ECLI:NL:RVS:2004:AO3877
|
|
- Alfred van Dijk
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ECLI:NL:RVS:2004:AO3877 Instantie Raad van State Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Europees bestuursrecht Hoger beroep Bij besluit van 15 maart 2001 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) appellante meegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 26 april 2001, een schriftelijke aanvraag moet indienen bij het Commissariaat voor toestemming als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de Mediawet ten behoeve van het door haar verzorgde "pay per view programma" dat wordt uitgezonden als onderdeel van de dienst met de naam Mr. Zap, aangezien dit programma dient te worden aangemerkt als een programma voor bijzondere omroep als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder l, van de Mediawet. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak /1. Datum uitspraak: 18 februari 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Mediakabel B.V.", gevestigd te Capelle aan den IJssel, appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 september 2002 in het geding tussen: appellante en het Commissariaat voor de Media.
2 1. Procesverloop Bij besluit van 15 maart 2001 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) appellante meegedeeld dat zij zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 26 april 2001, een schriftelijke aanvraag moet indienen bij het Commissariaat voor toestemming als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de Mediawet ten behoeve van het door haar verzorgde "pay per view programma" dat wordt uitgezonden als onderdeel van de dienst met de naam Mr. Zap, aangezien dit programma dient te worden aangemerkt als een programma voor bijzondere omroep als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder l, van de Mediawet. Bij besluit van 19 juni 2001 heeft het Commissariaat aan appellante voor een periode van vijf jaren toestemming verleend om als commerciële omroepinstelling een door haar verzorgd televisieprogramma voor bijzondere omroep met de naam "Filmtime (als onderdeel van Mr. Zap)" uit te zenden of te doen uitzenden, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet. Bij besluit van 20 november 2001 heeft het Commissariaat het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 september 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 december Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 31 januari 2003 heeft het Commissariaat van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. Geus, advocaat te Den Haag, en mr. F. van der Linde, juridisch medewerker bij Mediakabel B.V., en het Commissariaat, vertegenwoordigd door mr. G.H.L. Weesing, advocaat te Amsterdam, en B.J. Kipp, medewerker zendtijd en kabelzaken, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Sinds eind 1999 biedt appellante aan abonnees de mogelijkheid om Mr. Zap-diensten op proef te ontvangen via een aantal omroepnetwerken. Met deze diensten wordt de abonnee enerzijds een aantal extra televisiezenders aangeboden die een aanvulling zijn op het programmapakket dat de aanbieder van het omroepnetwerk reeds uitzendt, en wordt anderzijds de mogelijkheid geboden een of meer films te bestellen uit een dagelijks aanbod dat via het televisiescherm en de programmagids is te raadplegen. De onderhavige dienst "Filmtime (als onderdeel van Mr. Zap)" (hierna: Filmtime) betreft een zogenaamd 'pay per view' product. Met behulp van een set-topbox (Mr. Zap-box) en een Mr. Zapsmartcard, een pinkaart met een unieke elektronische code die in de Mr. Zap-box wordt ingevoerd, kunnen abonnees op bestelling een of meer van de ruim zestig per maand door appellante aangeboden films bekijken. Meerdere keren per uur verspreidt appellante via een digitaal platform de in die maand aangeboden films gecodeerd over het hele netwerk, waarmee zij de films beschikbaar maakt voor de abonnees die deze willen bestellen. De abonnee bepaalt aan de hand van informatie op het televisiescherm of in de (elektronische) programmagids welke film hij wil zien en op welk beschikbaar moment, en bestelt deze. Nadat de abonnee heeft betaald, wordt een individuele elektronische sleutel aan hem toegestuurd, waarmee de gecodeerde film voor die abonnee zichtbaar wordt. Uitsluitend de abonnees die een film via de afstandsbediening van de Mr. Zap-box dan wel telefonisch hebben besteld, kunnen deze daadwerkelijk zien.
