INHOUD EERSTE DEEL 1. INLEIDING...3

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "INHOUD EERSTE DEEL 1. INLEIDING...3"

Transcriptie

1 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 16 mei 2000 (23.05) (OR. fr) 7704/00 CRIMORG 60 VERSLAG van : aan : Betreft : de Groep Evaluatiedeskundigen de Multidisciplinaire Groep Georganiseerde Criminaliteit Evaluatieverslag betreffende België inzake wederzijdse rechtshulp en dringende verzoeken in verband met opsporing van en beslag op goederen 1 INHOUD EERSTE DEEL 1. INLEIDING...3 TWEEDE DEEL: BESCHRIJVING VAN HET STELSEL 2. DE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN BELGIË Algemene presentatie De kernelementen van het Belgische rechtshulpselsel Het concrete functioneren van het rechtshulpstelsel De centrale autoriteit Statistieken Opleiding Richtsnoeren, richtlijnen en omzendbrieven De behandeling van dringende verzoeken Mogelijkheden tot beroep Controlemechanismen Algemene opmerkingen België heeft uit hoofde van artikel 9, lid 2, van het op 5 december 1997 door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk optreden, besloten dit verslag openbaar te maken. 7704/00 ass/dl/nj 1

2 3. HET BIJZONDERE GEVAL VAN OPSPORING VAN EN BESLAG OP GOEDEREN De internationale overeenkomsten Opsporing van tegoeden De Wet van 20 mei Beroepsgeheim en onderzoeksgeheim Inbeslagnemingen Algemene opmerkingen...30 DERDE DEEL: BEOORDELINGEN EN OPMERKINGEN 4. EVALUATIE VAN DE TOEPASSING EN DE UITVOERING IN BELGIË VAN DE INTERNATIONALE VERBINTENISSEN - CONCLUSIES EN BIJZONDERE AANBEVELINGEN Algemene opmerkingen Andere opmerkingen ALGEMENE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Aanbevelingen aan België Aanbevelingen aan de Europese Unie...40 BIJLAGE A Programma en lijst van de personen die aanwezig waren of van wie informatie verkregen is...42 BIJLAGE B Actieve rechtshulp: schematisch overzicht...46 BIJLAGE C Passieve rechtshulp: schematisch overzicht...48 BIJLAGE D Statistiques fournies par le Ministère de la Justice...50 BIJLAGE E Door de CFI verstrekte statistische gegevens...55 BIJLAGE F Algemene statistieken met betrekking tot de wederzijdse rechtshulp in strafzaken voor het parket van Antwerpen (8e bureel) /00 ass/dl/nj 2

3 EERSTE DEEL 1. INLEIDING 1.1. België is de achtste lidstaat die wordt geëvalueerd uit hoofde van het gemeenschappelijk optreden van 5 december 1997 "tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit" De evaluatiedeskundigen waren: de heer Christian Le Briero, Frankrijk, Capitaine, Direction Générale de la Gendarmerie Nationale (Bureau de l'animation et de la coordination police judiciaire - lutte antiterroriste), Parijs, de heer Jeff Neuens, Luxemburg, commissaire principal, Service de Police judiciaire, Luxemburg, mevrouw Isabel Vevia Romero, Spanje, Subdirectora General Adjunta de cooperación jurídica internacional, Ministerio de Justicia, Madrid. Dit team heeft, begeleid door functionarissen van het secretariaat-generaal van de Raad, van 4 t/m 7 mei 1999 een bezoek gebracht aan België, na kennis te hebben genomen van de antwoorden op de vragenlijst Het programma van de evaluatie is opgenomen in bijlage A, met de lijst van de personen met wie een ontmoeting heeft plaatsgevonden of van wie informatie is verkregen Het onderhavige verslag is opgesteld door het evaluatieteam, met ondersteuning van het secretariaat-generaal van de Raad, op basis van de opmerkingen en de conclusies van de deskundigen. Het doel ervan is evaluatie van de toepassing in België van de internationale instrumenten voor samenwerking in strafzaken, meer bepaald de wetgeving en de nationale praktijken, waarbij met name aandacht wordt besteed aan gevallen van georganiseerde criminaliteit en dringende verzoeken in verband met opsporing van en beslag op goederen In het verslag worden achtereenvolgens het functioneren van de internationale wederzijdse rechtshulp, alsmede het systeem voor opsporing van en beslag op goederen belicht, en wordt de doeltreffendheid daarvan geëvalueerd. 7704/00 ass/dl/nj 3

4 TWEEDE DEEL: BESCHRIJVING VAN HET STELSEL 2 Achtereenvolgens worden het algemene stelsel (2) en het bijzondere geval van opsporing, bevriezing en inbeslagneming van goederen uiteengezet (3). 2. DE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN BELGIË 2.1. Algemene presentatie België beschikt niet over algemene wetgeving inzake wederzijdse rechtshulp. Het land beschikt evenmin over een specifieke wettekst waarin de taakverdeling tussen de rechterlijke macht en de overheid, of de procedure voor de uitvoering van rogatoire commissies is vastgelegd. Volgens het geldend recht wordt wederzijdse rechtshulp in België evenwel geregeld: door drie internationale instrumenten: - het Beneluxverdrag van 27 juni 1962, - het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959, - de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, door algemene nationale wettelijke bepalingen: - artikel 11 van het Gerechtelijk Wetboek, - artikel 873 van het Gerechtelijk Wetboek, - artikel 11 van de Uitleveringswet van 14 maart a Het Beneluxverdrag van 27 juni 1962 Op 27 juni 1962 heeft het Koninkrijk België met twee buurlanden, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, een Verdrag gesloten aangaande de uitlevering (artikelen 1 t/m 21) en de rechtshulp in strafzaken (artikelen 22 t/m 50). Met dat instrument "verbinden de Hoge Verdragsluitende Partijen zich om (...) elkander wederzijds in zo ruim mogelijke mate rechtshulp te verlenen in elke procedure die betrekking heeft op strafbare feiten, waarvan de bestraffing, op het tijdstip waarop de rechtshulp wordt gevraagd, tot de bevoegdheid behoort van de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij" (artikel 22). 2 Dit deel van het verslag stoelt hoofdzakelijk op de antwoorden van België op de vragenlijst. 7704/00 ass/dl/nj 4

5 In de artikelen 20 en 24 wordt het volgende bepaald: Artikel 20: "1. Op verzoek van de verzoekende Partij zal de aangezochte Partij, voorzover zulks krachtens haar wetgeving is toegestaan, de voorwerpen in beslag nemen: a) die kunnen dienen als stukken van overtuiging; b) die afkomstig zijn van het strafbare feit en hetzij vóór, hetzij na de overlevering van de aangehouden persoon worden gevonden; en deze overdragen. 2. De overdracht is onderworpen aan de goedkeuring van de Raadkamer van de rechtbank van de plaats waar de huiszoeking en inbeslagneming hebben plaatsgevonden. De Raadkamer beslist of de in beslag genomen voorwerpen geheel of gedeeltelijk aan de verzoekende Partij worden overgedragen. Zij kan de teruggave bevelen van voorwerpen die niet rechtstreeks betrekking hebben op het feit dat de verdachte wordt ten laste gelegd, en beslist in voorkomend geval op bezwaren van derden, die houder waren van het voorwerp, of van andere rechthebbenden. 3. De overdracht van de voorwerpen bedoeld in het eerste lid van dit artikel kan zelfs plaatsvinden wanneer niet tot een reeds toegestane uitlevering wordt overgegaan in verband met het overlijden of de ontvluchting van de opgeëiste persoon.". Artikel 24: "1. De rogatoire commissies worden door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de aangezochte Partij uitgevoerd alsof het ging om rogatoire commissies uitgaande van nationale rechterlijke autoriteiten. 2. Rogatoire commissies echter, die strekken tot een huiszoeking of een inbeslagneming, zullen slechts worden uitgevoerd voor feiten, welke op grond van dit verdrag aanleiding kunnen geven tot uitlevering, en onder het voorbehoud uitgedrukt in artikel 20, lid 2.". 2.1.b Het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 België is ondertekenende Partij 3 bij het Verdrag van 1959 ten aanzien waarvan het de volgende voorbehouden en verklaringen heeft ingediend. Voorbehouden. Artikel 2: De Regering van het Koninkrijk België behoudt zich het recht voor geen gevolg te geven aan een verzoek om rechtshulp, a) indien er ernstige redenen bestaan om te geloven dat dit verzoek betrekking heeft op een onderzoek ingesteld om de verdachte te vervolgen, te straffen of anderszins te treffen om reden van zijn politieke of zijn godsdienstige overtuigingen, van zijn nationaliteit, zijn ras of de bevolkingsroep waartoe hij behoort; b) in de mate waarin dit verzoek betrekking heeft op een vervolging of een procedure die onverenigbaar zijn met het beginsel "non bis in idem"; c) in de mate waarin dit verzoek betrekking heeft op een onderzoek betreffende feiten waarvoor de verdachte in België wordt vervolgd. 3 België heeft het Verdrag op 13 augustus 1975 bekrachtigd (inwerkingtreding op 11 november 1975) 7704/00 ass/dl/nj 5

