Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 25 oktober 1994 I. ALGEMEEN 1. Inleiding De fracties van de FVdA, CDA, D66, RPF en GPV hebben op een groot aantal plaatsen vragen gesteld naar de noodzaak van de regulering van kleine natura-uitvaartverzekeraars die in verenigingsverband zijn georganiseerd c.q. die niet-commercieel werkzaam zijn. De ondergete kende hecht er aan de achtergrond van de voorgestelde regulering nog eens toe te lichten. Sinds 1990 hebben zich, voor zover mij bekend, onder natura uitvaartverzekeraars acht gevallen voorgedaan van faillissement, bedrijfsbeëindiging dan wel van overname in verband met het niet meer kunnen voldoen aan hun verzekeringsverplichtingen. Hieronder bevonden zich zes natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden, waarvan vier begrafenisverenigingen. Deze faillissementen en bedrijfsbeëindigingen bevestigen de conclusie van mijn ambts voorganger dat regulering van de bedrijfstak, inclusief de natura uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden, gewenst is. Ondertoezichtstelling van de gehele natura uitvaartverzekeringsbranche zou de meest voor de hand liggende vorm van regulering zijn. De solvabiliteit van alle verzekeraars zou daarmee gecontroleerd worden, wat op de langere termijn de belangen van de verzekerden op de beste wijze zou dienen. Ondertoezichtstelling van de gehele bedrijfstak zou echter een groot aantal bedrijfsbeëindigingen met zich brengen, met name onder de kleinere verzekeraars, waartoe vele begrafenisverenigingen met een ideële doelstelling behoren. Metde leden van de fracties van de PvdA, CDA, D66, RPF en GPV ben ik van mening dat dat niet wenselijk zou zijn. Dat neemt niet weg dat ten aanzien van de kleinere verzekeraars enkele elementaire randvoorwaarden in het belang van verzekeringnemers en verzekerden moeten worden gesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt er toe natura-uitvaartverzekeraars met 3000 of meer meerderjarige verzekerden onder toezicht van de Verzekeringskamer te stellen. De kleinere natura-uitvaartverzekeraars op Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

2 onderlinge grondslag komen niet onder toezicht te staan, maarzullen moeten voldoen aan enkele elementaire randvoorwaarden (het verlichte regime). Aan deze kleinere natura-uitvaartverzekeraars worden geen eisen gesteld met betrekking tot onder meer de technische voorzieningen, de solvabiliteit en het minimum-garantiefonds, zoals die zullen gelden voor de grotere natura-uitvaartverzekeraars. Het afzien van ondertoezichtstelling van kleinere verzekeraars heeft als consequentie dat een aantal niet-solvabele onder hen zal voortbestaan. Op zich behoeft dit niet altijd te leiden tot een kritieke situatie voor verzekerden, aangezien de leden van begrafenisverenigingen (na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel: onderlinge waarborg maatschappijen) elkaar aanspraken verlenen op basis van onderlinge solidariteit. Dit zal vaak inhouden dat de leden bijdragen in tekorten of betalen in geval van een sterfgeval. Daar komt bij dat de kleine natura uitvaartverzekeraars niet altijd een complete uitvaart verzekeren, maar een beperkt aantal diensten met een beperkte economische waarde. Ook spelen bij veel kleinere natura-uitvaartverzekeraars, met name bij de begrafenisverenigingen de leden een belangrijke rol. Door middel van hun stemrecht kunnen zij invloed uitoefenen op het beleid van de vereniging en kunnen zij inzicht hebben in de financiële situatie. Een en ander betekent niet dat verenigingen die aan het hiervoor geschetste profiel voldoen, niet in de problemen kunnen komen. Onvoldoende reserveringen, te lage premiestelling en sterke vergrijzing kunnen er toe leiden dat een aantal verzekerden met lege handen achter blijft. Verzekerden zullen zich uiteraard wel van die kans bewust moeten zijn. Voorts voldoen niet alle kleinere natura-uitvaartverzekeraars aan het geschetste profiel. De groep kleinere natura-uitvaartverzekeraars heeft een sterk diffuus karakter. De wetgever dient derhalve de randvoorwaarden aan te geven op basis waarvan een kleinere natura-uitvaartverzekeraar buiten het toezicht kan blijven. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het verlichte regime. De betrokken verzekeraars moeten de solidariteits gedachte statutair hebben vastgelegd in de vorm van een kortings of omslagregeling. Om reëel inzicht in de financiële situatie en een reële invloed van leden mogelijkte maken, worden voorwaarden gesteld aan de verslaglegging en de rechtsvorm (voor instellingen die het verzekeringsbedrijf uitoefenen bepaalt het Burgerlijk Wetboek dat zij dit niet als gewone vereniging kunnen doen, maar slechts als onderlinge waarborgmaatschappij, een vorm van vereniging die daarvoor speciaal is bedoeld). Ook moet voorzien worden in de mogelijkheid «tijdens de rit» te controleren of een natura-uitvaartverzekeraar nog steeds terecht een beroep doet op de uitzondering. Voorts kunnen (aspirant) cliënten op basis van de meldingsplicht van de onderlinge bij de Verzekeringskamer en de daaraan gekoppelde registratie nagaan of een verzekeraar met wie zij (wensen te) contracteren onder toezicht staat of niet. Zij kunnen dit meewegen in hun oordeelsvorming. Met het voorgestelde verlichte regime is mede gehoor gegeven aan de belangen zoals die onder meer door het Landelijk Samenwerkingsverband van Uitvaartinstellingen zonder Winstoogmerk (LSUW) worden behartigd. De bestaande kleine natura-uitvaartverzekeraars kunnen op basis van het verlichte regime, met enkele aanpassingen, hun activiteiten op basis van onderlinge solidariteit voortzetten. Een (nog) minder vergaande regulering van kleinere natura-uitvaartverzekeraars dan thans voorgesteld lijkt mij niet prudent. Overigens zou iedere vorm van afzien van toezicht op de kleinere natura-uitvaartverzekeraars mijns inziens eveneens met een meldingsplicht en zekere randvoorwaarden gepaard moeten gaan, al was het alleen maar om te bepalen of verzekeraars terecht buiten het toezicht kunnen blijven. Ik ben mij er van bewust dat zelfs het verlichte regime van de betrokken verzekeraars een zeker aanpassingsvermogen vraagt en tot extra kosten Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

3 kan leiden voor kleine natura-uitvaartverzekeraars die thans geen jaarstukken opmaken c.q. deze niet extern laten controleren (een aantal begrafenisverenigingen doet dat overigens reeds wel). Dat het verlichte regime zal leiden tot bedrijfsbeëindigingen, sluit ik niet uit. Wel meen ik dat goed georganiseerde branche-verenigingen als het LSUW in staat moeten zijn hun leden te begeleiden bij de «overgang», waarmee zij er aan kunnen bijdragen bedrijsbeëindigingen tot een minimum te beperken. De leden van de CDA-fractie zijn er voorstander van dat met name de commerciële natura-uitvaartverzekeraars onder toezicht worden gebracht. Dat ook de lokale begrafenis-verenigingen onder toezicht - weliswaar een verlicht regime - komen, wordt door deze leden niet gesteund. In dat verband vragen de leden van de CDA-fractie waarom de Minister van Financiën niet met name echte commerciële natura-uitvaartverzekeraars informatie beschikbaar heeft laten stellen om te komen tot een vorm van toezicht. Voorts vragen deze leden waarom niet vanaf het begin het onderscheid is gekozen tussen commerciële natura-uitvaartverzekeraars en de begrafenisvereniging. Ik ga er vanuit dat de ieden van de CDA-fractie onder commerciële natura-uitvaartverzekeraars verstaan «op winst gerichte natura uitvaartverzekeraars». De motivering voor ondertoezichtstelling c.q. regulering van verzekeraars geldt evenzeer voor op winst gerichte natura-uitvaartverzekeraars als voor niet op winst gerichte verzekeraars en zowel voor lokaal als niet-lokaal werkende verzekeraars. Evenzo vallen schade en levensverzekeraars die zonder winstoogmerk werken of slechts lokaal werkzaam zijn, onder de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 of onder het verlichte regime voor kleine schadeverzekeraars. Het ontbreken van een winststreven c.q. het zich richten op de lokale markt geeft geen enkele garantie voor een adequate uitoefening van het verzekeringsbedrijf en voor de bescherming van verzekeringnemers en verzekerden. Nog los van het feit dat het onderscheid commercieel/niet-commercieel en lokaal/niet-lokaal vanuittoezichtsoogpunt niet relevant is, is het moeilijk een dergelijk onderscheid juridisch te definiëren. Zo zijn er grote schade en levensverzekeraars die niet winstgericht zijn, maar die in de maatschappelijke werkelijkheid wel degelijk commercieel genoemd kunnen worden. Een statutaire bepaling dat een verzekeraar niet op winst is gericht staat er niet aan in de weg dat die verzekeraar in de praktijk toch winst maakt, c.q. de facto toch op winst is gericht. Bij beperking van het toezichtsregime tot commerciële verzekeraars zou de toepasselijkheid ervan eenvoudig te omzeilen zijn door het opnemen in de statuten van de verzekeraar dat deze niet op winst gericht is. Ook het onderscheid lokaal/niet-lokaal is arbitrair. Immers, wat is lokaal werkzaam? Indien het werken binnen bepaalde gemeentegrenzen als criterium zou gelden, zouden ook verzekeraars die zich richten op grote steden als Amsterdam en Rotterdam lokaal werkzaam zijn en zou een onderlinge die zich richt op een kleine gemeenschap die binnen twee of meer gemeente-grenzen valt, niet als zodanig kunnen worden aange merkt. 2. Redenen ondertoezichtstelling c.q. regulering van natura-uitvaartverzekeraars De leden van de CDA-fractie stellen dat wanneer het gaat om plaatse lijke begrafenisverenigingen niet gesproken kan worden van verzekering nemers en verzekerden. Volgens deze leden hebben de leden van een begrafenisvereniging geen verzekering afgesloten. Voor het lidmaatschap van een begrafenisvereniging betalen zij een jaarlijkse contributie met als contra-prestatie het in enigerlei vorm verzorgen van de begrafenis door de achtergebleven leden. In het wetsvoorstel wordt bij de definitie van het begrip overeen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

4 komsten van natura-uitvaartverzekering in artikel 1, onderdeel a, het algemene civielrechtelijke begrip verzekering als gegeven beschouwd. Artikel , eerste lid, van het wetsvoorstel tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (dat de thans nog geldende, doch op schadeverzekering toegespitste definitie van artikel 246 van het Wetboek van Koophandel ook op andere soorten verzekeringen toesnijdt) definieert verzekering als «een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeenge komen premiebetaling zal duren.» Artikel a, eerste lid, voegt daaraan toe dat «onder uitkering is begrepen een prestatie anders dan in geld». Kenmerkend voor een verzekeringsovereenkomst is het element van onzekerheid. Een uitvaartvereniging verbindt zich tot het doen van een prestatie anders dan in geld, namelijk in de vorm van een begrafenis. Voor zowel de uitvaartvereniging als voor het lid c.q. de verzekerde is het daarbij in ieder geval onzeker wanneer de prestatie gedaan moet worden. Voorts zal het veelal van tevoren eveneens onzeker zijn tot welk bedrag moet worden uitgekeerd. Dit hangt immers mede af van het alsdan geldende prijspeil. Dit brengt met zich dat de verplichting die uitvaart verenigingen op zich nemen, op grond van het burgerlijke recht is aan te merken als een verzekering. Het in de praktijk hanteren van afwijkende terminologie («contributie» in plaats van «premie») doet daar vanzelf sprekend niet aan af. Ook het Hof 's-hertogenbosch (NJ 1981, 48) en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (uitspraak van 10 oktober 1979; niet gepubliceerd) komen tot het oordeel dat begrafenisverenigingen overeenkomsten van verzekering sluiten c.q. het verzekeringsbedrijf uitoefenen. Derhalve vallen de begrafenisverenigingen in beginsel onder de beoogde werking van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de D66-fractie zouden graag kennis willen nemen van het aantal deconfitures, waaronder faillissementen, dat zich met name bij de kleine en op ideële basis werkende natura-uitvaartverzekeraars de afgelopen jaren heeft voorgedaan. Deze leden vragen of de regering een overzicht kan verstrekken van het aantal faillissementen dat zich in de afgelopen vijf jaar heeft voorgedaan bij alle natura-uitvaartverzekeraars en of daarbij tevens een onderverdeling kan worden aangebracht tussen natura-uitvaartverzekeraars met respectievelijk tot 1500, en 3000 of meer verzekerden. Voor zover de ondergetekende bekend is, hebben sinds 1990 ten minste acht natura-uitvaartverzekeraars hun activiteiten in verband metfaillis sement of het ontbreken van voldoende middelen dan wel in verband met overname beëindigd, omdat zij niet meer aan hun verplichtingen konden voldoen. Daaronder bevonden zich zes natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden, waaronder drie met minder dan 1500 meerderjarige verzekerden. In vier van de zes gevallen ging het om begrafenisverenigingen. Vanuit de markt bereiken mij overigens signalen dat het aantal begrafenisverenigingen dat de activiteiten wegens onvoldoende middelen beëindigt, in de praktijk veel hoger ligt. Door het lokale karakter van deze verenigingen raken deze beëindigingen niet landelijk bekend. Gezien de aard van de financiële problemen die zich bij begrafenisverenigingen voordoen, moet worden verwacht dat ook in de toekomst nog een aantal verenigingen haar activiteiten zal moeten beëindigen. Van veel begrafenisverenigingen zijn de voorzieningen naar actuariële maatstaven immers onvoldoende. Verplichtingen kunnen daardoor slechts worden nagekomen indien regelmatig voldoende nieuwe verzekerden toetreden dan wel indien de overblijvende verze kerden bereid zijn tot het betalen van extra bijdragen. Jonge instroom Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

