Kansenstudie aardgasloos Purmerend. 29 juni 2016

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kansenstudie aardgasloos Purmerend. 29 juni 2016"

Transcriptie

1 29 juni 2016

2 Kansenstudie aardgasloos Purmerend Datum 29 juni 2016 Projectnummer Status Definitief Opdrachtgever SVP Holding B.V. Postbus AL PURMEREND Uitgevoerd door DWA B.V. Duitslandweg 4 Postbus AG BODEGRAVEN Telefoonnummer adres dwa@dwa.nl Auteurs Ir. P.S.J. de Bruin Ing. P. Heijboer Ir. F. Waagmeester 15473FWAA

3 Inhoudsopgave 1 Samenvatting Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen Inleiding en opdracht Aanleiding en doel Leeswijzer De Opgave - over hoeveel en welke gebouwen gaat het? Warmte- en gasgebieden Woningen Bouwperiode Utiliteit De Opgave in warmtevraag en vermogen Visie op potentiële bronnen van Warmte Visie op transitie - welke opties voor welk gebouw? Warmtevraag verlagende maatregelen Inventarisatie energieconcepten zonder aardgas Individuele energieconcepten Collectieve energieconcepten Praktische aspecten bij inpassing van energieconcepten Invulling koudebehoefte utiliteitsgebouwen Hoe presteren energieconcepten in woningen en utiliteit Te vergelijken verduurzamingsvarianten Bestaande gestapelde woning Bestaande rijwoning Utiliteitsgebouw zonder koudevraag Utiliteitsgebouw met koudevraag Scenario s - combineren van Opgave met mogelijkheden Beschrijving scenario s Scenario 0: huidige situatie met ontwikkelingen in isolatie Scenario 1: Alles op Warmte met ontwikkelingen in isolatie Scenario 2: Alles op All Electric Scenario 3: de Optimale Mix Resultaten scenario-analyse op investeringen en jaarlasten Resultaten scenario-analyse op CO 2 -uitstoot Gevoeligheidsanalyse Subsidie en financieringskansen Vervolgplan Technische en energetische zaken Business case en financiering Proces en organisatie Stappenplan Bijlagen Verantwoording databewerking Correctiefactoren investering warmtenetten per buurt Gevoeligheidsanalyse: grafieken Kaarten FWAA

4 1 Samenvatting Het voorliggende rapport beschrijft het verkennende onderzoek naar de mogelijkheden en consequenties van het uitfaseren van aardgas als bron van warmte en warm tapwater in de gemeente Purmerend. De aanleiding is dat het Rijk de ontwikkeling aankondigt naar aardgasloze warmtevoorziening in de gebouwde omgeving. Purmerend heeft daarbij een unieke uitgangspositie omdat al 75% van de bebouwing is aangesloten op het warmtenet van Stadsverwarming Purmerend en dus al aardgasloos is. Deze rapportage legt de eerste hoofdlijnen vast van de visie die als leidraad kan dienen bij de verdere ontwikkeling van de aardgasloze warmtevoorziening in Purmerend. In deze studie is onderzocht welke opties er zijn voor het vervangen van de nog aanwezige aardgasketels die in gebruik zijn voor warm tapwater en voor het verwarmen van woningen en utiliteitsgebouwen. Alle panden die nog op aardgas zijn aangesloten, noemen wij De Opgave. De Opgave Via BAG-data, open data van de gemeente en Liander zijn de kenmerken van De Opgave in beeld gebracht. De Opgave bestaat uit circa woningen en m² bvo utiliteitsgebouwen die nu nog op aardgas zijn aangesloten in de gemeente Purmerend. Deze Opgave bevindt zich in 15 van de 27 buurten; in de 12 overige buurten is praktisch alles aangesloten op Warmte. De woningen in De Opgave bestaan voor 88% uit laagbouw. Minstens de helft tot driekwart van de woningen is in particulier bezit. Circa 66% van De Opgave is gebouwd in de periode Na 1980 is praktisch alle nieuwbouw aangesloten op het warmtenet van Purmerend. In dit onderzoek is verondersteld dat 62% van utiliteit in De Opgave geen koudevraag heeft en 38% wel. Als basisuitgangspunt is verondersteld dat de komende tien jaar een geleidelijke vermindering van de warmtevraag per woning wordt ingezet door de uitvoering van isolerende maatregelen die rendabel zijn. Dit levert een vraagvermindering op tussen 10% en 45% ten opzichte van 2015, afhankelijk van het bouwjaar van het gebouw. De totale warmtevraag van De Opgave bedraagt 130 MW en GJ per jaar. Wanneer dit via warmtenetten wordt ingevuld, zal in Purmerend circa 40 MW extra aan duurzaam productievermogen nodig zijn en (voorlopig nog) 90 MW aardgasgestookt piekvermogen. Om de 40 MW aan duurzaam productievermogen in te vullen, kan worden gedacht aan: op relatief korte termijn: een extra BioWarmteCentrale; op langere termijn: geothermie; lokale kansen: uitkoppelen van RWZI De Beemster, mogelijke inzet compostering HVC. Visie op transitie Voor het aardgasloos maken van De Opgave zijn in hoofdlijnen twee oplosrichtingen toepasbaar: (1) aansluiten op stadsverwarming of (2) het overgaan naar All Electric -oplossingen zoals warmtepompen. De aanpassingen voor een woning die naar All Electric wordt overgezet, heeft een forse impact: de warmtepomp is fors groter dan een cv-ketel en als energiebron voor de warmtepomp moet een buitenluchtunit of bodemlus worden ingepast. Voor het optimaal functioneren van de warmtepomp moet de cv-watertemperatuur lager zijn dan bij een conventionele ketel. Dit vergt een forse aanpassing van de schilisolatie en inpassing van laagtemperatuurverwarming (ltv). Voor het aansluiten van woningen op warmtenetten zijn ook aanpassingen nodig, maar minder ingrijpend. Er moet een warmteset geplaatst worden in plaats van een cv-ketel. Afhankelijk van de plaats van de warmteset moeten er leidingen in de woningen worden verplaatst FWAA

5 Om inzicht te krijgen in hoe deze warmteconcepten financieel scoren, is voor typische woningen laagbouw en hoogbouw en voor utiliteit met en zonder koude uit De Opgave een vergelijking van jaarlijkse lasten conform de maatschappelijke kostenbenadering gemaakt voor vier varianten. 0 Huidige situatie. 1 Aardgas met rendabele isolatiemaatregelen. 2 Warmte met rendabele isolatiemaatregelen. 3 All Electric op basis van warmtepompen met vergaande isolatiemaatregelen. De conclusie is dat voor woningen de jaarlijkse lasten van varianten 0 en 1 vergelijkbaar zijn, van variant 2 beperkt ( 160,- tot 175,-) stijgen vanwege de toenemende kapitaalslasten als gevolg van de aanleg van het warmtenet. De jaarlasten van variant 3 All Electric zijn fors hoger (meer dan twee keer zo hoog als in variant 0) vanwege de vergaande bouwkundige aanpassing die nodig is voor de inpassing van warmtepompen en lt-verwarming. Deze ingreep is alleen acceptabel bij ingrijpende woningrenovatie. Verondersteld is dat de woning/gebouweigenaren een deel van de bouwkundige investeringen zelf dekken uit een budget voor levensduurverlenging van de woning, dat beschikbaar is voor de grondige renovatie. Dit bedrag is buiten beschouwing gelaten in de berekeningen omdat dit bedrag zich niet hoeft terug te verdienen uit de energiebesparing. Voor utiliteit zonder koeling zijn de jaarlijkse lasten van variant 0 en 1 vergelijkbaar. De jaarlijkse lasten van varianten 2 en 3 komen beide ruim hoger uit omdat de kapitaalslasten zwaar wegen. Het aansluiten van de utiliteit op warmtenetten is minder rendabel dan het aansluiten van woningen. Dit komt doordat de utiliteit uit De Opgave een relatief lage warmtevraag heeft. Voor utiliteit met koeling valt op dat varianten 0, 1 en 2 elkaar niet veel ontlopen, de kosten zijn relatief hoog omdat er wordt gekoeld met elektrische koelmachines. De inzet van warmtepompen en een wko-installatie (variant 3) reduceert de kosten sterk (- 50%), met name omdat de variabele kosten zeer laag worden. Ook hier geldt dat het prijspeil van de inpassing van warmtepompen en wko genomen is in de veronderstelling dat het gebouw aan ingrijpende renovatie toe is. Scenario s Voor het verkrijgen van een eerste indruk van de technische en financiële haalbaarheid van het aardgasloos maken van Purmerend is een scenario-analyse opgezet. In deze analyse is De Opgave gecombineerd met de hiervoor genoemde varianten 1, 2 en 3. Wij vergelijken dus scenario s in de toekomst met elkaar, en niet meer het heden. In het onderzoek zijn vier scenario s vergeleken. 0 Blijft op Aardgas : dit is de referentie, maar met rendabele isolatiemaatregelen. 1 Alles op Warmte : De Opgave wordt aangesloten op stadsverwarming, met uitvoering van de rendabele isolatiemaatregelen. Omdat dit scenario geen aanpassingen behoeft aan de gebouwschil. 2 Alles op All Electric : De Opgave wordt vergaand geïsoleerd, de installaties worden aangepast voor lt-afgifte en er worden warmtepompen per woning/gebouw geplaatst. 3 Optimale Mix : mix van scenario s 1 en 2 waarbij overall de jaarlijkse kosten geminimaliseerd zijn FWAA

6 De resultaten van de scenario-analyse zijn uitgedrukt in de gemiddelde jaarlijkse lasten per woningequivalent. In de onderstaande figuur zijn deze weergeven per buurt. Figuur 1.1 Vergelijking van gemiddelde jaarlijkse lasten per weq voor een buurt Een paar opvallende zaken zijn de volgende. Kiezen voor een duurzame warmteoplossing ( Warmte, All Electric, Optimale Mix ) kan niet kostenneutraal plaatsvinden ten opzichte van het referentiescenario. Voor de vergelijking van Alles op Warmte en Alles op All Electric geldt dat: voor woningen: In alle buurten is stadsverwarming goedkoper per jaar dan All Electric, behalve voor Binnenstad en Purmerbos; voor utiliteit met koude zijn warmtepompen en wko ( All Electric ) altijd goedkoper dan stadsverwarming met elektrische koeling; voor utiliteit zonder koude is het per buurt verschillend wat de goedkoopste optie is. Ten opzichte van de huidige referentie, Blijft op aardgas zijn de jaarlasten voor Alles op Warmte 244,- en voor All Electric 666,-. Als nu per buurt het goedkoopste alternatief zonder aardgas wordt gekozen voor woningen, voor utiliteit zonder koude en utiliteit met koude, dan wordt dit de Optimale Mix genoemd. Hiervoor worden de gemiddelde jaarlasten 151,- hoger dan de referentie. Een paar nuanceringen zijn de volgende. In Purmerend zijn de meest geschikte complexen, het laaghangend fruit, al op Warmte aangesloten. Door de vraagreductie vanwege de implementatie van rendabele isolatiemaatregelen is Warmte wat minder gunstig. Wanneer de huidige verbruiken als uitgangspunt worden genomen is Warmte in veel buurten wel voordeliger dan aardgas. Er zijn nog verdere optimalisaties mogelijk door lokaal wellicht technieken in te zetten die goedkoper zijn dan de nu onderzochte, bijvoorbeeld biogas (binnenstad) of houtpelletketels (buitengebied). Dit kan de Optimale Mix verbeteren. Daarnaast wordt uitgegaan van gemiddelden over de hele Opgave. Er zijn echter grote verschillen tussen de wijken. In de meest gunstige wijk is het verschil tussen Blijft op Aardgas en Alles op Warmte 10,- per jaar (Wheermolen Oost) en in de ongunstigste wijk is dit verschil 654,- per jaar (Purmerbos) FWAA

7 Voor zes wijken is het verschil kleiner dan 100,- per jaar. Deze zes wijken vertegenwoordigen (70%) aan woningen en (19%) woningequivalenten aan utiliteit, totaal dus (44%) woningequivalenten van De Opgave van woningequivalenten. Ook is de verwachting dat het Blijft op Aardgas in de loop der tijd duurder kan worden, door verdere stijging van de energiebelasting op aardgas. Investeringen De ingeschatte totale investeringen (rendabele isolatie en installaties, leidingen et cetera) voor het aardgasloos maken van De Opgave zijn per scenario als volgt. Blijft op Aardgas : ,-. Alles op Warmte : ,-. Alles op All Electric : ,-. Optimale Mix : ,-. Gevoeligheidsanalyse Om te zien of en in hoeverre de scenario s gevoelig zijn voor aanpassing van parameters is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Hieronder de belangrijkste conclusies. De stijging van de gasprijs zorgt ervoor dat Alles op Warmte in een aantal buurten goedkoper wordt dan Blijft op Aardgas. Dit biedt aanknopingspunten om in deze buurten als eerste Warmte te introduceren. Het schommelen van de elektriciteitsprijs heeft weinig invloed op de verhoudingen en de volgorde in de Optimale Mix. Lagere rente verbetert de positie van Alles op Warmte, maar alleen als deze lage rente geldt voor warmtenetten èn rendabele isolatiemaatregelen. Dan wordt Alles op Warmte in een aantal buurten goedkoper dan Blijft op Aardgas. Verlengen van de afschrijvingstermijn op leidingen en stations of het verkrijgen van een STEP-subsidie voor corporatiewoningen verbeteren de concurrentiepositie van Alles op Warmte. In een aantal buurten wordt dit scenario dan goedkoper dan Blijft op Aardgas. Naast het wijzigen van de parameters hierboven zal een flankerend beleid van de overheid nodig zijn om de transitieweg van aardgas echt vorm te geven. Het prijsinstrument is daarbij vitaal omdat in de bestaande bouw particuliere woningeigenaars moeten worden verleid om de stap te zetten. Zonder een financieel voordeel lukt dat niet. Juist dit is één van de belangrijke onderwerpen aan de Warmtetafel. CO 2 -uitstoot De CO 2 -uitstoot van het Blijft op Aardgas -scenario is ton per jaar voor De Opgave. De uitstoot van scenario Optimale Mix is ton jaar, een reductie van 47%. Om de CO 2 -uitstoot van de Optimale Mix naar nul te krijgen (niet alleen aardgasloos, maar ook geen CO 2 -uitstoot) zijn m² pv-panelen nodig. Vervolgtraject Er is een aantal zaken dat moet worden opgepakt om een aardgasloos Purmerend te concretiseren. Meer in detail kijken naar De Opgave. Waar zit het laaghangend fruit, waar zitten de kansen om snel van het gas af te gaan, en waar gaat het langer duren. Daarmee wordt de business case ook steviger. Er zal een stuurgroep moeten komen die de voortgang en het tempo van het proces bewaakt. Bestuurlijke besluitvorming, bijvoorbeeld om experimenteerruimte en support te krijgen van het Rijk. Onderzoek opstarten naar inpassing van nieuwe duurzame warmtebronnen, bijvoorbeeld nieuwe BWC of geothermie. Contact leggen met diverse belanghebbenden in de gemeente (corporaties, bewonersgroepen, bedrijfsverenigingen) om de plannen samen verder uit te werken. Zoeken naar subsidiemogelijkheden voor het opzetten van de energietransitie. De meest kansrijke subsidie wordt momenteel door VNG opgezet. Verder biedt voor de langere termijn de Europese regeling Urban Innovation Action kansen FWAA

8 2 Conclusies en aanbevelingen 2.1 Conclusies In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen beschreven die naar voren zijn gekomen in de Kansenstudie Aardgasloos Purmerend. De Opgave De Opgave bestaat uit circa woningen en m² bvo utiliteitsgebouwen die nu nog op aardgas zijn aangesloten in de gemeente Purmerend. De Opgave is hoofdzakelijk gebouwd in de periode voor Na 1980 zijn praktisch alle gebouwen aangesloten op het warmtenet van Purmerend. Het totale verwarmingsvermogen van De Opgave bedraagt 130 MW en de huidige warmtevraag is GJ per jaar. Er zijn drie reële opties voor duurzaam opwekkingsvermogen voor warmtelevering aan De Opgave: op relatief korte termijn: een extra BioWarmteCentrale; op langere termijn: geothermie; lokale kansen: uitkoppelen van RWZI De Beemster en compostering van HVC voor een deel van de opwekking. Scenario s Rekenend met het prijspeil van de huidige energietarieven en de implementatie van rendabele isolatiemaatregelen kan kiezen voor een duurzame warmteoplossing ( Warmte, All Electric, Optimale Mix ) niet kostenneutraal plaatsvinden ten opzichte van referentiescenario Blijft op Aardgas. Van scenario s zonder aardgas is Alles op Warmte in veel buurten voordeliger dan Alles op All Electric. - Voor woningen geldt dat stadsverwarming in alle buurten goedkoper is per jaar dan All Electric, behalve voor Binnenstad en Purmerbos. - Voor utiliteit met koude zijn warmtepompen en wko ( All Electric ) altijd goedkoper dan stadsverwarming met elektrische koeling. - Voor utiliteit zonder koude is het per buurt verschillend wat de goedkoopste optie is. Dit komt door de grote verschillen in de hoogte van de warmtevraag per buurt. Er is een Optimale Mix samengesteld die de goedkoopste opties voor woningen en utiliteit combineert. Over de hele Opgave is het verschil van de gewogen gemiddelde jaarlasten per woningequivalent ten opzichte van de referentie als volgt. - Alles op Warmte 244,-. - All Electric 666,-. - Optimale Mix 151,-. Er zijn lokaal wellicht technieken bruikbaar die goedkoper zijn dan de nu onderzochte, bijvoorbeeld biogas (binnenstad) of houtpelletketels (buitengebied) of combinaties van stadsverwarming en wko. Dit kan de Optimale Mix verbeteren. Er zijn grote verschillen in meerkosten tussen de wijken voor Alles op Warmte ten opzichte van Blijft op Aardgas. Het kleinste verschil is 10,- per jaar en het grootste is 654,- per jaar. Voor 44% van De Opgave is het verschil kleiner dan 100,-. Investeringen De totale investeringen (rendabele isolatie en installatie/leidingen et cetera) bedragen per scenario het volgende. Blijft op Aardgas : ,-. Alles op Warmte : ,-. Alles op All Electric : ,-. Optimale Mix : , FWAA

9 Gevoeligheidsanalyse Een stijging van de gasprijs zorgt dat Alles op Warmte in een aantal buurten goedkoper wordt dan Blijft op Aardgas. Dit biedt aanknopingspunten om in deze buurten als eerste Warmte te introduceren. Lagere rente voor warmtenetten èn rendabele isolatiemaatregelen, verlengen van de afschrijvingstermijn op leidingen en stations of het verkrijgen van een STEP-subsidie voor corporatiewoningen verbeteren de positie van Alles op Warmte. In een aantal buurten wordt Alles op Warmte dan goedkoper dan Blijft op Aardgas. CO 2 -emissie De CO 2 -uitstoot van het Blijft op Aardgas -scenario is ton per jaar voor De Opgave. De uitstoot van scenario Optimale Mix is ton jaar, een reductie van 47%. Om de CO 2 -uitstoot van de Optimale Mix naar nul te krijgen (niet alleen aardgasloos, maar ook geen CO 2 -uitstoot) zijn m² pv-panelen nodig. Ter vergelijking: het Solar Park fase 1 in Baanstee-Noord gaat over m² pv-panelen. 2.2 Aanbevelingen Dit onderzoek is een eerste verkenning naar het aardgasloos maken van Purmerend en geeft een overzicht op grote hoofdlijnen van de impact van aardgasloos worden. Er zijn vele zaken die in een vervolg verdiept en uitgewerkt moeten worden om meer inzicht te krijgen in kosten, timing, volgorde, business case, draagvlak bewoners, juridische zaken et cetera. Aanbevolen wordt om als vervolgstap de volgende zaken op te starten. 1 Het verkrijgen van commitment van de gemeente Purmerend over dit initiatief en het verder onderzoeken van de transitie naar een aardgasloos Purmerend. 2 Het oprichten en organiseren van een Stuurgroep, met als onderdelen: a regiehouder en bewaking voortgang; b het organiseren van voldoende budget voor vervolgonderzoek; c het starten van communicatie met provincie en Rijk. Doel is om Purmerend aan te wijzen als proeftuin voor een aardgasloze gemeente en te bepalen welke spelregels er dan gelden. Er is ook behoefte aan ruimte om te werken met meer variatie in tariefstructuren. 3 Een verdiepingsslag maken van dit onderzoek: a verfijnen van De Opgave in verschillende kansrijke buurten, om te komen tot: i nog beter zicht op De Opgave (uitwerken van kansrijke buurten in blokken en subbuurten om in meer detail de vergelijking te maken tussen de scenario s); ii selectie van (een) buurt(en) die als eerste casus kan(kunnen) worden aangepakt. b starten met creëren van draagvlak, door in overleg te treden met belanghebbenden zodat wensen en knelpunten van belanghebbenden meegenomen kunnen worden in de plannen. Denk aan corporaties bewoners, VvE s, bedrijfsverenigingen; c in overleg treden met netbeheerder Liander om te onderzoeken of er een koppeling gemaakt kan worden tussen het NIET vervangen van gasnetten en het WEL aanleggen van warmtenetten. Op dit moment kan dat nog niet, maar het Rijk zoekt wel naar voorbeelden om dit wel te gaan doen. Hiervoor kan dan experimenteerruimte worden gecreëerd; d (parallel) onderzoek naar mogelijke warmtebronnen (biomassa, geothermie et cetera); e f g h verder in beeld brengen van juridische en organisatorische aspecten; doordenken uitbreiding rol Stadsverwarming Purmerend als leverancier van standaard pakketten duurzame energieoplossingen die aansluiten op de behoefte van de inwoners. Drie thema s spelen daarbij een rol: (1) productdifferentiatie, (2) meer invloed van de afnemers in het warmtebedrijf en (3) het ontwikkelen van duurzame arrangementen met warmtelevering gecombineerd met schilverbetering, pv-panelen et cetera; zoeken naar financieringsmodellen en -mogelijkheden (Rijk, Netbeheer, Subsidies, fondsen et cetera); voor nieuwbouwwoningen en -utiliteit de eis stellen dat deze aardgasloos wordt aangelegd. Dit zorgt ervoor dat De Opgave niet verder groeit en dat de nieuwbouw toekomstbestendig wordt aangelegd. 4 Uitwerken plan van aanpak voor een pilotbuurt. 5 Besluitvorming over bovenstaande FWAA