6 Artikel 11: De Regering van het Koninkrijk België zal de in het artikel 11 bedoelde tijdelijke overbrenging slechts toestaan wanneer het gaat om een persoon die op haar grondgebied een straf uitzit en indien bijzondere overwegingen zich hiertegen niet verzetten Artikel 22: De regering van het Koninkrijk België zal de nadien genomen maatregelen bedoeld in artikel 22, slechts mededelen in de mate waarin de organisatie van het strafregister zulks mogelijk maakt. Artikel 26: Om reden van het bijzonder stelsel dat tussen de Benelux-landen bestaat, zal de Regering van het Koninkrijk België de leden 1 en 3 van het artikel 26 niet toepassen in haar betrekkingen met het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg. De Regering van het Koninkrijk België behoudt zich de mogelijkheid voor, van deze bepalingen af te wijken wat haar betrekkingen met de andere Lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap betreft. Verklaringen. Artikel 5: De Regering van het Koninkrijk België verklaart dat de ambtelijke opdrachten strekkende tot huiszoeking of inbeslagneming in België, slechts zullen worden uitgevoerd voor zover zij betrekking hebben op feiten die krachtens het Europese uitleveringsverdrag kunnen aanleiding geven tot uitlevering en op voorwaarde dat de Belgische rechter in de uitvoering heeft toegestemd overeenkomstig de nationale wetgeving. Zolang het Europese Uitleveringsverdrag 4 niet door België zal zijn bekrachtigd, zullen ambtelijke opdrachten slechts worden uitgevoerd wanneer zij betrekking hebben op feiten die volgens de Belgische wetgeving aanleiding kunnen geven tot uitlevering. Artikel 24: De Regering van het Koninkrijk België verklaart dat wat België betreft onder "rechterlijke autoriteiten" in de zin van het Verdrag dienen te worden verstaan, de leden van de rechterlijke macht die tot taak hebben recht te spreken, de onderzoeksrechters en de leden van het Openbaar Ministerie. 2.1.c. De Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen België past hoofdstuk 2 (Wederzijdse rechtshulp in strafzaken) van titel III (Politie en veiligheid) van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 19 juni 1990 toe, en met name artikel 53, waarin wordt bepaald dat een rechter een rechtshulpverzoek onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 51 rechtstreeks tot een collega kan richten. Artikel 53: "1. Verzoeken om rechtshulp kunnen rechtstreeks tussen de rechterlijke autoriteiten worden gedaan en beantwoord. 2. Het bepaalde in lid 1 sluit niet uit dat verzoeken tussen de Ministeries van Justitie dan wel door tussenkomst van de nationale centrale bureaus van de Internationale Politie-organisatie (Interpol) worden gedaan en beantwoord.". 4 Het Europese Uitleveringsverdrag is door België ondertekend op 13 december 1957, en daarna bekrachtigd op 29 augustus 1997 (inwerkingtreding op 27 november 1997). 7704/00 ass/dl/nj 6

7 Artikel 51: "De Overeenkomstsluitende Partijen onderwerpen de inwilligbaarheid van rogatoire commissies strekkende tot huiszoeking en inbeslagneming niet aan verdergaande voorwaarden dan dat: a) het aan de rogatoire commissie ten grondslag liggende feit naar het recht van beide Overeenkomstsluitende Partijen strafbaar is gesteld met een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste zes maanden, dan wel naar het recht van een van beide Overeenkomstsluitende Partijen strafbaar gesteld met een sanctie met een zelfde maximum en naar het recht van de andere Overeenkomstsluitende Partij als een vergrijp tegen voorschriften betreffende de orde door de bestuurlijke autoriteiten wordt bestraft, mits van hun beslissingen beroep openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter; b) de uitvoering van de rogatoire commissie overigens verenigbaar is met het recht van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij.". 2.1.d. De algemene nationale wettelijke bepalingen In het nationaal Belgisch recht verdienen op het gebied van rechtshulp in strafzaken drie algemene wettelijke bepalingen de aandacht: artikel 11 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 873 van datzelfde Wetboek en de Uitleveringswet van 15 maart i) Artikel 11 van het Gerechtelijk Wetboek: De rechters kunnen hun rechtsmacht niet overdragen. Zij kunnen niettemin ambtelijke opdrachten geven aan een andere rechtbank of aan een andere rechter, en zelfs aan vreemde gerechtelijke overheden, om daden van onderzoek te doen verrichten. Dit artikel bepaalt dat een rogatoire commissie ("ambtelijke opdracht") tot buitenlandse autoriteiten kan worden gericht, waarbij evenwel niets over de te volgen procedure wordt gezegd. Het legt dus het beginsel van actieve rechtshulpverzoeken vast, maar niets meer dan het beginsel. ii) Artikel 873 van het Gerechtelijk Wetboek: De rechtbank of de rechter aan wie een ambtelijke opdracht wordt gericht, is verplicht die te doen uitvoeren. Evenwel mag de ambtelijke opdracht van een vreemde rechterlijke overheid enkel worden uitgevoerd na machtiging van de minister van Justitie, tenzij de internationale verdragen anders bepalen. De rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel waaraan een ambtelijke opdracht wordt gegeven, kan een rechter van gelijke of lagere graad aanwijzen om de bevolen verrichtingen te doen. In dit artikel wordt bepaald dat elke rechter of rechterlijke autoriteit de plicht heeft passieve rechtshulpverzoeken uit te voeren of te doen uitvoeren. Maar het artikel legt tegelijkertijd de verplichting op dat om de voorafgaande machtiging van de minister van Justitie moet worden verzocht, tenzij de internationale verdragen anders bepalen. Bijgevolg is de voorafgaande machtiging van de minister onontbeerlijk voor rechtshulpverzoeken die uit hoofde van een ander instrument dan het Beneluxverdrag worden gedaan. In artikel 24, lid 1, van het Beneluxverdrag wordt immers bepaald dat "de rogatoire commissies door de bevoegde rechterlijke autoriteit van de aangezochte Partij worden uitgevoerd alsof het ging om rogatoire commissies uitgaande van nationale rechterlijke autoriteiten" 5. En voor Belgische binnenlandse rogatoire commissies is geen voorafgaande machtiging van de minister nodig. 5 Bovendien wordt in artikel 38 (leden 1 en 2) bepaald dat rogatoire commissies rechtstreeks door de ene rechterlijke autoriteit aan de andere worden gedaan. 7704/00 ass/dl/nj 7