5 blijft in ieder geval uit indien de premie te hoog wordt ten opzichte van andere natura-uitvaartverzekeraars. Met het heffen van extra bijdragen kan niet onbeperkt worden doorgegaan. Indien andere verzekeraars niet bereid zijn de vereniging over te nemen, blijft een groep (vaak oude) verzekerden zonder enige aanspraak achter, waarvan praktisch zeker is dat hun aanspraken nimmer voldaan zullen worden. Naar het oordeel van de leden van de D66-fractie zijn de kleine natura-uitvaartverzekeraars eerder te vergelijken met een vereniging van appartementseigenaren. Hierbij wordt eveneens jaarlijks door de vereniging vastgesteld in hoeverre de bijdragen moeten worden verhoogd. Dit is volgens deze leden een zaak van de leden zelf en behoeft geen overheidsbemoeienis. Verwezen wordt naar het hiervoor gegeven antwoord op de vraag van de CDA-fractie over de aard van de door begrafenisverenigingen aangeboden diensten. De leden van de RPF-fractie vragen of de noodzaak van regulering voor uitvaartinstellingen zonder winstoogmerk eenduidig is aangetoond en vragen om een nadere toelichting. Als het gaat om aspecten van de waarborging van vertrouwen, voldoende solvabiliteit en voldoende soliditeit, zijn er dan zaken in het verleden gepasseerd, zo vragen deze leden, waaruit blijkt dat sommige van deze instellingen kennelijk niet dit vertrouwen hebben uitgestraald? Of moet, gezien het verenigingskarakter van deze instellingen en de vaak vrij kleine en lokale schaal waarop die instellingen opereren, geconcludeerd worden dat in de praktijk, via onder meer controle van de leden, voldoende waarborgen aanwezig zijn? De leden van de GPV-fractie missen in het wetsvoorstel een onder bouwing van de noodzaak van toezicht in de voorgestelde vorm. Zij vragen of uit de praktijk is gebleken dat een vorm van externe controle noodzakelijk is. Kan in dit verband meer informatie worden gegeven over de recente faillissementen van een aantal natura-uitvaartverzekeraars? Ging het hier om grote, commerciële bedrijven en wat waren de oorzaken van de financiële problemen? De noodzaak van regulering voor uitvaartinstellingen zonder winst oogmerk heeft de ondergetekende hiervoor reeds nadertoegelicht. Voor wat betreft de vraag naar in het verleden gepasseerde zaken wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de fractie van D66 inzake deconfitures onder kleine en op ideële basis werkende natura uitvaartverzekeraars. 3. Onderzoek van de Verzekeringskamer De leden van de CDA-fractie verwijzen naar hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting, waarin wordt gesproken over het onderzoek dat de Verzekeringskamer heeft ingesteld. Zo wordt aangegeven dat in de eerste fase ter oriëntatie door de Verzekeringskamer enquêteformulieren zijn verzonden aan 23 grote natura-uitvaartverzekeraars. In een tweede fase is een enquête gehouden onder 1244 bedrijven, instellingen en personen die bedrijfsmatige activiteiten uitoefenden verband houdende met natura-uitvaartverzorging of verzekering. Een soortgelijk iets is niet gedaan met de begrafenisverenigingen die zijn georganiseerd bij bijvoorbeeld het Nederlands Verbond van Uitvaartverenigingen te Delft, bij de Federatie van Katholieke Begrafenisinstellingen te Bavel en bij het LSUW. Er heeft met een aantal representanten van de organisaties een gesprek plaats gevonden maar een uitgebreide enquête of steekproef zoals bij de commerciële natura-uitvaartverzekeraars is gehouden heeft onder de vele begrafenisverenigingen niet plaatsgevonden. Deze leden vinden het wonderlijk dat op grond van de uitkomsten van een bij de commerciële natura-uitvaartverzekeraars gehouden enquête een aantal Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

6 conclusies is getrokken die er vervolgens toe leiden dat de niet-commerciële lokale begrafenisverenigingen toch onder een vorm van toezicht worden geplaatst. Deze leden verwijzen naar de brief, met bijlage, van de LSUW d.d. 10 juni 1994 (opgenomen in de appendix, nr. 1, bij het verslag bij dit wetsvoorstel). Zij vragen de minister van Financiën zijn oordeel te willen geven over de inhoud van deze stukken. Het onderzoek dat door de Verzekeringskamer is verricht, heeft zich niet beperkt tot de commerciële natura-uitvaartverzekeraars. Als onderdeel van het onderzoek zijn 1244 bedrijven, instellingen en personen geënquê teerd waarvan op basis van gegevens van de NV Databank van de Kamers van Koophandel mocht worden aangenomen dat zij zich bezighielden met activiteiten in verband met de natura-uitvaartverzorging of verzekering. Uit de respondenten is vervolgens een representatieve steekproef voor een diepgaande vervolgenquête genomen, waarbij zowel op grootte als op rechtsvorm is gelet. De conclusies uit het onderzoek zijn dan ook tevens getrokken op basis van informatie van niet-commerciële natura uitvaartverzekeraars. De mening van het LSUW in zijn brief met bijlage d.d. 10 juni 1994 dat de wet in de praktijk niet van toepassing zal zijn op uitvaartverenigingen, kan ik niet onderschrijven. Zoals hiervoor is gesteld, betreffen de door begrafenisverenigingen aangeboden overeenkomsten wel degelijk overeenkomsten van verzekering. De grootte van de verzekerde prestatie speelt geen rol. Ook ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 staan verzekeraars die een uitkering aan een bepaald maximum koppelen onder toezicht. Over de betekenis van het begrip «bedrijfsmatig» bestaat bij het LSUW een misverstand. «Bedrijfsmatig handelen» betekent in het kader van de toezichtswetgeving dat het sluiten van enkele op zichzelf staande overeenkomsten van verzekering niet wordt beschouwd als het als bedrijf sluiten van verzekeringen. Telkens als aan iedereen of aan iedereen uit een bepaalde groep van personen de gelegenheid wordt geboden tot het sluiten van (natura-uitvaart)verzekeringen (ook al wordeft daarbij bepaalde voorwaarden gesteld), is er sprake van het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf «als bedrijf». Aspecten als het werken zonder beroepskrachten, zonder commerciële acquisitie en zonder winstoogmerk, doen daar niet aan af. De vergelijking met de garantie op een televisie toestel gaat niet op. In beginsel is er geen sprake van verzekeren indien een fabrikant of detaillist instaat voor de deugdelijkheid van een produkt gedurende een bepaalde periode (garantie). De uitvaartverzekering valt niette vergelijken met een dergelijke garantie. De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het onderzoek van de Verzekeringskamer, tegen welke achtergrond het voorliggende wetsvoorstel zijn beslag heeft gekregen, dateert uit de periode Zij zien hierom graag toegelicht dat de onderzoeksresultaten uit 1990 ook in 1994 nog onverkort van toepassing zijn. Daarnaast geven deze leden aan geïnteresseerd te zijn in de respons van de natura uitvaartverzekeraars in de eerste en tweede fase van het onderzoek. Op de eerste vraag valt niet met zekerheid een antwoord te geven. Daartoe zou wederom een omvangrijk en tijdrovend onderzoek gehouden moeten worden. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat er alsdan wezenlijke veranderingen in de onderzoeksresultaten zouden optreden. De resultaten van het onderzoek door de Verzekeringskamer zijn weergegeven in de bijlagen bij haar advies aan de Minister van Financiën van 12 juli 1990 (onder andere het verslag van ESI-VU), dat op 30 november 1990 aan de Tweede Kamer is gezonden. Daaruit blijkt onder meer dat de tweede fase van het onderzoek, waarbij 1244 bedrijven, instellingen en personen zijn aangeschreven op basis van de gegevens van de NV Databank van de Kamers van Koophandel een respons kende van ongeveer 75 procent. De derde fase van het onderzoek, waarbij uit de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

7 respondenten uit de hiervoor genoemde fase een steekproef van 100 organisaties heeft plaatsgevonden, kende een respons van 78 procent. De resultaten van het onderzoek hebben volgens de leden van de WD-fractie uitgewezen dat binnen de bedrijfstak grote verschillen bestaan zowel in de omvang van de bedrijven als in de grondslagen waarop de bepaling van vermogen en resultaat berust. Deze leden vragen om een verduidelijking bij de grote verschillen in de grondslagen. Ook vernemen zij graag in welk aantal gevallen, uitgedrukt in procenten, geconstateerd is dat de wijze van vaststelling van de voorzieningen naar actuariële maatstaven waarschijnlijk onvoldoende is en op welke wijze de Verzekeringskamer na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel hiermee denkt om te gaan. Ook bij de controle door externe deskundigen stellen deze leden enige vragen. Zij zien graag aangegeven in welk aantal gevallen, uitgedrukt in procenten, er geen controle wordt uitgeoefend op de financiële positie van de instelling, in welk aantal gevallen deze controle ontoereikend is en, zo deze wel heeft plaatsgevonden, langs welke actuariële maatstaven zulks is geschied. De grondslagen waarop de bepaling van vermogen en resultaat berust, verschillen met name in de wijze waarop de technische voorzieningen worden vastgesteld. Een voorziening moet op actuariële basis worden berekend of getoetst. Niet iedere actuarieel berekende voorziening leidt echter tot aanvaardbare uitkomsten. Dat hangt af van de gekozen grondslagen zoals de rekenrente en de sterftetafel. Dit kan tot niet onaanzienlijke verschillen aanleiding geven. Daarnaast blijkt de voorziening in de praktijk ook te worden bepaald als het bedrag van de voorziening aan het begin van een jaar vermeerderd of verminderd met het resultaat over dat boekjaar. Een actuariële onderbouwing ontbreekt. Het verschil met een actuarieel berekende voorziening kan groot zijn. De in de derde fase van het onderzoek verkregen informatie in de vorm van onder meer een summiere jaarrekening is veelal onvoldoende om met enige zekerheid uitspraken te doen over de mate van toereikendheid van de voorziening. Te noemen zijn bijvoorbeeld het ontbreken van informatie over de leeftijdsopbouw van de portefeuille, de aanspraken van verze kerden en de ontwikkeling van het verzekerdenbestand. De onderzoeksre suitaten uit deze fase leverden op dat ongeveer 10 procent van de respondenten geen voorziening aanhield, ongeveer 41 procent de voorziening op actuariële grondslagen vaststelde en ongeveerss procent de voorziening liet controleren door een actuaris. Hieraan mag niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de voorziening dan toereikend is. Wat er met de uitkomsten van de controle is gedaan en welke grondslagen zijn gebruikt is meestal niet bekend. Het ontoereikend zijn van de technische voorzieningen heeft vanuit toezichtsoogpunt alleen consequenties voor de vergunningsplichtige instellingen, omdat deze moeten voldoen aan eisen inzake solvabiliteit en technische voorzieningen. Zoals bepaald in artikel 96 is voorzien in een overgangstermijn van maximaal vier jaar om aan de solvabiliteitseisen te voldoen. Of de controle op de financiële positie van een instelling wel of niet toereikend is, kan niet los gezien worden van de formulering van de opdracht aan de extern deskundige. Betreft de controle de vaststelling van de overeenstemming tussen de gegevens volgens de administratie en de jaarrekening, dan vloeit daaruit een «gecontroleerde» financiële positie voort op basis van de gekozen waarderingsgrondslagen. Een andere vraag is of de gekozen waarderingsgrondslagen in het licht van de langdurige voortzetting van de activiteiten wel aanvaardbaar zijn dan wel of er een toereikendheidstoets is verricht op de uitkomst van de technische voorzieningen. Gegevens daarover waren veelal niet beschikbaar. In de derde fase van het onderzoek is overigens gebleken dat Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

