Vraag en aanbod van huishoudelijke diensten in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Vraag en aanbod van huishoudelijke diensten in Nederland"

Transcriptie

1 AMSTERDAM INSTITUTE FOR ADVANCED LABOUR STUDIES UNIVERSITY OF AMSTERDAM ROETERSSTRAAT 11, 1018 WB AMSTERDAM Vraag en aanbod van huishoudelijke diensten in Nederland RR00_04 Juni 2000 Dr Kea G. Tijdens AIAS research report nr 4.

2 AIAS AMSTERDAM INSTITUTE FOR ADVANCED LABOUR STUDIES UNIVERSITY OF AMSTERDAM ROETERSSTRAAT WB AMSTERDAM AIAS, 2000 Original English version: European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions, Dublin [2000] Nederlandse versie: Kea Tijdens [2000] 2

3 Inhoudsopgave SAMENVATTING... I Inleiding... I De nationale studie, een overzicht... I Het aanbod van huishoudelijke diensten in twee steden... II De werknemer in de huishoudelijke hulp en de kinderopvang... III Conclusies en politieke implicaties... III 1 INLEIDING Het onderzoeksproject Het begrip huishoudelijke diensten gedefinieerd Kenmerken van huishoudelijke diensten Methoden van onderzoek De onderzochte huishoudelijke diensten DE NATIONALE STUDIE, EEN OVERZICHT Inleiding Historische ontwikkelingen en de vraag naar huishoudelijke diensten Huishoudens in Nederland De vraag naar kinderopvang De vraag naar zorg voor ouderen De vraag naar huishoudelijke hulp De vraag naar het onderhoud van particuliere tuinen Werkgelegenheid in de huishoudelijke diensten De Nederlandse arbeidsmarkt in een notendop De werkgelegenheid in de kinderopvang De werkgelegenheid in de bejaardenzorg De werkgelegenheid in huishoudelijk werk De werkgelegenheid in het onderhoud van particuliere tuinen Informeel en zwart werk Relevante politieke ontwikkelingen Melkert-banen Melkert-banen in de thuiszorg en de kinderopvang De Witte werkster DE OORZAKEN EN GEVOLGEN VAN DE GROEI VAN HUISHOUDELIJKE DIENSTEN De twee onderzochte steden Purmerend Zaanstad Bedrijvigheid en werkgelegenheid Het aanbod van huishoudelijke diensten in twee steden Het aanbod van kinderopvang Het aanbod van de zorg voor ouderen Het aanbod van schoonmaakdiensten Het aanbod van het onderhoud van particuliere tuinen Belemmeringen en mogelijkheden Het aanbod van informele arbeid voor de vier diensten in Purmerend en Zaanstad De vraag naar personeel in de kinderopvang De vraag naar personeel in de zorg voor ouderen... 35

4 3.3.4 De vraag naar personeel voor huishoudelijk werk De vraag naar personeel voor het onderhoud van particuliere tuinen Lokale werkgelegenheidsinitiatieven Belemmeringen Conclusies en implicaties Conclusies Waarom ontstaan er nauwelijks nieuwe bedrijven? De implicaties van de onvervulde vraag naar huishoudelijke hulp en opvang van kinderen 38 4 HET NIVEAU VAN DE WERKNEMER: HUISHOUDELIJKE HULP EN KINDEROPVANG Werken als huishoudelijke hulp Vraag- en aanbodverhoudingen voor huishoudelijke hulpen De persoonskenmerken van huishoudelijke hulpen De kwalificaties van huishoudelijke hulpen De werktijden van huishoudelijke hulpen De arbeidsomstandigheden van huishoudelijke hulpen Waarom werken als huishoudelijke hulp De beloning van huishoudelijke hulpen Gezins- en gemeenschapsactiviteiten Werken in de kinderopvang Vraag- en aanbodverhoudingen in de kinderopvang Persoonskenmerken van degenen die in de kinderopvang werken De kwalificaties van werknemers in de kinderopvang De werktijden in de kinderopvang De arbeidsverhoudingen in de kinderopvang De arbeidsomstandigheden van werknemers in de kinderopvang De lonen van werknemers in de kinderopvang Waarom werken in de kinderopvang Gezins- en gemeenschapsactiviteiten CONCLUSIES EN POLITIEKE IMPLICATIES De werkgelegenheidscreatie De arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden Gezins- en gemeenschapsactiviteiten Instrumenten om belemmeringen weg te nemen Nieuwe werkgelegenheid in de huishoudelijke diensten? LITERATUUR TABELLEN II