8 Artikel 873 van het Gerechtelijk Wetboek is met name bedoeld om een algeheel toezicht op de landsbelangen en de eerbiediging van de interne openbare orde te waarborgen, hetgeen traditioneel de taak is van de uitvoerende macht 6. iii) Artikel 11 van de Uitleveringswet van 15 maart 1874: "De rogatoire commissies uitgaande van de bevoegde vreemde autoriteiten en strekkende tot een huiszoeking of de inbeslagneming van het voorwerp van het misdrijf of van overtuigingsstukken, zullen slechts in België mogen uitgevoerd worden wegens een der feiten in artikel 1 van onderhavige wet voorzien 7. Behalve in het geval voorzien in artikel 5, moeten ze voorafgaandelijk door de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de huiszoekingen en inbeslagnemingen zullen worden uitgevoerd, uitvoerbaar worden verklaard. De raadkamer zal eveneens beslissen of er al dan niet aanleiding is om de papieren en andere in beslag genomen voorwerpen, geheel of ten dele, aan de aanzoekende regering over te maken. Zij zal de teruggave bevelen van de papieren en andere voorwerpen die geen rechtstreeks verband houden met het aan verdachte ten laste gelegde feit, en zal eventueel beslissen over de terugvorderingen van derde bezitters of andere rechthebbenden.". Met deze wettelijke bepaling wordt de inwilliging van een verzoek tot uitvoering van passieve rogatoire commissies betreffende huiszoekingen en inbeslagnemingen dus aan een minimumhoogte van de straf gekoppeld, en komt er een dubbele controle vooraf en achteraf door de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de maatregelen moeten worden uitgevoerd De kernelementen van het Belgische rechtshulpstelsel Het Belgische rechtshulpstelsel is gebaseerd op verscheidene specifieke elementen. 2.2.a. De voorafgaande machtiging door de minister Met uitzondering van verzoeken uitgaande van de twee andere staten die het Beneluxverdrag hebben ondertekend, vereist elk willekeurig rechtshulpverzoek in strafzaken voorafgaand aan de uitvoering ervan een machtiging door de minister van Justitie. Die regel is zelfs van kracht in dringende gevallen en wanneer verzoeken rechtstreeks tussen rechterlijke autoriteiten worden gedaan. Een Belgische rechter die rechtstreeks een rogatoire commissie ontvangt, dient derhalve onmiddellijk na ontvangst van het verzoek de vereiste machtiging aan te vragen. Dat verloopt meestal via het plaatselijke parket, per fax; het antwoord volgt binnen een tamelijk korte termijn, zo nodig binnen enkele uren. In uitzonderlijke gevallen schijnt de machtiging mondeling, of zelfs achteraf te worden verkregen. 6 7 Zie artikel 2, sub b), van het Europees Verdrag van Artikel 1 van de Wet van 15 maart 1874 is gewijzigd bij een Wet van 31 juli Het behelst niet meer een opsomming van de strafbare feiten, maar de vaststelling van een strafhoogte. Lid 2 luidt als volgt: "Grond voor uitlevering kunnen alleen die feiten opleveren welke luidens de Belgische en de buitenlandse wet strafbaar zijn met een vrijheidsstraf waarvan de maximumduur groter is dan één jaar.". 7704/00 ass/dl/nj 8

9 Deze verplichte controle is nodig om na te gaan of de bepalingen van artikel 11 van de Uitleveringswet van 1874 in acht worden genomen. Daardoor kan ook worden nagegaan in welke mate wordt geraakt aan de wezenlijke belangen 8, als bedoeld in artikel 2, sub b), van het Verdrag van b. De bindende kracht van internationale verdragen België past de internationale verdragen rechtstreeks toe als de bepalingen ervan voldoende precies zijn. De nationale wet kan niet van een door België bekrachtigd verdrag afwijken, tenzij: a) daarin uitdrukkelijk is voorzien in dat verdrag, b) het verdrag bepalingen van algemene aard bevat die door de wet moeten worden aangevuld. Omgekeerd kan een verdrag altijd van de nationale wet afwijken. 2.2.c. Wederkerigheid Wederkerigheid is in beginsel geen vereiste, en rechtshulp kan zelfs worden verleend bij ontstentenis van een verdrag met de betrokken staat. Zo heeft België in 1998 rechtshulp verleend aan de Chinese rechterlijke autoriteiten, hoewel het door geen enkel internationaal instrument met dat land is gelieerd. 2.2.d. Dubbele strafbaarheid België past het beginsel van dubbele strafbaarheid toe, maar baseert zich er alleen op bij rechtshulpverzoeken die strekken tot dwangmaatregelen, te weten in beginsel huiszoekingen en inbeslagnemingen. Dat vloeit ondubbelzinnig voort uit artikel 51 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, waarin wordt bepaald dat de inwilligbaarheid van rogatoire commissies aan de volgende voorwaarden is onderworpen: a) dubbele strafbaarheid in het recht van beide overeenkomstsluitende staten; b) verenigbaarheid van het recht van de verzoekende staat met dat van de aangezochte staat. Voorts kunnen huiszoekingen en inbeslagnemingen alleen worden uitgevoerd indien het verzoek feiten betreft waarop een bepaald strafmaximum staat, met dien verstande dat de hoogte naar gelang van de verschillende mogelijkheden varieert: 8 Belastingen werden lang als een wezenlijk belang beschouwd, maar tegenwoordig niet meer. 7704/00 ass/dl/nj 9

10 in de Beneluxlanden bedraagt het strafmaximum ten minste 6 maanden overeenkomstig artikel 24, lid 2, van het Beneluxverdrag van 27 juni 1962, waarin wordt bepaald dat rogatoire commissies "die strekken tot een huiszoeking of een inbeslagneming, slechts zullen worden uitgevoerd voor feiten, welke op grond van dit verdrag 9 aanleiding kunnen geven tot uitlevering, en onder het voorbehoud uitgedrukt in artikel 20, lid 2." 10. in de Schengenlanden bedraagt het strafmaximum eveneens ten minste zes maanden overeenkomstig artikel 51, sub a), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, waarin wordt bepaald dat de feiten in beide staten strafbaar moeten zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste zes maanden, dan wel met een sanctie met eenzelfde maximum. in de overige staten die partij zijn bij het Europees Verdrag van 1959 bedraagt het strafmaximum ten minste één jaar. in de staten die geen partij zijn bij het Europees Verdrag van 1959 bedraagt het strafmaximum ten minste één jaar overeenkomstig artikel 11 van de Uitleveringswet van 14 april 1874, waarin naar artikel 1 van diezelfde wet wordt verwezen. 2.2.e. De instelling van de nationaal magistraat Vanwege "de dringende noodzaak de opsporingen, onderzoeken en vervolgingen in verband met bepaalde vormen van zware criminaliteit te coördineren en centraal te beheren", werd het ambt van nationaal magistraat ingesteld (1990) 11. De drie actieterreinen van de nationale magistraat zijn georganiseerde criminaliteit in haar verschillende gedaanten, zwaar banditisme en terrorisme. Ter verduidelijking van hun status, werd er op 4 maart 1997 een wet tot instelling van het college van procureurs-generaal goedgekeurd en in het Gerechtelijk Wetboek een artikel 144 bis ingevoegd met de volgende tekst: 1. Het college van procureurs-generaal wordt bijgestaan door nationaal magistraten wier opdracht zich over het gehele grondgebied van het Rijk uitstrekt. 2. De nationaal magistraten worden, op voordracht van de Minister van Justitie en op advies van het college van procureurs-generaal door de Koning aangewezen uit de leden van het openbaar ministerie die gedurende minstens vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van onderzoeksrechter hebben uitgeoefend. Zij worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die ten hoogste tweemaal hernieuwd kan worden Artikel 2, lid 1, van het Verdrag: "Tot uitlevering zullen kunnen leiden de feiten, die krachtens de wetten van de verzoekende Partij en van de aangezochte Partij strafbaar zijn gesteld, met een vrijheidsstraf of met een maatregel, welke vrijheidsbeneming medebrengt, met een maximum van ten minste zes maanden, dan wel met een zwaardere straf of maatregel. (...)". Artikel 20, lid 2: "De overdracht is onderworpen aan de goedkeuring van de raadkamer van de rechtbank van de plaats waar de huiszoeking en inbeslagneming hebben plaatsgevonden. De raadkamer beslist of de in beslag genomen voorwerpen geheel of gedeeltelijk aan de verzoekende Partij worden overgedragen. Zij kan de teruggave bevelen van voorwerpen die niet rechtstreeks betrekking hebben op het feit dat de verdachte wordt ten laste gelegd, en beslist in voorkomend geval op bezwaren van derden, die houder waren van het voorwerp, of van andere rechthebbenden.". Omzendbrief van de minister van Justitie van 25 april /00 ass/dl/nj 10

