zorg dragen voor de fiattering van de declaraties van surveillanten. Overige taken: u. de registratie per instituut/opleiding van per schriftelijk en/of digitaal tentamen verrichte werkzaamheden en daaraan bestede tijd; 94

95 v. het opstellen/actualiseren en publiceren/communiceren van documentatie betreffende werkwijze van het tentamenbureau, gedragsregels/instructies voor studenten en surveillanten bij schriftelijke en/of digitale tentamens en overige relevante informatie ten behoeve van studenten, surveillanten en andere relevante actoren; w. contractbeheer surveillanten; x. het geven van informatie aan medewerkers en studenten over positie, taken en werkwijze van het tentamenbureau; y. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de betreffende instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de SU-SZ; z. het (door de leidinggevende) jaarlijks uitbrengen van een rapportage over de verrichte taken. 3. Aan het begin van een studiejaar wordt door of namens de instituutsdirecties en de leidinggevende van het tentamenbureau expliciet vastgelegd voor welke opleidingen, welke specifieke taken verricht worden; tenzij in principe alle in lid 2 genoemde taken voor alle in lid 1 genoemde opleidingen verricht worden. 4. Indien een of meer instituutsdirecties extra (niet in lid 2 genoemde) taken willen laten verrichten door het tentamenbureau worden daarover tijdig expliciete afspraken gemaakt met de leidinggevende van het tentamenbureau; e.e.a. inclusief eventuele aanvullende condities. Hetzelfde geldt in geval een instituutsdirectie een uitbreiding wenst van de bij lid 1 van dit artikel genoemde opleidingen. 5. De belangrijkste functionele kaders voor het tentamenbureau staan vermeld in - de van toepassing zijnde versie van - de samenwerkingsverklaring (SWV) met het Service Bedrijf, het Opleidingsstatuut, het Studentenstatuut HAN en het HANdboek Examenzaken. 6. Een nader gespecificeerd overzicht is opgenomen als bijlage van deze regeling. PARAGRAAF 3: OVERLEG VAN LEIDINGGEVENDE VAN HET TENTAMENBUREAU MET RELEVANTE ACTOREN Artikel 3.1 Overleg van leidinggevende van het tentamenbureau met relevante actoren 1. De leidinggevende van het tentamenbureau voert periodiek overleg met: a. medewerkers van het tentamenbureau; b. de instituutsdirecteur die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken instituutsdirecteuren; c. de ambtelijk secretaris die fungeert als eerste aanspreekpunt namens de betrokken examencommissies; d. coördinatoren van de roosterbureaus, respectievelijk de inzetbureaus van de opleidingen waarvoor het tentamenbureau werkzaamheden verricht; e. surveillanten; f. leidinggevenden van de overige (HAN-)tentamenbureaus. 2. Van elk overleg wordt waar nodig een besluitenlijst op- en vastgesteld en waar nodig geanonimiseerd digitaal gepubliceerd. PARAGRAAF 4: JAARLIJKSE RAPPORTAGE VAN HET TENTAMENBUREAU Artikel 4.1 Jaarlijkse rapportage van het tentamenbureau 1. De leidinggevende van het tentamenbureau legt jaarlijks door middel van een schriftelijke rapportage in de maand november verantwoording af aan de betrokken instituutsdirecties, examencommissies en het hoofd van de subunit Aanmelden, in- en uitschrijven. 2. De verantwoording betreft de door het tentamenbureau verrichte taken zoals vermeld in art. 2.2 lid 2 in het aan november voorafgaande studiejaar en bevat tevens conclusies, aanbevelingen, verbeteracties alsmede een managementsamenvatting. 3. De faculteitsdirecteur en de studentendecanen ontvangen de rapportage in afschrift. 95

96 PARAGRAAF 5: SLOTBEPALINGEN Artikel 5.1 Onvoorziene omstandigheden In uitzonderlijke situaties en in gevallen waarin deze regeling niet voorziet en waarin een onmiddellijke beslissing noodzakelijk is, beslist: a. zo dit tot de bevoegdheid hoort van het tentamenbureau de leidinggevende van het tentamenbureau; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing; b. zo dit tot haar/zijn bevoegdheid hoort, de instituutsdirectie; haar/zijn beslissing deelt zij/hij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing; c. zo dit tot zijn/haar bevoegdheid hoort, de voorzitter van de examencommissie; zijn/haar beslissing deelt hij/zij zo spoedig mogelijk mee aan de belanghebbenden bij de beslissing. Artikel 5.2 Klacht en beroep betreffende beslissingen en handelwijzen van het tentamenbureau Zie hiervoor de volgende bijlagen uit het Studentenstatuut HAN: Regeling klachten ; Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende. Artikel 5.3 Vaststelling, inwerkingtreding en wijziging 1. Deze regeling (inclusief bijlagen) is vastgesteld door het Managementteam FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED, treedt in werking met ingang van en vervangt alle bestaande regelingen en mandaten betrekking hebbend op het tentamenbureau FGGM. 2. Deze regeling wordt bekendgemaakt aan de studenten en de medewerkers van opleiding(en) genoemd in artikel 2.2 lid 1 door opname in het Opleidingsstatuut. 3. Wijzigingen van deze regeling worden door het Managementteam FGGM en de teamleider tentamenorganisatie GGM en FED bij afzonderlijk besluit vastgesteld. BIJLAGEN A. Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten B. Gedragsregels voor studenten bij schriftelijke/digitale tentamens C. Gedragsregels voor studenten bij inzage beoordeeld tentamenwerk D. Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens E. Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk F. Formulier geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid Nijmegen, 21 maart 2017 Managementteam FGGM & M. van Keeken-Haan, teamleider tentamenorganisatie GGM en FED (namens SU-SZ) 96

97 BIJLAGE A Nadere specificatie van de bij art. 2.2 lid 5 bedoelde kaderstellende documenten De belangrijkste kaders voor de taken van het tentamenbureau zijn - de van toepassing zijnde versie van - de volgende documenten: de samenwerkingsverklaring (SWV) met het Service Bedrijf, in het bijzonder de te leveren producten/diensten van de SU-SZ; het Opleidingsstatuut: het hoofdstuk Opbouw van de opleiding uit Studiegids in deel 1 van het opleidingsstatuut; het hoofdstuk Onderwijs- en Examenregeling (OER) uit Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens in deel 2 van het opleidingsstatuut. Uit de OER met name de paragraaf inzake Tentamens, integrale toetsen en examens van de opleiding en het veld Tentaminering van de OWE- en EVL-beschrijvingen uit Beschrijvingen van het onderwijs in deel 3 van het opleidingsstatuut; het hoofdstuk Reglement Examencommissie uit Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens in deel 2 van het opleidingsstatuut. Uit het Reglement Examencommissie met name de paragrafen betreffende Kwaliteitsbewaking examens, tentamens en organisatie en Onregelmatigheid en fraude bij tentamens. het Studentenstatuut HAN: hoofdstuk 5 Bijzondere voorzieningen voor studenten, artikel 5.2 Studenten met een functiebeperking ; bijlage 1 Gedragsreglement algemeen, artikel 2, 3, 6 en 11. het HANdboek Examenzaken: uit het deel Formats, checklists & voorbeeldbrieven met name de volgende items: toekenning extra onderwijsvoorziening(en) aan studenten met een of meer functiebeperkingen; proces-verbaal schriftelijk tentamen; formulieren geconstateerde (vermoedelijke) onregelmatigheid. 97

98 BIJLAGE B Gedragsregels voor studenten tijdens tentamenafname In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen met betrekking tot met name schriftelijke en digitale tentamens. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van de tentamenlocatie alsmede tijdens de tentamenafname. De student dient voor, gedurende en na het tentamen stilte in acht te nemen in en in de directe omgeving van de ruimte waarin het tentamen plaatsvindt; 3. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen zo spoedig mogelijk contact op met de surveillant. Identificatie en toelating 4. meldt zich tijdig bij het tentamenlokaal; 5. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort; een Europees identiteitsbewijs; een Nederlands rijbewijs; een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is; een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart, kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie; 6. wordt door de surveillant afgevinkt op de presentielijst ter bevestiging van deelname aan het tentamen; 7. die niet op de presentielijst vermeld staat, meldt dit direct aan de surveillant. Alleen wanneer van te voren bepaald is dat bijschrijven op de presentielijst is toegestaan, wordt de student vervolgens in de gelegenheid gesteld om het tentamen onder voorbehoud te maken; 8. dient ter controle van zijn identiteit door de surveillant zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de tentamenafname. Aanvang 9. legt uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen op/naast de tafel, op de tafel liggen uitsluitend zaken die hij/zij nodig heeft voor het maken van een tentamen; 10. mag tenzij uitdrukkelijk anders bepaald tijdens het tentamen niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, respectievelijk apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes en dergelijke; 11. mag tenzij uitdrukkelijk anders bepaald tijdens het tentamen geen gebruik maken van de volgende hulpmiddelen: papieren versie(s) van woordenboek(en), wetboek(en), (hand)boek(en) en dergelijke; 12. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), mobiele telefoon(s), smartphone(s), horloge e. d. neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats (zie ook punt 13); 13. dient de mobiele telefoon(s), smartphone(s) en dergelijke uit te zetten alvorens deze weg te leggen; 98

99 14. vermeldt bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens. Bij gebruik van het kladpapier, noteert hij/zij deze gegevens ook hierop; 15. wordt na aanvang van het tentamen niet meer toegelaten tot de tentamenlocatie. Tijdens het tentamen mag tijdens de tentamenzitting van 120 minuten of korter geen gebruik maken van het toilet 38. Bij een tentamenzitting die langer duurt dan 120 minuten, is toiletbezoek na 120 minuten onder begeleiding van een surveillant toegestaan; 17. mag tijdens de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen niet vertrekken of zijn werk inleveren (om onrust en/of onregelmatigheden tegen te gaan); 18. kan na de eerste 30 minuten na de feitelijke aanvang van een tentamen de tentamenzitting tussentijds beëindigen door inlevering van de tentamenuitwerkingen en het verlaten van het tentamenlokaal; 19. die middels een onderwijsovereenkomst of een daartoe strekkend besluit van de examencommissie recht heeft op extra tentamenfaciliteiten wordt daartoe in de gelegenheid gesteld; 20. mag tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen; bij een tentamenzitting van 150 minuten of langer mag de student etenswaren nuttigen die geen onnodige hinder voor medestudenten veroorzaken; 21. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 22. dient het tentamen met de voorgeschreven schrijfbenodigdheden zoals vermeld op het voorblad (zwarte of blauwe pen of potlood) te maken; 23. draagt er zorg voor dat schrapformulieren op de juiste wijze en volgens de instructie van de surveillant worden ingevuld; 24. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. Hulpmiddelen 25. mag geen andere hulpmiddelen gebruiken dan die zijn toegestaan. De toegestane hulpmiddelen worden tijdig bekendgemaakt door de opleiding en staan tevens vermeld op het tentamenvoorblad; 26. draagt er zorg voor dat hulpmiddelen niet zijn voorzien van bijschrijvingen et cetera, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. (Vermoedelijke) onregelmatigheid 27. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissies (zie het Opleidingsstatuut); 28. mag in geval van constatering van een vermoedelijke onregelmatigheid door de surveillant het tentamen afmaken, en ondertekent het door de surveillant ingevulde formulier vermoedelijke onregelmatigheid (zie bijlage F). Inleveren tentamendocumenten 29. controleert vóór inlevering van de tentamenuitwerking en -opdracht(en) of op alle in te leveren tentamenstukken zijn naam, studentnummer, klas/groep en verdere door surveillant gevraagde gegevens (juist) zijn ingevuld; 30. levert alle tentamendocumenten inclusief gebruikt en ongebruikt kladpapier in bij de surveillant en plaatst ter bevestiging hiervan zijn handtekening op de presentielijst; 31. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens de tentamenlocatie te verlaten. 37 Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg gedaan met de coördinerend surveillant. 38 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 99

100 BIJLAGE C Gedragsregels voor studenten tijdens inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage zoals georganiseerd door het tentamenbureau is meestal niet het moment waarop de student inhoudelijke feedback ontvangt 39, maar dat kan wel. Bij de inzage is een docent aanwezig. Studenten kunnen altijd inhoudelijke feedback krijgen, maar de opleidingen bepalen zelf wat voor hen de meest wenselijke manier is om dit te doen. Dit kan bijvoorbeeld ook door inhoudelijke feedbackmomenten voor alle studenten te organiseren, of doordat studenten zich direct kunnen richten tot de docent / examinator. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. In het studentenstatuut HAN (instellingsspecifieke deel) is een gedragsreglement voor studenten opgenomen. Dit reglement bevat naast algemene bepalingen ook bepalingen ten aanzien van het gedrag van studenten in de tentamenlocaties. Hieronder staan additionele bepalingen met betrekking tot de inzage van beoordeeld tentamenwerk (verder te noemen inzage ). Vooraf: alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd, mogen in het lokaal aanwezig zijn. De student: Gedrag 1. volgt de instructies van de surveillant op en gaat respectvol met hem/haar om; 2. gedraagt zich zodanig dat hij/zij andere studenten niet stoort bij binnenkomst en bij vertrek van het lokaal waar de inzage plaatsvindt (verder te noemen lokaal ), alsmede tijdens de inzage; 3. neemt bij onduidelijkheden tijdens de inzage zo spoedig mogelijk contact op met de surveillant. Identificatie en toelating 4. toont de surveillant ter identificatie zijn geldige collegekaart of een geldig identificatiebewijs: een paspoort; een Europees identiteitsbewijs; een Nederlands rijbewijs; een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is; een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt hij/zij uitgesloten van deelname aan de inzage. In het geval van diefstal of verlies van het identiteitsbewijs kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het tentamenbureau om toegelaten te worden tot het lokaal; 5. noteert zijn/haar naam op de door de surveillant aangereikte presentielijst ter bevestiging van deelname aan de inzage; 6. dient ter controle van zijn identiteit door de surveillant zijn geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs rechtsboven op de tafel te leggen gedurende de inzage. 39 Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende. 100

101 Aanvang en hulpmiddelen 7. dient bij inzage van een schrapkaarttoets zelf zorg te dragen voor een kopie van zijn/haar antwoordformulier (gele doorslag); 8. legt uitsluitend die (toegestane) hulpmiddelen op tafel die vermeld staan op het inzagevoorblad of door de surveillant aan het begin van de inzage meegedeeld worden; 9. mag tenzij uitdrukkelijk anders bepaald niet in het bezit zijn van digitale gegevensdragers, respectievelijk apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciaal horloge, speciale bril, speciale oordopjes en dergelijke; 10. dient zijn/haar jas, muts, das, tas(sen), etui(s), horloge, digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) neer te leggen op de door de surveillant aangewezen plaats; 11. draagt er tevens zorg voor dat zijn/haar digitale gegevensdrager(s) en apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) uit staan alvorens deze weg te leggen. Tijdens de inzage mag geen gebruik maken van het toilet 41 ; 13. mag geen etenswaren nuttigen; 14. mag alleen drinkwaren uit een af te sluiten flesje nuttigen; 15. mag alleen één of meer van de volgende toegestane documenten op tafel hebben liggen: a. beoordelingsformulier; b. gele doorslag (van de schrapkaart toets); c. tentamenuitwerkingen; 16. mag geen aantekeningen of wijzigingen aanbrengen in de gemaakte tentamenuitwerking. Mocht hij/zij dit onverhoopt - toch doen dan wordt dit als onregelmatigheid gemeld bij de examencommissie; 17. mag geen standaarduitwerkingen of opgaven meenemen of kopiëren. Ook het overschrijven van de eigen tentamenuitwerking en/of die van andere studenten is niet toegestaan; 18. is niet toegestaan op welke manier dan ook (delen van) een tentamen te kopiëren of op welke andere wijze dan ook (de inhoud van) een tentamen buiten de tentamenlocaties te brengen. (Vermoedelijke) onregelmatigheid 19. wordt voor onregelmatigheden, sancties bij onregelmatigheid en inbeslagname van bewijsmateriaal verwezen naar de geldende bepalingen die zijn opgenomen in het reglement examencommissie (zie ook bijlage F). Inleveren ingezien (beoordeeld) tentamenwerk 20. levert alle ter inzage gekregen documenten in bij de surveillant en plaatst ter bevestiging hiervan zijn handtekening op de presentielijst; 21. zorgt ervoor dat alles netjes en opgeruimd wordt achtergelaten alvorens het lokaal te verlaten. 40 Wanneer de surveillant onverwijld een noodzakelijke beslissing dient te nemen, wordt dit in overleg met de coördinerend surveillant gedaan. 41 Alleen met een verklaring van de desbetreffende Examencommissie kan van deze regel afgeweken worden. 101

102 BIJLAGE D Gedragsregels voor surveillanten bij schriftelijke/digitale tentamens Het CvB heeft op de taken, competenties en eisen met betrekking tot de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de surveillance bij schriftelijke en digitale tentamens. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens het tentamen zo spoedig mogelijk contact op met de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid met het tentamenbureau. Voorafgaand aan het tentamen 3. meldt zich minimaal 30 minuten voor aanvang van het tentamen bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij de tentamenopdracht(en), ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld; 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig, en indien mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels et cetera). In lokalen met klaptafels dienen de tussenbladen indien mogelijk omhoog geklapt te blijven; 5. bevestigt op de deur van het lokaal een deelnemerslijst met tentamennummers en de kaart met de mededeling Lokaal niet meer betreden wanneer het tentamen is begonnen en de deur gesloten is ; 6. bevestigt de kaart met het volgende verbod op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op de inhoud ervan: Het is verboden tijdens het tentamen in het bezit te zijn van digitale gegevensdragers, respectievelijk apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s), zoals mobiele telefoon, smartphone, USB-stick, rekenmachine, speciale bril, speciale oordopjes e. d. en horloges. Identificatie en toelating 7. laat vanaf de aanvang van de administratietijd studenten (één voor één) toe tot het lokaal. De administratietijd begint bij aanvang van het lesuur (b.v ) en duurt 15 minuten. Na de 15 minuten administratietijd begint het tentamen (b.v ); 8. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort; een Europees identiteitsbewijs; een Nederlands rijbewijs; een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is; een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van tentamendeelname. Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het tentamenbureau om toegelaten te worden tot de tentamenlocatie; 9. verzoekt de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar tentamennummer te noemen en tekent dit vervolgens af op de deelnemerslijst; 10. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan het tentamen bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 11. (indien de betreffende opleiding hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven aan het tentamenbureau) schrijft de naam van een student handmatig bij op de deelnemerslijst indien deze niet op deze lijst staat vermeld. De student wordt in de gelegenheid gesteld om het tentamen te maken, zij het onder voorbehoud. De surveillant meldt dit aan de student en maakt hiervan aantekening op het proces verbaal; 102

103 12. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 13. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, horloges, (uitgezette) digitale gegevensdragers, respectievelijk (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 42 et cetera neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats (voorin het lokaal is gebruikelijk). Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant; 14. ziet er op toe dat enkel zaken die de student volgens de surveillant nodig heeft voor het maken van een tentamen mogen op de hoek van de tafel gelegd worden, zoals pen, potlood, gum, geldige collegekaart/geldig identificatiebewijs en de toegestane studiematerialen die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Ook mag een pakje of af te sluiten flesje drinken op tafel staan; 15. draagt er zorg voor dat studenten die daarvoor in aanmerking komen op grond van een onderwijsovereenkomst en een besluit van de examencommissie/studieloopbaanbegeleider gebruik kunnen maken van extra tentamenfaciliteiten (bijvoorbeeld: laptop, A3 formaat tentamen, extra tijd); 16. geeft de mogelijkheid van toiletbezoek aan in de resterende administratietijd tot het uitdelen van het tentamen; 17. draagt er zorg voor dat alvorens het tentamen feitelijk aanvangt de belangrijkste gedragsregels bij tentamens kort worden toegelicht (onder meer waarvoor de administratietijd dient en hoe eventuele schrapkaarten behoren te worden ingevuld); 18. deelt op het tijdstip waarop het tentamen formeel begint de tentamenformulieren uit. Hiervóór mag geen enkel tentamendocument (schrapkaart, uitleg, kladpapier) op de tafels liggen. Dit mag pas samen met de tentamenopgaven bij de daadwerkelijke aanvangstijd van het tentamen worden uitgedeeld; 19. verzoekt de studenten bij aanvang van het tentamen op alle tentamendocumenten hun naam, studentnummer, klas/groep en overige door de surveillant gevraagde gegevens te vermelden; 20. laat het tentamen exact op de aanvangstijd beginnen. Het is dus niet de bedoeling dat de surveillant het tentamen in de administratietijd laat beginnen, omdat alle studenten toch al zitten of om een andere reden. Tijdens het tentamen 21. laat na aanvang van het tentamen geen studenten meer toe tot het lokaal; 22. levert het ongemaakte werk van studenten die te laat zijn, in bij het tentamenbureau; 23. ziet erop toe dat tijdens de eerste 30 minuten na uitdelen van het tentamen, studenten niet hun werk mogen inleveren en vertrekken; 24. belt waar nodig de coördinerend surveillant en/of de dienstdoende medewerker van het tentamenbureau als een student verzoekt naar het toilet te mogen gaan en dit toegestaan is. Het is niet toegestaan dat een student zonder toezicht naar het toilet gaat of dat er meerdere studenten tegelijk naar het toilet gaan; 25. ziet erop toe dat studenten tijdens het tentamen geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje; 26. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen; 27. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, praten, telefoneren en dergelijke; 28. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens het tentamen te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met een telefoon/smartphone, eten, onnodig praten en dergelijke zijn niet toegestaan; 29. maakt een aantekening indien er extra (klad)papier wordt uitgedeeld. Zo houdt de surveillant controle over de inlevering van alle tentamendocumenten; 30. ziet erop toe dat de uitwerking van het tentamen door de student uitsluitend met zwarte of blauwe pen gemaakt wordt uitgezonderd bij schrapkaarten en maken van tekeningen; 31. ziet erop toe dat bij een multiple-choicetentamen de schrapkaarten juist worden ingevuld (met name 42 Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes. 103

104 het juist invullen van het studentnummer). Studenten moeten voor het invullen een zwart potlood gebruiken; 32. ziet er op toe dat de student geen aantekeningen maakt op een eventueel achter de schrapkaart opgenomen doorslagformulier. Als de surveillant een beschreven doorslagformulier aantreft, dient hij de student hier op attent te maken. De student mag vervolgens opnieuw een geel doorslagformulier invullen met alleen de door hem/haar gegeven antwoorden. Een kleine hoeveelheid mag ook goed uitgegumd worden. Mocht hij dit weigeren, dan dient het doorslagformulier ingenomen te worden en wordt dit beschouwd als een vermoedelijke onregelmatigheid; 33. meldt, zodra het laatste half uur van het tentamen ingaat, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 34. ziet erop toe dat alleen die (toegestane) hulpmiddelen gebruikt worden die vermeld staan op het tentamenvoorblad. Toegestaan kladpapier is meegeleverd vanuit het tentamenbureau en moet altijd worden ingeleverd (voorzien van naam, studentnummer, tentamennummer); 35. ziet erop toe dat de hulpmiddelen niet zijn voorzien van aantekeningen, behalve als op het tentamenvoorblad staat aangegeven dat dit toegestaan is. De surveillant kan steekproefsgewijs in toegestane woordenboeken en/of handboeken controleren. (Vermoedelijke) onregelmatigheid 36. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neemt alle bescheiden in waarmee de (vermoedelijke) onregelmatigheid gepleegd is. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopie-exemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van het tentamen direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het tentamenbureau). Via het tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het tentamenbureau. Na afloop tentamen 37. controleert of op alle ingeleverde stukken de naam, studentnummer en alle andere gevraagde gegevens zijn ingevuld (een student mag geen lege schrapkaart inleveren, deze dient tenminste te zijn voorzien van naam en studentnummer) en controleert of alle in te leveren stukken daadwerkelijk worden ingeleverd. Kladpapier en fout ingevulde schrapkaarten dienen ook in de tentamenenvelop te worden gestopt; 38. controleert of de student uitgereikte stukken niet mee naar huis neemt, met uitzondering van het doorslagblad van de schrapkaart. De surveillant dient het doorslagblad te controleren op aantekeningen. Indien de student aantekeningen heeft gemaakt op het doorslagblad mag dit niet mee naar huis genomen worden maar moet worden toegevoegd aan de andere tentamendocumenten; 39. nummert elk tentamendocument (schrapkaarten, lijntjespapier, kladpapier, de tentamenopgaven et cetera) aan de hand van het nummer dat bij de student vermeld staat op de presentielijst. Dit om het zoekraken van tentamenwerk te voorkomen. De documenten dienen op volgorde gesorteerd te worden ingeleverd. De schrapkaart mag niet in de tentamenopgave worden gevouwen; 40. scheidt de eventueel door de student ingevulde evaluatieformulieren van de tentamenopgaven en levert deze in bij de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid bij het tentamenbureau; 41. controleert of het tentamenlokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen tentamendocumenten zijn achtergebleven. Indien het lokaal bij aanvang afgesloten was, wordt het lokaal door hem/haar opnieuw afgesloten. De lokaalloper wordt ingeleverd bij de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid bij het tentamenbureau; 42. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen. Ook vult de surveillant in wanneer de laatste student het lokaal heeft verlaten (exclusief de student(en) met recht op extra tijd); 43. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid het tentamenbureau alvorens te vertrekken. 104

105 BIJLAGE E Gedragsregels voor surveillanten bij inzage beoordeeld tentamenwerk Het doel van inzage is dat de student de juiste antwoorden op de tentamenvragen kan (in)zien en vergelijken met de door hem/haar gegeven antwoorden. De inzage zoals georganiseerd door het tentamenbureau is meestal niet het moment waarop de student inhoudelijke feedback ontvangt 43, maar dat kan wel. Bij de inzage is een docent aanwezig. Studenten kunnen altijd inhoudelijke feedback krijgen, maar de opleidingen bepalen zelf wat voor hen de meest wenselijke manier is om dit te doen. Dit kan bijvoorbeeld ook door inhoudelijke feedbackmomenten voor alle studenten te organiseren, of doordat studenten zich direct kunnen richten tot de docent/examinator. De laatste tijd wordt er bij inzage steeds meer gebruik gemaakt van een beamer. Het digitale inzagemodel wordt dan op een USB-stick geladen en kan via de computer/beamer op een scherm geprojecteerd worden. Het CvB heeft op de taken, competenties en eisen met betrekking tot de surveillant vastgesteld. In de HANdleiding voor de surveillant heeft het tentamenbureau FGGM veel relevante/gedetailleerde informatie opgenomen. Hieronder staan de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de surveillance bij inzage beoordeeld tentamenwerk. Vooraf: Alleen studenten die hebben deelgenomen aan het tentamen waarvoor de inzage is georganiseerd, mogen in het lokaal aanwezig zijn. De surveillant: Gedrag 1. geeft studenten duidelijke instructies en gaat respectvol met hen om; 2. neemt bij onduidelijkheden voor en/of tijdens de inzage zo spoedig mogelijk contact op met de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid met het tentamenbureau. Voorafgaand aan de inzage 3. meldt zich voor aanvang van de inzage bij de coördinerend surveillant. Van hem/haar krijgt hij/zij het beoordeelde tentamenwerk, ander relevant materiaal en een mobiele telefoon uitgereikt en worden eventuele bijzonderheden gemeld; 4. gaat naar het lokaal zoals vermeld op envelop/voorblad, en maakt zo nodig/mogelijk, het lokaal in orde (opstelling tafels et cetera); 5. bevestigt op de deur de kaart met de mededeling Lokaal niet meer betreden wanneer de inzage is begonnen en de deur gesloten is ; 6. bevestigt de kaart met de tekst Verboden apparatuur te gebruiken waarmee data/beelden kunnen worden opgeslagen/opgenomen en/of weergegeven, te weten: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, horloges, speciale brillen, speciale oordopjes en andere datadragers op een duidelijk zichtbare plaats in het lokaal en wijst de studenten nadrukkelijk op het verbod. Identificatie en toelating 7. verzoekt de student bij binnenkomst zijn/haar geldige collegekaart of geldig identificatiebewijs te tonen: een paspoort; een Europees identiteitsbewijs; een Nederlands rijbewijs; een rijbewijs van een lidstaat van de Europese Gemeenschappen of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, mits het rijbewijs bij vertoon ervan nog geldig is; een Nederlands vreemdelingendocument. Als de student geen collegekaart of een geldig identificatiebewijs kan tonen, wordt de student uitgesloten van deelname aan de inzage. 43 Tegen de beslissing van een examinator kan de student (alleen) direct in beroep gaan bij het College van Beroep voor de examens. Zie hiervoor het Studentenstatuut HAN, bijlage 10 Regeling rechtsbescherming besluiten het onderwijs betreffende. 105

106 Indien geen legitimatie getoond kan worden door bijvoorbeeld diefstal of verlies van het identiteitsbewijs en de collegekaart kan alleen met een originele aangifte van diefstal en/of een originele aanvraag nieuw identiteitsdocument van de gemeente een bewijs van inschrijving aangevraagd worden bij het tentamenbureau om toegelaten te worden tot de inzagelocatie; 8. ontzegt de student de toegang tot het lokaal en deelname aan de inzage bij het ontbreken van de vereiste legitimatievorm en maakt hiervan aantekening op het proces-verbaal; 9. laat de student (die zich heeft gelegitimeerd) zijn/haar naam en studentnummer noteren op de presentielijst; 10. laat indien er een normale tot grote groep studenten verwacht wordt de eerste studenten vooraan plaatsnemen en laat de volgende studenten aansluiten. Als er een kleine groep studenten verwacht wordt, dan ziet de surveillant erop toe dat de studenten verspreid over het lokaal plaatsnemen, beginnend vooraan in het lokaal. Dit om onregelmatigheden te voorkomen. Aanvang 11. ziet er op toe dat studenten jassen, mutsen, dassen, tassen, etuis, horloges, (uitgezette) digitale gegevensdragers, respectievelijk (uitgezette) apparatuur met geïntegreerde digitale gegevensdrager(s) 44 et cetera neerleggen op de door de surveillant aangewezen plaats. Wanneer de student tussentijds zijn/haar sjaal of das afdoet, mag deze vanwege mogelijke onregelmatigheid niet op of naast de tafel gelegd worden, maar moet afgegeven worden aan de surveillant; 12. ziet er op toe dat alleen gebruik gemaakt wordt van hulpmiddelen die vermeld staan op het inzagevoorblad; 13. mag een pakje of af te sluiten flesje drank op tafel hebben staan; 14. deelt waar van toepassing het beoordeelde tentamenwerk uit en waar van toepassing een overzicht van juiste antwoorden, respectievelijk het ingevulde beoordelingsformulier. Het overzicht van juiste antwoorden kan ook via een computer/beamer geprojecteerd worden op een scherm. Tijdens de inzage 15. dient tijdens de volledig geplande tijd aanwezig te zijn in het lokaal; 16. ziet erop toe dat studenten tijdens de inzage geen etenswaren nuttigen en geeft zelf het goede voorbeeld. Drinken is wel toegestaan, mits uit af te sluiten flesje of pakje; 17. dient actief te surveilleren. Dit houdt in: zodanig positie innemen dat overzicht houden mogelijk is, goed rondkijken en af en toe rondlopen; 18. draagt zorg voor de rust in het lokaal door er op toe te zien dat studenten niet eten, telefoneren en dergelijke; 19. geeft zelf het goede voorbeeld door zich tijdens de inzage te onthouden van bezigheden die afleiden van het surveilleren. Lezen, puzzelen, privé-telefoneren, andere bezigheden met de telefoon/smartphone, eten, onnodig praten en dergelijke zijn niet toegestaan; 20. meldt, zodra de laatste minuten van de inzage ingaan, dit aan de studenten. Hulpmiddelen 21. ziet erop toe dat er geen andere hulpmiddelen worden gebruikt dan die expliciet zijn toegestaan. (Vermoedelijke) onregelmatigheid 22. grijpt in geval van een vermoedelijke onregelmatigheid direct in. De surveillant vult een formulier geconstateerde onregelmatigheid in (zie bijlage F). De student ontvangt ter plekke een kopieexemplaar (geel doorslagformulier) van het formulier. Alle bescheiden worden door de surveillant na afloop van de inzage direct ingeleverd bij de coördinerend surveillant (of buiten de tentamenweken: bij het tentamenbureau). Via het tentamenbureau gaat het formulier naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. De examencommissie onderzoekt de onregelmatigheid en neemt een besluit of er sprake is geweest van onregelmatigheid. Dit wordt aan de surveillanten teruggekoppeld door het tentamenbureau. 44 Voorbeelden: mobiele telefoons c.q. smartphones, USB-sticks, speciale horloges, speciale brillen, speciale oordopjes. 106

107 Na afloop inzage 23. neemt alle uitgereikte middelen/materialen in en controleert of de student aan hem/haar ter inzage gegeven documenten niet kopieert of middelen/materialen mee naar huis neemt; 24. controleert of het lokaal netjes achtergelaten wordt door de studenten en zichzelf en controleert of er geen inzagedocumenten zijn achtergebleven; 25. vult een proces-verbaal in en levert dit in bij de coördinerend surveillant. In het proces-verbaal worden alle (eventuele) onregelmatigheden vermeld die zich hebben voorgedaan tijdens het tentamen; 26. meldt zich af bij de coördinerend surveillant of bij diens afwezigheid het tentamenbureau alvorens te vertrekken. 107

108 BIJLAGE F Formulier geconstateerde vermoedelijke onregelmatigheid Vermoedelijke onregelmatigheid is geconstateerd door: Naam surveillant. Bij: Naam student..... Studentnummer student.... O Een tentamen (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen.... O Inzage van beoordeeld tentamenwerk (hetgeen van toepassing aankruisen): Vakcode en naam tentamen Datum. Tijdstip Lokaal. Locatie Beknopt schriftelijk verslag van de surveillant van het gebeurde: Handtekening surveillant:.. Schriftelijk commentaar van de student op het gebeurde: Handtekening student:.. De surveillant grijpt in geval van vermoedelijke onregelmatigheid (zie regeling onregelmatigheid) tijdens een tentamen/inzage direct in. Hij/zij laat de student onder voorbehoud het tentamen afmaken, en neem alle bescheiden in waarmee de onregelmatigheid vermoedelijk heeft plaatsgevonden. De surveillant vult het formulier in en levert dit met alle relevante bescheiden na afloop van het tentamen, respectievelijk de inzage direct in bij de coördinerend surveillant. De student ontvangt een kopie-exemplaar van het ingevulde formulier. Via het tentamenbureau gaat het formulier vervolgens naar de (ambtelijk) secretaris van de examencommissie. 108

109 5 Reglement opleidingscommissies Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies Het Reglement opleidingscommissies ontbreekt nog, dit wordt in het kader van het project Vernieuwing Medezeggenschap gewijzigd en na afronding van het project weer in het Opleidingsstatuut gevoegd. 109

110 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs De inhoud van dit deel maakt onverkort deel uit van de Onderwijs- en examenregeling (OER) die in Deel 2 van dit opleidingsstatuut is opgenomen. 110

111 Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten 1.1 Vernieuwing Curriculum Vanaf werkt CTO met een herijkte set eindkwalificaties (zie paragraaf 3.2). Deze set is aanleiding tot herijking curriculum. CTO is gestart met de vernieuwing van jaar3/hf2 en jaar4/hf3 vanaf Dit heeft ook consequenties voor de manier waarop CTO het onderwijs, de onderwijseenheden van HF2 en HF3 in overzichten hieronder en in tabellen in H2 beschrijft. Zo gelden verschillende overzichten afhankelijk van het cohort van de studenten. En in tegenstelling tot propedeuse en HF1 worden HF2 en HF3 in hoofdstuk 2 niet geordend volgens beroepstaken. Vandaar dat daar in de tabellen n.v.t. staat. Met beroepstaken borg je als opleiding de praktijkrelevantie van het onderwijs en van de toetsen: door studenten te laten werken aan authentieke, van de beroepspraktijk afgeleide taken en toetsen bekwamen studenten zich in competenties. Zonder het onderwijs in beroepstaken te organiseren, borgen we voor HF2 en HF3 de relevantie van het onderwijs en de toetsen. Zo kunnen studenten in HF2 bijvoorbeeld kiezen om in context van de OWE Innoveren en ondernemen een eigen ondernemersplan te schrijven of om een innovatief product voor de beroepspraktijk te ontwikkelen. Ook lopen ze stage in HF2. In HF3 verrichten ze onder andere onderzoek relevant voor de beroepspraktijk. Kortom, de opdrachten, de toetsen, het praktijkleren zijn zodanig ingericht dat het buiten kijf staat waarom hetgeen de studenten doen of moeten laten zien relevant is voor de toekomstige beroepsuitoefening. Ook prefereert CTO voor HF2 en HF3 de term leerdoelen in plaats van beoordelingscriteria. Leerdoelen maken duidelijk wat de student in die OWE leert in context van de eindkwalificaties. We gebruiken voor HF2 en HF3 niet de term competenties maar eindkwalifcaties. Dit om aan te geven hoe de onderwijseenheden bijdragen aan de de ontwikkeling van de eindkwalificaties. 1.2 Samenstelling propedeutische fase Conform artikel 4.1 lid 1 van de OER. De propedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. Propedeuse Jaar 1 niveau 1 Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Indiceren 1 12½ stp Behandeling uitvoeren: 1A ziektebeelden 12½ stp Behandelplan ontwerpen 1 12½ stp Professionele ontwikkeling 1 10 stp Behandeling uitvoeren: 1B ziektebeelden 7½ stp Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling 1 5 stp 111

