PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Transcriptie

1 PBO-blad M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e I n h o u d s o p g a v e jaargang juli 2005 nummer 39 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Pluimvee en Eieren 2 Hoofdbedrijfschap Ambachten 2 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 3 Productschap Diervoeder (PDV 12) 3 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 22 en PPE 23) 6 Productschap Tuinbouw (PT 34) 11 Productschap Vee en Vlees (PVV 25) 15

2 Mededelingen blad Bedrijfsorganisatie Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eicrcn Vereffening vermogtw Btdrijfrchup voor de Groorhaariel in Eieren m Iiiproducten en de Eiprodrrrtenindiutrie en Bdr-ijJJchq Pluirni~euliadel en zizd~rstrir Met ingang van respectievelijk I januan 2001 en l oktober 2001 zijn het Bcdrljfschap voor de Groothandel in Eicrcn en Eiproducten en de Eiproductenindustrie en hct Bedrijfschap Pluimveehandel en -industrie opgeheven. Het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) was bcnocmd lot vereffenaar. Inrniddcls is de vereffening afgerond en heeft het bestuur van het PPE daarvan verslag uitgebracht aan de Sociaal-Economische Raad (SER). De SER heeft ingestemd met het vereffeningsverslag alsmede met de rckcning van haten en lasten over de vereffeningsperiode. Hoofdbedrijfschap Ambachten Tewisielegging en verkrijgbnnrstelling onht'erpbegroting 2006 Het dagelijks bestuur maakt, gelet op artikel 1 18, derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, bekend dat de ontwerpbegroting voor 2006, met toelichting bij het secretariaat, Ierlandlaan 21 te Zoetermeer, voor een ieder ter lezing is neergelegd en aldaar verkrijgbaar is. De behandeling van de ontwerpbegroting vindt plaats in de openbare vergadering van 28 september 2005 in het SER-gebouw. Bezuidenhoutseweg 60 te Den Haag.

3 Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie Tegen een besluit tot goedkeuring van een begroting of een herziene begroting van een bedrijfslichaam kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad, Postbus 90405,2509 LK Den Haag. BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Dicrvoeder Verordening van het Productschap Diervoeder van 16 februari 2005 houdende bepalingen met betrekking tot de monitoring van zoönosen en zoönoseverwekkers in de sector diervoeder (Verordening PDV monitoring zoönosen en zo~noseverwekkers dier\wedersector 2005) Het bestuur van het Productschap Diervoedcr; Gezien Verordening (EG) nr van het Europees Parlement en de raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) en Richtlijn EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking va zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking EEG van de raad en intrekking van Richtlijn EEG van de Raad (PbEU L 325); Gelet op artikel 9a, eerste lid van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten en zoönosen; Gelet op de artikelen 96 en 104 van de Wet op de bedrijfsorgmisatie en artikel 12 van het Instellingsbcsluit akkcrhouwproductschappen; Besluit: Artikel I 5 1 Bcgripsbcyalingen In deze verordening wordt verstaan ondcr: a. productschap Productqchap Diervoeder; b. bestuur het bestuur van het productschap; c. de van het productschap; d. ondernemer leverancier van voedermiddelen en mengvoederbereider; e. Salmonella alle typen Salmonella.

4 5 2 Onderzoek naar schadelijke micro-organismen Artikel 2 Salmonellaonderzoek 1. Iedere ondernemer is verplicht de af te leveren voedermiddelen en de mengvoeders en voedermiddelen bestemd voor de (pluim-)veehouderijbedrijven door middel van monsterneming te onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella. 2. Het in het eerste lid bedoelde onderzoek geschiedt overeenkomstig het door het bestuur bij bcsluit vastgesteld Programma "monitoring salmonella in de diervoedersector". 3. De monsters dienen te worden onderzocht door ecn erkend laboratorium, dat wordt aangewezen door de, op basis van door het bestuur bij bcsluit vast te stellen crkenningsvoorwaíden. 4, De ondernemer is verplicht de uitslag van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, twee jaar te bewaren. 5. Een monster waarbij Salmonella is geconstateerd dient te allen tijdc nadcr te worden geserotypeerd. Artikel Informatieoverdracht De ondernemer is verplicht de informatie die is verkregen door het onderzoek, bedoeld in artikel 2, eerste lid, maandelijks door te geven aan het productschap. Artikel 4 4 Tucht- en strafbepalingen I. Overtredingen van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 zijn strafbare feiten. 2. Op overtreding van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 worden tuchtrechtelijke maatrcgclen gesteld. Artikcl Slotbepalingen Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van hel Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.

