ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 75: Archeologienota Afrittencomplex E40 te Ternat (Prov. Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen

Transcriptie

1 ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 75: Archeologienota Afrittencomplex E40 te Ternat (Prov. Vlaams-Brabant). Programma van Maatregelen CATTRYSSE A., CLAEYS S., JANSSENS D. & PIETERS H.

2 Colofon Uitgever ADEDE bvba Jaar van uitgave 2016 Plaats van uitgave Redactie Gent Bart De Smaele, Hadewijch Pieters, David Janssens & Simon Claeys ISSN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ADEDE.

3 1 Gemotiveerd Advies In het assessment rapport 1 wordt de archeologische waarde van het onderzoeksgebied uitvoerig besproken aan de hand van het CAI, het historisch kader, en de beschikbare historische kaarten. Verder werden de geomorfologische opbouw en de landschappelijke kenmerken van het onderzoeksgebied grondig toegelicht. Aan de hand van deze elementen kan een inschatting worden gemaakt van het archeologisch potentieel van het onderzoeksgebied. Gezien de bewaarde B horizonten ( oude bodems ), de verscheidene losse vondsten stammende uit de metaaltijden en de Romeinse tijd, en de aanwijzingen van vroeg-moderne bewoning, kunnen we besluiten dat de onmiddellijke omgeving van het projectgebied wel degelijk archeologisch potentieel bezit. Desondanks adviseert ADEDE om hier geen verder onderzoek uit te voeren. De bodemkundige kaart toont het onderzoeksgebied geclassificeerd als bodem type PcC. Dit type bodem heeft mogelijks een bewaarde ijzer of humus B horizont tussen de 50 en 80 centimeter onder het maaiveld, gevormd in pleistocene afzettingen. Echter, boringen uitgevoerd in het kader van het technisch verslag 2 voor de geplande werken geven aan dat de ondergrond binnen het projectgebeid antropogeen verstoord is tot op dieptes van minimum 60 centimeter. Hoogswaarschijnlijk is dit gerelateerd aan de aanleg van het huidige op- en afrittencomplex. De eerste harde bewijzen van menselijke ingreep in de nabijheid van het projectgebied dateren pas vanaf de 18 de eeuw. Toen werd de voorloper van de Assesteenweg aangelegd en geven de historische kaarten ook de eerste bewoning aan. Voor de 18 de eeuw lijkt het projectgebied gelegen aan de rand van een bebost gebied, mogelijks maakte het ooit ook deel uit van dit bos. Een nuance die dient gemaakt te worden, is bij de toevalsvondst met CAI locatie Bij het vellen van een eik in 1903 kwamen er 8 bronzen fibulae van verschillende types aan het licht. De interpratie dat dit mogelijks verwijst naar een Romeins grafveld dient in dit opzicht met een korrel zout genomen te worden. Zeker in beschouwing nemende dat het verslag opgesteld werd in 1950, 47 jaar na de ontdekking zonder gedetailleerde locatiebeschrijving en tegenstrijdige bronnen. De gabarit van de bestaande lijninfrastructuur wordt nog uitgebreid door middel van vierkante meter aan onteigingen. Het grootste deel van dit onteigend terrein betreft bebouwde gronden op een 350 vierkante meter. De onteigingen bevinden zich op een maximale afstand van 9 meter van de huidige gabarit 3. Gezien de slechts geringe ingreep in voordien onverstoord gebied lijkt verder onderzoek hier dan ook niet aangewezen. De kosten die een terreinonderzoek met zich meebrengen kunnen de beperkte 1 Cattrysse A. (2016) Archeologienota Ternat Afrittencomplex E40, Archeologisch rapport 75. Gent: ADEDE 2 Bouwundige Dienst van België (2010) Aanvullend technisch verslag PMGID16232, Assesteenweg, Ternat. Heverlee: Bodemkundige Dienst van België vzw. 3 Gezels G. (2009) Herinrichting kruispuinten, op-en afritten E40 met de N285 Assesteenweg: Onteigeningsplan (16DB G ). Gent: Tijdelijke Handelsvereniging S.W.K. - VDS

4 potentiële kenniswinst niet verantwoorden. Het bureauonderzoek heeft niet op alle onderzoeksvragen kunnen antwoorden, maar heeft kunnen inschatten aan de hand van voldoende informatie dat het kennisvermeerderingspotentieel van een vervolgonderzoek te gering is. 1.1 Bepaling van maatregelen Binnen het verslag van resultaten en bovenstaand gemotiveerd advies werd aangetoond dat het potentieel op waardevolle kenniswinst ontbreek bij de uitvoer van verder archeologisch (voor-) onderzoek. Volgens artikel 5.2. van de Code van Goede Praktijk is verder vooronderzoek dan ook niet aangewezen. Verdere maatregelen inzake archeologisch onderzoek worden dan ook - conform de Code van Goede Praktijk niet voorgesteld. Dit advies ontslaat de opdrachtgever, noch de aannemer van de geplande werken, niet van zijn verplichting om tijdens de bouwwerken rekening te houden met de wettelijke archeologische meldingsplicht. 1.2 Onderzoeksstrategie en methode en technieken Niet van toepassing

5