112 1.3 Samenstelling postpropedeutische fase Conform artikel 6.1 lid 1 van de OER. De postpropedeutische fase omvat per inrichtingsvorm als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de OER en per programma met een bijzondere eigenschap als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 van de OER de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studielast. De volgende overzichten zijn van toepassing voor studenten die in 17-18: starten met hoofdfase 1 starten met hoofdfase 2 en daar niet eerder onderdelen van hebben gehaald Deze studenten studeren t.z.t. af op de nieuwe eindkwalificaties. Differentiaties Beeldende therapie, Dramatherapie, Muziektherapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Behandeling uitvoeren 2C Jaar 2 niveau 2 methoden 12½ stp methoden 12½ stp methoden 7½ stp Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Methodisch handelen A 20 stp Minor stp Kracht van diversiteit 5 stp Professionele ontwikkeling 2 10 stp Vaktherapeutisch middel 10 stp Innoveren en ondernemen 10 stp Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 12½ stp Methodisch handelen B 20 stp Onderzoeken en innoveren 4 20 stp Methodisch handelen 10 stp Differentiatie psychomotorische therapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Indiceren en behandelplan Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Jaar 2 niveau 2 ontwerpen 2 12½ stp methoden 12½ stp methoden 12½ stp Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Methodisch handelen A 25 stp Minor stp Professionele ontwikkeling 2 10 stp Innoveren en ondernemen 10 stp Methodisch handelen B 25 stp Onderzoeken en innoveren 20 stp Methodisch handelen 10 stp Behandeling uitvoeren 2C methoden 7½ stp De Kracht van diversiteit 5 stp 45 Studenten kiezen voor een minor in semester 1 of 2. In het geval dat ze voor semester 2 kiezen zijn de andere OWE s uit HF3 geroosterd in semester 1 46 Zie vorige voetnoot 112

113 De volgende overzichten zijn van toepassing voor studenten die: in starten met HF3 en die daar niet eerder onderdelen van hebben gehaald (m.u.v. eventueel de minor) al onderdelen van HF2 hebben afgerond maar nog niet alle, en die in 17/18 aan toetsen van HF2 oude stijl willen deelnemen, geldt het volgende overzicht. Zij hebben tot 1 september 2019 de mogelijkheid om aan de toetsen oude stijl curriculum deel te nemen. Zij kunnen er ook voor kiezen om aan het vernieuwde curriculum deel te nemen (zie bovenstaande overzicht). De keuze voor deelname vernieuwde curriculum of toetsen oude curriculum, wordt in nauw overleg met de studieloopbaanbegeleider gemaakt. Deze studenten studeren af op de nieuwe eindkwalificaties. Differentiaties Beeldende therapie, Dramatherapie, Muziektherapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Behandeling uitvoeren 2C Jaar 2 niveau 2 methoden 12½ stp methoden 12½ stp methoden 7½ stp Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Vaktherapeutisch behandelen 1 22½ stp Minor stp Kracht van diversiteit 5 stp Professionele ontwikkeling 2 10 stp Kwaliteit en beleid 3 10 stp Professionele ontwikkeling 3 5 stp Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 12½ stp Vaktherapeutisch behandelen 2 22½ stp Onderzoeken en innoveren 4 20 stp Methodisch handelen 10 stp Differentiatie psychomotorische therapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Indiceren en behandelplan Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Jaar 2 niveau 2 ontwerpen 2 12½ stp methoden 12½ stp methoden 12½ stp Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Vaktherapeutisch behandelen 1 22½ stp Minor stp Professionele ontwikkeling 2 10 stp Kwaliteit en beleid 3 10 stp Professionele ontwikkeling 3 5 stp Behandeling uitvoeren 2C methoden 7½ stp De Kracht van diversiteit 5 stp Vaktherapeutisch behandelen 2 22½ stp Onderzoeken en innoveren 4 20 stp Methodisch handelen 10 stp 47 Studenten kiezen voor een minor in semester 1 of 2. In het geval dat ze voor semester 2 kiezen zijn de andere OWE s uit HF3 geroosterd in semester 1 48 Studenten kiezen voor een minor in semester 1 of 2. In het geval dat ze voor semester 2 kiezen zijn de andere OWE s uit HF3 geroosterd in semester 1 113

114 Voor studenten die al de OWE onderzoeken en innoveren uit HF3 oude stijl hebben afgerond en die van HF3 alleen nog de onderwijseenheid professionele ontwikkeling 4 moeten afronden (en evt. nog oude onderdelen HF2 moeten afronden), is het volgende overzicht van toepassing. Zij studeren af op de oude competenties. Differentiaties Beeldende therapie, Dramatherapie, Muziektherapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Behandeling uitvoeren 2C Jaar 2 niveau 2 methoden 12½ stp methoden 12½ stp methoden 7½ stp Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Vaktherapeutisch behandelen 1 22½ stp Minor 30 stp Kracht van diversiteit 5 stp Professionele ontwikkeling 2 10 stp Kwaliteit en beleid 3 10 stp Professionele ontwikkeling 3 5 stp Professionele ontwikkeling 4 5 stp Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 12½ stp Vaktherapeutisch behandelen 2 22½ stp Onderzoek en innovatie 4 25 stp Differentiatie psychomotorische therapie Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Hoofdfase 1 Indiceren en behandelplan Behandeling uitvoeren 2A Behandeling uitvoeren 2B Behandeling uitvoeren 2C Jaar 2 niveau 2 ontwerpen 2 12½ stp methoden 12½ stp methoden 12½ stp methoden 7½ stp De Kracht van diversiteit 5 stp Professionele ontwikkeling 2 Hoofdfase 2 Jaar 3 niveau 3 Hoofdfase 3 Jaar 4 niveau 3 Vaktherapeutisch behandelen 1 22½ stp Minor 30 stp 10 stp Kwaliteit en beleid 3 10 stp Professionele ontwikkeling 3 5 stp Vaktherapeutisch behandelen 2 22½ stp Onderzoek en innovatie 4 25 stp Professionele ontwikkeling 4 5 stp 114

115 Hoofdstuk 2 Onderwijseenheden propedeutische fase Conform artikel 3.2 lid 6 en 7 en artikel 4.1 lid 2 van de OER. De Onderwijseenheden (OWE s) zijn samengevat in tabellen. Deze tabellen zijn voor alle opleidingen van de HAN ingevuld om het (complexe) onderwijs overzichtelijk te presenteren. De tabellen geven onder andere inzicht in de toetsing, het aantal contacturen en welke verplichte literatuur getoetst zal worden. Code en naam OWE OWE CTO-V1PONZ Professionele ontwikkeling 1 / Professional Development 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Professionele ontwikkeling Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 66 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 214 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid. Zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. de schriftelijke voorbereiding voldoet aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling zoals beschreven op het beoordelingsformulier, inclusief bijlagen (Uitdraai Alluris. Zelf ingebrachte casus, één beroepsproduct KBO en, indien het een herkansing betreft, bijvoegen van een kopie van het beoordelingsformulier); behandelplan voldoende; minstens 30 studiepunten propedeuse; 6. Algemene omschrijving performance assessment is behaald. Deze OWE is als een lint aanwezig in de hele opleiding. De student leert sturing geven aan zijn leerproces en hij leert zijn beroepsidentiteit ontwikkelen (zowel binnen de lessen als in zijn stage). De student werkt aan zijn ontwikkeling als persoon en als professional. De student ontwikkelt een beroepsbeeld en een visie op het beroep (zowel binnen de lessen als in zijn stage). In de integrale toets aan het einde worden de competenties op het niveau van hoofdfasebekwaamheid in hun samenhang getoetst. De integrale toets bestaat uit een criteriumgericht interview waarbij de student reflecteert op zowel zijn behandelplan, PA als de zelfingebrachte casus. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Integrale toets Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.1 De student legt contact met de cliënt en de opdrachtgever en ontwikkelt een werkrelatie met de cliënt. 1.2 De student oriënteert zich op de hulpvraag, de problematiek en de mogelijkheden van de cliënt. 1.3 De student verzamelt systematisch observatiegegevens. 1.4 De student analyseert en interpreteert de gegevens en stelt een hypothese op. 1.5 De student stelt een (contra-)indicatie vast en onderbouwt deze. 1.6 De student rapporteert over de indicatiestelling. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen voor de behandeling binnen zijn differentiatie. 2.2 De student schrijft een onderbouwd behandelplan. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert een behandeling uit. 3.2 De student evalueert de uitvoering van de sessie/behandeling. 3.3 De student doet verslag van de behandeling, zowel schriftelijk als mondeling per sessie, tussentijds en bij afsluiting. Competentie 9: professionaliseren en profileren 115

116 (deel)tentamen CTO-V1PONZ-1 Integrale toets Criteriumgericht interview 10. Onderwijsperiode Periode De student ontwikkelt zichzelf door oriëntatie en reflectie. 9.2 De student profileert zichzelf. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 6,0 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan. Code Naam Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment 1, 2, 3, e : periode 4 2 e : periode 4 Code en naam OWE OWE CTO-V1KBOZ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling 1 (KBO) / Quality improvement and policy development 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 5 studielast en Studiebelastinguren: 140 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 16 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 124 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Na het behalen van zijn diploma zal de student, in de meeste gevallen, gaan werken in een organisatie in de gezondheidszorg. Het is dan niet alleen belangrijk dat de student het werk kwalitatief goed en efficiënt uitvoert, maar ook dat hij zich bewust is van de context waarin hij dat doet, namelijk de organisatie en afdeling waartoe hij behoort en het team waar hij deel van uitmaakt. Daarnaast dient de student zich bewust te zijn van de context van zijn werkomgeving, zoals bijvoorbeeld de eisen van overheid, financiers en klanten. De student gebruikt zijn stage-ervaringen binnen deze OWE. Sinds enkele jaren is de kwaliteit van zorg- en dienstverlening een zeer actueel onderwerp in de gezondheidszorg. In deze OWE staan de volgende vragen dan ook centraal. Hoe wordt kwaliteit gedefinieerd? Welk kwaliteitsbeleid voert men in organisaties en welke strategieën gebruikt men om kwaliteitsdoelen succesvol te realiseren? Welke rol speelt de overheid hierin? Wat zijn recente ontwikkelingen ten aanzien van kwaliteitsbeleid? Welke rol heeft de cliënt en welke de hulpverlener hierin? De student maakt kennis met de volgende modellen voor organisatie- en procesanalyse: SWOT, PDCA-cirkel (Verhagen 2012). 7. Competenties Competentie 4: signaleren en ondernemen Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8. Beoordelingscriteria De student is in staat interne en externe factoren, die een rol spelen bij beleidsontwikkeling, in een organisatie te herkennen (competentie 8); 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 Code CTO-V1KBOZ-1 SWOT-analyse Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct De student is in staat om aan de hand van een SWOT-analyse een voorstel voor een kwaliteitsverbetering te beschrijven (competentie 4 en competentie 8); De student is in staat om een vaktherapeutische kwaliteitsverbetering te beschrijven volgens de PDCA-cyclus (competentie 8); De student toont ondernemerschap door het vaktherapeutisch middel in een andere context (dan therapie) te kunnen plaatsen (competentie 4). minimaal vereiste resultaat: 5½. Naam Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment (deel)tentamen 4, e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 3 en

117 Code en naam OWE OWE CTO-V1INDZ Indiceren 1 / Assessing 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Indiceren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 159 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 191 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze onderwijseenheid leert de student hoe observatie, diagnostiek en indicatiestelling, die samen de beroepstaak Indiceren vormen, in de praktijk naar voren komen. Omdat de taak schrijf een indicatie groot en complex is, is de beroepstaak Indiceren opgedeeld in vijf stappen: oriënteren, observeren, diagnosticeren, indiceren en rapporteren. Per differentiatie worden verschillende observatiemethoden gebruikt. Casuïstiek en kennis worden gekoppeld aan de ontwikkelingspsychologie. Daarnaast komt in deze onderwijseenheid het leren van en met elkaar aan de orde. Het observatieverslag wordt formatief getoetst. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Samen leren en werken De student werkt samen met andere studenten. De student zit voor en leidt. De student geeft en ontvangt feedback en communiceert op passende wijze. De student toont beginnende professionaliteit door reflectie op de omgang met anderen in de samenwerking. Kennistoets In de kennistoets wordt kennis van ontwikkelingspsychologie reproductief getoetst. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereist resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V1INDZ-1 Samen leren en werken Gedragsassessment 5, 6, e : periode 1 2 e : periode 2 CTO-V1INDZ-2 Kennistoets Schriftelijke toets, individueel BOK 1 1 e : periode 1 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

118 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V1BUAZ Behandeling uitvoeren: 1A ziektebeelden / Implementation of treatment 1A Syndromes 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 160 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 190 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Op basis van een informatiedossier (zie studiehandleiding) ontwikkelt de student zelf een observatieplanning voor de betreffende casus. Als vaktherapeut voert de student observatiesessies uit aan de hand van een bestaand observatiemodel of -instrument. De student evalueert (met de cliënt) de observatiedoelen. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen 8. Beoordelingscriteria Performance assessment De student ontwerpt een observatiesessie. De student stelt het ontwerp overzichtelijk en gestructureerd op schrift. De student toont aan in de voorbereiding rekening te kunnen houden met de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. De student legt contact en blijft in contact met de cliënt. De student stemt in de sessie af op de mogelijkheden van de cliënt. De student kan een observatiesessie uitvoeren en het vaktherapeutisch middel adequaat inzetten zodat het observatiedoel waargenomen kan worden. De student is in staat mondeling te rapporteren over de gedane observaties. De student kan op basis van de observatie een vaktherapeutisch behandeldoel benoemen. Kennistoets Vakspecifieke (methodische) kennis wordt getoetst. 9. Tentaminering Voor de performance assessment geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Voor de kennistoets geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V1BUAZ-1 Performance Handelingsassessment 1, 2, e : periode 2 assessment CTO-V1BUAZ-2 Kennistoets Schriftelijke kennistoets individueel 10. Onderwijsperiode Periode 2. Vakspecifieke methodische kennis 2 e : periode e : periode 2 2 e : periode 3 118

119 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V1BOWZ Behandelplan ontwerpen 1 / Treatment plan design 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandelplan ontwerpen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 159 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 191 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Nadat de cliënt is geïndiceerd voor een van de vaktherapeutische beroepen en een observatieperiode heeft plaatsgevonden, wordt een behandelplan ontworpen. De student kan aan de hand van een casus angststoornissen een passend vaktherapeutisch behandelplan ontwerpen, onderbouwen en uitvoeren. Om zijn behandeling te kunnen onderbouwen en een start te maken met zijn ontwikkeling als onderzoekend professional, start de student in deze OWE met het opstellen van een literatuuronderzoek (review). 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Behandelplan De student geeft een duidelijk en volledig beeld van de cliënt. De student formuleert een vaktherapeutische indicatie. De student formuleert behandeldoelen voor de cliënt. De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan en onderbouwd dit met passende literatuur. De student schrijft een behandelplan in correct Nederlands. Persoonlijke ontwikkeling in vaktherapeutische aspecten Voor beeldende therapie: De student bereidt de presentatie zorgvuldig voor. De student verbindt de presentatie aan zijn leerproces. De student toont in zijn werk de formele mediumkwaliteiten. De student richt de presentatieruimte gedegen in. De student onderbouwt zijn presentatie met bestaande literatuur. De student reflecteert middels een bestaand model op zijn leerproces omtrent de vormgeving van de presentatie. Voor dramatherapie: De student kan zijn presentatie zorgvuldig voorbereiden. De student kan de presentatie verbinden aan zijn leerproces. De student toont in zijn werk de formele kwaliteiten van het vaktherapeutisch middel. De student kan de presentatieruimte gedegen inrichten. De student kan zijn presentatie onderbouwen met literatuur. De student kan middels een bestaand model reflecteren op zijn leerproces omtrent de vormgeving van de presentatie. Voor muziektherapie: Bewust worden van de muzikale parameters. Verband kunnen leggen tussen parameters en emotie/beleving Muzikale parameters (bewust) kunnen gebruiken (toepassen) om de emotie/beleving van een muziekstuk te veranderen. De behandelde literatuur (bewust) kunnen gebruiken (toepassen) om de emotie/beleving van een muziekstuk te veranderen. Organiseren en voorbereiden ruimte en presentatie. 119

120 Reflecteren op persoonlijke ontwikkeling en het leerproces. Voor psychomotorische therapie: De student krijgt inzicht in zijn eigen primaire en secundaire socialisatie met betrekking tot bewegen en lichamelijkheid. Met andere woorden: welke normen en waarden heb hij meegekregen over bewegen en lichamelijkheid vanuit zijn gezin, school, clubs en vriendengroepen? De student kan verbanden leggen tussen zijn socialisatie en zijn eigen habituele uitdrukkingsmotoriek. De student krijgt inzicht in de invloed van zijn eigen socialisatie op hoe hij, in de context van psychomotorische therapie, kijkt naar cliënten. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V1BOWZ-1 Behandelplan Schriftelijk product 1, 2, e : periode 3 2 e : periode 4 CTO-V1BOWZ-2 Persoonlijke ontwikkeling in vaktherapeutische aspecten Differentiaties beeldende, drama-, muziektherapie: Handelingsassessme nt Differentiaties beeldende, drama-, muziektherapie: Competenties 6, 7, 9 + mediumcriteria 1 1 e : periode 3 2 e : periode Periode Periode 3. Differentiatie psychomotorische therapie: schriftelijk verslag Differentiatie psychomotorische therapie: Competentie 9 Code en naam OWE OWE CTO-V1BUBZ Behandeling uitvoeren: 1B ziektebeelden / Implementation of treatment 1B Syndromes 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - propedeuse - niveau 1, differentiaties: beeldende, drama-, muziek- en psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 7½ studielast en Studiebelastinguren: 210 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 102 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 108 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Binnen het uitvoeren van de behandeling is verantwoorden een belangrijk aspect. In deze periode leert de student vaktherapeutische behandeling ontwerpen, uitvoeren en evalueren met betrekking tot stemmingsstoornissen (voor beeldende-, drama- en muziektherapie) en met betrekking tot ouderenzorg (psychomotorische therapie). Om deze behandeling te onderbouwen, voert de student parallel hieraan een literatuurstudie (review) uit. Daarnaast wordt de student toegeleid naar de BOAS/BOPMS-toets. 7. Competenties Competentie 10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria Review De student heeft een onderzoekende houding ten aanzien van eigen vakgebied. De student kan een goede onderzoeksvraag formuleren. De student voert systematisch deskresearch uit, waarbij gebruik wordt gemaakt van databases met betrouwbare literatuur. De student schrijft een gestructureerd en transparant onderzoeksverslag. BOAS/BOPMS In deze toets worden alle vakspecifieke BOAS/BOPMS-vaardigheden getoetst, bij beeldende therapie, dramatherapie en muziektherapie aan de hand van mediumcriteria. 120

121 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V1BUBZ-1 Review Individueel schriftelijk e : periode 4 beroepsproduct CTO-V1BUBZ-2 BOAS/BOPMS Vaardigheidstoets individueel 10. Onderwijsperiode Periode 4. Differentiatie specifieke vaardigheden, kennis en attitude 2 e : periode e : periode 4 2 e : periode 4 121

122 Hoofdstuk 3 Onderwijseenheden postpropedeutische fase Conform artikel 3.2 lid 6 en lid 7 en artikel 6.1 lid 2 van de OER. 3.1 Onderwijseenheden HF Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie, HF1 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2PON Professionele ontwikkeling 2 / Professional development 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Beroepstaken Het professioneel ontwikkelen in alle beroepstaken op niveau 2 (Methodisch hulpverlenen, Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling) 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 75 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 205 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Deze OWE is als een lint aanwezig in de hele opleiding. De student leert sturing te geven aan zijn leerproces en hij leert zijn beroepsidentiteit te ontwikkelen. De student werkt aan zijn ontwikkeling als persoon en als professional. De student ontwikkelt een beroepsbeeld en een visie op het beroep aan de hand van stages, projectweken, internationale week en het lezen van literatuur. Aan het eind van deze OWE beheerst de student de competenties van de creatief/psychomotorisch therapeut op niveau 2 in hun samenhang. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Zelf-assessment + reflectieverslag Student kan een zelfassessment in het medium vormgeven waarin hij een persoonlijk thema presenteert en bewerkt in het medium. Student kan hierbij de stappen diagnose/actieplanning/uitvoering verantwoorden. Student is in staat een reflectieverslag te maken waarbij zowel de beleving als de ontstane inzichten een plek krijgen. Student is betrokken bij de ander en werkt constructief samen. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 5½ beoordeling: cijfer 0-10, 1. 1 niet opgegaan. Code Naam (deel-) tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2PON-3 Zelf-assessment + reflectieverslag Mediumhandelen + schriftelijk verslag, individueel 1, 3, 5, e : periode 1 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

123 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2KBO Kracht van diversiteit / Power of diversity 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 5 studielast en Studiebelastinguren: 140 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 23 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 117 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Op niveau 2 kan de student over (aspecten van) de kwaliteit en het beleid van de organisatie/werkeenheid een beargumenteerd standpunt innemen zowel vanuit zijn positie als beroepsbeoefenaar als vanuit zijn positie als medewerker binnen het geheel van de arbeidsorganisatie. Daarbij stelt de student vanuit theoretische en normatieve kaders van het beroep en de afdeling/sector criteria op voor de kwaliteit van de hulp- en/of dienstverlening. De student gaat, net als in het propedeutisch jaar, onderzoek doen in een organisatie. Dit onderzoek leidt tot een advies aan de organisatie ten aanzien van kwaliteitsverbetering over de procedures die een klant/cliënt doorloopt vanaf de aanmelding tot beëindiging van de behandeling (of een onderdeel hiervan). De student werkt samen met 5 andere studenten. De student onderzoekt de samenwerking en communicatie, onderling en met de klant/cliënt. De student leert naar een complex werkproces in een organisatie kijken. Ook zal de student leren om zijn eigen medium in te zetten ter verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Binnen zijn mediumanalyse pleegt de student interventies die tot een meer gewenste uitkomst kunnen leiden. De student gebruikt hiervoor een semi-gestructureerd interview. 7. Competenties Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8. Beoordelingscriteria Beleidsadvies Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven 6.1 De student geeft leiding aan medewerkers/stagiaires. 6.2 De student lost problemen op die het werkproces verstoren. 6.3 De student maakt een langetermijnplanning. 6.4 De student voert begeleidingsactiviteiten uit. 6.5 De student verantwoordt keuzes in het leiding en/of begeleiding geven. Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8.1 De student levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrekking tot de therapeutische behandeling en de organisatie. 8.2 De student formuleert kwaliteiten en verbeterpunten gerelateerd aan het therapeutisch behandelproces. 8.4 De student communiceert over verbeterpunten. 8.5 De student verantwoordt zijn visie op kwaliteiten en verbeterpunten in het behandelbeleid. 8.6 De student hanteert instrumenten en procedures ten behoeve van de kwaliteitszorg van de organisatie. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment (deel)tentamen CTO-V2KBO-4 Presentatie Presentatie van 6, e : periode 3 beleidsadvies beroepsproduct 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

124 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2BUA Behandeling uitvoeren: 2A methoden / Implementation of treatment 2A methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 148 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 202 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment, propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE start met een driedaags project Groepsdynamica live, met de opleidingsgroep en enkele docenten (in lesweek 2). In dit project wordt gewerkt aan interactionele en groepsdynamische processen. In deze OWE gaat de student op een verantwoorde wijze een kortdurende creatieve behandeling uitvoeren in een gesimuleerde situatie, waarbij de therapeutische situatie meervoudig en complexer is dan in de propedeuse. Er worden specifieke theoretische kaders en behandelprogramma s aangereikt. De student legt verantwoording af over de behandeling via een behandelrapportage. De onderwijsuitvoering is in deze OWE gericht op de behandeling van trauma s. Het uiteindelijke doel is tot verwerking te komen van de opgelopen trauma s uit het verleden. Het referentiekader van de cliënt is daarbij uitgangspositie. Er wordt hierbij een beroep gedaan op het exploreren, doorleven en aanvaarden van het eigen gevoel en gedrag. Binnen het de werkvormen heeft de cliënt de mogelijkheid dit binnen een veilig kader te doen. Doelen zijn gericht op: verbeteren van de emotionele regulatie; verstevigen van de afweer; ontwikkelen van controlemechanismen; exploreren van nieuwe gedachten en gevoelens; zelfacceptatie en zelfactualisatie. Binnen de lessen mediumontwikkeling en in de BOAS-lessen staan eigen spelontwikkeling en exploreren van mediumvaardigheden centraal. 7. Competenties Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie 10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria Essay Hoofddoel: De student kan zich inhoudelijk verdiepen in een onderwerp middels literatuuronderzoek om zowel de opgedane kennis als de eigen mening over het onderwerp schriftelijk tot uitdrukking te brengen. Subdoel: - De student is in staat om een kritische stelling te formuleren. - De student is in staat om op correcte wijze wetenschappelijke bronnen te raadplegen. - De student is in staat een tekst op heldere wijze te structureren. - De student is in staat om een samenhangende en onderbouwde argumentatie te geven. - De student is in staat om een onderbouwde mening te vormen op een voor de beroepspraktijk relevant onderwerp. - De student is in staat om innovatief te denken. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2BUA-3 Essay Schriftelijk deeltentamen, 9, e : periode 1 beroepsproduct, individueel 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

125 Code en naam OWE OWE CTO-V2BUB Behandeling uitvoeren: 2B methoden / Implementation of treatment 2B methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 149 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 201 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze OWE gaat de student op een verantwoorde wijze een kortdurende creatieve behandeling uitvoeren in een gesimuleerde situatie, waarbij de therapeutische situatie meervoudig en complexer is dan in de propedeuse. Er worden specifieke theoretische kaders en behandelprogramma s aangereikt. De student legt verantwoording af over de behandeling via een behandelrapportage. De onderwijsuitvoering is in deze beroepstaak gericht op de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen. Er zijn diverse soorten persoonlijkheidsstoornissen: de verschillende media hebben de mogelijkheid een persoonlijkheidsstoornis uit deze gehele groep te kiezen. De doelgroep staat op de voorgrond, de werkwijze staat op de achtergrond. In de behandelrapportage wordt de gekozen werkwijze uitgewerkt en verantwoord, waarop bepaalde keuzes gebaseerd zijn. In methodiek leert de student over de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen binnen drama-, beeldende en muziektherapie. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Performance assessment Hoofddoel: De student integreert kennis, attitude en vaardigheden in het vaktherapeutisch handelen met cliënten met persoonlijkheidsstoornissen. De student kan op basis van oriëntatie met deze cliëntengroep een kortdurende vaktherapeutische behandeling uitvoeren. Subdoelen: De student maakt contact met zowel het individu als de groep. De student zet cliënt met redelijk complexe problematiek aan tot handelen in het medium. De student hanteert het groepsproces passend bij de fase van de groep. De student past interventies (variëren, afstemmen, structureren, confronteren,verwoorden) doelgericht toe. De student houdt een nabespreking gerelateerd aan het behandeldoel van de cliënt. Kennistoets In de kennistoets wordt kennis van de BOK en Vakspecifieke kennis reproductief getoetst. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code CTO-V2BUB-5 Naam (deel)tentamen Performance assessment Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment Handelingsdemonstratie, 1, e : periode 2 individueel 2 e : periode 3 (niet te compenseren met vervangend bewijsmateriaal) CTO-V2BUB-4 Kennistoets Kennistoets, individueel BOK, Vakspecifieke kennis 10. Onderwijsperiode Periode e : periode 2 2 e : periode 3 125

126 Code en naam OWE OWE CTO-V2BUC Behandeling uitvoeren: 2C methoden / Implementation of treatment 2C methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 7½ studielast en Studiebelastinguren: 210 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 83 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 127 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze onderwijseenheid houden we ons bezig met de creatief therapeutische behandeling van mensen die een ingrijpend verlies lijden of hebben geleden. Onder verlies verstaat De Mönnink (2000): Het kwijtraken van een of meer veelbetekenende elementen uit je bestaan en daarmee het kwijtraken van het houvast dat je eraan ontleende. Iedereen heeft regelmatig met verlies te maken. Het is soms moeilijk om met verlies om te gaan. Dat geldt ook voor beroepskrachten. Ze kunnen zich machteloos voelen als ze geconfronteerd worden met verlies. In deze onderwijseenheid krijgt de student handvatten om adequate hulp te geven. Reflectie staat centraal. We vatten de palliatieve werkwijze in overeenstemming met de opvattingen van Smeijsters (2003) ruim op en we beperken deze dus niet tot bijvoorbeeld stervensbegeleiding. De cliënt met wie de student leert werken, kiest de student zelf. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Verantwoordings- en reflectieverslag De student beschrijft vanuit het palliatieve werken een betekenisvol dilemma in het therapeutisch handelen. De student past het reflectiemodel van Korthagen toe bij het beschrijven van een ervaringsmoment binnen het palliatief werken. De student past bestaande theorieën, methoden en technieken, die aansluiten bij de problematiek van de cliënt(en) in het kader van palliatief werken, toe en onderbouwt deze helder. De student schrijft in taalkundig correct en professioneel Nederlands een verantwoordings- en reflectieverslag. Kennistoets In de kennistoets wordt kennis van de BoK en Vakspecifieke kennis reproductief getoetst. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment (deel)tentamen CTO-V2BUC-5 Verantwoordingsen reflectieverslag Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, 3, e : periode 3 2 e : periode 4 CTO-V2BUC-4 Kennistoets Kennistoets, individueel BOK 1 1 e : periode 3 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

127 Code en naam OWE OWE CTO-V2IND Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 / Diagnosis and design for plan of treatment 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ Indiceren en behandelplan ontwerpen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 122 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 228 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment P gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Er is een landelijke trend in de geestelijke gezondheidszorg voor de ontwikkeling van specifieke diagnose- en behandelcombinaties, DBC s of module genoemd. Deze OWE sluit hierop aan en begint met een opzet voor de ontwikkeling van een module. Via een nauwkeurige indicatie- en observatieperiode ontwikkelt de student uiteindelijk een ontwerp van een eigen behandelmodule. Als creatief therapeut in opleiding krijgt de student tijdens zijn stageperiode in hoofdfase 2 te maken met een groep cliënten met diverse problemen. De student oriënteert zich op de doelgroep waar hij stage gaat lopen of zou willen lopen, en schrijft daar een behandelmodule voor. De student krijgt groepsdynamische modellen en een handleiding moduleschrijven aangereikt. De student motiveert zijn keuze en ontwerpt een behandelproduct. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie 10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria Behandelmodule De student geeft een duidelijk en compleet beeld van de cliënt. De student formuleert een indicatie voor behandeling. De student formuleert behandeldoelen voor de cliënt. De student verantwoordt het ontwerp van de behandelplan. De student integreert feedback in het ontwerpen van het behandelplan. De student schrijft een behandelplan in correct Nederlands en volgens APA richtlijnen. Mediumpresentatie In de toetsen medium worden de ontwikkeling en vaardigheden binnen het medium van de volgende competenties getoetst. Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie 10: onderzoeken en innoveren BOAS Ambachtelijke mediumvaardigheden worden getoetst in de volgende competenties. Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie 10: onderzoeken en innoveren 9. Tentaminering Voor elk deeltentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. 127

128 Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2IND-2 Behandelmodule Schriftelijk deeltentamen, 1, 2, 9, e : periode 4 beroepsproduct, individueel 2 e : periode 4 CTO-V2IND-3 Mediumpresentatie Mediumpresentatie, individueel 1, 2, 5, 7, 9, e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-V2IND-4 BOAS Presentatie mediumvaardigheden, individueel 2 e : periode 4 1, 5, 7, 9, e : periode Onderwijsperiode Periode Onderwijseenheden psychomotorische therapie, HF1 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2PONP Professionele ontwikkeling 2 / Professional development 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Beroepstaken Zich professioneel ontwikkelen in alle beroepstaken op niveau 2 (Methodisch hulpverlenen, Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling) 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 79 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 201 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Deze OWE is als een lint aanwezig in de hele opleiding. De student leert sturing te geven aan zijn leerproces en de student leert zijn beroepsidentiteit te ontwikkelen. De student werkt aan zijn ontwikkeling als persoon en als professional. De student ontwikkelt een beroepsbeeld en een visie op het beroep aan de hand van stages, projectweken, internationale week en het lezen van literatuur. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Zelf-assessment + reflectieverslag De student kan een betekenisvol kernthema selecteren en daar een passende PMT werkvorm bij bedenken en uitvoeren. De student kan bijdragen aan een goed verloop van het samenwerkingsproces van de groep. De student kan een passende therapeutische attitude hanteren. De student kan schriftelijk reflecteren. De student kan feedback op zijn verslag, van één medestudent verwerken in zijn reflectieverslag en beschrijven hoe hij dat gedaan heeft. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 5½ beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan. Code Naam (deel-) tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2PONP-3 Zelf-assessment + reflectieverslag Handelen + schriftelijk verslag 1, 3, 5, e : periode 1 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

129 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2KBOP De Kracht van diversiteit / The Power of diversity 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 5 studielast en Studiebelastinguren: 140 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 22 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 118 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO, differentiatie PMT. Performance assessment P gehaald. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Op niveau 2 kan de student over (aspecten van) de kwaliteit en het beleid van de organisatie/werkeenheid een beargumenteerd standpunt innemen zowel vanuit zijn positie als beroepsbeoefenaar als vanuit zijn positie als medewerker binnen het geheel van de arbeidsorganisatie. Daarbij stelt de student vanuit theoretische en normatieve kaders van het beroep en de afdeling/sector criteria op voor de kwaliteit van de hulp- en/of dienstverlening. De student gaat, net als in het propedeutisch jaar, onderzoek doen in een organisatie. Dit onderzoek leidt tot een advies aan de organisatie ten aanzien van kwaliteitsverbetering over de procedures die een klant/cliënt doorloopt vanaf de aanmelding tot beëindiging van de behandeling (of een onderdeel hiervan). De student werkt samen met 5 andere studenten. De student onderzoekt de samenwerking en communicatie, onderling en met de klant/cliënt. De student leert naar een complex werkproces in een organisatie kijken. Ook zal de student leren om zijn eigen medium in te zetten ter verbetering van de kwaliteit van dienstverlening. Binnen zijn mediumanalyse pleegt de student interventies die tot een meer gewenste uitkomst kunnen leiden. De student gebruikt hiervoor een semi-gestructureerd interview. 7. Competenties Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8. Beoordelingscriteria Beleidsadvies Competentie 6: verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven 6.2 De student lost problemen op die het werkproces verstoren. 6.3 De student maakt een langetermijnplanning. Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8.1 De student levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrekking tot de therapeutische behandeling en de organisatie. 8.2 De student formuleert kwaliteiten en verbeterpunten gerelateerd aan het therapeutische behandelproces. 8.3 De student onderneemt actie op de verbeterpunten, die binnen zijn eigen invloedssfeer liggen. 8.4 De student communiceert over verbeterpunten. 8.5 De student verantwoordt zijn visie op kwaliteiten en verbeterpunten in het behandelbeleid. 8.6 De student hanteert instrumenten en procedures ten behoeve van de kwaliteitszorg van de organisatie. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2KBOP-2 Beleidsadvies Presentatie beroepsproduct 6, e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 3 en