5 Artikel 6 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PDV monitoring zoönosen en zoönoseverwekkers diervoedersector Den Haag, 16 februari 2005 Th.A.M. Meijer J. den Hartog Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedsekwaliteit bij beschikking van 8 juni 2005, nr. TRCJZ/2005/7 12. TOELICHT I NG Naar aanleiding van de totstandkoming van richtlijn nr. 2003/99/EG van hel Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 3003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking lEEG van de Raad en intrekking van Richtlijn íEEG van de Raad (Phfi,U L 325) en verordening (EG) nr van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325) zijn het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten en de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten gewijzigd. In de Regeling wordt van het Productschap Diervoeder in medebewind gevorderd dat het regels stelt ten behoeve van onderzoek naar de aanwezigheid van zoönosen, zoönoseverwekkers, antimicrobiële resistentie bij zoönoseverwekkers en bij andere verwekkers, wanneer deze een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, overeenkomstig richtlijn nr. 2003/99/EG. Tevens moet het productschap de uit dit onderzoek verkregen gegevens ter beschikking stellen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op die manier kan de Minister voldoen aan de onderzoeks- en rapportageverplichtingen uit tichtlijn nr lEG. Hct productschap heeft in het kader van de GMP-regeling (Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 en voorganger) in 2002 het Programma "Monitoring salmonella in de diervoedcrsector" (GMP 1 SB) opgesteld. Dit programma, dat voor de GMP-geccrtificeerdc bedrijven geldt, voorziet eigenlijk ia een onderzoek naar de in de diei-voedersector voorkomende zoönosen (Salmonella) zoals nu door de Minister in medebewind opgedragen. Dit onderzoek beslaat inonitoring van voedermiddelen (salinoncllukritischc en nietsalinonell,&ritische voedermiddelen) door leveranciers van vocdcrmiddclcn en niengvoederbcrcidcrs en monitoring van mengvoeders en voedermiddelen bestemd voor de (pluim-)veehouder door mengvoederbereiders. Náást onderzoek door de bedrijven zelf vindt in dit kader ook onderzoek in opdracht van het productschap plaats, ter verificatie van de onderzoekgegevens die door de leveranciers van voeder~niddelen en mengvoederbereiders worden gemeld. Door dit programma, waarin per sector een protocol is vastgesteld waarin o.a. bemonsteringsfrequentie, bemonsteringsmethode, analysemethode en melden van analyseresultaten zijn opgenomen, om te vormen tot protocol dat bij besluit van het bestuur wordt vastgesteld, wordt het programma voor alle ondernemers in de diervoedersector geldend. De analyseresultaten worden in de PDV-databank ongewenste stoffen opgenomen. Hieruit kan de jaarlijkse rapportage aan de Minister worden samengesteld.

6 Op basis van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten heeft het productschap in hoofdstuk 9 van de Verordening PDV diervoeders 2003 in medebewind eisen gesteld aan onderzoek naar Salmonella bij de bereiders van pluimveevoer. Dit was ter implementatie van richtlijn nr lEG. Door het gewijzigde Besluit is deze medebewindsopdracht vervallen. Hoofdstuk 9 van de Verordening PDV diervoeders 2003 blijft echter als overgangsmaatregel van toepassing, tot de inwerkingtreding van de Regeling die samenhangt met de goedkeuring door de Europese Commissie van de nationale bestrijdingsplannen. Den Haag, 16 februari 2005 Th.A.M. Meijer J. den Hartog Productschap Pluimvee en Eieren PPE 22 Verordening registratie yluiwii~eeslnchterijrn (PPE) 2004 Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 10 juni 2004 houdende regels ter zake van de registratie van slachterijen in de pluimveesector (Verordening registratie pluimveeslachterijen (PPE) 2004) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees, artikel 3a van de Landbouwkwaliteitsregeling delegatie bevoegdheden eieren, en de artikelen 96, 97 en 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. productschap Productschap Pluimvee en Eieren; b. bestuur Het bestuur van het productschap; c. slachterij Een inrichting waar pluimvee wordt geslacht en die voldoet aan de gestelde eisen in de Richtlijn van de Raad van 15 februari 1971 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de produktie en het in de handel brengen van vers vlees van pluimvee (71 /l 18/EEG) en als zodanig erkend is. Artikel 2 Een slachterij die het houderijsysteem bij de etikettering van de producten vermeldt op grond van artikel 10, eerste lid, van Verordening (EEG) nr. 1538/91van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG} nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (Pb EG L 143, d.d. 6 juni 1991) is verplicht zich bij het productschap te registreren.