5 VOORWOORD Voor u ligt het verslag van een onderzoek dat verricht is in opdracht van de European Foundation for the Improvement of Working and Living Conditions (Europese Stichting voor de verbetering van arbeids- en levensomstandigheden) in Dublin, Ierland (Project No 0202/1). Dit onderzoeksproject beoogde (1) de werkgelegenheidscreatie door de omzetting van onbetaalde huishoudelijke arbeid in betaalde arbeid te analyseren en (2) de consequenties van de werkgelegenheidscreatie te onderzoeken in termen van arbeidsvoorwaarden, arbeidsuren en betrokkenheid bij gezins- en gemeenschapsactiviteiten van degenen die in deze nieuwe banen werken. Het onderzoek is uitgevoerd in acht landen van de Europese Unie, te weten Finland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Portugal, Italië, Oostenrijk en Nederland. Voorafgaand aan het project is een overzichtsstudie verschenen (Yeandle, Gore and Herrington, 1999). De rapporten van de acht landenstudies zijn verschenen in de landstaal en in de Engelse taal. De Engelstalige rapporten zijn te verkrijgen bij de Europese Stichting ( Een afsluitend rapport met samenvattingen van de resultaten van de acht studies valt begin 2001 te verwachten. De Nederlandse landenstudie werd op 3 augustus 1999 afgerond en is verschenen onder de titel Employment, Family and Community Activities: A new Balance for Women and Men in the Netherlands. In mei 2000 zijn de publicatierechten van het Nederlandstalige rapport door de Europese Stichting overgedragen aan AIAS. Voor het Nederlandse onderzoek is gebruik gemaakt van diverse onderzoeksmethoden. Het is deels gebaseerd op eerder uitgevoerd onderzoek en deels is de informatie ontleend aan interviews die gehouden zijn in Purmerend en Zaanstad. Veel gebruik is gemaakt van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waar gedetailleerde informatie over de werkgelegenheid beschikbaar was. Via het NIWI, een instituut dat survey-data verzameld, zijn data-sets verkregen van een nationale survey en van een survey die in een van de twee steden is gehouden. Tenslotte is materiaal verzameld via Internet. Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door de inzet van Türkan Cüvenç, student-assistent, en van drs. Froukje Mebius, die de financiële en secretariële werkzaamheden op zich genomen heeft. Maarten van Klaveren en alle andere informanten worden bedankt voor hun inzet mij te informeren over het wel en wee van de twee onderzochte steden. Kea Tijdens, AIAS Amsterdam, 3 augustus 1999

6

7 SAMENVATTING INLEIDING In dit project is de werkgelegenheidscreatie in huishoudelijke diensten onderzocht die ontstaat als gevolg van de uitbesteding door huishoudens. Het gaat om vier diensten: opvang van kinderen, zorg voor ouderen, huishoudelijk werk en tuinonderhoud. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse onderzoeksmethoden, waaronder analyses van eerder uitgevoerd onderzoek, interviews, materiaalverzameling via Internet en van CBS-gegevens, en secundaire analyse op datasets. DE NATIONALE STUDIE, EEN OVERZICHT In toenemende mate willen moeders met jonge kinderen blijven werken. Langdurig, betaald ouderschapsverlof komt echter vrijwel niet voor en daarom stijgt de vraag naar kinderopvang gestaag. Ondanks sterke groei in het aantal voorzieningen vindt de meeste opvang nog altijd plaats in het informele circuit. De werkgelegenheid in de kindercentra is de afgelopen jaren bijna verdubbeld, van tot personen en ze zal verder groeien tot Weliswaar stijgt het aandeel 65-plussers in de bevolking, de vraag naar ouderenzorg blijft redelijk stabiel. Een groeiend deel van de ouderen woont zelfstandig en is gezond. Daar waar nodig wordt ondersteuning gegeven door Thuiszorg en verzorgingstehuizen. Er zijn weinig aanwijzingen voor het ontstaan van nieuwe commerciële dienstverlening op dit terrein. De werkgelegenheid in de verzorgingstehuizen blijft stabiel op ruim personen. Omgerekend naar voltijdse arbeidsplaatsen heeft een lichte daling plaatsgevonden. De werkgelegenheid in de Thuiszorg bestaat uit ruim personen. Omgerekend naar arbeidsjaren vond ook hier een lichte daling plaats. In 1995 heeft 8% van de huishoudens een huishoudelijke hulp, waarvan driekwart minder dan 5 uur per week. De vraag naar huishoudelijke hulp is groot, vooral onder huishoudens van tweeverdieners. Deze onvervulde vraag lokt nauwelijks een extra aanbod van huishoudelijke hulpen uit, noch leidt het tot hogere prijzen. Dit kan drie gevolgen hebben. Huishoudens offeren vrije tijd op, ze verlagen hun normen of ze vertonen tijdsbesparend aanpassingsgedrag. De werkgelegenheid van huishoudelijke hulpen speelt zich grotendeels af in het informele circuit en nauwelijks bij de schoonmaakbedrijven. Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar. De schattingen lopen uiteen van tot meer dan een half miljoen huishoudelijke hulpen. De vraag van huishoudens naar tuinonderhoud is onbekend, maar vermoedelijk gering. Ook hier geldt dat huishoudens tijdsbesparend gedrag gaan vertonen: bewoners in nieuwe wijken leggen tuinen aan die weinig onderhoud vergen. I