130 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2INDP Indiceren en behandelplan ontwerpen 2 / Diagnosis and design for plan of treatment 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Indiceren en behandelplan ontwerpen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 164 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 186 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO, differentiatie PMT. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze OWE staat Indiceren en Behandelplan ontwerpen centraal ten aanzien van psychomotorische therapeutische behandeling van en in groepen. De OWE start met een vierdaags buitentraject met de opleidingsgroep van de student en enkele docenten (in lesweek 2). Hierin worden de principes van groepsdynamica en groepsbehandeling aan den lijve ervaren. In de verdere OWE leert de student behandelen via psychomotorische therapie in en binnen groepen. De student stelt een indicatie en behandelplan op voor cluster C stoornissen. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Indicatiestelling en behandelplan, observatierapportage De student schrijft een behandelplan in correct Nederlands en volgens APA richtlijnen. De student geeft een duidelijk en compleet beeld van de cliënt. De student formuleert een indicatie voor behandeling. De student formuleert behandeldoelen voor de cliënt. De student verantwoordt het ontwerp van de behandelplan. De student integreert feedback in het ontwerpen van het behandelplan. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2INDP-4 Indicatiestelling en behandelplan, observatierapportage 10. Onderwijsperiode Periode 1. Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, 2, e : periode 1 2 e : periode 2 130

131 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2BUAP Behandeling uitvoeren: 2A methoden / Implementation of treatment 2A methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 147 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 203 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO, differentiatie PMT. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze OWE gaat de student op een verantwoorde wijze een kortdurende psychomotorisch therapeutische behandeling uitvoeren in een gesimuleerde situatie, waarbij de therapeutische situatie meervoudig en complexer is dan in de propedeuse. Er worden specifieke theoretische kaders en behandelprogramma s aangereikt. De student legt voor- en achteraf verantwoording af over de behandeling in de vorm van een voorbereiding en verantwoording. De onderwijsuitvoering is in deze OWE gericht op de behandeling van borderlinepersoonlijkheidsstoornis met als referentiekader DGT (dialectische gedragstherapie). 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Performance assessment De student kan een helder en onderbouwd voorbereidingsverslag schrijven. De student stemt af op de cliënt met redelijk complexe problematiek. De student past interventies doelgericht en excursief toe. De student past vaktherapeutische methodes en werkvormen toe. De student reflecteert en evalueert het methodisch handelen. De student verantwoordt zijn methodisch handelen a.d.h.v. theorie. CTO-V2BUAP-3 Performance assessment inclusief verantwoording moment 1, 3, e : periode 2 2 e : periode 3 Handelingsdemonstratie, individueel CTO-V2BUAP-4 Kennistoets Schriftelijke kennistoets 10. Onderwijsperiode Periode 2. Kennistoets In de kennistoets wordt kennis van de BoK en Vakspecifieke kennis reproductief getoetst. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamen- BOK / Vakspecifieke kennis 1 1 e : periode 2 2 e : periode 3 131

132 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2BUBP Behandeling uitvoeren: 2B methoden / Implementation of treatment 2B methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 12½ studielast en Studiebelastinguren: 350 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 147 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 203 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO, differentiatie PMT. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze OWE gaat de student op een verantwoorde wijze een kortdurende psychomotorisch therapeutische behandeling uitvoeren in een gesimuleerde situatie, waarbij de therapeutische situatie meervoudig en complexer is dan in de propedeuse. Er worden specifieke theoretische kaders en behandelprogramma s aangereikt. De student legt voor- en achteraf verantwoording af over de behandeling in de vorm van een behandelrapportage. De onderwijsuitvoering is in deze beroepstaak gericht op de behandeling van trauma, stabilisatie en een eerste aanzet tot traumaverwerking. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie 10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria Behandelrapportage De student geeft een duidelijk en volledig beeld van de cliënt. De student formuleert behandeldoelen voor de cliënt. De student evalueert de uitvoering van de behandeling en geeft een passende eindconclusie. De student verantwoordt de gekozen behandeling en onderbouwd dit met passende literatuur. De student integreert feedback in het ontwerpen van het behandelplan eind. De student schrijft een behandelplan eind in correct Nederlands. Essay De student kan een visie ontwikkelen op een specifiek kennisdeel binnen de psychomotorische therapie, door middel van literatuurstudie en deze visie helder en op schriftelijke wijze verwoorden. De student is in staat om een stelling te formuleren vanuit een kritische en onderzoekende houding ten aanzien van het vakspecifieke kennisdeel. De student is in staat om op correcte wijze relevante wetenschappelijke bronnen te raadplegen. De student is in staat een tekst op heldere wijze te structureren. De student is in staat om een samenhangende en op bronnen gebaseerde argumentatie te geven. De student is in staat om een onderbouwde mening of te vormen op een voor de beroepspraktijk relevant onderwerp. De student is in staat om innovatief te denken vanuit het eigen vakgebied. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2BUBP-2 Behandelrapportage Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, 3, e : periode 3 2 e : periode 4 CTO-V2BUBP-4 Essay Schriftelijke toets 9, e : periode 3 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

133 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V2BUCP Behandeling uitvoeren: 2C methoden / Implementation of treatment 2C methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 1 - niveau 2, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ Behandeling uitvoeren Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 7½ studielast en Studiebelastinguren: 210 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 97 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 113 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment propedeuse gehaald. Minimaal 45 studiepunten van de propedeuse CTO, differentiatie PMT. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In deze onderwijseenheid houdt de student zich bezig met de psychomotorisch therapeutische behandeling van mensen die een ingrijpend verlies lijden of hebben geleden. Onder verlies verstaat De Mönnink (2000): Het kwijtraken van een of meer veelbetekenende elementen uit je bestaan en daarmee het kwijtraken van het houvast dat je eraan ontleende. Hulpverleners kunnen zich machteloos voelen als ze geconfronteerd worden met verlies. In deze onderwijseenheid krijgt de student handvatten om adequate hulp te geven. In de lessen werkvormen en lichaamsbewustwording is er aandacht voor de verschillende vaardigheden die centraal staan in het werk als psychomotorisch therapeut en worden deze getoetst. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Toets werkvormen, theorie en vaardigheid Criteria van de BOPMS (Body Of Psychomotor Skills) Verantwoordings- en reflectieverslag Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. 1.5 De student stelt een therapeutische (contra-)indicatie vast voor behandeling. Competentie 3: methodisch behandelen 3.6 De student evalueert de uitvoering van de behandeling. 3.9 De student verantwoordt de gekozen behandeling. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.1 De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen de creatieve therapie/psychomotorische therapie. 9.2 De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. 9. Tentaminering Voor beide deeltentamens geldt: beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V2BUCP-3 Toets werkvormen, Handelingsdemonstratie, BOPMS 1 1 e : periode 4 theorie en vaardigheid CTO-V2BUCP-2 Evaluatie- en reflectieverslag 10. Onderwijsperiode Periode 4. individueel 2 e : periode 4 Schriftelijk, individueel 1, 3, e : periode 4 2 e : periode 4 133

134 3.2 Onderwijseenheden HF2 vernieuwd curriculum Onderstaande beschrijvingen zijn van toepassing voor studenten die in starten met HF2 en daar niet eerder onderdelen van hebben behaald Onderwijseenheden alle differentiaties HF2 Code en naam OWE OWE CTO 3IO Innoveren en Ondernemen / Innovatation and Entrepreneurship 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 18 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 262 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE 6. Algemene omschrijving Propedeuse gehaald. Toegang tot beroepspraktijk is een vereiste, bijvoorbeeld in context van de stage bij methodisch handelen A. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In de OWE innoveren & ondernemen onderzoekt de student zijn missie, visie en zelfbeeld in de context van ondernemendheid. De eigen visie van de student wordt onderzocht, omdat deze bepaalt wat hij/zij doet, hoe hij/zij dat doet en met welke intentie hij/zij dat doet. Zelfkennis geeft zelfvertrouwen en dat is nodig om proactief te kunnen zijn en de leiding te durven nemen. Om te ondernemen is het ook belangrijk dat de student als vakman/vrouw zichzelf en zijn/haar innovatieve plan durft te presenteren. De student moet op zoek naar een afzetmarkt voor dat wat hij/zij wil verkopen. Netwerken, verbinden, pionieren (je nek durven uitsteken) en managen zijn belangrijke ondernemerskwaliteiten. Kennis over het opstellen van een ondernemersplan en het opstarten van een eigen onderneming, zijn hierbij onmisbaar. Middels uitdagende en inspirerende werkvormen ontdekt de student waar zijn krachten en eigenschappen liggen die verder ontwikkeld moeten/kunnen worden met betrekking tot ondernemendheid. Tevens volgt en analyseert de student de hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. De student leert de gevolgen van de maatschappelijke ontwikkelingen te duiden op micro, meso en macro niveau. Vanuit zijn persoonlijke missie en krachten in combinatie met maatschappelijk bewustzijn onderzoekt de student een leemte in het werkveld of een verbetering van een bestaande ontwikkeling in de praktijk. De student ontwikkelt een innovatief product of een ondernemersplan. De student werkt dit innovatieve product of ondernemersplan uit. De student gaat op zoek naar een samenwerkingspartner of eventuele opdrachtgever(s). Het eindproduct gepresenteerd aan de opdrachtgevers/werkveld. Naast de geboden keuzeruimte in het te realiseren eindproduct, krijgt de student 70 uren vrij te besteden. Vrije ruimte stimuleert ook ondernemendheid. Dat wil zeggen dat de student één of meerdere taken of werkzaamheden kan opvoeren waarvan hij/zij duidelijk maakt dat en hoe deze bijdragen aan de ontwikkeling in het licht van de eindkwalificaties. Voorbeelden: - In context van deze OWE: het zowel schrijven van een ondernemersplan als het opleveren van een (blauwdruk) van een innovatief product - Een aanvulling op praktijkleren in HF2: andere doelgroep, aanvullende werkzaamheden voor de stage-instelling - Lid opleidingscommissie van de opleiding CTO - Studentassistentschap bij opleiding CTO Ook andere opties zijn mogelijk. Elke optie bespreekt de student met de SLB er. De student dient een plan in met verantwoording van de activiteiten (in welke opzichten 134

135 dragen de activiteiten bij aan de competentie-ontwikkeling) in bij de SLB-er. De SLBer bepaalt of de toets voldaan of niet voldaan is. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 3 De vaktherapeutische professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutische professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutische professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen. De vaktherapeutische professional: - Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren. - Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. Eindkwalificatie 4 De vaktherapeutische professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en de eigen uitoefening daarvan. De vaktherapeutische professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit, is communicatief, ondernemend en reflectief. De vaktherapeutische professional: CTO-3IO-1 (deel)tentamen Innovatief product of ondernemersplan presentatie van innovatief product of ondernemersplan met verantwoording/toelichting in apart document CTO-3IO-2 Vrije ruimte Vinktoets: voldaan/nietvoldaan 10. Onderwijsperiode Periode Heeft zelfkennis en reflecteert kritisch op het eigen handelen om zijn professionaliteit blijvend te ontwikkelen in de maatschappelijke context. Handelt volgens ethische codes, reglementen en gedragsregels en gaat integer om met beroepsethische dilemma s. - Heeft een visie op het beroep in (inter)nationale context. - Kan inzichtelijk maken en verantwoorden wat hij doet en communiceert dit verbaal, schriftelijk en via (sociale) technologieën. Positioneert en profileert zich als specialist met een breed toepassingsgebied. Heeft actuele vakkennis en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep. - Is toekomstgericht en speelt proactief in op ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zowel op de korte als op de lange termijn. Is innovatief en creëert nieuw aanbod. Beschikt over ondernemerskwaliteiten. 8. Leerdoelen 1. De student ziet kansen om vanuit zijn missie en kracht maatschappelijke waarde voor zichzelf en voor zijn omgeving te creëren. 2. De student heeft kennis van recente ontwikkelingen in de maatschappij en overziet de consequenties hiervan op micro-niveau (de eigen beroepsuitoefening), op mesoniveau (de instelling of organisatie die vaktherapie aanbiedt) en macroniveau (het werkveld van de vaktherapeutisch professional). 3. De student kan een ondernemersplan schrijven of realiseert een (blauwdruk) voor een innovatief product relevant voor het werkveld 9. Tentaminering Voor CTO-3IO-1 geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 1 toegestane hulpmiddelen: geen. Voor CTO-3IO-2 geldt: aantal examinatoren: 1 goedkeuring vooraf voor plan besteding vrije ruimte met verantwoording inhoud en uren. Code Naam Toetsvorm Eind- Weging Tentamen- kwalificaties moment 3 en e : periode 3 2 e : periode 3 Keuze 0 Vrij te kiezen door student; uiterlijk periode 4 135

136 3.2.2 Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie, HF2 Code en naam OWE OWE-CTO-3MHA Methodisch Handelen A / Therapeutic Methods A 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 20 studielast en Studiebelastinguren: 560 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 60 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 500 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO gehaald - Minimaal 45 studiepunten van HF1 voor therapie stage binnenland - Minimaal 60 studiepunten van HF1 voor therapie stage buitenland Deelname toetsing CTO-MHA-1-100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Deelname toetsing CTO-MHA-2 (PA) - Video-opname (min 15 minuten) waarop te zien is hoe de student intervenieert in contact met cliënt - 100% aanwezigheid, zie Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE staat in het teken van praktijkleren door stage te lopen in een vaktherapeutische beroepscontext. Deze beroepscontext kan gesitueerd zijn in diverse werkvelden. Zowel in methodisch handelen A en B bekwamen studenten zich in eindkwalificaties 1 en 2 naar het eindniveau. De student leert in de stagecontext in combinatie met de lessen methodisch handelen. Deze lessen worden gekenmerkt door vastliggende inhoud en flexibele inbreng van leerervaringen van studenten. Studenten nemen de praktijk mee de les in, aan de hand van bijvoorbeeld videoopnames van hun ervaringsgerichte interventies met cliënten. Het leren in deze context is altijd verbonden met parallel lopende supervisie. Tijdens lesdagen worden opgedane kennis, vaardigheden en attitude verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. De student bekwaamt zich op deze manier op de kern van het beroep: het opbouwen van de vaktherapeutische relatie en het onderhouden daarvan en daarnaast het ervaringsgericht interveniëren. Passend bij het beroep en de competenties hebben de lessen een hoog ervaringsgericht karakter. Het afstemmen en interveniëren op het gebied van het vaktherapeutisch middel staan veelal centraal. Ook het eigen proces van de student die therapeut wordt krijgt hierbij aandacht zodat de student steeds meer tot een integratie kan komen vanuit persoonsgerichte, methodische en taakgerichte aspecten. De student doet daarnaast een praktijkgericht onderzoek in de vorm van een casestudy. Op deze manier evalueert de student het eigen methodisch handelen op systematische wijze en vanuit verschillende invalshoeken. Aan het eind van het eerste semester vindt een (formatieve) tussentijdse evaluatie van stage plaats. Methodisch handelen A wordt afgesloten met twee toetsen. De toets vraaggestuurd behandelen waarin de student een plan schrijft met onderbouwing van: - hoe te interveniëren in context van een specifieke casus - hoe de werking/effecten van die interventies inzichtelijk te maken En een performance assessment waarin de student aan de hand van een videoopname laat zien adequaat te interveniëren afgestemd op één cliënt. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden: De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak. 136

137 - Past (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatietechnieken toe in het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie met de cliënt en relevante partijen. - Licht op een integere en transparante wijze cliënt en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen. - Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt. Eindkwalificatie 2: Ervaringsgericht interveniëren De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional past ervaringsgerichte werkwijzen, interventies en werkvormen toe, om te komen tot afstemming op de behoefte van de cliënt. De inzet van deze interventies vindt methodisch en wetenschappelijk onderbouwd plaats. De vaktherapeutisch professional: - Verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënt en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies. - Intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - Zet de cliënt aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt. - Intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. - Maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen. De vaktherapeutisch professional: - Werkt zelfstandig een praktijkprobleem uit in praktijkgericht onderzoek op systematische en methodologisch verantwoorde wijze. Draagt hiermee bij aan kennisdeling en innovatie van de (eigen) beroepspraktijk. - Participeert in en levert een bijdrage aan praktijkgericht / wetenschappelijk onderzoek en draagt bij aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline. - Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. - Is kritisch ten aanzien van eigen handelen, opvattingen, waarnemingen en conclusies uit onderzoek. - Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren. 8. Leerdoelen Vraaggestuurd behandelen: - De student beschrijft het proces van indicatie, observatie en diagnostiek, waarbij uitgegaan wordt van de hulpvraag van de cliënt, en afstemming middels ervaringsgerichte interventies plaatsvindt. - De student redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - De student houdt bij de keuze voor de ervaringsgerichte interventies rekening met de draagkracht, en de culturele en sociale achtergrond van de client. 137

138 - De student maakt de toegepaste interventies inzichtelijk en onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. - De student kan onderzoeksvragen formuleren waarvan de antwoorden leiden tot inzichten in de werking van de interventies en kan verantwoorden waarom bepaalde aspecten (variabelen) van de eigen cliënt-casus belangrijk zijn om te onderzoeken en baseert zich daarbij op (vak)literatuur. - De student selecteert, beschrijft en verantwoordt betrouwbare en valide meetinstrumenten om de interventies te evalueren - De student houdt in het onderzoeksontwerp rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn op de eigen cliënt-casus. Performance assessment: - De student geeft kort en bondig informatie over de casus en context van de videobeelden - De student maakt op een sensitieve en responsieve manier contact en stemt houding en interventies tijdens de sessie af op de cliënt - De student intervenieert ervaringsgericht met de cliënt op doelgerichte wijze - De student zet de cliënt aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling en houdt daarbij rekening met de draagkracht van de cliënt en de culturele en sociale achtergrond. - De student verantwoordt in voor de cliënt begrijpelijke taal de toegepaste interventie - De student hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt 9. Tentaminering Voor beide tentamens geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel) tentamen Toetsvorm Eindkwalificaties Weging Tentamenmoment CTO-3MHA-1 Vraaggestuurd Schriftelijk beroepsproduct 1,2,3 1 1 e : periode 2 behandelen CTO-3MHA-2 Performance Performance assessment assessment nav video-opname 10. Onderwijsperiode Periode 1 en 2. 2 e : periode 3 1,2 1 1 e : periode 2 2 e : periode 3 138

139 Code en naam OWE CTO-3MHB Methodisch handelen B / Therapeutic Methods B 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 20 studielast en Studiebelastinguren: 560 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 54 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 506 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO gehaald - Minimaal 45 studiepunten van HF1 voor therapie stage binnenland - Minimaal 60 studiepunten van HF1 voor therapie stage buitenland Deelname toetsing eindbeoordeling/cto-3mhb-2 - Student levert als bewijslast aan: 1. Stageverslag/self-assessment 2. Beoordelingsadvies stagebegeleider 3. Akkoord voor afronding stage van supervisor - 100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Deelname toetsing case-study/cto-3mhb-1-100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Methodisch handelen B is een vervolg op methodisch handelen A. De lesinhoud, de lessen etc. zijn hetzelfde. De student rondt methodisch handelen B af met een eindbeoordeling praktijkleren en met een uitgevoerde en beschreven casestudy. Met de eindbeoordeling worden EK1 en EK2 op eindniveau getoetst. De casestudy is onderdeel van de onderzoeksleerlijn waarvan EK3 in jaar 4/HF3 wordt afgesloten op eindniveau. 7. Eindkwalificaties Zie Methodisch Handelen A 8. Leerdoelen Eindbeoordeling stage: - De student communiceert sensitief en responsief met cliënten en relevante partijen en maakt hierbij gebruik van (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatie technieken. - De student licht op een integere en transparante wijze cliënten en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - De student stemt in het contact af op de cliënten en relevante partijen. - De student hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten. - De student verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënten en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies. - De student intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - De student zet de cliënten aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënten. - De student intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. - De student maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. 139

140 Case-study: - De student geeft antwoord op de onderzoeksvragen die ten grondslag liggen aan de eigen casestudy waarin samenhang naar voren komt tussen de probleemstelling, keuzes in het behandelproces, meetmethoden en gemeten effecten. - De student doet concrete aanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van de eigen casestudy die bijdragen aan kennisontwikkeling en innovatie in de eigen beroepspraktijk. - De student houdt rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn bij de eigen cliënt-casus en de eigen beroepscontext. - De student evalueert het onderzoeksproces op kritische wijze en geeft antwoord op de onderzoeksvragen waarbij duidelijk wordt hoe resultaten van de casestudy gegeneraliseerd kunnen worden naar een bredere context. - De student evalueert op kritische wijze zowel het eigen behandelproces (vanuit de rol van therapeut) als het onderzoeksproces (vanuit de rol van onderzoeker) aan de hand van de uitgevoerde casestudy en formuleert nieuwe leerdoelen voor zichzelf. 9. Tentaminering Voor beide tentamens geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Eindkwalificaties Weging Tentamenmoment CTO-3MHB-1 Casestudy Schriftelijk product e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-3MHB-2 Eindbeoordeling stage Criteriumgericht interview 1,2 2 1 e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 3 en Onderwijseenheden beeldende en dramatherapie, HF2 Code en naam OWE OWE CTO-3VM Vaktherapeutisch middel / Artistic Modality 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3 differentiaties beeldende en dramatherapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 47 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 233 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO plus Minimaal 45 studiepunten van HF1 voor therapie stage binnenland Minimaal 60 studiepunten van HF1 voor therapie stage buitenland Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Binnen deze OWE staan alle lessen in het teken van de beheersing van het vaktherapeutisch middel. Dat is enerzijds gericht op het uitbreiden van de vaardigheden in het vaktherapeutisch middel ten behoeve van het methodisch handelen in de stage (uitbreiden technisch/ambachtelijk repertoire). Anderzijds bieden de lessen verdieping om met eigen thema s te werken (zelfervaring in het vaktherapeutisch middel). Door zelf werkvormen te ervaren aan den lijve en hiermee de persoonlijke ontwikkeling te ondersteunen ontwikkelt de student meer en meer een doorleefde ervaringsgerichte rugzak die ingezet kan worden ten behoeve van het eigen methodische handelen. Lessen zijn ervaringsgericht ingericht. Docenten zullen gedeeltelijk hun inhoudelijke expertise demonstreren (en fungeren als rolmodel) en studenten stimuleren om zich 140

141 CTO-3VM-1 (deel)tentamen Presentatie in het vaktherapeutisch middel 10. Onderwijsperiode Periode 1-4. Presentatie, toegelicht met procesverslag het inzetten van het vaktherapeutisch middel eigen te maken. Anderzijds is er veel ruimte voor het zelf verdiepen van de ervaringen binnen het vaktherapeutisch middel voor de student. De periode wordt afgesloten met een presentatie vaktherapeutisch middel waarin de student eigen doelen op het gebied van persoon, therapeut en vaktherapeutisch middel integreert en verwerkt in een voorstelling/concert/tentoonstelling of andere vorm, en zodoende aantoont op eindniveau het vaktherapeutisch middel te beheersen. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 5 Beheersen van het vaktherapeutisch middel: De vaktherapeutisch professional is vaardig in het gebruik van het vaktherapeutisch middel, beschikt over creativiteit en is in staat om het vaktherapeutisch middel te gebruiken als instrument voor zelfonderzoek, expressie, persoonlijke ontwikkeling en communicatie. - Kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - Confronteert zichzelf in het vaktherapeutische middel met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - Beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium en werkvormen. - Werkt met verbeelding waarin sensorische, motorische, affectieve, perceptuele, symbolische en cognitieve aspecten een rol spelen. - Doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - Heeft kennis van de geschiedenis van het vaktherapeutisch middel. - Is in staat het (kunst) product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 8. Leerdoelen - Toets: Presentatie in het vaktherapeutisch middel: De student kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - De student durft zichzelf in het werk met het vaktherapeutische middel uit te dagen en te confronteren met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - De student beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium en werkvormen. - De student werkt met verbeelding waarin sensorische, motorische, affectieve, perceptuele, symbolische en cognitieve aspecten een rol spelen. - De student doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - De student heeft kennis van de geschiedenis van het vaktherapeutisch middel. - De student is in staat het (kunst) product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10; 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren:1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam Toetsvorm Eind- Weging Tentamen- kwalificaties moment e : periode 4 2 e : periode 4 141

142 3.2.4 Onderwijseenheid muziektherapie, HF2 Code en naam OWE OWE CTO-3VMM Vaktherapeutisch middel / Artistic Modality 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3 differentiatie muziektherapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 47 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 233 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO plus Minimaal 45 studiepunten van HF1 voor therapie stage binnenland Minimaal 60 studiepunten van HF1 voor therapie stage buitenland Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Binnen deze OWE staan alle lessen in het teken van de ontwikkeling en beheersing van de muzikale vaardigheden en competenties. Dat is enerzijds gericht op het uitbreiden van de muzikale competenties ten behoeve van het methodisch handelen in de stage (uitbreiden technisch/ambachtelijk repertoire). De BOAS (Body of Artistic Skills) biedt hiervoor het werkkader. De uitgangspunten/leerdoelen van de BOAS kun je vinden op scholar. De student ontwikkelt een gedegen kennis van instrumenten, muzikale parameters, apparatuur en muzikale werkvormen. De student leert hoe hij/zij de muziektheorie, muzikale technieken en muzikale vormen kan toepassen bij specifieke beroepssituaties. Anderzijds bieden de lessen verdieping om met eigen thema s te werken (zelfervaring in het vaktherapeutisch middel). Door zelf werkvormen te ervaren aan den lijve en hiermee de persoonlijke ontwikkeling te ondersteunen ontwikkelt de student meer en meer een doorleefde ervaringsgerichte rugzak die ingezet kan worden ten behoeve van het eigen methodische handelen. Lessen zijn ervaringsgericht ingericht. Docenten zullen gedeeltelijk hun inhoudelijke expertise demonstreren (en fungeren als rolmodel) en studenten stimuleren om zich het inzetten van het vaktherapeutisch middel eigen te maken. De periode wordt afgesloten met een muzikale presentatie waarin de student op het gebied van muzikale vaardigheden getoetst wordt. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 5 Beheersen van het vaktherapeutisch middel: De vaktherapeutisch professional is vaardig in het gebruik van het vaktherapeutisch middel, beschikt over creativiteit en is in staat om het vaktherapeutisch middel te gebruiken als instrument voor zelfonderzoek, expressie, persoonlijke ontwikkeling en communicatie. - Kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - Confronteert zichzelf in het vaktherapeutische middel met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - Beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium en werkvormen. - Werkt met verbeelding waarin sensorische, motorische, affectieve, perceptuele, symbolische en cognitieve aspecten een rol spelen. - Doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - Heeft kennis van de geschiedenis van het vaktherapeutisch middel. Is in staat het (kunst) product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 8. Leerdoelen - De student is technisch vaardig met een verscheidenheid aan improvisatieen compositietechnieken de muzikale parameters toe te passen in de beroepspraktijk. 142

143 CTO-3VMM-1 Presentatie in het vaktherapeutisch middel 10. Onderwijsperiode Periode 1-4. Presentatie, toegelicht met procesverslag - De student is technisch vaardig in het zingen en het begeleiden van liederen en kan deze toepassen op de beroepspraktijk. - De student voert doelgericht mediumonderzoek uit aan de hand van zelfgekozen thematiek gerelateerd aan de eigen beroepspraktijk. - Kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - De student heeft gedegen muziektheoretische kennis, kennis van solfège, harmonieleer en beheerst diverse compositie- en improvisatietechnieken. - De student kan kennis van literatuur over de neurologische/somatische effecten en de werking van muziek benoemen en toepassen. - Confronteert zichzelf met muzikale patronen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - De student beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium en werkvormen. - De student kan zichzelf confronteren met muzikale patronen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - De student doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van het muzikale handelen. - De student is in staat het muzikale product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10; 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren:1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Eind- Weging Tentamen- kwalificaties moment e : periode 4 2 e : periode Onderwijseenheden psychomotorische therapie, HF2 Code en naam OWE OWE-CTO-3MHAP Methodisch Handelen A / Therapeutic Methods A 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 25 studielast en Studiebelastinguren: 700 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 60 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 640 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO, differentiatie PMT gehaald - Minimaal 45 studiepunten van HF1, differentiatie PMT voor therapie stage binnenland - Minimaal 60 studiepunten van HF1, differentiatie PMT voor therapie stage buitenland Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE staat in het teken van praktijkleren door stage te lopen in een vaktherapeutische beroepscontext. Deze beroepscontext kan gesitueerd zijn in diverse werkvelden. Zowel in methodisch handelen A en B bekwamen studenten zich in eindkwalificaties 1 en 2 naar het eindniveau. De student leert in de stagecontext in combinatie met de lessen methodisch handelen. Deze lessen worden gekenmerkt 143

144 door vastliggende inhoud en flexibele inbreng van leerervaringen van studenten. Deze vastliggende inhoud betreft bijvoorbeeld het kiezen van passende werkvormen en het vaardig inzetten van die werkvormen. Het leren in deze context is altijd verbonden met parallel lopende supervisie. Tijdens lesdagen worden opgedane kennis, vaardigheden en attitude verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. De student bekwaamt zich op deze manier op de kern van het beroep: het opbouwen van de vaktherapeutische relatie en het onderhouden daarvan en daarnaast het ervaringsgericht interveniëren. Passend bij het beroep en de competenties hebben de lessen een hoog ervaringsgericht karakter. Het afstemmen en interveniëren op het gebied van bewegen en lichamelijkheid staan centraal. Ook het eigen proces van de student die therapeut wordt krijgt hierbij aandacht zodat de student steeds meer tot een integratie kan komen vanuit persoonsgerichte, methodische en taakgerichte aspecten. De student doet daarnaast een praktijkgericht onderzoek in de vorm van een case-study. Op deze manier evalueert de student het eigen methodisch handelen op systematische wijze en vanuit verschillende invalshoeken. Aan het eind van het eerste semester vindt een tussentijdse (formatieve) evaluatie van stage plaats. Methodisch handelen A wordt afgesloten met een toets waarin de student een plan schrijft met onderbouwing van: - hoe te interveniëren in context van een specifieke casus - hoe de werking/effecten van die interventies inzichtelijk te maken 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden: De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak. - Past (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatietechnieken toe in het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie met de cliënt en relevante partijen. - Licht op een integere en transparante wijze cliënt en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen. - Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt. Eindkwalificatie 2: Ervaringsgericht interveniëren De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional past ervaringsgerichte werkwijzen, interventies en werkvormen toe, om te komen tot afstemming op de behoefte van de cliënt. De inzet van deze interventies vindt methodisch en wetenschappelijk onderbouwd plaats. De vaktherapeutisch professional: - Verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënt en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies. - Intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - Zet de cliënt aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt. - Intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. - Maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen. 144

145 De vaktherapeutisch professional: - Werkt zelfstandig een praktijkprobleem uit in praktijkgericht onderzoek op systematische en methodologisch verantwoorde wijze. Draagt hiermee bij aan kennisdeling en innovatie van de (eigen) beroepspraktijk. - Participeert in en levert een bijdrage aan praktijkgericht / wetenschappelijk onderzoek en draagt bij aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline. - Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. - Is kritisch ten aanzien van eigen handelen, opvattingen, waarnemingen en conclusies uit onderzoek. - Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren. 8. Leerdoelen Vraaggestuurd behandelen: - De student beschrijft het proces van indicatie, observatie en diagnostiek, waarbij uitgegaan wordt van de hulpvraag van de cliënt, en afstemming middels ervaringsgerichte interventies plaatsvindt. - De student redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - De student houdt bij de keuze voor de ervaringsgerichte interventies rekening met de draagkracht, en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt. - De student maakt de toegepaste interventies inzichtelijk en onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. - De student kan onderzoeksvragen formuleren waarvan de antwoorden leiden tot inzichten in de werking van de interventies en kan verantwoorden waarom bepaalde aspecten (variabelen) van de eigen cliënt-casus belangrijk zijn om te onderzoeken en baseert zich daarbij op (vak)literatuur. - De student selecteert, beschrijft en verantwoordt betrouwbare en valide meetinstrumenten om de interventies te evalueren - De student houdt in het onderzoeksontwerp rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn op de eigen cliënt-casus. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Eindkwalificaties Weging Tentamenmoment CTO-3MHA-1 Vraaggestuurd behandelen Schriftelijk beroepsproduct, individueel 1,2,3 1 1 e : periode 2 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 1 en

146 Code en naam OWE OWE-CTO-3MHBP Methodisch handelen B / Therapeutic Methods B 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 25 studielast en Studiebelastinguren: 700 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 54 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 646 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Performance assessment HF1 gehaald - Propedeuse CTO gehaald - Minimaal 45 studiepunten van HF1 voor therapie stage binnenland - Minimaal 60 studiepunten van HF1 voor therapie stage buitenland Deelname toetsing eindbeoordeling/cto-3mhbp-2: - Student levert als bewijslast aan 4. Video-opnames (min 15 minuten) waarop te zien is hoe de student intervenieert in contact met cliënt 5. Stageverslag/self-assessment 6. Beoordelingsadvies stagebegeleider 7. Akkoord voor afronding stage van supervisor - 100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Deelname toetsing case-study/cto-3mhb-1-100% aanwezigheid, zie. 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Methodisch handelen B is een vervolg op methodisch handelen A. De lesinhoud, de lessen etc. zijn hetzelfde. De student rondt methodisch handelen B af met een eindbeoordeling praktijkleren en met een uitgevoerde en beschreven casestudy. Met de eindbeoordeling worden EK1 en EK2 op eindniveau getoetst. De casestudy is onderdeel van de onderzoeksleerlijn waarvan EK3 in jaar 4/HF3 wordt afgesloten op eindniveau. 7. Eindkwalificaties Zie methodisch handelen A 8. Leerdoelen Eindbeoordeling stage: - De student communiceert sensitief en responsief met cliënten en relevante partijen en maakt hierbij gebruik van (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatie technieken. - De student licht op een integere en transparante wijze cliënten en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - De student stemt in het contact af op de cliënten en relevante partijen. - De student zet bewegen en lichamelijkheid in bij het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie. - De student hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënten. - De student verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënten en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies. - De student intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - De student kiest voor de interventies passende werkvormen en methodes en zet deze op vaardige wijze in. - De student zet de cliënten aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënten. - De student intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. 146

147 - De student maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. Case-study: - De student geeft antwoord op de onderzoeksvragen die ten grondslag liggen aan de eigen casestudy waarin samenhang naar voren komt tussen de probleemstelling, keuzes in het behandelproces, meetmethoden en gemeten effecten. - De student doet concrete aanbevelingen naar aanleiding van de resultaten van de eigen casestudy die bijdragen aan kennisontwikkeling en innovatie in de eigen beroepspraktijk. - De student houdt rekening met de ethische aspecten die van toepassing zijn bij de eigen cliënt-casus en de eigen beroepscontext. - De student evalueert het onderzoeksproces op kritische wijze en geeft antwoord op de onderzoeksvragen waarbij duidelijk wordt hoe resultaten van de casestudy gegeneraliseerd kunnen worden naar een bredere context. - De student evalueert op kritische wijze zowel het eigen behandelproces (vanuit de rol van therapeut) als het onderzoeksproces (vanuit de rol van onderzoeker) aan de hand van de uitgevoerde casestudy en formuleert nieuwe leerdoelen voor zichzelf. 9. Tentaminering Voor beide tentamens geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-3MHB-1 Casestudy Schriftelijke toets e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-3MHBP-2 Eindbeoordeling stage Criteriumgericht interview inclu. PA 1,2 2 1 e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 3 en

148 3.3 Onderwijseenheden HF2 oude curriculum Voor studenten die in onderdelen van HF2 in oude stijl willen volgen zijn de volgende onderwijseenheden van toepassing. Let wel: het aanbod van de opleiding beperkt zich tot de toetsen van de OWE s Onderwijseenheden beeldende, drama- en muziektherapie Code en naam OWE OWE CTO-V3PON Professionele ontwikkeling 3 Professional development 3 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaken/ Beroepstaken Als professioneel hulpverlener kan de student in steeds weer nieuwe situaties op persoonlijke en effectieve manier omgaan met beroepsdilemma s en zijn handelen daarin verantwoorden. In de OWE PON staat de professionele ontwikkeling in vier beroepstaken (Indiceren, Behandelplan ontwerpen, Behandeling uitvoeren, Kwaliteitsverbetering en ontwikkeling) en de daaraan gerelateerde competenties op 4. Studiepunten, studielast en onderwijstijd niveau 3 (eindniveau startbekwaam vaktherapeut ) centraal. Studiepunten: 5 Studiebelastinguren: 140 Uren Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 14 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 126 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE propedeuse behaald; hoofdfase 1: 45 studiepunten + performance assessment hoofdfase 1; voor studenten buitenlandstage: 60 studiepunten hoofdfase 1; Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. 6. Algemene omschrijving Om zijn professionele ontwikkeling verder te ondersteunen krijgt de student in groepen werkcolleges aangeboden en een hoorcollege. Daarnaast zijn er individuele gesprekken. 7. Competenties Competentie 4: signaleren en ondernemen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Competentie 4: signaleren en ondernemen 4.1 De student signaleert factoren en ontwikkelingen in de omgeving en maatschappij die problemen of mogelijkheden kunnen vormen. 4.2 De student brengt gesignaleerde factoren en ontwikkelingen onder de aandacht. 4.3 De student onderzoekt behoefte en noodzaak voor de ontwikkeling van een (behandel)aanbod voor de doelgroep. 4.4 De student initieert passende (preventieve) activiteiten. 4.5 De student geeft voorlichting en advies aan de belanghebbenden over het (behandel)aanbod. 4.8 De student creëert draagvlak door voorlichting en training aan te bieden. De student past vaktherapeutische methoden en technieken toe om via behandeling, coaching of teambuilding het functioneren van de betrokkenen te verbeteren. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.1 De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen de creatieve therapie/psychomotorische therapie De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut De student stelt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen zowel binnen als buiten het vakgebied en vertaalt deze naar eigen handelen en beroepsproducten De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. 148