7 Artikel 3 1. Het bestuur stelt bij besluit de gegevens vast die ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde registratie aan het productschap moeten worden doorgegeven. Het bestuur kan daartoe bij besluit een verplicht te hanteren modelformulier vaststellen. 2. De in het eerste lid bedoelde besluiten worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 4 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening registratie pluimveeslachterijen (PPE) Artikel 5 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Zoetermeer, 10 juni 2004 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 9 juni 2005, nr. TRCJZ/2004/4575. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING REGISTRATIE PLUIMVEESLACHTERIJEN (PPE) 2004 De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft door middel van het Besluit van 23 april 2003, houdende regels inzake het verhandelen van vlees van pluimvee (Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees, Staatsblad l) voorzien in implementatie van EG regelgeving die voordien middels productschapsverordening geschiedde. Vervolgens is bij de nadere uitwerking van deze implementatie de Landbouwkwaliteitsregeling delegatie bevoegdheden eieren gewijzigd op 12 januari 2004 (Stcrt. 23 januari 2004, nr. 15) en is het productschap gevraagd in medebewind de registratie van slachterijen die bij de etikettering van hun producten gebruik maken van de benamingen zoals genoemd in artikel 10, eerste lid, van Verordening (EEG) nr van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (Pb EG L 143, d.d. 6 juni 1991 l. Het gaat dan om de benamingen "Gevoerd met... %.'l, "Scharrel... binnengehouden", Scharrel... met uitloop", Boerenscharrel... met u~tloop"/"hoeve... met uitloop", "Boerenscharrel... met vrije uitloop"/"hoeve... met vrije uitloop". Onderhavige verordening strekt tot uitwerking van de medebewindsopdracht. Zoetermeer, 10 juni 2004 J.J. Ratiekers S.B.M. Jongerius

8 PPE 23 Besluit aanvvijcing ~oezich~houderi, Verordrningrn (PPE) Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 14 april 2005 tot aanwijzing van personen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005, de Verordening hygiënevoorschriften eieren (PPE) 2005 en de Verordening aanduiding bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (PPE) 2004 (Besluit aanwijzing toezichthouders verordeningen (PPE) 2005 j. Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren; Gelet op artikel 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 10, eerste lid, van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005, artikel 4, eerste lid, van de Verordening hygiënevoorschriften eieren (PPE) 2005 en artikel 12. eerste lid, van de Vcroi-dening aanduiding bijzondere slachtpluimvec-houderiisystenien (PPE) 2004; Besluit: Artikel I 1. De volgende personen, als controleur werkzaam bij de Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten, statutair gevestigd te Zeist, worden belast met het houden van toezicht op de nalcving van het bepaalde bij of krachtens de verordeningen genoemd in het tweede lid: a. mw. P.A.M. Barten, geboren op 1 februari 1966 te Lieshout; b. mw. A. Beutler, geboren op 22 juni 1962 te Hilversum; c. mw. H.G. Dekker, geboren op 14 juni 1964 te Holten; d. dhr. R.J.H. Jans, geboren op 4 oktober 1957 te Elsendorp; e. dhr. H.H. Kosse, geboren op 31 december 1965 te Slagharen; f. dhr. T.F.M. Loeffen, geboren 8 augustus 1964 Groesbeek; g. mw. A.F. Mellema, geboren op 27 november 1972 te Groningen: h. mw. S.H.C. Merkx, geboren op 6 november 1975 te Drunen; i. dhr. W.J.J. Peeters, geboren op 9 juli 1957 te Roggel; j. dhr. J.A.M. van Spreuwel, geboren op 24 oktober 1965 te Vcssem; k. dhr. H.P.F.H. Stals, geboren op 22 februari 1959 te Weert; I. dhr. A.C.J.M. Vugs, gcboren op I maart te Berkel-Enschot. 2. De pcrsonen genoemd in het eerste lid zi-in belast met het houden ban toezicht op de naleving van de volgcndc verordeningen en daarop gebaseerde bcsluitcn: a. Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005; h. Verordening hygiënevoorschriften eieren (PPE) 2005; c. Verordening aanduiding bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (PPE) De in het eerste lid aangewezen personen dienen, naast een ingevolge artikel 5: 12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven geldig legitimatiebewijs, te beschikken over een door de van het Productschap Pluimvee en Eieren op naam gestelde lastgeving.