3 2.2. Bij besluit van 20 november 2001 heeft het Commissariaat het bij de beslissing in primo van 15 maart 2001 ingenomen standpunt gehandhaafd dat de dienst Filmtime dient te worden aangemerkt als een programma in de zin van artikel 1, aanhef en onder f, van de Mediawet en meer in het bijzonder als een programma voor bijzondere omroep als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder l, van de Mediawet. Volgens het Commissariaat is bij dit onderdeel van Mr. Zap geen sprake van gerichte verzending, aangezien de films niet op individueel verzoek worden verzonden maar op vaste tijden worden uitgezonden. De abonnee kan uitsluitend bepalen of hij de film die op dat moment door appellante wordt uitgezonden, wil ontvangen. Hij kan niet zelf bepalen dat hij film x op tijdstip y wil zien. In verband hiermee heeft het Commissariaat appellante verzocht ten behoeve van de dienst Filmtime een schriftelijke aanvraag bij het Commissariaat in te dienen voor toestemming als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, van de Mediawet. Na een verzoek daartoe van appellante, onder protest en onder voorbehoud van al haar rechten, heeft het Commissariaat bij besluit van 19 juni 2001 aan appellante voor een periode van vijf jaar toestemming verleend om als commerciële omroepinstelling een door haar verzorgd televisieprogramma voor bijzondere omroep met de naam Filmtime uit te zenden of te doen uitzenden, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet. De rechtbank heeft, mede gelet op de memorie van toelichting bij de Telecommunicatiewet, overwogen samengevat weergegeven dat, nu appellante het filmaanbod bepaalt alsmede het tijdstip waarop en de frequentie waarmee de films worden aangeboden, gesproken kan worden van een programma, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, van de Mediawet. Volgens de rechtbank voldoet de Mr. Zapdienst tevens aan de criteria van artikel 1, aanhef en onder l, van de Mediawet (programma voor bijzondere omroep), nu sprake is van een programma dat gecodeerd wordt uitgezonden en is bestemd voor ontvangst door een deel van het algemene publiek, terwijl een bestelling door een abonnee van een Mr. Zap-film leidt tot een aan het Mr. Zap-abonnement ondergeschikte maar daarvan losstaande overeenkomst om op dat moment uitsluitend die bestelde film te ontvangen. Appellante betwist dat haar dienst Filmtime een programma is in de zin van artikel 1, aanhef en onder f, van de Mediawet. Volgens appellante betreft het hier een interactieve dienst die moet worden beschouwd als dienst van de informatiemaatschappij, waarop de Mediawet niet van toepassing is, zodat aan het Commissariaat geen toezichthoudende bevoegdheid toekomt ten aanzien van deze Mr. Zap-dienst. In dit verband voert appellante aan dat de films alleen op individueel verzoek zichtbaar zijn. Bestelling en adressering van het product geschieden één op één, ook al worden de individuele bestellingen in technisch opzicht om redenen van efficiency gegroepeerd en bulksgewijs afgehandeld. Aangezien de films niet altijd onmiddellijk na afroep beschikbaar zijn, is bij Filmtime volgens appellante sprake van 'near video-on-demand'. Appellante beroept zich tevens op artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de Lid-Staten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (PbEG L 298), zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 (PbEG L 202) (hierna ook: de televisierichtlijn) Het nationale recht In artikel 1, aanhef en onder f, van de Mediawet wordt onder het begrip programma verstaan: een elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud, dat bedoeld is te worden uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan, met uitzondering van datadiensten, diensten die uitsluitend op individueel verzoek beschikbaar zijn, en andere interactieve diensten. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de Mediawet wordt onder programma voor bijzondere omroep verstaan: een programma dat gecodeerd wordt uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door een deel van het algemene publiek, bestaande uit diegenen die met de omroepinstelling die het