8 42,3 procent van de respondenten een door een accountant gecontro leerde jaarrekening kent. 4. Advies van de Verzekeringskamer 4.1. Algemeen De leden van de VVD-fractie hebben graag een verduidelijking op de relatie bedrijfsomvang versus toezichtsregime. Bovendien stellen zij vraagtekens bij het toegepaste invloedscriterium, in het bijzonder vanwege het doorgaans diffuus karakter van kleine natura uitvaartverzekeraars. Het komt deze leden voor dat het juist hierom moeilijk is zonder enige nuancering uit te gaan van de veronderstelling dat het uitoefenen van invloed bij kleine natura-uitvaartverzekeraars gewaarborgd is. De leden van de GPV-fractie vragen wat de overwegingen van de Verzekeringskamer zijn geweest bij het voorstel om het criterium van 3000 meerderjarige verzekerden in te voeren. Voor de argumentatie van het «3000-criterium» wordt verwezen naar paragraaf 5.4 van de memorie van toelichting. Een van de overwegingen om af te kunnen zien van toezicht is dat op de vrijgestelde onderlinge door haar beperkte omvang invloed moet kunnen wnrden uitgeoefend door de leden-verzekeringnemers. Hoe groter het bedrijf hoe minder eenvoudig het zal zijn voor leden-verzekeringnemers om invloed uitte oefenen. Daar komt bij dat bij een kleine verzekeraar de leden/ verzekeringnemers elkaar onderling beter zullen kennen, wat de betrok kenheid vergroot. Het bepalen van de grens tussen «groot» en «klein» kan echter bij gebrek aan objectieve factoren niet anders dan min of meer aan de hand van globale inschattingen gebeuren Kleine natura-uitvaartverzekeraars: aanmeldingsplicht De leden van de CDA-fractie stellen dat het al maanden geleden naar buiten gekomen verhaal dat ook de plaatselijke begrafenisverenigingen onder toezicht van de Verzekeringskamer zouden worden gesteld, heeft geleid tot een grote actie van verschillende commerciële uitvaart verzekeraars, onder het argument dat men voor financiële en materiële consequenties op grond van voorvermelde wetgeving komt te staan, waaraan mogelijkerwijs door die verenigingen niet zou zijn te voldoen. Dit heeft ertoe geleid dat inmiddels reeds vele plaatselijke begrafenis verenigingen, zonder dat ze echt goed zijn geïnformeerd over de inhoud van het onderhavige wetsvoorstel, in handen van commerciële verzeke raars zijn gedreven. De leden van de CDA-fractie hebben geen bezwaren tegen commerciële natura-uitvaartverzekeraars. Wel hebben zij er moeite mee dat begrafenisverenigingen door commerciële verzekeraars onder oneigenlijke motieven worden benaderd. Zoals mijn ambtsvoorganger op 20 december 1993 heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamer-lid Smits, is de bedrijfstak reeds lang bekend met de (globale) inhoud van het onderhavige wetsvoorstel. Het is de verantwoordelijkheid van de verzekeraar zelf te bepalen of en in hoeverre hij rekening wil houden met dit wetsvoorstel. Een natura uitvaartverzekeraar die voorziet dat hij niet aan de verplichtingen van de WTN of van het verlichte regime zal kunnen voldoen, doet er naar mijn mening verstandig aan op de een of andere wijze aansluiting te zoeken bij een andere onderneming. Dit preluderen op toekomstige wetgeving zou ik niet zonder meer onder de noemer «oneigenlijke motieven» willen scharen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 8

9 5. Standpuntbepaling naar aanleiding van het advies van de Verzekeringskamer 5.1. Algemeen De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven of de recent gefailleerde natura-uitvaartverzekeraars tot de grote of kleine natura-uitvaartverzekeraars moeten worden gerekend. Ook vragen deze leden of deze faillissementen onder toepassing van het thans voorge stelde toezichtsregime hadden kunnen worden voorkomen. Voor de vraag naar de grootte van de gefailleerde natura uitvaartverzekeraars wordt verwezen naar het antwoord in paragraaf 2 op de vraag van de fractie van D66 inzake deconfitures. De Verzekeringskamer heeft in haar onderzoek geconstateerd, dat bij een niet onaanzienlijk aantal natura-uitvaartverzekeraars de wijze van vaststelling van de voorzieningen naar actuariële maatstaven onvol doende is. De ondertoezichtstelling van de natura-uitvaartverzekeraars met 3000 of meer meerderjarige verzekerden zal de niet-solvabele ondernemingen verplichten de financiële positie op het wettelijk vereiste niveau te brengen. Zij krijgen daarvoor een overgangstermijn van maximaal vier jaar. Slagen zij er binnen de gestelde termijn niet in aan de wettelijke verplichtingen te voldoen c.q. een financieel sterke partner te vinden, dan zullen zij uiteindelijk hun activiteiten moeten staken. Het wetsvoorstel zal aanvankelijk dan ook een sanerende werking hebben. Op de wat langere termijn zal de ondertoezichtstelling leiden tot gezondere natura-uitvaartverzekeraars. Het verlichte regime, zoals voorgesteld voor natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden, geeft een aantal elementaire randvoorwaarden aan, met betrekking tot onder andere de verslaglegging en de externe controle, die de kleinere natura uitvaartverzekeraars moeten bewegen tot wat meer professionalisering. Dat wil zeggen dat deze verzekeraars hun verplichtingen en eventuele tekorten zullen moeten gaan berekenen, zodat de verzekerden in ieder geval weten waar zij aan toe zijn. Omdat ook de inspraakmogelijkheden van verzekeringnemers wettelijk zullen zijn geregeld, zal een en ander naar ik verwacht een stimulans betekenen voor de kleinere natura uitvaartverzekeraars om in de toekomst te trachten de solvabiliteitspositie te verbeteren. Bovendien wordt het faillissementsrisico bij deze verzeke raars beperkt door de verplicht voorgeschreven kortings of omslag regeling Volledige ondertoezichtstelling van de branche? De leden van de PvdA-fractie vragen om een reactie op het pleidooi van de Consumentenbond voor een volledig toezicht op alle natura uitvaartverzekeraars. Indien dat niet mogelijk is, bepleit de Consumen tenbond het verlichte regime beperkt te laten blijven tot de thans reeds bestaande verzekeraars van beperkte omvang (minder dan 1000 volwassen verzekerden) die uitsluitend plaatselijk werkzaam zijn. De overwegingen waarom de kleinere natura-uitvaartverzekeraars niet onder toezicht worden gesteld, mits zij aan de voorwaarden van het verlichte regime voldoen, zijn in paragraaf 1.1 reeds weergegeven. Door het verlagen van de grens tot 1000 meerderjarige verzekerden zouden met name de begrafenisverenigingen, die vaak meer dan 1000 leden tellen, worden getroffen. Eventuele invoering van het voorstel van de Consu mentenbond om het verlichte regime te beperken tot reeds bestaande verzekeraars van beperkte omvang die uitsluitend plaatselijk werkzaam zijn, zou eveneens meteen meldingsplicht gepaard moeten gaan. Om misbruik te voorkomen, zou immers getoetst moeten worden of een bestaande kleine verzekeraar inderdaad een beperkte omvang heeft en Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6

10 plaatselijk werkzaam is (nog daargelaten het probleem dat «plaatselijke werkzaamheid» niet makkelijk definieerbaar is). De leden van de CDA-fractie memoreren dat in hoofdstuk 5 van de memorie van toelichting over de standpuntbepaling naar aanleiding van het advies van de Verzekeringskamer wordt opgemerkt dat het bij de kleine natura-uitvaartverzekeraars veelal zo is dat leden elkaar aanspraak verlenen op basis van onderlinge solidariteit. Dit zal, zo wordt gesteld, vaak inhouden dat leden bijdragen in tekorten of betalen in geval van een sterfgeval. Verheugd zijn deze leden over de constatering van de Minister van Financiën dat de ervaring leert dat door de leden-verzekeringnemers doorgaans in goede harmonie wordt samengewerkt. De vraag van deze leden is of dit dan een toezichtsregime rechtvaardigt zoals door de Minister van Financiën wordt voorgesteld? Verwezen wordt naar de toelichting die de ondergetekende in paragraaf 1.1 ter zake heeft gegeven. De leden van de CDA-fractie formuleren een aantal bezwaren die zij hebben tegen het onder toezicht plaatsen van plaatselijke begrafenis verenigingen. De verenigingen waarin de leden voor elkaar een bepaalde verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld het verzorgen van een uitvaart, heeft, zo blijkt uit de praktijk, altijd goed gefunctioneerd. Bij de leden van de CDA-fractie zijn geen voorvallen bekend waaruit blijkt dat een plaatselijke begrafenisvereniging niet aan haar verplichtingen heeft kunnen voldoen. Voorts hebben deze verenigingen een traditie die vaak tot ver in de vorige eeuw reikt. Een dergelijke vereniging maakt een vanzelfsprekend deel uitvan de vaak kleinere leefgemeenschappen. De voorstellen van de Minister van Financiën zullen in veel gevallen er toe leiden dat deze vormen van gemeenschapszin zullen moeten worden beëindigd, omdat veel van de plaatselijke uitvaartverenigingen vanwege de eisen die voortvloeien uit deze wet hun «hebben en houwen» zullen moeten overdoen aan commerciële natura-uitvaartverzekeraars. De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat het niet de voor-opgezette bedoeling van de regering is om deze vormen van gemeenschapszin onmogelijk te maken. Verder in dit verslag komen de leden van de CDA-fractie op dit onderdeel nog terug omdat wordt voorgesteld al deze verenigingen om te vormen tot een onderlinge waarborgmaatschappij. Reeds nu willen zij aangeven dat daarmee ten onrechte de suggestie wordt gewekt alsof de bestuurders van een vereniging geen aansprake lijkheid hebben jegens de leden die bij de vereniging zijn aangesloten. Terzake van de deconfitures onder begrafenisverenigingen wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de fractie van D66 ter zake (zie paragraaf 2). De daar genoemde cijfers onderstrepen de wenselijkheid om ook voor kleinere natura-uitvaartverzekeraars tot een vorm van regulering te komen. De opzet van het verlichte regime is zodanig dat voldoende ruimte blijft voor de traditionele, lokaal werkzame begrafenis verenigingen. De ondergetekende ziet niet in dat de eisen die voortvloeien uit deze wet begrafenisverenigingen zullen nopen hun «hebben en houwen» over te doen aan commerciële natura-uitvaartverzekeraars. Indien deze verenigingen al genoopt worden tot een vorm van samenwerking als gevolg van het verlichte regime, dan staat het hen vrij daarvoor een niet op winst gerichte natura-uitvaartverzekeraar uit te zoeken. Met de voorgestelde omvorming tot onderlinge waarborgmaatschappij wordt een lijn getrokken met de op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vrijgestelde onderlinge schadeverzekeraars. Tevens wordt recht gedaan aan het Burgerlijk Wetboek dat voor instel lingen die het verzekeringsbedrijf uitoefenen, bepaalt dat zij dit niet als gewone vereniging kunnen doen, maar slechts als onderlinge waarborg maatschappij (een N.V. kan overigens ook), een bijzondere vorm van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 10