8 Tuinonderhoud wordt deels uitbesteed aan hoveniersbedrijven en vindt deels in het informele circuit plaats. De werkgelegenheid bij de hoveniersbedrijven bedraagt ongeveer personen. Slechts een gering deel van de omzet van deze branche komt voor rekening van particuliere huishoudens. Het werkgelegenheidsbeleid van de overheid heeft zich vanaf de economische recessie in 1994 gericht op bestrijding van langdurige werkloosheid en van werkloosheid onder jongeren. Aangezien de werkloosheid vooral onder laagopgeleiden hoog was, is besloten tot lastenverlichting om eenvoudige arbeid goedkoper te maken. Vooral in de collectieve sector werden banen gecreëerd, waaronder in de ouderenzorg (ongeveer arbeidsplaatsen vervuld), de thuiszorg (1.000) en de kinderopvang (1.700). Met de huidige, dalende werkloosheid blijkt het steeds moeilijker om kandidaten voor deze banen te vinden. Voor huishoudelijke hulpen is een regeling ontwikkeld om het werk te witten via subsidie. Dit is tot nu toe geen succes: ten tijde van het onderzoek zijn slechts 250 arbeidsplaatsen bezet. HET AANBOD VAN HUISHOUDELIJKE DIENSTEN IN TWEE STEDEN Slechts bij een van de vier onderzochte diensten ontstaat nieuwe bedrijvigheid. Alleen in de opvang van kinderen is een uitbreiding van het aantal bedrijven geconstateerd, zowel op nationaal niveau als in de twee onderzochte steden. Er zijn nieuwe kinderdagverblijven ontstaan, evenals buitenschoolse opvang en centrales voor de bemiddeling van gastouders. De grote onvervulde vraag naar kinderopvang impliceert dat vrouwen gaan zoeken op de informele markt van kinderopvang of, indien ze geen kinderopvang kunnen realiseren, besluiten om te stoppen met werken of om hun arbeidstijd fors te reduceren. In de ouderenzorg en het tuinonderhoud zijn in de afgelopen jaren geen nieuwe bedrijven ontstaan. Dat komt vermoedelijk vooral door de nauwelijks gestegen vraag naar deze diensten. En als deze vraag al gestegen zou zijn, dan blijken de reguliere bedrijven en instellingen zeer goed in staat om op deze vraag in te spelen. In de twee onderzochte steden, Zaanstad en Purmerend, is een grote, onvervulde vraag naar huishoudelijke diensten, zo bleek uit een analyse van de personeelsadvertenties in lokale dagbladen. Ook landelijke onderzoeken wezen al op een onvervulde vraag. Opvallend is dat dit in de twee onderzochte steden geen nieuwe bedrijvigheid genereert. De belangrijkste reden is dat de schoonmaakmarkt voor particulieren vrijwel geheel via het informele circuit wordt bediend. De prijzen op deze markt zijn te laag voor reguliere schoonmaakbedrijven. Bovendien is er geen potentieel arbeidsaanbod als gevolg van de lage werkloosheidscijfers. II

9 DE WERKNEMER IN DE HUISHOUDELIJKE HULP EN DE KINDEROPVANG Schoonmaken is bij uitstek een beroep waarin vrouwen met kinderen werken omdat de arbeidstijden gunstig zijn. Er wordt zeer veel in deeltijd gewerkt en over de arbeidstijden kan worden overlegd. Huishoudelijke hulpen werken meestal voor enkele uren per week. Er wordt een mondelinge overeenkomst gesloten met de opdrachtgeefster. Er is geen arbeidscontract en er worden geen premies betaald. Schoonmaken wordt als een ongeschoold beroep beschouwd. Huishoudelijke hulpen ontlenen hun kennis en vaardigheden aan hun eigen huishoudelijke arbeid. Ze zijn gemiddeld laag geschoold. Pogingen tot certificering zijn steeds mislukt. De vraag naar kinderleidsters wordt grotendeels vervuld door schoolverlaters en deels door volwassen vrouwen die een bijscholing volgden. Met de recente uitbreiding van de kindercentra zijn er tijdelijke tekorten op de arbeidsmarkt. In het informele circuit is een grote vraag naar gastouders en oppassen aan huis. Net als de schoonmaak is de kinderopvang bij uitstek een vrouwenzaak. In de kindercentra werken veelal jongere vrouwen, die zelf nog geen moeder zijn. Zij hebben een opleiding gevolgd en het beroep gekozen omdat ze graag met kinderen werken. Gastouders en oppassen aan huis zijn vaak wat oudere vrouwen, die zelf kinderen hebben of al uit de kinderen zijn. De opleidingen tot kinderleidster zijn streng gereguleerd. In het informele circuit daarentegen is een diploma niet van belang, wel een schoon en hygiënisch huis. In de kinderdagverblijven werken veel kinderleidsters voltijds, terwijl de gastouders en oppassen aan huis gemiddeld 8 uur per week werken. De kindercentra worden gekenmerkt door gereguleerde arbeidsverhoudingen, terwijl de gastouders en oppassen vaak geen arbeidscontract hebben. De lonen in de kinderdagverblijven zijn redelijk. De gastouders en oppassen ontvangen vergoedingen die sterk variëren, maar wel lager zijn dan in de kinderdagverblijven. CONCLUSIES EN POLITIEKE IMPLICATIES In het Nederlandse onderzoek werd de algemene trend van stijgende werkgelegenheid in de huishoudelijke diensten niet overweldigend bevestigd. De werkgelegenheid in de kinderopvang stijgt in het formele en in het informele circuit. Ook stijgt de werkgelegenheid onder huishoudelijke hulpen. In de ouderenzorg vindt nauwelijks werkgelegenheidscreatie plaats, vermoedelijk omdat de vraag naar deze zorg vrij stabiel is. Bij de hoveniersbedrijven is evenmin sprake van werkgelegenheidscreatie, vermoedelijk omdat de werkgelegenheidsdynamiek in deze sector van andere factoren afhangt dan de minimale vraag van particuliere huishoudens naar tuinonderhoud. In een situatie met een krappe arbeidsmarkt, zoals nu het geval is in Nederland, lijkt het niet erg noodzakelijk om maatregelen te nemen ter verbetering van de arbeidssituatie van degenen die in de huishoudelijke diensten werken, noch om de werkgelegenheidscreatie in deze diensten te stimuleren. III