9 Artikel 2 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders Verordeningen (PPE) Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 14 april 2005 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius Gocdgekcurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit rnede namens de Minister van Justitic bi.; beschikking van 9 juni 2005, nr. TRCJZ/2005/1326. TOELICHTING BIJ HET BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS VERORDEN I NGEN (PPE) 2005 Met de wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie van 1 juli 1999 (Staatsblad 1999, 254) zijn bedrijfslichamen v elf verantwoordelijk gemaakt voor de handhaving van hun verordeningen. Met het oog daarop zijn de mogelijkheden voor toepassing van het tuchtrecht uitgebreid bij de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 (als opvolger van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie van 16 september 1954, Staatsblad 417) die per l april 2004 van kracht is geworden. Voor het toezicht op de naleving van verordeningen is in artikel 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (in werking getreden per I januari Staatsblad 2002, 642) aan besturen van bedrijfslichamen de bevoegdheid gegeven personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht. Bevoegdheden en verplichtingen van toezichthouders zijn neergelegd in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Met de Handreiking ten behoeve van aanwijzingsbesluiten toezichthoudcrs tuchtrecht van 25 juni 2004 van de Minister van Landbouw, Natuur en Vocdselkwaliteit (LNV) is, rnede namcns de Minister van Justitie, uiteengezet aan welkc voorwaarden de aanwijzingsbesluiten dienen te voldoen. De toczichthouder speelt een rol in dc fasc voorafgaand aan het aanbrengen van een zaak bij het tuchtgerecht. De tocziclith«uder is degene die de overtreding van liet voorschrift wlzarop een tuchlrechklijke maatregel slaat constateert en een berechtingsrapport opmaakt. De van het schap brengi zaken aan bij het Tuchtgerecht PPE door middel van een schriftelijke verklaring en onder bijvoeging van de op de zaak hebbende bescheiden, waaronder hct berechtingsrapport. Het toezicht wordt, gelet op de vereiste onafhankelijkheid en onpartijdigheid, niet door medewerkers uitgeoefend die in dienst zijn van het productschap, maar door medewerkers van de, van het productschap onafhankelijke, Stichting Controlebureau voor Pkuimvee, Eieren en Eiproducten (CPE). De personen die de toezichthoudende functie uitoefenen mogen geen belangen hebben in de pluimveehouderij. Slechts een weergave van geconstateerde feiten zal in de vorm van een berechtingsrapport worden opgesteld. De van het productschap brengt een zaak aan, onder bijvoeging van het door CPE opgestelde berechtingsrapport, ter verdere beoordeling aan het tuchtgerecht van het PPE. Vervolgens kan het tuchtgerecht zich buigen over de aangebrachte zaak en een uitspraak hierover doen. Bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven kan beroep worden ingesteld tegen een uitqpraak van het tuchtgerecht.