10 3 Inleiding en opdracht 3.1 Aanleiding en doel In de Warmtevisie die Minister Kamp in 2015 naar de Kamer stuurde, wordt een perspectief geschetst waarin de warmtevoorziening voor de gebouwde omgeving op termijn niet meer wordt ingevuld met aardgas. Aan deze visie liggen zowel overwegingen vanuit klimaatbeleid ten grondslag, maar ook de vermindering van aardgasproductie in Groningen en de wens om geen nieuwe afhankelijkheid van geopolitiek onbetrouwbare leveranciers aan te gaan. Deze visie is in het RLI-rapport van september 2015 verder uitgewerkt, waarbij tevens als jaartal voor deze uitfasering van aardgas 2035 is genoemd. In dit verband moet ook worden genoemd dat er de komende jaren nog twee factoren zijn die het noodzakelijk maken om over de verwarming van de woningen en daarmee gasinfrastructuur na te denken. Het feit dat veel van de aardgasnetten (ook in Purmerend) in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw zijn aangelegd en aan vervanging toe zijn. Mogelijk zijn er kostenvoordelen te behalen door meteen de infrastructuur van de toekomst neer te leggen. De mogelijke overschakeling op hoogcalorisch aardgas (geïmporteerd uit het buitenland) doordat het huidige laagcalorische aardgas uit Groningen begint op te raken. Dit vraagt op termijn om aanpassing van de apparatuur (cv-ketels, kooktoestellen) bij alle gebruikstoepassingen. Deze opgaven hebben ertoe geleid dat er een Warmtetafel is opgericht, waarin de Ministers Kamp en Blok en staatssecretaris Dijksma met een brede groep stakeholders overleggen hoe deze verduurzaming van de Warmtevraag kan worden vormgegeven. Daarbij gaat het om een drietal vraagstukken. Wie besluit op welke manier over welke energieoplossing (warmtenet, individuele oplossingen) wordt gebruikt om de gebouwde omgeving te verwarmen als de gasnetten worden uitgefaseerd? Hoe kunnen alternatieven voor de huidige aardgasvoorziening financieel aantrekkelijk worden gemaakt voor de klanten? Hoe kan de business case van warmtelevering, die gaat over vele jaren, robuust worden gemaakt zodat benodigde investeringen kunnen worden aangetrokken? In dit licht is de overheid op zoek naar voorbeelden waar deze transitieweg van aardgas concreet wordt vormgegeven. In Purmerend is ongeveer 75% van de bebouwing aangesloten op een duurzaam warmtenet dat wordt gevoed met warmte afkomstig van de BioWarmteCentrale (BWC) De Purmer. Nergens in Nederland is zo n groot deel van een stad voorzien van duurzame warmte. Dit biedt Purmerend een unieke uitgangssituatie om de eerste stad in Nederland te zijn die deze toekomstvisie van een stad zonder aardgas waarmaakt. Aan de hand van deze eindrapportage kan besluitvorming op bestuurlijk niveau over het aardgasloos maken van Purmerend gaan plaatsvinden. Ook kan Stadsverwarming Purmerend zich bezinnen op een bredere rol als leverancier van duurzame energieoplossingen. Daarmee ligt de visie vast die als leidraad dient bij de verdere ontwikkeling van de warmtevoorziening in Purmerend FWAA

11 3.2 Leeswijzer In het voorliggend onderzoek ligt de focus op wat er nodig is om de bebouwing waaraan nog geen warmte wordt geleverd, los te maken van het aardgasnet. Daarvoor is een stadsdekkende inventarisatie uitgevoerd, zie hoofdstuk 4. In hoofdstuk 0 is aandacht besteed aan de vraag welk energieconcept er per wijk/buurt en per gebouwtype kansrijk is. Dit hoeft niet per definitie een aansluiting op het duurzame warmtenet te zijn, maar er kan ook toegewerkt worden naar lokale oplossingen met wko, warmtepompen, zonne-energie et cetera. Via een scenario-analyse is in hoofdstuk 3 inzicht gegeven in de mogelijkheden van het uitbreiden van de collectieve warmtenetten en de inzet van lokale duurzame warmteopwekking binnen de gemeente Purmerend. Ook wordt in hoofdstuk 9 een eerste aanzet gegeven van de organisatorische/procesmatige aspecten om de transitie naar een stad zonder aardgas in gang te zetten (betrokken stakeholders, pilot locaties, planning et cetera). N.b. Voor alle prijzen/tarieven die in dit onderzoek zijn genoemd, geldt het huidige prijspeil 2016, exclusief btw als basis FWAA

12 4 De Opgave - over hoeveel en welke gebouwen gaat het? 4.1 Warmte- en gasgebieden Op basis van gegevens uit allerlei bronnen (voor verantwoording zie bijlage 10.1) is vastgesteld welke woningen en gebouwen in Purmerend nog zijn aangesloten op aardgas. Deze verzameling woningen en gebouwen vormt De Opgave. Voor deze verzameling moet een alternatieve energiebron (warmte en/of koude) gevonden worden. De groene lijnen in de kaart zijn de aardgasleidingen. De rode lijnen zijn de leidingen van Stadsverwarming Purmerend. Figuur 4.1 Overzicht van de huidige gas- en warmtenetten en aansluitingen in gemeente Purmerend Vervolgens is onderzocht welk percentage van de woningen al op Warmte is aangesloten, zie tabel 4.1. Voor deze indeling is naar woningen gekeken en niet naar utiliteit omdat daarvoor minder betrouwbare data beschikbaar is. Uiteraard wordt utiliteit wel meegenomen in de uitwerking van De Opgave. De buurten met minder dan 90% Warmte zijn de focusbuurten in dit onderzoek FWAA

13 Tabel 4.1 Buurt Percentage aangesloten op warmte per buurt Percentage Focusbuurt op warmte Binnenstad 0% Ja De Koog 0% Ja Molenkoog 0% Ja Dwarsgouw 0% Ja Gors-Zuid 0% Ja Golfterrein eo 0% Ja Hazepolder 0% Ja Purmerbos eo 6% Ja Overwhere-Noord 23% Ja Zuiderpolder 32% Ja Overwhere-Zuid 34% Ja Baanstee-Oost, -West en -Noord 51% Nee Wheermolen-Oost 53% Ja Wheermolen-West 62% Ja Stationsbuurt 66% Ja Wagenweg 83% Ja Europa 94% Nee Werktuigenbuurt 100% Nee Overlanderstraat eo 100% Nee De Graeffweg eo 100% Nee Azie 100% Nee Amerika 100% Nee Afrika 100% Nee Gors-Noord 100% Nee Purmer-Zuid/Noord 100% Nee Maten- en Zuivelbuurt 100% Nee Purmer-Zuid/Zuid 100% Nee In de kolom Focusbuurt is aangegeven of deze wel of niet voldoet aan de 90%-grens. Er is een uitzondering: Baanstee. Omdat Baanstee-Noord nog in ontwikkeling is en warmte daar de primaire energiebron is, is deze niet meegenomen als focusbuurt. Om toch een totaalbeeld van De Opgave te hebben, zijn alle gasaansluitingen in de niet-focusbuurten verzameld onder restant. N.b. Er zijn aansluitingen die een warmteaansluiting hebben, maar ook nog deels op gas zijn aangesloten, zoals het ziekenhuis. Deze vallen buiten De Opgave omdat ze al een warmteaansluiting hebben. Uiteraard moet er nog wel een oplossing gevonden worden als Purmerend helemaal aardgasloos wordt. De totale Opgave bevindt zich dus in vijftien focusbuurten en bestaat uit weq aan woningen en m² bvo utiliteit. Dit vertegenwoordigt weq (100 m² bvo staat gelijk aan 1 weq). Verfijnen inzicht in Opgave De Opgave is verder verfijnd in een aantal doorsnijdingen. De reeds op stadsverwarming aangesloten gebieden zijn bij deze verdere uitwerking buiten beschouwing gelaten, gezien het doel van de studie. De verantwoording van de kaarten en de onderliggende data staat in bijlage Op de volgende kaarten zijn de kenmerken van De Opgave gevisualiseerd, zie bijlage 11. Laagbouw/hoogbouw. Bouwjaar van de woning/het gebouw. Bezit: particulier, corporatie of VvE. Utiliteit per functie FWAA

14 4.2 Woningen De totale Opgave bevat verblijfseenheden (bestaande woningen). Deze zijn verdeeld in laagbouwwoningen en hoogbouwwoningen, waarbij meer dan drie verblijfseenheden per pand gerekend is als hoogbouw. Figuur 4.2 Aantal laagbouw en hoogbouw woningen verdeeld per buurt In de bovenstaande grafiek is te zien dat De Opgave voor het grootste deel bestaat uit laagbouw, weq. De meeste hoogbouwcomplexen zijn namelijk eerder al op stadsverwarming aangesloten. Eigendomsverhouding Van De Opgave is van het bezit van woningen en utiliteitsbouw in figuren 4.4 en 4.5 weergegeven hoe de eigendomsverhoudingen liggen. Er is een onderverdeling gemaakt over corporatiebezit, VvE-bezit en particulier bezit. Daarnaast is in een deel van de panden een corporatie lid van een VvE, oftewel het gespikkeld bezit ( beide genoemd in overzicht). Overzicht in de eigendomssituatie is nodig om de wijze van besluitvorming in kaart te brengen. Hoe verloopt het proces en wie neemt het besluit om iets te veranderen aan de energievoorziening van een pand. Figuur 4.3 Verdeling van bezit (in panden) Opmerking bij figuur 4.3: met betrekking tot bezit zijn in dit stadium van het onderzoek alleen gegevens beschikbaar op het niveau van panden, niet van verblijfseenheden. In alle categorieën panden zitten meer verblijfseenheden dan panden, maar de verdeling van verblijfseenheden over eigenaars is niet eenduidig vastgesteld omdat de data daarvoor ontoereikend is FWAA

15 De conclusie is dat het overgrote merendeel (88%) van De Opgave in woningen bestaat uit laagbouw. Ook is minstens de helft tot driekwart van de woningen in particulier bezit. Figuur 4.3 Overzicht van eigenaren Een paar opvallende zaken zijn de volgende. Met name in de Binnenstad zijn VvE s actief. Het corporatiebezit is verspreid over de buurten, maar wel geconcentreerd binnen buurten. Dit kan voordelig zijn in geval van een collectieve oplossing. Het overgrote merendeel (88%) van De Opgave in woningen bestaat uit laagbouw. Ruim de helft van de woningen is in particulier eigendom. Ongeveer 40% is in bezit van corporaties. Nieuwbouw/stadsvernieuwing In dit onderzoek is nog geen aandacht besteed aan de nieuwbouwplannen binnen Purmerend. Bekend is dat deze nieuwbouw vooral inbreiding of stadsvernieuwing betreft, zoals in de wijk Wheermolen-West. De omvang is door Stadsverwarming Purmerend geschat op circa woningen. Daarnaast worden de eerste verkenningen uitgevoerd voor een grootschalige uitbreiding met woningen. Deze ontwikkeling is in deze studie, gezien de vroege planfase, buiten beschouwing gelaten FWAA

16 4.3 Bouwperiode Er zit een duidelijke structuur in de uitbreidingen en dus de leeftijd van de buurten in Purmerend. Voor 1940 zijn de buurten Binnenstad, Hazepolder, Zuidpolder en Stationsgebied ontwikkeld. Tussen 1940 en 1965 heeft de eerste grote uitbreiding van Purmerend plaatsgevonden, de buurten Zuiderpolder en Overwhere-Zuid. Deze huizen zijn grotendeels nog op gas aangesloten. Tussen 1965 en 1990 heeft een tweede grote uitbreiding plaatsgevonden, de buurten Overwhere-Noord, Molenkoog, De Koog, Wheermolen-West en -Oost, Wagenweg en Gors-Zuid. Ook hiervan is het merendeel van de huizen nog op gas aangesloten. Wel is een aantal hoogbouwcomplexen in deze buurten later alsnog op stadsverwarming aangesloten. De overige buurten uit De Opgave, Golfterrein en Purmerbos hebben een verspreid beeld van bouwjaren.. Figuur 4.4 Overzicht van bouwperiode van De Opgave 15473FWAA

17 In de onderstaande tabel zijn de gemiddelde bouwjaren per buurt weergegeven. Tabel 4.2 Buurt Bouwjaar per buurt Gemiddeld bouwjaar Binnenstad 1916 De Koog 1988 Dwarsgouw 1964 Golfterrein eo 1967 Gors-Zuid 1978 Hazepolder 1942 Molenkoog 1984 Overwhere-Noord 1973 Overwhere-Zuid 1963 Purmerbos eo 1942 Stationsbuurt 1951 Wagenweg 1994 Wheermolen-Oost 1969 Wheermolen-West 1968 Zuiderpolder woningen, laagbouw en hoogbouw zijn gebouwd in de periode De bebouwing van na 1980 is grotendeels op stadsverwarming aangesloten FWAA

18 4.4 Utiliteit Het vloeroppervlak aan utiliteitsgebouwen in De Opgave is ongeveer 1,06 miljoen m² bvo. Bij de verwerking van de BAG-data is opgevallen dat relatief vaak de bijeenkomstfunctie voorkomt, ook voor panden waar winkels of gezondheidzorgfuncties in zitten. Voor deze studie is dat geen probleem omdat het een studie op hoofdlijnen is. Voor een verdieping zal dit nader moeten worden onderzocht. Figuur 4.5 Overzicht van utiliteitsgebouwen en functies In de figuren 4.6 en 4.7 is in beeld gebracht hoe de utiliteit is verdeeld over Purmerend. Wat opvalt in de kaart en grafiek is dat er grote concentraties utiliteit zijn in Binnenstad (met name winkels) en De Koog (met name industrie). Daarnaast zit er in iedere buurt iets aan utiliteit, maar minder geconcentreerd. Figuur 4.6 Verdeling utiliteit over Purmerend (op basis van m² bvo) 15473FWAA

19 De functie van utiliteit is voor dit onderzoek gebruikt om in te schatten hoeveel m² van de utiliteit naast een warmtevraag ook een koudevraag heeft. De aangehouden verdeling staat in de onderstaande tabel. Tabel 4.3 Inschatting koudevraag Utiliteit-functie Zonder koudevraag Met koudevraag Gezondheidszorg 0% 100% Industrie 100% 0% Bijeenkomst 50% 50% Sport 75% 25% Winkel 50% 50% Onderwijs 50% 50% Kantoor 20% 80% Logies 25% 75% Overig 75% 25% Onbekend 100% 0% Van de totale Opgave voor utiliteit heeft m² bvo (62%) geen koudevraag en m² bvo (38%) wel. Voor het inschatten van de koudevraag zijn de volgende kentallen gebruikt. 0,12 GJ jaarlijkse koudevraag per m². 60 W per m² op te stellen koelvermogen. 4.5 De Opgave in warmtevraag en vermogen Hieronder is samengevat wat de totale Opgave is in jaarlijks warmteverbruik en verwarmingsvermogen. Voor het warmteverbruik is gebruikgemaakt van de informatie uit Energie in Beeld (meest recente jaar) met de graaddagencorrectie. Tabel 4.4 Samenvatting warmtevraag Type m² bvo #weq Huidig aardgasverbruik (m³/jaar) Huidig warmteverbruik (GJ/jaar) Verwarmings vermogen (MW) Woningen Utiliteit Totaal Duurzaam in te vullen (volgens huidige normen) 30% van het vermogen 40 MW Er is gerekend met 6 kw verwarmingsvermogen per woning en 60 W/m² voor utiliteit. Daarnaast is 100 m² utiliteit gelijkgesteld aan één (1) woningequivalent. Wanneer de gehele Opgave op het warmtenet zou worden aangesloten, is een totaal extra verwarmingsvermogen in Purmerend nodig van ongeveer 130 MW. Uitgaande van de vuistregel dat met een basislastcapaciteit van 30% van het vermogen het grootste deel (80%) van de warmtevraag geleverd kan worden, is de extra vraag voor duurzame warmte 40 MW. Dat is vergelijkbaar met het vermogen van de huidige BWC De Purmer. De rest van het vermogen (90 MW) wordt met hulpwarmtecentrales op gas ingevuld. Op termijn zal uiteraard de hele vraag verduurzaamd worden FWAA

20 5 Visie op potentiële bronnen van Warmte In hoofdstuk 4 is De Opgave in beeld gebracht: oftewel de warmtevraag die nu nog met aardgasketels (individueel of blokverwarming) wordt geleverd. In dit hoofdstuk is een eerste inventarisatie opgezet van mogelijke (collectieve) bronnen om de gevraagde warmte op te wekken. Biomassa De huidige BWC De Purmer heeft een capaciteit van 44 MW. Deze capaciteit wordt momenteel volledig benut. Wanneer er veel nieuwe aansluitingen op het warmtenet bijkomen, zou een tweede biomassacentrale kunnen worden gerealiseerd. Aandachtspunten zijn als volgt. 1 Verkrijgbaarheid en duurzaamheidsgarantie van houtsnippers, snoeihout op langere termijn. 2 Prijs van de biomassa op langere termijn. 3 Het subsidieregime, met name de SDE. a b Kan er een SDE-beschikking verkregen worden voor een tweede biomassacentrale? de looptijd van de SDE is twaalf jaar. Er moet dus ook vastgesteld worden hoe de installatie na die termijn kan worden geëxploiteerd. Geothermie/Aardwarmte Om de volledige Opgave van 40 MW met duurzame warmte in te vullen, zijn circa vier geothermische doubletten nodig. Voordat deze doubletten gerealiseerd kunnen worden, is nog extra onderzoek nodig naar de ondergrond van de gemeente Purmerend. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de bodem onder Purmerend water bevat op 120 C, maar dat de doorlaatbaarheid van de bodem slecht is. Ten noorden Purmerend is dit beter, maar is de temperatuur lager, ongeveer 85 C. Ook kan er dan gas als bijvangst meekomen. Dit hoeft geen probleem te zijn, maar nader onderzoek is noodzakelijk. Ook kan onderzocht worden of er lt-aardwarmte winbaar is, op temperatuurniveau van C en een diepte van 1-1,5 km. Op langere termijn lijkt geothermie zeker een oplossing. Overige bronnen Figuur 5.1 Aardwarmtecentrale Den Haag Effluent uit afval- of rioolwaterzuiveringsinstallatie (AWZI of RWZI) Er is een AWZI (De Beemster) op ongeveer 2 km van de rand van Purmerend. In het gezuiverd water dat op het oppervlaktewater wordt geloosd zit restwarmte van ongeveer 12 tot 15 C. Dit kan door middel van een warmtepomp verhoogd worden naar 40 C, waarna het bruikbaar is voor verwarmen van woningen of utiliteitsgebouwen. De restwarmtepotentie van de AWZI is voldoende voor woningequivalenten. Mogelijk kan ook het zuiveringsslib via vergisting worden omgezet in biogas. Hiermee kan bijvoorbeeld elektriciteit worden opgewekt voor het laten draaien van de warmtepomp of voor het verder verwarmen van het water ten behoeve van verwarming. Biogas Het is mogelijk om GFT-afval door middel van vergisting om te zetten in biogas. Dit kan vervolgens gebruikt worden op dezelfde wijze als aardgas. Op basis van gegevens van de gemeente zou het maximale GFT-aanbod van Purmerend voldoende zijn voor GJ. Dat is voldoende voor ongeveer 530 woningen. Figuur 5.2 Biogas 15473FWAA