10 In de twee groeiende sectoren zijn de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van de werkenden onderzocht. De arbeidsplaatsen in de kinderopvang voldoen aan de normen van reguliere arbeid. Er geldt een Cao, de arbeidstijden zijn gereguleerd, er is een opleidingenstelsel ontwikkeld, er is certificering, de beloning is redelijk. De sector is aantrekkelijk voor meisjes die van school komen en graag met kinderen willen werken. De situatie is anders in het informele circuit van gastouders en oppassen aan huis. Daar geldt geen Cao en volstaat een mondelinge afspraak. Het werk wordt veelal uitgevoerd door oudere (huis)vrouwen, waarbij soms sprake is van een familierelatie. Soms is er geen vergoeding of alleen in natura. Voor huishoudelijke hulpen geldt evenmin een Cao en volstaat een mondelinge overeenkomst. Huishoudelijke hulpen kunnen gemakkelijk hun werktijden zelf bepalen. Het werk wordt veelal uitgevoerd door huisvrouwen met jonge of al wat oudere kinderen, vanwege de extra inkomsten. Het werk gaat vaak slechts om enkele uren per week. Voor deze groep staat de combineerbaarheid van het werk met de gezinstaken voorop. IV

11 1 INLEIDING 1.1 HET ONDERZOEKSPROJECT Dit rapport vormt het Nederlandse deel van het onderzoeksproject Employment Family and Community Activities: A New Balance for Women and Men. Het onderzoeksproject is uitgevoerd in opdracht van de Europese Stichting voor de verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden in Dublin, Ierland en vindt plaats in het kader van haar vierjaren-programma , in het bijzonder het onderdeel inzake de gelijke kansen voor vrouwen en mannen. 1 Het project bestrijkt acht landen in de Europese Unie. Een afsluitend rapport met samenvattingen van de resultaten van de acht studies valt begin 2001 te verwachten. 2 In elk land is de volgende vraagstelling onderzocht: Wat is de aard en de omvang van de werkgelegenheid in huishoudelijke diensten voor zover deze activiteiten voorheen onbetaald in het huishouden werden verricht? Wat zijn de kenmerken en de arbeidsomstandigheden van degenen die in deze huishoudelijke diensten werkzaam zijn? Wat is de betekenis van de werkgelegenheid in de huishoudelijke diensten op de verdeling van gezins- en gemeenschapsactiviteiten, speciaal vanuit het perspectief van gelijke kansen voor vrouwen en mannen? Welke maatregelen kunnen worden genomen in de arbeidsorganisaties en door de politiek om de combineerbaarheid van deze werkgelegenheid met gezins- en gemeenschapsactiviteiten te bevorderen? In Europa heerst bezorgdheid over de kwaliteit van de arbeid en de arbeidsvoorwaarden van degenen die in de huishoudelijke diensten werken 3. Het gaat dan vooral om het gebrek aan beroepsstatus, aan loopbaanontwikkeling en aan werkzekerheid. Grijs en zwart werk komt veel voor, vooral in de schoonmaaksector en misschien ook onder allochtone werknemers. Alom wordt gezien dat er economische motieven aan participatie in de informele economie ten grondslag liggen. Hoewel verondersteld wordt dat arbeid in de informele economie de mogelijkheid biedt om hogere uurlonen te realiseren doordat inkomstenbelasting en bijdragen aan de sociale zekerheid worden vermeden, lijkt het juist vaak te gaan om arbeid met lage uurlonen. De Europese Commissie heeft een discussie op gang gebracht teneinde zwart werk te bestrijden, omdat de lidstaten daardoor aanmerkelijke belasting- en premie-inkomsten mislopen 4. Volgens de Europese Commissie dienen de oorzaken en de omvang van het probleem te worden vastgesteld en moet de bestrijding van zwart werk worden beschouwd als een onderdeel van de Project N o 0202/1, onder begeleiding van research managers Robert Anderson en Pio Carotenuto van de European Foundation. Zie European Synthesis Report, Employment Family and Community Activities: a new balance for women and men, A. Cancedda, te verschijnen. Zie European Foundation: Employment, family and community activities: a new balance for women and men - national report. Project outline. Dublin, Mededeling van de commissie betreffende zwartwerk, Com998) 219 def., Luxemburg,

12 totale werkgelegenheidsstrategie. In dit rapport wordt ook aandacht besteed aan grijze en zwarte arbeid. In de huishoudelijke diensten komen deze vormen van arbeid regelmatig voor. 1.2 HET BEGRIP HUISHOUDELIJKE DIENSTEN GEDEFINIEERD Het Engelse woord household services is hier in het Nederlands vertaald met het begrip huishoudelijke diensten, bij gebrek aan een meer adequaat woord. In het Engels heeft het begrip een meer vaststaande, duidelijker betekenis. In het Nederlands refereert het begrip niet aan een specifiek empirisch fenomeen, vermoedelijk omdat de household services zich in de Nederlandse economie minder hebben ontwikkeld dan in de Angelsaksische landen. De betekenis van het begrip huishoudelijke diensten is in het Nederlands enigszins onduidelijk. In de opdracht voor dit onderzoek is het begrip gerelateerd aan betaalde diensten die voorheen onbetaald in het gezin werden verricht. Aanvankelijk werden daar vier terreinen onder begrepen: (1) de zorg voor kinderen, (2) de zorg voor ouderen, (3) voedsel- en maaltijdbereiding, -productie en bezorging en (4) schoonmaken van het huis (Yeandle, Gore and Herrington, 1999). Als het gaat om de werkgelegenheidscreatie, bleek punt (3) moeilijk te onderzoeken. In de loop van het project is daarom een ander terrein genoemd, namelijk het onderhoud van particuliere tuinen. De Europese Stichting heeft op deze manier vier terreinen van de huishoudelijke diensten geïdentificeerd waarop de onderzoeksprojecten in de acht landen zich toespitsen. In het schema staan deze vier diensten. Het schema bevat verder, voor zover we kunnen overzien voor Nederland, de groepen consumenten die de vraag naar deze diensten genereren en de bedrijven, instellingen of personen die het aanbod ervan verzorgen. In de rest van dit onderzoeksrapport staan de vier diensten en de bijbehorende vragers en aanbieders centraal. De productie van kanten-klare maaltijden en het woningonderhoud, waaronder loodgieters, elektriciens, verwarmingsmonteurs en dergelijke, zijn buiten het onderzoek gehouden. Schema 1 Afbakening van huishoudelijke diensten en vraag naar en aanbod van deze diensten. Huishoudelijke dienst Vraag naar diensten van... Aanbod van diensten door... Kinderopvang ouders naar voorzieningen voor de opvang van hun kinderen kinderopvanginstellingen gastouders, oppas aan huis, au pair Zorg voor ouderen ouderen of hun familie naar voorzieningen als huishoudelijk werk of verstrekking van maaltijden verzorgingstehuizen thuiszorg Huishoudelijk werk Het onderhoud van particuliere tuinen ouderen, alleenverdieners of tweeverdieners naar het geheel of gedeeltelijk verrichten van hun huishoudelijk werk door derden volwassenen naar het geheel of gedeeltelijk uitbesteden van het onderhoud van hun tuin huishoudelijke hulpen thuiszorg hoveniersbedrijven tuinmannen 2