149 CTO-V3PON-3 tentamen Professionele ontwikkeling en beroepsidentiteit. CTO-V3PON-2 Kennistoets Kennistoets: theoretische onderbouwing van een vaktherapeutische module 10. Onderwijsperiode Periode Tentaminering Voor beide tentamens geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)- Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment Schriftelijk verslag 4, e : periode 4 2 e : periode 4 4, e : periode 4 2 e : periode 4 Code en naam OWE OWE CTO-V3KBOx Kwaliteit en beleid 3 / Quality and policy 3 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaken/ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 13 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 267 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment hoofdfase 1 gehaald. Deelname toetsing Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling. Door de therapiestage is de student onderdeel geworden van een organisatie en heeft hij te maken met kwaliteitsbeleid en overig beleid van die organisatie. De student zet zijn kennis en vaardigheden in voor een mogelijke verbetering van de kwaliteit van zorg- en dienstverlening aan de cliënten of een betere werksituatie voor de medewerkers. Bijvoorbeeld door een nieuw product of dienst te ontwikkelen of door vakkennis beschikbaar te stellen in verbetertrajecten, zoals het functioneren van een team of werkprocessen ten aanzien van cliënten. De opdracht die leidt tot het beroepsproduct wordt onderzoekend uitgevoerd. Hierbij wordt de Kwaliteitscyclus van Deming gevolgd (Van der Donk & Van Lanen, 2011). In een verslag geeft de student de evaluatie van het traject weer met daarin een reflectie op het eigen handelen en leermomenten. 7. Competenties Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8. Beoordelingscriteria Evaluatieverslag Competentie 7: beheren en organiseren 7.1 De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8.1 De student levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrekking tot de therapeutische behandeling en de organisatie. 8.2 De student formuleert kwaliteiten en verbeterpunten gerelateerd aan het therapeutische behandelproces. 8.4 De student communiceert over verbeterpunten. 8.6 De student hanteert instrumenten en procedures ten behoeve van de kwaliteitszorg van de organisatie. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel-) tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V3KBOx -1 Evaluatieverslag Schriftelijk deeltentamen, individueel 7, e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

150 Code en naam OWE OWE CTO-V3BHA Vaktherapeutisch behandelen 1 / Treatment through expressive therapy 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaken/ Vaktherapeutisch behandelen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 22½ studielast en Studiebelastinguren: 630 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 83 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 547 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE 6. Algemene omschrijving Performance assessment hoofdfase 1 gehaald. Propedeuse CTO plus minimaal 45 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage binnenland; minimaal 60 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage buitenland of route op afstand. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE staat in het teken van leren in de praktijk door een vaktherapeutische stage in een werkveldgerelateerde zorg- en dienstverlenende organisatie. Tijdens lesdagen worden opgedane kennis, vaardigheden en attitude verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. De student wordt ondersteund door lessen methodiek, medium en supervisie. En door verdiepend onderwijs tijdens studentconferenties. Inhoudelijk worden de beroepstaken Indiceren, Behandelplan ontwerpen en Behandeling uitvoeren als één geheel behandeld. Deze beroepstaken staan in dynamische interactie met elkaar in zowel praktijkleren als in het aangeboden onderwijs. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Behandelplan Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. 1.3 De student verzamelt therapeutische gegevens. 1.5 De student stelt een (contra-)indicatie vast voor behandeling. 1.6 De student verantwoordt de manier waarop hij tot de indicatiestelling is gekomen. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen. 2.2 De student schrijft een behandelplan. 2.3 De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.2 De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. Stagebeoordeling Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.1 De student legt contact met de cliënt, cliëntsystemen en opdrachtgever. 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. 1.3 De student verzamelt therapeutische gegevens. 1.4 De student analyseert, interpreteert en rapporteert op therapeutische wijze. 1.5 De student stelt een (contra-)indicatie vast voor behandeling. 1.6 De student verantwoordt de manier waarop hij tot de indicatiestelling is gekomen. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen. Competentie 3: methodisch behandelen 3.3 De student bouwt een therapeutische relatie op en onderhoudt die. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 150

151 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. Competentie 5: samenwerken 5.1 De student zoekt zowel binnen als buiten de eigen arbeidsorganisatie (al dan niet multidisciplinaire) vormen van samenwerking. 5.3 De student draagt bij aan een goed verloop van het proces van de (al dan niet multidisciplinaire) samenwerking. 5.4 De student verantwoordt keuzes binnen de samenwerking. Competentie 7: beheren en organiseren 7.2 De student organiseert en beheert de benodigde therapie-accommodatie en kantoorruimte. 7.3 De student voert een cliëntenadministratie. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.5 De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. Performance assessment Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.4 De student analyseert, interpreteert en rapporteert op therapeutische wijze. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.3 De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert zelfstandig en methodisch een behandeling uit. 3.2 De student stemt de behandeling af op de hier-en- nu situatie. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. 3.8 De student rapporteert over de behandeling. Competentie 7: beheren en organiseren 7.1 De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. 7.4 De student beheert en archiveert (eventuele) producten en producties uit de vaktherapie. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. Mediumpresentatie Mediumontwikkelingsaspecten ten aanzien van de volgende competenties worden in de mediumpresentatie getoetst. Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 9: professionaliseren en profileren 9. Tentaminering Voor elk deeltentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)- tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V3BHA-9 Behandel- Schriftelijk deeltentamen, 1, 2, e : periode 2 CTO-V3BHA-7 CTO-V3BHA-8 plan Stagebeoordeling Performance assessment beroepsproduct, individueel Stageverslag en beoordelingsgesprek met stagedocent, stagebegeleider, student Performance assessment in de vorm van (een deel van) een praktijksessie, nagespeeld of op video, inclusief verantwoordingsverslag, individueel CTO-V3BHA-5 Mediumpresentatie Mediumpresentatie, individueel, inclusief schriftelijk reflectieverslag 10. Onderwijsperiode Periode 1 en 2. 2 e : periode 3 1, 2, 3, 5, 7, e : periode 2 2 e : periode 3 1, 3, 7, e : periode 2 2 e : periode 3 1, 2, 3, e : periode 2 2 e : periode 3 151

152 Code en naam OWE OWE CTO-V3BHB Vaktherapeutisch behandelen 2 / Treatment through expressive therapy 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaken/ Vaktherapeutisch behandelen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 22½ studielast en Studiebelastinguren: 630 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 79 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 551 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE 6. Algemene omschrijving Performance assessment hoofdfase 1 gehaald. Propedeuse CTO plus minimaal 45 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage binnenland; of minimaal 60 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage buitenland of afstandsroute. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De toetsen CTO-V3BHB-8 (stagebeoordeling) en CTO-V3BHB-9 (supervisiebeoordeling) zijn voorwaardelijk aan elkaar. Er moet voor beide toetsen in dezelfde onderwijsperiode minimaal een voldoende zijn behaald. De OWE staat in het teken van leren in de praktijk door een vaktherapeutische stage in een werkveldgerelateerde zorg- en dienstverlenende organisatie. Tijdens lesdagen worden opgedane kennis, vaardigheden en attitude verdiept, verantwoord en verder ontwikkeld. De student wordt ondersteund door lessen Methodiek, Mediumontwikkeling, Mediumvaardigheden (BOAS) en Supervisie en tijdens Professionele ontwikkeling (PON). Inhoudelijk worden de beroepstaken Indiceren, Behandelplan ontwerpen en Behandeling uitvoeren als één geheel behandeld. Deze beroepstaken staan in dynamische interactie met elkaar in zowel praktijkleren als in het aangeboden onderwijs. Een studentconferentie wordt aangeboden als verdiepend onderwijs. Daarnaast neemt de student deel aan presentaties van studenten hoofdfase 3 (Medium en Onderzoek en innovatie). 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Behandelrapportage Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert zelfstandig en methodisch een behandeling uit. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. 3.6 De student evalueert de uitvoering van de behandeling. 3.8 De student rapporteert over de behandeling. 3.9 De student verantwoordt de gekozen behandeling. Stagebeoordeling Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.1 De student legt contact met de cliënt, cliëntsystemen en opdrachtgever. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert zelfstandig en methodisch een behandeling uit. 3.2 De student stemt de behandeling af op de hier-en-nu-situatie. 3.3 De student bouwt een therapeutische relatie op en onderhoudt die. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. 152

153 3.7 De student stelt zijn behandelplan bij. 3.9 De student verantwoordt de gekozen behandeling. Competentie 5: samenwerken 5.2 De student werkt doelgericht (al dan niet multidisciplinair) samen met medewerkers en functionarissen. Competentie 7: beheren en organiseren 7.1 De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. 7.3 De student voert een cliëntenadministratie. 7.4 De student beheert en archiveert (eventuele) producten en producties uit de vaktherapie. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.1 De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen de creatieve therapie/psychomotorische therapie. 9.5 De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. Supervisie Competentie 5: samenwerken 5.2 De student werkt doelgericht (al dan niet multidisciplinair) samen met medewerkers en functionarissen. 5.3 De student draagt bij aan een goed verloop van het proces van de (al dan niet multidisciplinaire) samenwerking. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief of psychomotorische therapeut. Mediumreflectieverslag Mediumontwikkelingsaspecten ten aanzien van de volgende competenties wordt in een schriftelijk mediumverslag getoetst. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.2 De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. 9. Tentaminering Voor elk deeltentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel-) tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V3BHB-7 Behandelrapportage Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, e : periode 3 2 e : periode 4 CTO-V3BHB-8 Stagebeoordeling Stageverslag en beoordelingsgesprek met docent, stagebegeleider, student 1, 2, 3, 5, 7, e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-V3BHB-9 Supervisie Reflectieverslag, schriftelijk, individueel 5, e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-V3BHB-5 Mediumreflectieverslag Mediumverslag, individueel e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 3 en

154 3.3.2 Onderwijseenheden psychomotorische therapie 4. Studiepunten, studielast en onderwijstijd 5. Ingangseisen Deelname OWE Propedeuse behaald. 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V3PONP Professionele ontwikkeling 3 / Professional development 3 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaken/ Beroepstaken Jezelf professioneel ontwikkelen in alle beroepstaken (Indiceren, Behandelplan ontwerpen, Behandeling uitvoeren, Kwaliteitsverbetering en ontwikkeling) en de daaraan gerelateerde competenties op niveau 3, eindniveau startbekwaam creatief therapeut. Een professionele hulpverlener onderscheidt zich door het vermogen om in steeds weer nieuwe situaties op persoonlijke en effectieve manier om te gaan met beroepsdilemma s en zijn handelen te kunnen verantwoorden. Studiepunten: 5 Studiebelastinguren: 140 Uren Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 9 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 131 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd 140 Hoofdfase 1: 45 studiepunten + Performance assessment hoofdfase 1. voor studenten buitenlandstage: 60 studiepunten hoofdfase 1. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Om zijn professionele ontwikkeling verder te ondersteunen krijgt de student in groepen werkcolleges aangeboden. Daarnaast is er de mogelijkheid tot individuele gesprekken. 7. Competenties Competentie 4: signaleren en ondernemen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Competentie 4: signaleren en ondernemen 4.1 De student signaleert factoren en ontwikkelingen in de omgeving en maatschappij die problemen of mogelijkheden kunnen vormen. 4.2 De student brengt gesignaleerde factoren en ontwikkelingen onder de aandacht. 4.3 De student onderzoekt behoefte en noodzaak voor de ontwikkeling van een (behandel)aanbod voor de doelgroep. 4.4 De student initieert passende (preventieve) activiteiten. 4.5 De student geeft voorlichting en advies aan de belanghebbenden over het (behandel)aanbod. 4.8 De student creëert draagvlak door voorlichting en training aan te bieden. De student past vaktherapeutische methoden en technieken toe om via behandeling, coaching of teambuilding het functioneren van betrokkenen te verbeteren. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.1 De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen de creatieve therapie/psychomotorische therapie De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut De student stelt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen zowel binnen als buiten het vakgebied en vertaalt deze naar eigen handelen en beroepsproducten De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. 9. Tentaminering Voor elk deeltentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. 154

155 Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V3PONP-3 Professionele ontwikkeling en beroepsidentiteit Schriftelijk verslag 4, e : periode 4 2 e : periode 4 CTO-V3PONP-2 Kennistoets Theoretische onderbouwing van een vaktherapeutische module 10. Onderwijsperiode Periode , e : periode 4 2 e : periode 4 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V3KBPx Kwaliteit en beleid 3 / Quailty and policy 3 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaken/ Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling (KBO) Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 28 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 252 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment hoofdfase 1 gehaald. Propedeuse CTO en minimaal 45 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage binnenland. Propedeuse CTO en minimaal 60 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage buitenland. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. In het derde jaar van de opleiding staat de therapiestage centraal. De student is onderdeel van een organisatie geworden en heeft daardoor in zijn werk onlosmakelijk te maken met kwaliteitsbeleid en overig beleid van die school, instelling, ziekenhuis, kliniek of tehuis. En de student brengt kennis en vaardigheden mee die ingezet kunnen worden voor verdere verbetering van de kwaliteit van zorg- en dienstverlening aan de cliënten of een betere werksituatie voor zijn collega s. Bijvoorbeeld door een nieuw product of dienst te ontwikkelen of door zijn vakkennis beschikbaar te stellen in verbetertrajecten, zoals het functioneren van een team of werkprocessen. 7. Competenties Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren Competentie10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria KBO-onderzoeksvraag formulering Competentie 7: beheren en organiseren 7.1 De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. Competentie 8: beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren 8.1 De student levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrekking tot de therapeutische behandeling en de organisatie. 8.4 De student communiceert over verbeterpunten. Competentie 10: onderzoeken en innoveren 10.1 De student zet praktijkgericht onderzoek op en voert het uit De student draagt bij aan de ontwikkeling van het beroep. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereist resultaat: 5½. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO-V3KBPx-2 Onderzoeksvraag formulering Schriftelijk deeltentamen, individueel 7, 8, e : periode 4 2 e : periode Onderwijsperiode Periode

156 Code en naam OWE OWE CTO-V3BHAP Vaktherapeutisch behandelen 1 / Treatment through expressive therapy 1 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaken/ Vaktherapeutisch behandelen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 22½ studielast en Studiebelastinguren: 630 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 116 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 514 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE 6. Algemene omschrijving Performance assessment hoofdfase 1 dient gehaald te zijn. Propedeuse CTO plus minimaal 45 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage binnenland; minimaal 60 studiepunten van hoofdfase 1 voor therapiestage buitenland. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Inhoudelijk worden de beroepstaken Indiceren, Behandelplan ontwerpen en Behandeling uitvoeren als één geheel behandeld. Er is hiervoor gekozen omdat de beroepstaken in de praktijk doorgaans niet gescheiden worden uitgevoerd. De afzonderlijke beroepstaken staan in dynamische interactie met elkaar. Zo kan een uitgevoerde behandeling bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat de student inzicht heeft in hoe hij het de volgende keer zou kunnen aanpakken met die cliëntgroep. Dat kan dan weer de input vormen voor een behandelproduct dat bij de beroepstaak Behandelplan ontwerpen hoort, et cetera. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Behandelplan Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. 1.3 De student verzamelt therapeutische gegevens. 1.5 De student stelt een (contra-)indicatie vast voor behandeling. 1.6 De student verantwoordt de manier waarop hij tot de indicatiestelling is gekomen. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen. 2.2 De student schrijft een behandelplan. 2.3 De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.2 De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. 9.5 De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. 9. Tentaminering Voor het tentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment CTO- V3BHAP-2 Behandelplan start Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel 1, 2, e : periode 1 2 e : periode Onderwijsperiode Periode 1 en

157 6. Algemene omschrijving Code en naam OWE OWE CTO-V3BHBP Vaktherapeutisch behandelen 2 / Treatment through expressive therapy 2 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 2 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaken/ Vaktherapeutisch behandelen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 22½ studielast en Studiebelastinguren: 630 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 116 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 514 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Performance assessment hoofdfase 1 gehaald. Propedeuse CTO en minimaal 45 studiepunten van hoofdfase 1 om deel te mogen nemen aan de therapiestage binnenland. Propedeuse CTO en minimaal 60 studiepunten van het hoofdfase 1-programma om deel te mogen nemen aan de therapiestage buitenland. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. Inhoudelijk worden de beroepstaken Indiceren, Behandelplan ontwerpen en Behandeling uitvoeren als één geheel behandeld. Er is hiervoor gekozen omdat de beroepstaken in de praktijk doorgaans niet gescheiden worden uitgevoerd. De afzonderlijke beroepstaken staan in dynamische interactie met elkaar. Zo kan een uitgevoerde behandeling bijvoorbeeld leiden tot inzicht in hoe de student het de volgende keer zou kunnen aanpakken met die cliëntgroep. Dat kan dan weer de input vormen voor een behandelproduct dat bij de beroepstaak Behandelplan ontwerpen hoort, et cetera. 7. Competenties Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 2: behandelplan ontwerpen Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 7: beheren en organiseren Competentie 9: professionaliseren en profileren Competentie10: onderzoeken en innoveren 8. Beoordelingscriteria Inbreng MDO in praktijkleersituatie Competentie 5: samenwerken 5.1 De student zoekt zowel binnen als buiten de eigen arbeidsorganisatie (al dan niet multidisciplinaire) vormen van samenwerking. 5.2 De student werkt doelgericht (al dan niet multidisciplinair) samen met medewerkers en functionarissen. 5.4 De student verantwoordt keuzes binnen de samenwerking. Behandelplan Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert zelfstandig en methodisch een behandeling uit. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. 3.6 De student evalueert de uitvoering van de behandeling. 3.7 De student stelt zijn behandelplan bij. 3.8 De student rapporteert over de behandeling. 3.9 De student verantwoordt de gekozen behandeling. Behandelmodule Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.1 De student legt contact met de cliënt, cliëntsystemen en opdrachtgever. 1.2 De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt. 1.3 De student verzamelt therapeutische gegevens. 1.4 De student analyseert, interpreteert en rapporteert op therapeutische wijze. 1.5 De student stelt een (contra-)indicatie vast voor behandeling. 1.6 De student verantwoordt de manier waarop hij tot de indicatiestelling is gekomen. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 157

158 2.1 De student formuleert doelstellingen. 2.2 De student schrijft een behandelplan. 2.3 De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.4 De student stelt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen zowel in als buiten het vakgebied en vertaalt deze naar eigen handelen en beroepsproducten. 9.5 De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. Competentie10: onderzoeken en innoveren 10.2 Het onderzoek van de student past bij de probleemstelling De student rapporteert en/of presenteert de onderzoeksresultaten De student ontwerpt een product of module m.b.t. vaktherapie De student ontwerpt een product of module m.b.t. vaktherapie en doet aanbevelingen voor nader onderzoek en/of toepassing in de praktijk/innovatie De student draagt bij aan de ontwikkeling van het beroep. Stagebeoordeling Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren 1.1 De student legt contact met de cliënt, cliëntsystemen en opdrachtgever. Competentie 2: behandelplan ontwerpen 2.1 De student formuleert doelstellingen. Competentie 3: methodisch behandelen 3.1 De student voert zelfstandig en methodisch een behandeling uit. 3.2 De student stemt de behandeling af op de hier-en-nu situatie. 3.3 De student bouwt een therapeutische relatie op en onderhoudt die. 3.4 De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling. 3.5 De student stemt de interventies af op het behandeldoel. 3.7 De student stelt zijn behandelplan bij. 3.9 De student verantwoordt de gekozen behandeling. Competentie 5: samenwerken 5.2 De student werkt doelgericht (al dan niet multidisciplinair) samen met medewerkers en functionarissen. Competentie 7: beheren en organiseren 7.1 De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. 7.3 De student voert een cliëntenadministratie. 7.4 De student beheert en archiveert (eventuele) producten en producties uit de vaktherapie. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.1 De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen de creatieve therapie/psychomotorische therapie. 9.5 De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines. Supervisie Competentie 5: samenwerken 5.2 De student werkt doelgericht (al dan niet multidisciplinair) samen met medewerkers en functionarissen. 5.3 De student draagt bij aan een goed verloop van het proces van de (al dan niet multidisciplinaire) samenwerking. Competentie 9: professionaliseren en profileren 9.3 De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. Presentatie werkvormen Van de volgende competenties worden vaardigheden van de psychomotorische werkvormen getoetst. Competentie 1: contact maken, diagnosticeren en indiceren Competentie 3: methodisch behandelen Competentie 5: samenwerken Competentie 9: professionaliseren en profileren. 158

159 9. Tentaminering Voor elk deeltentamen geldt: aantal examinatoren: 1 beoordeling: cijfer 0-10 minimaal vereiste resultaat: 5½ toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm CTO-V3BHBP-9 Inbreng MDO in Handelingsdemonstratie, praktijkleersituatie individueel CTO-V3BHBP-2 Behandelplan eind Schriftelijk deeltentamen, beroepsproduct, individueel CTO-V3BHBP-7 Behandelmodule Schriftelijk deeltentamen, CTO-V3BHBP-6 Stagebeoordeling in combinatie met methodiek Eindbeoordeling supervisie Presentatie werkvormen beroepsproduct, individueel Praktijkhandelen, individueel 1, 2, 3, 5, 7, 9 CTO-V3BHBP-5 Reflectie, schriftelijk, individueel CTO-V3BHBP-4 Handelingsdemonstratie, individueel 10. Onderwijsperiode Periode 3 en 4. Competenties Weging Tentamenmoment e : periode 3 2 e : periode 4 1, e : periode 4 2 e : periode 4 1, 2, 9, e : periode 3 2 e : periode e : periode 4 2 e : periode 4 5, e : periode 4 2 e : periode 4 1, 3, 5, e : periode 3 2 e : periode 4 159

160 3.4 Onderwijseenheden HF3 vernieuwd curriculum Onderwijseenheden alle differentiaties HF3 Code en naam OWE OWE-CTO-4OI Onderzoeken en Innoveren / Research and Innovation 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 3 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama-, muzieken psychomotorische therapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 20 studielast en Studiebelastinguren: 560 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 52 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en 508 onderzoeksactiviteiten Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - Inschrijving OWE via study.han.nl - Propedeuse CTO en Hoofdfase 1 behaald - Minimaal 45 studiepunten van Hoofdfase 2 Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. - Een GO voor de onderzoeksopzet 6. Algemene omschrijving De OWE Onderzoeken en innoveren staat gedurende één semester in het vierde jaar centraal. Doel van deze OWE is het ontwikkelen van een kritische en onderzoekende houding bij studenten waarmee zij kunnen komen tot innovatie van enerzijds de beroepspraktijk en anderzijds het eigen handelen als toekomstig vaktherapeutisch professional. Om dit doel te bereiken is het nodig de juiste onderzoeksvaardigheden te leren hanteren. Daarmee sluit deze OWE aan bij de HBO-definitie van praktijkgericht onderzoek. Dit is onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk. De student voert een praktijkgestuurd onderzoek uit, wat inhoudelijk en theoretisch is afgestemd op de beroepscontext van de vaktherapeutisch professional. De focus van dit praktijkgestuurde onderzoek ligt op het verbeteren van de praktijk. Een O&I onderzoeksproject wordt dan ook altijd in opdracht van de praktijk uitgevoerd. De student sluit aan bij een door de opleiding aangeboden onderzoeksproject, sluit zich aan bij een lectoraat of kennisnetwerk vanuit de praktijk, dient in overleg met de opleiding een eigen onderzoeksproject in of werkt samen met andere studenten aan een interprofessioneel praktijkgericht onderzoek (IPPO). De student ontwerpt een onderzoeksopzet conform het format uit de studiehandleiding om formeel een GO te krijgen voor de uitvoering van het onderzoek. In deze OWE leert de student om een onderzoeksvoorstel-/opzet te schrijven, onderzoek uit te voeren, en je onderzoeksresultaten te rapporteren en te presenteren. Hierbij wordt de student ondersteund door middel van hoorcolleges, werkcolleges en onderzoeksbegeleiding. Belangrijk bij het succesvol kunnen doorlopen van de OWE is het optimaliseren/ontwikkelen van de eigen onderzoekende houding. Deze onderzoekende houding kan worden gekenmerkt als een open houding, waarbij de student interpretaties kan uitstellen, vooringenomenheden ter discussie kan stellen, kritisch durft zijn op zichzelf en op het eigen onderzoeksproces. Deze beroepshouding wordt sterk aangewakkerd tijdens de lessen. De student sluit deze OWE af met twee toetsen: het O&I onderzoeksverslag en een presentatie waarmee de kennis uit het onderzoek ontsloten wordt voor de beroepspraktijk. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 3: Praktijkgericht onderzoeken De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen. De vaktherapeutisch professional: 160

161 - Werkt zelfstandig een praktijkprobleem uit in praktijkgericht onderzoek op systematische en methodologisch verantwoorde wijze. Draagt hiermee bij aan kennisdeling en innovatie van de (eigen) beroepspraktijk. - Participeert in en levert een bijdrage aan praktijkgericht / wetenschappelijk onderzoek en draagt bij aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline. - Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. - Is kritisch ten aanzien van eigen handelen, opvattingen, waarnemingen en conclusies uit onderzoek. - Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren. 8. Leerdoelen - De student analyseert een praktijkprobleem in de beroepscontext van de vaktherapeutisch professional vanuit meerdere perspectieven waarbij de student tot in detail kritisch en reflectief is, maar ook vanuit metacognitie naar het praktijkprobleem kijkt. - De student betrekt theoretische kijkkaders en (vak)literatuur in de probleemanalyse die aansluiten bij de betreffende context van de vaktherapeutische beroepspraktijk. - De student kan een onderzoeksplan ontwerpen waarin de praktijkgerichte onderzoekscyclus het kader vormt. - De student kan dataverzamelingsmethoden toepassen die aansluiten bij de probleemstelling en de onderzoeksvraag en houdt daarbij rekening met de begrippen betrouwbaarheid, validiteit en triangulatie. - De student analyseert de onderzoeksdata en kan resultaten zowel mondeling als schriftelijk presenteren. - De student beschrijft de eigen onderzoekscyclus in een onderzoeksverslag en evalueert daarbij op kritische wijze het eigen onderzoeksproces. - De student kan vanuit de resultaten van het eigen praktijkgerichte onderzoek concrete aanbevelingen formuleren die kunnen bijdragen tot innovatie van de vaktherapeutische beroepspraktijk. - De student presenteert de aanbevelingen, kiest een vorm van presenteren afgestemd op doelgroep en resultaten en deelt daarmee de relevantie van de inzichten uit het onderzoek. 9. Tentaminering Voor CTO-4OIA-1 geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10; 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren:2 toegestane hulpmiddelen: geen. Voor CTO-4OIA-2 geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10; 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren:1 toegestane hulpmiddelen: geen. Code Naam Toetsvorm Eindkwalificaties Weging Tentamen-moment (deel)tentamen CTO-4OI-1 Onderzoeksverslag Schriftelijk product e :periode 2 of 4 2 e : periode 2 of 4 CTO-4OI-2 Presentatie Presentatie e :periode 2 of 4 2 e : periode 2 of Onderwijsperiode Semester 1 of Semester

162 3.4.2 Onderwijseenheden beeldende, drama- en psychomotorische therapie, HF3 Code en naam OWE OWE-CTO-4MH Methodisch handelen / Therapeutic Methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 3 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en psychomotorische therapie. 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 280 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 24 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 186 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - BT/DT: OWE s CTO-V3BHA encto-v3bhb afgerond en toetsen gehaald - PMT: OWE s CTO-V3BHAP encto-v3bhbp afgerond en toetsen gehaald Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE staat in het teken van het verder ontwikkelen van de beroepsidentiteit, waarmee de student steeds meer autonoom wordt in het beroepsmatig handelen. Om dit mogelijk te maken kiest de student in overleg met docenten een specifieke leercontext. Voorbeelden hiervan zijn: - Een begeleidersrol in het praktijkleren van propedeuse- of hf1-studenten. - Een stage in een behandelcontext buiten de reguliere GGZ. - Het ervaringsgericht begeleiden van intervisie van propedeuse- of hf1- studenten (beeldende, drama- en muziektherapie). - Het begeleiden van propedeuse- of hf1-studenten bij het leren in het vaktherapeutisch middel (beeldende, drama- en muziektherapie). - Deelname aan Interprofessioneel praktijkgericht onderzoek (IPPO): dan werk je samen met studenten van andere opleidingen in een sparkcentre interprofessioneel samen aan een vraagstelling uit de beroepspraktijk. In dat geval is dit ook inclusief de OWE CTO 4OI. Dus je afstudeeronderzoek doe je ook in het kader van IPPO. De student werkt net als in methodisch handelen HF2 aan het opbouwen en onderhouden van een (vaktherapeutische) werkrelatie, ervaringsgericht interveniëren en ook professionaliseren en profileren (resp. EK 1, 2 en 4). In HF 3 raakt dit verbonden aan dieper gelegen waarden en motieven, het zogenaamde triple-loop leren, waardoor de student zich ontwikkelt tot een autonoom professional (Geenen, 2010). Het onderwijs is vraag gestuurd en gericht op reflectie op methodisch handelen, waarbij keuzes worden gemaakt vanuit de persoonlijke en de professionele identiteit. Naast de geboden keuzeruimte in het te realiseren eindproduct, krijgt de student 70 uren vrij te besteden. Vrije ruimte stimuleert ook het verder ontwikkelen van de beroepsidentiteit. Dat wil zeggen dat de student één of meerdere taken of werkzaamheden kan opvoeren waarvan hij/zij duidelijk maakt dat en hoe deze bijdragen aan de ontwikkeling in het licht van de eindkwalificaties. Voorbeelden: - Het opstarten van een eigen bedrijf. - Het hebben van een baan als vaktherapeutisch professional. - Lid opleidingscommissie van de opleiding CTO - Studentassistentschap bij opleiding CTO - Het zoeken van verdieping buiten je minor om (bijvoorbeeld verdieping in neurowetenschappen). Ook andere opties zijn mogelijk. Elke optie bespreekt de student met de SLB er. De student dient een plan in met verantwoording van de activiteiten (in welke opzichten dragen de activiteiten bij aan de competentie-ontwikkeling) bij de SLB-er. De SLB-er bepaalt of de toets voldaan of niet voldaan is. Bron: Geenen, M-J. (2010). Reflecteren. Bussum: Coutinho. 162

163 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak. De vaktherapeutisch professional: - Past (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatietechnieken toe in het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie met de cliënt en relevante partijen. Is zich bewust van de verschillen vanuit culturele en sociale achtergrond en gaat hier sensitief mee om. - Licht op een integere en transparante wijze cliënt en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen. - Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt. Eindkwalificatie 2: Ervaringsgericht interveniëren De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional: - Zet de cliënt of student aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt of student. - Intervenieert ervaringsgericht op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren De vaktherapeutisch professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en de eigen uitoefening daarvan. De vaktherapeutisch professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit, is communicatief, ondernemend en reflectief. De vaktherapeutisch professional: - Heeft zelfkennis en reflecteert kritisch op het eigen handelen om zijn professionaliteit blijvend te ontwikkelen in de maatschappelijke context. Handelt volgens ethische codes, reglementen en gedragsregels en gaat integer om met beroepsethische dilemma s. - Kan inzichtelijk maken en verantwoorden wat hij doet en communiceert dit verbaal, schriftelijk en via (sociale) technologieën. - Is organisatiesensitief en werkt systeemgericht. Werkt constructief, empathisch, kritisch en respectvol samen met deskundigen van verschillende disciplines in (inter)nationaal verband. 8. Leerdoelen - De student zet zijn vermogen tot afstemmen in om een andere student (propedeuse of hoofdfase 1) of cliënt te begeleiden. - De student bereikt zelfstandig overeenstemming met een andere student (propedeuse of hoofdfase 1) of cliënt over zijn of haar leerdoelen. - De student bereikt zelfstandig overeenstemming met een andere student (propedeuse of hoofdfase 1) of cliënt over de wijze waarop zijn of haar leerdoelen bereikt kunnen worden. - De student bewaakt de eigen grenzen en de grenzen van de student of cliënt in de therapeutische relatie. - De student past verbale en ervaringsgerichte interventies toe ten behoeve van de leerdoelen van een andere student (propedeuse of hoofdfase 1) of cliënt. - De student interveniëert vanuit de, bij de persoon, het leerdoel en de context best passende methode of theorie. - De student neemt verantwoordelijkheid in de leercontext waar hij aan deelneemt. - De student communiceert pro-actief met andere studenten (propedeuse of hoofdfase 1), docenten, professionals in het werkveld en andere betrokken partijen. - De student reflecteert over en verwoordt zijn eigen leeropbrengst in het methodisch handelen binnen de gekozen leercontext. 163

164 9. Tentaminering Voor de toets CTO-4MH-1 geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 2 toegestane hulpmiddelen: geen. Voor de toets CTO-4MH-2 geldt: aantal examinatoren: 1 goedkeuring vooraf voor plan besteding vrije ruimte met verantwoording inhoud en uren. Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm Eindkwalificaties Weging Tentamen-moment CTO-4MH-1 Integrale toets 3 Criteriumgericht interview over de leeropbrengst 1,2 en e : periode 2 of 4 2 e : periode 2 of 4 CTO-4MH-2 Vrije Ruimte Vinktoets: voldaan/nietvoldaan 10. Onderwijsperiode Periode 1 en 2 of Periode 3 en 4. keuze 0 Vrij te kiezen door student; uiterlijk periode Onderwijseenheid muziektherapie HF3 Code en naam OWE OWE-CTO-4MHM Methodisch handelen / Therapeutic Methods 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 3 - niveau 3, differentiatie: muziektherapie 3. Beroepstaak/ n.v.t. Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 10 studielast en Studiebelastinguren: 210 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 24 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 186 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE - OWE s CTO-V3BHA encto-v3bhb afgerond en toetsen gehaald Deelname toetsing - 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. - Voldoen aan generieke criteria m.b.t. richtlijnen, verwijzingen, opbouw en 6. Algemene omschrijving spelling, zoals beschreven op het beoordelingsformulier. De OWE staat in het teken van het muzikale vakinhoudelijk handelen in relatie tot het methodisch (be)handelen en het verder ontwikkelen van de beroepsidentiteit naar eindniveau. De student werkt toe naar een context waarbij therapeutisch en planmatig gewerkt wordt met de eigenschappen van muziek, zoals melodie, ritme en harmonie. Omdat bij musiceren afstemming op anderen een essentiële rol speelt, worden in de therapie snel interactie- en communicatiepatronen middels muziek waarneembaar. Op die manier kan de student toewerken naar het eindniveau van het aanbieden van muziektherapeutische behandeling aan cliënten bijvoorbeeld ten behoeve van het verbeteren van hun sociale en communicatieve vaardigheden, hun emoties te uiten, hun zelfvertrouwen en coping-vaardigheden te vergroten, zich te ontspannen, om te gaan met verlies, hun motoriek, taal en spraak te verbeteren en hun concentratievermogen te vergroten (LOO VTB, 2016). Hiermee beogen wij een brede, uitgediepte en flexibele muzikale inzetbaarheid, waardoor afgestudeerden het eigen vaktherapeutische middel bij elke doelgroep ten volle kunnen benutten. Door de leerjaren heen worden studenten opgeleid in het bespelen van een breed scala van percussie-, toets en snaarinstrumenten en op het gebied van zang en stemgebruik. Daarnaast wordt er veel aandacht besteedt aan het implementeren van deze ontwikkelde muzikale vaardigheden in een therapeutische setting. Deze OWE leidt toe naar een presentatie op eindniveau waarbij de transfer van dit persoonlijke 164