10 Het CPE is een Stichting, opgericht in 1962, met als doel door ~niddcl van het uitoefenen van toezicht uitvoering te geven aan bij Europese Unie en nationale regelgeving ten aanzien van eieren, pluimvee en pluimveevlees gestelde voorschriften. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste acht en ten hoogste tien leden waarvan de door de Minister van LNV is benoemd. Andere bestuursleden zijn voorgedragen door de Algemene Vereniging van Eierhandelaren (vier), de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders van de Drie Centrale Landbouworganisaties (twee), de Dierenbescherming (één), het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (één) en de Stichting Steun aan de Belangengroep Rechten voor al wat leeft (één). De Minister van LNV beoordeelt het jaarverslag ban het CPE en een vertegenwoordiger van het ministerie van LNV is bij de bestuursvergaderingen van het CPE aanwezig. Het productschap heeft geen bemoeienis met het CPE, anders dan een contractuele verbintenis waarin de opdracht tot controlewerkzaamheden is opgenomen. Op de peildatum 3 1 december 2003 waren er 24 medewerkers werkzaam bij het CPE. Het CPE verricht sinds 1988 controlewerkzaarrilieden op basis van regelgeving van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Daarnaast verricht het CPK sinds controlewerkzaaniheden voor het Productschap Pluimvcc cn Eieren inzake diverse heffingsverordcningen. Op 30 januari 1996 is door de Stichting Rad voor Accreditatie aan het CPE een accreditatie volgens de norm EN 450 I I verleend inzake de voor de Miiiisler van LNV te vcmchten controlewerkzaainheden met betrekking tot scharreleieren en (bijzondere) houderijsysternen. Deze accreditatie is inmiddels verlengd cn geldig tot I juli Hiermee is het CPE geaccrediteerd om voor die werkzaamheden conlroles te verrichten en ook productcertificaties af te geven. Sinds 1997 is hel CPE door het productschap belast met de controle op de drie verordeningen die onderdeel uitmaken van het Actieplan ter bestrijding van Salmonella en Cainpylobacter in de pluimvee(v1ees)sector. Het CPE heeft in de afgelopen jaren ervaring opgedaan met het uitoefenen van toezicht en het opmaken van berechtingsrapporten en bij geconstateerde overtredingen heeft op basis van door het CPE opgestelde berechtingsrapporten tuchtrechtelijke handhaving plaats gevonden. De te controleren verordeningen: De Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005 (gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie nr. 73 d.d. 24 december 2004) stclt uniforme regels voor de procedure van opgave van bedrijfsgegevens en het verstrekken van gegevens die noodzakelijk zijn bij de vaststelling, oplegging en inning van de verschuldigde heffingen die ondernemers gehouden zijn te voldoen op grond van de heffingsverordeningen van het productschap. Andcrs dan de Verordening registratie en verstrekking van gegevens (PPR) 2003, die voorziet in verplichtingen ter zake van dc verstrekking van bedrijfsgegevens die ten algcnicne voor een goede vervulling van de taak van het productschap cinontbeerlijk zijn, voorziet de Verordening algemene bepalingen heffingen (PPE) 2005 in verplichtingen tot verstrekking van enkele specifieke gegevens die gelet op bet kunnen vaststellen van heffingen vereist zij n. Op voet van artikel 126 van dc Wet op de bedrijfsorganisatie stelt het bestuur van het productschap jaarlijks verordeningen vast waarbij degenen die een onderneming, waarvoor het productschap is ingesteld, drijven heffingen worden opgelegd. Het betreft enerzijds heffingen die strekken tot de dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap (de zogenaamde financieringsheffingen) en anderzijds heffingen die djenen ter financiering van een bij die heffingsverordening aangegeven doel (de zogenaamde bestemmirigsheffingen). De Verordening hygiënevoorschriften eieren (PPE) 2005 die in de plaats treedt van de Verordening Hygiënevoorschriften Eieren 2002, strekt er toe dat alle verzamelaars, pakstations en grossiers van eieren er een aantoonbaar hygiënische bedrijfsvoering op na houden. Tegelijkertijd worden risico's in het productieproces beheerst en bewaakt. De verordening heeft ook tot doel om te voorkomen dat eieren die met stof of mest zijn bevuild, op het pluimveebedrijf worden gereinigd en als eerste kwaliteit eieren worden aangeboden aan de verzamelaars of pakstations.

11 De Verordening aanduiding bijzondere slachtpluimvee-houderijsystemen (gepubliceerd in hel Verordeningenblad Bedrufsorganisatic nr. 44, d.d. 13 a~ignstus 2004) regelt dat ondcnieniers bij het veihiiiideleil van pluimvee slechts dan aanduidingen inct betrekking tot alternatieve houderi.jsyïtenien mogen gebruiken indim voldaan wordt aan de daartoe geqtelde nonnen. Zoetermeer, 14 april 2005 S.B.M. Jongerius Productschap Tuinbouw PT 34 Verordening PT hefing be~trijcling Ditylenciz~i~ rlip~uci oog;\tju~~r SOOS Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 26 april 2005, houdende de vaststelling van aan telers van bloembollen op te leggen heffing ter bestrijding van de ziekte Ditylenchus dipsaci (Verordening PT heffing bestrijding Ditylenchus dipsaci oogstjaar 2005) HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAPTUINBOUW, gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; gelet op de artikelen 12 tot en met 14 van het Instellingsbesluit ProductschapTuinbouw; gehoord de Commissie voor bollen, knollen en wortelstokken van bloemgewassen, d.d. 15 februari 2005; BESLUIT: 5 i Begripsbepalingen Artikel 1 i. In deze verordening worden overgenomen de begripsbepalingen van de artikelen i en 2 het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw. 2. In deze verordening worden overgenomen de begripsbepalingen van artikel?:i en artikel 3% en de werkwijze zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Verordening PT algemene bepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. I bloembollen: I gele krokussen, tulpen en narcissen; b. 1. oogstjaar: ( de periode van i juni zoog tot en met 31 mei zoo6 5 2 Heffingrplicht Artikel 2 I. De teler van bloembollen is na een daartoe strekkend besluit van het bestuur een heffing aan het productschap verschuldigd over het oogstjaar 2005, ten behoeve van de bestrijding van de ziekte Ditylenchus dipsaci. 2. De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd bij wege van een aanslag, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde. 3. Uiterlijk voor 1 december 2005 neemt het bestuur door middel van een besluit, met inachtneming van artikel 4, tweede lid, een besluit of en tot welk bedrag een heffing als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd. Artikel 3 i. Indien een besluit als bedoel in artikel 2,derde lid is genomen doet de teler bij het productschap aangifte van de in oogstjaar zoo5 beplante oppervlakte van de door hem geteelde bloembollen z. De teler doet bij het productschap aangifte van het in oogstjaar 2005 beplante oppervlakte op het "Registratieformulier beplante oppervlakte bloembollen".