21 Biogas is dus niet geschikt als grootschalige oplossing, maar kan wel ingezet worden bij woningen die niet of nauwelijks geschikt zijn voor andere verduurzamingsopties. Op bedrijventerrein Baanstee-Oost heeft HVC een composteerinstallatie in bedrijf. Daarbij wordt onder andere groen afval gecomposteerd. Of er ook groen gas geproduceerd wordt, is onduidelijk. Informatie hierover is niet bekend (vragen zijn: wat is de capaciteit, uitbreidingsmogelijkheden, waar wordt groen gas voor gebruikt, toekomstplannen, is warmteproductie mogelijk et cetera). Wko Warmte-koudeopslag (wko) is een vorm van aardwarmte die veel wordt toegepast in utliteitsbouw waar koudevraag ook belangrijk is. De combinatie van een open warme en koude bron met een warmtepompsysteem levert het hele jaar door een aangename temperatuur in het gebouw. Vaak worden gasketels nog ingezet als piekvoorziening, maar dit kan ook met stadsverwarming. Een mooie kans binnen Purmerend. Vrijwel in heel Purmerend is wko toepasbaar, zie figuur 5.3. Voor de Binnenstad (paars gebied in zwarte cirkel) geldt als aandachtspunt dat archeologisch onderzoek nodig zal zijn, voordat bronnen geboord kunnen worden. Figuur 5.3 Wko-kaart van Purmerend (bron: wkotool.nl) De paars/rode cirkels zijn bestaande bronnen. Er is daarnaast nog veel lege ruimte voor nieuwe bronnen. Als wko veel toegepast gaat worden, dan vraagt onderlinge beïnvloeding en dus afstemming aandacht. Een overall visie met inzicht in mogelijke bronlocaties kan zorgen voor een efficiënte benutting van de ondergrond FWAA

22 Zonthermische energie Met een zonthermische centrale (let wel: geen pv) is het mogelijk warmte van de zon te oogsten, met name in de zomer. Deze warmte kan gebruikt worden om de stadsverwarming te voeden, als aan bepaalde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan. In Almere wordt de retour van de stadsverwarming ermee verwarmd, zodat er nog een wijk met woningen mee verwarmd kan worden voordat de retour definitief terug gaat naar de Diemencentrale. Een lage retourtemperatuur is essentieel om het vermogen van de zonthermische centrale optimaal te benutten. Omdat de panelen in de zon moeten liggen, vraagt de centrale veel ruimte. Dit concept is in opmars in Denemarken. Figuur 5.4 Zonne-eiland Almere (Nuon) Lokale restwarmtebronnen Voor zover bekend, zijn er geen lokale restwarmtebronnen beschikbaar, zoals restwarmte uit de industrie of uit datacenters. Hoogtemperatuuropslag Geothermie heeft baat bij een continue warmteafname over het jaar en zonthermische energie levert vooral warmte in de zomer. Beide bronnen zijn voorbeelden waarbij de warmteopwekking niet gelijktijdig is met de warmtevraag (het grootst in de winter). Voor optimale benutting van deze bronnen is hoogtemperatuuropslag (hto) van warmte in de bodem wenselijk. Bij hto wordt water van relatief hoge temperatuur (70 tot 90 C) in de zomer opgeslagen in de bodem, zodat het in de winter gebruikt kan worden. Net als bij wko zijn onder andere de omstandigheden in de bodem bepalend voor het warmteverlies gedurende het seizoen. De keuze van een geschikte locatie voor hto vraagt daarom verdere studie. Hto is ook een mogelijke vervanger van de gaspiekketels. Conclusies Het verkrijgen van voldoende warmte om De Opgave van warmte te voorzien, is van belang. De capaciteit van de huidige BWC De Purmer wordt momenteel volledig benut. Bij groei van het aantal aansluitingen door aansluiten van (een deel van) De Opgave, zijn er dus extra bronnen nodig. Het is zaak om op korte termijn te starten met het verder zoeken naar bronnen. Mogelijkheden voor een tweede biomassacentrale op korte termijn uitwerken. Dit lijkt een logische eerste stap voor duurzame warmte en kan met goede afspraken over levering van hout relatief eenvoudig worden gerealiseerd. Mogelijkheden geothermie grondig uitwerken. Geothermie lijkt de bron van de (verre) toekomst te worden. Mogelijke inzet van bestaande biomassacentrale HVC (composteerinstallatie) onderzoeken. Verder onderzoeken hto. Hoeveel en waar kunnen deze worden gemaakt? Economische haalbaarheid. Mogelijkheden voor AWZI/RWZI verder onderzoeken. Deze zullen een beperkte bijdrage leveren aan het totaal, maar kunnen zeer geschikt zijn voor specifieke (nieuwbouw)wijken. Het is aan te bevelen om controle te krijgen op de retourtemperatuur, voor zover dat nog niet is gebeurd. Voor alle bronnen betekent een lage retourtemperatuur een betere efficiency. Belangrijk is om vast te stellen dat zonder (zicht op) betrouwbare bronnen van warmte de stap naar aardgasloos Purmerend moeilijk, zo niet onmogelijk, wordt FWAA

23 voor 1980 vanaf 1980 voor 1980 vanaf 1980 Kansenstudie aardgasloos Purmerend 6 Visie op transitie - welke opties voor welk gebouw? Voor het aardgasloos maken van Purmerend zijn in hoofdlijnen twee oplosrichtingen toepasbaar: (1) verdere uitbreiding van stadsverwarming of (2) het overgaan naar All Electric -oplossingen, zoals warmtepompen. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van mogelijke technische oplossingen en de visie op toepasbare opties per gebouwtype. Op basis van deze inzichten worden vervolgens in hoofdstuk 7 de scenario s samengesteld waarmee Purmerend naar een situatie zonder aardgas kan toewerken. 6.1 Warmtevraag verlagende maatregelen Rendabele maatregelen Te verwachten is dat bewoners en gebouweigenaren in de komende jaren vanzelf al de meest rendabele warmtevraag reducerende maatregelen gaan toepassen, zoals toepassen van spouwmuurvulling, dak- en vloerisolatie, isolerende beglazing. Een renovatiemoment geeft daarbij de beste kans voor optimale isolatie van de gebouwschil (trias energetica). Een goede bouwkundige schil gaat minstens vijftig jaar mee; installatietechniek daarentegen heeft een levensduur van slechts vijftien tot dertig jaar. Ook zullen de corporaties hun woningbestand (voor zover dat nog niet gebeurd is) naar energielabel B brengen in het kader van afspraken met het Rijk en het terugbrengen van energielasten voor huurders. In dit onderzoek gaan wij daarom in alle door te rekenen scenario s ervanuit dat de warmtevraag in de gebouwde omgeving gaat dalen. Dit zijn de rendabele maatregelen. In tabel 6.1 is aangegeven welke warmtevraagreductie de komende tien jaar minimaal te verwachten is. Dit is een optimistische inschatting. Of deze besparing daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden, hangt uiteraard af van de daadwerkelijke uitvoering van isolerende maatregelen door burgers. Dit hangt ook af van stimulering door de overheid. Tabel 6.1 Te verwachten minimale rendabele reductie van de warmtevraag per doelgroep Gebouwtype Grondgebonden Hoogbouw Utiliteit zonder koude Bouwperiode Utiliteit met koude Rendabele reductie warmtevraag % ten opzichte van huidig Als uitgangspunt is verondersteld dat met name in de woningen met bouwjaar tussen 1940 en 1990 een forse reductie van de warmtevraagvraag is te realiseren. Voor woningen van voor 1940 is de aanname dat dit lastiger is omdat een deel hiervan monument is of onderdeel van een beschermd stadsgezicht. Voor woningen van na 1990 is de winst beperkt omdat deze woningen bij de bouw al beter zijn geïsoleerd. Voor utiliteit is aangenomen dat er bij panden van voor 1980 forse winst is te behalen (35%), maar na 1980 is dat gemiddeld genomen minder (20%) omdat hierin ook al veel relatief nieuwe panden zitten die al geïsoleerd zijn FWAA

24 Renovaties naar nul-op-de-meter Een andere ontwikkeling die gaande is, is de nul-op-de-meter (nom)-renovatie. Deze is in de afgelopen jaren ontwikkeld vanuit het programma Stroomversnelling, zowel voor nieuwbouw als voor vergaand te renoveren bestaande bouw. Bij dit concept krijgen bewoners de garantie dat de woning op jaarbasis bij een gemiddeld jaarverbruik geen energiekosten heeft. Wel is in dit geval de huur met een vast bedrag verhoogd om de investeringen in isolatie en energietechniek te vergoeden. Bij het nomconcept krijgt de woning een zeer goede schilisolatie en een elektrische warmtepomp. Om de warmtepomp efficiënt te kunnen laten werken, is het toepassen van een ltv-systeem een vereiste (vloerverwarming of vergrote radiatoren). In dit concept kan de aardgasaansluiting vervallen. Het elektriciteitsverbruik wordt volledig gedekt door op het dak te plaatsen pv-panelen. Op jaarbasis is er dan dus geen energierekening meer. Dit concept wordt betaalbaar gemaakt door de energierekening van een woning om te slaan in een investeringsbudget van zo n ,- tot ,-. Het programma Stroomversnelling richt zich op woningen die een ingrijpende woningverbetering (levensduurverlenging met dertig tot vijftig jaar) ondergaan. Er wordt dan fors geïnvesteerd in de totale woningverbetering. De extra moeite om te investeren in het nom-concept is dan relatief klein. Op korte termijn kan dit niet voor alle woningen uitgerold worden omdat ingrijpende renovatie en het daarbij behorende budget slechts voor een klein segment woningen beschikbaar is binnen de meerjarenplanning van corporaties en woningeigenaren. De investering voor de levensduurverlengende renovatie naar nom is momenteel ,- tot ,- per woning. De uitdaging voor de bouwsector is om dit bedrag de komende jaren te reduceren door verdere standaardisatie en fabrieksmatige aanpak van de renovatie. Figuur 6.1 Nom-renovatie Heerhugowaard met buitenluchtwarmtepomp in aanbouw (bron: Energiesprong.nl) De tot nu toe bekende voorbeelden van nom betreffen grondgebonden woningen met een all-electric concept. Dit type bebouwing heeft voldoende dakoppervlak om de benodigde pv-panelen (30 tot 40 m²) te kunnen plaatsen. Bij appartementencomplexen is deze ruimte niet beschikbaar. Een ander aandachtpunt is dat het concept uitgaat van het salderen van de met de pv-panelen opgewekte elektriciteit. Vanuit het ministerie van Economische Zaken is aangegeven dat deze regeling in 2020 wordt afgeschaft, hetgeen inhoudt dat de bewoner aanzienlijk meer gaat betalen FWAA

25 voor 1980 vanaf 1980 voor 1980 vanaf 1980 Kansenstudie aardgasloos Purmerend Bij het doorvoeren van de nom-renovatie daalt de warmtevraag fors. In tabel 6.2 is weergegeven met welke reductie per doelgroep gerekend is in dit onderzoek. Tabel 6.2 Te verwachten reductie van de warmtevraag per doelgroep bij doorvoeren van All Electric -concept Gebouwtype Grondgebonden Hoogbouw Utiliteit zonder koude Bouwperiode Utiliteit met koude Rendabele reductie warmtevraag % ten opzichte van huidig Inventarisatie energieconcepten zonder aardgas Er zijn vele mogelijkheden om een huis of gebouw te verwarmen en van warm tapwater te voorzien, zonder het gebruik van aardgas. Voor wat betreft de energieconcepten kan een tweedeling worden gemaakt tussen individuele concepten per woning of gebouw en collectieve concepten per buurt of wijk. Op hoofdlijnen zijn de volgende energieconcepten toepasbaar. Individuele oplossingen per woning of flat: warmtepompen met gesloten bodemlussen; warmtepompen met buitenlucht als warmtebron; lokale biogasketels; lokale houtpelletketels; thermische zonne-energie en warmteopslag in Thermo Chemical Materials (TCM s). Collectieve oplossingen per buurt of wijk: ht-warmtenet ( 70 C) gevoed met groene warmte uit biomassa of geothermie; lt-warmtenet (circa 40 C) gevoed door warmte uit ondiepe geothermie, een collectief zonnecollectorveld met warmteopslag et cetera; bronnet (circa 12 C) gevoed met warmte uit wko of uit het effluent van een RWZI. Individuele concepten hebben als voordeel dat deze goed faseerbaar zijn en tegemoetkomen aan de behoefte aan onafhankelijkheid van bewoners. Voor de All Electric -opties staan daartegenover een langere doorlooptijd (afhankelijk van renovatiemoment) en onzekerheden rond salderen. De keuze voor het type energievoorziening heeft invloed op de mate waarin aanpassingen van de schilisolatie en warmteafgiftesystemen in de woningen moeten worden getroffen Individuele energieconcepten Individuele warmtepompen De essentie van een warmtepomp is dat omgevingsenergie wordt ingezet voor de productie van warmte voor ruimteverwarming en warm tapwater. Deze omgevingsenergie kan uit de buitenlucht gewonnen worden, maar ook uit de bodem, zonnewarmte, rioolwarmte et cetera. Een warmtepomp heeft een hoog energierendement wanneer de te produceren warmte een zo laag mogelijke temperatuurniveau heeft. Dat betekent dat toepassing van Lage Temperatuur Verwarming wenselijk is in de vorm van vergrote radiatoren, convectoren of vloerverwarming. Voor bestaande bouw vergt dit grote aanpassingen. Het is belangrijk om renovatiemomenten aan te grijpen om de installaties op deze temperaturen uit te leggen FWAA

26 De individuele warmtepompen maken momenteel een grote technologische en financiële ontwikkelslag door. De energierendementen stijgen nog steeds en fabrikanten ontwikkelen compactere plug&play-systemen zodat installeren en onderhouden steeds eenvoudiger wordt. De nieuwste warmtepompsystemen die buitenlucht als energiebron gebruiken, kunnen buitenlucht tot - 10 C nog inzetten als bron voor een warmtepomp met voldoende capaciteit en prestatie. Ook worden nieuwe concepten ontwikkeld waarbij de unit die de warmte uit de buitenlucht onttrekt, in het dak van de woning is geïntegreerd. De verwachting is dat de buitenlucht warmtepomp voor bestaande bouw veelvuldig gaat worden ingezet. Figuur 6.2 Warmtepomp met buitenlucht als warmtebron, rechts: integratie buitenluchtunit in dak Er zijn ook wel systemen op de markt waar de warmtepomp wordt gevoed met warmte afkomstig uit zonne-energie. Een interessante ontwikkeling is de toepassing van pvt-panelen die zowel elektriciteit als warmte uit de zon produceren. Figuur 6.3 Warmtepomp met pvt-panelen als warmtebron (pvt wint zowel warmte als elektriciteit) Met name voor nieuwbouwwoningen worden individuele warmtepompen gecombineerd met gesloten bodemlussen. Daarbij wordt een kunststof leiding tot 150 m de bodem ingebracht, zodat s winters warmte uit de bodem is te onttrekken. s Zomers moet warmte in de bodem worden teruggebracht om te voorkomen dat de bodemtemperatuur te ver terug gaat lopen. Dit kan door vloerkoeling toe te passen. Ook voor gestapelde bouw worden concepten ontwikkeld met collectieve gesloten bodemlussystemen of buitenlucht-units en individuele warmtepompen, zodat warmteverliezen in distributienetten vrijwel nihil zijn. Dit hoeven niet per se nom-woningen te zijn FWAA

27 Aandachtspunten voor individuele warmtepompen zijn de volgende. Geluidsemissie: de warmtepompen en de eventuele buitenluchtunit moeten goed geplaatst worden zodat geluiden niet hinderlijk zijn in de woningen en in de tuinen. Ruimtebeslag warmtepomp (en eventueel de buitenluchtunit). Onderlinge beïnvloeding buitenunits (bij foutieve opstelling kan zich bij bepaalde windrichtingen een koude luchtbel vormen in de woonwijk wat tot verstoring van de warmtepompfunctie leidt). Voor individuele warmtepomp stelt de rijksoverheid momenteel een ISDE-subsidie beschikbaar (circa 2.500,- per warmtepomp). Individuele ketels met biobrandstof Indien het aardgas vervangen kan worden door biogas of groen gas zijn er relatief weinig aanpassingen in de woningen nodig. De bestaande gasinfrastructuur kan dan worden hergebruikt en de cv-ketels kunnen na aanpassing blijvend ingezet worden. De vraag is in welke hoeveelheid groen gas beschikbaar komt en hoe het gastarief zich gaat ontwikkelen in de toekomst. Uitgaande van vergisting van het GFT-afval is er in Purmerend voor maximaal 530 huishoudens biogas beschikbaar. In dit onderzoek is de optie biogasketels dan ook niet verder uitgewerkt in één van de scenario s. De biogas-optie kan eventueel achter de hand gehouden worden voor woningen die moeilijk te isoleren zijn of waar stadsverwarming lastig is aan te leggen, bijvoorbeeld voor monumenten of beschermd stadsgezicht. Individuele biomassaketel of houtpelletketel Met een individuele biomassa of houtpelletketel is het mogelijk om lokaal biomassa of houtpellets (korrels) om te zetten in warmte. De temperatuur die dergelijke ketels produceren is even hoog als de aardgasketel, dus de huidige binneninstallatie en het afgiftesysteem hoeven niet te worden aangepast. Vanwege de grootte van de ketel en voorraadbuffer is de installatie vooral geschikt voor grotere woningen of grote flats en bedrijfsgebouwen. Wel zijn er aandachtspunten. Geur- en fijnstofemissie. Aan de rookgasreiniging worden voor kleine ketelsystemen minder stringente eisen gesteld dan voor grote biowarmtecentrales, zoals de BWC De Purmer. Rookgasreiniging voor kleine ketels die per woning of gebouw worden toegepast, vergt daarnaast zeer hoge investeringskosten. De verkrijgbaarheid van houtpellets op lange termijn is onbekend. Als er veel vraag is, kan de prijs flink gaan stijgen. De garantie op duurzaamheid kan met name bij een sterk groeiende vraag onder druk komen te staan FWAA

28 Figuur 6.4 Voorbeelden van lokale houtpelletketels met pelletbunker (bron: Okofen) Collectieve energieconcepten Collectieve hoogtemperatuurwarmtenetten De inzet van collectieve ht-warmtenetten is een uitbreiding van de bestaande praktijk in Purmerend. Inzet van duurzame warmtenetten gevoed met bio-warmte of geothermie biedt grote kansen als alternatieve energievoorziening. De kosten zijn voor een groot deel afhankelijk van de bebouwingsdichtheid van de aan te sluiten wijken. Omdat de warmte op een temperatuurniveau van minstens 70 C aangeleverd kan worden, is aanpassing van de gebouwschil en het systeem voor ruimteverwarming niet nodig. De aansluiting op warmte en het verbeteren van de gebouwschil kunnen als op zichzelf staande elementen gezien worden die niet gelijktijdig uitgevoerd hoeven te worden. Schilisolatie kan gedurende de levensloop van het complex worden verbeterd, op momenten dat bijvoorbeeld de kozijnen en daken aan vervanging toe zijn. Bij de aanleg van collectieve warmtenetten wordt ervan uitgegaan dat een hele straat of buurt in één keer wordt omgezet. Dit om te voorkomen dat er zowel een gas- als een warmte-infrastructuur moet worden onderhouden. Collectieve netten en duurzaamheid De huidige praktijk in Purmerend is een combinatie van een biomassacentrale met hulpketels op aardgas met een equivalent opwekkingsrendement (EOR) van 207,5% voor het secundaire net. Er wordt dus nog steeds gas gebruikt in de hulpketels die ongeveer 20% van de gevraagde warmtebehoefte (GJ s) invullen. Dit zal op korte termijn niet veranderen omdat deze systeemopzet economisch gezien op dit moment de meest optimale is FWAA