4 programma verzorgt, een tot de ontvangst van het programma strekkende overeenkomst hebben gesloten. Ingevolge artikel 71a, eerste lid, van de Mediawet, voorzover hier van belang, is het een commerciële omroepinstelling, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet, slechts toegestaan een door haar verzorgd programma uit te zenden of te doen uitzenden, indien zij daarvoor toestemming van het Commissariaat voor de Media heeft verkregen Bij de totstandkoming van de Telecommunicatiewet is het huidige artikel 1, aanhef en onder f, opgenomen in de Mediawet. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is ingegaan op de reikwijdte van de opgenomen bepaling in de Mediawet en de verhouding met telecommunicatiediensten die vallen onder de Telecommunicatiewet. Daarbij is opgemerkt dat de omschrijving van het begrip programma mede is gebaseerd op de geldende Europese regelgeving terzake, in het bijzonder artikel 1, onderdeel (a), van de televisierichtlijn. Naar het oordeel van de Afdeling is met het begrip programma in artikel 1, aanhef en onder f, van de Mediawet in zoverre niet beoogd af te wijken van de inhoud en reikwijdte van artikel 1, onderdeel (a), van de televisierichtlijn en dient deze bepaling in de Mediawet in overeenstemming met de televisierichtlijn te worden geïnterpreteerd Het gemeenschapsrecht Ingevolge artikel 1, onderdeel (a), van de televisierichtlijn wordt onder "televisie-omroepen" verstaan: het oorspronkelijke uitzenden via de kabel of draadloos, via de ether of via satelliet, in al dan niet gecodeerde vorm van voor ontvangst door het publiek bestemde televisieprogramma's. Hieronder is mede begrepen het overdragen van programma's tussen ondernemingen met het oog op doorgifte daarvan aan het publiek. Hieronder zijn niet begrepen communicatiediensten die informatieve gegevens of andere prestaties op individueel verzoek verstrekken zoals telekopiediensten, elektronische databanken en andere soortgelijke diensten Ingevolge artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 juli 1998 (PbEG L 217), en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178), voorzover hier van belang, geldt Richtlijn 98/34/EG niet voor televisieomroepdiensten als bedoeld in artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG, zijnde de televisierichtlijn. Richtlijn 98/34/EG bevat aanvullend in Bijlage V een indicatieve lijst van diensten die niet onder het in artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG gedefinieerde begrip "dienst" vallen. Onderdeel (3) van deze lijst betreft diensten die niet "op individueel verzoek van een afnemer van diensten" worden geleverd. Dit onderdeel (3) noemt diensten die via de verzending van gegevens zonder individuele oproep worden verricht en bestemd zijn voor gelijktijdige ontvangst door een onbeperkt aantal ontvangers (point-to-multipoint-transmissie): a) televisieomroepdiensten (waaronder "near-video-on-demand"), bedoeld in artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG; b) c) 2.5. Gelet op het vorenstaande maakt de televisierichtlijn voorzover hier van belang - onderscheid
5 tussen televisieomroepdiensten, die zijn bestemd voor het publiek, en communicatiediensten, die informatieve gegevens of andere prestaties verstrekken op individueel verzoek. De reikwijdte van Richtlijn 98/34/EG, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, wordt bepaald door het begrip "diensten van de informatiemaatschappij". Richtlijn 98/34/EG lijkt een nadere invulling te geven aan het begrip televisieomroepdiensten in de zin van artikel 1, onderdeel (a), van de televisierichtlijn. Uit Richtlijn 98/34/EG, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, en dan met name uit onderdeel (3), onder a), van de hierboven genoemde Bijlage V, en uit Richtlijn 2000/31/EG lijkt te kunnen worden afgeleid dat er, in het geval sprake is van 'near video-on-demand', sprake is van een televisieomroepdienst. Richtlijn 98/34/EG is van latere datum dan de televisierichtlijn; onduidelijk is of door middel van de bij Richtlijn 98/34/EG behorende Bijlage V, het begrip televisieomroepdienst, zonder het in de televisierichtlijn te wijzigen, nader is gedefinieerd. Gelet op het vorenstaande legt de Afdeling de volgende prejudiciële vraag aan het Hof voor: 1a. Dient het begrip "televisie-omroep" in de zin van artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG aldus te worden uitgelegd dat daaronder niet valt een "dienst van de informatiemaatschappij", zoals vermeld in artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, maar wel diensten als omschreven in de in Bijlage V bij Richtlijn 98/34/EG opgenomen indicatieve lijst van diensten die niet onder artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG vallen, in het bijzonder onderdeel (3), waaronder "near video-on-demand", die dus geen "diensten van de informatiemaatschappij" zijn? 1b. Indien vraag 1a ontkennend wordt beantwoord, op welke wijze dient dan onderscheid te worden gemaakt tussen het begrip "televisie-omroep" in de zin van artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG en het daar evenzeer genoemde begrip "communicatiediensten die informatieve gegevens op individueel verzoek verstrekken"? 