13 1.2.1 KENMERKEN VAN HUISHOUDELIJKE DIENSTEN Het begrip huishoudelijke diensten is nogal diffuus en daarom wordt hier een poging gedaan het wat duidelijker te omschrijven. Huishoudelijke diensten omvatten verlening van diensten in de marktsector; het gaat daarbij om diensten die voorheen onbetaald in het huishouden werden verricht. Daarbij behoeft het woord voorheen enige specificatie. Immers, een tot twee eeuwen geleden was de huishoudelijke productie aanmerkelijk groter dan de productie voor de markt (Hagenaars en Wunderik-van Veen, 1990). Echter, het is niet gemakkelijk om nieuwe diensten aan te wijzen die voorheen door huishoudens werden verricht, omdat vrijwel alle huishoudelijke diensten die we nu kunnen identificeren aan het begin van deze eeuw ook al in een of andere vorm werden aangeboden in de marktsector. Vaak wordt het begrip huishoudelijke diensten geassocieerd met bedrijven in de particuliere sector, maar in dit onderzoeksproject worden ook diensten in de publieke sector en de derde sector er toe gerekend. Het woord derde sector behoeft enige toelichting. Het begrip wordt veel in Duitsland gebruikt en verwijst naar initiatieven van consumenten, die hun eigen huishoudelijke diensten creëren, al dan niet met behulp van lokale werkgelegenheidsinitiatieven. Het betreft dan bijvoorbeeld kinderdagverblijven die geleid worden door ouders, en waar het meeste werk eveneens door de ouders wordt verricht, mogelijk aangevuld met een aantal betaalde arbeidskrachten, die een al dan niet gesubsidieerde arbeidsplaats bezetten. Hierdoor kunnen de prijzen van de betreffende goederen of diensten lager zijn dan in de particuliere markt. In Nederland zijn we enkele voorbeelden tegen gekomen van een dergelijke bedrijvigheid in de derde sector (zie hiervoor hoofdstuk 2). In dit Nederlandse onderzoek bleek nog een extra argument om de huishoudelijke diensten niet te beperken tot de particuliere sector. In Nederland blijkt het moeilijk het criterium van gesubsidieerde versus commerciële werkgelegenheid te handhaven, omdat het onderscheid niet altijd duidelijk is. Zo zijn er bijvoorbeeld in commerciële kinderdagverblijven gesubsidieerde kindplaatsen. De instellingen voor Thuiszorg, van oudsher gesubsidieerd en door de overheid gereguleerd, ontplooien commerciële activiteiten. Daarbij is de drijfveer lang niet altijd om in de groeiende vraag naar huishoudelijke diensten te voorzien, maar ook om arbeid buiten de geldende Cao-afspraken te belonen. Bij het begin van dit onderzoek was er in de media herhaaldelijk aandacht voor de zogenaamde gemaksdiensten. Er blijkt een opkomende markt van particuliere bedrijven te zijn, zoals Superserver, een Amsterdams tweemansbedrijfje dat voor kantoorwerknemers naar de stomerij gaat. 5 De kleding wordt op kantoor opgehaald en twee dagen later weer bezorgd. Het bedrijfje heeft geconstateerd dat nog geen vijf van de negentig stomerijen in Amsterdam na zes uur open zijn. Overigens zien ook de grote stomerijen hier een nieuwe markt. Zo is op een van de Amsterdamse stations een dependance van een grote landelijke stomerij geopend. Weliswaar verschijnen er ettelijke berichten van dergelijke nieuwe bedrijfjes in de kranten, vermoedelijk is hun betekenis in termen van nieuwe werkgelegenheid zeer gering. Bovendien spelen grote bedrijven ook in op nieuwe wensen van klanten, zoals hierboven blijkt en verderop in dit 5 Aantal tweeverdieners stijgt spectaculair, Volkskrant,