165 muzikale proces naar het ontwikkelen van de eigen beroepsidentiteit als startbekwaam muziektherapeut zichtbaar/hoorbaar en inzichtelijk wordt gemaakt. Binnen deze OWE staan alle lessen in het teken van de beheersing van het vaktherapeutisch middel en vervolgens hoe de student dat integreert met het methodisch handelen. In de lessen wordt met eigen persoonlijke en professionele thema s gewerkt. Lessen zijn ervaringsgericht ingericht. Docenten zullen studenten stimuleren om deze eigen thema s verder uit te diepen waarbij het muzikaal handelen het vertrekpunt is. Studenten hebben een belangrijke functie bij de uitvoering van elkaars muzikale eindpresentatie en elkaars ontwikkeling en coachen elkaar tijdens de lessen. De periode wordt afgesloten met een muzikale presentatie waarin de student eigen doelen op het gebied van persoon, therapeut en vaktherapeutisch middel integreert en zodoende aantoont op eindniveau het vaktherapeutisch middel te beheersen. Daarnaast krijgt de student 70 uren vrij te besteden. Vrije ruimte stimuleert ook het verder ontwikkelen van de beroepsidentiteit. Dat wil zeggen dat de student één of meerdere taken of werkzaamheden kan opvoeren waarvan hij/zij duidelijk maakt dat en hoe deze bijdragen aan de ontwikkeling in het licht van de eindkwalificaties. Voorbeelden: - Het opstarten van een eigen bedrijf. - Het verder ontwikkelen van muzikale competenties in relatie tot het beroep. - Het hebben van een baan als vaktherapeutisch professional. - Lid opleidingscommissie van de opleiding CTO - Studentassistentschap bij opleiding CTO - Het zoeken van verdieping buiten je minor om (bijvoorbeeld verdieping in neurowetenschappen). - Werkervaringsplek als muziektherapeut. Ook andere opties zijn mogelijk. De student bespreekt de gekozen optie met de SLBer. De student dient een plan in met verantwoording van de activiteiten (in welke opzichten dragen de activiteiten bij aan de competentie-ontwikkeling) bij de SLB-er. De SLB-er bepaalt of de toets voldaan of niet voldaan is. 7. Eindkwalificaties Eindkwalificatie 1: Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak. De vaktherapeutisch professional: - Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen. - Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appel doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt. Eindkwalificatie 2: Ervaringsgericht interveniëren De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional: - Zet de cliënt of student aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt of student. - Intervenieert ervaringsgericht op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. - Intervenieert ervaringsgericht waarbij kenmerken/aspecten vanuit de vaktherapeutische rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en/of onderzoeksresultaten. Eindkwalificatie 4: Professionaliseren en profileren De vaktherapeutisch professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en de eigen uitoefening daarvan. De vaktherapeutisch professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit, is communicatief, ondernemend en reflectief. De vaktherapeutisch professional: 165

166 - Heeft zelfkennis en reflecteert kritisch op het eigen handelen om zijn professionaliteit blijvend te ontwikkelen in de maatschappelijke context. Handelt volgens ethische codes, reglementen en gedragsregels en gaat integer om met beroepsethische dilemma s. - Kan inzichtelijk maken en verantwoorden wat hij doet en communiceert dit verbaal, schriftelijk en via (sociale) technologieën. Eindkwalificatie 5: Beheersen van het vaktherapeutisch middel: De vaktherapeutisch professional is vaardig in het gebruik van het vaktherapeutisch middel, beschikt over creativiteit en is in staat om het vaktherapeutisch middel te gebruiken als instrument voor zelfonderzoek, expressie, persoonlijke ontwikkeling en communicatie. - Kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - Confronteert zichzelf in het vaktherapeutische middel met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - Beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium, werkvormen. - Werkt met verbeelding waarin sensorische, motorische, affectieve, perceptuele, symbolische en cognitieve aspecten een rol spelen. - Doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - Heeft kennis van de geschiedenis van het vaktherapeutisch middel. - Is in staat het (kunst) product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 8. Leerdoelen - De student kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - De student kan zichzelf in het werk met het vaktherapeutische middel uitdrukken, uitdagen en confronteren met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit. - De student beheerst een breed scala aan muzikale technieken en kan deze vertalen naar en verwerken in muzikaal artistieke ideeën waarbij de relatie tot het methodisch handelen duidelijk wordt. - De student doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - De student heeft gedegen muziektheoretische kennis, kennis van solfège, harmonieleer en beheerst diverse compositie- en improvisatietechnieken. - De student is in staat het (kunst)product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. - De student heeft grondige kennis over en is in staat tot het bespelen van een breed scala aan percussie-,toets- en snaarinstrumenten. - De student heeft de vaardigheid om deze vaardigheden klinkend te realiseren in een therapeutische setting. - De student heeft grondige kennis en vaardigheid op het gebied van zang en stemgebruik. - De student heeft kennis en inzicht in muziekgeschiedenis, muziekpsychologie met de functies en betekenissen voor mensen in verschillende culturen. - De student ontwikkelt de eigen professionaliteit als startbekwaam muziektherapeut. - De student reflecteert over en verwoordt zijn eigen muzikale leerproces in relatie tot het eigen methodisch handelen, eerdere praktijkervaringen en visie op het beroep. 9. Tentaminering Voor de toets CTO-4MHM-1 geldt: minimaal vereiste resultaat: 5.5 beoordeling: cijfer 0-10, 1.1 niet opgegaan aantal examinatoren: 2 toegestane hulpmiddelen: geen. Voor de toets CTO-4MH-2 geldt: aantal examinatoren: 1 goedkeuring vooraf voor plan besteding vrije ruimte met verantwoording inhoud en uren. 166

167 Code Naam (deel)tentamen Toetsvorm CTO-4MHM-1 Integrale toets 3 Muzikale presentatie met criteriumgericht interview CTO-4MH-2 Vrije Ruimte Vinktoets: voldaan/nietvoldaan 10. Onderwijsperiode Periode 1 en 2 of Periode 3 en 4. Weging Eindkwalificatie s Tentamenmoment 1,2,4 en e : periode 2 of 4 2 e : periode 2 of 4 keuze 0 Vrij te kiezen door student; uiterlijk periode Onderwijseenheid Interprofessioneel Praktijkgericht Onderzoek, HF3 Code en naam OWE CTO-4IPPO InterProfessioneel Praktijkgericht Onderzoek (IPPO) / Interprofessional Practice-Based Research 1. Opleiding GGM breed aangeboden Facultaire OWE Voor CTO-studenten die hieraan deelnemen is deze OWE vervangend voor de OWE s CTO-4MH (methodisch handelen HF3) en CTO-4OI (onderzoeken en innoveren) 2. Doelgroep Studenten in hoofdfase 3 3. Centrale beroepstaak/ beroepstaken De beroepstaken werken in en voor een organisatie en werken aan professionalisering staan centraal 4. Studiepunten/ studielast Studiepunten: 30 Studiebelastinguren: 840 Aantal klokuren Geprogrammeerde contacttijd Hoorcollege* 8 x 45 min = 6 Onderwijsgroep* 7 x 90 min = 10,5 Workshops* (Facultatief te volgen) 4 workshops Bijeenkomsten op Sparkcentrum 4 x 22 x 90 = x 120 min = 32 Totaal 48,5 * keuze aanbod studenten Geprogrammeerde Voorbereiding 200 onderwijstijd voor uitvoering Uitvoering onderzoek 400 onderzoek, analyse en rapportage Analyse en Rapportage 200 Totaal 800 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd 840 uur 5. Ingangseisen - BT/DT/MT/PMT: OWE s CTO-V3BHA(P) en CTO-V3BHB(P) afgerond en toetsen gehaald. - Propedeuse CTO en Hoofdfase 1 behaald - Minimaal 45 studiepunten van Hoofdfase 2 6. Algemene omschrijving Tijdens deze OWE werk je als studenten van verschillende opleidingen en/of instituten samen om een reëel probleem of vraagstelling uit de beroepspraktijk op te lossen. Deze praktijkproblemen of vraagstellingen komen uit de Sparkcentres. Dit zijn leerwerkplaatsen waar onderwijs, onderzoek, ondernemerschap en praktijk bij elkaar komen. Studenten, docenten, onderzoekers (van de HAN en Radboudumc) en professionals van verschillende disciplines werken in 167

168 deze Sparkcentres intensief samen in interprofessionele zorgverlening en doorlopende onderzoekslijnen. Samen ontwikkelen zij nieuwe kennis en inzichten die de beroepspraktijk en het beroepsonderwijs verrijken. Studenten werken in deze afstudeerfase interprofessioneel samen om een reëel probleem uit de beroepspraktijk op te lossen. Er worden hiervoor praktijkopdrachten geselecteerd die geschikt zijn voor studenten GGM breed. Hierbij wordt van te voren aangegeven welke opleidingen en/of disciplines een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk is dat het project duidelijk raakvlakken heeft met de dagelijkse praktijk van de (toekomstige) zorg- en welzijnsprofessionals, en hiermee een directe bijdrage levert aan ontwikkeling en innovatie van de eigen beroepspraktijk. Het project moet de student(en) in staat stellen om te kunnen werken aan de ontwikkeling van kwaliteiten, gericht op het verbeteren van processen, procedures en producten, maar ook het ontwikkeling van een onderzoekende en ondernemende houding. Samenwerking met andere disciplines en over de grenzen kijken van de eigen discipline (boundary crossing) staan hierbij centraal. Kennisontwikkeling, samenwerking en professionalisering zijn belangrijke competenties die de student zich tijdens deze Facultaire OWE eigen maakt. 7. Eindkwalificaties EK1 Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden EK2 Ervaringsgericht interveniëren EK3 Praktijkgericht onderzoeken EK4 Professionaliseren en profileren 168

169 8. Leerdoelen Toetsing van de competenties is verwerkt in de criteria en indicatoren van de verschillende tentamenformulieren. Een koppeling van leerdoelen, deeltentamens en competenties is weergegeven in onderstaande specificatietabel. Leerdoelen CTO-eindkwalificaties Deeltentamen 1 Deeltentamen 2 Gezamenlijk eindproduct Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden Ervaringsgericht interveniëren Praktijkgericht onderzoeken Professionaliseren en profileren Individuele prestatie -Presentatie -Verdediging -Reflectie De student kan, in samenwerking met studenten uit andere disciplines, op methodische- en systematische wijze een maatschappelijke complexe vraagstelling beantwoorden. De student is in staat professioneel te handelen en professioneel samen te werken in een interprofessionele projectgroep. De student is in staat het proces van interprofessioneel onderzoeken, inzichtelijk en navolgbaar te presenteren en te verantwoorden. De student is in staat de meerwaarde (verbreding en verdieping van kennis en vaardigheden) van het interprofessioneel werken voor de eigen ontwikkeling en eigen discipline aan te tonen met ervaringsvoorbeelden uit het onderzoek. x x x - x x x - x x - x x x x x x x x x 9. Tentaminering De toetsing van de OWE praktijkgericht onderzoek betreft een beoordeling van de eindprestatie. De beoordeling van de eindprestatie is een gewogen gemiddelde op basis van twee verschillende (schriftelijke) deeltentamens. Naam en Alluriscode Eindproduct IPPO (deel)tentamen CTO-4IPPO-1 Tentamenmoment 1 e : aan het einde van semester 1 of 2 2 e : in overleg met de examinator Tentamenvorm Schriftelijke beoordeling Aantal examinatoren Twee (Onafhankelijk onderzoeksdeskundige en docentbegeleider vanuit het Sparkcentrum) Beoordelingswijze / Cijfer oordeel Beoordelingscriteria -De student kan op methodische en systematische wijze een voor de praktijk/opdrachtgever relevante vraagstelling beantwoorden, waarbij praktijkgerichtheid en onderzoekskwaliteit worden gewaarborgd. -De student is in staat de projectaanpak en projectresultaten op een optimale manier schriftelijk te presenteren. Cesuur Minimaal 55% van het aantal te behalen punten Weging 60% Minimaal vereist resultaat

170 Aantal kansen Compensatiemogelijkheden Toegestane hulpmiddelen Twee n.v.t. n.v.t. Naam en Alluriscode (deel)tentamen Presentatie IPPO CTO-4IPPO-2/Intergrale toets Tentamenmoment 1 e : aan het einde van semester 1 of 2 2 e : in overleg met de examinator Tentamen vorm Presentatie en gesprek Aantal examinatoren Twee (Onderzoeksexpert van de eigen opleiding en docent begeleider vanuit het Sparkcentrum) Beoordelingswijze / Cijfer oordeel Beoordelingscriteria -De student is in staat professioneel te handelen in de interprofessionele setting en in de betrokken organisatie (kennis van de andere discipline, doelgericht samenwerken, leren van het perspectief van de ander, integratie van belangen en perspectieven, perspectieven verbinden) -De student is in staat de projectaanpak en projectresultaten op een optimale manier te presenteren. -De student is in staat om de opgedane inzichten te vertalen naar de relevantie van de eigen discipline (verdieping en verbreding). Cesuur Minimaal 55% van het aantal te behalen punten Weging 40% Minimaal vereist resultaat 5.5 Aantal kansen Twee Compensatiemogelijkheden n.v.t. Toegestane hulpmiddelen n.v.t. 10. Onderwijsperiode Periode 1 en 2 of Periode 3 en

171 3.5 Onderwijseenheden HF3 oud curriculum Onderstaande onderwijseenheid is van toepassing voor die studenten die in van HF3 nog slechts de onderwijseenheid PON hoeven af te ronden (en evt. ook nog een minor moeten doen). Let wel: het aanbod van de opleiding beperkt zich tot de toets van de OWE. Differentiaties beeldende, drama- en muziektherapie: Code en naam OWE OWE CTO-V4PON Professionele ontwikkeling 4 / Professional development 4 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 3 - niveau 3, differentiaties: beeldende, drama- en muziektherapie 3. Beroepstaken/ Professionele ontwikkeling Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 5 studielast en Studiebelastinguren: 140 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 46 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 94 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE 6. Algemene omschrijving Alle OWE s behalve Professionele ontwikkeling CTO V4PON en CTO D4PON op niveau 3 afgesloten + minor afgesloten. Deelname toetsing 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. (Video)materiaal aan de hand van de mediumpresentatie die eerder is gedaan. Schriftelijke voorbereiding die tijdig en correct is aangeleverd in de DIB en voldoet aan ingangseisen zoals beschreven op het beoordelingsformulier (casus) en een volledige uitdraai van de Alluris cijferlijst (met uitzondering van de studiepunten van PON 4). In de PON-lessen staan professionaliseren en profileren centraal. De lessen leiden de student toe naar de integrale toets. In de lessen bereid de student zich voor op werken in de beroepspraktijk. De Integrale toets (IT3) bestaat uit een presentatie, een casus en een criteriumgericht interview. De presentatie is een presentatie van videomateriaal (een compilatie) van de mediumpresentatie die in de weken voorafgaand aan de Integrale toets heeft plaats gevonden. 7. Competenties Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Integrale toets 1. De student heeft een eigen visie op het beroep. (Dit criterium telt dubbel.) 2. De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. 3. De student reflecteert op het persoonlijk functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. 4. De student is op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen binnen en buiten het vakgebied en vertaalt deze naar eigen handelen. 5. De student vertaalt kennis en vaardigheden naar een andere beroepscontext en andere doelgroepen. 9. Tentaminering Naam: integrale toets Code CTO-V4PON-2 tentamen Integrale toets 10. Onderwijsperiode Periode 1-4. Presentatie (video)materiaal mediumpresentatie, casus, criteriumgericht interview. Code: CTO-V4PON-2 Vorm: criteriumgericht interview, waarin de presentatie en de casus betrokken worden Aantal examinatoren: 2 Beoordeling: heel cijfer schaal 0-10 Minimum resultaat: 6,0 Herkansing: Er is een herkansing mogelijk in lopend studiejaar. Naam (deel) Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment e : periode 4 2 e : periode 4 171

172 Differentiatie psychomotorische therapie: Code en naam OWE OWE CTO-V4PONP Professionele ontwikkeling 4 / Professional development 4 1. Opleiding Creatieve Therapie Naar: overzicht onderwijsaanbod 2. Doelgroep CTO-studenten - hoofdfase 3 - niveau 3, differentiatie: psychomotorische therapie 3. Beroepstaken/ Professioneel ontwikkelen Beroepstaken 4. Studiepunten, Studiepunten: 5 studielast en Studiebelastinguren: 140 Uren onderwijstijd Geprogrammeerde contacttijd met docent of gastdocent 28 Geprogrammeerde onderwijstijd voor zelfwerkzaamheid en stage 112 Totaal geprogrammeerde onderwijstijd Ingangseisen Deelname OWE Alle OWE s behalve Professionele ontwikkeling CTO V4PONP op niveau 3 afgesloten + minor afgesloten. Deelname toetsing 6. Algemene omschrijving 100% aanwezigheid, zie: 4.8 Aanwezigheidsregeling van Deel 1: Studiegids. Schriftelijke voorbereiding die tijdig en correct is aangeleverd in de DIB en voldoet aan ingangseisen zoals beschreven op het beoordelingsformulier (casus) en een volledige uitdraai van de Alluris cijferlijst. Als 4 e -jaars student psychomotorische therapie begeleidt de student 1 e - of 2 e -jaars studenten in de praktijkleerlijn. De student wordt hierin begeleid door een docent. Wanneer de student in het buitenland stage loopt, stelt de student samen met zijn PON-docent een bijdrage samen (in het kader van preselectie, voorlichting, cobeoordelaar, et cetera). De Integrale toets (IT3) bestaat uit een presentatie, een casus en een criteriumgericht interview. De presentatie vindt direct voorafgaand aan het interview plaats. 7. Competenties Competentie 9: professionaliseren en profileren 8. Beoordelingscriteria Integrale toets 1. De student heeft een eigen visie op het beroep. (Dit criterium telt dubbel.) 2. De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen. 3. De student reflecteert op het persoonlijk functioneren als creatief therapeut of psychomotorische therapeut. 4. De student is op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen binnen en buiten het vakgebied en vertaalt deze naar eigen handelen. 5. De student vertaalt kennis en vaardigheden naar een andere beroepscontext en andere doelgroepen. 9. Tentaminering Naam: integrale toets Code Naam (deel)tentamen CTO-V4PONP-2 Integrale toets Presentatie, casus en criteriumgericht interview 10. Onderwijsperiode Periode 1-4. Code: CTO-V4PONP-2 Vorm: criteriumgericht interview, waarin de presentatie en de casus betrokken worden Aantal examinatoren: 2 Beoordeling: heel cijfer schaal 0-10 minimum resultaat: 6,0. Herkansing: één herkansing mogelijk in lopend studiejaar, in volgend studiejaar nogmaals twee herkansingen mogelijk. Toetsvorm Competenties Weging Tentamenmoment e : periode 4 2 e : periode 4 172

173 Hoofdstuk 4 Verkorte programma s Conform artikel 7.9 lid 5 van de OER. Voor sommige welomschreven doelgroepen is het mogelijk op basis van vrijstellingen aan een verkort programma deel te nemen. Niet van toepassing. 173

174 Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding Opsomming van de HAN-gecertificeerde minoren die de opleiding verzorgt en de daartoe behorende onderwijseenheden. Conform artikel 3.4 lid 7 van de OER. In het studiejaar biedt Creatieve Therapie geen minor aan. 174

175 Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad Conform artikel 3.2 lid 8 van de OER. Opsomming van de onderwijseenheden binnen de bacheloropleiding die na het behalen van de ADgraad nog behaald moeten worden om de bachelorgraad te verkrijgen. Niet van toepassing. 175

176 Bijlagen 176

177 Bijlage 1: Competentieprofiel en eindkwalificaties CTO Het competentieprofiel van CTO kent drie uitwerkingen: het competentieprofiel voor de propedeuse het competentieprofiel voor hoofdfase 1 herijkte set eindkwalificaties. De eerste twee zijn gebaseerd op de oude set van 10 eindkwalificaties. In voorjaar 2016 is de set bijgesteld. Deze set zal vanaf leidend zijn voor de doorontwikkeling van het curriculum. In is het curriculum HF2 en HF3 gebaseerd op de herijkte set. Deze is meer profilerend en onderscheidend, eenduidiger, beter werkbaar en sluit beter aan bij ontwikkelingen in het werkveld. Ten eerste is de kern van het vaktherapeutische handelen (voorheen competenties 1, 2 en 3) verwerkt in de eindkwalificaties vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden en ervaringsgericht interveniëren. Deze formulering sluit beter aan bij ontwikkelingen in het werkveld. In plaats van het behandelen in een klassieke ggz-context te benadrukken, hebben we het behandelen geherformuleerd tot interveniëren in verschillende contexten met verschillende doelgroepen. We zien de inzet van de vaktherapeutisch professional namelijk veel breder dan alleen de sociale-, zorg- of welzijnssector. Ervaringsgerichte interventies kunnen in onze ogen ook heel goed in meer commerciële settingen worden ingezet, zoals training, preventie, coaching, talentontwikkeling en persoonlijk leiderschap. Ten tweede zijn de meer algemene kwaliteiten die ook zouden kunnen gelden voor andere professionals in het sociale domein (voorheen competenties 4 t/m 10) teruggebracht tot twee eindkwalificaties namelijk professionaliseren en profileren en praktijkgericht onderzoeken. De herijkte eindkwalificatie professionaliseren en profileren benadrukt zelfkennis, profilering vanuit een krachtige beroepsidentiteit en ondernemendheid. Er is daarbij ook expliciet aandacht voor ondernemerskwaliteiten, mede omdat studenten en alumni naar aanleiding van verschillende onderwijsevaluaties (onder andere NSE) aangeven dit te missen. De eindkwalificatie praktijkgericht onderzoeken benadrukt net als de vorige competentie onderzoeken en innoveren dat het relevant is voor de beroepspraktijk om onderzoek uit te voeren, maar is: scherper in de duiding van de relevantie, omdat er nu staat: bijdragen aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline. uitgebreid met indicatoren die verwijzen naar het gebruik van kennis uit onderzoek. 1.1 Competentieprofiel propedeuse Voor geldt voor de propedeuse onderstaand profiel. Competentie 1 Contact maken, diagnosticeren en indiceren contact leggen met cliënten, oriënteren op de hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt, therapeutisch analyseren en bijdragen aan diagnostiek en indicatie Niveau 1 Beoordelingscriteria 1. De student legt contact met de cliënt en de opdrachtgever en hij ontwikkelt een werkrelatie met de cliënt. 2. De student oriënteert zich op de hulpvraag, de problematiek en de mogelijkheden van de cliënt. 3. De student verzamelt systematisch observatiegegevens. 4. De student analyseert en interpreteert de gegevens en stelt een hypothese op. Indicatoren De student maakt doelgericht gebruik van beeldende, dramatische, muzikale of psychomotorische observaties en interventies. De student luistert naar de ander. De student herkent de kern van een boodschap. De student brengt een boodschap kernachtig over, afgestemd op de ontvanger. De student heeft zicht op de waarden en normen van de cliënt en van zichzelf. De student heeft kennis van enkelvoudige problematiek. De student heeft kennis van onderliggende problemen en in stand houdende factoren. De student oriënteert zich op de mogelijkheden en de beperkingen van de cliënt. De student observeert doelgericht aan de hand van aangereikte observatiepunten. De student heeft kennis van bestaande meetinstrumenten. De student observeert oordeelvrij. De student maakt onderscheid tussen observatie en interpretatie. De student legt de observaties schriftelijk vast. De student analyseert de gegevens. De student interpreteert de gegevens. 177

178 5. De student stelt een (contra- )indicatie vast en onderbouwt deze. 6. De student rapporteert over de indicatiestelling. De student formuleert een hypothese over de samenhang tussen observaties en problematiek. De student stelt een indicatie op aan de hand van een aangereikt model. De student heeft kennis van contra-indicaties. De student schrijft de indicatiestelling op een begrijpelijke manier voor cliënt en opdrachtgever. Competentie 2 Behandelplan ontwerpen op basis van de indicaties therapeutische doelen formuleren en een therapeutisch behandelplan ontwerpen Niveau 1 Beoordelingscriteria 1. De student formuleert doelstellingen voor de behandeling binnen zijn differentiatie. 2. De student schrijft een onderbouwd behandelplan. Indicatoren De student formuleert doelen die passen bij de problematiek van de cliënt en bij de behandelcontext. De student heeft zicht op draaglast en draagkracht van de cliënt. De student onderbouwt de doelen met de aangereikte theorie. De student formuleert doelen volgens SMART of vormvoorwaarden (psychomotorische therapie). De student zet de doelen in een logische volgorde voor korte en lange termijn. De student bespreekt de doelen met de cliënt. De student kiest een werkwijze die aansluit bij de doelen. De student kiest een van de aangereikte methoden die aansluit bij de doelen. De student kiest werkvormen die passen bij de doelen en de methode. De student kiest een attitude die past bij de doelen, de werkwijze en de methode. De student kiest passende interventies. De student legt behandelvoorwaarden vast. Competentie 3 Methodisch behandelen zelfstandig een behandelplan methodisch uitvoeren en dit voortdurend evalueren volgens een bepaalde methode Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student voert een behandeling De student voert de behandeling uit volgens het behandelplan. uit. De student werkt met individuen en kleine groepen. De student stemt de behandeling af op de hier-en-nu situatie. De student wijkt waar nodig af van het behandelplan. De student ontwikkelt en onderhoudt een therapeutische relatie met de cliënt. De student reflecteert op zijn eigen ervaring in de rol van therapeut (eerste waarnemingspositie). De student heeft kennis van de eigenschappen van beeldende, dramatische, muzikale of psychomotorische interventies. De student brengt de cliënt tot handelen en begeleidt hem of haar daarin middels beeldende, drama, muzikale of psychomotorische interventies. De student stemt attitude en interventies af op de cliënt. De student heeft zicht op de autonomie van de cliënt en van zichzelf. De student stuurt gedrag van de cliënt. 2. De student evalueert de uitvoering van de sessie/behandeling. De student handhaaft grenzen. De student evalueert samen met de cliënt de behandeldoelen, eventueel gebruikmakend van beeldende, dramatische, muzikale of psychomotorische interventies. De student heeft kennis van evaluatie-instrumenten en - methoden. De student beoordeelt of de doelen gehaald zijn. De student beoordeelt of de toegepaste werkwijze, methode en werkvormen effectief waren. 178

179 3. De student doet verslag van de behandeling, zowel schriftelijk als mondeling per sessie, tussentijds en bij afsluiting. De student beoordeelt of afwijkingen van het behandelplan effectief waren. De student herkent een ethisch dilemma. De student stelt waar nodig doelen en behandelplan bij. De student maakt gebruik van aangereikte formats. De student bouwt een cliëntdossier op van aangereikte informatie en sessieverslagen. De student heeft kennis van de wetgeving betreffende privacy van cliënten en andere betrokkenen. De student schrijft en spreekt correct Nederlands. De student stemt de rapportage af op de cliënt. Competentie 4 Signaleren en ondernemen signaleren, opnemen en verkennen van ontwikkelingen in de maatschappij Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student signaleert De student heeft zicht op zijn eigen ondernemingszin. maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op zijn vakgebied. De student heeft kennis van de (internationale) context van het beroep. De student heeft kennis van ontwikkelingen in de maatschappij die invloed hebben op zijn beroep. De student heeft kennis van mogelijke samenwerkingspartners. De student kan een sociale kaart maken. 2. De student initieert passende (preventieve) activiteiten. De student heeft zicht op de (on)mogelijkheden van zijn beroep en de beeldende, dramatische, muzikale of psychomotorische aspecten. De student heeft zicht op de doelgroep en samenwerkingspartners. De student kan dit presenteren aan medestudenten. 3. De student evalueert de (preventieve) activiteiten met samenwerkingspartners. De student heeft kennis van de plan do check act -cyclus (PDCA). Competentie 5 Samenwerken al dan niet multidisciplinair samenwerken met medewerkers en functionarissen, zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student werkt samen door: samen een doel te formuleren; kennis van communicatietheorieën te hebben; zich open, respectvol en integer op te stellen; elkaar aan te vullen; elkaar te inspireren; elkaar te ondersteunen; elkaar feedback te geven; zicht te hebben op zijn rol in de groep; kennis te hebben van rollen in de groep; kennis te hebben van taakgericht en procesgericht werken; zicht te hebben op waarden, normen en belangen van zichzelf en zijn samenwerkingspartners; keuzes binnen de samenwerking te verantwoorden. Competentie 6 Verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven richting geven aan / sturen van activiteiten, verantwoordelijkheid nemen voor werkgerelateerde activiteiten en aanspreekbaar zijn op het resultaat Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 179

180 1. De student stuurt anderen aan. De student stelt een doel vast. De student neemt de leiding. De student heeft kennis van leiderschapsstijlen. De student geeft feedback. 2. De student neemt verantwoordelijkheid. De student beschrijft keuzes in het leidinggeven en/of begeleiden. De student beschrijft het resultaat. Competentie 7 Beheren en organiseren eigen werkzaamheden plannen/organiseren en de daarvoor noodzakelijke beheersmatige acties doen Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student geeft sturing aan eigen De student plant en organiseert de eigen werkzaamheden. activiteiten en leervermogen. De student archiveert producten en producties. De student documenteert en evalueert zijn eigen leerproces. 2. De student beheert de benodigde therapie-accommodatie en kantoorruimte. De student houdt de ruimtes op orde. De student gaat zorgvuldig om met het materiaal. De student heeft technische kennis over onderhoud van het materieel en past deze kennis toe. De student heeft zicht op de minimaal benodigde faciliteiten. De student heeft kennis van veiligheidsvoorschriften en hij houdt zich eraan. Competentie 8 Beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren in en vanuit de eigen arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid en aan de zorg voor de kwaliteit van therapie en behandeling Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student levert een bijdrage aan De student heeft kennis van organisatiestructuren. de beleidsontwikkeling in de arbeidsorganisatie. De student heeft kennis van meetinstrumenten voor kwaliteitszorg. De student analyseert een organisatie met een aangereikt model. De student formuleert kwaliteiten en verbeterpunten. De student communiceert over kwaliteiten en verbeterpunten. Competentie 9 Professionaliseren en profileren de eigen professionaliteit profileren en blijven ontwikkelen door oriëntatie en reflectie Niveau 1 Beoordelingscriteria Indicatoren 1. De student ontwikkelt zichzelf door oriëntatie en reflectie. De student neemt deel aan de projectweken en studiedagen van de opleiding. De student heeft kennis van de geschiedenis van hulpverlening en vaktherapie. De student heeft kennis van zijn toekomstige vakgebied. De student begrijpt de betekenis van de geldende beroepscode. De student heeft een beeld van zijn missie en passie. De student kan reflecteren op zichzelf wat betreft beeldende, dramatische, muzikale of psychomotorische aspecten en op zichzelf als therapeut aan de hand van een aangereikt reflectiemodel. De student kan een plan van aanpak maken dat is gebaseerd op persoonlijke leerdoelen. De student kijkt naar zijn eigen ontwikkelingen aan de hand van een aangereikt model. 2. De student profileert zichzelf. De student heeft kennis van presentatietechnieken. De student kan een definitie geven van vaktherapie en hierover in gesprek gaan met medestudenten. De student bediscussieert aangereikte literatuur over vaardigheden en zijn kennis van (internationale) vakliteratuur. De student presenteert kennis. 180

181 De student presenteert zijn vaardigheden met betrekking tot beeldend, dramatisch, muzikaal en psychomotorisch handelen. Competentie 10 Onderzoeken en innoveren een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep en de beroepsuitoefening van vaktherapie met behulp van praktijkgericht onderzoek Niveau 1 Beoordelingscriteria 1. De student heeft een onderzoekende houding. 2. De student verwerft op systematische manier kennis. 3. De student voert praktijkonderzoek uit. 4. De student rapporteert onderzoeksresultaten. 5. De student draagt bij aan ontwikkeling en/of innovatie van het beroep. Indicatoren De student is nieuwsgierig. De student is kritisch. De student denkt logisch na. De student verzamelt systematisch gegevens uit aangereikte databronnen en (internationale) vakliteratuur. De student ordent gegevens. De student analyseert gegevens. De student formuleert resultaten. De student zet bevindingen in een logische volgorde. De student onderzoekt een aangereikte vraag. De student verzamelt data via een aangereikte methode. De student maakt gebruik van praktijkinzichten en relevante (internationale) literatuur. De student analyseert de gegevens volgens een aangereikt model. De student beantwoordt de onderzoeksvraag. De student beantwoordt de onderzoeksvraag schriftelijk. De student schrijft helder en gestructureerd. De student schrijft in correct Nederlands. De student heeft kennis van de APA-richtlijnen wat betreft parafraseren en het schrijven van wetenschappelijke stukken. De student heeft kennis van actuele ontwikkelingen in het beroep. 181

182 1.2 Competentieprofiel hoofdfase 1 Voor geldt onderstaand profiel. Competentie 1 Contact maken, diagnosticeren en indiceren contact leggen met cliënten, oriënteren op de hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt, therapeutisch analyseren en bijdragen aan diagnostiek en indicatie Beoordelingscriteria 1.1. De student legt contact met de cliënt, cliëntsystemen en opdrachtgever 1.2. De student oriënteert zich op de problematiek, hulpvraag en mogelijkheden van de cliënt 1.3. De student verzamelt therapeutische gegevens 1.4. De student analyseert, interpreteert en rapporteert op therapeutische wijze 1.5. De student stelt een therapeutische (contra-)indicatie vast voor behandeling 1.6. De student verantwoordt de manier waarop hij tot de indicatiestelling is gekomen Indicatoren gebruikmakend van het medium, op doelgerichte wijze, gebruikmakend van passende communicatieve vaardigheden, op een open, respectvolle en integere wijze, rekening houdend met waarden, normen en belangen van de cliënt en/of cliëntsystemen, op een wijze passend bij wettelijke kaders en eventuele missie en visie van de organisatie. door de cliënt/verwijzer te bevragen (of diens wettelijke vertegenwoordigers) naar de redenen van aanmelding en vast te stellen of de aanmelding kan worden vervolgd met een intake, door kennis te nemen van de problematiek van de cliënt, door samen met de cliënt diens hulpvraag te formuleren (waarbij aandacht wordt besteed aan de visie op de problematiek en aan verwachtingen en factoren die belemmerend kunnen zijn). gebruikmakend van therapeutische onderzoeksmethoden zoals observatiemethoden en vragenlijsten, door middel van een vakspecifieke anamnese die hoort bij de in te stellen behandeling. door verkregen gegevens binnen relevante diagnostische kaders te plaatsen, door het formuleren van de therapeutische diagnose, door de diagnostische bevindingen indien nodig aan cliënt, verwijzer en behandelteam te rapporteren. afgestemd op de behandelvraag en de organisatorische context. gebruikmakend van benodigde (beroepsgerelateerde) vakliteratuur, methoden en modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, gebruikmakend van voor hem en de organisatie belangrijke waarden en opvattingen met betrekking tot hulpverlening. Competentie 2 Behandelplan ontwerpen therapeutische doelen formuleren op basis van de indicaties en een therapeutisch behandelplan ontwerpen Beoordelingscriteria Indicatoren 2.1. De student formuleert in dialoog, doelstellingen SMART-geformuleerd, als mediumdoelen / psychomotorische-therapiedoelen die een relatie leggen met het medium of de werkvormen, geordend in hoofddoelen en subdoelen/werkdoelen, 2.2. De student schrijft een behandelplan 2.3. De student verantwoordt het ontwerp van het behandelplan die positief zijn. op basis van doelstellingen, methoden, werkvormen en attitude, waarbij de gekozen methoden, werkvormen en attitude en interventies passend zijn bij de doelstellingen en zichtbaar tot uitdrukking komen, waarbij hij verschillende fasen in de therapie onderscheidt, waarbij hij de behandelvoorwaarden vastlegt, waarbij hij de prognose van de behandeling opneemt. gebruikmakend van vakliteratuur en -methoden, gebruikmakend van praktijkinzichten, rekening houdend met de behandelvisie in de organisatiecontext, volgens wettelijke kaders en missie en visie van de organisatie. 182