2.6. De dienst Filmtime bevat zowel elementen die in de richting van een dienst van de informatiemaatschappij wijzen, als elementen die wijzen in de richting van een televisieomroepdienst. Enerzijds wijst de omstandigheid dat de abonnee met het abonnement zelf geen enkele film, maar tegen afzonderlijke betaling een of meer van de ruim zestig per maand door appellante aangeboden films kan bekijken op een door de abonnee zelf uit de beschikbare tijdstippen te kiezen tijdstip, in de richting dat sprake is van een individuele dienst op verzoek. Bij deze benadering, die door appellante wordt gevolgd, is het gezichtspunt van de abonnee bepalend. Anderzijds wijzen een aantal omstandigheden in de richting dat sprake is van een televisieomroepdienst. De selectie van beschikbare films vindt plaats door de aanbieder van de dienst, die tevens de frequentie bepaalt waarmee en de tijdstippen waarop de films worden aangeboden. De abonnee kan uitsluitend binnen het door de aanbieder van de dienst geboden kader kiezen en heeft niet de vrijheid een andere film of een ander tijdstip te kiezen dan wordt geboden. De gecodeerde signalen van de door de aanbieder van de dienst aangeboden films worden meerdere keren per uur (ongericht) over het gehele netwerk verspreid en niet op individueel verzoek uitgezonden of beschikbaar gesteld, en die signalen kunnen door verschillende abonnees tegelijkertijd worden ontvangen en gedecodeerd. Bij deze benadering is niet het gezichtspunt van de abonnee maar dat van de aanbieder van de dienst doorslaggevend. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat, zoals door appellante is verklaard, het technisch wel mogelijk is het opvragen van de films uit de Filmtimecatalogus zodanig in te richten dat een film die wordt opgevraagd door een individuele klant, vervolgens via het netwerk naar uitsluitend die klant wordt verzonden. Appellante maakt van een dergelijk systeem echter geen gebruik, omdat het naar haar zeggen zeer veel capaciteit vereist en daardoor buitengewoon inefficiënt en kostbaar is Een ander aspect dat wellicht van belang is, is de vraag waarmee deze dienst concurreert. Daarbij kan enerzijds worden gedacht aan bijvoorbeeld videotheken en individuele filmvertoningen via internet en anderzijds aan televisiezenders, al dan niet in de vorm van abonneetelevisie. De vraag is
6 of dit aspect van belang is bij de kwalificatie van de onderhavige dienst. Gelet op het bovenstaande legt de Afdeling derhalve eveneens de volgende prejudiciële vragen aan het Hof voor: 2a. Aan de hand van welke criteria dient te worden uitgemaakt of een dienst als de onderhavige, waarbij sprake is van op een netwerk verspreide gecodeerde signalen van een door de aanbieder geselecteerd aanbod van films, die door abonnees tegen afzonderlijke betaling per film, met behulp van een op individueel verzoek door de aanbieder toe te zenden sleutel, kunnen worden gedecodeerd en bekeken op verschillende, door de aanbieder bepaalde tijdstippen, welke dienst elementen van een (individuele) dienst van de informatiemaatschappij en tegelijkertijd elementen van een televisieomroepdienst bevat, een televisieomroepdienst of een dienst van de informatiemaatschappij is? 2b. Dient hierbij bijzondere betekenis te worden toegekend aan het gezichtspunt van de abonnee of veeleer aan het gezichtspunt van de aanbieder van de dienst? Is hierbij van belang met welk soort diensten de desbetreffende dienst concurreert? 2.7. De doelstellingen van de televisierichtlijn zijn in het bijzonder gelegen in het afbakenen van de toezichtsbevoegdheden tussen de Lid-Staten en in het stellen van een aantal minimumeisen met betrekking tot de inhoud van de uit te zenden programma's, Europese producties, televisiereclame, sponsoring en telewinkelen en de bescherming van minderjarigen en de openbare orde. Zoals in de procedure aan de orde is geweest, is in dit geval vooral de eis van het besteden van een bepaald percentage zendtijd aan Europese producties, als bedoeld in artikel 6 van de televisierichtlijn, voor appellante van belang. Wat dat aspect betreft, kan enerzijds worden gesteld dat het niet opleggen van deze verplichting de effectiviteit van de televisierichtlijn zou kunnen ondergraven, en anderzijds dat het opleggen van deze verplichting in een geval als dit wellicht niet echt zinvol is, omdat de abonnees per film betalen. Gelet op het bovenstaande legt de Afdeling als laatste vraag aan het Hof voor: 3. Is het in dit verband van belang dat - enerzijds de kwalificatie van een dienst als de onderhavige als "dienst van de informatiemaatschappij" waarop Richtlijn 89/552/EEG niet van toepassing is, de effectiviteit van die Richtlijn zou kunnen ondergraven, in het bijzonder ook waar het gaat om de doelstellingen die aan de daaruit voortvloeiende verplichting ten grondslag liggen om een bepaald percentage zendtijd aan de Europese producties te besteden, terwijl - anderzijds, als Richtlijn 89/552/EEG wel van toepassing is, de daaruit voortvloeiende verplichting om een bepaald percentage zendtijd aan Europese producties te besteden niet veel zin heeft, omdat de abonnees per film betalen en alleen de film waarvoor is betaald, kunnen bekijken? 