14 rapport ook aan de orde zal komen. Het zijn vooral de kleinere bedrijven die niet aan de nieuwe wensen van klanten kunnen voldoen, een ontwikkeling die zich ook heeft voorgedaan bij de verlenging van de openingstijden van winkels. Hoewel deze gemaksdiensten tot de huishoudelijke diensten kunnen worden gerekend, zijn ze in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat de werkgelegenheidscreatie vooralsnog zeer gering is, omdat we de bedrijven niet tegenkwamen in de twee onderzochte steden Purmerend en Zaanstad, en omdat verwacht kan worden dat de bestaande, grote bedrijven zeker ook op deze nieuwe markt zullen gaan opereren. Dit laatste verschijnsel komt een aantal keren aan de orde in dit rapport. 1.3 METHODEN VAN ONDERZOEK Om de werkgelegenheid in de huishoudelijke diensten kaart te brengen kunnen in Nederland twee verschillende ingangen worden gebruikt, namelijk via beroepen en via bedrijfssectoren. Voor het eerste gebruikt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de beroepenclassificatie. Er is slechts een manier om de werkgelegenheid naar beroepsgroep te registreren en dat is door aan mensen zelf te vragen welk beroep zij uitoefenen. Het CBS doet dat onder meer in de Enquête Beroepsbevolking. Voor het tweede gebruikt het CBS de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Er zijn twee manieren om de werkgelegenheid naar bedrijfssector te registreren, namelijk door mensen te ondervragen in welke bedrijfssector zij werkzaam zijn en door bedrijven te ondervragen. Bij dit laatste kan gebruik worden gemaakt van diverse bedrijfsregisters, waaronder die van de Kamers van Koophandel. Het CBS heeft ten behoeve van haar onderzoek onder bedrijven een eigen bedrijfsregister, waaronder ook overheids-, onderwijs-, gezondheidsen welzijnsinstellingen. In diverse onderzoeken van het CBS, waaronder de Enquête werkgelegenheid en lonen en de Productiestatistieken voor diverse bedrijfssectoren, worden bedrijven en instellingen ondervraagd, onder meer naar de omzet, de winst, de omvang van de werkgelegenheid, de arbeidsuren, de lonen en dergelijke, maar bijna niet naar de beroepen die de werknemers in het betreffende bedrijf uitoefenen. 1.4 DE ONDERZOCHTE HUISHOUDELIJKE DIENSTEN Voor deze studie is geen gebruik gemaakt van de registratie naar beroep, ook al worden de nieuwe huishoudelijke diensten vaak in beroepen uitgedrukt, zoals huishoudelijke hulpen, werksters, kinderoppas, en dergelijke. In deze studie is vooral gebruik gemaakt van de nationale en regionale statistieken over bedrijfssectoren 6. Zij zijn weergegeven in schema 2. 6 Zie Standaardbedrijfsindeling 1993, Voorburg/Heerlen, Centraal Bureau voor de Statistiek 4

15 Schema 2 Afbakening van huishoudelijke diensten, van de vraag naar deze diensten en het aanbod ervan (SBI betekent Standaard Bedrijfsindeling). Kinderopvang, SBI code , waaronder vallen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, overblijfcentra en buitenschoolse opvang; medische kinderdagverblijven vallen niet onder deze groep De zorg voor ouderen, SBI code , waaronder vallen bejaardenoorden, bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen en woonvoorzieningen voor bejaarden met volledige verzorging; voorzieningen voor psychisch gestoorde bejaarden vallen niet onder deze groep, SBI code , waaronder vallen thuiszorg, gezinshulp, bureaus voor gezinsverzorging en gezinsverzorgingsinstellingen Huishoudelijk werk, SBI code , waaronder vallen de reinigen van gebouwen, schoonmaken van gebouwen, e.d. SBI code , waaronder vallen de wasserijen en linnenverhuur (reinigen van kleding) SBI code 9500, waaronder vallen de particuliere huishoudens met personeel in loondienst Tuinonderhoud SBI code , waaronder vallen hoveniersbedrijven en dergelijke SBI code , waaronder vallen de tuincentra De bovengenoemde bedrijfssectoren zijn niet helemaal synoniem met het begrip huishoudelijke diensten. In de definitie van deze diensten is begrepen dat ze aan particulieren leveren. Een aantal van onderstaande bedrijfssectoren rekenen echter zowel particuliere huishoudens als bedrijven tot hun klantengroep. We komen hierop terug bij de bespreking van de betreffende sectoren. Een ander belangrijk kenmerk van deze diensten is dat ze zich onderscheiden van de traditionele, geïnstitutionaliseerde voorzieningen. Echter, een aantal van in het schema genoemde bedrijfssectoren omvatten zowel de geïnstitutionaliseerde voorzieningen als de private initiatieven. Ook hier komen we op terug. 5