11 vereniging die daarvoor speciaal in het leven is geroepen. Bovendien worden in de praktijk vele andere rechtsvormen door kleine natura uitvaartverzekeraars gebruikt. Het tweede bezwaar dat de leden van de CDA-fractie aanvoeren tegen het onder het toezicht plaatsen van de plaatselijke vereniging is dat naar hun inzichten ten onrechte een onderscheid wordt gemaakt tussen commerciële natura-uitvaartverzekeraars en de niet commerciële natura-uitvaartverenigingen. Wel degelijk zijn er op de markt commerciële uitvaartverzekeraars actief. Hun doelstelling is het aanbieden van een natura-uitvaartverzekering en het maken van winst. De doelstelling van een plaatselijke begrafenisvereniging is het verzorgen van de uitvaart van de aangesloten leden. Hier is nadrukkelijke geen sprake van een commerciële doelstelling. Gelet op hun eerdere vraag hierover neem ik aan dat deze leden bedoelen te zeggen dat ten onrechte «geen» onderscheid tussen commerciële en niet-commerciële natura-uitvaartverzekeraars wordt gemaakt. Verwezen wordt dan ook naar het antwoord op die eerdere vraag (zie paragraaf 1.1). De leden van de CDA-fractie constateren dat ten aanzien van gespeciali seerde natura-uitvaartverzekeraars in de Europese Unie, in tegenstelling tot schade en levensverzekeraars, geen gecoördineerde regelgeving bestaat, zodat er geen absolute verplichting bestaat om de gespeciali seerde natura-uitvaartverzekeraars onder toezicht te plaatsen, laat staan de plaatselijke begrafenisverenigingen. Deze leden voegen daaraan toe dat ook de Minister van Financiën blijkbaar twijfels heeft of begrafenis verenigingen wel onder toezicht moeten worden gesteld. Deze leden wijzen daarbij op de toegezegde evaluatie na vijf jaar. De constatering dat de regelgeving van de Europese Unie niet verplicht tot ondertoezichtstelling c.q. regulering van gespecialiseerde natura uitvaartverzekeraars is juist. In de memorie van toelichting is dit dan ook uitdrukkelijk aangegeven. Europeesrechtelijk bestaat er derhalve geen verplichting tot de onderhavige regelgeving. Nederland is echter vrij om met betrekking tot natura-uitvaartverzekeraars nationaal regelgeving opte stellen. Van twijfels zoals door de vragenstellers gesuggereerd is geen sprake. Evaluatie van de nieuwe wettelijke regeling na een bepaalde periode is een normale gang van zaken. In dit verband verwijst de ondergetekende naar het in november 1991 uitgebrachte regeringsstandpunt over «Beleidsevaluatie-onderzoek bij de Rijksdienst» waarin is opgenomen dat systematische en periodieke beleidsevaluatie een vast onderdeel moet zijn van ieder beleidsproces. De leden van de CDA-fractie geven in overweging om met een nota van wijziging de thans bestaande plaatselijke begrafenisverenigingen buiten het toezicht te houden. Zoals uit het vorenstaande moge blijken, acht de ondergetekende het geheel buiten de regulering houden van de thans bestaande plaatselijke begrafenisverenigingen niet verantwoord. De leden van de VVD-fractie merken op dat het wetsvoorstel uitgaat van een tweedeling naar bedrijfsomvang. Zij vragen zich af waarom bijvoor beeld niet de keuze is gemaakt voor een differentiatie per afzonderlijk vereiste. Ook op deze wijze kan volledig recht worden gedaan aan het karakter van de natura-uitvaartverzekeringsmarkt, waarbij het voordeel kan worden aangetekend dat een uniform basistoezichtsregime voor alle natura-uitvaartverzekeraars geldt. In feite gaat ook het onderhavige wetsvoorstel uit van een differentiatie per afzonderlijk vereiste. Zo worden solvabiliteitseisen niet gesteld aan kleinere natura-uitvaartverzekeraars, en zijn de eisen met betrekking tot de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 11

12 rechtspersoonlijkheid voor die verzekeraars aangepast. In het ontwerp Besluit vrijgestelde natura-uitvaartverzekeraars, dat als bijlage bij de memorie van toelichting is gevoegd, is bovendien een aantal artikelen van het wetsvoorstel van overeenkomstige toepassing verklaard. De leden van de VVD-fractie stellen dat het afzien van het invoeren van een toezichtsregime voor kleinere verzekeraars overeenkomend met het toezicht op levensverzekeraars als consequentie zou hebben dat een aantal niet-solvabele verzekeraars blijft voortbestaan. Deze leden willen graag weten om hoeveel verzekeraars het hier handelt en of bij deze conclusie rekening is gehouden met het diffuus karakter van deze categorie verzekeraars. De eerste vraag zou slechts exact te beantwoorden zijn indien alle natura-uitvaartverzekeraars (inclusief de kleinere) een door een accountant gecertificeerde jaarrekening opmaken waarbij een actuariële voorziening verzekeringsverplichtingen moet worden gevormd die door een actuaris moet zijn gecontroleerd. Vervolgens moet dan de aanwezige solvabiliteitsmarge berekend en vergeleken worden met de vereiste solvabiliteitsmarge op basis van de voorschriften van dit wetsvoorstel. In het najaar van 1993 heeft de Verzekeringskamer een aantal verzekeraars bezocht ter oriëntatie op het komende toezicht. Onder de bezochte verzekeraars waren er ook enkele die een summiere jaarrekening hadden. In het kader van het komende toezicht hadden deze verzekeraars een actuaris ingeschakeld om de financiële positie te bepalen. Zonder uitzondering was in die gevallen een tekort geconstateerd. Hoewel dit onderzoek niet gericht was op het verkrijgen van statistische conclusies, leidt het wel tot de voorzichtige veronderstelling dat op een enkele uitzondering na alleen verzekeraars die nu reeds verslag doen op een manier die lijkt op wat in de verzekeringsbranche gebruikelijk is, over voldoende middelen beschikken om een toereikende voorziening te vormen en daardoor, afhankelijk van de omvang van het aansprakelijk vermogen, voldoende solvabel zijn. In dit verband zijn de resultaten met betrekking tot de in 1990 onderzochte organisaties van belang (tussen de haken staan de gegevens met betrekking tot de verenigingen met minder dan 600 polishouders als «minst commerciële» categorie in het onderzoek). Een jaarrekening wordt door 82,1 procent (73 procent) van de organi saties opgemaakt. In 42,3 procent (0 procent) van hettotaal wordt deze gecontroleerd door een accountant. Voor de nakoming van de verplich tingen jegens de polishouders houdt 89,7 procent (80 procent) een reserve aan. Daarvan laat 41,4 procent (7 procent) deze vaststellen op actuariële grondslagen en in 32,8 procent (0 procent) van de gevallen controleren door een (extern) actuaris. Van de ontvangen gelden gebruikt 52,4 procent deze ten dele voor de financiering van lopende kosten en/of uitkeringen. Slechts een kwart van de organisaties gebruikt de ontvangen gelden (gedeeltelijk) voor aankoop van effecten en/of andersoortige beleggingen. Bij de beoordeling van deze cijfers moet het volgende worden bedacht. Wanneer een verzekeraar niet beschikt over een toereikende voorziening, houdt dit in concreto in dat er in de toekomst structureel premie verhogingen noodzakelijk zijn die relatief groter zijn dan de toename van de geldwaarde van het verzekerde pakket, of dat er structureel premie verhogingen noodzakelijk zullen zijn zonder dat de geldwaarde van het verzekerde pakket stijgt. Strikt genomen hoeft dit niet te leiden tot insolventie van de verzekeraar omdat de polisvoorwaarden in het algemeen ongelimiteerd premieverhogingen toestaan. In de praktijk zal van die mogelijkheid echter niet onbeperkt gebruik gemaakt kunnen worden. Polishouders zullen op basis van de bestaande premiestructuur verwachtingen hebben over de toekomstige premies. De Verzekerings kamer zal hiermee rekening houden bij de invulling van het toezicht op WTN-verzekeraars. In dit verband is van belang dat de verzekeraar de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 12

13 premies voor te sluiten overeenkomsten op adequate wijze moet vaststellen, rekening houdend met alle financiële aspecten van zijn onderneming (zie de artikelen 38, eerste lid, en 45, eerste lid). Een structurele premiestelling voor nieuwe zaken mag de solvabiliteit niet in gevaar brengen. Juist waar het gaat om het werken op basis van onderlinge solidariteit behoeft naar het voorlopig oordeel van de leden van de D66-fractie juist daar waar op zeer kleine schaal wordt geopereerd, geen overheidstoezicht te worden ingevoerd. Het wetsvoorstel kan naar het oordeel van deze leden dan ook op dit onderdeel een vorm van overregulering inhouden, waarbij de vraag rijst of dit wenselijk wordt geacht. De leden van de kleine verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen moeten immers in staat worden geacht zelf toezicht te kunnen houden op de handel en wandel van het bestuur. Ingrijpende overheidsbemoeienis is daarvoor niet nodig, tenzij de uitkomst van het gevraagde overzicht van het aantal deconfitures een andere conclusie rechtvaardigt. Verwezen wordt enerzijds naar paragraaf 1.1 waar de ondergetekende de noodzaak van de regulering van natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden nader heeft toegelicht. Tevens wordt verwezen naar het antwoord in paragraaf 2 op de eerdere vraag van de fractie van D66 naar het aantal deconfitures onder de kleinere natura uitvaartverzekeraars. Deze leden merken verder op dat de regering van mening is dat de kleine natura-uitvaartverzekeraars moeten gaan voldoen aan een verlicht regime. Zo moeten zij zich aanmelden bij de Verzekeringskamer en zich gaan omvormen tot een onderlinge waarborgmaatschappij, jaarstukken opmaken en deze door een accountant laten controleren. Al met al zal hier dus een aanzienlijk kostenopstuwend effect optreden voor de kleine natura-uitvaartverzekeraars en bij deze leden rijst dan ook de vraag of de regering beoogt dat ook hier aanzienlijke saneringen zullen worden doorgevoerd. Zoals uit het bovenstaande gebleken zal zijn, is het instellen van het verlichte regime niet ingegeven door de wens om een aanzienlijk aantal bedrijfsbeëindigingen te bewerkstelligen, maar juist om zulks onder de desbetreffende natura-uitvaartverzekeraars te beperken. Gebleken is dat een aantal natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerder jarige verzekerden, waaronder enkele begrafenisverenigingen, niet aan hun verzekeringsverplichtingen heeft kunnen voldoen. Het verlichte regime geeft een aantal elementaire randvoorwaarden aan, met betrekking tot onder andere de verslaglegging en de externe controle, die de kleinere natura-uitvaartverzekeraars moeten bewegen tot wat meer professionalisering. Dat wil zeggen dat deze verzekeraars hun verplich tingen en eventuele tekorten zullen moeten gaan berekenen. Daardoor ontstaat in ieder geval beter inzicht in de eigen financiële situatie. Mede met het oog op de voorgeschreven inspraakmogelijkheden van verzekeringnemers, zal dat naar verwachting een stimulans betekenen om in de toekomst de solvabiliteitspositie te verbeteren. Het faillissements risico wordt bij de kleinere verzekeraars beperkt door de verplicht voorgeschreven kortings of omslagregeling. Door het verlichte regime zullen de potentieel gezonde begrafenisverenigingen er derhalve beter in kunnen slagen het hoofd boven water te houden. De aan het woord zijnde leden vragen welke mogelijkheden de regering ziet om in het wetsvoorstel een definitie op te nemen van het begrip «op commerciële basis aanbieden van natura-uitvaartverzekeringen». Uitde oprichtingsakten en/of reglementen van de desbetreffende natura uitvaartverzekeraars zou een en ander kunnen blijken. Nadere statuten wijziging waardoor de commerciële natura-uitvaartverzekeraar tracht aan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 13