11 3. De nationaal magistraten staan onder het gezag van het college van procureursgeneraal. Zij worden, onder het toezicht en de leiding van het lid van het college dat de Koning hiertoe heeft aangewezen na overleg met het college van procureurs-generaal, met de volgende opdrachten belast: 1º zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en de internationale samenwerking vergemakkelijken in overleg met een of meer procureurs des Konings. Indien dit noodzakelijk is, kunnen zij daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichten geven aan een of meer procureurs des Konings; 2º alle dringende maatregelen nemen die met het oog op de uitoefening van de strafvordering noodzakelijk zijn, zolang een procureur des Konings zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Deze maatregelen zijn bindend voor de procureur des Konings. Op het gebied van internationale samenwerking beschikken de drie nationale magistraten over hun eigen bevoegdheden, maar stellen zij zich daarnaast voor zowel passieve als actieve rogatoire commissies voor bijstand en ondersteuning ten dienste van de parketmagistraten en de onderzoeksrechters. Zij beschikken daarnaast echter over een injunctierecht ten overstaan van de procureur des Konings. Voor de binnenkomende verzoeken verrichten ze de volgende taken: 1) In dringende gevallen zijn ze belast met de snelle overbrenging van het verzoek, de voorbereiding van de uitvoering ervan en de aanwijzing van de politiedienst. 2) Indien het arrondissement niet bekend is, of er meer dan één arrondissement betrokken is, zijn ze verantwoordelijk voor de toewijzing van de zaak. 3) Als de plaatsbepaling onmogelijk is, er deskundigen moeten worden aangewezen of er een mobiele telefoon moet worden geïdentificeerd, doen zij die opdrachten uitvoeren. Voor de uitgaande verzoeken verrichten ze de volgende taken: 1) Ze laten hun collega's gebruikmaken van hun deskundigheid inzake de toepasselijke wetgeving, of voor het opstellen van het rechtshulpverzoek. 2) Ze verlenen bijstand bij de toewijzing door de geadresseerde te lokaliseren en het verzoek over te brengen. 3) Ze vergemakkelijken de voorbereiding en de follow-up van de uitvoering door taalkundige kwesties op te lossen (de nationale magistraten zijn meertalig); ze onderhouden de rechtstreekse contacten en worden bijgestaan door de in het buitenland fungerende Belgische verbindingsofficieren 12. Ook zijn de nationale magistraten betrokken bij de staatsveiligheid en staan ze in contact met de internationale rechtbanken en het ministerie van Buitenlandse Zaken, zodat ze op bepaalde gebieden bevoorrechte gesprekspartners zijn. Ook hebben ze specifieke bevoegdheden inzake grensoverschrijdende observaties (in het kader van Schengen), gecontroleerde afleveringen en undercoveroperaties (pseudo-aankopen en infiltraties). 12 België beschikt over verbindingsofficieren in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Polen, Italië, Spanje, Rusland, Colombia, Turkije, de VS, Marokko, Nederland, bij Europol en bij Interpol. Het ambt van verbindingsmagistraat kent België niet. 7704/00 ass/dl/nj 11

12 Luidens een interministeriële omzendbrief van 10 maart 1995 over de gevolgen van de Schengenovereenkomst is "op gerechtelijk vlak, voor wat België betreft, de autoriteit belast met de internationale politionele samenwerking en wederzijdse rechtshulp in alle zaken waar een dringende gerechtelijke tussenkomst zich opdringt, de Nationale Magistraat", die daartoe is aangewezen door het College van procureurs-generaal. Er zijn drie nationale magistraten. Ze worden bijgestaan door een secretariaat van 5 personen en door een jurist. Hun bureau is het nationale contactpunt van het Europees Justitieel Netwerk. Ze zijn 24 uur per dag in functie. Ze onderhouden contacten met meer dan 50 landen. Bij een wet van 22 december 1998 is er een federaal parket ingesteld. De nationale magistraten zullen deel uitmaken van dit nieuwe federale parket. De betrokken wet zal echter pas in werking treden nadat de aanvullende wetten zijn aangenomen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering ervan. 2.2.f. De afdeling Internationale Politiesamenwerking In hetzelfde gebouw waarin de nationale magistraten zetelen bevindt zich de Afdeling Internationale Politiesamenwerking (IPS), die een onderdeel vormt van de Algemene Politiesteundienst (APSD). De IPS is opgericht om bij te dragen tot een betere samenwerking en coördinatie tussen de politiediensten, en de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken bij te staan in de internationale politiesamenwerking. De IPS biedt onderdak aan het Nationaal Centraal Bureau van Interpol, de nationale Europoleenheid, het Schengeninformatiesysteem en de centrale Schengeninstantie en is belast met het beheer van de verbindingsofficieren en de internationale contactpunten. Het hoofd van de afdeling IPS staat permanent in verbinding met het bureau van de nationale magistraten, hetgeen wordt vergemakkelijkt door het feit dat de diensten in hetzelfde gebouw zijn gevestigd. Zo wordt voorzien in de bestudering en behandeling van vraagstukken betreffende het algemene beleid, de operationele activiteiten en het gebruik van ondersteuning (juridische dienst, vertaaldienst en informatiebeheer). Het functioneren van de IPS stoelt op vier beginselen: - de IPS is het nationale contactpunt voor België, - politiële informatie is het eigendom van de rechterlijke autoriteit, - geen enkel kanaal geniet het alleenrecht (Schengen, Interpol, enz.), - de IPS zorgt voor de onderlinge communicatie tussen de kanalen. De werkzaamheden van de IPS kunnen als volgt worden beschreven: - informatiebeheer (informatie-uitwisselingen, beheer van gegevensbestanden, werkzaamheden in verband met informatieonderzoek en -analyse), - grensoverschrijdende operaties (gezamenlijke teams), - planning (strategie, operationele coördinatie, projecten). 7704/00 ass/dl/nj 12

13 Vermeld moet worden dat bij een wet van 7 december 1998 de politiestructuur in België ingrijpend is gewijzigd. Er zullen in de toekomst nog slechts twee niveaus bestaan: - de federale politie (bestaande uit de huidige rijkswacht en gerechtelijke politie) die zich zal belasten met gespecialiseerde, het plaatselijke niveau overstijgende taken, en met een ondersteuningstaak ten behoeve van de plaatselijke politiekorpsen, - de plaatselijke politiekorpsen. Deze hervorming zou binnenkort in werking moeten treden. 2.2.g. De CDGEFID (Centrale Dienst voor de bestrijding van de Georganiseerde Economische en Financiële Delinquentie) De CDGEFID 13 is samen met de bijzondere brigade belast met de repressie van de zware criminaliteit en de centrale dienst voor de bestrijding van de corruptie (CDBC), een van de drie afdelingen van het Commissariaat-Generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten. De CDGEFID is belast met twee soorten opdrachten: een operationele en een documentaire. De operationele opdracht bestaat erin "(...) de ernstige en complexe economische, financiële, sociale of fiscale misdaden en wanbedrijven in verband met georganiseerde misdaad op te sporen of de opsporing ervan te ondersteunen, in het bijzonder: a) het witwassen van de opbrengst van ernstige of georganiseerde criminaliteit; b) de ernstige en/of georganiseerde sociale of fiscale inbreuken, met name deze waarbij bijzonder complexe mechanismen worden aangewend, waarbij gebruik wordt gemaakt van procedures van internationale omvang of die een belangrijk nadeel berokkenen aan de Schatkist van de Belgische Staat of van buitenlandse staten; c) de fraude ten nadele van de doelstellingen of de financiële belangen van de Europese Unie; d) het misdrijf van voorkennis; e) het onwettig aantrekken van spaargeld in het openbaar; f) de beurskoersmanipulatie; g) de financiële oplichting.". Die opdracht is gebaseerd op twee elkaar aanvullende beginselen: specialiteit (de betrokken politiedienst houdt zich uitsluitend bezig met economische, financiële, sociale en fiscale zaken) en proportionaliteit (de overtredingen zijn ernstig van aard en houden verband met georganiseerde criminaliteit). De documentaire opdracht bestaat in "(...) het dynamisch beheer en de exploitatie van een geschikte operationele gespecialiseerde documentatie ten behoeve van alle politiediensten (...)". Voor de verbinding tussen de rechterlijke autoriteit en die gespecialiseerde politiediensten zijn met name de hulpmagistraten verantwoordelijk. Beide kunnen over één hulpmagistraat beschikken. 13 Omzendbrief COL 2/99 van 10 februari 1999 aan het College van procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep. 7704/00 ass/dl/nj 13