12 5 3 Grondslag en hoogte Artikel 4 I. De heffing die de teler is verschuldigd, wordt opgelegd naar het grondoppervlak waarop de bloembollen worden neteeld. 2. De heffing, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor: a. ( gele krokussen I B 6,80 1 per are b. 1 tulpenbollen I 4,53 I per are I c. I narcissen 1 r 4,53 I per are I 3. Heffingen beneden de ie 22,50 worden niet opgelegd. 9 4 Oplegging en inning Artikel 5 Indien uit de ter beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, kan een opgelegde hefíing aan de hand van deze gegevens worden herzien en opnieuw worden opgelegd. Artikel 6 i. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld. 2. Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap. 5 S Slotbepalingen Artikel 7 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie in het Verordeningblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 8 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT heffing bestrijding Ditylenchus dipsaci oogstjaar Deze verordening en de daarbij behorende toelichting worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Zoetermeer, 26 april 2005 J. van der Veen C. Kuijvenhovcn Goedgekeurd door de Besluurskarner van de Sociaal-Ecoi-i(imischt: Raad bil besluit van 2 juli 2005 c11 door de Minister van Lrindbouw, Natuur en Voed<elkwalileit bij beschikking van 30 juni 2005 nr. TKC.IZ/2005/1421. Toelichting 1 Algemeen Het Productschap Tuinbouw (hierna: PT) is ingesteld krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie. Het PT heeft tot taak een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening in ondernemingen m de tuinbouwsector te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. Het bestuur van het PT bestaat uit: a. een onafhankelijke bij koninklijk besluit benoemde, en b. personen, benoemd door organisaties van werkgevers en werkenden, werkzaam in de tuinbouwsector. Het bestuur wordt bijgestaan door sectorcommissies, die op overeenkomstige wijze zijn samengesteld.

13 Aan de ondernemingen waarvoor het PT is ingesteld worden heffingen opgelegd. De opbrengst van de opgelegde heffing dient ter financiering van: a. (onpersoonlijke) promotie, b. sociaal onderzoek, c. economisch onderzoek, d. technisch onderzoek, e. milieuaangelegenheden, f. kwaliteitsaangelegenheden, en g. de organisatiekosten van het PT. Daarnaast wordt er ook voorlichting gegeven, en geadviseerd aan en overleg gepleegd met de (Rijks)overheid over onderwerpen die de tuinbouwsector raken. Genoemde werkzaamheden worden door het PT zelf verricht of - door middel van het verstrekken van subsidies of het geven van opdrachten - door derden. Het PT heeft niet tot taak individuele belangenbehartiging of advisering van ondernemingen. De resultaten van onderzoeken worden breed verspreid en zijn bij het PT verkrijgbaar. Verspreiding van informatie vindt ook plaats via het internet ( De sector wordt permanent op de hoogte gehouden van nieuwe uitgaven en ontwikkelingen. Z.? De doelstellingen die worden nagestreefd en de te verwachten (neven)effeden van de verordening Het PT kent al gedurende een reeks van jaren de regeling dat schade die telers en handelaren lijden als gevolg van Ditylenchus dipsaci (hierna:d.d.) wordt vergoed. De onderhavige heeffingsverordening dient ter financiering van deze regeling. D.d. is een besmettelijke zieke, waarvan uitroeiing tot heden niet mogelijk is gebleken. De laatste jaren zijn aan tulpen- en narcissentelers bedragen uitgekeerd die opliepen tot in totaal C ,= per jaar. Het werd mede om die reden niet langer gerechtvaardigd geacht om nog langer alle bollentelers en -handelaren te laten betalen. Daarom is met ingang van 1994 besloten gedeelten van de vakheffing hiervoorte reserveren. Het betreft é go.600,= voor narcissen, en i35.gooi= voor tulpen. Tevens zou perjaar worden bekeken of afhankelijk van de situatie een aanvullende heffing aan de doelgroep diende te worden opgelegd. 2.2 De nadere motivering van de noodzaakvan publieke regelgeving i.c. de verordening Het optreden van het PT ondersteunt de private belangen van de individuele ondernemingen. Het bestrijden van deze ziekte kan niet aan de individuele ondernemer worden overgelaten. 2.3 De afweging van private belangen Het bestrijden van deze besmettelijke ziekte is van algemeen belang. Met een vergoedingsregeling wordt voorkomen dat er op de een of andere manier toch besmette partijen op de markt komen, waardoor de bestrijding van de ziekte geen effect heeft. Private alternatieven zijn niet voorhanden. 2.4 De uitvoerings- en handhavingraspeden van de verordening Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het PT komen. Hier wordt onder verstaan: het verzenden van de nota's, het afhandelen van bezwaren en de behandeling van eventuele beroepsprocedures. In het jaar zoo3 hebben er geen* beroepsprocedures bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven plaatsgevonden. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. 2.5 De financiële gevolgen van de verordening lederjaar wordt van de betrokken ondernemingen die gebruik maken van het systeem een financiële bijdrage gevraagd om de kosten te kunnen betalen. Daarbij is gekozen voor een heffingsbedrag per bolsoort. 2.6 Administratieve lasten In zoo4 hebben de bedrijfslichamen onder coördinatie van de SER een nulmeting administratieve lasten uitgevoerd en naar aanleiding daarvan redudievoorstellen geformuleerd. in casu betekent dit een verankering van de aandacht voor de administratieve lasten in de verordeningen. Bij het ontwerpen en uitschrijven van verordeningen zal door de schappen worden getracht de administratieve lasten structureel zo laag mogelijk te houden. Ten aanzien van deze verordening geldt dat er slechts aangifte hoeft te worden gedaan indien de onder punt 2.1 genoemde bedragen niet voldoende zijn. 3 Steunmaatregel Deze regeling is als steunmaatregel aangemeld op 21 december 1994, en onder nr. 12/95 op 20 september 1995 (SC(g5) D ) goedgekeurd, en onder nr. 669/96 op 22 oktober 1996 (SC (96) D ) goedgekeurd.