14 het regime te ontkomen moet worden uitgesloten. Is er sprake van het op commerciële basis aanbieden van natura-uitvaartverzekeringen dan kan afhankelijk van het aantal leden het verlichte regime dan wel het volledige regime worden toegepast. Verwezen wordt naar het antwoord dat hiervoor gegeven is op een vraag met dezelfde strekking van de leden van de CDA-fractie (zie met name paragraaf 1.1). De leden van de fractie van D66 vragen of een andere oplossing zou kunnen zijn om verenigingen met bijvoorbeeld minder dan 1000 leden geheel vrij te stellen van de in het wetsvoorstel voorgestelde verplich tingen. Ook indien de grens verlaagd zou worden tot bijvoorbeeld 1000 meerderjarige verzekerden, moet voorzien worden in een meldingsplicht, al was het alleen maar om misbruik te voorkomen. Ook zou het in dat geval te ver gaan iedere natura-uitvaartverzekeraar met minder dan 1000 verzekerden, ongeacht de kenmerken van zijn organisatie, voor vrijstelling in aanmerking te laten komen. In paragraaf 5.4 van de memorie van toelichting zijn de beweegredenen uiteengezet waarom is aangesloten bij het voorstel van de Verzekeringskamer om de grens te leggen bij 3000 meerderjarige verzekerden. Daarbij is geconstateerd dat het vaststellen van de relevante grens tussen toezicht en verlicht regime, bij gebrek aan objectieve factoren, niet anders dan min of meer arbitrair kan gebeuren. In de toegezegde evaluatie zal het gekozen criterium van 3000 meerderjarige verzekerden aan de orde komen. Voor het verlagen van de grens tot 1000 meerderjarige verzekerden zie ik op dit moment geen aanleiding. Door het lager stellen van de grens zouden met name de begrafenisverenigingen, die vaak meer dan 1000 leden tellen, worden getroffen. De leden van de D66-fractie geven aan dat door het LSUW de suggestie wordt gedaan dat een tegemoetkoming in de totale uitvaartkosten van bijvoorbeeld 10tot 15%, geen natura-uitvaartverzekering is. Deze leden vragen hoe de regering over deze suggestie oordeelt. Tevens vragen deze leden of zo'n tegemoetkoming van 10 tot 15% in het algemeen gebrui kelijk is of dat in het algemeen hogere tegemoetkomingen worden verleend bij een uitvaart. Een geringe waarde van de verzekerde prestatie doet niet af aan het verzekeringskarakter. Het feit dat de door kleinere natura uitvaartverzekeraars afgesloten verzekeringen veelal een beperkte economische waarde hebben, is wel een van de overwegingen geweest af te zien van toezicht op de kleinere natura-uitvaartverzekeraars en te voorzien in een verlicht regime. Of een tegemoetkoming van 10 tot 15% door kleinere natura-uitvaartverzekeraars in het algemeen gebruikelijk is, is mij niet bekend. Wel is mij bekend dat vele begrafenisverenigingen de «uitkering» afstemmen op de aanwezige middelen. Bij gebreke van adequate reserveringen zal dat er, gegeven het vergrijzingsproces, toe leiden dat de verzekerden in de loop van de tijd steeds minder «uitge keerd» zullen krijgen. De leden van de fractie van de RPF vragen of het mogelijk is een zodanige onderscheiding in het wetsvoorstel aan te brengen dat de commerciële instellingen en verenigingen worden onderscheiden van de niet-commerciële, waarbij het toezicht niet voor de tweede categorie zou behoeven te gelden, omdat alleen voor de eerste categorie de noodzaak van toezicht zou zijn aangetoond. Verwezen wordt naar het antwoord dat hiervoor gegeven is op een vraag met dezelfde strekking van de leden van de CDA-fractie. De leden van de GPV-fractie wensen een nadere onderbouwing van de noodzaak van een toezichtsregime door middel van een aanmeldings Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 14

15 plicht voor kleinere natura-uitvaartverzekeringsbedrijven. Zij zien wel de voordelen van dit voorstel, omdat met name het faillissementsrisico kan worden teruggedrongen en voorkomen kan worden dat aanwezige reserves te veel worden gebruikt voor de eerstkomende uitvaarten, zodat voor de overige verzekerden onvoldoende resteert. Hoewel een zekere regulering van de bestaande situatie daarom een goede zaak kan zijn, menen deze leden wel dat terughoudendheid met regelgeving op zijn plaats is als in de praktijk geen problemen zijn. Zij vragen of in de afgelopen jaren financiële wantoestanden hebben plaatsgevonden die een gedetailleerde regelgeving rechtvaardigen. Verwezen wordt naar de toelichting die de ondergetekende hiervoor ter zake van de noodzaak van de regulering van natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden heeft gegeven (zie paragraaf 1.1). Tevens wordt verwezen naar het antwoord op de eerdere vraag van de fractie van D66 naar het aantal deconfitures onder de kleinere natura-uitvaartverzekeraars (zie paragraaf 2). De leden van de GPV-fractie zijn er vooralsnog niet van overtuigd dat de consument te allen tijde gebaat zal zijn bij de voorgestelde regeling. In dit verband vinden zij de mogelijke consequenties van het wetsvoorstel dermate ingrijpend voor een aantal kleine organisaties dat de noodzaak van een toezichtsregime onomstotelijk vast dientte staan. Er zal immers sprake zijn van fusies, overnames of zelfs beëindiging van de bedrijfs uitoefening. Worden de belangen van de consument niet geschaad op het moment dat een vereniging gedwongen wordt zich op te heffen omdat niet aan de gestelde eisen kan worden voidaan? De betrokken persoon zal zich immers bij een andere natura-uitvaartverzekeraar moeten aansluiten, met mogelijk een hogere premie. Dat niet aan de eisen kan worden voldaan wil toch nog niet automatisch zeggen dat een vereniging de belangen van de consument niet voldoende behartigt? Als voorbeeld noemen deze leden verenigingen waarbij elk jaar de jaarlijkse contributie wordt vastgesteld en de onderlinge solidariteit hoog in het vaandel staat. De leden van de GPV-fractie stellen daarom de vraag of met de voorge stelde regeling het vrijwilligerswerk bij dit soort verenigingen niet zal verdwijnen als tot een fusie of zelfs beëindiging van de bedrijfsuitoefening wordt besloten. Ook vragen zij of de verplichtingen die worden gecreëerd voor de huidige verenigingen en de kleinere onderlinge waarborg maatschappijen geen grote administratieve lasten met zich meebrengen, met onder andere als mogelijke consequentie dat vrijwilligers hun werkzaamheden opgeven. De randvoorwaarden die in het kader van het verlichte regime aan natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerderjarige verze kerden worden gesteld, zijn naar de mening van de ondergetekende tamelijk elementair en nopen op zich niet tot de beëindiging van het vrijwilligerswerk van dragers, etcetera. Het verlichte regime is geënt op de bij een aantal begrafenisverenigingen bestaande situatie. Uit het als bijlage bij de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer gezonden standpunt van het LSUW (bladzijde 4) blijkt dat een aantal begrafenis verenigingen thans reeds op een zekere professionele manier werkzaam is. Zo werken sommige verenigingen met een reservefonds en zelfs met een actuarieel rapport. Ik leid hieruit af dat de in het kader van het verlichte regime gestelde randvoorwaarden in het algemeen gesproken zeker niet te hoog zijn gegrepen. De leden van de GPV-fractie vragen aandacht voor de opmerking van het LSUW dat bij veel verenigingen geen sprake is van een verzekeringsvorm. Deze leden wijzen er voorts op dat er bij uitvaart verenigingen veelal sprake is van collectieve verantwoordelijkheid voor elkaar, waarbij geen winst wordt beoogd en de diensten tegen een geheel andere kostprijs worden uitgevoerd als gevolg van de zelfwerkzaamheid Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 15

16 van leden, dragers en dergelijke. De Verzekeringskamer zal volgens deze leden wellicht oordelen dat hier sprake is van een verzekeraar, ook al nemen deze uitvaartverenigingen niet deel aan het handelsverkeer en verzorgen zij slechts uitvaarten voor families zonder enig economisch belang. Voor de verzekeringsrechtelijke analyse van de prestaties van begrafenisverenigingen wordt verwezen naar het antwoord op de vraag hierover van de leden van de CDA-fractie in paragraaf 2. De karakteristieken van de uitvaartverenigingen zoals de leden van de GPV-fractie die noemen, doen niet af aan het verzekeringskarakter van de door uitvaartverenigingen geleverde diensten. Integendeel, deze karakteristieken, met name de onderlinge solidariteit, zijn kenmerkend voor de oervorm van verzekering. Deze zijn ook te vinden bij bepaalde kleine onderlinge schadeverzekeraars die onder de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vallen De eisen waaraan het verlichte regime moet voldoen De leden van de PvdA-fractie merken op dat de eis van een verplicht accountantsrapport voor uitvaartverenigingen leidttot administratieve lasten en kosten, die met name voor verenigingen zonder winstoogmerk bezwaarlijk kan zijn. Zij vragen zich af, gezien de controle van de leden in de verenigingen zelf, of het toezicht op deze verenigingen niet beperkt zou kunnen blijven tot de meldingsplicht bij de Verzekeringskamer, waarbij volstaan zou kunnen worden met de door de vereniging zelf opgestelde gegevens. Een belangrijke overweging om af te zien van toezicht op kleine onderlingen, is de mogelijkheid dat leden zelf toezicht kunnen houden op het bestuur en het beleid. In dat licht acht ik het noodzakelijk dat de leden daarbij af kunnen gaan op enigszins betrouwbare informatie. Controle door een externe accountant is daarvoor een geschikt instrument. De leden van de CDA-fractie stellen dat in paragraaf 5.3. van de memorie van toelichting, handelend over de eisen waaraan het verlichte regime moet voldoen, onder meer wordt aangegeven dat door een verbod op nevenbedrijf moet worden voorkomen dat de belangen van verzekerden worden blootgesteld aan risico's die vreemd zijn aan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of een dergelijk verbod wel kan mede in het kader van het voorgenomen beleid met betrekking tot de vestigingswetgeving waarover de minister van Economische Zaken nog met de Tweede Kamer een akkoord heeft bereikt. Het verbod op nevenbedrijf, dat ook geldt voor schade en levens verzekeraars, vindtzijn grondslag in prudentiëletoezichtsoverwegingen. Bezwaren vanuit de vestigingswetgeving van het Ministerie van Econo mische Zaken zie ik niet. De leden van de SGP-fractie vinden het opmerkelijk dat aan verzeke raars die vallen onder het verlichte regime geen expliciete eisen worden gesteld aan de solvabiliteit. Effectief toezicht kan naar de mening van deze leden slechts dan plaats hebben wanneer de toezichthoudende instantie voldoende informatie heeft die nodig is om effectief toezicht uitte kunnen oefenen. Zij vragen of de regering de mening deelt dat in sommige opzichten (denk aan de solvabiliteitsmarge) de verplichtingen van de kleinere natura-uitvaartverzekeraars net iets aan de magere kant zijn. Er is doelbewust van afgezien solvabiliteits en andere financiële eisen te stellen aan natura-uitvaartverzekeraars met minder dan 3000 meerder jarige verzekerden. Deze kleine verzekeraars komen niet onder toezicht maar onder een verlicht regime. Verwezen wordt naar de nadere toelichting ter zake in paragraaf 1.1. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 16