14 2.3. Het concrete functioneren van het rechtshulpstelsel 2.3.a. Actieve verzoeken (zie schema in bijlage B) Rogatoire commissies kunnen uitgaan van onderzoeksrechters en parketmagistraten. Wanneer het dossier zich in het stadium van het opsporingsonderzoek bevindt, wordt het verzoek door de procureur des konings of door zijn substituut gedaan. Wanneer het dossier zich in het stadium van het gerechtelijk onderzoek bevindt, berust de bevoegdheid bij de onderzoeksrechter. Over het algemeen zij erop gewezen dat in de Belgische strafrechtspleging dwangmaatregelen onder de uitsluitende bevoegdheid van de onderzoeksrechter vallen. Wanneer dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn, dient de procureur dus de onderzoeksrechter in te schakelen. Bij het opstellen van het rechtshulpverzoek kunnen de nationale magistraten hun collega's ondersteuning bieden, met name in complexe gevallen, waarin hun tussenkomst een reële meerwaarde heeft. De aldus opgestelde rogatoire commissie kan, naar gelang van het gehanteerde internationale instrument, op drie manieren worden overgebracht: 1) Rechtstreeks tussen de rechterlijke autoriteiten, in het kader van het Beneluxverdrag (artikel 38), in het kader van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (artikel 53), of in het kader van het Europees Verdrag van 1959 in dringende gevallen (artikel 15, lid 2). 2) Tussen de ministers van Justitie overeenkomstig het verdrag van de Raad van Europa van 1959, in niet-dringende gevallen. De overbrenging volgt dan de hiërarchieke weg (onderzoeksrechter, substituut, procureur, procureur-generaal, ministerie). 3) Langs diplomatieke weg, in andere gevallen dan onder 1) en 2). In die gevallen brengt het ministerie van Justitie het verzoek over aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. De nationale magistraten kunnen bij het overbrengen van verzoeken een belangrijke rol vervullen, met name als coördinatoren of als gesprekspartners, meer bepaald in dringende gevallen. De uitvoeringsstukken van de rogatoire commissie keren over het algemeen terug langs dezelfde weg als de heenweg. Niettemin schijnen in de praktijk sommige onderzoeksrechters en procureurs de stukken rechtstreeks toe te zenden aan de rechterlijke autoriteit die het verzoek heeft opgesteld. Magistraten en politieagenten mogen zich naar het buitenland begeven om in de aangezochte staat de uitvoering van Belgische rogatoire commissies te ondersteunen. Het beheer van die reizen is geregeld bij ministeriële omzendbrieven 14. Voor dienstreizen boven BEF (495,7870 euro) moet door het ministerie van Justitie een machtiging worden verstrekt. Politiefunctionarissen en magistraten moeten zelf de praktische kanten van hun dienstreis regelen. De referentietarieven zijn die van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De machtiging voor de dienstreis kan worden verkregen via een spoedprocedure. De aangevoerde motiveringen worden door het ministerie niet gecontroleerd, want dat zou een inmenging van de uitvoerende macht in de rechterlijke macht betekenen; de betrokken procureurgeneraal brengt echter een advies uit. Over het algemeen volgt het ministerie het advies van de procureur-generaal. 14 Ministeriële omzendbrieven van 7 oktober 1983, 11 juli 1984 en 24 juni /00 ass/dl/nj 14

15 In het geval van de nationale magistraten berust de taak om een advies uit te brengen over de opportuniteit van de dienstreisaanvraag bij de procureur-generaal die belast is met het toezicht op en de leiding over deze magistraten. Dienstreisaanvragen schijnen voor nationale magistraten gemakkelijker te worden ingewilligd dan voor andere magistraten. Tenslotte kan de minister in een uitzonderlijke zaak zelf een machtiging verlenen voor een lange reis naar het buitenland (bijvoorbeeld: de zaak van de Belgische para's in Rwanda). 2.3.b. Passieve verzoeken (zie schema in bijlage C) Zoals hierboven vermeld, worden inkomende rogatoire commissies, naar gelang van de vraag of ze onder het Beneluxverdrag, de Schengenuitvoeringsovereenkomst, het Verdrag van 1959 of een ander kader ressorteren, op de volgende wijze overgebracht: rechtstreeks tussen de rechterlijke autoriteiten; rechtstreeks tussen de ministers van Justitie. In dat geval worden de verzoeken overgebracht van het ministerie naar de procureur-generaal 15, daarna naar de procureur des konings, vervolgens naar de substituut, die het in voorkomend geval aan de raadkamer voorlegt teneinde de rogatoire commissie uitvoerbaar te maken. De aldus ingeschakelde substituut of onderzoeksrechter doet het verzoek vervolgens uitvoeren door de politie; langs diplomatieke weg. De nationale magistraten vervullen bij inkomende rogatoire commissies een grotere rol wanneer op grond van het verzoek niet met zekerheid kan worden vastgesteld welk arrondissement bevoegd is, wanneer het een complex verzoek betreft met opdrachten in verschillende rechtsgebieden of wanneer er bijzondere technieken zoals undercoveroperaties moeten worden aangewend. Ze bevinden zich dan op hun eigen bevoegdheidsterrein en oefenen ten volle hun rechten uit. De rechterlijke autoriteit die uit hoofde van het Beneluxverdrag rechtstreeks van een buitenlandse collega een rogatoire commissie ontvangt, voert die uit als een binnenlands verzoek, zonder voorafgaande machtiging door de minister. In alle andere gevallen is de rechter of de procureur verplicht vooraf een machtiging van de minister aan te vragen. In uiterst dringende gevallen kunnen politiefunctionarissen het rechtshulpverzoek materieel bij het ministerie van Justitie indienen, om onmiddellijk de machtiging te verkrijgen. Meestal wordt echter de fax gebruikt. In de praktijk schijnen verzoeken mondeling te kunnen worden gedaan, en schijnen diverse rechterlijke autoriteiten tegelijkertijd de procedures te starten en het verzoek aan het ministerie te richten. 15 Naar verluidt, onderwerpt het parket-generaal van Brussel de dossiers aan een volledige controle, terwijl dat van Antwerpen de dossiers alleen maar registreert met het oog op de follow-up. 7704/00 ass/dl/nj 15