29 Het voordeel van een collectief warmtenet is dat elke verbetering van het rendement van de centrale opwekkingsinstallatie een positief effect heeft op alle aangesloten huizen/gebouwen. Verduurzamen van het collectief warmtenet kan bijvoorbeeld door het aansluiten van geothermiebronnen, waarbij het elektriciteitsverbruik van de bronpompen met wind- of zonne-energie wordt opgewekt. Ook valt te denken aan de inzet van hto in de ondergrond. Door de hto s zomers te vullen met bio- of geowarmte kan s winters de inzet van gasgestookte hulpketels worden gereduceerd. Collectieve warmte op 40 C Het is ook mogelijk woningen/gebouwen aan te sluiten op een warmteleiding met water van 40 C. Hiermee zijn goed geïsoleerde huizen te verwarmen. Wel moet er voor tapwater een extra stap worden ingezet, bijvoorbeeld een boosterwarmtepomp die het water van 40 naar 70 C brengt. De inzet van de warmtepomp geeft een iets hoger elektriciteitsverbruik dan bij een 70 C-net, waarbij het warm tapwater rechtstreeks wordt gemaakt. Dit concept is interessant als er een bron met water van 40 C beschikbaar is. Bijvoorbeeld warmte uit condensorwarmte van koel-/vrieshuizen, datacenters, industriële warmtebronnen et cetera. Naar verwachting zijn dergelijke restwarmtebronnen niet of op onvoldoende schaalniveau aanwezig in Purmerend. Eventueel kan ook ondiepe geothermie (1 tot 1,5 km) als lt-bron fungeren. Aan dit concept zal vooralsnog geen aandacht worden besteed in dit onderzoek. De economische haalbaarheid is namelijk minder gunstig dan bij ht-warmtenetten omdat de woningen voorzien moeten worden van een dure boosterwarmtepomp voor tapwaterbereiding, die ook elektriciteit verbruikt en dus kosten met zich meebrengt. Collectieve warmte op 12 C Voor individuele warmtepompen kan naast buitenlucht of gesloten bodemlussen ook een collectieve bron worden gebruikt. Bijvoorbeeld de warmte uit het effluent (gereinigd afvalwater) van een rioolwaterzuivering (RWZI), zie figuur 6.5. Figuur 6.5 Individuele warmtepompen met rioolwarme en/of wko als collectieve warmtebron Uit het rioolwater wordt warmte van circa 12 C gewonnen dat via een ongeïsoleerd kunststof leidingnet naar de woningen wordt getransporteerd. De in de woningen op te stellen warmtepompen zetten deze lt-warmte om naar bruikbare warmte voor vloerverwarming en tapwaterverwarming. Dit concept is vooral aantrekkelijk bij geconcentreerde nieuw te bouwen hoogbouw en voldoende schaalgrootte (> weq). Er is onder andere een initiatief in Scheveningen (Warmterivier) rond RWZI Houtrust FWAA

30 6.3 Praktische aspecten bij inpassing van energieconcepten In tabel 6.3 zijn de praktische aspecten die spelen bij de inpassing van de energieconcepten in de woningen samengevat. De aanpassingen voor een woning die op All Electric wordt overgezet/omgebouwd heeft een forse impact. De warmtepomp is fors groter dan een cv-ketel. Er moet een buitenlucht-unit of bodemlus worden ingepast. Omdat de cv-watertemperatuur lager is dan bij een conventionele ketel is aanpassing afgiftesysteem (radiatoren, vloerverwarming) noodzakelijk. Voor Warmte zijn ook aanpassingen nodig, maar minder ingrijpend. er moet een warmteset geplaatst worden in plaats van een cv-ketel. afhankelijk van de plaats van de warmteset moeten er leidingen worden verplaatst: warmteset in meterkast: cv- en warmtapwaterleidingen ook uit meterkast; warmteset op plaats van oude cv-ketel: warmteleiding naar opstelplaats cv-ketel FWAA

31 Tabel 6.3 Algemeen Individuele warmtepompen ( All Electric ) Biogasketels (groen gas/biogas) Type afgiftesysteem ltv (40/30 C) Geen eisen Ltv (40/30 C) Warmtenet 40 C Warmtenet 70 C 70 C aanvoer; bij voorkeur lage retourtemperatuur (<45 C) Mate van schilisolatie Nieuwbouwkwaliteit/NOM niveau Geen eisen Nieuwbouwkwaliteit/NOM niveau Geen eisen Koudelevering Ruimtebeslag Componenten voor ruimteverwarming en warm tapwater in de woning Duurzame koudelevering mogelijk in combinatie met bodemsysteem Warmtepomp en tapwaterboiler Niet van toepassing Ketel Enigszins koeleffect van boosterwarmtepomp die s zomer warmte uit vloeren kan onttrekken. Warmte-unit, boosterwarmtepomp voor boiler voor tapwaterverwarming Niet van toepassing Warmte-unit Afbeelding hoofdcomponenten in de woning Indicatie van afmetingen componenten (exclusief ruimte voor service en onderhoud) Opstelruimte (bxd) circa 650 x 900 mm Opstelruimte (bxd) circa 650 x 900 mm Meterkast (bxd) circa 650 x 350 mm Overige componenten Buitenluchtunit, pvt-panelen of bodemlussysteem Aansluiting op gasnet Leidingen aansluiting distributienet Leidingen aansluiting distributienet 15473FWAA

32 6.4 Invulling koudebehoefte utiliteitsgebouwen Voor utiliteitsgebouwen met koudebehoefte (zoals kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, winkels et cetera) speelt bij de keuze van het energieconcept zonder aardgas de wijze van invulling van de koudeproductie een belangrijke rol. In eerste instantie kan deze koudebehoefte ingevuld worden met conventionele elektrische koelmachines. Er bestaan echter ook concepten die een duurzame invulling van deze koelbehoefte zijn. In deze paragraaf zijn deze weergegeven. Warmtepompen en wko De combinatie van warmtepompen en wko is een veel toegepast energieconcept voor utiliteitsgebouwen. Wko kan uitgevoerd worden met open grondwaterbronnen (zie figuur 6.6Figuur 6.6). s Winters levert de warmtepomp de benodigde warmte aan het gebouw en zorgt er tegelijkertijd voor dat de wko met koude wordt geladen. In de daaropvolgende zomer is deze koude beschikbaar voor comfortkoeling. Figuur 6.6 Combinatie van wko en warmtepompen in utiliteitsbouw Voor kleinere utiliteitsgebouwen worden ook wel gesloten bodemwarmtewisselaars als wko-systeem ingezet. In dichtbebouwde gebieden kan de toepassing van wko leiden tot knelpunten in de beschikbare ondergrondse ruimte. Het collectief organiseren van koudeopwekking kan dan oplossingen bieden. Combinatie van warmtenetten en duurzame koudeopwekking Wanneer een gebouw op een warmtenet wordt aangesloten, zijn de volgende opties mogelijk voor een duurzame invulling van de koudeopwekking. 1 Koeling met buitenlucht. 2 Wko met koude laden via droge koelers. 3 Wko met absorptiewarmtepomp. 1 Koeling met buitenlucht Bij een uitgebalanceerd gebouwontwerp is het mogelijk om een vrij goed comfort te creëren zonder geforceerde koeling. Oververhitting wordt dan voorkomen door het gebouw s nachts te koelen met koude buitenlucht. Deze koude kan in de betonmassa worden opgeslagen. 2 Wko met koude laden via droge koelers Wko kan ook zonder warmtepompsysteem worden ingezet. Voor het s winters laden van koude in de bodem zullen dan echter droge koelers ingezet moeten worden die koude uit de buitenlucht onttrekken. De rentabiliteit van deze manier van werken is minder goed dan wko in combinatie met warmtepompen FWAA

33 3 Wko met absorptiewarmtepomp Voor nieuwe utiliteitsgebouwen met een koudevraag kan de combinatie van stadswarmte en absorptietechnologie interessant zijn. Met een absorptiewarmtepomp is het mogelijk de warmteopbrengst vanuit de stadsverwarming sterk te vergroten, zie figuur 6.7. Deze absorptiewarmtepomp wordt aangedreven met warmte uit een warmtenet. Figuur 6.7 Toepassing van absorptiewarmtepomp en wko voor warmte- en koudeproductie Uit 1,0 GJ-warmte op ht-niveau (80 à 110 C) transformeert een absorptiewarmtepomp 1,3 tot 1,6 GJ-warmte van 30 à 40 C. Dit is prima bruikbaar voor ruimteverwarming in nieuwbouwsituaties. Uit het absorptieproces komt tegelijkertijd koude vrij. Deze koude kan s winters in de bodem (wko-systeem) worden opgeslagen, zodat de koude s zomers te benutten is voor comfortkoeling. De inzet van absorptiewarmtepompen levert dus een win-winsituatie op. Enerzijds kan de inkoop van warmte worden gereduceerd. Naast een kostenvoordeel voor de klant levert dit voor de warmteleverancier het voordeel dat deze meer klanten kan bedienen. Anderzijds kan de koudevraag van het gebouw op een duurzame wijze worden ingevuld. Deze technologie is vooral toepasbaar voor grote utiliteitsgebouwen (kantoren, ziekenhuis) of een cluster aan gebouwen waarin ltv kan worden toegepast. 6.5 Hoe presteren energieconcepten in woningen en utiliteit Te vergelijken verduurzamingsvarianten Om een beeld te vormen hoe de diverse verduurzamingsopties presteren, zijn in deze paragraaf voorbeelden uitgewerkt voor een bestaande hoogbouwwoning, een bestaande rijwoning, utiliteit zonder koudevraag, utiliteit met koudevraag. Er zijn kostenvergelijkingen gemaakt voor vier varianten. 0 Huidige situatie met gasgestookte ketel. 1 Individuele gasketels + rendabele schilverbetering (warmtevraagreductie). 2 Aansluiting op duurzaam warmtenet + rendabele schilverbetering (warmtevraagreductie). 3 All Electric met individuele elektrische warmtepomp + ltv + maximale schilverbetering. Variant 2 gaat uit van een warmtenet als toekomstige energiedrager. Omdat dit warmteopwekconcept op een willekeurig moment in de levensduur van een woning ingevoerd kan worden, wordt dit ook wel de Warmteversnelling genoemd. Variant 3 gaat uit van een All Electric -concept met een warmtepomp per woning of gebouw. Voor de woningen en utiliteit zonder koudevraag is dit een buitenlucht warmtepomp. In de utiliteit met koudevraag is uitgegaan van een warmtepomp in combinatie met een bodemopslagsysteem (wko) waaruit dan meteen ook duurzame koeling geleverd kan worden. Variant 3 gaat uit van vergaande verbetering van de schilisolatie, zodat de voor warmtepompen benodigde ltv kan worden toegepast FWAA

34 Deze maatregelen zijn alleen acceptabel bij ingrijpende woningverbetering. Verondersteld is dat de woning/gebouweigenaren een deel van de bouwkundige investeringen zelf dekken uit een budget voor levensduurverlenging van de woning, dat beschikbaar is voor de grondige renovatie. Dit bedrag is buiten beschouwing gelaten in de berekeningen omdat dit bedrag zich niet hoeft terug te verdienen uit de energiebesparing. N.b. In variant 3 is gerekend met een warmtepomp met buitenlucht-unit omdat dat op dit moment de goedkoopste en eenvoudigste optie is. Andere opties, zoals een warmtepomp met een bodemlus of een houtpelletketel zijn ofwel duurder, ofwel groter, of hebben koeling nodig voor regeneratie. Jaarlastenanalyse conform maatschappelijke kostenbenadering Bij discussies over energiemaatregelen en stadsverwarmingsprojecten is veel spraakverwarring over de invloed van de te nemen energiemaatregelen op de woonlasten. Interpretatieverschillen over het niet-meer-dan-anders (nmda)-principe en regelgeving met betrekking tot de maximale huur die in rekening gebracht mag worden, maken alles erg ingewikkeld. Om de varianten goed te kunnen vergelijken, maken wij economische analyses op basis van de maatschappelijke kosten van de hele keten van warmteopwekking, -distributie en -afgifte en schilverbetering. Figuur 6.8 Demarcatie van de maatschappelijke kostenbenadering Dit houdt in dat wij ramen wat de werkelijke (meer)investeringskosten zijn om energiemaatregelen aan te kopen en te implementeren, zonder op voorhand vast te leggen welke partij welke investering doet. Daarnaast wordt de exploitatiekostenbesparing berekend door de energie- en onderhoudskosten van de nieuwe situatie te vergelijken met de bestaande situatie. Ook nu weer zonder rekening te houden wie het onderhoud doet en welke partij welk deel van deze besparing ontvangt (dat komt later aan de orde). De investeringen zijn gekapitaliseerd met een rentevoet van 5,25%. Het huishoudelijk elektriciteitsverbruik is volledig buiten beschouwing gelaten. Ook zijn investeringen en opbrengsten van pv-panelen niet meegenomen, zodat helder is wat de effecten van alleen de bouwkundige en installatietechnische maatregelen zijn die betrekking hebben op het aardgasloos worden FWAA

35 6.5.2 Bestaande gestapelde woning In figuur 6.9 zijn de jaarlijkse lasten per variant weergegeven voor een bestaande gestapelde woning, zoals voorkomt in de wijk Overwhere Noord. De jaarlasten zijn onderverdeeld in variabele kosten (inkoop aardgas en elektriciteit of productie van warmte), vaste kosten (onderhoud en beheer) en de kapitaalslasten die het gevolg zijn van de investeringen. Deze hoogbouw woning heeft in de huidige situatie een aardgasverbruik van m³/jaar. Figuur 6.9 Jaarlijkse lasten per variant voor een bestaande hoogbouw woning Dankzij de toepassing van rendabele schilverbetering, zoals spouwmuurvulling, dak- en vloerisolatie en hr ++ -glas, daalt het gasverbruik in variant 1 naar 850 m³/jaar. In figuur 6.9 zien wij dat de jaarlijkse lasten van variant 1 vrijwel overeenkomen met die van de huidige situatie. Er is alleen een verschuiving tussen de variabele kosten (aardgasverbruik) naar kapitaalslasten. Wanneer deze woning rendabele schilverbetering krijgt en op een warmtenet wordt aangesloten (variant 2), stijgen de jaarlijkse lasten gemiddeld genomen 174,- per jaar. Dit is met name het gevolg van de investering voor de aanleg van het warmtenet (stijging kapitaalslasten). Deze meerkosten kunnen reduceren wanneer het complex vlakbij een bestaand warmtetransportnet ligt. Ook wanneer de bestaande ketel op het moment van aansluiten aan vervanging toe is, gaat dat de besluitvorming gunstig beïnvloeden. Variant 3 heeft de hoogste jaarlijkse lasten tot gevolg. Dit is te verklaren uit de hoge investeringskosten voor het vergaande bouwkundige pakket met besparingsmaatregelen. Daarbij is uitgegaan van de actuele kostprijs voor renovaties laagbouw (zonder subsidies), ,-. Wij gaan in de berekeningen uit van een investering van 25,- in badkamer en pv-panelen (voor huishoudelijke elektriciteit) en ,- voor de aanpak van de gebouwschil, warmtepomp, ventilatie en toepassing van ltv en verzwaren elektriciteitsnet. Wij veronderstellen dat een groot deel ( ,-) van deze investering gefinancierd wordt uit het renovatiebudget dat toch al beschikbaar is voor woningverbetering (voor verbetering van gevel en dak, vervanging kozijnen, ventilatie, gasketel en radiatorsysteem). Alleen de meerkosten van ,-, om tijdens de renovatie meteen ook vergaande energiemaatregelen te implementeren, zijn in de jaarlasten meegewogen. Deze aanname is dus alleen van toepassing tijdens het natuurlijke renovatiemoment van de woning. Verzwaren elektriciteitsnet wil zeggen: een kostenpost van 1.000,- per woning waarmee het netwerkbedrijf de benodigde verzwaring van het elektriciteitsnet in de wijk uit moet kunnen voeren. Uit figuur 6.9 blijkt dat de variant 2 (Warmteversnelling) ingevoerd kan worden tegen lage maatschappelijke kosten in behapbare brokken (woningrenovatie is geen voorwaarde). Het is wel een uitdaging om de investeringen in het warmtenet zo te doen dat er een gezonde business case mogelijk is. Dit betekent dat er aandacht moet zijn voor de snelheid waarmee klanten op het warmtenet worden aangesloten. Als dit jaren gaat duren, heeft dit vanzelfsprekend een negatief financieel effect. Ook de productieprijs van de duurzame warmte en het verkrijgen van SDE-subsidie op duurzame warmte is van grote invloed. In figuur 6.9 is gerekend met een all-in productieprijs voor de warmte van 11,- per GJ FWAA

36 Intermezzo over maatregelpakket, Energie-Index en pv-oppervlak Voor de beeldvorming is onderzocht wat er nodig is om energieneutraal te worden of een Energie-Index (EI) van 0 te bereiken. Dit gaat verder dan aardgasloos worden. Wij hebben de hoogbouwwoning geanalyseerd zoals hierboven beschreven. In tabel 6.4 zijn de gekozen energiemaatregelen benoemd per variant. Ook is de Energie-Index (EI) berekend via de EPA software. Tabel 6.4 Gekozen maatregelpakketten en EI per variant voor hoogbouwwoning Huidige Variant 1: aardgas situatie Variant 2: alles op warmtenet Variant 3: alles elektrisch Maatregelpakket Gevelisolatie (Rc-waarde) m² K/W 0,40 1,6 1,6 3,5 Dakisolatie (Rc-waarde) m² K/W 0,40 2,5 2,5 5,5 Vloerisolatie (Rc-waarde) m² K/W 0,20 2,5 2,5 3,5 Beglazing (U-waarde) W/m².K 5,2 / 2,9 1,8 1,8 1,5 Ventilatie - Natuurlijk Mechanisch Mechanisch CO 2 gestuurd Warmteafgiftesysteem - Radiatoren Radiatoren Radiatoren Lt-radiatoren/ Vloerverwarming Warmteopwekking - Hr-ketel Hr-ketel met kwaliteitsverklaring Warmtenet (EOR 2,0) Buitenlucht warmtepomp Energie-index EI van het casco - 2,2 (label D) 1, 2 (label B) 1,2 (label B) 0,8 (label A+) EI van casco en gebiedsmaatregel ,7 - Benodigd pv-oppervlak Voor behalen van EI=0 bij EOR 2,0 Voor behalen van EI=0 bij EOR 4,5 m² m² Voor varianten 2 en 3 is berekend hoeveel pv-panelen nodig zijn, zodat een Energie-index van 0 kan worden behaald. Als uitgangspunt is in eerste instantie een duurzaam warmtenet met een EquivalentOpwekRendement (EOR) van 2,0 genomen (noot: Het warmtenet van Purmerend heeft een EOR van 2,075, de conclusies zijn vergelijkbaar). Het blijkt dat circa 19 tot 22 m² pv-oppervlak per woning nodig is om een Energie-Index van 0 te bereiken. Afhankelijk van het aantal verdiepingen van een flat is dit niet altijd inpasbaar op het beschikbare dakoppervlak. Een flat met zes verdiepingen heeft slechts ruimte voor 10 m² pv-paneel. Andere alternatieven zoals pv aan de gevel of op naburige gebouwen zijn dus nodig. Toepassing van warmtenetten vergt tot circa 3 m² minder pv-oppervlak dan het All-Electric -concept met warmtepompen. Wanneer de EOR van het warmtenet stijgt naar bijvoorbeeld 4,5 loopt het verschil op naar circa 10 m². Om het nom-principe te bereiken, moet ook het huishoudelijke elektriciteitsverbruik met pv-panelen gecompenseerd worden. Er is dan nog meer pv-oppervlak nodig; variant 3 komt op 33 m² uit. Concepten met warmtenetten zijn dan sterk in het voordeel (22 tot 24 m² pv-paneel). Uitgangspunt is daarbij dat de geleverde warmte via een vast maandbedrag in rekening wordt gebracht en dus niet met de opbrengst van pv-panelen hoeft te worden gecompenseerd. Dergelijke pv-oppervlakken zijn voor gestapelde bouw niet haalbaar. Dit verklaart de trend dat het nom-principe alleen voor rijtjeswoningen wordt toegepast. Einde intermezzo FWAA

37 6.5.3 Bestaande rijwoning Dezelfde analyse is uitgevoerd voor een bestaande rijwoning, zoals bijvoorbeeld veelvuldig voorkomt in Overwhere Zuid. In figuur 6.10 zijn de resultaten per variant weergegeven. Figuur 6.10 Jaarlijkse lasten per variant voor een bestaande rijwoning De rijwoning heeft in de huidige situatie een aardgasverbruik van m³/jaar. Door de toepassing van rendabele schilverbetering daalt het gasverbruik in variant 1 naar 870 m³/jaar. Ook hier is te zien dat de jaarlijkse lasten van variant 1 vrijwel overeenkomen met die van de huidige situatie. In variant 2 waarbij deze woning rendabele schilverbetering krijgt en op een warmtenet wordt aangesloten (variant 2), stijgen de jaarlijkse lasten ( 160,- per jaar). Dit is met name het gevolg van de investering voor de aanleg van het warmtenet (stijging kapitaalslasten). Variant 3 heeft de hoogste jaarlijkse lasten tot gevolg door de hoge investeringskosten voor het vergaande bouwkundige pakket met besparingsmaatregelen. Voor de ingreep wordt netto ,- gerekend, met dezelfde redenatie als bij hoogbouwwoningen FWAA