17 5.4. Het onderscheid tussen «grote» en «kleine» verzekeraars De leden van de VVD-fractie vragen of de regering heeft stilgestaan bij de versnippering die het «3000-criterium» kan veroorzaken. De ondergetekende neemt aan dat deze leden doelen op de mogelijkheid dat een natura-uitvaartverzekeraar die de 3000-grens dreigt te overschrijden, zich splitst in twee onderlingen om te kunnen blijven profiteren van het verlichte regime. Het concept-uitvoeringsbesluit vrijgestelde natura-uitvaartverzekeraars dat als bijlage bij de memorie van toelichting is gevoegd, biedt in artikel 8 de Verzekeringskamer de mogelijkheid om daar tegen op te treden. Hierdoor wordt versnippering tegengegaan. De leden van de RPF-fractie vroegen of het getalscriterium van 3000 nader kan worden onderbouwd. Verwezen wordt naar het antwoord op de vraag van de leden van de GPV-fractie hierover (zie paragraaf 4). De leden van de GPV-fractie vragen of het mogelijk is dat verenigingen zich zullen gaan splitsen, zodat zij het criterium van 3000 meerderjarige verzekerden omzeilen en onder de soepeler meldingsplicht komen te vallen. In dit verband vroegen zij tevens aandacht voor het voorstel van de Consumentenbond om het criterium voor het strenge toezichtsregime op 1000 meerderjarige verzekerden vast te stellen en het verlichte regime slechts van toepassing te doen zijn op de thans reeds bestaande verzeke raars van beperkte omvang die uitsluitend plaatselijk werkzaam zijn. Wat de mogelijkheid tot opsplitsing betreft, wordt verwezen naar de vraag hierover van de VVD-fractie (zie hiervoor). Voor de reactie op het voorstel van de Consumentenbond om het criterium voor het strenge toezichtsregime op 1000 meerderjarige verzekerden vast te stellen, wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de PvdA-fractie hierover (zie paragraaf 5.2). Waarom, zo vroegen deze leden, achtte de regering het aantal van 3000 verzekerden als criterium voldoende, terwijl toch slechts 100 van de 225 op commerciële basis werkzame verzekeraars onder volledig toezicht zullen vallen. Wordt de consument hiermee wel voldoende beschermd tegen onvoldoende solvabele of deskundige aanbieders van natura uitvaartverzekeringen? Verwezen wordt naar de nadere toelichting op het onderscheid tussen grotere en kleinere natura-uitvaartverzekeraars (zie paragraaf 1.1) en naar het antwoord op de vraag van de leden van de GPV-fractie hierover (zie paragraaf 4) Evaluatie Juist vanwege recente faillissementen en vanwege de doelstelling van het huidige wetsvoorstel een hechtere basis te verschaffen voor de vertrouwensrelatie tussen verzekeringnemer en verzekeraar komt het de leden van de VVD-fractie voor dat de evaluatie, die uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt voorgesteld, spoediger dient plaats te vinden. Hun gedachte gaat daarbij uit naar een periode van uiterlijk twee jaar en zij vragen de regering hierop om een reactie. Voor een geheel nieuwe regeling als de onderhavige is een termijn van twee jaar naar mijn mening te kort om zinvol te evalueren. Bovendien geldt voor bestaande natura-uitvaartverzekeraars met 3000 of meer meerderjarige verzekerden op grond van artikel 96 een overgangstermijn van vier jaar om aan de solvabiliteitseisen te voldoen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 17

18 6. Inhoud van het wetsvoorstel 6.1. Aparte wet voor natura-uitvaartverzekeraars De leden van de VVD-fractie vragen of er een oriëntatie heeft plaatsge vonden op eventuele toezichtsregimes die elders in Europa bestaan ten opzichte van natura-uitvaartverzekeraars en welke verwachtingen er gekoesterd worden ten aanzien van toekomstige communautaire harmonisatie. Gespecialiseerde natura-uitvaartverzekeraars zijn geen algemeen voorkomend verschijnsel in Europa. Voor zover mij bekend, komen dergelijke verzekeraars binnen de Europese Unie behalve in Nederland alleen in Spanje op grote schaal voor. Spanje bereidt ondertoezichtstelling van natura-uitvaartverzekeraars voor naar analogie van het toezicht op schadeverzekeraars. Communautaire harmonisatie op dit punt ligt dan ook niet voor de hand. De ondergetekende is de leden van de SGP-fractie erkentelijk voor het begrip dat zij hebben voor het argument dat integratie van de regeling voor de natura-uitvaartverzekeringen in de WTV een dusdanige complexe regelgeving in de hand zou werken dat dit de duidelijkheid van de regeling niet ten goede zou komen Vergunningsplichtige natura-uitvaartverzekeraars De leden van de fractie van D66 merken op dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat de thans in het natura uitvaartverzekeringsbedrijf veelvuldig gebruikte rechtsvormen vereni gingen en coöperaties met het oog op boek 2 van het BW niet worden toegestaan. Het doel van deze rechtsvormen mag namelijk niet zijn het sluiten van overeenkomsten van verzekering. Deze leden vragen welke definitie van verzekering hierbij wordt gehanteerd. De ondergetekende gaat er, bij gebreke van een specifieke definitie van het begrip verzekeringsovereenkomst in de genoemde artikelen, van uit dat de wetgever heeft bedoeld aan te sluiten bij het algemene civielrechte lijke begrip verzekeringsovereenkomst, waar ook de defmities van de begrippen schade en levensverzekering in de Wet toezicht verzekerings bedrijf 1993 en het begrip natura-uitvaartverzekering van het onderhavige wetsvoorstel bij aansluiten. Voorts vragen deze leden of verduidelijkt kan worden waarom thans nog veel natura-uitvaartverzekeraars georganiseerd zijn in de rechts vormen vereniging en coöperatie. Een verklaring voor deze situatie is wellicht te vinden in het feit dat vele begrafenisverenigingen, naar de mening van ondergetekende ten onrechte, in de veronderstelling verkeren dat zij geen verzekeringen sluiten Aanmeldingsplichtige natura-uitvaartverzekeraars De leden van de GPV-fractie wijzen er op dat ook diensten worden uitgevoerd ten behoeve van niet-aangeslotenen. Volgens de memorie van toelichting kunnen onderlinge waarborgmaatschappijen allen als «U.A.» opereren, zodat leden of oud-leden worden uitgesloten van iedere verplichting om in eventuele tekorten bij te dragen. Deze leden vragen of dit betekent dat een bijdrage aan de tekorten op basis van vrijwilligheid ook niet mogelijk is? Is het hierdoor mogelijk dat een onderlinge gedwongen wordt voor niet-leden geen diensten meer uit te voeren, omdat anders het principe van de onderlinge solidariteit niet meer kan Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 18

19 worden waargemaakt? Zo ja, verdient het niet de voorkeur kleine, niet-commerciële natura-uitvaartverzekeringen hier meer vrijheid in te geven? Een natura-uitvaartverzekeraar die ook niet-leden wil verzekeren, kan inderdaad slechts als «U.A.» opereren. Dit vloeit rechtstreeks voort uit artikel 53, derde lid, van boek 2 van het BW. Het op dit punt afwijken van het BW is naar mijn mening niet wenselijk. Voor de individuele leden zou de aansprakelijkheid zwaarder gaan wegen naarmate er meer niet-leden verzekerd zijn. Het draagvlak voor tekorten kalft daardoor af. Indien ook de leden zelf niet meer in staat zijn de tekorten aan te vullen, gaat de onderlinge ten gronde. Voornoemde regeling in het BW biedt daartegen bescherming. Tegen een bijdrage van de leden op basis van vrijwilligheid verzet het BW zich echter niet Afbakening van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf De leden van de D66-fractie vragen naar aanleiding van paragraaf 6.4 van de memorie van toelichting voor welke beleggingsactiviteiten een apart fonds dient te worden opgericht. De verzekeraar zal bedrijfsmatig het beheer blijven voeren over deze fondsen. Deze leden vragen hoe ditte rijmen valt met de opmerking van de regering dat ongunstige beleggings activiteiten geen invloed kunnen hebben op de verzekeringsactiviteiten. Ongunstige resultaten zullen volgens deze leden toch ook doorwerken bij de verzekeringsactiviteiten van de verzekeraar. In paragraaf 6.4 van de memorie van toelichting is gesteld dat veel natura-uitvaartverzekeraars behalve natura-uitvaartverzekeringen ook zogenaamde fondsvormingscontracten aanbieden. In deze contracten ontbreekt in een aantal gevallen het verzekeringskarakter. Niettemin wordt voorgesteld dat natura-uitvaartverzekeraars dergelijke contracten mogen blijven aanbieden, voor zover de verzekeraar daarmee geen beleggings risico loopt. De belangen van verzekerden kunnen dan immers niet worden geschaad door eventuele waardedalingen. Die komen alsdan volledig voor rekening van degene die het fondsvormingscontract met de verzekeraar heeft gesloten. Zodra het echter gaat om fondsvormings contracten met een beleggingsrisico voor de verzekeraar (de verzekeraar garandeert bijvoorbeeld een bepaald minimum-rendement) dient een aparte rechtspersoon te worden opgericht. Door de gescheiden rechtsper soonlijkheid werken eventuele ongunstige beleggingsresultaten niet door naar het verzekeringsbedrijf. De leden van de GPV-fractie vragen of een verbod op nevenbedrijf wel noodzakelijk is omdat dit in de praktijk waarschijnlijk niet zal voorkomen. In de praktijk oefenen veel natura-uitvaartverzekeraars thans, naast het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, het uitvaartbedrijf voor anderen dan de eigen verzekerden uit. Verder moet niet uit het oog worden verloren dat natura-uitvaartverzekeraars, zeker de grote onder hen, de behoefte zouden kunnen gaan voelen om ook schade of levensverzekeringsprodukten te gaan voeren. Ook om deze reden is het noodzakelijk reeds thans een verbod op het uitoefenen van een nevenbedrijf op te nemen Levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekering De leden van de SGP-fractie vragen of door de mogelijkheid voor natura-uitvaartverzekeraars een vergunning aan te vragen voor het levensverzekeringsbedrijf afbreuk kan worden gedaan aan het verbod tot uitoefening van een nevenbedrijf. Deze leden vragen of hier sprake is van een vorm van nevenbedrijf. Met betrekking tot het van toepassing zijnde regime vragen deze leden, in geval van aanvrage van een vergunning voor het levensverzekeringsbedrijf, waarom de natura-uitvaartverzekeraar alsdan volledig onder de bepalingen van de Wet toezicht verzekerings Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 19

20 bedrijf 1993 valt. Het kan volgens deze leden toch niet de bedoeling van de wetgever zijn dat een verzekeraar wiens hoofdbedrijf het uitoefenen van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is, niet meer valt onder de bepalingen van het onderhavige wetsvoorstel. Door de wijziging van de definitie van overeenkomsten van levensverze kering (zie artikel 99, onderdeel A) zal het levensverzekeraars die in het bezit zijn van een vergunning op basis van de Wet toezicht verzekerings bedrijf 1993toegestaan zijn ook overeenkomsten van natura uitvaartverzekering te sluiten. Een verzekeraar die gespecialiseerd is in het sluiten van natura-uitvaartverzekeringen maar die beschikt over een vergunning op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt alsdan als levensverzekeraar aangemerkt. Aangezien de solvabiliteitseisen voor levensverzekeraars hoger zijn dan die welke aan natura uitvaartverzekeraars worden gesteld, bestaat er vanuit toezichtsoogpunt geen enkel bezwaar als een verzekeraar wiens hoofdbedrijf het uitoefenen van het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf is, niet meer valt onder de bepalingen van het onderhavige wetsvoorstel maar onder die van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf Deze leden vragen bovendien of het geen aanbeveling verdient in de wet vast te leggen wat onder nevenbedrijf moet worden verstaan. Is het bijvoorbeeld toegestaan dat een natura-uitvaartverzekeringsbedrijf de uitvaart in eigen beheer doet of moet zij daarvoor een aparte rechts persoon in het leven roepen? De bewoordingen van artikel 37 zijn duidelijk. Een natura uitvaartverzekeringsbedrijf mag geen enkel ander bedrijf uitoefenen dan het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf. Dit houdt onder meer in, zoals in de toelichting op dat artikel is vermeld, dat de betrokken verzekeraar niet bedrijfsmatig overeenkomsten tot het verzorgen van de uitvaart mag sluiten met anderen dan de eigen verzekeringnemers. Aan dergelijke overeenkomsten tot de verzorging van de uitvaart ligt immers geen overeenkomst van verzekering ten grondslag. Wil een natura uitvaartverzekeraar wel uitvaarten verzorgen ten behoeve van anderen dan de eigen verzekerden, dan moet hiervoor een aparte rechtspersoon worden opgericht. 7. Buitenlandse natura-uitvaartverzekeraars De leden van de SGP-fractie stellen de vraag wanneer het verlichte regime van toepassing is op een in Nederland opererend buitenlands natura-uitvaartverzekeringsbedrijf: indien de buitenlandse verzekeraar in zijn totaliteit een bestand heeft van 3000 of minder meerderjarig verze kerden of wanneer zijn Nederlandse bestand een omvang heeft van 3000 of minder? Dienstverrichtende buitenlandse kleine natura-uitvaartverzekeraars die een beroep willen doen op het verlichte regime, moeten in en buiten Nederland minder dan 3000 meerderjarige verzekerden hebben. Overigens is de enige «verlichting» waar dit regime voor kleine buiten landse onderlinge natura-uitvaartverzekeraars in voorzietten opzichte van het toezichtsregime van de WTN, dat zij, onder bepaalde voorwaarden, niet behoeven te voldoen aan de eisen met betrekking tot de solvabiliteits marge. Een bijkantoor in Nederland van een verzekeraar met zetel buiten Nederland met minder dan 3000 meerderjarige verzekerden kan geen beroep doen op het verlichte regime, maar zal volledig onder toezicht staan van de Verzekeringskamer (zie paragraaf 7.2 van de memorie van toelichting). Met betrekking tot de voorgeschreven rechtsvorm voor natura uitvaartverzekeringsbedrijven merken de leden van de SGP-fractie op dat zij niet gelukkig zijn met het gegeven dat er aan de rechtsvorm van de in Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 20