16 Bovendien moet, indien de rogatoire commissie huiszoekings- en inbeslagnemingsmaatregelen betreft, de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg 16 van het arrondissement waar de opdrachten moeten worden uitgevoerd, de rogatoire commissie uitvoerbaar maken door middel van een exequaturbeschikking, tenzij het rechtshulpverzoek uitgaat van een land dat het Beneluxverdrag 17 heeft ondertekend. Vervolgens kan de rechter hetzij zelf optreden, hetzij politiefunctionarissen (van de gerechtelijke politie of de rijkswacht) daartoe machtigen. Ook al worden de rechtshulpverrichtingen bijgewoond door politiefunctionarissen of een rechter uit het buitenland, de autoriteiten van de aangezochte staat houden het gezag over de uitvoering van de opdrachten. De toezending van de uitvoeringsstukken naar de verzoekende autoriteiten verloopt in omgekeerde richting langs dezelfde weg die voor de oorspronkelijke overbrenging van het verzoek werd gevolgd. Indien de verzoeken daarenboven inbeslagnemingen betroffen, kunnen de in beslag genomen voorwerpen pas aan de verzoekende autoriteiten worden toegezonden nadat de raadkamer toestemming heeft verleend voor de toezending van de stukken. De eigenaar van de in beslag genomen voorwerpen wordt opgeroepen voor een verhoor dat plaatsvindt ongeveer 14 dagen nadat de raadkamer is ingeschakeld. Dat rechtscollege beoordeelt: a) of de in beslag genomen voorwerpen rechtstreeks verband houden met de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, b) of ze in hun geheel of gedeeltelijk moeten worden toegezonden, c) of de feiten uitlevering rechtvaardigen (artikel 11 van de Wet van 15 maart 1874) De centrale autoriteit 2.4.a. Organisatie In de praktijk wordt de rol van het ministerie van Justitie vervuld door de afdeling Individuele Strafrechtshulp van de dienst Internationale Gerechtelijke Samenwerking binnen het directoraat-generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens. Het team van de afdeling Individuele Strafrechtshulp bestaat uit: 3 juristen met bevoegdheid voor het behandelen van de afzonderlijke dossiers (inclusief het hoofd van dienst), met name inzake uitlevering, 3 ambtenaren die fungeren als administratieve hulpkrachten, meer bepaald op het gebied van rogatoire commissies. De afdeling wordt voorts ondersteund door 3 ambtenaren die zijn belast met het beheer van de archieven van het directoraat-generaal. De sectie Internationale Onderhandelingen, ten slotte, bestaat uit drie juristen, die met name werkzaam zijn op het gebied van de nieuwe instrumenten inzake rechtshulp, en van andere onderhandelingen in het kader van de Raad van Europa, de OESO, de Europese Unie en de Verenigde Naties Met alleensprekende rechter. Standpunt vastgesteld door het Hof van Cassatie bij arrest d.d. 26 mei /00 ass/dl/nj 16

17 2.4.b. Rol van de Centrale Autoriteit Uitgezonderd de gevallen van rechtstreekse toezending tussen de rechterlijke autoriteiten onderling, zoals vastgelegd in de internationale instrumenten waarbij België partij is (Beneluxverdrag, Schengenuitvoeringsovereenkomst, artikel 15, lid 2, van het Verdrag van de Raad van Europa van 1959) is het ministerie van Justitie de centrale autoriteit waarlangs alle internationale rechtshulpverzoeken passeren. Zo ontvangt de centrale autoriteit de actieve rechtshulpverzoeken, en brengt ze die, naar gelang van de verschillende mogelijkheden, over aan het ministerie van Buitenlandse Zaken voor toezending langs diplomatieke weg, of rechtstreeks aan de minister van Justitie van het land van bestemming. Bij passieve rechtshulpverzoeken richt de centrale autoriteit de dossiers tot het bevoegde parketgeneraal dat het zelf aan het parket van de bevoegde procureur des konings zal overbrengen. Voorafgaand verleent ze de in artikel 873, tweede alinea, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde machtiging. Die machtiging wordt verleend na een summier wettigheidsonderzoek ten aanzien van artikel 11 van de Wet van De centrale autoriteit beschikt niet over een automatisch herinneringssysteem voor rogatoire commissies waarvan de uitvoering op zich laat wachten. Ze reageert slechts op dringende vragen van de verzoekende autoriteit, die zelf een herinnering stuurt. Ze stuurt die herinnering dan door 19. Overigens heeft de centrale autoriteit twijfels bij het nut van zo'n herinnering. Het is immers meer dan eens nodig gebleken herinneringen te sturen. 2.4.c. Functioneren van het ministerie van Justitie In de dagelijkse praktijk oefent het ministerie van Justitie geen algemene controle uit over kwesties in verband met internationale rogatoire commissies (het bestaan ervan, de uitvoering, de inwilliging, enz...), aangezien veel rogatoire commissies rechtstreeks van de ene rechter tot de andere worden gericht. Dat is met name het geval bij rechtshulp in het kader van het Beneluxverdrag, omdat die rechtstreeks tussen rechterlijke autoriteiten verloopt. Daarentegen zou het ministerie van alle andere verzoeken kennis moeten hebben, aangezien het rechtstreeks optreedt voor het verlenen van de in artikel 873, tweede alinea, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde machtiging. Niettemin schijnt de machtiging van het ministerie in bepaalde grensstreken niet altijd te worden aangevraagd, omdat ze louter een formaliteit lijkt te zijn. Buiten het kader van het Beneluxverdrag oefent het ministerie slechts reactief controle uit, wanneer een verzoekende staat zich zorgen maakt over de gang van zaken in verband met zijn verzoek, en een herinnering heeft gestuurd. Er is dus geen echte voorafgaande controle op de zaken waarvan het ministerie kennis moet nemen De afgelopen jaren is er slechts één maal een verzoek afgewezen. Dat betrof de weigering tot uitvoering van een Frans verzoek in verband met het kraken van televisiedecoders. In België staan daar slechts boetes bij wijze van strafsancties op, hetgeen geen uitlevering toelaat. Het parket-generaal van Antwerpen heeft een automatisch systeem (agendering) opgezet, waarbij voor tot hem gerichte rogatoire commissies om de drie maanden een herinnering wordt gestuurd. 7704/00 ass/dl/nj 17

18 2.5. Statistieken 2.5.a. Het ministerie van Justitie Momenteel beschikken de diensten van het ministerie van Justitie niet over een algemeen informaticasysteem voor het genereren van nuttige en volledige statistieken. Het aantal dossiers per jaar bedraagt echter plus minus 3000 (1200 passief en 1800 actief). Desondanks heeft het ministerie voor het evaluatieteam cijfermateriaal over het jaar 1998 opgesteld 20. Die gegevens staan in bijlage D. 2.5.b. Rechtbanken en hoven In de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep is de situatie gelijk. De evaluatiedeskundigen hebben tijdens hun bezoek kunnen constateren dat in sommige gevallen nog handmatig een register wordt bijgehouden voor het beheer van passieve internationale rogatoire commissies c. De nationale magistraat Het bureau van de nationale magistraten slaat de zaken die het behandelt in een eigen informaticasysteem op. Die gegevens blijven versnipperd, doordat ze zijn onderverdeeld over de specifieke actiegebieden van de nationale magistraten. Tabel van de jaarlijks geopende dossiers 22 : Jaar Percentage Operationele dossiers Administratieve dossiers Documentatie Totaal Voor het opstellen van die statistieken heeft het ministerie criminologen in dienst genomen. De cijfers van de betrokken rechtbank luiden als volgt: 36 passieve rogatoire commissies in 1998 en 12 in 1999 (op de datum van het evaluatiebezoek). Het staat vast dat rogatoire commissies in de operationele dossiers staan geregistreerd, maar men bedenke wel dat niet alle operationele dossiers rogatoire commissies in enge zin zijn. Het kan gaan om informatieverzoeken, enz /00 ass/dl/nj 18

19 De verdeling per lidstaat van de Europese Unie is als volgt: Nederland : 29% Duitsland : 26% Frankrijk : 20% Verenigd Koninkrijk : 7% Spanje : 6% Italië : 3% Luxemburg : 3% Portugal : 2% Oostenrijk : 1% Denemarken : 1% 2.5.d. De politie De Algemene Politiesteundienst heeft enkele cijfers voor 1998 verstrekt over de verrichtingen die in de artikelen 40 en 41 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst worden bedoeld: - aantal geopende dossiers: 259 (stijging met 25% ten opzichte van 1997), - aantal uitgaande van België: 23 (daling met 50%), - aantal gericht tot België: 236 (stijging met 50% ten opzichte van 1997), - aantal normale observaties: 188, - aantal gecontroleerde afleveringen: 63. De verdeling per land is als volgt: Nederland : 145 Duitsland : 31 Verenigd Koninkrijk : 21 Frankrijk : 13 Luxemburg : 6 Italië : 2 Zweden : 1 Denemarken : Opleiding 2.6.a. Opleiding van ambtenaren Er is geen speciale opleiding voor ambtenaren die zijn belast met rechtshulpvraagstukken. Ze leren "al doende". Niettemin kunnen ze gebruik maken van de algemene permanente opleiding van ambtenaren. 2.6.b. Opleiding van rechters en procureurs Ieder jaar organiseert het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie opleidingssessies van twee dagen voor de zittende en de parketmagistratuur over wederzijdse rechtshulp in ruime zin. De gespecialiseerde magistraten, zoals de nationale magistraten, en het ministerie van Justitie zijn bij deze opleiding betrokken. 7704/00 ass/dl/nj 19