2.8. Resumerend komt de Afdeling op grond van hetgeen hiervoor is overwogen tot de slotsom dat, aangezien op een aantal punten onzekerheid bestaat over de aan bepalingen van de televisierichtlijn te geven uitleg, aanleiding bestaat hieromtrent op grond van artikel 234 van het EG-Verdrag de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen: 1a. Dient het begrip "televisie-omroep" in de zin van artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG aldus te worden uitgelegd dat daaronder niet valt een "dienst van de informatiemaatschappij", zoals vermeld in artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, maar wel diensten als omschreven in de in Bijlage V bij Richtlijn 98/34/EG opgenomen indicatieve lijst van diensten die niet onder artikel 1, tweede lid, van Richtlijn 98/34/EG vallen, in het bijzonder onderdeel (3), waaronder "near video-on-demand", die dus geen "diensten van de informatiemaatschappij" zijn? 1b. Indien vraag 1a ontkennend wordt beantwoord, op welke wijze dient dan onderscheid te worden gemaakt tussen het begrip "televisie-omroep" in de zin van artikel 1, onderdeel (a), van Richtlijn 89/552/EEG en het daar evenzeer genoemde begrip "communicatiediensten die informatieve
7 gegevens op individueel verzoek verstrekken"? 2a. Aan de hand van welke criteria dient te worden uitgemaakt of een dienst als de onderhavige, waarbij sprake is van op een netwerk verspreide gecodeerde signalen van een door de aanbieder geselecteerd aanbod van films, die door abonnees tegen afzonderlijke betaling per film, met behulp van een op individueel verzoek door de aanbieder toe te zenden sleutel, kunnen worden gedecodeerd en bekeken op verschillende, door de aanbieder bepaalde tijdstippen, welke dienst elementen van een (individuele) dienst van de informatiemaatschappij en tegelijkertijd elementen van een televisieomroepdienst bevat, een televisieomroepdienst of een dienst van de informatiemaatschappij is? 2b. Dient hierbij bijzondere betekenis te worden toegekend aan het gezichtspunt van de abonnee of veeleer aan het gezichtspunt van de aanbieder van de dienst? Is hierbij van belang met welk soort diensten de desbetreffende dienst concurreert? 3. Is het in dit verband van belang dat - enerzijds de kwalificatie van een dienst als de onderhavige als "dienst van de informatiemaatschappij" waarop Richtlijn 89/552/EEG niet van toepassing is, de effectiviteit van die Richtlijn zou kunnen ondergraven, in het bijzonder ook waar het gaat om de doelstellingen die aan de daaruit voortvloeiende verplichting ten grondslag liggen om een bepaald percentage zendtijd aan de Europese producties te besteden, terwijl - anderzijds, als Richtlijn 89/552/EEG wel van toepassing is, de daaruit voortvloeiende verplichting om een bepaald percentage zendtijd aan Europese producties te besteden niet veel zin heeft, omdat de abonnees per film betalen en alleen de film waarvoor is betaald, kunnen bekijken? 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de hierboven geformuleerde vragen; II. schorst de behandeling en houdt iedere verdere beslissing aan. Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat. w.g. Van Dijk w.g. Broodman Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 18 februari
ECLI:NL:RVS:2004:AR4275
ECLI:NL:RVS:2004:AR4275 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-10-2004 Datum publicatie 20-10-2004 Zaaknummer 200407821/1 en 200407821/2 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2005:AU2988
ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieLJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012
LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2008:BF7235
ECLI:NL:RVS:2008:BF7235 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-10-2008 Datum publicatie 08-10-2008 Zaaknummer 200709059/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2011:BQ4936
ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY3743
ECLI:NL:RVS:2012:BY3743 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201202162/1/V6 Bestuursrecht Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY2512
ECLI:NL:RVS:2012:BY2512 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2012 Datum publicatie 07-11-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201203945/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:BZ7733
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-04-2013 Datum publicatie 17-04-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201200753/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BO4829
ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:1522
ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2000:AA7143
ECLI:NL:RVS:2000:AA7143 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-08-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 199900390/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BW3893