183 Competentie 3 Methodisch behandelen zelfstandig een behandelplan methodisch uitvoeren, oftewel cliënten therapeutisch behandelen en dit voortdurend evalueren volgens een bepaalde methode Beoordelingscriteria Indicatoren 3.1. De student voert zelfstandig en op doelgerichte wijze, methodisch een behandeling uit volgens een passende methode, stapsgewijs/gefaseerd/cyclisch, met aandacht voor transfer van de verworvenheden van de therapie naar de dagelijkse situatie van de cliënt, volgens wettelijke kaders en missie en visie van de organisatie De student stemt de behandeling af op de hier-en-nu situatie waarbij gedurende de therapiesessie voortdurend aandacht is voor draagkracht/draaglast en veiligheid van de cliënt, waarbij tijdens de therapie aandacht is voor de relatie tussen het behandelproces en de behandelafspraken, 3.3. De student bouwt een therapeutische relatie op en onderhoudt deze relatie 3.4. De student zet zijn medium/werkvormen in tijdens de behandeling 3.5. De student stemt de interventies af op het behandeldoel 3.6. De student evalueert de uitvoering van de behandeling 3.7. De student stelt zijn behandelplan bij 3.8. De student rapporteert over de behandeling 3.9. De student verantwoordt de gekozen behandeling waarbij hij anticipeert en flexibel inspeelt op de situatie. waarbij overdracht en tegenoverdracht in de relatie worden gehanteerd, waarbij afstand en nabijheid, zowel verbaal als non-verbaal, in de relatie worden gehanteerd, waarbij er respect is voor de autonomie in de relatie, zowel verbaal als non-verbaal, waarbij afgestemd wordt op mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. waarbij de gekozen vormen passen bij de therapie, waarbij mediumvaardigheden / psychomotorische werkvormen worden beheerst, waarbij de gekozen vormen overdraagbaar zijn aan de cliënt. en stemt ze af op de fases in de therapie, met inzicht in de toepassing en het effect van werkvormen/medium op jezelf en op de ander, en stemt deze af op de 1 e, 2 e, 3 e positie. volgens de behandelafspraken met de cliënt en andere betrokkenen, zo nodig in het medium / de werkvormen, zo nodig leidend tot (tussentijdse) bijstelling van de behandeling, met aandacht voor de vorderingen in het behandelproces, met aandacht voor de nabije toekomst van de cliënt in relatie tot de behandeldoelen. op basis van de input van cliënt, cliëntsysteem en team, om vervolgens de voortgang van het behandelplan te bespreken met de cliënt en hem of haar te helpen bij het maken van een keuze voor de best mogelijke voortzetting van de behandeling. waarbij het verloop van de therapie schriftelijk vastgelegd wordt, door het schrijven van een tussentijdse rapportage en een eindrapportage voor de verwijzer en eventueel het behandelteam of de cliënt. gebruikmakend van vakliteratuur en -methoden, gebruikmakend van praktijkinzichten, rekening houdend met de behandelvisie in de organisatiecontext, door zorg te dragen voor een passende dossiervorming. 183

184 Competentie 4 Signaleren en ondernemen factoren (in ontwikkeling) signaleren in omgeving en maatschappij die van invloed zijn op het ontstaan van psychosociale, psychosomatische en psychologische problemen, en deze factoren waar mogelijk beïnvloeden door zelf initiatief te nemen tot (preventieve) activiteiten en belangenbehartiging door de factoren onder de aandacht te brengen en het behandelaanbod erop af te stemmen Beoordelingscriteria 4.1. De student signaleert factoren in de omgeving en maatschappij die problemen of mogelijkheden kunnen vormen 4.2. De student brengt gesignaleerde factoren onder de aandacht 4.3. De student onderzoekt behoefte en noodzaak voor de ontwikkeling van een behandelaanbod voor de doelgroep 4.4. De student initieert passende preventieve activiteiten 4.5. De student geeft voorlichting en advies aan de belanghebbenden over het behandelaanbod 4.6. De student voert preventieve activiteiten en behandelingen uit en past daarbij vaktherapeutische methoden en technieken toe 4.7. De student evalueert de opzet en uitvoering van preventieplan of behandelplan met betrokkenen 4.8. De student creëert draagvlak door voorlichting en training aan te bieden en past vaktherapeutische technieken toe om middels behandeling, coaching of teambuilding het functioneren van de betrokkenen te verbeteren Indicatoren op basis van actuele (internationale) factoren aanwezig of in ontwikkeling in de samenleving en politiek, op basis van zijn eigen visie op vaktherapie. bij relevante partijen, op strategische wijze, door op afgestemde wijze te communiceren met de beoogde doelgroep en andere relevante partijen, door actief samen te werken met relevante partijen. gebruikmakend van bestaande modellen om deze behoefte en noodzaak te onderzoeken, door op kritische wijze de mogelijkheden en beperkingen te onderzoeken van een eventueel behandelaanbod, gebaseerd op relevante bronnen en praktijkinzichten. gebaseerd op de analyse en de resultaten van zijn onderzoek, transparant voor en communicatief passend bij de doelgroep, gebruikmakend van de mogelijkheden van de doelgroep, gebruikmakend van de mogelijkheden van de omgeving en de organisatie. gebruikmakend van onderzoek en praktijkinzichten, op aansprekende wijze (helder, interactief en met enthousiasme). gebaseerd op kennis van best practice. gebruikmakend van de plan do check act -cyclus (PDCA). afgestemd op doelgroep en organisatie, kritisch gebruikmakend van relevante bronnen, gebruikmakend van praktijkinzichten. Competentie 5 Samenwerken al dan niet multidisciplinair samenwerken met medewerkers en functionarissen, zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie Beoordelingscriteria 5.1. De student zoekt zowel binnen als buiten de eigen arbeidsorganisatie (multidisciplinaire) vormen van samenwerking 5.2. De student werkt doelgericht samen met medewerkers en functionarissen Indicatoren op resultaatgerichte wijze, rekening houdend met waarden, normen en belangen van betrokkenen, gebruikmakend van passende communicatieve vaardigheden, op een wijze passend bij visie, missie en kader van de organisatie, op open, respectvolle en integere wijze. door het vaststellen van doelen, door afspraken na te komen, door verschillende taken binnen een team te bespreken, te verdelen en op zich te nemen, middels een passende vorm van organisatie en planning van de taken, vanuit een specifieke therapeutische deskundigheid. 184

185 5.3. De student draagt bij aan een goed verloop van het proces van de samenwerking 5.4. De student verantwoordt keuzes binnen de samenwerking gebruikmakend van elkaars kwaliteiten en mogelijkheden, rekening houdend met de verschillende belangen, door collegiale feedback of consultatie te geven, te ontvangen en te verwerken, door verantwoordelijkheid te nemen. gebruikmakend van relevante en actuele literatuur, methoden en modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, rekening houdend met de organisatiecultuur (wat betreft normen, waarden en gedragingen). Beoordelingscriteria 6.1. De student geeft leiding aan medewerkers/stagiairs 6.2. De student lost problemen op die het werkproces verstoren 6.3. De student maakt een langetermijnplanning 6.4. De student voert begeleidingsactiviteiten uit 6.5. De student verantwoordt keuzes in het leiding en begeleiding geven Competentie 6 Verantwoordelijkheid nemen en aansturing geven leiding en begeleiding geven aan medewerkers en stagiairs Indicatoren op doelgerichte wijze, door hen te informeren, door taken te verdelen, door besluiten te nemen en besluitvorming te bevorderen, door afspraken te maken, te controleren en zelf na te komen, door een rolmodel te zijn, afgestemd op de situatie, met oog voor de verschillende belangen, door feedback te geven. rekening houdend met verschillende belangen, gebruikmakend van vakspecifieke kennis en vaardigheden, met oog voor preventieve maatregelen. op basis van een analyse van de situatie, door de ontwikkelingen in het vak en in de instelling in het oog te houden, rekening houdend met leer- en begeleidingsvoorwaarden van de organisatie, leidend tot de bevordering van de professionele ontwikkeling van de medewerkers, gebruikmakend van vakspecifieke kennis en vaardigheden. gericht op resultaat, afgestemd op de ander, gebruikmakend van vakspecifieke kennis en vaardigheden. gebruikmakend van (beroepsgerelateerde) vakliteratuur, methoden modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, gebruikmakend van voor hem en voor de organisatie belangrijke waarden en opvattingen wat betreft begeleiden en leiding geven. Competentie 7 Beheren en organiseren maken van een werkbare omgeving voor therapeuten en onderzoekers en de daarvoor noodzakelijke beheersmatige activiteiten verrichten Beoordelingscriteria 7.1. De student plant en organiseert zijn eigen werkzaamheden 7.2. De student organiseert en beheert de benodigde therapieaccommodatie en kantoorruimte Indicatoren op zelfstandige wijze, afgestemd op de organisatie/instelling, afgestemd op de voorwaarden voor behandeling, op effectieve wijze. toeziend op een optimale beschikbaarheid en kwaliteit van materialen, op efficiënte wijze, op duurzame wijze, op systematische wijze, transparant en helder voor derden, vanuit de eigen taakverantwoordelijkheid. 185

186 7.3. De student voert een cliëntenadministratie 7.4. De student beheert en archiveert eventuele producten en producties uit de vaktherapie 7.5. De student faciliteert het doen van onderzoek gebruikmakend van een cijfermatig overzicht van het aantal cliënten dat behandeld wordt en behandeld is geweest en het aantal sessies per cliënt, rekening houdend met de privacy van cliënten. op zorgvuldige en integere wijze, rekening houdend met de privacy van cliënten. via budgetbeheer, op systematische wijze, transparant en helder voor de eigen medewerkers en voor derden. Competentie 8 Beleid ontwikkelen en kwaliteit beheren in en vanuit de eigen arbeidsomgeving een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beleid met betrekking tot therapie en aan de zorg voor kwaliteit van de therapeutische behandeling Beoordelingscriteria 8.1. De student levert een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrekking tot de therapeutische behandeling en de organisatie 8.2. De student formuleert kwaliteiten en verbeterpunten gerelateerd aan het therapeutische behandelproces 8.3. De student onderneemt actie op verbeterpunten die binnen zijn eigen invloedsfeer liggen 8.4. De student communiceert over verbeterpunten 8.5. De student verantwoordt zijn visie op kwaliteiten en verbeterpunten in het behandelbeleid 8.6. De student hanteert instrumenten en procedures voor kwaliteitszorg in de organisatie Indicatoren door kritische analyse van het behandelproces en de plek van de therapeut in de organisatie, door het beleid van de organisatie naar de concrete werksituatie te vertalen. door analyse van het behandelproces, afgestemd op het strategisch, operationeel en organisatorisch beleid van de organisatie. door het creëren van draagvlak, leidend tot een verbetering van de kwaliteit van de hulpverlening, via passende activiteiten. op strategische wijze, met relevante partijen, op een wijze passend bij het strategisch, operationeel en organisatorisch beleid van de organisatie. gebruikmakend van (beroepsgerelateerde) vakliteratuur, methoden en modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, gebruikmakend van de visie en missie van de organisatie. door te rapporteren en te registreren, op kritische wijze, door regels uit te voeren, door deel te nemen aan overlegorganen. Competentie 9 Professionaliseren en profileren de eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen door reflectie op en verantwoording van het eigen beroepsmatig handelen en door actief zoeken naar en benutten van nieuwe ontwikkelingen Beoordelingscriteria 9.1. De student formuleert zijn visie op de professionele beroepshouding binnen vaktherapeutische discipline 9.2. De student verantwoordt zijn beroepsmatig handelen 9.3. De student reflecteert op zijn persoonlijke functioneren als creatief therapeut of psychomotorisch therapeut 9.4. De student stelt zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen, zowel binnen als buiten het vakgebied, en vertaalt deze naar eigen handelen en beroepsproducten Indicatoren verwijzend naar de geldende beroepscode, gebruikmakend van (beroepsgerelateerde) vakliteratuur, methoden en modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, mogelijke ethische dilemma s hanterend. op een wijze passend bij ontwikkelingen in de samenleving, gebruikmakend van praktijkinzichten. gebruikmakend van inzichten uit intervisie en supervisie, vanuit een realistisch beeld van zijn grenzen, mogelijkheden en ontwikkelingskansen, de effectiviteit van het handelen en de ingezette behandeling meenemend, op een wijze passend bij zijn visie op de professionele beroepshouding. vanuit inzichten door deelname in binnen- en buitenland aan studiedagen, symposia, congressen, cursussen e.d. die gerelateerd zijn aan het eigen vakgebied, vanuit relevante internationale vakliteratuur, vernieuwingen en trends in het therapeutisch vakgebied. 186

187 9.5. De student vertaalt zijn kennis en vaardigheden naar nieuwe doelgroepen en andere contexten en disciplines door verschillen en overeenkomsten tussen doelgroepen en beroepssituaties te analyseren en toe te passen. Competentie 10 Onderzoeken en innoveren een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van beroep en beroepsuitoefening van de therapie met behulp van praktijkgericht onderzoek Beoordelingscriteria Indicatoren De student zet praktijkgericht onderzoek op en voert het uit waarbij de onderzoeksvraag in de onderzoeksopzet gebaseerd is op een probleemanalyse van de praktijkvraag, waarbij keuzes binnen het praktijkgericht onderzoeksproces Het onderzoek van de student past bij de probleemstelling De student rapporteert en presenteert de onderzoeksresultaten De student ontwerpt een vaktherapeutische module of product De student doet aanbevelingen voor innovatie, nader onderzoek en toepassing in de praktijk betreffende zijn module/product De student draagt bij aan de ontwikkeling van het beroep als vaktherapeut worden verantwoord. aangezien het ontwerp onderbouwd is, aangezien de bronnen passen bij het ontwerp, aangezien de data methodisch is verzameld, aangezien de data-analyse zorgvuldig is. zowel mondeling als schriftelijk, en met behulp van zijn medium/werkvormen, op gestructureerde wijze, op een wijze passend bij het onderzoek, afgestemd op het publiek. op basis van de resultaten en conclusies van het onderzoek, rekening houdend met actuele vragen op het werkterrein van de vaktherapeut. op basis van de resultaten en conclusies van het onderzoek, rekening houdend met actuele vragen op het werkterrein van de vaktherapeut. door complexe omstandigheden in de samenleving te problematiseren, door als professional bij te dragen aan het ontwikkelen van experimentele behandelmogelijkheden en deze uit te proberen, gebruikmakend van (beroepsgerelateerde) vakliteratuur, methoden en modellen, gebruikmakend van praktijkinzichten, door mee te werken aan onderzoek van derden of het schrijven van publicaties, door studiedagen, symposia, congressen, lezingen, presentaties of workshops te organiseren of in te vullen met een eigen bijdrage. 187

188 1.3 Herijkte set eindkwalificaties De herijkte set eindkwalificaties zal vanaf leidend zijn voor herziening van het curriculum, startend met HF2 en HF3 in De set bestaat uit vijf eindkwalificaties met gemiddeld vijf indicatoren. Elke eindkwalificatie wordt geduid met één of meerdere werkwoorden, wordt uitgewerkt in een omschrijving en kent meerdere indicatoren. Eindkwalificatie 1 Vaktherapeutische werkrelatie opbouwen en onderhouden Omschrijving De vaktherapeutisch professional bouwt een werkrelatie op met de cliënt, het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers (hierna te noemen: relevante partijen). Op sensitieve en responsieve wijze maakt de vaktherapeutisch professional contact, stemt af en bereikt overeenstemming over doelen en aanpak. Indicatoren De vaktherapeutisch professional: - Past (wetenschappelijke) kennis over verbale en non-verbale communicatietechnieken toe in het opbouwen en onderhouden van de werkrelatie met de cliënt en relevante partijen. Is zich bewust van de verschillen vanuit culturele en sociale achtergrond en gaat hier sensitief mee om. - Licht op een integere en transparante wijze cliënt en relevante partijen in over de behandeling en de te verwachten behandelresultaten. - Stemt in het contact af op de cliënt en relevante partijen. - Hanteert gepaste grenzen in afstand en nabijheid en zorgt voor een juiste balans tussen zorgen voor en appèl doen op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt. Eindkwalificatie 2 Ervaringsgericht interveniëren Omschrijving De vaktherapeutisch professional ondersteunt, faciliteert en stuurt in preventie, training en therapie aan op het behalen van doelstellingen van de cliënt. De doelstellingen zijn gericht op: verandering, ontwikkeling, stabilisatie of acceptatie op emotioneel, gedragsmatig, cognitief, sociaal, neuropsychologisch of lichamelijk gebied. De vaktherapeutisch professional past ervaringsgerichte werkwijzen, interventies en werkvormen toe, om te komen tot afstemming op de behoefte van de cliënt. De inzet van deze interventies vindt methodisch en wetenschappelijk onderbouwd plaats. Indicatoren De vaktherapeutisch professional: - Verricht indicatie, observatie en diagnostiek; gaat uit van de hulpvraag van de cliënt en stemt af door middel van ervaringsgerichte interventies. - Intervenieert ervaringsgericht ten behoeve van de behandeling van cliënten en redeneert en opereert vanuit een rationale, die behandeldoel en werkvorm verbindt en gebaseerd is op (inter)nationale methoden, theorieën en onderzoeksresultaten. - Zet de cliënt aan tot ervaren, denken, vormgeven en handelen ten behoeve van de afgesproken doelstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht en de culturele en sociale achtergrond van de cliënt. - Intervenieert op basis van algemene vakspecifieke therapeutische kennis, zoals: de betekenis van lichaamstaal, interactieaspecten, veiligheid, nabijheid, (tegen)overdracht en weerstand. - Maakt de toegepaste interventies inzichtelijk, en verantwoordt deze in een voor cliënten begrijpelijke taal. Onderbouwt de toegepaste interventies naar het cliëntsysteem, collega s, professionals en opdrachtgevers. Eindkwalificatie 3 Praktijkgericht onderzoeken Omschrijving De vaktherapeutisch professional beschikt over een kritische, onderzoekende houding. De vaktherapeutisch professional draagt bij aan innovatie van de (eigen) beroepspraktijk door praktijkgericht onderzoek te verrichten en/of door te participeren in onderzoek. De vaktherapeutisch professional gebruikt kennis uit (wetenschappelijk) onderzoek ten gunste van het onderbouwen en verbeteren van het handelen. Indicatoren 188

189 De vaktherapeutisch professional: - Werkt zelfstandig een praktijkprobleem uit in praktijkgericht onderzoek op systematische en methodologisch verantwoorde wijze. Draagt hiermee bij aan kennisdeling en innovatie van de (eigen) beroepspraktijk. - Participeert in en levert een bijdrage aan praktijkgericht / wetenschappelijk onderzoek en draagt bij aan het inzichtelijk en aantoonbaar maken van de werking van de vaktherapeutische discipline. - Signaleert (inter)nationale ontwikkelingen in het vakgebied en maakt kritisch gebruik van kennis uit onderzoek voor de onderbouwing en/of verbetering van de beroepspraktijk op cliënt-, organisatie- en beleidsniveau. - Is kritisch ten aanzien van eigen handelen, opvattingen, waarnemingen en conclusies uit onderzoek. - Wil weten, begrijpen, doelen bereiken, inzichten (uit onderzoek) delen en innoveren. Eindkwalificatie 4 Professionaliseren en profileren Omschrijving De vaktherapeutisch professional ontwikkelt, vanuit zelfkennis en vakkennis, blijvend de kwaliteit van het beroep en de eigen uitoefening daarvan. De vaktherapeutisch professional profileert zich vanuit een krachtige beroepsidentiteit, is communicatief, ondernemend en reflectief. Indicatoren De vaktherapeutische professional : - Heeft zelfkennis en reflecteert kritisch op het eigen handelen om zijn professionaliteit blijvend te ontwikkelen in de maatschappelijke context. Handelt volgens ethische codes, reglementen en gedragsregels en gaat integer om met beroepsethische dilemma s. - Heeft een visie op het beroep in (inter)nationale context. Kan deze overtuigend naleven en uitdragen. Heeft een beroepsidentiteit die herkenbaar is voor anderen. - Kan inzichtelijk maken en verantwoorden wat hij doet en communiceert dit verbaal, schriftelijk en via (sociale) technologieën. Positioneert en profileert zich als specialist met een breed toepassingsgebied. Heeft actuele vakkennis en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep. - Is organisatiesensitief en werkt systeemgericht. Werkt constructief, empathisch, kritisch en respectvol samen met deskundigen van verschillende disciplines in (inter)nationaal verband. - Is toekomstgericht en speelt proactief in op ontwikkelingen in de beroepspraktijk, zowel op de korte als op de lange termijn. Is innovatief en creëert nieuw aanbod. Beschikt over ondernemerskwaliteiten. Eindkwalificatie 5 Beheersen van het vaktherapeutisch middel Omschrijving De vaktherapeutisch professional is vaardig in het gebruik van het vaktherapeutisch middel 49, beschikt over creativiteit en is in staat om het vaktherapeutisch middel te gebruiken als instrument voor zelfonderzoek, expressie, persoonlijke ontwikkeling en communicatie. Indicatoren De vaktherapeutisch professional - Kent de (werkings)kracht van het vaktherapeutisch middel bij zichzelf en de ander en zet het in als instrument voor persoonlijke ontwikkeling. - Confronteert zichzelf in het vaktherapeutische middel met patronen in denken, voelen en handelen en reflecteert hierop ten behoeve van zijn therapeutische professionaliteit - Beheerst ruimte, technieken, materialen, instrumentarium en werkvormen. - Werkt met verbeelding waarin sensorische, motorische, affectieve, perceptuele, symbolische en cognitieve aspecten een rol spelen. - Doet via exploreren, experimenteren, spelen en creëren nieuwe ervaringen op en ontwikkelt daardoor eigenheid, en creativiteit en vrijheid van handelen in het vaktherapeutisch middel. - Heeft kennis van de geschiedenis van het vaktherapeutisch middel. - Is in staat het (kunst) product te analyseren in termen van het proces waarmee het tot stand is gekomen, en daarover te communiceren. 49 Het vaktherapeutisch middel is de beeldende, muzikale, dramatische, ervaringsgerichte interventie 189

190 Bijlage 2: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste afkortingen en begrippen in alfabetische volgorde) 50 Afkortingen In het Opleidingsstatuut worden de volgende afkortingen gehanteerd: CROHO: Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs CvB: college van bestuur van de HAN DC: dagelijkse commissie DGGM: de directie van FGGM DIB: Digitale Inleverbak op study.han.nl DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs EVC: Erkenning Verworven Competenties FGGM: Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij van de HAN FR: faculteitsraad GGM: zie FGGM HAN: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen HF1/2/3: hoofdfase 1/2/3 HTC: HAN Talencentrum IDS: Internationaal Diploma Supplement MR: Medezeggenschapsraad NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie OC: Opleidingscommissie OER: onderwijs- en examenregeling OS: opleidingsstatuut OWE: onderwijseenheid POP: persoonlijk ontwikkelingsplan SBU: studiebelastingsuren SIA: Studenten Inschrijf Administratie SLB: studie(loopbaan)begeleiding slb er: studie(loopbaan)begeleider stp: studiepunt VAR: verklaring arbeidsrelatie VT: voltijd WHW: wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ZZP: zelfstandig zonder personeel Begrippen In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen en regelingen wordt verstaan onder: A Afstudeerbekwaam (bacheloropleiding): de student die het eerste deel van de postpropedeutische fase van een bacheloropleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerbekwaam (AD programma): de student die het eerste deel van de opleiding met succes heeft afgerond door het behalen van de bijbehorende tentamens en integrale toetsen. Afstudeerrichting: een specialisatie binnen een opleiding zoals vastgesteld in de OER. Alluris: het studentinformatiesysteem binnen de HAN. Ambtelijk secretaris: een medewerker die voor een commissie voorbereidend en administratief werk verricht. Hij is toegevoegd aan de betreffende commissie als niet stemhebbend lid. Associate-degreeprogramma: een in het CROHO geregistreerd onderwijsprogramma van ten minste 120 studiepunten in een bacheloropleiding in het hbo leidend tot de wettelijke graad van Associate degree. 50 In bijlage 2 bij het Opleidingsstatuut zijn naast algemeen geldende begrippen uit het Opleidingsstatuut ook de begripsbepalingen opgenomen uit - de Onderwijs- en examenregeling (OER), - het Reglement examencommissies, - het Reglement Opleidingscommissies (OC s), - het Studentenstatuut. 190

191 B Bacheloropleiding in het hbo: een vierjarig onderwijsprogramma van 240 studiepunten. Dit bestaat uit een major van maximaal 210 studiepunten en één of meerdere minor(en) van ieder 30 studiepunten. Major en minor (gezamenlijk) leiden de student op tot het bachelorgetuigschrift. Beoordelingscriteria: criteria, waaraan de prestatie / het handelen / de uitvoering / de producten van de student worden beoordeeld. Beroepenveldcommissie: deskundigen uit het werkveld van een opleiding die de opleiding adviseren over de inhoud, het eindniveau en de kwaliteit van de opleiding, tegen de achtergrond van de aansluiting van het curriculum op het beroepenveld, en die toezicht houden op de toetsing van het eindniveau van de opleiding. Beroepsbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege de door het behalen van het afsluitende examen succesvolle afronding van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook genoemd startbekwaam. Beroepsprocedure: verzoek tot vernietiging of wijziging van een besluit door een ander daartoe aangewezen orgaan (het College van Beroep voor de examens). Beroepsproduct: het resultaat van een beroepstaak. Beroepstaak: een betekenisvolle hele taak zoals deze in alle complexiteit in de feitelijke complexiteit van de beroepscontext door de beroepsbeoefenaar wordt uitgevoerd. Bezwaarprocedure: verzoek tot heroverweging van een besluit bij de Geschillenadviescommissie. Body of : Een door de opleiding gemaakte selectie van onderwerpen die tijdens de opleiding geleerd en getoetst worden. Bij de puntjes staat ingevuld om wat voor soort onderwerpen het gaat. Vaak wordt deze term afgekort tot Bo. Voorbeelden zijn: BoK = Body of Knowledge, betreft professionele kennis; BoS = Body of Skills, betreft professionele vaardigheden; BoA = Body of Attitudes, betreft professionele houdingsaspecten; BOM = Body of Methods, betreft professionele methoden (gehanteerd bij CTO); BOAS = Body of Artistic Skills, betreft kennis in mediumvakken (gehanteerd bij CTO). BOMPS = Body of Psychomotoric Skills, betreft vaardigheden van de differentiatie psychomotorische therapie. Bureau klachten en geschillen: een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW binnen de HAN. C CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs. Certificaat: schriftelijke verklaring van een examencommissie, dat een student een module in de deeltijdse of duale opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. Cesuur: de scheiding tussen de resultaten die als voldoende - geslaagd - en de resultaten die als onvoldoende - niet geslaagd - worden beoordeeld. Cohort: een groep studenten die op dezelfde peildatum voor de eerste maal is ingeschreven voor een opleiding waarop de op dat moment geldende OER voor de regulier geprogrammeerde studieduur van toepassing is. College van Beroep voor de examens: het College van Beroep van de HAN voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dit College behandelt door studenten ingesteld beroep tegen besluiten van de opleiding over hem/haar. Het reglement van het College van Beroep voor de examens is opgenomen in het Studentenstatuut HAN College van Bestuur (CvB) van de HAN: het instellingsbestuur van de HAN. Commissie Profileringsfonds HAN: commissie als bedoeld in artikel 7.51 WHW die verantwoordelijk is voor het behandelen van de aanvragen voor een financiële ondersteuning van studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Competentie: een geïntegreerd geheel van kennis en inzicht, vaardigheden en zo aan de orde attitudes. Een competentie is het vermogen om beroepstaken die essentieel zijn voor een functie/rol adequaat te verrichten. Een competente student is in een bepaalde context in staat om de meest geschikte handelingen en hulpmiddelen te kiezen om beroepstaken uit te voeren en het beoogde resultaat te bereiken. Coördinator: (van bijv. de propedeutische fase, de deeltijd en het duale onderwijs, enzovoorts) degene die namens de instituutsdirectie aanspreekpunt is en de organisator van het betreffende onderwijs. Coördinerend surveillant: degene die namens het instellingsbestuur en eventueel namens de voorzitter van de examencommissie optreedt in de tentamenlocatie. 191

192 Curriculair: betrekking hebbend op het curriculum. Curriculum: het geheel van toetsprogramma, onderwijsaanbod en praktijk/stagebeleid. D Dagelijkse commissie (DC) van de examencommissie: de commissie zoals bedoeld in artikel 2.2 van het reglement examencommissie. Deeltijdonderwijs: een opleiding die zodanig is ingericht dat de student de mogelijkheid heeft naast een volledige dagtaak ergens anders de benodigde competenties te verwerven. Deficiëntie: tekort(en) in de vereiste vooropleiding. Delegatie: het overdragen van de bevoegdheid, inclusief de verantwoordelijkheid. De bevoegdheid om in eigen naam besluiten te nemen. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO): uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen waarin de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) en de Centrale Financiën Instellingen (CFI) zijn ondergebracht. Directie Service Bedrijf HAN: directeur van het Service Bedrijf HAN. Docent: degene die aangesteld is bij de HAN en daar onderwijstaken verricht. Domein: afgegrensd gebied van beroepshandelen en daaraan gerelateerde onderwijsinhoud conform domeinindeling HAN. Een domein omvat een of meer opleidingen. Duale opleiding: een inrichtingsvorm van de opleiding dusdanig dat competenties in onderlinge samenhang worden ontwikkeld in binnenschoolse en buitenschoolse werk-/leersituaties en dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit het volgen van onderwijs, wordt aangeduid als onderwijsdeel. Dublindescriptoren: in Europees verband afgesproken criteria voor het hbo-bachelorniveau. E Eenheid van leeruitkomsten: bbasiseenheid van HAN-onderwijs met betrekking tot een of meer leeruitkomsten in de experimenten leeruitkomsten en vraagfinanciering, waar studiepunten aan gekoppeld zijn. Eindkwalificaties/Eindtermen: welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover een student moet beschikken als hij de opleiding heeft afgerond. Empowerment: iemand sterker en zelfverzekerder maken, vooral ten aanzien van de controle over het eigen leven en het claimen van waar men recht op heeft. Erkenning Verworven Competenties (EVC): erkenning van competenties opgedaan tijdens werkervaring of gevolgde opleidingen, zowel voor als na de start van je opleiding. EVC s worden via intake-assessments bepaald en kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van (het) de tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin deze competenties centraal staan. Examen: een examen als bedoeld in artikel 7.3 en 7.10 WHW. Examencommissie: de commissie - als bedoeld in artikel 7.12 WHW - die wordt ingesteld voor een opleiding of een groep van opleidingen. Examinator: door de examencommissie aangewezen persoon zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW. Extern toezichthouder: een externe deskundige niet in dienst zijnde van de HAN welke tot taak heeft een oordeel te vormen over de kwaliteit van het examen. Externe examinator: een door de examencommissie aangewezen persoon - zoals bedoeld in artikel 7.12 WHW - afkomstig van buiten de desbetreffende opleiding of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Extra-curriculair: buiten het curriculum vallend/het curriculum overstijgend. F Faculteit: Organisatorische eenheid van de HAN waarin instituten met verwante opleidingen zijn samengebracht. De HAN kent vier faculteiten: 1) Economie en Management, 2) Techniek, 3) Educatie, en 4) Gezondheid, Gedrag en Maatschappij. Faculteitsdirectie: de directie van de faculteit Faculteitsraad: Medezeggenschapsorgaan in de HAN op het niveau van de faculteit (deelraad als bedoeld in het medezeggenschapsreglement van de HAN). Fraude: elk handelen (waaronder het plegen van plagiaat), of nalaten, waarvan betrokkene wist of behoorde te weten, dat dit handelen of nalaten het op de juiste wijze vormen van een oordeel over iemands kennis, inzicht en vaardigheden en, zo nodig attitude geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt. 192

193 G Geschillenadviescommissie: een adviescommissie ten behoeve van (aanstaande) studenten en extranei als bedoeld in art. 7.63a lid 1 WHW. Het reglement van de Geschillenadviescommissie is opgenomen in het Studentenstatuut. Geschillencommissie medezeggenschap: de geschillencommissie als bedoeld in artikel WHW. Gezamenlijke vergadering: vergadering over gezamenlijke punten van de opleidingscommissies die behoren tot een instituut. H HAN-website: de internetpagina s van de HAN, bereikbaar via de startpagina Hogeschool: de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Honoursprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan het aanbod in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een honoursprogramma is over het algemeen een uitbreiding van de studielast van 22,5 studiepunten of meer. Via een honoursprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Hoofdfasebekwaam: de student die de propedeutische fase succesvol heeft afgerond door het behalen van het propedeutische examen. I Inrichtingsvorm van een opleiding: de vorm waarin een opleiding wordt verzorgd zoals voltijd, deeltijd en duaal. Instituut: organisatie-eenheid binnen een faculteit die één of meer opleidingen omvat. Instituutsdirectie: de directie van een instituut binnen de HAN. Intake-assessment: methode om het beginniveau van aanwezige competenties vast te stellen bij anderen dan HAN-studenten. Integrale toets: een toets waarin de student aantoont dat hij de onderlinge samenhang van de beroepstaken (en de daaraan gerelateerde onderwijseenheden) begrijpt en kan hanteren in het praktische handelen. Internationaal diplomasupplement (IDS): Engelstalig document dat voldoet aan internationale afspraken en de volgende informatie bevat: een specificatie van de behaalde graad, beknopte informatie over het gevolgde onderwijs, het beoordelingssysteem en de behaalde studieresultaten en -punten. Verder bevat het beknopte informatie over de HAN University en het Nederlandse onderwijsstelsel. J Judicium Abeundi: de bevoegdheid van het College van Bestuur om in bijzonder gevallen na advies van de examencommissie en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te besluiten dat een student wordt afgewezen voor onbepaalde tijd en zijn inschrijving op grond daarvan te beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt/zal opleiden, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. K Kamer van de opleidingscommissie: binnen de opleidingscommissie kunnen een of meerdere kamers zijn ingesteld. Een kamer kan worden ingesteld naar inrichtingsvorm, bijzondere eigenschap van de opleiding of locatie van de opleiding. Kopopleiding: opleidingsvariant van een opleiding tot leraar van de tweede graad met een studielast van 60 studiepunten toegankelijk voor studenten in het bezit van een wo- of hbo-getuigschrift van een verwante vakopleiding zoals beschreven in de bijlage bij artikel 6a.1 van de Regeling studiefinanciering L Leerbron: bron die de student kan gebruiken ter ontwikkeling van zijn competenties, bijvoorbeeld: college, werkgroep, project, literatuur (hardcopy of digitaal), individuele opdracht, stage, enzovoort. Leerlijn: een samenhangend geheel van onderwijsleeractiviteiten om een bepaalde basiskennis of basisvaardigheid te leren. Een leerlijn heeft een opbouw die over een of meer leerjaren kan doorlopen. Voorbeelden zijn: de Onderzoeksleerlijn, die aangeeft hoe een student leert onderzoeksuitkomsten te 193

194 gebruiken en zelf onderzoek te doen; de Leerlijn Professionele ontwikkeling, die aangeeft hoe de student in de loop van de vier leerjaren een beginnende professionele identiteit ontwikkelt; de Conceptuele Leerlijn, die aangeeft hoe de student kennis en denkvaardigheden opbouwt. Leerroute: weg die de student volgt om de competenties te verwerven die horen bij de door hem gevolgde opleiding. Leeruitkomsten: Beschrijving van inhoud en niveau van kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude van een lerende na afronding van een leerproces in een flexibel ingericht traject dat deel uitmaakt van de opleiding. Leerwegonafhankelijk tentamen: tentamen zonder gebruik te hebben gemaakt van de door de opleiding aangeboden onderwijseenheid/-heden waarin de competenties centraal staan die de student meent te beheersen. M Major: de hoofdrichting van de bacheloropleiding waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. De major omvat maximaal 210 studiepunten inclusief de propedeuse. Mandaat: het overdragen van de bevoegdheid zonder de verantwoordelijkheid over te dragen. De bevoegdheid om in naam van een ander besluiten te nemen. Masteropleiding in het hbo: een onderwijsprogramma met als toelatingsvoorwaarde ten minste een getuigschrift van een verwante hbo-bacheloropleiding. Deze omvat ten minste 60 studiepunten. Hij leidt de student op tot het mastergetuigschrift. Minor: deel van de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding dat gericht is op verbreding of verdieping van de studie. De minor heeft een studielast van 30 studiepunten en betreft een gecertificeerde HAN-minor of een vrije minor. Module: een intern samenhangend en in zekere mate zelfstandig deel van de propedeutische of postpropedeutische fase van de deeltijdse en van de duale opleiding dat is gericht op een reëel cluster van kwalificaties ontleend aan de beroepspraktijk. Mondeling tentamen: een tentamen bij de start van de opleiding dan wel gedurende de opleiding dat de student in de gelegenheid stelt om de competenties die centraal staan in de opleiding niet alleen aan te tonen op basis van in het onderwijs verworven competenties maar ook op basis van buiten het onderwijs verworven kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude. N Nominale studieduur van de opleiding: zie regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Noodfonds HAN: Het Noodfonds is een voorziening voor studenten die in een financiële noodsituatie verkeren, die op geen enkele andere wijze opgelost kan worden. Nuffic (Netherlands Universities Foundation for International Cooperation): een Nederlandse nonprofit dienstverlenende organisatie en expertisecentrum op het terrein van internationaal georiënteerd onderwijs die is gevestigd in Den Haag. Bovendien besteedt de Nuffic bijzondere aandacht aan studenten en onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden, om de kenniskloof tussen landen te verkleinen. NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie: een bij verdrag tussen Nederland en Vlaanderen opgerichte publieke binationale instelling die in beide regio s de kwaliteit van het hoger onderwijs waarborgt door middel van onder andere het beoordelen van opleidingen en het verlenen van een keurmerk. O Onderwijs- en examenregeling (OER): regeling als bedoeld in artikel 7.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en onderdeel van het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Onderwijsarsenaal: de onderwijs- en begeleidingsactiviteiten die de opleiding nieuwe stijl aan de student aanbiedt ter ondersteuning van het behalen van de (deel-)tentamens behorende bij de opleiding. Onderwijseenheid: basiseenheid van HAN-onderwijs, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde attitude, waar studiepunten aan gekoppeld zijn. Onderwijsovereenkomst: overeenkomst tussen student en HAN in het kader van het experiment vraagfinanciering en/of in het kader van het experiment leeruitkomsten. Onderwijsperiode: periode in een studiejaar waarin onderwijs wordt aangeboden. Bij de HAN is dit een periode van 10 weken. 194