20 De gerechtelijke stagiaires (de toekomstige magistraten) krijgen eveneens een basisopleiding op dit gebied en nemen daarnaast deel aan de opleiding voor reeds in functie zijnde rechters. In de toekomst zal er bij bevorderingen rekening worden gehouden met de opleiding van de magistraten. 2.6.c. De opleiding van de politie De leden van de gerechtelijke politie en de rijkswacht krijgen een klassieke begin- en vervolgopleiding. De verbindingsofficieren krijgen een speciale opleiding Richtsnoeren, richtlijnen en omzendbrieven België heeft een grote hoeveelheid omzendbrieven uitgebracht over internationale rechtshulp. Zo is er op 10 december 1998 een interministeriële (Justitie en Binnenlandse Zaken) omzendbrief in omloop gebracht over de gevolgen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst in het domein van de grenscontrole en de politiële en gerechtelijke samenwerking. Bovendien werd het plaatsnamenregister van Schengen aan de 27 parketten van het Koninkrijk toegezonden. Op 24 april 1995 werd een andere omzendbrief, uitgaande van het ministerie van Justitie alleen, gepubliceerd met betrekking tot de uitlevering en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken. Daarvóór was er op 24 april 1990 een vertrouwelijke omzendbrief verstuurd over bijzondere opsporingstechnieken bij de bestrijding van zware of georganiseerde criminaliteit. Die werd geactualiseerd door een nieuwe omzendbrief van 5 maart Sedert 1877 zijn er tal van andere omzendbrieven over specifieke aspecten van het vraagstuk in omloop gebracht, waaronder: i) op het gebied van actieve rechtshulp, de ministeriële omzendbrieven van 16 april 1877, 13 maart 1885 en 14 december 1929 over de vereiste vorm van rogatoire commissies, de ministeriële omzendbrieven van 7 oktober 1983, 11 juli 1984 en 24 juni 1992 over de voorwaarden voor buitenlandse dienstreizen van magistraten en politiefunctionarissen voor het verlenen van bijstand bij de uitvoering van de opdrachten; ii) op het gebied van passieve rechtshulp, de ministeriële omzendbrief van 22 augustus 1966 inzake de overbrenging van buitenlandse rogatoire commissies langs diplomatieke weg bij gebrek aan een verdrag, de ministeriële omzendbrief van 17 oktober 1961 betreffende de toepassing van artikel 837, tweede alinea, van het Gerechtelijk Wetboek, met name bij rechtstreekse overbrenging van de rogatoire commissie aan de rechterlijke autoriteiten, en de ministeriële omzendbrieven van 16 oktober 1877, 29 maart 1956 en 25 juli 1960 over de uitvoering van buitenlandse verzoeken, het verhoor van niet-verschijnende getuigen, confrontaties aan de grens, en het verbod voor politiefunctionarissen om in beslag genomen stukken van gearresteerde buitenlanders over te dragen, of om buitenlandse functionarissen toe te staan de verhoren bij te wonen. Voor de toekomst zijn er twee omzendbrieven in voorbereiding. Een daarvan gaat over de voorafgaande machtiging door de minister uit hoofde van artikel 873, tweede alinea. Die nieuwe richtsnoeren zouden tot doel hebben het verzoek tot voorafgaande machtiging te beperken tot internationale verzoeken die van invloed kunnen zijn op de landsbelangen in de zin van het bepaalde in artikel 2, sub b), van het Europees Verdrag van /00 ass/dl/nj 20

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 348/130 Publicatieblad van de Europese Unie 24.12.2008 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG BESLUIT 2008/976/JBZ VAN DE RAAD van 16 december

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT De Regeringen van de hierna genoemde landen: De Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, België, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk,

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL Brussel, 22 november 1999. Omzendbrief nr. COL 15/99 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Mijnheer/Mevrouw de Procureur-generaal, Mijnheer/Mevrouw

Nadere informatie

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het Europees justitieel netwerk

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het Europees justitieel netwerk RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2008 (OR. en) 14914/08 COPEN 199 EUROJUST 87 EJN 65 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het Europees justitieel

Nadere informatie

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep

Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep College van Procureurs-generaal Omzendbrief nr. COL 3/98 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep Toegestuurd aan de dames en heren Toegestuurd aan de dames en heren Eerste Substituten,

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

10213/00 AL/hb DG H III NL

10213/00 AL/hb DG H III NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2000 (OR. fr) 10213/00 LIMITE COPEN 50 COMIX 543 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming

Nadere informatie

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 39 van 11/02/2000 (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) RAAD Initiatief van het Koninkrijk

Nadere informatie

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 7.3.2001 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 75/3 Initiatief van de regeringen van de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk België met het oog op de aanneming door de

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen Toelichting Deze uitgave bundelt de voornaamste, voor België relevante beleidsdocumenten en nationale en multilaterale regelgeving inzake internationaal en Europees strafrecht. Bijzondere aandacht is gegeven

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) 13967/03 LIMITE PUBLIC JUSTCIV 208 TRANS 275 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité burgerlijk recht (algemene vraagstukken)

Nadere informatie

REGELING TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN RWANDA EN BELGIE INZAKE DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN MET BETREKKING TOT

REGELING TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN RWANDA EN BELGIE INZAKE DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN MET BETREKKING TOT REGELING TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN VAN RWANDA EN BELGIE INZAKE DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN MET BETREKKING TOT BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN Artikel 1 Wettelijke grondslag

Nadere informatie

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE C 326/266 Publicatieblad van de Europese Unie 26.10.2012 PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN, OVERWEGENDE dat krachtens de

Nadere informatie

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Inhoudstafel Nationaal Strafwetboek (extracten)... 15 Artikelen 6-14 V.T. Wetboek van Strafvordering (extract)... 17 Wetboek van Strafvordering (extracten)... 23 Artikelen 11 en 873 Gerechtelijk Wetboek

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET 26 (1990) Nr. 15 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2010 Nr. 291 A. TITEL Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie,

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 juli 999 (07.09) (OR. en) 0456/99 LIMITE DROIPEN 5 RESULTAAT BESPREKINGEN van : de Groep Materieel Strafrecht d.d. : 9 juli 999 nr. vorig doc. : 9966/99 DROIPEN 4

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESCHIKKING VAN DE

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 27 mei 2016 (OR. en) 9337/16 NOTA I/A-PUNT van: aan: de Groep e-recht (e-justitie) EJUSTICE 86 JUSTCIV 130 DROIPEN 97 JAIEX 51 het Comité van permanente vertegenwoordigers

Nadere informatie

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1, C 42/8 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 15.2.2002 II (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) Initiatief van het Koninkrijk Belgiº en het

Nadere informatie

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken Jan VAN DROOGBROECK De extern accountant en extern belastingconsulent is overeenkomstig

Nadere informatie

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 8 mei 2015 (OR. en) 8658/15 COPEN 115 EUROJUST 93 EJN 42 NOTA van: d.d.: 14 april 2015 aan: Betreft: Mevrouw Anne Vibe Bengtsen, attaché Juridische Zaken, Permanente

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 JUNI 2006 P.06.0527.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0527.N 1. M. L. J. M., verdachte, met als raadsman mr. Johan Speecke, advocaat bij de balie te Kortrijk, 2. V. N. C. C., verdachte,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.6.2003 COM(2003) 348 definitief 2003/0127 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659

ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659 ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1659 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 10-04-2002 Datum publicatie 18-04-2002 Zaaknummer 03-007006-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

1. Het Coreper heeft het ontwerp-besluit van de Raad op 1 december 2004 besproken aan de hand van document 15281/04 + COR 1.