38 6.5.4 Utiliteitsgebouw zonder koudevraag In figuur 6.11 zijn de jaarlijkse lasten per variant in /m² vloeroppervlak weergegeven voor een bestaand utiliteitsgebouw die geen koudevraag heeft. In de huidige situatie heeft dit gebouw een jaarlijks gasverbruik van 5,9 m³ per m² vloeroppervlak. Dit komt overeen met het gemeten gemiddelde gasverbruik van deze doelgroep uit De Opgave. De gemiddelde gebouwgrootte is m² per pand. Figuur 6.11 Jaarlijkse lasten per variant voor een bestaand utiliteitsgebouw (zonder koudevraag) Door de toepassing van rendabele schilverbetering daalt het gasverbruik in variant 1 naar circa 3,8 m³/m². Ook hier is te zien dat de jaarlijkse lasten van variant 1 vrijwel overeenkomen met die van de huidige situatie. In variant 2 waarbij het gebouw rendabele schilverbetering krijgt en op een warmtenet wordt aangesloten (variant 2), stijgen de jaarlijkse lasten ( 2,8 per m² per jaar). Dit heeft twee oorzaken. De lage gemiddelde warmtevraag van deze doelgroep (5,9 m³ gas per m²) en de kleine gebouwgrootte. Er zijn echter ook grotere utiliteitspanden (bijvoorbeeld sportcomplexen en zorggebouwen) met een gasverbruik van 15 tot 25 m³ gas per m². Bij dit type gebouwen leidt variant 2 wel tot lagere jaarlasten ten opzichte van de huidige situatie. De relatief hoge investering voor de aanleg van het warmtenet (stijging kapitaalslasten). Deze investering is sterk afhankelijk van de bebouwingsdichtheid van het aan te sluiten gebied. Bij een hogere dichtheid, daalt de investering fors en dus ook de jaarlasten. Variant 3 gaat uit van toepassing van een vergaand bouwkundig pakket met besparingsmaatregelen, buitenlucht warmtepomp en inpassing van ltv. Door de vergaande schilverbetering daalt de warmtevraag nog verder dan in varianten 1 en 2 De jaarlijkse lasten van variant 3 komen voor deze casus vrijwel even hoog uit als voor variant 2. Belangrijke opmerking hierbij is wel dat het kostenniveau van variant 3 alleen geldt wanneer het vergaande pakket besparingsmaatregelen tijdens het natuurlijke renovatiemoment van het gebouw wordt geïmplementeerd FWAA

39 6.5.5 Utiliteitsgebouw met koudevraag De analyse voor een utiliteitsgebouw die koudevraag heeft, is weergegeven in figuur Figuur 6.12 Jaarlijkse lasten per variant voor een bestaand utiliteitsgebouw (met koudevraag) Ook hier is het uitgangspunt dat het gasverbruik in de huidige situatie 5,9 m³ per m² vloeroppervlak is. In de huidige situatie en in de varianten 1 en 2 wordt de koude geproduceerd met een compressiekoelmachine. Variant 3 gaat uit van vergaande schilisolatie en de toepassing van een elektrische warmtepomp en wko (open bron of bodemlus). In deze variant kan de wko s zomers duurzame koude leveren. Te zien is dat variant 3 de laagste jaarlijkse lasten oplevert. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat het kostenniveau van variant 3 alleen geldt wanneer het vergaande pakket besparingsmaatregelen tijdens het natuurlijke renovatiemoment wordt geïmplementeerd. Variant 2 met stadsverwarming leidt in deze casus tot hogere jaarlasten ten opzichte van de huidige situatie. Echter de opmerkingen die hierover zijn genoemd in de vorige paragraaf 0 over de wisselende uitkomst voor de verschillende utiliteitsgebouwen, zijn hier ook van toepassing FWAA

40 7 Scenario s - combineren van Opgave met mogelijkheden In dit hoofdstuk komen De Opgave uit hoofdstuk 4 en de varianten uit hoofdstuk 0 samen. De volgende vier scenario s zijn uitgewerkt. 0 Blijft op Aardgas : huidige ketels worden gebruikt en de rendabele isolatiemaatregelen worden uitgevoerd. 1 Alles op Warmte : aansluiten op stadsverwarming en de rendabele isolatiemaatregelen worden uitgevoerd. 2 Alles op All Electric (AE): woningen worden vergaand geïsoleerd en installaties aangepast, en er wordt een warmtepomp geplaatst. 3 Optimale Mix : een mix van scenario s 2 en 3 voor de laagst mogelijk totale kosten. De berekeningen van de scenario s worden gedaan met de maatschappelijke kostenbenadering. Uitsplitsing naar stakeholders zal in later stadium plaats vinden. De investeringen zijn gekapitaliseerd met een rentevoet van 5,25%. De opbouw van de scenario s is dan vergelijkbaar en bevat de volgende onderdelen. Jaarlasten als gevolg van (vervangings)investeringen. De jaarlijkse onderhoudskosten. De jaarlijkse verbruikskosten. De jaarlijkse CO 2- uitstoot. In alle scenario s zijn de berekeningen uitgevoerd voor De Opgave, dus alle focusbuurten inclusief restant. In scenario s 0 en 1 wordt gewerkt met de warmteverbruiken die overblijven na het uitvoeren van de rendabele maatregelen. In scenario 2 wordt gewerkt met de verbruiken die overblijven na het uitvoeren van de isolatiemaatregelen die nodig zijn om naar All Electric te komen. Dit komt tot uiting in lagere verbruikskosten per jaar. N.b. In scenario 2 gaan de woningen/gebouwen naar All Electric op het natuurlijk vervangmoment. Dat betekent in de praktijk dat dit scenario een lange doorlooptijd heeft voordat dit scenario voltooid is. In de modelering worden wel alle gebouwen tegelijk omgezet omdat er nog geen tijdas in het model zit. Dit is een vereenvoudiging van de werkelijkheid omdat dit moment sterk afhankelijk is van de leeftijd van de woning/het gebouw. 7.1 Beschrijving scenario s Scenario 0: huidige situatie met ontwikkelingen in isolatie Als referentie zijn de jaarlasten bepaald van de huidige aardgasaansluitingen. Er wordt gerekend met vastrecht aardgasaansluiting en meetkosten, kapitaalslasten cv-ketel (conform Warmtewet) en onderhoudskosten cv-ketel (conform Warmtewet). Daarnaast wordt gerekend met het verbruik met inbegrip van de vraagreductie door rendabele isolatiemaatregelen. De percentages vraagreductie zijn weergegeven in paragraaf 6.1. Wij gaan uit van verwarmen op gas en koelen (utiliteit met koeling) met elektrische koelmachines Scenario 1: Alles op Warmte met ontwikkelingen in isolatie In het scenario Alles op Warmte wordt de volledige Opgave aangesloten op stadsverwarming. Koeling (utiliteit met koeling) wordt gemaakt met elektrische koelmachines. De warmtevraag zal als gevolg van rendabele isolerende maatregelen dalen ten opzichte van huidig verbruik. De percentages besparing zijn te vinden in paragraaf 6.1. De investeringen zijn de investeringen in het primair net, in het secundair net inclusief onderstations en in de aansluiting met warmtesets. Omdat het aanleggen van het primaire en het secundaire net niet in elke buurt even duur is per meter, wordt er een correctiefactor toegepast. Hiervoor is gekeken naar factoren die de aanleg van het net duurder of goedkoper maken, zoals bebouwingsdichtheid, 15473FWAA

41 samenstelling van de wijk in laag-/hoogbouw, afstand tot het bestaande primaire net en reeds aanwezige secundaire netten. De correctiepercentages staan per buurt in bijlage De totale investering is vertaald naar jaarlijkse lasten. Daarnaast zijn in de jaarlijkse lasten verrekend de onderhoudskosten, facturatie- en meetkosten en de productiekosten warmte ( 11,- per GJ). De overgang naar elektrisch koken zit nu niet in het model. Omdat het verbeteren van de schilisolatie geen voorwaarde is om dit scenario toe te passen, zou dit scenario binnen afzienbare tijdshorizon gerealiseerd kunnen worden (bijvoorbeeld tien jaar). De uitdaging is vooral het vinden van voldoende warmtebronnen, het uitrollen van de warmtenetten in de bestaande wijken en het creëren van draagvlak onder de bewoners Scenario 2: Alles op All Electric In het All Electric -scenario wordt de volledige Opgave van warmte (ruimteverwarming en tapwater) voorzien door middel van lucht-/waterwarmtepompen of warmtepompen met wko (voor utiliteit met koude). De uitgangspunten zijn als volgt. Gebruik van een lucht-/waterwarmtepomp. In nadere uitwerking kan blijken dat een warmtepomp met bodemlus of effluentbron beter is, maar daar is nu nog niet naar gekeken. Vergaande isolatie van woningen/gebouwen. De warmtevraag is bepaald aan de hand van het huidige gemiddelde verbruik en de verwachte reductie (conform tabel 6.2) door de isolatiemaatregelen. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de huidige spreiding van verbruiken over verschillende woningtypen. Er wordt een lt-systeem aangelegd in de woningen. Voor de investering (isolatie en lt-systeem) wordt uitgegaan van een investering op een natuurlijk moment van renoveren. Alleen de meerkosten om All Electric mogelijk te maken worden toegekend aan het scenario. Er wordt in het basisscenario rekening gehouden met de prijs van een warmtepomp die nu met subsidie tot stand komt ( 8.000,-). Ook als de subsidie wegvalt, is de verwachting dat de warmtepompen voor ongeveer die prijs, of lager te koop zullen zijn, gezien de verwachte prijsdaling in de komend jaren. De tijdshorizon van dit scenario ligt veel verder dan bij het vorige scenario. Voorwaarde is dat alle woningen een ingrijpende renovatie moeten ondergaan. Dit is vaak pas realistisch bij een leeftijd van de woning van minstens 50 jaar Scenario 3: de Optimale Mix De drie bovenstaande scenario s zijn uitersten, alles of niet. Uit de vergelijking van de scenario s 1 en 2 komt dat er buurten zijn waarin de jaarlijkse lasten per woningequivalent (weq) lager zijn met Alles op Warmte dan met Alles op All Electric. En andersom. In een diepere analyse is per bouwjaar/gebouwtype/buurt bepaald wat financieel het beste energieconcept is. Deze zijn vervolgens geaggregeerd naar buurtniveau en dat levert de gemiddelde jaarlijkse lasten per weq voor die buurt op. Dit is de output van scenario 3. Deze Optimale Mix leidt tot een aardgasloos Purmerend tegen de laagste jaarlijkse kosten FWAA

42 7.2 Resultaten scenario-analyse op investeringen en jaarlasten De vergelijking van de vier scenario s is in onderstaande figuur samengevat. Er is per buurt weergegeven wat de gemiddelde jaarlijkse lasten zijn over alle woningequivalenten voor de vier scenario s. Figuur 7.1 Vergelijking van de scenario's per buurt in jaarlijkse lasten Een paar opvallende zaken. De scenario s Alles op Warmte en Alles op All Electric zijn in alle buurten allebei duurder dan scenario Blijft op Aardgas. Voor de vergelijking van Alles op Warmte en Alles op All Electric geldt dat: voor woningen: in alle buurten is stadsverwarming goedkoper per jaar dan All Electric, behalve voor Binnenstad en Purmerbos; voor utiliteit met koude is wko ( All Electric ) altijd goedkoper dan stadsverwarming met elektrische koeling; voor utiliteit zonder koude is het per buurt verschillend wat de goedkoopste optie is. Over de hele Opgave is berekend wat de verschillende scenario s kosten aan investeringen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar bouwkundige maatregelen (isoleren van gebouwen), installatietechniek (warmtepompen/wko) en warmtenetten. Onder jaarlijkse lasten is het gewogen gemiddelde per scenario bepaald en wordt weergegeven wat de meerkosten zijn ten opzichte van het Blijft op Aardgas -scenario FWAA

43 Tabel 7.1 Investeringskosten Investeringskosten en jaarlijkse kosten per scenario Scenario 0: Blijft op Aardgas Scenario 1: alles op SV Scenario 2: Alles op All Electric Bouwkundige maatregelen Miljoen 84,- 84,- 286,- Installatietechniek Miljoen 110,- Warmtenetten Miljoen 122,- Totale investeringskosten Miljoen Scenario 3: Optimale Mix 84,- 206,- 396,- 219,- Jaarlijkse lasten Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van Blijft op Aardgas /jaar Bij Optimale Mix is alleen het totaal berekend. De verdeling in onderdelen kan later gemaakt worden. 244,- 666,- 151,- Doordat de meest geschikte hoogbouwcomplexen, het laaghangend fruit, al in een eerdere fase op Stadsverwarming zijn aangesloten, liggen de kosten bij aansluiten van de resterende woningen hoger. Ook is de reductie van de vraag naar Warmte, door rendabele reductiemaatregelen, slecht voor het scenario Alles op Warmte. Bij het huidige verbruik is een overstap van Aardgas naar Warmte in veel buurten nu al rendabel. Andere energieconcepten, zoals lokale houtpelletketels of toepassing van de combinatie van wko en warmtenetten zijn nog niet meegenomen in de analyses. Dit kan eventueel in vervolgonderzoek gebeuren. Dergelijke concepten kunnen de Optimale Mix nog verbeteren. Resultaten per wijk Omdat Blijft op Aardgas altijd goedkoper is dan een alternatief, maar tegelijkertijd de opdracht is om van aardgas af te komen, is bekeken welke wijken gemiddeld genomen het kleinste verschil hebben. Deze zouden dan als eerste kunnen worden omgebouwd. In onderstaande tabel is de vergelijking weergegeven. Zo is bijvoorbeeld zichtbaar dat het verschil in een aantal buurten minder is dan 100,-. Deze buurten vertegenwoordigen samen 9018 van de weq, 44%. Gekeken naar weq-woningen is dit 70% van de woningopgave. Deze financiële analyse geeft een eerste indruk, maar vraagt ook om nadere uitwerking omdat er ook ander factoren zijn die het gemak van ombouw bepalen, zoals wel/geen corporatiebezit, hoogbouw versus laagbouw, panden die aan renovatie toe zijn of juist niet, nabijheid van bestaande warmtenetten et cetera FWAA

44 Tabel 7.2 Buurten Overzicht van jaarlasten ( /weq) op volgorde van verschil tussen Optimale Mix en Blijft op aardgas Blijft op aardgas Alles op Warmte Alles op AE Optimale Mix Verschil Optimaal - Blijft op Aardgas # weq woning Cumul. % woningen #weq utiliteit # weq totaal Cumul. % Wheermolen- Oost Overwhere- Noord % % 26% % Wagenweg % % Restant % % Wheermolen- West Overwhere- Zuid % % 70% % Subtotaal % % Zuiderpolder % % Hazepolder % % Dwarsgouw % % Gors-Zuid % % Golfterrein ca % % Molenkoog % % Stationsbuurt % % De Koog % % Binnenstad ,6% ,6% Purmerbos ca % % Totaal Resultaten scenario-analyse op CO 2 -uitstoot Per gebouwtype en scenario is bepaald wat de CO 2 -uitstoot is per jaar voor het invullen van de jaarlijkse warmte- en koudevraag. Opvallend is dat Alles op Warmte in veel woningen het beste uit de bus komt. Bij utiliteit met koude scoort All Electric (met wko) beter. De score van warmte is bepaald met het Equivalent OpwekkingRendement (EOR) van 207,5% en een bijbehorende CO 2 -emissie 25,8 kg CO 2 /GJ. De CO 2 -uitstoot van All Electric is bepaald op basis van de gemiddelde CO 2 -uitstoot van elektriciteit op basis van de elektriciteitsmix in Nederland. Voor de verbruiken is gebruik gemaakt van de gasverbruiken uit Energie in Beeld rekening houdend met de vraagreductie door rendabele isolatiemaatregelen ( Aardgas en Warmte ) of vergaande isolatie ( All Electric ) FWAA

45 Figuur 7.2 Vergelijking van CO 2-uitstoot per gebouwtype en bouwjaar Een manier om de CO 2 -uitstoot van Warmte te verminderen is het verhogen van de EOR van het warmtenet, door de verhouding biomassa/gas te verbeteren. Voordeel van het verlagen van de CO 2 -uitstoot van Warmte is dat er minder pv-panelen nodig zijn om de CO 2 -uitstoot te compenseren. Dit betekent dat er meer ruimte overblijft om het huishoudelijk energieverbruik lokaal te compenseren. In het scenario 0, Blijft op Aardgas wordt jaarlijks ton CO 2 uitgestoten Onderstaande tabel laat zien wat de scenario s 1, 2 en 3 aan vermindering van CO 2 -emissie opleveren. Scenario 3, Optimale Mix, reduceert de meeste CO 2 -uitstoot omdat de beste score per gebouwtype van Warmte en All Electric wordt gecombineerd. Om dit scenario CO 2 -neutraal te maken is m² pv-panelen nodig. Bij scenario 2 is dit vergelijkbaar. Voor scenario 1 is significant meer oppervlakte pv-panelen nodig: m². Ter vergelijking: het Solar Park fase 1 in Baanstee-Noord gaat over m² pv-panelen. Tabel 7.3 CO 2-bepaling per scenario (exclusief en inclusief zon pv) Scenario 1: Blijft op Aardgas Scenario 2: Alles op Warmte Scenario 3: Alles op All Electric Scenario 4: Optimale Mix CO 2-emissie in eindsituatie Ton Reductie ten opzichte van referentie met gas % - 41% 46% 47% Benodigde pv-oppervlak voor CO 2-neutraal m² Gevoeligheidsanalyse Om te onderzoeken wat er gebeurt als bepaalde parameters veranderen is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij is telkens een kental veranderd om te zien welk effect het heeft op de uitkomsten van de vergelijking tussen de scenario s. Als output zijn de gewogen gemiddelde jaarlijkse lasten per scenario uit tabel 7.2 genomen. Ook worden de meerkosten ten opzichte van Blijft op Aardgas bepaald. De uitkomst voor Optimale Mix verandert mee met de kentallen, maar er is niet een totaal nieuwe optimalisatieslag gemaakt per gebouwtype, zoals in het basisscenario wel is gedaan FWAA

46 In de onderstaande tabel zijn de uitkomsten te vinden met een korte toelichting van het veranderde kental. In bijlage 10.3 zijn corresponderende grafieken te vinden met de uitkomsten per buurt. Tabel 7.4 Effect voor de jaarlasten van verschillende wijzigingen in kentallen Scenario Blijft op Aardgas Alles op Warmte Alles op AE Optimale Mix Basisscenario Jaarlijkse lasten Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 244,- 666,- 151,- Gasprijs van 0,532 naar 0,70 Jaarlijkse lasten per weq /jaar 1.086, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 121,- 543,- 28,- Stijging elektriciteitsprijs 0,16 naar 0,20/kWh (woningen); van 0,12 naar 0,16/kWh (utiliteitsbouw) Jaarlijkse lasten per weq /jaar 971, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 244,- 712,- 159,- Daling elektriciteitsprijs van 0,16 naar 0,14/kWh (Woningen) / van 0,12 naar 0,10/kWh (Utiliteitsbouw) Jaarlijkse lasten per weq /jaar 960, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 244,- 648,- 147,- Rente op warmtenetten van 5,25% naar 3% Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 143,- 666,- 78,- Rente op warmtenetten en rendabele besparingsmaatregelen van 5,25% naar 3% Jaarlijkse lasten per weq /jaar 890, , ,- 942,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 143,- 489,- 52,- Afschrijving leidingen en station in 50 jaar in plaats van 25 jaar Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 165,- 666,- 98,- Verdwijnen van ISDE; prijs warmtepomp van 8.000,- naar ,- Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 244,- 761,- 155,- Verkrijgen STEP-subsidie voor corporaties; 3.000,- gemiddeld per woning; 20% woning van corporatie; investering voor woningen verlaagd met 600,- Jaarlijkse lasten per weq /jaar 963, , , ,- Meerkosten per weq ten opzichte van referentie /jaar 215,- 649,- 123, FWAA

47 Conclusie gevoeligheidsanalyse. De stijging van de gasprijs levert geen andere volgorde van de scenario s op, wel wordt het verschil met het basisscenario kleiner. Daarnaast wordt in een aantal buurten extra Warmte nu goedkoper dan All Electric. Als de trend van stijging van de gasprijs doorzet, ontstaan er interessante perspectieven. De stijging van de elektraprijs maakt alles duurder, dus volgorde blijft gelijk. Wel wordt All Electric vanzelfsprekend meer duurder dan de rest. Daling van de elektraprijs maakt alles goedkoper, volgorde blijft gelijk. All Electric wordt naar verhouding meer goedkoper dan de rest. Het schommelen van de elektriciteitsprijs heeft weinig invloed op de verhoudingen en de volgorde. Lagere rente voor warmtenetten verbetert de positie van Warmte maar verandert gemiddeld de volgorde niet. Lagere rente voor warmtenetten en rendabele maatregelen verbetert de positie van Warmte en van All Electric maar verandert gemiddeld de volgorde niet. Een lagere rente voor warmtenetten levert in een aantal buurten op dat Warmte goedkoper wordt dan Blijft op Aardgas. Mogelijk kan er een koppeling worden gemaakt tussen het NIET vervangen van gasnetten en het WEL aanleggen van warmtenetten. Op dit moment kan dat nog niet, maar het Rijk zoekt wel naar voorbeelden om dit wel te gaan doen. Hiervoor kan dan experimenteerruimte worden gecreëerd. Afschrijving van leidingen en stations levert na vijftig jaar winst op voor SV, maar gemiddeld niet genoeg om goedkoper dan Blijft op Aardgas te worden. Voor een paar buurten is het net voldoende om Warmte positief te laten zijn. Verdwijnen van ISDE maakt All Electric duurder. Verkrijgen van een STEP-subsidie maakt zowel Warmte als All Electric goedkoper, maar nog niet genoeg. Nu is de subsidie over de hele Opgave uitgesmeerd. Als deze alleen wordt toegepast op de corporatiewoningen, kan er voor die woningen wel een voordeliger uitkomst zijn. Er zijn dus zeker parameters die interessant zijn om de business case van Warmte te verbeteren en in een aantal buurten warmte goedkoper te maken dan Blijft op Aardgas. Lagere rente, langere afschrijvingstermijn en hogere gasprijs werken in het voordeel van SV. Het zal nader onderzoek vragen om te kijken hoe de parameters beïnvloed kunnen worden. Daarnaast is nader onderzoek per wijk nodig om te bekijken welke wijken als eerste kunnen worden aangepakt. Uiteraard kan het combineren van aanleg met andere infrastructurele werken (zoals riool et cetera) ook gunstig zijn voor de kosten van aanleg. Daarnaast zal er flankerend beleid van de overheid nodig zijn om de transitieweg van aardgas echt vorm te geven. Het prijsinstrument is daarbij vitaal omdat in de bestaande bouw particuliere woningeigenaars moeten worden verleid om de stap te zetten. Zonder een financieel voordeel lukt dat niet. Juist dit is één van de belangrijke onderwerpen aan de Warmtetafel FWAA