195 Onregelmatigheid: elk handelen of nalaten in een situatie waarvan de betrokkene door middel van een of meer ongeoorloofde activiteiten of ongeoorloofd nalaten bewust of onbewust een onjuiste indruk wekt van zijn kennis, inzicht en vaardigheden en, zo aan de orde c.q. competentiebeheersing. Onder de definitie van onregelmatigheid wordt onder andere ook fraude begrepen. Opleiding in het experiment leeruitkomsten: Een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van eenheden van leeruitkomsten omvat, in de zin van de Subsidieregeling subsidiëring flexibel hoger onderwijs voor volwassenen. Opleiding niet in het experiment leeruitkomsten: Een bachelor- of masteropleiding, dan wel een overige CROHO-geregistreerde opleiding die verzorgd wordt door de HAN die een samenhangend geheel van onderwijseenheden omvat, in de zin van artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Opleidingscommissie: een adviesorgaan voor de directie van de betreffende (groep van) opleiding(en) over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende (groep van) opleiding(en). De commissie heeft tot taak te adviseren over het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de opleiding en het jaarlijks beoordelen van de wijze van uitvoeren van de OER. De commissie heeft instemmingsrecht en adviesrecht op onderdelen van de OER. Opleidingsstatuut: het opleidingsspecifieke deel van het Studentenstatuut. Dit bevat informatie over de opzet, organisatie en uitvoering van het onderwijs; studentenvoorzieningen, voorzieningen betreffende studiebegeleiding, de OER en opleidingsspecifieke regelingen die de rechten en plichten van studenten beogen vast te leggen. P Portfolio: (digitale) bewaarplaats van bestanden/documenten waarmee een student zijn eigen individuele ontwikkeling (het leerproces) zichtbaar maakt en zijn behaalde niveau (leerproducten, bewijs voor verworven competenties en beheersing van beroepstaken) aantoont. Het portfolio vervult de functies van persoonlijk leerarchief, interactiemiddelen tussen student en opleiding betreffende planning, ontwikkeling en prestaties van de student, en in voorkomende gevallen beoordeling. Postpropedeutische fase: hoofdfase, het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeutische fase. Praktijkleerovereenkomst: overeenkomst gesloten door de HAN, een student en een bedrijf of organisatie met betrekking tot de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 lid 5 WHW. Presentatiedeel van het portfolio: deel van het portfolio waarin bewijzen worden opgenomen van beheersing van competenties voor beroepstaken ten behoeve van het tentamen of de integrale toets. Profileringsfonds HAN: fonds van de HAN als bedoeld in artikel 7.51 WHW die financiële ondersteuning toekent aan studenten die studievertraging opgelopen hebben als gevolg van bijzondere omstandigheden zoals genoemd in de wet. Propedeutische fase: eerste fase van de Bacheloropleiding of Associate-degreeprogramma met een studielast van 60 studiepunten. R Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding: de minimumduur van de opleiding in tijd vanwege het feitelijk geprogrammeerde volledige onderwijs van de opleiding, ook wel nominale studieduur genoemd. S Secretaris examencommissie: het lid van de examencommissie dat samen met de voorzitter van de examencommissie de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie verzorgt. Senior studieloopbaanbegeleider: medewerker (ook wel coördinator studieloopbaanbegeleiding of studieadviseur genoemd) belast met coördinerende taken betreffende studieloopbaanbegeleiding. Service Bedrijf HAN: organisatieonderdeel van de HAN voor ondersteuning van onderwijs-, beleidsen beheersprocessen binnen de HAN. Stage: buitenschools leerarrangement dat als leerbron bijdraagt aan het verwerven van beroepscompetenties. Startbekwaam: gekwalificeerd als beginnend beroepsbeoefenaar vanwege een succesvolle afronding 195

196 van de hbo-opleiding die tot dat beroep opleidt, ook beroepsbekwaam genoemd. Student: hij/zij die als student staat ingeschreven aan een opleiding van de HAN voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en de examens van die opleiding. Studentenstatuut: het statuut waarin de rechten en plichten van de studenten zijn vermeld. Dit bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is het instellingspecifieke, HAN-brede deel: dit bevat rechten en plichten van de student op basis van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een overzicht van regelingen die de rechten van studenten beogen te beschermen. In de praktijk wordt deel 1 het Studentenstatuut genoemd. Het tweede deel is het Opleidingsspecifieke deel. Zie voor het tweede deel bij Opleidingsstatuut. Studentinformatiesysteem (SIS): hierin zijn voor de student zijn studieresultaten en studiecontract digitaal te raadplegen. Studentzaken: Service unit van het Service Bedrijf HAN voor dienstverlening aan studenten en medewerkers van de HAN betreffende studenten van de HAN, lokaalreservering en roosters. Studenten Inschrijf Administratie (SIA): onderdeel van de Service unit Studentzaken van het Service Bedrijf HAN die de BackOffice administratie rondom het aanmelden, in- en uitschrijven van studenten verzorgt. Studieadvies: advies van de opleiding aan de student over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. Studiebelastingsuur (SBU): eenheid van 60 minuten te besteden aan studie. De omvang van onderwijseenheden wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren. Daarnaast staat een studiepunt voor 28 studiebelastingsuren. Studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. Studieloopbaanbegeleider (slb er): de medewerker belast met studieloopbaanbegeleiding van een of meer studenten. Studieloopbaanbegeleiding (SLB): activiteiten die er op gericht zijn om studenten te begeleiden bij een resultaatgerichte studieloopbaan. Hierbij ligt de nadruk op de individuele studievoortgang van de student. Studiepunt in onderwijseenheid: maat die overeenkomt met een normatieve studielast van 28 studiebelastingsuren (SBU). Studiepunt in eenheid van leeruitkomsten: maat die uitdrukking geeft aan het belang van de eenheid van leeruitkomsten ten opzichte van het totaal van eenheden van leeruitkomsten dat leidt tot de opleidingskwalificatie. Surveillant: degene die toezicht houdt in de tentamenlocatie. T Talentenprogramma: een verdiepend of verbredend programma voor studenten die meer kunnen en willen dan hetgeen aangeboden wordt in het reguliere onderwijsprogramma. Het volgen van een talentenprogramma is een uitbreiding van de studielast van minder dan 22,5 studiepunten. Via een talentenprogramma kunnen studenten dan extra studiepunten verzamelen, bovenop de 210 studiepunten van de major en de 30 studiepunten van de reguliere minor. Tentamen: een onderzoek naar de competenties van de student, zijnde de kennis, het inzicht, de vaardigheden en zo aan de orde attitude in samenhang met elkaar, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Het tentamen is een onderdeel van een onderwijseenheid. Een tentamen kan bestaan uit meerdere deeltentamens. Timeslot: vorm van roostering waarbij binnen een onderwijsperiode bepaalde tijdstippen gereserveerd worden voor bepaalde activiteiten. Toelatingsonderzoek: ook wel colloquium doctum genoemd, is een onderzoek dat door een toelatingscommissie wordt verricht naar de geschiktheid van betrokkene voor het desbetreffende onderwijs en naar de vraag of betrokkene de Nederlandse taal voldoende beheerst. De betrokkene dient 21 jaar of ouder te zijn. U Uitstroomprofiel: zie afstudeerrichting. V Verkort programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een pakket aan vrijstellingen. Verkorte studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier 196

197 geprogrammeerde studieduur van de opleiding, vanwege verkregen vrijstellingen en/of afgelegde leerwegonafhankelijke tentamens. Verlengd programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep. Verlengde studieduur: feitelijke studieduur van een student langer in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding. Verschoning: het recht van de vertrouwenspersonen, leden van de Klachtencommissie ongewenst gedrag en het College van Beroep om zich terug te trekken, omdat anders de onpartijdigheid niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Versneld programma: feitelijk geprogrammeerd onderwijsaanbod met een minimumduur korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur voor een specifieke doelgroep die zich kenmerkt door aantoonbare eigenschappen en competenties om een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode te realiseren dan die van het reguliere programma. Versneld traject gericht op studenten met een vwo-diploma: een versneld traject dat toegankelijk is voor studenten met een vwo-diploma en voor studenten die op grond van een ministeriële regeling of naar oordeel van de instituutsdirecteur ten minste als gelijkwaardig aan studenten met een vwo-diploma verklaard zijn. Versnelde studieduur: feitelijke studieduur van een student korter in tijd dan de regulier geprogrammeerde studieduur van de opleiding vanwege het realiseren van een hogere studielast per week en/of onderwijsperiode dan regulier geprogrammeerd. Voltijd onderwijs: onderwijs dat zodanig is ingericht dat de gehele week beschikbaar is om de student de benodigde competenties te laten verwerven. Voorzitter examencommissie: een lid van de examencommissie, dat leiding geeft aan de Examencommissie. Vrije minor: een minor die een student bij een andere (onderwijs)instelling volgt, samengesteld uit onderdelen van minoren of andere onderwijseenheden bij verschillende instituten van de HAN of een andere (onderwijs)instelling. Vrijstelling: de beslissing van de examencommissie dat de student niet hoeft deel te nemen aan het (de) tentamen(s) betrekking hebbend op de onderwijseenheid (onderwijseenheden) waarin de competenties centraal staan die de student naar het oordeel van de examencommissie voldoende beheerst. W Werkdag: dag niet zijnde zaterdag, zondag, feest- of vakantiedag conform de HAN-jaarplanning (zie opleidingsstatuut). Werkveldadviescommissie: zie beroepenveldcommissie. Wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wraking: het door de klager of aangeklaagde, kenbaar maken van zijn mening dat op grond van feiten en/of omstandigheden een onpartijdig oordeel van een lid of voorzitter van de Klachten- of beroepscommissie wordt bemoeilijkt, met de bedoeling dit lid of de voorzitter te laten vervangen. 197

198 Bijlage 3: Schematisch overzicht differentiatie specifieke vaardigheden en kennis BEELDENDE THERAPIE BODY OF ARTISTIC SKILLS De student heeft een brede theoretische basis op het vakgebied van de beeldende vormgeving; hij beheerst op technisch en artistiek niveau gereedschappen, materialen en werkvormen. Niveau 1 Algemene criteria 1. De student heeft basiskennis van materialen en gereedschappen. 2. De student heeft basiskennis van beeldende werkvormen. 3. De student heeft theoretische kennis op het beeldende therapeutisch vakgebied. 4. De student beheerst een beperkt aantal materialen en middelen technisch vaardig. 5. De student onderzoekt en experimenteert op basaal niveau (artistieke beheersing). Algemene criteria 1. De student heeft uitgebreide kennis van materialen en gereedschappen. 2. De student heeft uitgebreide kennis van beeldende werkvormen. 3. De student heeft uitgebreide theoretische basiskennis op het beeldende therapeutisch vakgebied. ERVAREN, IK Handelingscriteria 1. De student heeft basiskennis van in de lesstof behandelde materialen en gereedschappen. 2. De student heeft uitvoerig kennis van een aantal machines en de werking en bediening ervan, waardoor veiligheid gewaarborgd is. 3. De student herkent appèlwaarden van materialen en kan deze benoemen. 1. De student heeft basiskennis van in de lesstof behandelde werkvormen die passen bij materialen en technieken. 1. De student kent de beeldgrammatica volgens voorgeschreven literatuur en past deze toe in beeldend werk. 2. De student kan een beeld morfologisch analyseren volgens een voorgeschreven analysemethode. 3. De student kent een aantal in de lesstof aangeboden stijlen, perioden, kunstenaars en thema s in de geschiedenis van de kunst. 4. De student kent relevante literatuur over het beeldend vakgebied, onder andere beeldende middelen en zintuiglijkheid (review), handelen in het medium, ontwikkeling van creativiteit, ervaringsleren, enzovoort. 1. De student is technisch vaardig met een aantal in de lesstof aangeboden materialen op twee- en driedimensionaal gebied. 2. De student is technisch vaardig met een aantal in de lessen aangeboden gereedschappen die gebruikt worden bij het twee- en driedimensionaal werken. 3. De student is technisch vaardig in het omgaan met een aantal in de lessen aangeboden machines. 4. De student is technisch vaardig op het gebied van een aantal werkvormen met specifieke materialen en gereedschappen. 1. De student onderzoekt, experimenteert met materialen, gereedschappen en werkvormen vanuit het handelen. 2. De student onderzoekt mogelijkheden en onmogelijkheden in het omgaan met aangeboden materialen, gereedschappen en werkvormen en vindt meerdere oplossingen. 3. De student kan spelen met materiaal, meerdere oplossingen bedenken, bezit beeldende flexibiliteit, en kan divergent denken. 4. De student benoemt specifieke beeld- en vormelementen en past deze toe in het onderzoek met materialen en technieken in de gegeven opdrachten. Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & RELATIE Handelingscriteria 1. De student heeft kennis van een uitgebreid repertoire van materialen en gereedschappen, en past deze toe in het werken met medestudenten. 2. De student heeft gedegen kennis van een groot aantal machines en de werking en bediening ervan, waardoor veiligheid gewaarborgd is. 3. De student kent de appèlwaarden van materialen en maakt doelbewuste keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij zijn medestudenten en (gesimuleerde) beroepssituaties. 1. De student kent een ruim aanbod aan werkvormen dat past bij materialen en technieken, en past deze toe in het werken met medestudenten. 1. De student heeft inzicht in de beeldgrammatica en de toepassing ervan in beeldend werk. 2. De student kan een beeld zowel morfologisch als iconologisch analyseren volgens een voorgeschreven analysemethode. 3. De student heeft overzicht over en inzicht in een groot aantal stijlen, perioden, kunstenaars en thema s in de geschiedenis van de kunst en kan deze verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 198

199 4. De student is technisch vaardig op gevorderd niveau met een groot aantal materialen en middelen. 5. De student onderzoekt en experimenteert op gevorderd niveau (artistieke beheersing). Algemene criteria 1. De student heeft uitvoerig kennis van materialen en gereedschappen. 2. De student heeft uitvoerig kennis van beeldende werkvormen. 3. De student heeft uitvoerig theoretische kennis op het beeldende therapeutisch vakgebied. 4. De student beheerst een uitgebreid aantal materialen en middelen technisch vaardig. 5. De student onderzoekt en experimenteert op het niveau van een beroepsbeoefenaar (artistieke beheersing). 4. De student gebruikt en onderzoekt relevante literatuur over handelen in het medium, creativiteit en ervaringsleren, en gebruikt dit ter onderbouwing van zijn handelen. 1. De student is technisch vaardig met een groot aantal materialen op twee- en driedimensionaal gebied. 2. De student is technisch vaardig met een groot aantal gereedschappen die gebruikt worden bij het twee- en driedimensionaal werken. 3. De student is technisch vaardig in het omgaan met een groot aantal machines. 4. De student is technisch vaardig in een groot aantal werkvormen met specifieke materialen en gereedschappen. 1. De student onderzoekt, experimenteert met materialen, gereedschappen en werkvormen, en komt tot variaties in vormgeving vanuit het handelen; de student maakt vanuit dit ervaringsgerichte onderzoek een specifieke keuze voor gebruik in (gesimuleerde) beroepssituaties. 2. De student onderzoekt mogelijkheden en onmogelijkheden in het omgaan met materialen en gereedschappen, en laat in de vormgeving zien dat hij grenzen kan verleggen. 3. De student kan spelen met materiaal en meerdere oplossingen bedenken, bezit beeldende flexibiliteit, en kan divergent denken en dit toepassen in het werken met de ander. 4. De student benoemt specifieke beeld- en vormelementen, past deze toe in het onderzoek met materialen en technieken en kan deze inzetten in (gesimuleerde) beroepssituaties. Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL Handelingscriteria 1. De student heeft kennis van een uitvoerig repertoire van materialen en gereedschappen, en past deze kennis toe in het werken met medestudenten en in de beroepspraktijk. 2. De student heeft uitvoerig kennis van alle machines en de werking en bediening ervan, waardoor veiligheid gewaarborgd is, en past deze kennis toe in het werken met medestudenten en in de beroepspraktijk. 3. De student kent de appèlwaarden van materialen en maakt doelbewuste keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij medestudenten en in beroepssituaties. 1. De student heeft uitvoerig kennis van de appèlwaarde en inzetmogelijkheden van werkvormen die passen bij materialen en technieken, en zet deze in de beroepspraktijk in. 1. De student heeft inzicht in de beeldgrammatica en de toepassing ervan in beeldend werk en beroepssituaties. 2. De student kan een beeld zowel morfologisch als iconologisch analyseren volgens een voorgeschreven analysemethode en kan verbinding leggen naar de beroepspraktijk. 3. De student heeft een breed inzicht in stijlen, perioden, kunstenaars en thema s in de geschiedenis van de kunst en kan deze gebruiken in adviezen aan anderen en verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 4. De student kan relevante literatuur over het vakgebied, handelen in het medium en creativiteit onderzoeken, gebruiken, analyseren en interpreteren, en een eigen visie vormen op het handelen in de beroepspraktijk. 1. De student is technisch vaardig met een uitgebreid aantal materialen op twee- en driedimensionaal gebied en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 2. De student is technisch vaardig met een verscheidenheid aan gereedschappen die gebruikt worden bij het twee- en driedimensionaal werken, en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 3. De student is technisch vaardig in het omgaan met alle machines en kan deze vaardigheid toepassen in de beroepspraktijk. 4. De student is technisch vaardig in een uitgebreid aantal werkvormen met specifieke materialen en gereedschappen en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 1. De student maakt specifieke keuzes voor gebruik van materialen, technieken en werkvormen op grond van ervaringsgericht onderzoek in specifieke beroepssituaties. 2. De student gebruikt de opgedane ervaring en kennis met materialen, gereedschappen en werkvormen in een zelf opgezet onderzoek met een zelfgekozen thema. 3. De student kan spelen met materiaal en meerdere oplossingen bedenken, bezit beeldende flexibiliteit en kan divergent denken, en dit alles toepassen in de beroepspraktijk. 199

200 4. De student benoemt specifieke beeld- en vormelementen, past deze toe in het onderzoek met materialen en technieken en kan ze inzetten in de beroepspraktijk. MEDIUMONTWIKKELING De student heeft verregaande beeldende kennis en vaardigheden, en kan zijn therapeutische kennis en vaardigheden verder ontwikkelen. Niveau 1 vanuit ERVAREN tot Zelf ontwikkelen, IK, Ontwikkeling en onderzoek medium en persoon Algemene criteria 6. De student geeft vorm aan een thema op een basaal niveau. 7. De student past de algemene beeldende theorie toe op een basaal niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op een basaal niveau. 9. De student reflecteert op een basaal niveau. Handelingscriteria 1. De student toont een beeldend onderzoek vanuit persoonlijke fascinatie (emotie, beleving), ontstaan vanuit helder gekaderde opdrachten in relatie tot een gegeven thematiek (bijv. kleur & landschap, portret, kwetsbaarheid, spelen). 1. De student past in het handelen een basaal repertoire toe van twee- en driedimensionale producten. 2. De student gebruikt de waarneming als instrument om zichzelf te ontwikkelen. 3. De student herkent en benoemt persoonseigen kenmerken in beeldend werk en gedrag (beeldende zelfanalyse). 4. De student herkent mogelijkheden en beperkingen (bijv. herdefiniëring begrippen als mooi). 5. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden en laat grensverleggend werk zien. 6. De student herkent eigen weerstanden in het medium. 7. De student kan zijn beeldend werk plaatsen binnen de kunstgeschiedenis en verkent stijlen. 1. De student leert onderzoeken en experimenteren aan de hand van gegeven opdrachten en thema s die relevant zijn voor de beroepspraktijk. 2. De student ontdekt verschillende onderzoeksmogelijkheden bij medestudenten. 3. De student laat in de vormgeving experimentele vrijheid zien binnen beeldende kaders. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium volgens voorgeschreven reflectiemethoden. Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & DE ANDER, Integratie medium-persoon-therapeut Algemene criteria Handelingscriteria 6. De student geeft vorm aan een thema 1. De student toont een beeldend onderzoek, ontstaan vanuit opdrachten waar hij een op een gevorderd gegeven thematiek mag kiezen (bijv. lijden, ik en de ander, intimiteit). niveau. 7. De student past de algemene beeldende theorie toe op een gevorderd niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op een gevorderd niveau. 9. De student reflecteert op een gevorderd niveau. 1. De student past in het beeldend handelen een uitgebreid repertoire toe van tweeen driedimensionale producten. 2. De student onderzoekt de waarneming als instrument in het werken met de ander. 3. De student onderzoekt persoonseigen kenmerken in beeldend werk en gedrag, stelt zijn zelfbeeld bij en herdefinieert begrippen. 4. De student onderzoekt mogelijkheden en beperkingen, en ontwikkelt een onbevooroordeeld waarnemen. 5. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden en komt doelgericht tot nieuwe vormgeving, te zien in keuzes in zijn beeldend werk. 6. De student werkt zich door weerstanden heen, waardoor nieuwe vormgeving ontstaat. 7. De student onderzoekt thema s in de kunstgeschiedenis en verbindt deze met eigen onderzoek in het betreffende thema. 1. De student onderzoekt met een toenemende zelfstandigheid gegeven thema s die relevant zijn voor de beroepspraktijk. 2. De student doet aan medestudenten voorstellen voor mogelijk onderzoek. 3. De student toont keuzevrijheid binnen beeldende onderzoekskaders in verschillende producten. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium volgens voorgeschreven reflectiemethoden en ontwikkelt een visie op het vak. Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL, Integratie en onderzoek mediumpersoon-medium en werkveld Algemene criteria Handelingscriteria 200

201 6. De student geeft vorm aan een thema op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 7. De student past de algemene beeldende theorie toe op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 8. De student doet systematisch onderzoek op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 9. De student reflecteert op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 1. De student toont een beeldend onderzoek vanuit opdrachten met een zelf gekozen thematiek gerelateerd aan de beroepspraktijk, bijdragend aan onderzoek & innovatie. 1. De student past in het beeldend handelen een uitgebreid repertoire toe van tweeen driedimensionale producten, gerelateerd aan de beroepspraktijk. 2. De student onderzoekt en gebruikt waarneming als instrument in het werken met de ander. 3. De student onderzoekt persoonseigen kenmerken in beeldend werk en gedrag, en stelt het zelfbeeld bij na ervaring met de beroepspraktijk. 4. De student ziet mogelijkheden en beperkingen bij zichzelf en de ander, en kan hierop anticiperen. 5. De student zet een onderzoek op vanuit een thema en werkt doelgericht naar nieuwe vormgeving. 6. De student anticipeert op weerstanden bij de ander in het medium. 7. De student gebruikt bij eigen opgezet onderzoek thema s uit de kunstgeschiedenis. 1. De student voert zelfstandig een onderzoek uit in zelf gekozen thematiek, relevant voor de beroepspraktijk. 2. De student geeft richting aan beeldend onderzoek van medestudenten. 3. De student toont vrijheid binnen beeldende kaders in producten en benoemt het proces van doelgericht onderzoek vanuit weloverwogen keuzes. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium, en vanuit een visie op het vak de reflectie verbinden met de beroepspraktijk en bijbehorende ontwikkelingen. DRAMATHERAPIE BODY OF ARTISTIC SKILLS De student heeft een brede theoretische basis op het gebied van drama; hij beheerst op technisch en artistiek niveau gereedschappen, materialen en werkvormen. Niveau 1 ERVAREN, IK Algemene criteria 1. De student heeft basale kennis van dramatechnieken. 2. De student heeft basiskennis van dramawerkvormen. 3. De student heeft theoretische kennis op het gebied van drama. 4. De student beheerst een beperkt aantal dramamiddelen technisch vaardig. 5. De student onderzoekt en experimenteert op basaal niveau (artistieke beheersing). Handelingscriteria 1. De student kent de verschillende dramabegrippen volgens voorgeschreven literatuur en kan deze toepassen in het werken met drama (Stanislavski s method acting, Johnstones improvisatie, Tuenders lievelingsrollen, Woudenbergs vier elementen). 2. De student herkent appèlwaarden van theatertechnieken en kan deze benoemen. 1. De student kent een aantal werkvormen die passen bij materialen en technieken (rollenspel, improvisatie, scene opbouw, tekst, vier elementen). 1. De student kan een theaterwerkvorm analyseren volgens een voorgeschreven analysemethode. 2. De student kent een aantal theaterstijlen uit de geschiedenis van het theater en kan deze verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 3. De student kent relevante literatuur over technieken op het vakgebied (Stanislavski s method acting, Johnstones improvisatie, Tuenders lievelingsrollen, hutten bouwen). 1. De student is technisch vaardig in de verschillende dramatechnieken (concentratie, improvisatie, vijf W s, rolopbouw, scenewerk, tekst). 2. De student is technisch vaardig met licht en geluid. 3. De student is technisch vaardig in het omgaan met decor en rekwisieten. 4. De student is technisch vaardig op het gebied van stem en voordracht. 5. De student is technisch vaardig in het gebruik van mimevaardigheden. 6. De student is technisch vaardig in het gebruik van grime. 7. De student is technisch vaardig in het maken en gebruiken van poppen. 8. De student is technisch vaardig in het gebruik van verhaal en plot. 9. De student is technisch vaardig in het gebruik van maskers. 1. De student leert onderzoeken en experimenteren aan de hand van gegeven opdrachten en thema s. 2. De student toont vrijheid en verlegt grenzen binnen drama door presentatie die het proces van experimenteren laat zien in de vormgeving. 3. De student laat gemaakte keuzes in het dramatisch werk zien. 4. De student herkent appèlwaarden van materialen en kan deze benoemen. 201

202 Algemene criteria 1. De student heeft uitgebreide kennis van dramatechnieken. 2. De student heeft uitgebreide kennis van dramatechnieken en werkvormen. 3. De student heeft een brede theoretische basis op het gebied van drama. 4. De student beheerst een groot aantal dramamiddelen technisch vaardig. 5. De student onderzoekt en experimenteert op gevorderd niveau (artistieke beheersing). Algemene criteria 1. De student heeft uitvoerig kennis van dramatechnieken. 2. De student heeft uitvoerig kennis van dramawerkvormen. 3. De student heeft een gedegen theoretische basis op het gebied van drama. 4. De student beheerst een uitgebreid aantal dramamiddelen technisch vaardig. 5. De student onderzoekt en experimenteert op het niveau van een beroepsbeoefenaar (artistieke beheersing). Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & DE RELATIE Handelingscriteria 1. De student kent de verschillende dramabegrippen volgens voorgeschreven literatuur en kan deze toepassen in het werken met drama. 2. De student kent de appèlwaarden van spel- en theatertechniek en maakt doelbewuste keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij medestudenten en bij (gesimuleerde) beroepssituaties. 1. De student heeft kennis van een uitgebreid aantal werkvormen die passend zijn bij materialen en technieken en kan deze kennis vertalen naar een (gesimuleerde) beroepssituatie. 1. De student kan theaterwerkvormen analyseren volgens een voorgeschreven analysemethode in het kader van regie. 2. De student heeft kennis van verschillende theaterstijlen en elementen uit de theatergeschiedenis, en kan deze verbinden aan thema's in de beroepspraktijk (realisme, komedie, absurdisme, surrealistisch theater, melodrama, tragedie, Griekse tragedie, Elizabethaans theater, Shakespeare, commedia dell arte, 19 e - eeuws Europees, Amerikaans, Brecht, Beckett). 1. De student is technisch vaardig in improviseren op verschillende niveaus. 2. De student is technisch vaardig in regisseren. 3. De student is technisch vaardig in hoofd- en bijrollen spelen vanuit teksttoneel. 4. De student is technisch vaardig in toneelteksten analyseren. 5. De student is technisch vaardig in dramatiseren. 6. De student is technisch vaardig in verschillende theatertechnieken inzetten voor verschillende (gesimuleerde) doelgroepen. 1. De student maakt vanuit ervaringsgericht onderzoek specifieke keuzes voor gebruik in (gesimuleerde) beroepssituaties. 2. De student onderzoekt, experimenteert en ontwikkelt zijn dramatische eigenheid en creativiteit ( out of the box -denken). Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL Handelingscriteria 1. De student heeft kennis van een uitvoerig en doelgericht aanbod van dramatechnieken volgens de voorgeschreven literatuur en kan deze toepassen in het werken met drama. 2. De student kent de appèlwaarden van spel- en theatertechnieken en maakt doelbewuste keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij zijn medestudenten en in beroepssituaties. 1. De student heeft een gedegen kennis van de inzet van dramawerkvormen en kan deze vertalen naar een beroepssituatie. 1. De student heeft een doelgerichte en gedegen theoretische kennis van drama en kan dit toepassen in de beroepspraktijk. 2. De student heeft relevante algemene literatuur over het handelen in het medium en creativiteit gebruikt en onderzocht in de beroepspraktijk, en verbindt hier conclusies aan om te komen tot de formulering van een vakvisie. 3. De student kan relevante literatuur over het vakgebied, handelen in het medium en creativiteit onderzoeken, gebruiken, analyseren en interpreteren, een eigen visie vormen op het handelen in de beroepspraktijk en een vakvisie formuleren. 1. De student is technisch vaardig in doelgroepspecifieke dramamethoden en - technieken toepassen in de beroepspraktijk. 2. De student is technisch vaardig in het begeleiden van dramamethoden en - technieken op het niveau van een beroepsbeoefenaar en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 1. De student maakt specifieke keuzes voor gebruik van dramatische werkvormen en technieken op grond van ervaringsgericht onderzoek in specifieke beroepssituaties. 2. De student onderzoekt en gebruikt opgedane ervaring en kennis adequaat en gericht op de beroepspraktijk bij verschillende doelgroepen. 202

203 MEDIUMONTWIKKELING De student heeft uitgebreide kennis van en vaardigheid in drama en kan zijn therapeutische kennis en vaardigheden ontwikkelen. Niveau 1 vanuit ERVAREN tot Zelf ontwikkelen, IK, Ontwikkeling en onderzoek medium en persoon Algemene criteria 6. De student kan een thema vormgeven en presenteren op basaal niveau. 7. De student past de algemene theorie toe op een basaal niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op basaal niveau. 9. De student reflecteert op een basaal niveau. Handelingscriteria 1. De student toont in drama zijn persoonlijke fascinatie (emotie, beleving), vormgegeven vanuit helder gekaderde opdrachten in relatie tot een gegeven thematiek. 2. De student kan een presentatie passend bij de thematiek vormgeven. 1. De student past in het dramahandelen de algemene dramatheoretische kennis toe van het basishandelen in drama. 2. De student gebruikt de waarneming als instrument om zichzelf te ontwikkelen. 3. De student herkent en benoemt persoonseigen kenmerken in dramatisch werk: dramazelfanalyse. 4. De student herkent mogelijkheden en beperkingen vanuit de theorie ten aanzien van zichzelf. 5. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden en laat grensverleggend werk zien. 6. De student herkent eigen beleving en weerstanden in het medium. 7. De student herkent maatschappelijke en culturele achtergronden in zijn theatrale werk en doet een cultuuronderzoek naar zijn systeem. 1. De student onderzoekt en experimenteert aan de hand van gegeven opdrachten en thema s. 2. De student toont vrijheid en verlegt grenzen binnen drama door presentaties die het proces van experimenteren laten zien in de vormgeving. 3. De student laat gemaakte keuzes in het dramatisch werk zien. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium volgens voorgeschreven reflectiemethoden. 2. De student kent het belang van regie binnen het hanteren van dramatechnieken en kan daarop anticiperen. Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & DE RELATIE, Integratie medium-persoon-therapeut Algemene criteria 6. De student kan een thema vormgeven en presenteren op een gevorderd niveau. 7. De student past de algemene theorie toe op een gevorderd niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op een gevorderd niveau. 9. De student reflecteert op een gevorderd niveau. Handelingscriteria 1. De student toont vanuit drama-onderzoekskaders een repertoire van complexe dramakeuzemogelijkheden in relatie tot een gegeven thematiek (bijv. lijden, ik en de ander, intimiteit). 1. De student past in het dramahandelen de algemene dramatheoretische kennis toe van het op de (gesimuleerde) doelgroep toegepast handelen in drama. 2. De student onderzoekt de waarneming als instrument in het werken met de ander. 3. De student onderzoekt zijn dramatisch handelen en koppelt dit aan persoonlijke kenmerken en kan dit zelfbeeld zo nodig herkennen of bijstellen. 4. De student onderzoekt mogelijkheden en beperkingen, en ontwikkelt een onbevooroordeeld waarnemen. 5. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden en komt doelgericht tot nieuwe vormgeving, te zien in keuzes in het dramatisch werk. 6. De student werkt zich door weerstanden heen waardoor nieuwe vormgeving ontstaat. 7. De student onderzoekt thema s in de theatergeschiedenis en verbindt deze met eigen onderzoek in het betreffende thema. 1. De student onderzoekt met een toenemende zelfstandigheid gegeven thema s die relevant zijn voor de beroepspraktijk. 2. De student toont vrijheid binnen het dramatisch kader door producten die naast het proces van experimenteren ook gericht onderzoek vanuit keuzes laten zien in de vormgeving. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium volgens voorgeschreven reflectiemethoden en ontwikkelt een visie op het vak. 2. De student geeft en ontvangt feedback en kan deze omzetten in verbeteringen. 3. De student kan feedback overbrengen in een interactieve leeromgeving. 203

204 Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL, Integratie en onderzoek mediumpersoon-medium en werkveld Algemene criteria 6. De student kan een thema vormgeven en presenteren op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 7. De student past de algemene dramatheorie toe op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 8. De student doet systematisch onderzoek op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 9. De student reflecteert op het niveau van een beroepsbeoefenaar. Handelingscriteria 1. De student integreert in een mediumpresentatie de persoonlijke, professionele en dramatische aspecten vanuit eigen gekozen thematiek en O&I-gerelateerd aan de beroepspraktijk. 1. De student laat een uitgebreid repertoire van het handelen zien in theatrale producten in relatie tot het werkveld. 2. De student onderzoekt en zet de waarneming in als instrument in het werken met de ander, passend binnen het gekozen werkveld. 3. De student onderzoekt zijn dramatisch handelen en koppelt dit aan persoonlijke kenmerken en kan dit zelfbeeld zo nodig bijstellen in relatie tot de beroepspraktijk. 4. De student ziet mogelijkheden en beperkingen, en kan hierop anticiperen. 5. De student zet een onderzoek op vanuit een thema en werkt doelgericht naar nieuwe vormgeving. 6. De student anticipeert op weerstanden bij de ander in het medium. 7. De student gebruikt bij eigen opgezet onderzoek thema s uit de theatergeschiedenis en verhoudt zich tot deze thema s in het medium onderzoek naar de beroepspraktijk. 1. De student voert zelfstandig een onderzoek uit in zelf gekozen thematiek relevant voor de beroepspraktijk. 2. De student toont vrijheid binnen het dramatisch kader door producten die het proces van doelgericht onderzoek vanuit weloverwogen keuzes laten zien in de vormgeving. De student is in staat te anticiperen op weerstanden. 1. De student kan reflecteren op eigen gedrag en handelen in het medium, en vanuit een visie op het vak dit verbinden met de beroepspraktijk en ontwikkelingen in de beroepspraktijk. 2. De student reflecteert op professionele houding en handelen binnen het beroepsprofiel en weet feedback om te zetten in verbeteringen. 3. De student kan feedback overbrengen in de beroepspraktijk. MUZIEKTHERAPIE BODY OF ARTISTIC SKILLS De student heeft een brede theoretische basis op het muziektherapeutische vakgebied en aangrenzende algemene gebieden; hij beheerst op technisch en artistiek niveau de ambachtelijke mediumvaardigheden. Niveau 1 ERVAREN, IK Algemene criteria 1. De student heeft basiskennis van instrumenten en apparatuur. 2. De student heeft basiskennis van muzikale werkvormen. 3. De student heeft theoretische basiskennis op het muziektherapeutische vakgebied. Handelingscriteria 1. De student heeft basiskennis van in de lesstof behandelde instrumenten, van de stem en van opnameapparatuur. 2. De student heeft kennis van de mogelijkheden en onmogelijkheden van betreffende instrumenten en apparatuur. 3. De student herkent appèlwaarden van instrumenten en kan deze benoemen. 1. De student kent enkele speelmanieren en improvisatietechnieken die passen bij de betreffende instrumenten en apparatuur. 1. De student kan muziek ontleden en plaatsen in een stijl volgens de behandelde methoden en theorieën. 2. De student heeft kennis van muziekstijlen, stromingen en componisten, en kan deze verbinden aan thema s vanuit een persoonlijke fascinatie. 3. De student heeft kennis van de basale harmonieleer en de algemene muziektheorie zoals behandeld op niveau A en B. 4. De student kent relevante algemene literatuur over het handelen in het medium, ontwikkeling van creativiteit, ervaringsleren, et cetera. 204