1. Het Coreper heeft het ontwerp-besluit van de Raad op 1 december 2004 besproken aan de hand van document 15281/04 + COR 1. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, december 004 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 004/038 (CNS) 58//04 REV LIMITE COPEN 44 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 374/04 COPEN 8

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97 NOTA van: het voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig doc.: 10597/00 COPEN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011-2012 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 eil UE RAAD VA DE EUROPESE U IE PUBLIC Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74 OTA van: aan: nr. Comv.: Betreft: het voorzitterschap

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 605 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende machtiging tot opening van onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en

Nadere informatie

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt Brussel, 23 Mei 2001 Bijna zes jaar nadat de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (de BFB-overeenkomst) werd opgesteld, werkt het ontbreken van

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 januari 2008 (20.01) (OR. en) 5039/08 COPEN 3 EUROJUST 3 EJN 3

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 januari 2008 (20.01) (OR. en) 5039/08 COPEN 3 EUROJUST 3 EJN 3 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 7 januari 2008 (20.01) (OR. en) 5039/08 COPEN 3 EUROJUST 3 EJN 3 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Spaanse, de Belgische, de Poolse,

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Ministerie van Justitie j1 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 352 (R 1721) Goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,

Nadere informatie

AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave

AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave Europees Parlement 204-209 AANGENOMEN TEKSTEN Voorlopige uitgave P8_TA-PROV(208)049 Bescherming van de financiële belangen van de EU - Terugvordering van geld en activa van derde landen in fraudegevallen

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2005 COM(2005) 858 definitief. VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de juridische omzetting van het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.5.2017 COM(2017) 218 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22 INFORMATIEVE NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Coreper/de Raad nr.vorig doc.: 11093/04 JUSTCIV 101 Betreft:

Nadere informatie

PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE C 115/266 NL Publicatieblad van de Europese Unie 9.5.2008 PROTOCOL (Nr. 7) BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN, OVERWEGENDE dat krachtens de

Nadere informatie

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000), P5_TA(2002)0430 Europees netwerk voor justitiële opleiding * Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming van het besluit van de

Nadere informatie

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING Gelezen het namens [klager] ingediend verzoekschrift, welke ertoe strekt dat het Hof

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 APRIL 2013 P.12.1919.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1919.F 1. H. M. e.a., Mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. A. F. e.a., Mr. Jacqueline Oosterbosch,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. 21 MEI 1965. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen. HOOFDSTUK II. - Toezicht Afdeling 1. - Algemene bepaling

Nadere informatie

Internationale samenwerking in strafzaken (basisopleiding)

Internationale samenwerking in strafzaken (basisopleiding) Internationale samenwerking in strafzaken (basisopleiding) ref.: INT-044 Doelgroep Tweedejaars gerechtelijke stagiairs (voor wie deze opleiding verplicht is) Magistraten van de parketten van eerste aanleg

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de oprichting van een Europees

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 november 1999 (23.11) (OR. en) 12393/2/99 REV 2 LIMITE EJN 17 CRIMORG 155 COPEN 51

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 november 1999 (23.11) (OR. en) 12393/2/99 REV 2 LIMITE EJN 17 CRIMORG 155 COPEN 51 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 november 1999 (23.11) (OR. en) 12393/2/99 REV 2 LIMITE EJN 17 CRIMORG 155 COPEN 51 NOTA I/A-PUNT van: het Comité van artikel 36 aan: het Comité van Permanente Vertegenwoordigers/de

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 30.7.2013 COM(2013) 555 final 2013/0269 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 13.09.2005 COM(2005) 426 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van Verdrag nr.

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2006R1412 NL 01.07.2013 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 1412/2006 VAN DE RAAD van 25

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2000 Nr. 96

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2000 Nr. 96 20 (2000) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2000 Nr. 96 A. TITEL Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 462 Beschikking van de Minister van Justitie van 31 augustus 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet grensoverschrijdende

Nadere informatie

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES Zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van Hamme van 18 juni 2014. HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED... 2 HOOFDSTUK 2: SANCTIES... 2 AFDELING 1:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 351 Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10 21 (1980) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1981 Nr. 10 A, TITEL Europees Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake liet gezag over

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË EN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND TOT VOORKOMING VAN DUBBELE BELASTING EN TOT REGELING VAN SOMMIGE ANDERE AANGELEGENHEDEN INZAKE BELASTINGEN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 411 Wet van 9 oktober 2008 tot aanpassing van de wet van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te s-gravenhage tot stand

Nadere informatie

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen

Internationale justitiële samenwerking in strafzaken. Gert Vermeulen Internationale justitiële samenwerking in strafzaken Gert Vermeulen Begrip en afbakening Begrip inter-statelijke samenwerking vreemd huwelijk van recht en politiek Afbakening politiële samenwerking douanesamenwerking

Nadere informatie

OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN

OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN DE A. Brief van de Bondsrepubliek Duitsland Mijnheer, Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 40 Wet van 28 januari 2015, houdende implementatie van richtlijn 2011/99/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13

Nadere informatie

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol P5_TA(2002)0269 Toekomstige ontwikkeling van Europol Aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104 19 (1950) No. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1956 No. 104 A. TITEL Verdrag inzake de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven, met Bijlage; Brussel,

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN HET VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN HET VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN HET VERDRAG TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIË EN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN

Nadere informatie

Luxemburg 20 mei 1980

Luxemburg 20 mei 1980 Europese Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen Officiële tekst Europese Verdrag

Nadere informatie

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier.

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Datum gegenereerd: 29-7-2017 7:32:19 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Francais... 4 Nederlands... 5 Documentatie...10 2 Inleiding LET OP. GEBRUIK DEZE

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

Dr Chr.A. van der KLAAUW

Dr Chr.A. van der KLAAUW 12e aanv Basisteksten OPSTELLING door het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie van een Protocol betreffende de rechtspersoonlijkheid van het Benelux-Merkenbureau en van het Benelux-Bureau

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 297 66 (2003) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 297 A. TITEL Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika; Washington

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1971 Nr. 163

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1971 Nr. 163 28 (1971) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1971 Nr. 163 A. TITEL Protocol inzake het Statuut van de handelsvertegenwoordiging van de Unie van Socialistische Sowjet-Republieken

Nadere informatie

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125 Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (E) XT 21106/18 BXT 125 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE RAAD betreffende

Nadere informatie

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A

14956/15 ADD 1 mou/gra/mt 1 DG D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 26 februari 2016 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0119 (COD) 14956/15 ADD 1 JUSTCIV 286 FREMP 291 CODEC 1654 ONTWERP-MOTIVERING VAN DE RAAD Betreft: Standpunt

Nadere informatie

AF/CE/CH/FRAUDE/nl 1

AF/CE/CH/FRAUDE/nl 1 SLOTAKTE AF/CE/CH/FRAUDE/nl 1 De gevolmachtigden van HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK TSJECHIË, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE HELLEENSE REPUBLIEK,

Nadere informatie

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREKOMST TUSS HET KONINKRIJK BELGIE DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO TOT HET VERMIJD VAN DUBBELE BELASTING TOT HET VOORKOM VAN HET ONTDUIK HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 JUNI 2015 P.15.0599.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0599.N 1. M M P V D V, beklaagde, 2. D H N H, beklaagde, aangehouden om andere redenen, eisers, beiden met als raadsman mr. Thierry

Nadere informatie

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C Raad van de Europese Unie Brussel, 16 maart 2017 (OR. en) 7079/17 ENFOPOL 116 JAI 225 NOTA van: aan: het voorzitterschap de delegaties nr. vorig doc.: 7078/17 Betreft: Ontwerpuitvoeringsbesluit (EU) 2017/

Nadere informatie

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999) Protocol van 3 juni 1999 Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999) Met toepassing van de artikelen 6 en 19, 2 van het Verdrag

Nadere informatie

5135/02 CS/mm DG H NL

5135/02 CS/mm DG H NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 29 januari 2002 (OR. es) 5135/02 ENFOPOL 5 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van het Koninkrijk Spanje betreffende de oprichting van een

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister

7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister 7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister 7.1 Aleerneen - Dit hoofdstuk handelt met name over signaleringen die verband houden met de toepassing van de Vreemdelingenwet. Andere signaleringen

Nadere informatie