ECLI:NL:RVS:2012:BW3893 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-04-2012 Datum publicatie 25-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109104/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BV6555
ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste
Nadere informatiehet college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2008:BG4692
ECLI:NL:RVS:2008:BG4692 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-11-2008 Datum publicatie 19-11-2008 Zaaknummer 200801458/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB4709
ECLI:NL:RVS:2007:BB4709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-10-2007 Datum publicatie 03-10-2007 Zaaknummer 200702080/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2006:AX0760
ECLI:NL:RVS:2006:AX0760 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-05-2006 Datum publicatie 10-05-2006 Zaaknummer 200505022/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY5138
ECLI:NL:RVS:2012:BY5138 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 05-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201110184/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieBesluit. Kenmerk: 25109/2011007776 Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008
Besluit Kenmerk: 25109/2011007776 Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Beschikking van het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) betreffende het verzoek
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2011:BV0418
ECLI:NL:RVS:2011:BV0418 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-12-2011 Datum publicatie 09-01-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201106133/1/V3 Vreemdelingenrecht
Nadere informatieKenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008
Besluit Kenmerk: 702965/702998 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2009:BJ2630
ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-07-2009 Datum publicatie 15-07-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200808561/1/H2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BL1854
ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-02-2010 Datum publicatie 03-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902382/1/V6 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2016:3390
ECLI:NL:RVS:2016:3390 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601294/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2011:BQ6783
ECLI:NL:RVS:2011:BQ6783 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-06-2011 Datum publicatie 01-06-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201101191/1/H2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2008:BD3606
ECLI:NL:RVS:2008:BD3606 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-06-2008 Datum publicatie 11-06-2008 Zaaknummer 200705694/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieKenmerk: / Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008
Besluit Kenmerk: 664766/664970 Betreft: ontheffingsverzoek ex artikel 3.24, tweede lid, en artikel 3.25 van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende het verzoek door Sapphire
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2001:AB2287
ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht
Nadere informatieJurisprudentie nr. 24 11
Nr. 24 Mediakabel vs. CvdM Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 2 juni 2005 ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) in zaak C-89/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d
ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink http://d Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-10-2014 Datum publicatie 01-10-2014 Zaaknummer 201309659/1/A3 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:3038
ECLI:NL:RVS:2015:3038 Instantie Raad van State Datum uitspraak 30-09-2015 Datum publicatie 30-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500566/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen
ECLI:NL:RVS:2013:432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-07-2013 Datum publicatie 24-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206123/1/A2 Eerste
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2003:AI1005
ECLI:NL:RVS:2003:AI1005 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2003 Datum publicatie 13-08-2003 Zaaknummer 200300274/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2009:BK5057
ECLI:NL:RVS:2009:BK5057 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-12-2009 Datum publicatie 02-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902426/1/H3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07000557 200606955/1. Datum uitspraak: 21 maart 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma A., gevestigd te Honselersdijk, appellante, tegen
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2006:AV7550