48 8 Subsidie en financieringskansen De ontwikkeling naar een aardgasloos Purmerend is een ontwikkeling naar een energievoorziening die onafhankelijk is van fossiele brandstof en naar CO 2 -reductie. Dergelijke initiatieven worden op provinciaal, nationaal en Europees gestimuleerd via een pallet aan subsidie- en financieringsmogelijkheden. De beschikbaarheid van subsidie- en financieringsmogelijkheden is afhankelijk van het moment waarop een project rijp is voor het indienen van een aanvraag. Vooral bij subsidies is de openstelling voor aanvraagindiening vaak in een relatief korte periode. Onderstaande tabel geeft een doorkijk naar de mogelijkheden op dit moment. De lijst is niet uitputtend maar geeft vooral een gemêleerd overzicht van Europese en nationale regelingen. Tabel 8.1 Regeling ELENA Regelingen in samenwerking met lokale autoriteiten Toelichting ELENA is een Europese regeling die bedoeld is voor lokale overheden te stimuleren grootschalige energieprojecten aan te gaan en bij te dragen aan verduurzaming van Europa, onder andere op het gebied van energiebesparing/duurzame energieopwekking. ELENA is geen onbekende regeling voor gemeente Purmerend. Bij de realisatie van de huidige warmte-infrastructuur is ook ELENA ingezet ten behoeve van de voorfinanciering. UIA Subsidie kenmerken. Maximaal 90% subsidie ten behoeve van voorbereidingskosten. Subsidie is niet vrijblijvend: voor elke euro subsidie moet minimaal 20,- aan investeringen worden gerealiseerd. Projecten met een investeringsgrootte van circa 30 miljoen maken meer kans om in aanmerking voor subsidie. Kleinere projecten kan ook, maar minder kans. Aanvraag door lokale autoriteit, al dan niet in samenwerking met andere partijen. Lokale autoriteit hoeft niet te investeren maar is wel verantwoordelijke voor ELENA. Urban Innovation Action is een Europese regeling die inspeelt op de verstedelijking van Europa. Ongeveer 72% van de Europese bevolking woont in stedelijk gebied. Dit percentage stijgt naar 80% in Om stedelijke uitdagingen het hoofd te bieden kunnen gemeenten die innovatieve en duurzame projecten willen starten, gebruik maken van de UIA. Bijvoorbeeld projecten op het gebied van: housing; sustainable use of land and nature based solutions; circular economy; climate adaptation; energy transition (in particular energy efficiency and local renewable energy systems). Gemeenten en projectconsorten kunnen tot 80% van hun onkosten vergoed krijgen tot aan maximum van ,-. De regeling wordt jaarlijks opnieuw opengesteld in de periode De eerst volgende mogelijkheid is eind Productmarktcombinatie Vanuit de VNG komt er wordt de regeling Productmarktcombinatie opgesteld. Deze regeling is bedoeld voor gemeenten die samen met aanbiedende partijen een aanvraag doen voor het ontwikkelen van innovatie productmarktcombinaties voor energiebesparing in koopwoningen. Per regio van het VNG Programma Energie kunnen één of meerdere gemeenten een aanvraag doen. De regeling wordt op dit moment nader uitgewerkt. Het is nog niet bekend wat de precieze voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie en de looptijd van de regeling zijn. STEP Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is een regeling die niet direct door de gemeente benut kan worden maar wel door woningcorporatie. Bijvoorbeeld voor de renovatie van sociale huurwoningen en aansluiting op een warmtenet. Dat heeft een gunstig effect op de energieprestatie van een woning. Hoe beter de energieprestatiegarantie, hoe meer subsidie per woning er beschikbaar is. Dat zou kunnen bijdragen aan het financierbaar maken van aansluitingen op het warmtenet. De STEP wijzigt per 1 juli 2016 waardoor de regeling langer wordt opengesteld. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 31 december In totaal is er 400 miljoen beschikbaar waarvan er sinds de openstelling op 1 juli 2014 ongeveer 75 miljoen is aangevraagd FWAA

49 Voor grote projecten als aardgasloos Purmerend is maatwerk vereist wanneer het aankomt op subsidie- en financieringsmogelijkheden. Het is raadzaam om vroegtijdig dit proces te starten om zo optimaal mogelijk de beschikbare subsidie- en financieringsmogelijkheden in te zetten. Aan te bevelen vervolgstap De meeste kansrijke subsidie op korte termijn is de regeling Productmarktcombinatie die vanuit de VNG binnenkort beschikbaar wordt gesteld. Omdat de VNG voor (en door) gemeenten is, is het raadzaam om het eerste contact via de gemeente te laten verlopen. Daarna kan eventueel een externe partij namens de gemeente het verdere proces begeleiden. Onderstaand een korte vooruitblik op het subsidieproces. Gemeente legt eerste contact met VNG betreffende benutting productmarktcombinatie-regeling. Gemeente of een geselecteerde partij brengt de kansen en aandachtspunten in kaart. Gemeente besluit over het wel/niet indienen van een aanvraag. Gemeente en/of geselecteerde partij stellen projectplan en aanvraag op. Indien de subsidie wordt toegekend, bewaakt de gemeente of een geselecteerde partij de subsidieverplichtingen. Aandachtspunten in de uitvoering van een subsidietraject zijn wijzigingen en voortgang ten opzichte van het projectplan, administratie van subsidiabele uren, benutting van overige subsidies en goedkeuring op subsidiabele kosten. Afstemming met de subsidieverstrekker is dan vereist om verrassingen achteraf te voorkomen. Na het subsidietraject dient de subsidie te worden vastgesteld. Dit gebeurt op vaak op basis van een eindverslag en de administratie. Afhankelijk van de subsidie kan een controleverklaring van een accountant vereist zijn FWAA

50 9 Vervolgplan In de vorige hoofdstukken is een beeld geschetst van de consequenties van het aardgasloos maken van Purmerend. Om deze ambitie daadwerkelijk te gaan verwezenlijken, zullen vele stappen moeten worden gezet. Een eerste aanzet voor het plan van aanpak daarbij is in dit hoofdstuk weergegeven. Wij onderscheiden daarbij drie componenten die alle drie gelijktijdig verder ontwikkeld moeten worden. 1 Technische en energetische zaken. 2 Business case en financiering. 3 Proces en organisatie. 9.1 Technische en energetische zaken Inventarisatie warmteaanbod Het beschikbaar zijn van duurzame warmtebronnen is een primaire voorwaarde voor de tijdige opschaling in capaciteit en langjarige instandhouding van duurzame warmtenetten. Naast de relatief eenvoudig te realiseren nieuwbouw van een BioWarmteCentrale zullen ook andere duurzame bronnen worden verkend. Voor de gemeente Purmerend lijken de volgende warmtebronnen het meest kansrijk. Uitbreiding van de BWC De Purmer. Om een snelle groei in warmtecapaciteit te bewerkstelligen, ligt het voor de hand om eerst te onderzoeken op welke wijze de inzet van biowarmte is op te schalen. Aandachtspunten zijn onder andere: verkrijgbaarheid en kostprijs biomassa; garantie op duurzaamheid van de biomassa; locatie voor een tweede BWC (mogelijk in noordwest Purmerend?). Geothermie. Zeker voor de langere termijn kan geothermie een stabiele warmtebron vormen. In de periode tussen 2009 en 2011 zijn al diverse onderzoeken uitgevoerd naar de toepassing van geothermie in Purmerend. Om de potentie van geothermie definitief vast te kunnen stellen, zullen de zijn kansen en knelpunten die uit deze onderzoeken naar voren zijn gekomen, nader onderzocht moeten worden, zoals: vergunbaarheid geothermie ten noorden van Purmerend in verband met het aanwezige aardgas in Northern cluster; zijn er kansen voor ultra diepe geothermie (> 4 km diepte) of ondiepe geothermie (1 tot 1,5 km) binnen de gemeentegrenzen; inzet van hto om de capaciteit te vergroten en aansluiten op de retourleiding. Potentie van de kleinere warmtebronnen. biomassa vergisting (mogelijke inzet en of uitbreiding van bestaande composteer en biogascentrale van HVC op bedrijventerrein Baanstee); inzet restwarmte uit AWZI Beemster; thermische zonne-energie in combinatie met hto of Ecovat. Verscherpen van De Opgave In dit eerste verkennende onderzoek naar het aardgasloos maken van Purmerend zijn een aantal stevige aannames gedaan, om met beperkt onderzoek op hoofdlijnen conclusies te kunnen trekken. Als vervolgstap bevelen wij aan een nadere verfijningslag te maken per wijk en buurt. Dan kan per wijk preciezer vastgelegd worden waar warmtenetten de voorkeur hebben en waar All Eletric zou kunnen. De verwachting is dat er nog optimalisaties binnen buurten te maken zijn. Met name voor de minder homogene buurten waarin verschillende bouwjaren en gebouwtypes aanwezig zijn (rijwoningen, vrijstaand, verschillende typen hoogbouw en utiliteit) FWAA

51 9.2 Business case en financiering Uit dit onderzoek blijkt dat het aardgasloos maken van Purmerend tot gevolg heeft dat de jaarlijkse lasten van de warmtevoorziening vooralsnog hoger worden dan in de huidige situatie. Voor het financierbaar maken van deze energietransitie en voor het creëren van draagvlak onder bewoners en gebouweigenaren zal deze onrendabele top gedicht moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan het volgende. 1 Slimme volgorde aanbrengen in het aardgasloos maken van de buurten. Welke buurten zijn financieel gezien relatief aantrekkelijk te verduurzamen met Warmte of All Electric? Eventueel kan de onrendabele top ingeperkt worden door de meest onrendabele wijken buiten De Opgave te houden. 2 Verder uitwerken mogelijkheden voor subsidies, zie voor de eerste opzet hoofdstuk 8. 3 Voor zowel investeren in warmtenetten als levensduurverlengende renovaties is een lange termijn financiering noodzakelijk met gematigde rendementseisen. a De investeringen voor de maatregelen in huurwoningen kunnen zoveel als mogelijk worden gedekt met borging vanuit het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waarbij een rendementseis van circa 5% gebruikelijk is. b Aan particuliere woningbezitters kan daarnaast de mogelijkheid geboden worden met eigen vermogen in te treden in de Energie BV of gebruik te maken van leningen via de woninghypotheek of een gemeentelijk energiefonds. Naar gelang de behoefte kan de Energie BV ontzorging bieden voor de installaties in de woningen, zoals: beheer, onderhoud en facturatie. c Voor de investering in de warmte-infrastructuur buiten de gebouwen zijn fondsen nodig die gebaseerd zijn op lange looptijden en lage rendementseisen. Dit kunnen gemeentelijke of provinciale fondsen zijn, maar ook fondsen via de Nederlandse InvesteringsInstelling (NII) die worden opgericht om meer langetermijnfinanciering door institutionele beleggers in de Nederlandse economie mogelijk te maken. 4 In welke mate zijn er technologische vernieuwingen beschikbaar? Verbeteren deltat in het warmtenet, piek shaving, pre-fabricage, massaproductie, uitdagen van de markt. 5 Maatregelen van de rijksoverheid om de transitie te versnellen zoals extra energiebelasting, subsidie op aanleg van leidingen et cetera. 9.3 Proces en organisatie Voor het welslagen van een warmteproject is het belangrijk dat één partij de regierol vervult. Voor de hand liggend is dat de gemeente deze rol invult of laat invullen. De regiehouder zet acties uit en zorgt voor draagvlak onder de belanghebbenden. Oprichten Stuurgroep Aardgasloos Purmerend (SAP) voor coördinatie en aanjagen proces. Deze stuurgroep start als eerste met het uitwerken van de rollen per partij. - Stadsverwarming Purmerend. - Gemeente Purmerend. - Liander. - Woningbouwcorporaties. - Provincie. - Rijk. Stadverwarming Purmerend kan in de toekomst een bredere rol vervullen als leverancier van duurzame energieoplossingen, die aansluiten op de behoefte van de inwoners. Drie thema s spelen daarbij een rol: (1) productdifferentiatie, (2) meer invloed van de afnemers in het warmtebedrijf en (3) het ontwikkelen van duurzame arrangementen met warmtelevering gecombineerd met schilverbetering, pv-panelen et cetera FWAA

52 Creëren draagvlak onder de inwoners (woningcorporaties, bedrijfsverenigingen, bewoners(collectieven)). Belangrijk is dat er draagvlak onder de inwoners wordt gecreëerd. Bewoners zullen voldoende moeten worden ontzorgd in de aanpassingen die in de woningen en gebouwen plaats moeten gaan vinden. - Informatieavonden organiseren. - Mogelijkheden onderzoeken van collectieve aanpak. Juridische aspecten (Proeftuinstatus). Het aardgasloos maken van een stad is een innovatie waarbij ook veel organisatorische en juridische aspecten een rol gaan spelen. Waarschijnlijk zal Purmerend een proeftuinstatus moeten krijgen om deze stap juridisch gezien te kunnen maken. Het behouden van een aardgasaansluiting zal niet meer als een recht binnen de gemeente Purmerend gezien moeten worden. Creëren experimenteerruimte. Zowel voor de Warmte - als de All Electric -concepten is behoefte aan flexibiliteit in tariefstructuren, waarbij investeringsruimte voor verduurzaming en woonlastenreductie wordt gecreëerd. De in de warmtevisie van minister Kamp aangekondigde herziening van de Warmtewet maakt hopelijk innovatieve constructies mogelijk. 9.4 Stappenplan Hieronder een overzicht van de eerste stappen die nodig zijn om het project aardgasloos Purmerend van start te laten gaan. Onderstaande activiteiten zouden in ongeveer een half jaar tijd plaats kunnen vinden. 1 Het verkrijgen van commitment van de gemeente Purmerend over dit initiatief en het verder onderzoeken. 2 Het oprichten en organiseren van een Stuurgroep, met als onderdelen: a het organiseren van voldoende budget voor vervolgonderzoek; b het starten van communicatie met provincie en Rijk. Doel is om Purmerend aan te wijzen als proeftuin voor een aardgasloze gemeente. En te bepalen welke spelregels er dan gelden. 3 Een verdiepingsslag maken van dit onderzoek: a verfijnen van De Opgave in verschillende kansrijke buurten, om te komen tot: i nog beter zicht op De Opgave; ii (een) buurt(en) die als eerste casus kan wordt aangepakt. b starten met creëren draagvlak, door: i overleg met belanghebbenden in de buurt. Denk aan bewoners, VvE s; ii corporaties betrekken om mee te laten denken (MeerJarenOnderhoudsPlan, renovaties et cetera); c (parallel) onderzoek naar mogelijke warmtebronnen; d e in beeld brengen van juridische en organisatorische aspecten; zoeken naar financieringsmodellen en -mogelijkheden (Rijk, netbeheer, subsidies, fondsen et cetera). 4 Uitwerken plan van aanpak voor een pilotbuurt. 5 Besluitvorming over bovenstaande FWAA

53 10 Bijlagen 10.1 Verantwoording databewerking De analyse in dit rapport beslaat met name de buurten waarin het grootste deel van de gebouwen niet op het warmtenet is aangesloten. Voor deze buurten is gekeken naar de eigenschappen van de panden die zich daarin bevinden, bijvoorbeeld het bouwjaar en de gebruiksfunctie (zoals woonfunctie of kantoorfunctie ). Er zijn een aantal buurten waarin zich maar enkele panden bevinden die niet op het warmtenet zijn aangesloten. Dit is veelal historisch zo gegroeid, denk bijvoorbeeld aan een oude boerderij die door stadsuitbreiding ingesloten wordt door nieuwbouw. Deze buurten zijn niet apart meegenomen in de analyse omdat het aantal panden dat niet is aangesloten erg klein is. Hierdoor is de aanpak van de analyse, namelijk op grote schaal te bepalen welke oplossing mogelijk is voor verschillende typen gebouwen, niet relevant. Vanwege het kleine aantal panden in deze buurten zal de oplossing maatwerk moeten zijn. Wel is van deze buurten het totale gasverbruik in kaart gebracht en het totaal aantal panden, om aan te geven wat de schaal is van De Opgave die er in deze buurten nog ligt. Aantal panden en verblijfsobjecten Het startpunt van de analyse is het gebouwenbestand van Purmerend. Er is gebruikgemaakt van BAG-data, namelijk de data-laag panden en de data-laag verblijfsobjecten. Een deel van de data is openbaar beschikbaar via PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart), dit is aangevuld met data die via de gemeente beschikbaar was. De laag panden bestaat uit de voetafdruk van de gebouwen in Purmerend, zoals de panden bij het Kadaster bekend zijn. De laag verblijfsobjecten bevat punt-data die aangeeft hoeveel verschillende verblijfsobjecten er op een bepaalde locatie zijn. Zo is bijvoorbeeld een galerijflat op de kaart één pand, maar kunnen zich binnen dit pand wel honderd verblijfsobjecten bevinden. Uit de BAG-data volgen naast de locatie en voetafdruk, ook het bouwjaar van het pand en de functie van het pand. Ook is uit de combinatie van panden en verblijfsobjecten het totaal bvo binnen een pand bepaald. Uit het totaal aantal verblijfsobjecten binnen een pand is bepaald of het pand een meergezinswoning is. Het gaat er hier om dat bij een hoger aantal verblijfsobjecten in een pand met woonfunctie, het waarschijnlijk gaat om wat wij karakteriseren als gestapelde bouw. Hier zijn alle panden met meer dan drie wooneenheden in opgenomen; in de praktijk gaat dit dus van echte hoogbouw zoals een galerijflat, tot gestapelde woonappartementen, die strikt genomen onder laagbouw vallen. Al deze panden hebben met elkaar gemeen dat de aansluiting naar de wooneenheid toe anders is opgebouwd dan bij grondgebonden woningen: bekeken per verblijfsobject is er minder investering nodig in de aanvoerleiding in de straat, maar meer investering in inpandig leidingwerk (stijgleiding). Om deze reden is het onderscheid gemaakt. Uitsluiting schuurtjes en garages In de pandenlaag van de BAG-data zijn alle bouwwerken opgenomen, dit betekent dat schuurtjes en garages inbegrepen zijn als aparte panden. In de verblijfsobjectenlaag zijn deze pandjes ook opgenomen, en ze zijn helaas niet geheel eenduidig te herkennen (verblijfstype overig, of NULL, een lege waarde; beide typeringen komen ook voor bij gewone woonhuizen). Om deze panden toch eruit te filteren - deze zijn immers niet relevant voor de warmtelevering - is gefilterd op basis van de voetafdruk van het pand. Alle panden met een voetafdruk kleiner dan 25 m² zijn uit de data verwijderd. Hoewel deze grens waarschijnlijk overlappend is (er zijn garages die wat betreft vloeroppervlak even groot zijn als een klein huis), zullen de meeste irrelevante panden op deze manier uit de data zijn gefilterd. Ook hier geldt dat het effect van de resterende panden op de uiteindelijke conclusie klein zal zijn. Eigendom Om te bepalen of een pand eigendom is van een woningcorporatie of onderdeel is van een Vereniging van Eigenaren, is gebruikgemaakt van data van de gemeente Purmerend. Dit betrof de kavels waarop zich dergelijk vastgoed bevindt. De panden die zich op deze kavels bevinden, zijn aangemerkt als corporatie- of VvE-bezit. Met name voor grotere panden (bijvoorbeeld de woningen boven een winkelcentrum) geldt dat op basis van de kavelinformatie soms maar een deel van het pand eigendom is van een corporatie of VvE. Toch zijn deze panden in hun geheel aangemerkt als corporatie- of VvE FWAA