16 2 DE NATIONALE STUDIE, EEN OVERZICHT In dit hoofdstuk wordt de vraag naar huishoudelijke diensten geanalyseerd; daarvoor wordt een historische ontwikkeling geschetst van het aantal huishoudens en van de mate waarin de zorg voor kinderen, de zorg voor ouderen, het huishoudelijk werk en het onderhoud van particuliere tuinen binnen of buiten het huishouden wordt verricht. Vervolgens wordt de werkgelegenheid in de vier sectoren geschetst. Tenslotte gaan we in op belangrijke politieke ontwikkelingen voor zover deze de werkgelegenheidsontwikkeling in de vier sectoren beïnvloeden. De belangrijkste politieke ontwikkelingen aangaande de vier terreinen van huishoudelijke diensten zijn bij de betreffende paragrafen al aan de orde geweest. Daarom beperken we ons hier tot het werkgelegenheidsbeleid. We gaan daarbij in op de Melkert-banen en in het bijzonder op de Melkert-banen in de kinderopvang en het huishoudelijk werk. 2.1 INLEIDING De relatie tussen huishoudelijke productie en productie in de marktsector is in de loop van deze eeuw sterk veranderd onder invloed van twee tegenstrijdige ontwikkelingen (Hagenaars en Wunderik-van Veen 1990). Enerzijds zijn kapitaalgoederen voor huishoudelijke productie, zoals wasmachines, stofzuigers, gasfornuizen, wasdrogers en magnetrons, op grote schaal ter beschikking gekomen van huishoudens. Dit wordt de kapitaalintensivering of mechanisering van de huishoudelijke productie genoemd. Daardoor kunnen huishoudens efficiënter een zelfde huishoudelijke productie realiseren. Gershuny (1977) heeft dit getypeerd als de ontwikkeling naar een self-service economy. Anderzijds zijn juist veel activiteiten uit de huishoudelijke sector afgestoten naar de marktsector, met name de bereiding van voedsel en de productie van huisraad, kleding en schoeisel. Deze externalisering of uitbesteding van huishoudelijke arbeid is mogelijk geworden door schaalvergroting en mechanisering in de productieve sector, waardoor voeding, kleding en schoeisel goedkoper in de marktsector kunnen worden geproduceerd. In deze eeuw beschikken steeds minder huishoudens als gevolg van de verstedelijking over voldoende ruimte voor een werkplaats, groentetuin, appelhof, graanveld of weiland. De betekenis van zowel mechanisering als externalisering is dat huishoudens minder arbeidstijd hoeven te besteden voor een zelfde huishoudelijke productie, maar dat zij meer inkomen nodig hebben om diezelfde huishoudelijke productie te realiseren. Ten tijde van economische recessies zullen huishoudens door afnemende bestedingsmogelijkheden meer huishoudelijke productie leveren dan in tijden van hoogconjunctuur. De mate waarin huishoudens goederen of diensten kopen wordt beïnvloed door de mate waarin zij een vermindering van hun huishoudelijke arbeidstijd nastreven en het deel van hun inkomen dat ze hieraan willen besteden. Deze transformatie van onbetaalde naar betaalde arbeid houdt verband met een langdurige proces van werkgelegenheidscreatie. Ook in Nederland is dit proces van transformatie te zien. In de afgelopen decennia is de huishoudelijke arbeidstijd substantieel gereduceerd. Daardoor hebben vrouwen de tijd gekregen om betaalde arbeid verrichten. Dat heeft er weer toe geleid dat het inkomen per huishouden is toegenomen, waardoor verdere mechanisering van de huishouding mogelijk werd. In de jaren vijftig waren in Nederland bijna alle gehuwde vrouwen huisvrouw (Pott-Buter en Tijdens, 1998, H.7). Zij besteedden gemiddeld 6

17 wel 70 uren per week aan huishoudelijke arbeid, zorg voor kinderen en andere huishoudelijke taken, terwijl hun echtgenoten een 48-urige werkweek buitenshuis hadden. Nu heeft 47% van alle vrouwen in de leeftijd van 15 tot 64 jaar betaalde arbeid voor tenminste 12 uren per week. Wat betreft de betaalde arbeid is deeltijdarbeid van vrouwen veruit de belangrijkste strategie van huishoudens om deze taken te combineren (Tijdens, Van der Lippe en De Ruijter, 2000). Wat betreft de huishoudelijke arbeid is tijdsbesparing en uitbesteding een aanmerkelijk belangrijker strategie dan herverdeling van huishoudelijke taken tussen partners. Ook al is door de Emancipatieraad, door de vrouwenbeweging, door vakbonden en door de overheid het belang van herverdeling keer op keer benadrukt, in de praktijk is de herverdeling zeer gering en als ze plaats vindt, heeft ze vooral betrekking op de zorg voor kinderen. Herverdeling van de overige huishoudelijke taken vindt nauwelijks plaats. Tijdsbesparing en uitbesteding komen hier veel vaker voor. Het historisch overzicht is vooral belangrijk omdat er twee concepten worden aangereikt voor een analyse van mogelijke tijdsbesparing bij huishoudelijke arbeid. Het eerste concept is de mechanisering: de aanschaf van huishoudelijke apparatuur maakt tijdsbesparing mogelijk. Het tweede concept is het afstoten van activiteiten uit de huishoudelijke sector naar de industriële sector -externalisering genoemd- en naar de dienstverlenende sector -uitbesteding genoemd. Volgens dit tweede concept wordt huishoudelijke arbeid gesubstitueerd door arbeid van derden, die zowel binnen het huishouden kan worden verricht, bijvoorbeeld door huishoudelijke hulp, als daarbuiten, bijvoorbeeld het bakken van brood door de bakker of in de fabriek. Het historisch overzicht laat verder zien dat in elke periode een standaard huishoudelijke productie onderkend moet worden. Anno 1999 wordt bijvoorbeeld het kopen van jam in de winkel niet gezien als externalisering van de activiteit zelf jam koken, terwijl dat vijftig jaar geleden wel het geval geweest zou zijn. Bij de huidige standaard van huishoudelijke productie typeren we het kopen van jam als de normale situatie. Externalisering wordt minder direct door huishoudens beïnvloed dan uitbesteding. Van Ours, Kunnen en De Voogd (1986) onderscheiden een aantal uitbesteedbare activiteiten, waaronder schoonmaken en ramen wassen als onderdeel van huishoudelijke arbeid en kleine reparaties, schilderen en behangen als onderdeel van woningonderhoud, en verder autoreparaties en reparaties van huishoudelijke apparatuur. In een later rapport onderscheiden zij drie keuzemogelijkheden: uitbesteding door onbetaalde arbeid via familie, vrienden of kennissen; uitbesteding in de informele sector door zwarte arbeid of uitbesteding in de formele sector door zogenaamde witte arbeid (Van Ours en Gerritsen 1988). Huishoudelijk werk en zorg voor kinderen blijken grotendeels door huishoudens zelf te worden verricht, terwijl reparaties voornamelijk worden uitbesteed in de formele sector. Veruit de meeste arbeid in de informele sector wordt verricht door huishoudelijke hulpen. Bij de uitbesteding van huishoudelijke productie is het dus belangrijk ook een onderscheid te maken in welke categorie en tegen welke prijs een activiteit wordt uitbesteed. 7