14 3.1 De structuur van de heffing In de verordening staat een maximumbedrag per bolsoort oer oppervlakte gele krokus, tulp en narcis). Perjaar wordt bekeken of er een heffing moet worden opgelegd. De heffingsbedragen in de afgelopen jaren zijn, per are, geweest: a. gele krokussen b. tulpenbollen 0, ,34 c. narcissen 0,ll De onderbouwing van de gekozen structuur De areaalheffing is sedert een aantal jaren van toepassing. Op deze wijze betalen alleen die telers die deze gewassen telen. 3.3 De werking naar alle bedrijfsgenoten De verordening is alleen van toepassing op die telers die deze gewassen telen. 3.4 De becijfering van de opbrengst onder vermelding van de vindplaats in de begroting Voor wat betreft de exacte bedragen wordt hier verwezen naar de begroting 2006 zoals die wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. 3.5 Het algemeen en sectoraal belang van de activiteit Met de bestrijding is een algemeen belang gediend. Vaar bloembollen die met deze quarantaine zieke zijn besmet kunnen de grenzen worden gesloten, waardoor een gehele productgroep in de problemen kan komen. Daarom kan ook het voorkomen van dit risico niet geheel afhankelijk worden gesteld van de verantwoordelijkheid van de individuele teler. 3.6 Publicatie Het concept van deze verordening is gepubliceerd op 18 februari 2005 in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie nr Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 De heffing wordt niet standaard ieder oogstjaar opgelegd. Dit hangt af van de mate waarin door D.d. schade is geleden. indien het daarvoor gereserveerde bedrag uit de vakheffing niet toereikend i$, kan het bestuur besluiten de heffingsverordening te 'activeren'. Artikel 3 Het betreffende formulier wordt toegezonden door de Bloembollenkeuringsdienst Artikel 6 Artikel 6 is tussengevoegd teneinde de bescherming van de gegevens die aan het PT worden verstrekt te waarborgen. De Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals deze luidt met ingang van i juli 1999, schrijft in artikel 126 voor dat heffingsverordeningen jaarlijks worden vastgesteld. Het gaat niet om een nieuwe heffing, noch worden de (maximum)tarieven verhoogd en evenmin wordt een nieuwe categorie heffingsplichtigen in de heffing betrokken. Voor de betrokken heffingsplichtigen verandert er derhalve de facto niets. Zoetermeer, 26 april zoo5 J. van der Vcen C. Kuij venhoven