54 bezit om de analyse niet te ingewikkeld te maken. In de praktijk geldt dat wanneer een corporatie een (groot) deel van een pand bezit, zij ook de belangrijkste partij zijn om aan tafel te krijgen voor verduurzamingsmaatregelen. Corporaties of VvE s zijn partijen die kunnen beslissen over meerdere woningen in een aansluitend gebied. Met deze partijen kan gestroomlijnd overlegd worden over een groot huizenbestand, waardoor de uitrol van de verduurzamingsmaatregelen snel kan gaan. Bouwjaar De bouwjaren zijn afgeleid van een combinatie van vooroorlogs/naoorlogs, wel of geen isolatie-eisen tijdens de bouw en logische verdeling in de buurten, waarbij zoveel mogelijk buurten eenvormig zijn qua bouwjaar. Wij hebben een indeling gemaakt in vier perioden voor woningen en twee perioden voor utiliteit. Woningen: <1940, , , Voor utiliteit is er een scheiding in vóór 1980 en ná Utiliteit De panden die zijn gelabeld als utiliteit zijn verder onderverdeeld naar functie. De volgende functies zijn gebruikt: Gezondheidszorg, Industrie, Bijeenkomst, Sport, Winkel, Onderwijs, Kantoor, Logies, Overig, Onbekend. Verbruiken Om een inschatting te maken van het gasverbruik van de panden, is gebruik gemaakt van open data van netbeheerder Liander, die een standaardjaarverbruik beschikbaar stelt op postcode-6-niveau (wanneer de postcode voldoende woningen bevat om de anonimiteit te waarborgen; anders is overgegaan op postcode-5). Dit standaardjaarverbruik heeft alleen betrekking op woningen, dus niet op de industrie. Om ook hiervan een inschatting te kunnen maken, is gebruik gemaakt van data van Energie in Beeld. Deze data is beschikbaar op buurtniveau en geeft een totaal aan in plaats van een standaardjaarverbruik per huishouden. De data van Energie in Beeld is gebruikt om per buurt aan te geven hoe groot het huidige gasverbruik is, van zowel industrie als huishoudens. Het standaardjaarverbruik van Liander is gebruikt om per woningtype en/of bouwjaarcategorie aan te geven hoe groot het huidig gasverbruik is, om een inschatting te kunnen maken van onder andere het besparingspotentieel. Betrouwbaarheid De berekeningen die op basis van alle genoemde data zijn gedaan, zijn betrouwbaar op dit aggregatieniveau. Hoewel er kleine fouten in kunnen zijn gekomen, door de aard van geografische data en de beschikbare gegevens, zullen deze fouten geen groot effect hebben op de uitkomsten, zoals ook genoemd in deze sectie FWAA

55 10.2 Correctiefactoren investering warmtenetten per buurt Tabel 10.1 Buurten Correctiefactoren Factor secundair net Factor primair net Binnenstad 100% 100% De Koog -100% 75% Dwarsgouw 50% 100% Golfterrein eo. 50% 0% Gors-Zuid 15% 10% Hazepolder 0% 0% Molenkoog 15% 0% Overwhere-Noord 0% -10% Overwhere-Zuid 0% -10% Purmerbos eo. 250% 0% Stationsbuurt 10% 0% Wagenweg 0% -50% Wheermolen-Oost 0% -100% Wheermolen-West 0% -75% Zuiderpolder 0% 10% Restant 0% -50% Tabel 10.2 Eigendom Beide Corporatie Geen VvE Eindtotaal Binnenstad De Koog 1 1 Dwarsgouw 5 5 Golfterrein eo Gors-Zuid Hazepolder Molenkoog Overwhere-Noord Overwhere-Zuid Purmerbos eo Stationsbuurt Wagenweg Wheermolen-Oost Wheermolen-West Zuiderpolder Eindtotaal FWAA

56 10.3 Gevoeligheidsanalyse: grafieken Basisscenario Gasprijs van 0,532 naar 0, FWAA

57 Stijging elektriciteitsprijs 0,16 naar 0,20/kWh (woningen); van 0,12 naar 0,16/kWh (utiliteitsbouw) Daling elektriciteitsprijs van 0,16 naar 0,14/kWh (Woningen)/ van 0,12 naar 0,10/kWh (Utiliteitsbouw) FWAA

58 Rente op warmtenetten van 5,25% naar 3% Rente op warmtenetten, rendabele besparingsmaatregelen van 5,25% naar 3% 15473FWAA

Kansenstudie Aardgasloos Purmerend

Kansenstudie Aardgasloos Purmerend Kansenstudie Aardgasloos Purmerend 6 december 2016 Friso Waagmeester Peter Heijboer Transitie naar aardgasloos 1. Aanleiding en achtergronden 2. De Opgave van Purmerend 3. Scenario-analyses 4. Conclusies

Nadere informatie

Technieken en financiering van de aardgasvrijoplossingen

Technieken en financiering van de aardgasvrijoplossingen Nieuwbouw is relatief eenvoudig aardgasvrij te realiseren. Er zijn grofweg twee alternatieven: - Verzwaard elektriciteitsnet met een lucht- of bodemwarmtepomp in de woning (all electric) - collectieve

Nadere informatie

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland Samenvatting De totale investeringsomvang om de woningen en utiliteitsgebouwen in de provincie Noord-Holland in 2050 klimaatneutraal

Nadere informatie

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt Notitie Contactpersoon Harry de Brauw Datum 14 juni 2017 Kenmerk N001-1246856HBA-rvb-V01-NL Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt De aanstaande rioolvervanging in de Benedenbuurt is aanleiding voor

Nadere informatie

Samen naar een duurzaam verwarmde gebouwvoorraad zonder aardgas. Hans Schneider (Liander) programma

Samen naar een duurzaam verwarmde gebouwvoorraad zonder aardgas. Hans Schneider (Liander) programma Samen naar een duurzaam verwarmde gebouwvoorraad zonder aardgas Hans Schneider (Liander) programma Alliander en de warmtetransitie Verantwoord van het aardgas af, op naar een nieuwe (lokale) warmtevoorziening

Nadere informatie

TKI WINST Warmte Infrastructuur Nederland met verlaagde Systeem Temperatuur

TKI WINST Warmte Infrastructuur Nederland met verlaagde Systeem Temperatuur ENERGY TKI WINST Warmte Infrastructuur Nederland met verlaagde Systeem Temperatuur 1 SAFER, SMARTER, GREENER De ambitie voor de Nederlandse gebouwde omgeving 2030 Een 49% CO 2 reductie 3,4Mton minder CO

Nadere informatie

Ook de zorg van het aardgas af? Frans Rooijers directeur CE Delft

Ook de zorg van het aardgas af? Frans Rooijers directeur CE Delft Ook de zorg van het aardgas af? Frans Rooijers directeur CE Delft CE Delft - Onafhankelijk onderzoek en advies sinds 1978 - Energie, transport en grondstoffen - Economische, technische en beleidsmatige

Nadere informatie

Ypenburg 100% duurzame warmte

Ypenburg 100% duurzame warmte Ypenburg 100% duurzame warmte Verkenning van de mogelijkheden Rotterdam, 13 november 2018 Edward.pfeiffer@rhdhv.com 06-52 01 86 58 Doelstelling van de verkenning Eneco en de Stichting Hernieuwbare Warmte

Nadere informatie

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016

Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden. 11 februari 2016 Duurzaamheidsonderzoek en subsidiescan Combibad De Vliet te Leiden 11 februari 2016 1 Managementsamenvatting Inleiding De gemeente Leiden heeft in haar duurzaamheidsambitie doelen gesteld voor de korte

Nadere informatie

LT-warmtenet. Ruimteverwarming. Warmtapwater

LT-warmtenet. Ruimteverwarming. Warmtapwater Een lagetemperatuurwarmtenet () levert warmte voor en warmtapwater. Eén of meerdere collectieve bronnen verwarmen water dat via een buizensysteem naar de woning wordt vervoerd. In de woning is een afgifteset

Nadere informatie

Duurzame warmtenetten

Duurzame warmtenetten Duurzame warmtenetten Groene Huisvesters 22 juni 2017 Jeroen Roos Inhoud 1. Opzet warmtenet 2. Soorten en maten 3. Duurzaamheid 4. Specifiek: een bron: geothermie een concept: Nul-op-de-Meter/-Rekening

Nadere informatie

Benedenbuurt gasloos Afweging bronnen en systemen

Benedenbuurt gasloos Afweging bronnen en systemen Benedenbuurt gasloos Afweging bronnen en systemen Harry de Brauw, Marion van Amelrooij, Mirjam Pronk, Barry Meddeler, Maartje Feenstra Doel bijeenkomst Scenario s bepalen voor gasloze verwarming Benedenbuurt:

Nadere informatie

EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN

EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING VOOR IEDEREEN A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE A SUSTAINABLE ENERGY SUPPLY FOR EVERYONE o o o o Portaal (6x) Bo-Ex Stanleylaan Bo-Ex Livingstonelaan Isolatie Geen Wel Wel Glas enkel Dubbel Dubbel

Nadere informatie

Wageningen Hoog / De Eng / Buitengebied

Wageningen Hoog / De Eng / Buitengebied Wageningen Hoog / De Eng / Buitengebied Welke wijken zijn hier vertegenwoordigd? Gespreksleider Lara Minnaard Wageningen-Hoog / De Eng / Buitengebied Huishoudelijke mededelingen; Beschikbare tijd Tijdelijk

Nadere informatie

Noordwest gasdeel / Noordwest warmte deel / Boomgaarden

Noordwest gasdeel / Noordwest warmte deel / Boomgaarden Noordwest gasdeel / Noordwest warmte deel / Boomgaarden Welke wijken zijn hier vertegenwoordigd? Gespreksleider Rob Janmaat Communicatiebureau De Lynx Noordwest Boomgaarden Huishoudelijke mededelingen;

Nadere informatie

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen.

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen. De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen. Inhoud De warmtemarkt Warmtevraag woningen Warmtemarkt voor woningen Gasdistributie en CV ketel Elektriciteitsdistributie

Nadere informatie

Martin Horstink & Albert Rodenboog. De woningbouw verduurzamen met warmtepompen

Martin Horstink & Albert Rodenboog. De woningbouw verduurzamen met warmtepompen Martin Horstink & Albert Rodenboog De woningbouw verduurzamen met warmtepompen Wie is BDH? Denkt mee over de transitie in de woningbouw 2 3 Wie is BDH? Speelveld BDH Waarom CO₂-neutraal en aardgasvrij?

Nadere informatie

BENG en NTA. Stand van zaken

BENG en NTA. Stand van zaken BENG en NTA Stand van zaken Ir. Harm Valk Nieman Groep ZEN-Platformbijeenkomst 20 juni 2017 BENG, maar ook ZEN! Integraal benaderen comfort gebruik energie Werkgroep BENG Nieuwe projecten BENG vanaf het

Nadere informatie

Verdiepingsbijeenkomst Kom van dat gas af. 29 januari 2018 Gemeente Barendrecht

Verdiepingsbijeenkomst Kom van dat gas af. 29 januari 2018 Gemeente Barendrecht Verdiepingsbijeenkomst Kom van dat gas af 29 januari 2018 Gemeente Barendrecht 1. Terugblik 13 november jl. 1. Enquête resultaten Programma 2. Vragenlijst 3. Mogelijke maatregelen aardgasvrij 4. Tussenresultaten

Nadere informatie

Bestaande bouw verduurzamen met warmte. 1 oktober 2015 Peter Heijboer

Bestaande bouw verduurzamen met warmte. 1 oktober 2015 Peter Heijboer Bestaande bouw verduurzamen met warmte 1 oktober 2015 Peter Heijboer Onderwerpen 1. Routes voor verduurzamen bestaande bouw Kenmerken Nul-op-de-meter concept (Energiesprong) Case studie galerijflat 2.

Nadere informatie

met lage temperatuur warmtebron Kennisgroep lage temperatuur warmtenetten

met lage temperatuur warmtebron Kennisgroep lage temperatuur warmtenetten Effectieve Kostenefficiënte of woonlasten of woonlastenefficiënte efficiënte aardgasvrije aardgasloze oplossingen wijken met lage temperatuur warmtebron Kennisgroep lage temperatuur warmtenetten Algemene

Nadere informatie

DUURZAME WARMTEVOORZIENING

DUURZAME WARMTEVOORZIENING DUURZAME WARMTEVOORZIENING Wijk van de Toekomst Xandra van Lipzig Pauline Tiecken ledenvergadering Zuidoost 20190423 Locatie: wijkcentrum De Stolp, Violierenplein 101. 24/4/19 Inhoud Verzoek om scenario

Nadere informatie

Warmtenetten: hoe en waarom? Wim Mans 18 april 2018 Arnhem

Warmtenetten: hoe en waarom? Wim Mans 18 april 2018 Arnhem Warmtenetten: hoe en waarom? Wim Mans 18 april 2018 Arnhem Warmte is belangrijker dan elektriciteit Het is afgelopen met aardgas! Bestaansrecht van warmtenetten collectieve warmtebronnen: Duurzamer en/of

Nadere informatie

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst

Warmtetransitie en het nieuwe kabinet. Nico Hoogervorst Warmtetransitie en het nieuwe kabinet Nico Hoogervorst 24 november 2017 Regeerakkoord Rutte III (2017 - ) Opmerkelijk: Lange formatie Klimaat-minister op EZ Duurzaam = klimaatbescherming Milieubescherming

Nadere informatie

Earth is calling Twente Aanpak Samen naar Nijverheid aardgasvrij

Earth is calling Twente Aanpak Samen naar Nijverheid aardgasvrij Earth is calling Twente Aanpak Samen naar Nijverheid aardgasvrij 6 december 2018 The Gallery Enschede Aanpak Samen naar Nijverheid aardgasvrij Proces Warmteplannen Eric Kouters Pioneering Warmteplan wijk

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA Den Haag Nederland www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Statenwarmte/BES. Presentatie resultaten actieonderzoek. Deze versie is voor internet enigszins aangepast. Tom Egyedi. Stat4nWarmt4.

Statenwarmte/BES. Presentatie resultaten actieonderzoek. Deze versie is voor internet enigszins aangepast. Tom Egyedi. Stat4nWarmt4. Statenwarmte/BES Presentatie resultaten actieonderzoek Tom Egyedi 17 april 2019 Deze versie is voor internet enigszins aangepast. 1 Agenda 1. Achtergrond onderzoek Statenwarmte 2. Opzet en activiteiten

Nadere informatie

WELKOM BIJ. Samen optrekken naar een aardgasvrij Bottendaal. Bewonersavond 27 november 2018

WELKOM BIJ. Samen optrekken naar een aardgasvrij Bottendaal. Bewonersavond 27 november 2018 WELKOM BIJ Samen optrekken naar een aardgasvrij Bottendaal Bewonersavond 27 november 2018 Programma 20.00 20..05 Welkom en doel van de avond 20.10-20.30 Deel 1: Stand van zaken energietransitie in Nijmegen

Nadere informatie

Alterna(even voor aardgas

Alterna(even voor aardgas Alterna(even voor aardgas Koken en stoken zonder aardgas Energiecafé dea, 16 mei 2017 Rokus Wijbrans, EP4B Het EP4B Team Albert van Dam, albert.vandam@ep4b.nl Marcel van der Maal, marcel.vandermaal@ep4b.nl

Nadere informatie

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties

Beleid dat warmte uitstraalt. Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Beleid dat warmte uitstraalt Van warmteopties voor klimaatverbetering naar klimaatverbetering voor warmteopties Doelen rijksoverheid voor 2020 Tempo energiebesparing 2 % per jaar Aandeel duurzaam in totale

Nadere informatie

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE NIEUWVEENSE LANDEN

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE NIEUWVEENSE LANDEN TEO/WKO WARMTE EN KOUDE NIEUWVEENSE LANDEN In gemeente Meppel is een nieuwbouwwijk van 1953 woningen gepland, die gefaseerd tussen 2014 en 2039 gerealiseerd wordt. Deels worden de kavels bouwrijp opgeleverd,

Nadere informatie

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE

TEO/WKO WARMTE EN KOUDE TEO/WKO WARMTE EN KOUDE BEDRIJVENTERREIN MARSLANDEN Op het bedrijventerrein de Marslanden in Zwolle zijn bedrijven gevestigd, met uiteenlopende behoefte aan warmte en koeling. Vanuit gegevens over het

Nadere informatie

Energietransitie Caldomus

Energietransitie Caldomus Energietransitie Caldomus Werkwijze transitieplan Bottom-up aanpak Gebouw centraal Gebouw- en gebiedgebonden maatregelen Participatie Transparante werkwijze Uitnodiging tot participatie: actief of passief

Nadere informatie

s-gravenland van het gas af? Wat, waar, wanneer en hoe?

s-gravenland van het gas af? Wat, waar, wanneer en hoe? s-gravenland van het gas af? Wat, waar, wanneer en hoe? Waarom deze presentatie? Veel media aandacht voor energietransitie Tot 2019 weinig informatie van de gemeente Bewoners vragen zich af wat, waar,

Nadere informatie

Aardgasvrije nieuwbouw

Aardgasvrije nieuwbouw Aardgasvrije nieuwbouw Het kan, nu alleen nog doen Peter-Paul Smoor/Wienand van Dijk 02-10-2017 Doel van vandaag Komen tot commitment voor een gezamenlijke aanpak om z.s.m. aardgasvrije nieuwbouw te realiseren

Nadere informatie

Cijfers over woningen in Purmerend. Woningen en mensen. Hoeveel woningen staan er in Purmerend? ( )

Cijfers over woningen in Purmerend. Woningen en mensen. Hoeveel woningen staan er in Purmerend? ( ) Cijfers over woningen in Purmerend In deze factsheet vindt u cijfers over woningen in Purmerend. Dit document is gedownload op 12-01-2017 van Purmerend in cijfers. Daar staan ook factsheets met cijfers

Nadere informatie

TEO/WKO WARMTE RENOVATIEWIJK SNEEK

TEO/WKO WARMTE RENOVATIEWIJK SNEEK TEO/WKO WARMTE RENOVATIEWIJK SNEEK Woningbouwcoöperatie Elkien heeft voornemens om in de wijk t Eiland in Sneek 300 woningen voor een deel te slopen en voor een deel te renoveren. Daarbij is de opgave

Nadere informatie

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies 2013 Inleiding In het kader van de CO 2 prestatieladder is een ketenanalyse uitgevoerd naar de CO 2 productie door verwarming

Nadere informatie

SLIM VAN HET GAS AF MET LAGE TEMPERATUUR WARMTE IN DE BESTAANDE BOUW

SLIM VAN HET GAS AF MET LAGE TEMPERATUUR WARMTE IN DE BESTAANDE BOUW SLIM VAN HET GAS AF MET LAGE TEMPERATUUR WARMTE IN DE BESTAANDE BOUW Arnhem, 3 december - Nederland zal de komende jaren een warmtetransitie ondergaan omdat Nederland van gas los moet. Dat betekent voor

Nadere informatie

Verwarm uw woning elektrisch. Creëer met een warmtepomp uw ideale WinWoonSituatie

Verwarm uw woning elektrisch. Creëer met een warmtepomp uw ideale WinWoonSituatie Verwarm uw woning elektrisch Creëer met een warmtepomp uw ideale WinWoonSituatie Bespaar op energiekosten én het milieu De meeste woningen in Nederland gebruiken een cv-ketel op gas. Hiermee verwarmen

Nadere informatie

Geothemie. Nieuwe kansen voor het warmtenet

Geothemie. Nieuwe kansen voor het warmtenet Geothemie Nieuwe kansen voor het warmtenet 06 54268181 1 Accelerate energy innovation Drs. Ronald den Boogert Ronald@inimpact.nl By the implementation of innovative technologies and a close cooperation

Nadere informatie

Businesscase voor thermische energie uit water t.b.v. beschermde stadskern Blokzijl 18 april 2019

Businesscase voor thermische energie uit water t.b.v. beschermde stadskern Blokzijl 18 april 2019 Businesscase voor thermische energie uit water t.b.v. beschermde stadskern Blokzijl 18 april 2019 BC Thermisch uit oppervlaktewater Blokzijl I. TEO en WKO Algemeen II. Locatie III. Energievraag IV. Energiebesparing

Nadere informatie

Inspiratiesessie Hybride Warmtepompen in de Sociale Woningbouw

Inspiratiesessie Hybride Warmtepompen in de Sociale Woningbouw Inspiratiesessie Hybride Warmtepompen in de Sociale Woningbouw Inleiding en techniek Paul Friedel Patrimonium, Groningen 13 maart 2018 Versnellingsprogrammma (hybride) warmtepompen Marktontwikkeling voor

Nadere informatie

Aardgasvrije woningen

Aardgasvrije woningen 'Kennissessie ZEN Platform Aardgasvrije woningen '20 juni 2017 'Peter Heijboer Over DWA Opgericht in 1986 Circa 120 medewerkers Bodegraven, Rijssen, Veenendaal, Amsterdam Werkgebied: Gebiedsontwikkeling,