21 ons land opererende buitenlandse verzekeraars geen specifieke vereisten worden gesteld, aangezien rechtsvormen per staat verschillen. Deze leden merken op dat dit laatste juist een argument zou kunnen zijn om wel vereisten te stellen aan de rechtsvorm. Zij kunnen zich voorstellen dat buitenlandse rechtspersonen wel een rechtsvorm hebben, die verge lijkbaar is met de voor de uitoefening van het natura uitvaartverzekeringsbedrijf in Nederland toegestane rechtsvorm. De aan het woord zijnde leden vragen de regering een overzicht van vergelijkbare rechtsvormen van de EU-lidstaten. Bovendien vragen zij de regering haar mening over de suggestie, gegeven het belang dat in Nederland wordt gehecht aan de rechtsvorm voor natura-uitvaartverzekeringsbedrijven, de voor buitenlandse verzekeraars toegestane rechtsvorm op te nemen in de wet. Behalve natura-uitvaartverzekeraars gevestigd in een van de lid-staten van de Europese Unie, is het niet uit te sluiten dat natura uitvaartverzekeraars gevestigd in andere staten hierte lande het natura uitvaartverzekeringsbedrijf willen uitoefenen. Het stellen van eisen aan de rechtsvorm van buitenlandse verzekeraars, stuit dan ook praktisch op bezwaren. Voor een overzicht van vergelijkbare rechtsvormen in de Europese Unie wordt verwezen naar artikel 5 van de derde richtlijn levensverzekering (zie de bijiage bij deze nota) Gevolgen voor de bedrijfstak De leden van de fractie van de RPF vragen om meer duidelijkheid over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de meergenoemde instellingen zonder winstoogmerk. Met welke kosten krijgen verenigingen te maken die zich tot onderlinge waarborgmaatschappij zullen moeten omvormen. Kan een indicatie worden gegeven over de gevolgen hiervan voor het voortbestaan van de huidige instellingen/verenigingen zonder winst oogmerk? Van de Koninklijke Notariële Broederschap is informeel begrepen dat de tarieven van notarissen inzake de vennootschapspraktijk vrij zijn. De kosten van omzetting verschillen per notaris en hangen af van de hoeveelheid werk in het concrete geval. Ik heb overigens begrepen dat het denkbaar is dat een belangenvereniging van natura-uitvaartverzekeraars ten behoeve van haar leden afspraken maakt met een notaris over een speciaal tarief voor haar leden. Door het redigeren van bijvoorbeeld standaard statuten kunnen de kosten van omzetting beperkt worden. 9. Gevolgen voor de Verzekeringskamer De leden van de GPV-fractie vragen of de regering een globale inschatting kan geven van de kosten die de Verzekeringskamer zal maken als gevolg van de extra werklast. Deze kosten zullen worden omgeslagen over alle onder toezicht staande verzekeraars. Zullen verzekeraars deze lasten doorberekenen aan de verzekerden? De Verzekeringskamer heeft een globale schatting gemaakt van de kosten die de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel voor haar structureel met zich zal brengen. Zij schat deze kosten op ongeveer f ,- op jaarbasis (voor personeels en overige kosten). Tegenover de genoemde kostenstijgingen staat een kostendaling in verband met het wegvallen van de taak van de Verzekeringskamer inzake het toezicht op verzekeraars met zetel in een andere lid-staat van de Europese Unie. Als gevolg van de toepassing van de derde generatie verzekeringsrichtlijnen per 1 juli 1994 staan deze verzekeraars voor hun Europese activiteiten onder toezicht van de toezichthouder in de lid-staat van hun zetel. Per saldo zal de kosten stijging naar schatting structureel uitkomen op ongeveer f ,-. 1 Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie Tijdens de beginfase na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal de mentaire Documentatie. Verzekeringskamer overigens een beduidend hogere inspanning moeten Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 21

22 leveren in verband met de gezondmaking van de markt. De additionele kosten hiervan zijn op dit moment nog niet in te schatten. De totale kosten van de Verzekeringskamer verbonden aan de uitvoering van het onderhavige wetsvoorstel en van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 zullen worden omgeslagen over alle onder toezicht van de Verzekeringskamer staande verzekeraars (zie de artikelen 91 en 99, onderdeel I). Verzekeraars financieren hun kosten, waaronder de kosten die door de toezichthouder in rekening zijn gebracht, uit al hun inkomsten, zoals de beleggingsopbrengsten en premie-inkomsten. Polishouders dragen daarmee indirect bij aan de financiering van het toezicht. II. ARTIKELEIM Artikel 1 De leden van de fractie van D66 vragen hoe de definitie van natura uitvaartverzekeringen in artikel 1, onderdeel a, zich verhoudttot het algemene begrip verzekeringen, zoals dat in het verzekeringsrecht wordt gehanteerd en of er sprake is van een lex specialis. Bij deze definitie wordt het algemene civielrechtelijke begrip verzekering als gegeven beschouwd. Verwezen wordt naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie in paragraaf 2 over de aard van de door begrafenis verenigingen aangeboden diensten. De leden van de RPF-fractie vragen of het voor de begrafenis verenigingen volstrekt duidelijk is welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of zij diensten met een verzekeringskarakter aanbieden. Volgens deze leden zal het gezien de toelichting terzake op bladzijde 20 van de memorie van toelichting moeilijk worden nog verenigingen op te richten met de bedoeling diensten aan te bieden die een dergelijk verzekeringska rakter niet dragen. Zij vragen of naar de mening van de minister niettemin een dergelijke ruimte reëel aanwezig is en van welk karakter dergelijke diensten dan nog wel kunnen zijn. Naar de mening van de ondergetekende kan aan de hand van de toelichting op artikel 1, onderdeel a, van het wetsvoorstel met redelijke zekerheid worden bepaald of een dienst die wordt aangeboden een overeenkomst van natura-uitvaartverzekering betreft. In twijfelgevallen kan contact worden opgenomen met de Verzekeringskamer. Zoals in paragraaf 6.4 van het algemene deel van de memorie van toelichting is aangegeven, worden er naast natura-uitvaartverzekeringen fondsvormingscontracten aangeboden zonder verzekeringselement. De prestatie is bij dergelijke contracten niet meer dan de tegenwaarde van de ingelegde som, vermeerderd met beleggingsopbrengsten. Onderne mingen die uitsluitend dergelijke fondsvormingscontracten zonder enig verzekeringselement aanbieden, vallen niet onder de werkingssfeer van dit wetsvoorstel. Zodra de overeenkomst echter enig verzekeringselement bevat, bijvoorbeeld een garantie voor een bepaalde minimum-uitkering in geval van overlijden, dan betreft het een verzekeringsovereenkomst, waarvan de bedrijfsmatige aanbieder onder toezicht respectievelijk het verlichte regime zal vallen. Deze leden vroegen voorts in hoeverre het eenduidig vast te stellen is of de veelal als kleinschalige instellingen werkende verenigingen bedrijfs matig handelen. De omstandigheid dat vaak zonder beroepskrachten wordt gewerkt, zonder commerciële acquisitie en zonder winstoogmerk doet volgens deze leden aan dit bedrijfsmatige karakter het een en ander af. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 22

23 Een instelling handelt «bedrijfsmatig» indien zij aan iedereen of aan iedereen uit een bepaalde groep van personen de gelegenheid biedt tot het sluiten van natura-uitvaartverzekeringen. Het werken zonder beroeps krachten, zonder commerciële acquisitie, zonder winstoogmerk, en dergelijke doet daar niet aan af. Artikel 94 De leden van de fractie van D66 vragen of de regering bereid is de termijn voor natura uitvaartverzekeraars die op het tijdstip van inwerking treding van de wet het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf uitoefenen om een vergunning aan te vragen, te verlengen van 6 maanden tot een jaar. De ondergetekende is geen voorstander van verlenging van deze termijn. Bij de inwerkingtreding van de Wet toezicht schadeverzekerings bedrijf (Stb. 1985, 705) werd schadeverzekeraars een termijn gegund van drie maanden. Ten opzichte daarvan wordt natura-uitvaartverzekeraars derhalve een dubbel zo lange termijn gegund. Zes maanden moet voldoende zijn om een aanvraagformulier in te vullen en de daarbij gevraagde bescheiden te voegen, zeker omdat voor het omzetten van de rechtsvorm zes maanden extra de tijd wordt gegeven. De Minister van Financiën, G. Zalm Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 6 23

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23688 Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf B ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 007 008 31 131 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 9a 24 138 Wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23688 Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inhoudsopgave Blz. Inhoudsopgave Blz. A. Algemeen 2 1. Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 131 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 556 Besluit van 14 november 1995, houdende uitvoering van de artikelen 38, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 45, eerste, tweede, vierde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011; De raad van de gemeente Schiermonnikoog; overwegende, dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar bij verordening

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

het eerste lid, wordt in artikel 131 van de richtlijn solvabiliteit II voor 31 december 2016 gelezen: 31 december lid toegevoegd, luidende:

het eerste lid, wordt in artikel 131 van de richtlijn solvabiliteit II voor 31 december 2016 gelezen: 31 december lid toegevoegd, luidende: Besluit van tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft in verband met aanpassing van de solvabiliteitseisen voor verzekeraars met beperkte risico-omvang verzekeraars met beperkte risico-omvang)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 34 934 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Advies W /III

Advies W /III Advies W12.18.0366/III Datum: woensdag 28 november 2018 Soort: Voorlichting Ministerie: Sociale zaken en Werkgelegenheid Vindplaats: Kamerstukken I 2018/19, 34934, nr. E Verzoek om voorlichting van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2005/30013 (3764) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet

Nadere informatie

: Monuta Verzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen Verzekeraar

: Monuta Verzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-410 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. A.M.T. Wigger en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

PROCEDURE. Vele Nardus-leden werken al vele jaren vanuit een hoge kwaliteitsnorm, maar vallen buiten de twee hierboven genoemde kaders.