205 4. De student is technisch vaardig op een basaal niveau. 5. De student onderzoekt en experimenteert op een basaal niveau. Algemene criteria 1. De student heeft brede kennis van de instrumentenleer en de opnameapparatuur. 2. De student heeft brede kennis van muzikale werkvormen. 3. De student heeft uitgebreide theoretische basiskennis op het muziektherapeutische vakgebied. 4. De student is technisch vaardig op een gevorderd niveau. 5. De student onderzoekt en experimenteert op een gevorderd niveau. Algemene criteria 1. De student heeft een gedegen kennis van de instrumentenleer en de opnameapparatuur. 2. De student heeft een gedegen kennis van muzikale werkvormen. 1. De student is technisch vaardig in het herkennen, (na)spelen, zingen en zinvol toepassen van muzikale parameters (melodie, harmonie, maat & ritme, dynamiek, timbre en vorm). 2. De student is technisch vaardig met een harmonie-, een melodie- en een percussie-instrument, en kan basale improvisatie- en compositietechnieken toepassen. 3. De student is technisch vaardig in het begeleiden van liederen op een basaal niveau. 4. De student is technisch vaardig in het zingen en voordragen van liederen. 1. De student onderzoekt en experimenteert op een basaal niveau vanuit het handelen met muzikale vormen (variatie & contrast, stijlen & genres). 2. De student onderzoekt en vindt nieuwe mogelijkheden in de muzikale zeggingskracht en betekenisgeving. Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & DE RELATIE Handelingscriteria 1. De student heeft brede kennis van instrumentenleer, de stem en opnameapparatuur en past deze toe in het werken met zijn medestudenten. 2. De student heeft gedegen kennis van de mogelijkheden en onmogelijkheden van betreffende instrumenten en apparatuur, en past deze toe in het werken met zijn medestudenten. 3. De student herkent appèlwaarden en maakt doelbewuste keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij zijn medestudenten en in (gesimuleerde) beroepssituaties. 1. De student kent een ruim aanbod van verschillende speelmanieren en improvisatietechnieken die passen bij de betreffende instrumenten en apparatuur, en past deze toe in het werken met zijn medestudenten. 1. De student heeft inzicht in muziekstijlen en kan deze toepassen in (gesimuleerde) beroepssituaties. 2. De student heeft brede kennis van muziekstijlen, stromingen en componisten, en kan deze analyseren en verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 3. De student heeft kennis van een uitgebreide harmonieleer en de algemene muziektheorie zoals behandeld op niveau C en D. 4. De student gebruikt en onderzoekt relevante algemene literatuur over het handelen in het medium, creativiteit, ervaringsleren. 1. De student is technisch vaardig in het toepassen van de parameters in samengestelde vorm (instrumentale vaardigheden, vocale vaardigheden, improviseren, componeren en arrangeren). 2. De student is technisch vaardig met een groot aantal harmonie-, melodie- en ritme-instrumenten en kan complexere improvisatie- en compositietechnieken toepassen. 3. De student is technisch vaardig in het begeleiden van liederen op een gevorderd niveau. 4. De student is technisch vaardig in het zingen van liederen uit het klassieke en lichte muziekrepertoire. 1. De student maakt vanuit dit ervaringsgericht onderzoek specifieke keuzes voor gebruik in gesimuleerde beroepssituaties. 2. De student onderzoekt, experimenteert en ontwikkelt zijn muzikale eigenheid en creativiteit ( out of the box -denken). Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL Handelingscriteria 1. De student heeft kennis van een uitvoerig repertoire van de instrumentenleer, de stem en opnameapparatuur, en kan deze kennis inzetten in het werken met zijn medestudenten en in de beroepspraktijk. 2. De student heeft gedegen kennis van de inzetmogelijkheden van instrumenten, de stem en opnameapparatuur, en zet deze kennis in bij zijn medestudenten en in de beroepspraktijk. 3. De student kent de appèlwaarde van instrumenten en maakt doelbewust keuzes voor specifiek gebruik in eigen werk, bij zijn medestudenten en in beroepssituaties. 1. De student kent een uitgebreid arsenaal van speelmanieren en improvisatietechnieken die passen bij de betreffende instrumenten en apparatuur, en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 205

206 3. De student heeft gedegen theoretische basiskennis op het muziektherapeutisch vakgebied. 4. De student is technisch vaardig op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 1. De student heeft inzicht in muziekstijlen en kan deze adequaat toepassen bij verschillende doelgroepen in de beroepspraktijk. 2. De student heeft doelgroepspecifieke kennis van muziekstijlen, stromingen en componisten, en kan deze analyseren en verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 3. De student heeft een diepgaand overzicht over en inzicht in muziekstijlen en thema s in de geschiedenis van de muziek, en kan deze verbinden aan thema s in de beroepspraktijk. 4. De student heeft relevante algemene literatuur over het handelen in het medium en creativiteit gebruikt en onderzocht in de beroepspraktijk en formuleert hiermee een vakvisie. 1. De student is technisch vaardig in het toepassen van zijn vaardigheden naar de beroepspraktijk. 2. De student is technisch vaardig in het toepassen van een verscheidenheid aan improvisatie- en compositietechnieken in de beroepspraktijk. 3. De student is technisch vaardig in het begeleiden van liederen op het niveau van een beroepsbeoefenaar en kan deze toepassen op de beroepspraktijk. 4. De student is technisch vaardig in het zingen van liederen uit het klassieke en lichte muziekrepertoire en kan deze toepassen in de beroepspraktijk. 1. De student maakt specifieke keuzes voor gebruik van muzikale vormen, 5. De student onderzoekt technieken en werkvormen op grond van ervaringsgericht onderzoek in specifieke en experimenteert op het beroepssituaties. niveau van een 2. De student onderzoekt en gebruikt de opgedane ervaring en kennis, gericht beroepsbeoefenaar. naar de beroepspraktijk met verschillende doelgroepen. MEDIUMONTWIKKELING De student heeft uitgebreide muzikale kennis en vaardigheden, en kan zijn therapeutische kennis en vaardigheden ontwikkelen. Niveau 1 ERVAREN, IK, Ontwikkeling en onderzoek medium en persoon Algemene criteria 6. De student geeft vorm aan een thema op een basaal niveau. 7. De student past de algemene muziektheorie toe op een basaal niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op een basaal niveau. 9. De student reflecteert op een basaal niveau. Handelingscriteria 1. De student toont vanuit basale muzikale onderzoekskaders verbanden tussen muzikale parameters en persoonlijke thema s (persoonlijke fascinatie/emotie/beleving). 1. De student past in het muzikale handelen de algemene muziektheoretische kennis toe van niveau A en B, en van basale harmonieleer, compositieleer en improvisatietechnieken. 2. De student gebruikt de waarneming als instrument om zichzelf te ontwikkelen. 3. De student kan zijn eigen muzikale handelen herkennen, benoemen en duiden (muzikale zelfanalyse). 4. De student herkent mogelijkheden en beperkingen (bijv. herdefiniëring van begrippen als mooi ). 5. De student onderzoekt nieuwe muzikale mogelijkheden en laat grensverleggend muzikaal werk zien. 6. De student herkent weerstanden in het medium. 7. De student plaatst zijn muzikale composities binnen de muziekgeschiedenis en verkent muziekstijlen. 1. De student leert onderzoeken en experimenteren aan de hand van gegeven opdrachten en thema s die relevant zijn voor de beroepspraktijk. 2. De student ontdekt verschillende onderzoeksmogelijkheden bij medestudenten. 3. De student laat in de vormgeving experimentele vrijheid zien binnen muzikale kaders. 1. De student reflecteert op eigen gedrag en handelt in het medium volgens voorgeschreven reflectiemethoden. Niveau 2 PROFESSIONEEL ONTWIKKELEN, IK & DE ANDER, Integratie medium-persoon-therapeut Algemene criteria 6. De student geeft vorm aan een thema op een gevorderd niveau. Handelingscriteria 1. De student toont vanuit muzikale onderzoekskaders een repertoire van complexe muzikale keuzemogelijkheden in relatie tot een gegeven thematiek (bijv. lijden, ik en de ander, intimiteit). 206

207 7. De student past de algemene muziektheorie toe op een gevorderd niveau. 8. De student doet systematisch onderzoek op een gevorderd niveau. 1. De student past in het muzikale handelen de algemene muziektheoretische kennis toe van niveau B en C, en een uitgebreide harmonieleer. 2. De student onderzoekt de waarneming als instrument in het werken met de ander. 3. De student onderzoekt zijn eigen muzikale handelen, koppelt dit aan eigen persoonlijke kenmerken en kan dit zelfbeeld zo nodig bijstellen of herdefiniëren. 4. De student onderzoekt mogelijkheden en beperkingen, en ontwikkelt een onbevooroordeeld waarnemen. 5. De student onderzoekt nieuwe mogelijkheden en komt doelgericht tot nieuwe vormgeving, te zien in keuzes in het muzikale werk. 6. De student werkt zich door weerstanden heen waardoor nieuwe vormgeving ontstaat. 7. De student onderzoekt thema s in de muziekgeschiedenis en verbindt deze met eigen onderzoek in het betreffende thema. 1. De student onderzoekt met een toenemende zelfstandigheid gegeven thema s die relevant zijn voor de beroepspraktijk. 2. De student doet voorstellen voor muzikale onderzoeksmogelijkheden aan medestudenten. 3. De student toont keuzevrijheid binnen muzikale onderzoekskaders in verschillende producten. 9. De student reflecteert 1. De student reflecteert op eigen gedrag en handelen in het medium volgens op een gevorderd niveau. voorgeschreven reflectiemethoden en ontwikkelt een visie op het vak. Niveau 3 VAKVISIE UITDRAGEN, POSITIONERING, IK & DE PROFESSIONAL, Integratie en onderzoek mediumpersoon-therapeut en werkveld Algemene criteria 6. De student geeft vorm aan een thema op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 7. De student past de algemene muziektheorie toe op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 8. De student doet systematisch onderzoek op het niveau van een beroepsbeoefenaar. 9. De student reflecteert op het niveau van een beroepsbeoefenaar. Handelingscriteria 1. De student integreert in een mediumpresentatie de persoonlijke, professionele en muzikale aspecten vanuit eigen gekozen thematiek en onderzoek & innovatie, gerelateerd aan de beroepspraktijk. 1. De student laat een uitgebreid repertoire van handelen zien in muzikale producten in relatie tot het werkveld. 2. De student onderzoekt en zet de waarneming in als instrument in het werken met de ander op een wijze passend binnen het gekozen werkveld. 3. De student onderzoekt zijn eigen muzikale handelen, koppelt dit aan eigen persoonlijke kenmerken en kan dit zelfbeeld zo nodig bijstellen in relatie tot de beroepspraktijk. 4. De student ziet mogelijkheden en beperkingen, en kan hierop anticiperen. 5. De student zet een onderzoek op vanuit een thema en werkt doelgericht naar nieuwe vormgeving. 6. De student anticipeert op weerstanden bij de ander in het medium. 7. De student gebruikt bij eigen onderzoek thema s uit de muziekgeschiedenis en verhoudt zich tot deze thema s in het mediumonderzoek naar de beroepspraktijk. 1. De student voert zelfstandig een onderzoek uit in zelf gekozen thematiek die relevant is voor de beroepspraktijk. 2. De student geeft richting aan het muzikale onderzoek van medestudenten. 3. De student toont vrijheid binnen muzikale kaders in producten die het proces van doelgericht onderzoek vanuit weloverwogen keuzes laten zien. 1. De student reflecteert op eigen gedrag en handelen in het medium, en vanuit een visie op het vak speelt hij in op ontwikkelingen in de beroepspraktijk. 207

208 Bijlage 4: Relevante namen en adressen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Ruitenberglaan 31, Arnhem (026) Postbus 5375, 6802 EJ Arnhem College van Bestuur: Dhr. dr. C.P. Boele, voorzitter Dhr. F.H.J. Stöteler, lid Mevr. dr. D. de Jong, lid Faculteitsdirectie & staf Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Faculteitsdirecteur ad interim: Mevr. W.J.M. Hendrikx Faculteitsbureau/Staf faculteitsdirectie: - secretaris faculteitsdirectie: dhr. B. Maertens MSc - secretariaat: mevr. S. Freriks en en mevr. I. Ruiter-Laurant Instituut Paramedische Studies (IPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Smit Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) Professor Molkenboerstraat 3, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. J. Schaap Instituut voor Sociale en Pedagogische Studies (ISPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. A. Laarman Instituut voor Vaktherapeutische en Psychologische Studies (IVPS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. drs. W. van der Leeuw Instituut Sport en Bewegingsstudies (ISBS) Heyendaalseweg 141, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Dhr. J. Hermans MSc en Dhr. E. Versluijs MBA Instituut Verpleegkundige Studies (IVS) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Instituutsdirectie: Mevr. drs. C. de Vries-de Winter, instituutsdirecteur 208

209 Instituut Zakelijke Dienstverlening Groenewoudseweg 1, Nijmegen (024) Postbus 9029, 6500 JK Nijmegen fax (024) Directeur: Dhr. drs. F. van Westerhoven Studenten Inschrijf Administratie HAN (SIA) Antwoordnummer 2023 (026) WR Arnhem fax (026) Service unit Marketing, Communicatie en Voorlichting (MCV) t.b.v. FGGM Kapittelweg 33, Nijmegen (06) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Teamleider: mevr. drs. V. Koper HAN VoorlichtingsCentrum (HVC) (onderdeel van MCV) / Ruitenberglaan 26, Arnhem (024) Coördinator: mevr. J. Steenwinkel International Office Nijmegen (Onderdeel van Onderwijs en Onderzoek/OO) Kapittelweg 33, Nijmegen (024) /406 Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Beleidsmedewerker t.b.v. FGGM: mevr. drs. Y. van der Meijs Service unit Facilitaire Zaken Laan van Scheut 10, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Service unit Informatie en Communicatietechnologie Kapittelweg 33, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Hoofd: dhr. drs. R. Frielink Faculteitsraad GGM Bisschop Hamerhuis Verlengde Groenestraat 75, Nijmegen (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen fax (024) Secretariaat: mevr. S. Schiks Noodfonds HAN (de regeling Noodfonds is opgenomen in de bijlage van het algemeen deel van het studentenstatuut) Contactpersonen: zie bij Studentendecanen Studentendecanen HAN-Nijmegen (Bisschop Hamerhuis, kamers 2.01B, 2.11 en 2.12A) Mevr. Liesbeth Diemel (024) Dhr. Peter Hoekstra (024) Mevr. Astrid Sluis (024) Dhr. Marcel Sprengers (024) Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen 209

210 Vertrouwenspersonen ongewenst gedrag Mevr. Marianne de Bruijn Vertrouwenspersonen t.b.v. Duitstalige studenten FGGM Mevr. Anke Noback Vertrouwenspersoon allochtone studenten Dhr. Nevzat Cingöz Ombudsman HAN Dhr. E. Hulshof (024) / of Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen (SSHN) Laan van Scheut 4, Postbus 1175, 6501 BD Nijmegen (024) Openingstijden: werkdagen: uur; di tot uur Radboud Sportcentrum (RSC) Heyendaalseweg 141, 6525 AJ Nijmegen (024) Openingstijden: ma t/m vr: uur; za & zo: uur Universiteitsbibliotheek (UB) Erasmuslaan 36, 6525 GG Nijmegen; Postbus 9100, 6500 HA Nijmegen (024) Openingstijden Centrale Bibliotheek: ma t/m vr: uur; za: uur; zo: uur. Catalogus op Internet: 210

211 Bijlage 5: Plattegrond 211

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 7 Deel 1: Studiegids... 9 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleidingsstatuut Associate degree programma Directievoering Civieltechnische Projecten (DCP) Associate degree programma Projectvoorbereiding en Realisatie (PVR) Studiejaar 2014 2015 Deel 1 Onderwijs aan

Nadere informatie

1a Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

1a Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleidingsstatuut Instituut Engineering Bacheloropleidingen (en Ad-programma s): - Elektrotechniek - Industrieel Product Ontwerpen - Technische Bedrijfskunde - Werktuigbouwkunde Studiejaar 2015 2016 Deel

Nadere informatie

Informatie werkplekleren

Informatie werkplekleren Informatie werkplekleren Pabo Venlo 2014-2015 Inhoudsopgave Inleiding Blz. 3 Stagedagen Blz. 4 Stageweken Blz. 4 Jaaroverzicht 2014-2015 Blz. 5 Opleidingsprogramma Blz. 6 Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE OPLEIDINGSSTATUUT 2016-2017 BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 7 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 8 1.1 Uitgangspunten

Nadere informatie

Creatieve Therapie Opleidingen Praktijkleren hoofdfase 2

Creatieve Therapie Opleidingen Praktijkleren hoofdfase 2 Creatieve Therapie Opleidingen Praktijkleren hoofdfase 2 December 2015 1 Beste lezer, Voor u ligt de brochure praktijkleren hoofdfase 2 van de opleiding Creatieve Therapie in Nijmegen. Deze brochure geeft

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR VAKTHERAPEUTISCHE EN PSYCHOLOGISCHE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR VAKTHERAPEUTISCHE EN PSYCHOLOGISCHE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR VAKTHERAPEUTISCHE EN PSYCHOLOGISCHE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs

Nadere informatie

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2017-2018 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS STUDIEGIDS 2015-2016 Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 7

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek Studiejaar 2013-2014 Algemeen 1. Deze bijlage bij het algemene gedeelte van de Onderwijs- en examenregeling van Codarts is van toepassing

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS STUDIEGIDS 2015-2016 Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS STUDIEGIDS 2015-2016 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie

Nadere informatie

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2016-2017 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS VOLTIJD GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS DEELTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1. 1 INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.4 Onderwijs- en examenregeling... 4 2. TOELATING TOT DE OPLEIDING...

Nadere informatie

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf Format samenvatting aanvraag Opmerking vooraf Mocht u de voorkeur geven aan openbaarmaking van de gehele aanvraag in plaats van uitsluitend onderstaande samenvatting dan kunt u dat kenbaar maken bij het

Nadere informatie

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD STUDIEGIDS 2015-2016 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD

STUDIEGIDS 2015-2016. Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD STUDIEGIDS 2015-2016 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD/DUAAL 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS STUDIEGIDS 2016-2017 Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel

Nadere informatie

Opleidingsstatuut Voor de gedeeltelijk aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse bacheloropleiding Chemie van de Hogeschool van Arnhem

Opleidingsstatuut Voor de gedeeltelijk aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse bacheloropleiding Chemie van de Hogeschool van Arnhem Opleidingsstatuut Voor de gedeeltelijk aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse bacheloropleiding Chemie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Studiejaar 2016-2017 1 2016-2017 Inhoud

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 05-06 Master Pedagogiek CROHO-nummer 443 variant: deeltijd NHL Hogeschool Afdeling: Zorg en Welzijn Versie: Concept besproken met AO-M.Peda 8-4-5 / definitief

Nadere informatie

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2015-2016 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels. Studiejaar

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels. Studiejaar Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels Deeltijd Studiejaar 2018-2019 Citeertitel Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels Deeltijd Datum

Nadere informatie

Sport, Gezondheid en Management

Sport, Gezondheid en Management Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Sport, Gezondheid en Management Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Sport en Bewegen studiejaar 2014-2015 Inhoud Deel 1: Onderwijs aan de HAN 5 Algemene bepalingen

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs

Nadere informatie

Leraar voortgezet onderwijs

Leraar voortgezet onderwijs Sport en Bewegen HAN Leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Lichamelijke Opvoeding Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Studiejaar 2015-2016 1 Sport en Bewegen HAN Inleiding 4 Deel 1:

Nadere informatie

Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1

Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1 Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1 In het HAN Studentenstatuut en de bijgevoegde reglementen wordt verstaan onder: A B C Ambtelijk secretaris: een medewerker

Nadere informatie

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Onderwerp: domein Educatie, OS Opleidingskunde van het ILS Kenmerk: 15/N124/fv Datum: 10 juli 2015 Opleidingsstatuut voor de Bacheloropleiding Opleidingskunde van het Instituut voor Leraar en School van

Nadere informatie

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten Versie 1.0/ november 2016 1 Flexibel onderwijs Flexibel Onderwijs kenmerkt zich door tijd, plaats en tempo-onafhankelijk studeren. De route is individueel en past bij de uitgangssituatie

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 014-015 Master Pedagogiek CROHO-nummer 44113 deeltijd 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1. Informatie en communicatie...

Nadere informatie

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR 2015-2016 Deel B: opleidingsspecifiek deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Artikel 1.2

Nadere informatie

Beoordelen in het HBO

Beoordelen in het HBO Beoordelen in het HBO Eef Nijhuis Saxion Joke van der Meer HAN RIZO 12 maart 2013 Competentiegericht leren Competenties bepalen de inhoud van leren en toetsen Leren en beoordeling zijn gericht op effectief

Nadere informatie

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD STUDIEGIDS 2017-2018 Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs...

Nadere informatie

Neerlandistiek CROHO 60849

Neerlandistiek CROHO 60849 Faculteit der Letteren Onderwijs- en Eamenregeling (OER) Deel B: Masteropleiding CROHO 60849 voor het studiejaar 2017-2018 Inhoud: 1. Algemene bepalingen 2. Toelating 3. Inhoud en inrichting van de opleiding

Nadere informatie

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012.

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. III FACULTEIT Maatschappij en Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart 2012. instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. A. Hieronder is voor zover van toepassing

Nadere informatie

Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1

Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1 Bijlage 1 Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1 In het studentenstatuut en in het opleidingsstatuut en de daarin opgenomen reglementen

Nadere informatie

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Midden-Oostenstudies CROHO 60842 Faculteit der Letteren Onderwijs- en Examenregeling (OER) Deel B: Masteropleiding Midden-Oostenstudies CROHO 60842 Programma Midden-Oostenstudies voor het studiejaar 2016-2017 Inhoud: 1. Algemene bepalingen

Nadere informatie

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs 12 november 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Handreiking voor specifieke invulling van de standaarden

Nadere informatie

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2017-2018 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Teamscan op accreditatiewaardigheid Teamscan op accreditatiewaardigheid De Teamscan accreditatiewaardigheid (in vervolg: scan) geeft inzicht in hoe het opleidingsteam ervoor staat met betrekking tot de opleidingsaccreditatie. De scan bestaat

Nadere informatie

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies. III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 26-02-2013 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op. 2013. Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en

Nadere informatie

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Bouwkunde Studiejaar 2014 2015. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Bouwkunde Studiejaar 2014 2015. Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Bouwkunde Studiejaar 2014 2015 Deel 2 Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens Onderwijs en Examen Regeling (OER) Inhoudsopgave Paragraaf 1 Algemene bepalingen...

Nadere informatie

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING MARIANNE KOK/HERBERT WOLDBERG/HVA Toelichting bij opt opstelellen van eindkwalificaties van een opleiding bij de HvA 1 Het opleidingsprofiel: De beroepspraktijk draagt

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt

Nadere informatie

Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk

Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk Inhoud 1. Heldere onderwijsvisie 2. Opleiden op maat 3. Online leren 4. Samen verantwoordelijk 5. Modulaire opleiding

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Master leraar Algemene Economie Croho: 45275 deeltijd 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie

Nadere informatie

IPS EXCELLENTIEPROGRAMMA S STUDIEJAAR 2014-2015. Domein Health Instituut Paramedische Studies

IPS EXCELLENTIEPROGRAMMA S STUDIEJAAR 2014-2015. Domein Health Instituut Paramedische Studies IPS EXCELLENTIE STUDIEJAAR 2014-2015 Domein Health Instituut Paramedische Studies 2 Instituut Paramedische Studies Domein Health Excellentieprogramma s Paramedische Studies Uitdagende talentprogramma s

Nadere informatie

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd 2019 2020 Sociaal Werk Bachelor of Social Work - Voltijd In het kort Als sociaal werker bied jij ondersteuning aan mensen die in de problemen zitten en er, ook met hulp van familie en bekenden, niet meer

Nadere informatie

Praktijkopleider agrotechniek

Praktijkopleider agrotechniek Associate degree Deeltijd 2018-2019 Praktijkopleider agrotechniek Ontwikkel uw vaardigheden als praktijkopleider in de agrotechnische sector met deze tweejarige opleiding 2 De agrarische sector is continu

Nadere informatie

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006 Competentieprofiel Instituut voor Interactieve Media Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006 Aangepast in maart 2009 Inleiding De opleiding Interactieve Media

Nadere informatie

Opleidingsstatuut. voor de bacheloropleiding. Fiscaal Recht en Economie voltijd. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. studiejaar 2014 2015

Opleidingsstatuut. voor de bacheloropleiding. Fiscaal Recht en Economie voltijd. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. studiejaar 2014 2015 Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Fiscaal Recht en Economie voltijd Hogeschool van Arnhem en Nijmegen studiejaar 2014 2015 Versie 11-11-2014 (inclusief errata) Inhoud Deel 1: Onderwijs aan de

Nadere informatie

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016 Ontwerpkaders: Onderwijs Versie 1.0/november 2016 1 Flexibel onderwijs Flexibel Onderwijs kenmerkt zich door tijd, plaats en tempo-onafhankelijk studeren. De route is individueel en past bij de uitgangssituatie

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies. III FACULTEIT COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK Vastgesteld door de faculteitsdirectie op 14 maart 2016. Instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 4 juli 2016. Deze versie treedt in werking op 1

Nadere informatie

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 13-02- 2014 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 24-04 2014. Deze versie treedt in werking op 1 september 2014

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2016-2017 Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt in werking op 1 september

Nadere informatie

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen 2018-2019 Bijlage: het programma PARAGRAAF 1 - ALGEMENE

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor pedagogiek van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief) Onderwijs- en examenregeling

Nadere informatie

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Kenmerk: 17/N140/FV. Datum: 13 juli 2017 Opleidingsstatuut voor de Bacheloropleiding Opleidingskunde van het Instituut voor Leraar en School van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen voor het studiejaar

Nadere informatie

Master Healthy Ageing Professional (MHAP)

Master Healthy Ageing Professional (MHAP) 1. Basisgegevens Soort aanvraag (kruis aan wat van toepassing is): Naam instelling(en) Contactpersoon/contactpersonen Contactgegevens Nieuwe Nieuw Ad programma X Nieuwe hbo master Nieuwe joint degree 1

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Master Leraar Algemene Economie CROHO: 45275 variant: deeltijd NHL Hogeschool Afdeling: IEC Versie: Concept besproken met kernteam 29-4-15 / definitief

Nadere informatie

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE Algemene bepaling De specifieke vooropleidingseisen van elke opleiding zijn vermeld op de website van Zuyd Hogeschool bij de informatie van de desbetreffende

Nadere informatie

De onderwijs- en examenregeling

De onderwijs- en examenregeling De onderwijs- en examenregeling Algemeen In de onderwijs- en examenregeling (OER) wordt informatie gegeven over het onderwijs van een opleiding of een groep van opleidingen. Heeft de OER betrekking op

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) DEEL 1: AVANS GENERIEK

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) DEEL 1: AVANS GENERIEK ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) DEEL 1: AVANS GENERIEK 1 De inhoud van de Onderwijs- en Examenregelingen Hoofdstuk 1 ALGEMEEN 1.1 Algemene bepalingen 1 Avans Hogeschool kent, conform artikel 7.59. van

Nadere informatie

type week datum week 32 7-aug 8-aug 9-aug 10-aug 11-aug 12-aug 13-aug aug T5 15-aug 16-aug 17-aug 18-aug 19-aug 20-aug

type week datum week 32 7-aug 8-aug 9-aug 10-aug 11-aug 12-aug 13-aug aug T5 15-aug 16-aug 17-aug 18-aug 19-aug 20-aug Basis jaarrooster Aeres Hogeschool Dronten/A onderwijsinfo, basis jaarrooster vastgesteld week datum type week 32 7-aug 8-aug 9-aug 10-aug 11-aug 12-aug 13-aug 33 14-aug T5 15-aug 16-aug 17-aug 18-aug

Nadere informatie

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening STUDIEGIDS 2016-2017 Sociaal Pedagogische Hulpverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD GEWIJZIGDE VERSIE 20 OKTOBER 2016 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5

Nadere informatie

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016

Werken met leeruitkomsten. 7 november 2016 Werken met leeruitkomsten 7 november 2016 Wat zijn leeruitkomsten? Een leeruitkomst is een meetbaar resultaat van een leerervaring op basis waarvan vastgesteld kan worden in welke mate, tot op welk niveau

Nadere informatie

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017

COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017 COMPETENTIETOETSEN DOMEIN APPLIED SCIENCE ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 23 MAART 2017 1 DOCENTEN AAN HET WOORD Wat is adequaat bewijs om competenties aan te tonen? Hoe kom ik tot een intersubjectief

Nadere informatie

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW FHTL, UTRECHT 2017-2018 Inhoudsopgave INLEIDING 3 PROPEDEUSE- ASSESSMENT 4 TOELATINGSEISEN VOOR HET ASSESSMENT: 4 INHOUD VAN HET PORTFOLIO 4 OPMERKINGEN 5 HOOFDFASE-

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES

OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES OPLEIDINGSSTATUUT 2015-2016 INSTITUUT VOOR SOCIALE EN PEDAGOGISCHE STUDIES 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 8 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens...

Nadere informatie

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING MEDIA EN CULTUUR

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING MEDIA EN CULTUUR DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING MEDIA EN CULTUUR 05-06 Deel B: opleidingsspecifiek deel. Algemene bepalingen Artikel. Begripsbepalingen Artikel. Gegevens opleiding Artikel.3

Nadere informatie

OPLEIDINGSSTATUUT 2012-2013 ICA. Opleidingen CMD, BIM, I, TI en CS (DC) voltijd / deeltijd

OPLEIDINGSSTATUUT 2012-2013 ICA. Opleidingen CMD, BIM, I, TI en CS (DC) voltijd / deeltijd OPLEIDINGSSTATUUT 2012-2013 ICA Opleidingen CMD, BIM, I, TI en CS (DC) voltijd / deeltijd 2 Voorwoord instituutsdirectie Als HAN-student heb je er recht op te weten wat de opleiding van jou verwacht en

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2017 Opleidingsspecifieke deel: Bacheloropleiding: Kunstgeschiedenis Deze onderwijs- en examenregeling is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs

Nadere informatie

Toetsplan 2014-2015. Docent theater. M. Lammers

Toetsplan 2014-2015. Docent theater. M. Lammers Toetsplan 2014-2015 Docent theater M. Lammers Inhoudsopgave Inleiding... 3 1. Visie en uitgangspunten... 4 1.1 Visie op onderwijs... 4 Vaktraining en projecten... 4 Propedeuse en hoofdfase... 5 Actieve

Nadere informatie

Programma van toetsing

Programma van toetsing Programma van toetsing Inleiding In samenwerking met onderwijskundige experts hebben we ons programma van toetsing ontworpen. Het programma van toetsing is gevarieerd en bevat naast kennistoetsen en beoordelingen

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2016-2017 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010 Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010 Opleidingsspecifiek deel Masteropleiding: Nederlandkunde/ Dutch Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014 PEER REVIEWS Managementgroep Interactum September 2014 Met peer review wordt een systeem bedoeld waarbij de betreffende opleidingen structureel gebruik maken van elkaars deskundigheid en elkaars critical

Nadere informatie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Naam bachelor-opleiding volgens CROHO CROHO-nummer variant: deeltijd NHL Hogeschool Afdeling: Communicatie Versie: Definitief 27 mei 2015 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013 Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013 Masteropleidingen Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Biologie Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Natuurkunde Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Scheikunde

Nadere informatie

Opleidingsstatuut. Bedrijfskunde MER Voltijd (Deel A) studiejaar 2014-2015

Opleidingsstatuut. Bedrijfskunde MER Voltijd (Deel A) studiejaar 2014-2015 Opleidingsstatuut Bedrijfskunde MER Voltijd (Deel A) studiejaar 2014-2015 1 Contents Deel 1A: Onderwijs aan de HAN... 6 Inleiding... 6 Algemene bepalingen... 6 Lesdagen en vakanties... 7 Uitgangspunten

Nadere informatie

Advies van het visitatiepanel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel.

Advies van het visitatiepanel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel. nvao 7 nederiands-aiaam se accreditatie organisatie datum 31 juli 2017 onderwerp Besluit accreditatie hbo-bachelor Creatieve Therapie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (005584) uw kenmerk UITCVB17/20969

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89 Inhoud Inleiding 9 1 Zelfsturend leren 13 1.1 Zelfsturing 13 1.2 Leren 16 1.3 Leeractiviteiten 19 1.4 Sturingsactiviteiten 22 1.5 Aspecten van zelfsturing 25 1.6 Leerproces vastleggen 30 2 Oriëntatie op

Nadere informatie

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA)

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA) HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA) HBO Bedrijfskunde Academie Mercuur en AdviCo verzorgen in samenwerking met Hogeschool SDO de opleiding HBO Bachelor Bedrijfskunde. Het programma

Nadere informatie

Bedrijfskunde (AVD) Bedrijfskunde MER (AVD) Financiële Dienstverlening (AVD)

Bedrijfskunde (AVD) Bedrijfskunde MER (AVD) Financiële Dienstverlening (AVD) Bedrijfskunde (AVD) 80074 Bedrijfskunde MER (AVD) 34139 Financiële Dienstverlening (AVD) 80038 Onderwijs- en Examenregeling AVD 17-18 deel B (opleidingsspecifiek) Academie voor Deeltijd Vastgesteld per

Nadere informatie

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2015-2016

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2015-2016 10 FACULTAIRE OER: FACULTEIT COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK Vastgesteld door de faculteitsdirecteur op 2 maart 2015 Met nstemming van de facultaire medezeggenschapsraad A. Nadere facultaire invulling van

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) Bachelor Religiewetenschappen Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR)

Nadere informatie

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016. Regeling Externe toezichthouders bij examens

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016. Regeling Externe toezichthouders bij examens Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016 Regeling Externe toezichthouders bij examens Inhoudsopgave 1. Positie en benoeming externe toezichthouders... 3 2. Taak externe toezichthouder

Nadere informatie

Opleidingsstatuut. voor de bacheloropleiding. Leraar Basisonderwijs. van het. Instituut Pabo. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Opleidingsstatuut. voor de bacheloropleiding. Leraar Basisonderwijs. van het. Instituut Pabo. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen N125 Laatst gewijzigde versie van 4 december 2015. Opleidingsstatuut voor de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs van het Instituut Pabo van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen studiejaar 2015-2016

Nadere informatie

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20 Januari 2016 Vrijdag 1-jan 6:44 8:50 11:41 12:44 14:55 16:41 18:45 Zaterdag 2-jan 6:44 8:50 11:41 12:45 14:56 16:42 18:46 Zondag 3-jan 6:44 8:50 11:42 12:45 14:57 16:43 18:47 Maandag 4-jan 6:44 8:49 11:42

Nadere informatie

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM:

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM: FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM: De (G)OC heeft als formele wettelijke vastgelegde taak het adviseren over de OER en het jaarlijks beoordelen

Nadere informatie

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA VOORWOORD Hoe leiden we elke student op tot de professional voor de wereld van morgen? Met de blik op 2025 daagt die vraag

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 20-2016 Opleiding tot verpleegkundige 34560 variant: voltijd NHL Hogeschool Afdeling: gezondheidszorg Versie: Definitief 1.1 08 juli 20 besproken met opleidingscie,

Nadere informatie

Deel B: Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur voor het studiejaar 2015-2016 Inhoud:

Deel B: Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur voor het studiejaar 2015-2016 Inhoud: FACULTEIT DER LETTEREN ONDERWIJS- EN EAMENREGELING (OER) Deel B: Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur voor het studiejaar 2015-2016 Inhoud: 1 Algemene bepalingen 2 Vooropleiding 3 Inhoud en inrichting

Nadere informatie

Programma van toetsing

Programma van toetsing Programma van toetsing Programma van toetsing Versie 1.1 Con Amore B.V. Inleiding In samenwerking met onderwijskundige experts hebben we een nieuw programma van toetsing ontworpen. We zijn afgestapt van

Nadere informatie