Nadere informatie

De 10 meest gestelde vragen over aardgasvrij wonen

De 10 meest gestelde vragen over aardgasvrij wonen De 10 meest gestelde vragen over aardgasvrij wonen 1. Waarom gaan we van het aardgas af? 2 2. Wanneer moet mijn woning aardgasvrij zijn? 2 3. Wat is de rol van de gemeente? 3 4. Hoe kan ik mijn woning

Nadere informatie

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug CONCEPT Omgevingsdienst regio Utrecht Mei 2015 opgesteld door Erwin Mikkers Duurzame energie per Kern in gemeente Utrechtse Heuvelrug

Nadere informatie

Aardgasloos met bodemenergie. Frans Rooijers

Aardgasloos met bodemenergie. Frans Rooijers Aardgasloos met bodemenergie Frans Rooijers CE Delft - Onafhankelijk onderzoek en advies sinds 1978 - Energie, transport en grondstoffen - Economische, technische en beleidsmatige expertise - 50 medewerkers

Nadere informatie

Energievoorziening nieuwbouw. Hans van Wolferen 24 november Wageningen

Energievoorziening nieuwbouw. Hans van Wolferen 24 november Wageningen Energievoorziening nieuwbouw Hans van Wolferen 24 november 2016 - Wageningen Van Wolferen Research Ervaring Verwarming, warmtapwater, koeling Rapporteur EPG en EMG (NEN 7120 / 7125) Betrokken bij CEN normen

Nadere informatie

Hoe komen we van het aardgas af? Bezinningsgroep Energie Frans Rooijers 9 januari 2017

Hoe komen we van het aardgas af? Bezinningsgroep Energie Frans Rooijers 9 januari 2017 Hoe komen we van het aardgas af? Bezinningsgroep Energie Frans Rooijers 9 januari 2017 CE Delft - Onafhankelijk onderzoek en advies sinds 1978 - Energie, transport en grondstoffen - Economische, technische

Nadere informatie

Warmte: transitiepad naar een CO2 neutrale wijk

Warmte: transitiepad naar een CO2 neutrale wijk Warmte: transitiepad naar een CO2 neutrale wijk Werksessie Topsector Energie 03/10/2016 Juriaan van Tilburg, Edwin van Vliet Even voorstellen > Juriaan van Tilburg 2016-heden: consultant Ecofys > Future

Nadere informatie

High Level Business Case Energiecoöperatie

High Level Business Case Energiecoöperatie High Level Business Case Energiecoöperatie DE Ramplaan (Haarlem) Het project: een haalbaarheidsstudie Energie- en klimaatneutraliteit in bestaande woonwijk is technisch haalbaar en financieel haalbaar

Nadere informatie

Welkom Samen naar een klimaatneutraal Mariahoeve

Welkom Samen naar een klimaatneutraal Mariahoeve Welkom Samen naar een klimaatneutraal Mariahoeve 1 29 maart 2018 Deze presentatie Doel bijeenkomst: toelichten en dialoog Ambities gemeente Den Haag Waarom Mariahoeve als pilotwijk Wat willen we bereiken

Nadere informatie

Onderwerp: Routekaart Verduurzaming Stadswarmte Utrecht en Nieuwegein

Onderwerp: Routekaart Verduurzaming Stadswarmte Utrecht en Nieuwegein Postbus 19020, 3001 BA Rotterdam Wethouder van Hooijdonk p/a gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht Rotterdam, 24 november 2016 Kenmerk: W&K/MvdB/20161124 Onderwerp: Routekaart Verduurzaming Stadswarmte

Nadere informatie

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving Warmte en koude Kennis, advies, instrumenten en financiële steun EfficiEncy Duurzaam GebouwDe omgeving energie financiering KEnnis industrie instrumenten EnErgiEbEsparing De Nederlandse overheid streeft

Nadere informatie

West-Friesland: warmte in transitie. Cor Leguijt, VVRE, 6 april 2017

West-Friesland: warmte in transitie. Cor Leguijt, VVRE, 6 april 2017 West-Friesland: warmte in transitie Cor Leguijt, VVRE, 6 april 2017 Inhoud Warmtetransitie, van het aardgas af, hoezo???? Aanpak in het project Uitkomsten regio West-Friesland Eindbeeld (welke oplossing

Nadere informatie

Stadswarmte en alternatieven Technische Sessie Stadswarmte Gemeenteraad Amsterdam. dr. C. (Cor) Leguijt, CE Delft, 2 juni 2015

Stadswarmte en alternatieven Technische Sessie Stadswarmte Gemeenteraad Amsterdam. dr. C. (Cor) Leguijt, CE Delft, 2 juni 2015 Stadswarmte en alternatieven Technische Sessie Stadswarmte Gemeenteraad Amsterdam dr. C. (Cor) Leguijt, CE Delft, 2 juni 2015 Inhoud 1. Doelen energie- en klimaatbeleid 2. Drie knoppen om aan te draaien

Nadere informatie

Projectplan Warmtenet Sliedrecht en Drechtsteden

Projectplan Warmtenet Sliedrecht en Drechtsteden Projectplan Warmtenet Sliedrecht en Drechtsteden A. Aanleiding en achtergrond 1. De haalbaarheid voor een warmtenet Drechtsteden is onderzocht als onderdeel van de Stroomversneller in 2008-2010. Het resultaat

Nadere informatie

Bijlage I 20111278-07 Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven. 1 Inleiding

Bijlage I 20111278-07 Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven. 1 Inleiding Bijlage I 20111278-07 Investeringen en energielasten Energiesprong woningbouw Maria van Bourgondiëlaan te Eindhoven Datum Referentie Behandeld door 13 december 2011 20111278-07 P. Smoor/LSC 1 Inleiding

Nadere informatie

Groeiplan voor warmte. een initiatief van provincies, gemeenten en sector

Groeiplan voor warmte. een initiatief van provincies, gemeenten en sector Groeiplan voor warmte een initiatief van provincies, gemeenten en sector 27 november 2015 De Provincies Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Holland, en Limburg, Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de Gemeenten

Nadere informatie

Collectieve warmte naar lage temperatuur Een verkenning van mogelijkheden en routes Edwin van Vliet

Collectieve warmte naar lage temperatuur Een verkenning van mogelijkheden en routes Edwin van Vliet Collectieve warmte naar lage temperatuur Een verkenning van mogelijkheden en routes Edwin van Vliet Introductie & achtergrond Aanleiding Opdrachtgever: TKI Urban Energy & RVO Lage Temperatuur (LT) warmtenetten

Nadere informatie

Potentieel warmtelevering. Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas

Potentieel warmtelevering. Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas Ø Potentieel warmtelevering Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als functie van de energiebelasting op aardgas Potentieel warmtelevering Ontwikkeling van het aantal warmteaansluitingen als

Nadere informatie

Geothermie in de gebouwde omgeving

Geothermie in de gebouwde omgeving Geothermie in de gebouwde omgeving Ans van den Bosch Plv. Directeur Warmte en Ondergrond Programma manager Duurzame Warmte Onderwerpen 1. Klimaatakkoord 2. Geothermie in de gebouwde omgeving 3. Beleid

Nadere informatie

Energietransitie. 13 april 2018

Energietransitie. 13 april 2018 1 Welkom! Energietransitie 2 13 april 2018 3 2030 zonder Gronings aardgas 2040 of 2030 een klimaat neutrale stad. 2030 geen aardgas meer uit Groningen. Totaal 250.000 woningen, 30.000 bedrijfs- en nutspanden.

Nadere informatie

Energietransitie Utrecht: gebiedsgericht naar een aardgasvrije stad. Hier komt tekst Joop Oude Lohuis. Utrecht.nl

Energietransitie Utrecht: gebiedsgericht naar een aardgasvrije stad. Hier komt tekst Joop Oude Lohuis. Utrecht.nl Energietransitie Utrecht: gebiedsgericht naar een aardgasvrije stad Hier komt tekst Joop Oude Lohuis Hier 22 mei komt 2017 ook tekst Van Globaal Doel naar Lokaal aan de Slag Klimaatakkoord Parijs In 2050

Nadere informatie

Daarbij zijn zorgvuldigheid en betaalbaarheid, belangrijker dan snelheid.

Daarbij zijn zorgvuldigheid en betaalbaarheid, belangrijker dan snelheid. SECTORVERHAAL GEBOUWDE OMGEVING In 2050 worden alle woningen in Nederland duurzaam verwarmd. Iedereen kan in de komende dertig jaar de overgang maken van aardgas naar betere isolatie en duurzame warmtebronnen.

Nadere informatie

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling

Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling Advies Ontwerp Levering Installatiepartners Inbedrijfstelling Een warmtepomp genereert op een efficiënte manier warmte om uw huis comfortabel te verwarmen of van warm water te voorzien. Warmtepompen hebben

Nadere informatie

Route naar een aardgasvrije wijk. Marjo Kroese, Procesbegeleider aardgasvrije wijken, Klimaatverbond Nederland

Route naar een aardgasvrije wijk. Marjo Kroese, Procesbegeleider aardgasvrije wijken, Klimaatverbond Nederland Route naar een aardgasvrije wijk Marjo Kroese, Procesbegeleider aardgasvrije wijken, Klimaatverbond Nederland Waarom aardgasvrij? Klimaat / broeikasproblematiek Groningse aardbevingen Onafhankelijkheid

Nadere informatie

Aardgasloos wonen in wijk Bunders/Dotterveld, kan dat.

Aardgasloos wonen in wijk Bunders/Dotterveld, kan dat. Informatie avond: Aardgasloos wonen in wijk Bunders/Dotterveld, kan dat. Door: Buurteam Bunders-West Programma Opening Wat is onze opgave bij aardgasloos wonen? De toepassing en werking van de technische

Nadere informatie

Aardgasvrije woningen

Aardgasvrije woningen 'Kennissessie Gemeente Utrecht Aardgasvrije woningen '22 mei 2017 'Peter Heijboer 'Martijn Koop Over DWA Opgericht in 1986 Circa 120 medewerkers Bodegraven, Rijssen, Veenendaal, Amsterdam Werkgebied: Gebiedsontwikkeling,

Nadere informatie

DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG

DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG DUURZAME OPLOSSINGEN VOOR DE WARMTEVRAAG Introductie Jon van Diepen Register Energie Adviseur (rea) Afgestudeerd in Business of Energy Systems (TopTech/TU Delft) Achtergrond: ICT / Financieel Analist Interessegebied:

Nadere informatie

Appendix. Kansen voor zonnewarmte in het hart van de energietransitie. Position Paper

Appendix. Kansen voor zonnewarmte in het hart van de energietransitie. Position Paper Appendix Kansen voor zonnewarmte in het hart van de energietransitie Position Paper 16 november 2018 B 2 Kansen voor zonnewarmte in het hart van de energietransitie Appendix A: warmtenetten gevoed met

Nadere informatie

Energiebesparing Gemeente Huizen

Energiebesparing Gemeente Huizen Energiebesparing Gemeente Huizen Programma presentatie Duurzaam Bouwloket De aanpak en landelijke ontwikkelingen Stapsgewijs naar aardgasvrij Subsidies en regelingen Duurzaam Bouwloket Voor onafhankelijke

Nadere informatie

Duurzame Energieinfrastructuur en Gebiedsontwikkeling

Duurzame Energieinfrastructuur en Gebiedsontwikkeling Duurzame Energieinfrastructuur en Gebiedsontwikkeling 6 maart 2017 ir. A. Schiltmans MCD Meeting Bouwcampus, Grip op de Maas (heel) kort DGO Context van gas naar warmte Welke alternatieven zijn er Grootschalige

Nadere informatie

Warmte Nieuwegein Raads Informatie Avond

Warmte Nieuwegein Raads Informatie Avond Warmte Nieuwegein Raads Informatie Avond Frank Kersloot & Alex Kaat 21 april 2016 Inhoud presentatie 1. Stadswarmte in Nieuwegein 2. Het equivalent opwek rendement (EOR) 3. Tarieven voor klanten 4. Afsluitkosten

Nadere informatie

Werkgroep Techniek & Innovatie. Aansluiten bestaande bouw op warmtenetten. Maurice Verhulst - Weijers Waalwijk Peter Heijboer DWA DREAM

Werkgroep Techniek & Innovatie. Aansluiten bestaande bouw op warmtenetten. Maurice Verhulst - Weijers Waalwijk Peter Heijboer DWA DREAM Werkgroep Techniek & Innovatie Aansluiten bestaande bouw op warmtenetten Maurice Verhulst - Weijers Waalwijk Peter Heijboer DWA DREAM Introductie! Werkgroep Techniek & Innovatie! Doelstellingen werkgroep

Nadere informatie

TEO/WKO WARMTE BESTAANDE WOONWIJK HEEG

TEO/WKO WARMTE BESTAANDE WOONWIJK HEEG TEO/WKO WARMTE BESTAANDE WOONWIJK HEEG In het dorp Heeg is voor een wijk met 800 slecht geisoleerde woningen onderzocht of verwarmen met thermische energie uit de nabijgelegen watergang Greft haalbaar

Nadere informatie

Klankbordgroep aardgasvrij wonen

Klankbordgroep aardgasvrij wonen Klankbordgroep aardgasvrij wonen 1 e bijeenkomst klankbordgroep: Delen plan voor de komende periode Input vragen op het stappenplan Maandag 11 maart 2019 Programma 19.30 uur: Aftrap met korte terugblik

Nadere informatie

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning Bent u voorbereid op de toekomst? Een toekomst zónder gas? AM ontwikkelt in Park Centraal comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woningen. Deze

Nadere informatie

Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden. Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden

Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden. Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden Hans Haring, wethouder duurzaamheid Woerden Duurzaamheid: ervaringen uit Woerden - Woerden: duurzaamheid tot in de haarvaten van de samenleving - Het klimaatakkoord

Nadere informatie

Productie van hernieuwbare energie in de woning/wijk

Productie van hernieuwbare energie in de woning/wijk Productie van hernieuwbare energie in de woning/wijk Energiebehoefte van woningen/woonwijken Huidige gemiddelde energievraag van een woning 1. Warmte aardgas 1400 m3 2. Licht & kracht elektriciteit 3000

Nadere informatie

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel

Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Doorrekening gebouwde omgeving met het Energietransitiemodel Mogelijke transitiepaden naar 235 en 25: tempo en soort van elektrificatie Brede bijeenkomst transitiepad lage temperatuurwarmte, 27 september

Nadere informatie

kijk Warmtegids Informatieavond Aa-landen / Holtenbroek 12 maart 2019 Raymond Frank, Energieadviseur Gemeente Zwolle

kijk Warmtegids Informatieavond Aa-landen / Holtenbroek 12 maart 2019 Raymond Frank, Energieadviseur Gemeente Zwolle kijk Warmtegids Informatieavond Aa-landen / Holtenbroek 12 maart 2019 Raymond Frank, Energieadviseur Gemeente Zwolle 13-3-2019 1 Energie(k)! Nederland 2 kijk Landelijk - Gaswinning Groningen sluit in 2030

Nadere informatie

Datum 24 januari 2017 Beantwoording Kamervragen over een energieprestatievergoeding in zeer energiezuinige woningen met een gasaansluiting

Datum 24 januari 2017 Beantwoording Kamervragen over een energieprestatievergoeding in zeer energiezuinige woningen met een gasaansluiting > Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directoraat-Generaal Turfmarkt 147 Den Haag Postbus 20011 2500 EA

Nadere informatie

Rapport installatieconcept

Rapport installatieconcept Rapport installatieconcept voor het realiseren van een schoolpand annex nazorg voor delinquenten Adres: Teleportboulevard 2 Plaats: Amsterdam Stadsdeel: Sloterdijk Teleport Projectgroep: A-tomos Projectnummer:..

Nadere informatie

HAAL MEER ENERGIE UIT JE HUIS START MET ENERGIEBESPARING

HAAL MEER ENERGIE UIT JE HUIS START MET ENERGIEBESPARING HAAL MEER ENERGIE UIT JE HUIS START MET ENERGIEBESPARING BEZIG MET EEN KOOPHUIS EN HYPOTHEEK? OF AAN HET KLUSSEN EN VERBOUWEN? 8 redenen om te starten met energiebesparing: Je hebt direct lagere energiekosten

Nadere informatie

Invloed gasloos op grondprijs

Invloed gasloos op grondprijs Invloed gasloos op grondprijs De grondwaarde van gasloze woningen in vergelijking met woningen op gas NEXT Vastgoed Consultancy B.V. mei 2019 Inhoudsopgave BESTAAND ONDERZOEK... 1 Casus Noordoostpolder:

Nadere informatie

Kansen voor ondiepe geothermie

Kansen voor ondiepe geothermie Kansen voor ondiepe geothermie Ondiepe Geothermie Onttrekken van aardwarmte uit ondiepe formaties Diepte tot circa 1.250 meter Temperatuur 15 tot 45 C Technologie Dieptes (m) Gebruikelijke toepassing WKO

Nadere informatie

Rapport. Opdrachtgever: Gemeente Mill en St. Hubert Postbus 10001 5430 CA Cuijk. Documentnummer: 20140075-R04. Projectnaam:

Rapport. Opdrachtgever: Gemeente Mill en St. Hubert Postbus 10001 5430 CA Cuijk. Documentnummer: 20140075-R04. Projectnaam: Adviseurs & Ingenieurs Opdrachtgever: Gemeente Mill en St. Hubert Postbus 10001 5430 CA Cuijk Documentnummer: 20140075-R04 Projectnaam: Gemeente Mill, onderzoek CV- en E- installatie. Datum: 9-12-2014

Nadere informatie

Aardgasvrij en BENG gaat goed samen

Aardgasvrij en BENG gaat goed samen Aardgasvrij en BENG gaat goed samen Harm Valk / Nieman Groep Luc Bakker / Nijhuis Bouw Workshop ZEN-Aardgasvrije nieuwbouw 29 maart 2018 BENG 1 Waarde van BENG Vraagbeperking BENG 1 Samenhang BENG 2 Hernieuwbare

Nadere informatie

Aardgasloze toekomst, waarom? ecn.nl

Aardgasloze toekomst, waarom? ecn.nl Aardgasloze toekomst, waarom? Stroomversnelling Energy Up 2018 Casper Tigchelaar Inhoud presentatie 2 belangrijkste redenen voor aardgasvrije gebouwde omgeving Hoe heeft het energiegebruik in huishoudens

Nadere informatie

NIEUWBOUWWIJK NIJSTAD-OOST

NIEUWBOUWWIJK NIJSTAD-OOST TEO/WKO WARMTE NIEUWBOUWWIJK NIJSTAD-OOST In gemeente Hoogeveen is een kleine nieuwbouwwijk van 88 woningen gepland. Gemeente Hoogeveen is eigenaar van de grond en is voornemens om de kavels bouwrijp te

Nadere informatie

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door een warmtepomp. voltalimburg.nl/warmtepomp Meer wooncomfort en minder energieverbruik door een warmtepomp voltalimburg.nl/warmtepomp Tip! Vraag subsidie aan bij de aanschaf van een warmtepomp. Het subsidiebedrag voor een warmtepomp van 5 kw is

Nadere informatie

Purmerend Aardgasvrij

Purmerend Aardgasvrij Purmerend Aardgasvrij Routekaart naar een aardgasvrij Purmerend in 2035 Gemeente Purmerend september 2017 registratienummer: 1395642 Vastgesteld door het college op: Vastgesteld door de gemeenteraad op:

Nadere informatie

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning

Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning Een comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woning Bent u voorbereid op de toekomst? Een toekomst zónder gas? Heijmans ontwikkelt op Forteneiland comfortabele, gasloze en toekomstbestendige woningen.

Nadere informatie

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op? Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Groen gas Welke keuzes en wat levert het op? Huidig beleid 100 miljoen m 3 groen gas. Opbrengst: 3 PJ. Extra inspanning 200 miljoen m 3 groen gas. Opbrengst: 6 PJ.

Nadere informatie

Leiden, 13 april 2015. Geacht raadslid van de gemeente Leiden,

Leiden, 13 april 2015. Geacht raadslid van de gemeente Leiden, Leiden, 13 april 2015 Geacht raadslid van de gemeente Leiden, Onze wijken Stevenshof en Roomburg zijn de twee grootste wijken in Leiden waar woningen zijn aangesloten op stadsverwarming. Uit een persbericht

Nadere informatie

NIEUWBOUW ZONDER AARDGAS VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST

NIEUWBOUW ZONDER AARDGAS VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST Deze folder is een uitgave van de gemeente Winterswijk NIEUWBOUW ZONDER AARDGAS VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST NIEUWBOUW ZONDER AARDGAS; VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST Per 1 juli 2018 is in heel Nederland de aansluitplicht

Nadere informatie

Rabin Baldewsingh. 27 juni SBR congres

Rabin Baldewsingh. 27 juni SBR congres Samen op weg naar een klimaatneutraal Den Haag Rabin Baldewsingh wethouder duurzaamheid gemeente Den Haag 27 juni SBR congres Den Haag Ambitie Den Haag klimaatneutraal in 2040 CO 2 -emissie reduceren door:

Nadere informatie