ECLI:NL:RVS:2006:AV7550 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2006 Datum publicatie 29-03-2006 Zaaknummer 200506819/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB3432
ECLI:NL:RVS:2007:BB3432 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-09-2007 Datum publicatie 12-09-2007 Zaaknummer 200700799/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:2013
ECLI:NL:RVS:2017:2013 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604962/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1318
ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieBeslissing op bezwaar
Beslissing op bezwaar Kenmerk: 706897/709282 Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 23 april 2018 (kenmerk 705213) tot vaststelling van de toezichtskosten over 2017 die [naam] als commerciële
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatievanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2007:BA2284
ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB1302
ECLI:NL:RVS:2007:BB1302 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2007 Datum publicatie 08-08-2007 Zaaknummer 200609244/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatieKenmerk: / Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008
Besluit Kenmerk: 652062/654418 Betreft: verzoek om ontheffing op grond van artikel 3.20, tweede lid, en 3.24, tweede lid, van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY5907
ECLI:NL:RVS:2012:BY5907 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2012 Datum publicatie 12-12-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201209/1/A2 Eerste
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2015 in zaak nr. 14/10078 in het geding tussen:
ECLI:NL:RVS:2016:126 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201504420/1/A2 Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatie/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State 200103469/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: 1. burgemeester-en wethouders van Hengelo, 2. de Staat der Nederlanden en de
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2006:AY3839
ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-07-2006 Datum publicatie 13-07-2006 Zaaknummer 200602107/1 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2013:BY8851
ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 18-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201112376/1/V1 Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB7292
ECLI:NL:RVS:2007:BB7292 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-11-2007 Datum publicatie 07-11-2007 Zaaknummer 200702345/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBROT:1999:AA3765
ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-04-1999 Datum publicatie 10-11-2004 Zaaknummer VMEDED 99/366-Sl Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BL8738
ECLI:NL:RVS:2010:BL8738 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-03-2010 Datum publicatie 24-03-2010 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200905302/1/H3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2015:9685
ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2003:AL8988
ECLI:NL:RVS:2003:AL8988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 15-10-2003 Zaaknummer 200302570/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieBij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5
Nadere informatieECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580
ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1856
ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste
Nadere informatieBeslissing op bezwaar
Beslissing op bezwaar Kenmerk: 685484/710387 Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 24 februari 2017 (kenmerk: 683764) en tegen het besluit van 1 juni 2018 (kenmerk: 707849) tot vaststelling
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2002:AE9003
ECLI:NL:RVS:2002:AE9003 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2002 Datum publicatie 21-10-2002 Zaaknummer 200102167/1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen
ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB9957
ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813
ECLI:NL:RBAMS:2009:BK9813 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-12-2009 Datum publicatie 20-01-2010 Zaaknummer 09/947 WI Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Nadere informatieUitspraak /1/A2 en /1/A2
Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstatc 201206551/1/V3. Datum uitspraak: 5 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatieUitspraak /1/A3
Uitspraak 201707842/1/A3 Datum van uitspraak: woensdag 22 augustus 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Boete ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:2782
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:
ECLI:NL:RVS:2017:29 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201603023/1/A3 Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:3026
ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY7283
ECLI:NL:RVS:2012:BY7283 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-12-2012 Datum publicatie 27-12-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201208291/1/R1 en 201208291/2/R1
Nadere informatieBeslissing op bezwaar
Beslissing op bezwaar Betreft: beslissing op bezwaar tegen het besluit van 26 januari 2018 (kenmerk: 700557) tot vaststelling van de toezichtskosten over 2017 die Trend Media Groep B.V. als commerciële
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BX4621
ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1997
ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het
Nadere informatiepagina 1 van 5 LJN: BN8550, Raad van State, 201002576/1/H2 Datum 29-09-2010 uitspraak: Datum 29-09-2010 publicatie: Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:Bij
Nadere informatiehet college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,
LJN: BJ8902, Raad van State, 200900441/1/H3 Datum uitspraak: 30-09-2009 Datum publicatie: 30-09-2009 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 29
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07001320 200700456/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma Chinees Japans Specialiteitenrestaurant A., gevestigd
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:3998
ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2014:1169
ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste
Nadere informatietegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:
LJN: AT7485, Raad van State, 200405147/1 (Printbare versie) Datum uitspraak: 15-06-2005 Datum publicatie: 15-06-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1691
ECLI:NL:RVS:2017:1691 Instantie Raad van State Datum uitspraak 28-06-2017 Datum publicatie 28-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201603121/1/A3 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2015:3340
ECLI:NL:RVS:2015:3340 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-11-2015 Datum publicatie 04-11-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201410637/1/A3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BL1497
ECLI:NL:RVS:2010:BL1497 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-01-2010 Datum publicatie 01-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200910287/1/V3 Vreemdelingenrecht
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2007:BB0409
ECLI:NL:RVS:2007:BB0409 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 25-07-2007 Zaaknummer 200608913/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Omgevingsrecht Hoger
Nadere informatieEerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:RVS:2017:531 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-03-2017 Datum publicatie 01-03-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201605381/1/A2 Eerste
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2005:AT2864
ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2002:AE4462
ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462 Instantie Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 03-07-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 00/5247 WW, 00/5248 WW
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatie18 december 2007 Uitspraak Raad van State 31 oktober 2007; nieuwe beslissing op bezwaar
Stichting Algemene Programma Raad (APR) p/a Hellingman Bunders advocaten t.a.v. mr. M. Bunders Postbus 75401 1070 AK AMSTERDAM Datum Onderwerp 18 december 2007 Uitspraak Raad van State 31 oktober 2007;
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve12001023 200905925/1/V3 en 201108673/1/V3. Datum uitspraak: 13 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [ ], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201109379/1/V1. Datum uitspraak: 4 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2006:AZ4820
ECLI:NL:RVS:2006:AZ4820 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-12-2006 Datum publicatie 20-12-2006 Zaaknummer 200604374/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BY3076
ECLI:NL:RVS:2012:BY3076 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-11-2012 Datum publicatie 14-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201201462/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve07001323 200607474/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: A., wonend te Breda, appellant, tegen de uitspraak in zaak no. 05/5140
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BM8422
ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht
Nadere informatiehttp://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...
pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van
Nadere informatie