15 Productschap Vee en Vlees PW 25 Besluit aanwijiing toezichthouders Verordening algemene bepalirzgen (P W) 2ûû5 Besluit van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 11 mei 2005 tot aanwijzing van personen die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van de Verordening algemene bepalingen PVV 2003 (Besluit aanwijzing toezichthouders Verordening algemene bepalingen (PVV) 2005) Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikel 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikel 2, eerste lid, onder c., van de Verordening algemene bepalingen PVV 2003; Besluit: Artikel 1 1. De volgende personen, als controleur werkzaam bij de B.V. Controle Bureau Dierlijke Sector, gevestigd te Utrecht, worden belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen PVV 2003: a. de heer H.G.M. Grolleman, geboren op 25 maart 1957 te Raalte; b. de heer J. Vos, geboren op 25 april 1945 te Beilen. 2. De in het eerste lid aangewezen personen dienen, naast een ingevolge artikel 5:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven geldig legitimatiebewijs, te beschikken over een door de van het Productschap Vee en Vlees op naam gestelde lastgeving. Artikel 2 1. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders Verordening algemene bepalingen (PVV) Dit besluit ral worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst. Zoetermeer, 1 1 mei 2005 J.J. Ramekers S.B.M. Jongerius Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mede namens de Minister van Justitie bij beschikking van 28 juni 2005 nr. TRCJZJ2005/1589.

16 TOELICHTING BIJ HET BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS VERORDENING ALGEMENE BEPALINGEN (PVV) 2005 Voor het toezicht op de naleving van verordeningen is in artikel 104, derde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (in werking getreden per 1 januari 2003, Staatsblad 2002, 642) aan besturen van bedrijfslichamen de bevoegdheid gegeven personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht. De bevoegdheden en verplichtingen van toezichthouders zijn bepaald in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De toezichthouder speelt een rol in de fase voorafgaand aan het aanbrengen van een zaak bij het tuchtgerecht. De toezichthouder is degene die de overtreding van het voorschrift waarop een tuchtrechtelijke maatregel staat constateert en een berechtingsrapport opmaakt. Het handhavingstoezicht wordt, gelet op de vereiste onafhankelijkheid en de onpartijdigheid, niet door medewerkers uitgeoefend die in dienst zijn van het bedrijfslichaam zelf, maar in dienst van een van het bedrijfslichaam onafhankelijke controledienst. In dit besluit zijn personen aangewezen die in dienst zijn van de B.V. Controle Bureau Dierlijke Sector (hierna: het CBD). De personen die de toezichthoudende functie uitoefenen hebben geen belangen in de veehouderij. Het CBD is een werkmaatschappij van de overkoepelende Stichting Centraal Bureau Slachtdieren (CBS). In het bestuur van de Stichting CBS zijn verschillende organisaties uit de agrarische sector vertegenwoordigd, het Productschap Vee en Vlees maakt geen deel uit van het bestuur van de Stichting CBS. De werkzaamheden van het CBD zijn gericht op het verrichten van controles op rundvee, varkens- en pluimveehouderijen. Daarnaast verricht het CBD ook controles bij veehandelaren en broederijen. Op 31 december 2002 waren er 60 medewerkers werkzaam bij het CBD. Het CBD is door de Raad van Accreditatie geaccrediteerd volgens EN norm Het CBD is hiermee geaccrediteerd om inspecties te verrichten. Door middel van externe audits wordt jaarlijks getoetst of het CBD aan de normen blijft voldoen. Het CBD heeft onder andere met betrekking tot de Verordening bestrijding ziekte van Aujeszky al meerdere jaren ervaring opgedaan met het uitoefenen van toezicht en het opmaken van berechtingsrapporten. Dit toezicht houdt hoofdzakelijk zogenoemd administratieve controle ter plekke in. Ook bij overige verordeningen waar de aangewezen personen toezicht houden op de naleving van die regelgeving is sprake van administratieve controle van verplichtingen van de ondernemers. Bij geconstateerde overtreding stellen de aangewezen personen berechtingsrapporten op ter verdere tuchtrechtelijke afhandeling. De Verordening algemene bepalingen PVV 2003 geeft algemene bepalingen en voorschriften omtrent het voeren van een administratie, het verlenen van inzage daarin en het verstrekken van gegevens door de ondernemers aan het productschap. Om de uitvoering van de wettelijke taken van het productschap mogelijk te maken, dient het productschap te kunnen beschikken over juiste gegevens van de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld. Het betreft zowel door de ondernemers in te dienen gegevens als gegevens die in de administratie moeten zijn verantwoord. Ter verzekering van de volledigheid alsmede de juistheid van de gegevens, is het noodzakelijk om toezicht op de naleving uit te oefenen. In voorkomend geval kan het nodig zijn tuchtrechtelijke handhaving toe te passen. Zoetermeer, 1 1 mei 2005 J. J. Ramekers S.B.M. Jongerius

17 Wettelijk voorgeschreven uitgave van de Sociaal- Economische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK Den Haag Telefoon: Telefax: De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www. ser.nl Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3,40.