PROCEDURE. Vele Nardus-leden werken al vele jaren vanuit een hoge kwaliteitsnorm, maar vallen buiten de twee hierboven genoemde kaders. 7.5. Nardus Gedragscode Uitvaartfinanciering 1.0 Doel De doelstelling van de Nardus Gedragscode Uitvaartfinanciering is het beheersen van het kwaliteitsniveau van de dienstverlening in de uitvaartbranche.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 301 28 838 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf

Nadere informatie

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw, Amsterdam, 3 juli 2015 Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II Geachte heer, mevrouw, Namens de Vereniging van Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) willen wij graag van de gelegenheid

Nadere informatie

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN Februari 2011 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Inleidende bepalingen 1.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 016 Regeling van de mogelijke toewijzing van extra zetels voor Nederland in het Europees Parlement Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Nadere informatie

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.6 Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen tekst bronnen Besluit van de staatssecretaris van Financiën d.d. 6.7.2009

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

No.W /II 's-gravenhage, 10 april 2012

No.W /II 's-gravenhage, 10 april 2012 ... No.W03.12.0028/II 's-gravenhage, 10 april 2012 Bij Kabinetsmissive van 1 februari 2012, no.12.000198, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 483 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met kwijting aan bestuurders en commissarissen Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie

Nadere informatie

Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001

Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit winstbepaling en reserves verzekeraars 2001, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2000,

Nadere informatie

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-208 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, en mr. B.F. Keulen en drs. L.B. Lauwaars R.A., leden en mr. A. Westerveld, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Toelichting. c. Wijziging van het Besluit zorgverzekering met het oog op de dekking van terrorismeschade

Toelichting. c. Wijziging van het Besluit zorgverzekering met het oog op de dekking van terrorismeschade Artikel 1.11 (van het concept Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet) Het Besluit zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2.3 van het Besluit zorgverzekering komt te luiden: Artikel 2.3 1.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis)

Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) Opinie inzake Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht 17 augustus 2007, LJN: BB1867 (Sint Antonius Ziekenhuis) mr. J.C. (Kees) van de Water, KW Legal, juli 2008 Aan de orde in onderhavige zaak is (mede)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 Nieuwe bepalingen met betrekkin gemeenten (Gemeentewet) g tot Nieuwe bepalingen met betrekking tot provincies (Provinciewet) ADVIES RAAD VAN STATE

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23440 Aanpassing van de vergoeding van verblijfkosten van leden van de Tweede Kamer en enige andere wijzigingen van de Wet schadeloosstelling leden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

: Monuta Verzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn verder te noemen Verzekeraar

: Monuta Verzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-324 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. R.J. Paris en drs. W. Dullemond, leden en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris) Klacht ontvangen op

Nadere informatie

2 Vergaderjaar

2 Vergaderjaar T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2005-2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Aan de voorzitter en de leden. van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie. van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Aan de voorzitter en de leden. van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie. van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 14 oktober 2011 Referentie: B2011.51 Betreft:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant

Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant Het bestuur van de Orde Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants, Gelet op artikel 25, derde

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 145b 16833 Wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1977,494) NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 14 mei 1985

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 491 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de

Nadere informatie

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder:

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: a. Spuitlijmconcurrent: de besloten

Nadere informatie

Premiereserve bij overlijdensrisicoverzekeringen. Pieter Leerink ACIS 7 februari 2014

Premiereserve bij overlijdensrisicoverzekeringen. Pieter Leerink ACIS 7 februari 2014 Premiereserve bij overlijdensrisicoverzekeringen Pieter Leerink ACIS 7 februari 2014 Geldgids Consumentenbond december 2012 Verzekeraars weigeren premiespaarpot terug te geven Geldgids Consumentenbond

Nadere informatie

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) 31 117 Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s) Nr. VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 10 juli

Nadere informatie

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene.

ASR Schadeverzekering N.V, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-80 d.d. 19 maart 2013 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248 4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. en de Pensioen- & Verzekeringskamer ingevolge

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 506 Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels ter uitvoering van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot de reikwijdte en toegang

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 869 Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Wet op het consumentenkrediet teneinde de reikwijdte van de bepalingen inzake de informatieverstrekking

Nadere informatie

RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen

RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen RJ-Uiting 2014-7: ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen Inleiding RJ-Uiting 2014-7 bevat de ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen. De Raad voor de Jaarverslaggeving

Nadere informatie

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012

No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 ... No.W06.12.0456/III 's-gravenhage, 7 december 2012 Bij Kabinetsmissive van 8 november 2012, no.12.002573, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. Het verdere verloop van de procedure in beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. Het verdere verloop van de procedure in beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2018-045 d.d. 19 december 2018 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, J.C.H. Kars AAG CERA, mr. F.R. Salomons, mr. A. Smeeing-van Hees en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. H.C.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 238 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van

Nadere informatie

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen.

In het opschrift komt de zinsnede en deskundigheidstoetsing van commissarissen te vervallen. 32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT

COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT COMMISSIE VENNOOTSCHAPSRECHT Datum: Kenmerk: De Minister van Justitie, mr A.H. Korthals Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Excellentie, inzake: Adviesaanvraag commissie vennootschapsrecht over het wetsvoorstel

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2018/19 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Geheimhoudingsverklaring en disclaimer Selectie- en verkoopprocessen NS Stations V&O. NS Stations Legal

Geheimhoudingsverklaring en disclaimer Selectie- en verkoopprocessen NS Stations V&O. NS Stations Legal Geheimhoudingsverklaring en disclaimer Selectie- en verkoopprocessen NS Stations V&O NS Stations Legal GEHEIMHOUDINGSVERKLARING/DISCLAIMER Selectie- en verkoopprocessen NS Stations V&O Inzake object voormalig

Nadere informatie

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied) 30 509 Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied) Tweede nota van wijziging Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de invulling van het begrip consistentie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Prins Clauslaan 60, 2595 AJ Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De minister van Infrastructuur en Milieu Postbus

Nadere informatie

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg

INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november De voorzitter van de commissie, Duisenberg Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2016-2017 34 576 Holland Casino Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld november 2016 De vaste commissie voor Financiën heeft op 3

Nadere informatie

3. De positie van pensioenfondsen in de PSW

3. De positie van pensioenfondsen in de PSW 3. De positie van pensioenfondsen in de PSW 3.1 Inleiding De PSW schrijft voor dat een pensioentoezegging moet worden uitgevoerd door een pensioenfonds of een verzekeraar. De PSW schrijft ook voor dat

Nadere informatie

De Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

De Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd: CONSULTATIEVERSIE Besluit van ( datum), houdende wijziging van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft van 15 november 2006 in verband met regels met betrekking tot de bescherming

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-029 d.d. 23 september 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 978 Aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 696 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde richtlijn nr. 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 323 Besluit van 22 juni 2011 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van titel

Nadere informatie

Controle protocol Stichting De Friesland

Controle protocol Stichting De Friesland Controle protocol Stichting De Friesland 1. Doelstelling Stichting De Friesland heeft van de Belastingdienst de ANBI (algemeen nut beogende instelling) verkregen. Ten aanzien van de verantwoording van

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 62.707/3 van 18 januari 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 12 maart 1999

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 209 Regeling van de tijdelijke vervanging van wethouders en gedeputeerden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte B MEMORIE VAN ANTWOORD

Nadere informatie

ABP Jaarverslag Inhoudsopgave. 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring OVERIGE GEGEVENS

ABP Jaarverslag Inhoudsopgave. 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring OVERIGE GEGEVENS Inhoudsopgave 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring 5 6 4 Statutaire winstverdeling In de statuten is geen bepaling opgenomen over de wijze waarop het resultaat moet worden verdeeld. 5 Actuariële

Nadere informatie

Dit protocol beoogt echter geen onderzoeksaanpak voor te schrijven, en is evenmin een (uitputtend) werkprogramma.

Dit protocol beoogt echter geen onderzoeksaanpak voor te schrijven, en is evenmin een (uitputtend) werkprogramma. Bijlage 1 bij Frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen 2016-2019: Controleprotocol Frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen 2016-2019 1. Inleiding Het regeerakkoord

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 34 989 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Nadere informatie

Factsheet 'Verstrekking gezondheidsgegevens cliënten vooruitlopend op inwerkingtreding Wmo'

Factsheet 'Verstrekking gezondheidsgegevens cliënten vooruitlopend op inwerkingtreding Wmo' Factsheet 'Verstrekking gezondheidsgegevens cliënten vooruitlopend op inwerkingtreding Wmo' De zorgaanbieders geven aan door verschillende gemeenten waarmee zij gecontracteerd hebben, op dit moment al

Nadere informatie

Aan dtkv. 2016/ Uw brief van: 19 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 19 juli 2016

Aan dtkv. 2016/ Uw brief van: 19 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 19 juli 2016 Aan dtkv De Raad van Ministers De Minister van Algemene Zaken De heer B. Whiteman Fort Amsterdam 17 Curaçao Uw nummer (letter): Onderwerp: Bijlage(n): 2016/023478 Uw brief van: 19 juni 2016 Ons nummer:

Nadere informatie

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen: Directoraat-Generaal Belastingdienst/ Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 22 januari 2010, nr. DGB 2010/415 M, Staatscourant 2010, 1372 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

<WERKGEVER> Contractnr. <REG>/001

<WERKGEVER> Contractnr. <REG>/001 BETEREXCEDENT Uitvoeringsovereenkomst Contractnr. /001 Versiedatum: 1-1-2016 Pagina 2 van 11 Overeenkomst BeterExcedent /001 (uitvoeringsovereenkomst in de zin van artikel 25 van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23688 Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD

Nadere informatie

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015 Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015 Artikel 1. Begripsomschrijvingen a. Activiteit: het resultaat van samenhangend handelen van een organisatie, meetbaar in tijd, kwantiteit, kwaliteit

Nadere informatie

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd: Directie Financiële Markten Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 15 augustus 2007 FM 2007-01901 M Onderwerp Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft De Minister van Financiën, Gelet

Nadere informatie

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam.

Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam. 1 Algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van de Vereniging Groothandel Automaterialen Vrooam, statutair gevestigd te Schiedam. Artikel 1: Algemeen Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle rechtsverhoudingen,

Nadere informatie

Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade- en inkomensverzekeringen

Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade- en inkomensverzekeringen Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen zakelijke schade- en De Algemene Ledenvergadering van het Verbond van Verzekeraars heeft op 10 december 2014 de volgende bedrijfsregeling voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 632 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 892 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met samenwerking tussen onbekostigd

Nadere informatie

Controleprotocol provincie Utrecht

Controleprotocol provincie Utrecht Controleprotocol provincie Utrecht Controleprotocol voor de accountantscontrole bij door de provincie Utrecht gesubsidieerde instellingen Januari 2010 Controleprotocol provincie Utrecht 1 van 7 Controleprotocol

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21221 Algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht) Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 december 1990 Het voorstel van wet wordt

Nadere informatie

Axent NabestaandenZorg N.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Verzekeraar.

Axent NabestaandenZorg N.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Verzekeraar. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-231 d.d. 13 augustus 2015 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. W. Dullemond, leden en mr. R.A.F. Coenraad,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 258 Besluit van 3 juli 2007, houdende aanpassing van enige fiscale uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

HOEBERT HULSHOF & ROEST

HOEBERT HULSHOF & ROEST Inleiding Artikel 1 Deze standaard voor aan assurance verwante opdrachten heeft ten doel grondslagen en werkzaamheden vast te stellen en aanwijzingen te geven omtrent de vaktechnische verantwoordelijkheid

Nadere informatie

ABP Jaarverslag Inhoudsopgave. 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring Controleverklaring. Overige gegevens

ABP Jaarverslag Inhoudsopgave. 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring Controleverklaring. Overige gegevens Inhoudsopgave Overige gegevens 4 Statutaire winstverdeling Actuariële verklaring 5 6 8 Overige gegevens Overige gegevens 4 Statutaire winstverdeling Statutaire winstverdeling In de statuten is geen bepaling

Nadere informatie

Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010

Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010 Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010 Algemeen 1. Inleiding Op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c van de Wet werk en bijstand (WWB) dient de gemeenteraad een verordening

Nadere informatie

De Wmo en inkomensgrenzen (2012)

De Wmo en inkomensgrenzen (2012) De Wmo en inkomensgrenzen (2012) 1. Aanleiding Recent zijn er door de Tweede Kamer en diverse gemeenten vragen gesteld over inkomensgrenzen in de Wmo, mede naar aanleiding van enkele rechterlijke uitspraken

Nadere informatie