18 2.2 HISTORISCHE ONTWIKKELINGEN EN DE VRAAG NAAR HUISHOUDELIJKE DIENSTEN HUISHOUDENS IN NEDERLAND De bevolking van Nederland is in deze eeuw meer dan verdrievoudigd. Waren er in 1900 nog slechts 5,1 miljoen inwoners, in 1998 is dit al 15,6 miljoen (CBS, 1989; CBS, 1999; zie tabel 1 en 4 in de Bijlage). Tot in het midden van de jaren zestig groeit de bevolking aanzienlijk, maar daarna zet een daling in. Aanvankelijk werd voorspeld dat Nederland al voor de eeuwwisseling 20 miljoen inwoners zou hebben, maar nu wordt verwacht dat dit aantal pas in 2050 zal worden bereikt, en dan nog alleen als men uitgaat van de hoogste voorspelling. Naast de langere levensduur is het gemiddeld kindertal per vrouw van grote invloed op de bevolkingstoename. Tussen 1900 en 1990 is dit gedaald van 4,4 naar 1,5 kind. In de naoorlogse jaren vindt nog een stijging plaats, maar vanaf begin jaren zestig daalt het kindertal per vrouw continu. De laatste jaren stabiliseert het cijfer op 1,5 kind per vrouw. Het aantal huishoudens in Nederland is in deze eeuw meer dan verzesvoudigd (CBS, 1989; CBS, 1999). Aan het begin van de eeuw waren het er 1,1 miljoen. Aan het eind van de eeuw, in 1997, zijn het er bijna 6,7 miljoen. Tabel 2 in de Bijlage geeft een overzicht van het aantal huishoudens tussen 1975 en De laatste decennia is vooral het aantal eenpersoonshuishoudens toegenomen. Nu bestaat al bijna een derde van de huishoudens uit één persoon. De gemiddelde omvang van een huishouden is sterk gedaald, van 4,5 personen aan het begin van de eeuw naar 2,3 in Dit betekent dat er per huishouden aanzienlijk minder huishoudelijke productie en daarmee minder arbeidstijd benodigd is. Daar staat tegenover dat de verkleining van het huishouden deels is veroorzaakt doordat ongehuwde dochters, grootouders en inwonende hulpen zijn weggetrokken. Daar waar vroeger de huishoudelijke productie kon worden verdeeld over verschillende personen, is nu alleen de vrouw des huizes overgebleven om deze productie te verrichten. De betekenis van huishoudelijke productie is in de loop van deze eeuw sterk veranderd. Er is meer huishoudelijke productie uitbesteed aan de dienstverlenende sector. Zo konden ernstig zieken door een betere gezondheidszorg buiten het huishouden worden verzorgd. Tegelijkertijd is echter de bezorging aan huis sterk verminderd, maar daar staat tegenover dat betere vervoermogelijkheden het mogelijk maakten voor de hele week boodschappen doen. Ook zijn op grote schaal kapitaalgoederen voor huishoudelijke productie ter beschikking gekomen van huishoudens, zoals wasmachines, stofzuigers, gasfornuizen, wasdrogers, magnetrons en dergelijke. Tabel 3 in de Bijlage laat de ontwikkeling zien van het bezit van dergelijke apparatuur in Nederlandse huishoudens. Tussen 1974 en 1990 is het bezit van duurzame huishoudelijke apparatuur aanzienlijk toegenomen, met name van diepvriezers, wasdrogers en vaatwasmachines. Had destijds 6% van de huishoudens een vaatwasmachine, in 1990 is dit al 17% en inmiddels is het bijna 30%. Huishoudelijke arbeidstijd kan ook worden beïnvloed door de staat van de woning en de aanwezigheid van voorzieningen. Beide zijn echter niet noemenswaardig verbeterd tussen 1974 en Het percentage huishoudens dat last heeft van vochtigheid, lekkage, kou of tocht is 8

19 nauwelijks veranderd, noch het peil van de voorzieningen in de vorm van winkels, scholen en medische voorzieningen op loopbare afstand. Wel is het percentage huishoudens dat in een eengezinswoning woont licht gestegen en het percentage huishoudens dat in een flatgebouw woont licht gedaald. De gemiddelde huishoudelijke arbeidstijd zou hierdoor enigszins gestegen kunnen zijn, omdat eengezinswoningen meestal groter zijn dan flatwoningen en derhalve meer schoonmaaktijd vergen. Het percentage huishoudens dat in een koopwoning woont is aanzienlijk toegenomen tussen 1974 en 1990, maar een mogelijke invloed daarvan op de huishoudelijke arbeidstijd is moeilijk aan te geven DE VRAAG NAAR KINDEROPVANG Het naoorlogse gezinsideaal van de voltijdse huisvrouw en de kostwinnende echtgenoot hield in dat moeders altijd thuis hoorden te zijn voor hun kinderen (Pott-Buter en Tijdens, 1998, Hst. 5). Gouvernantes, kinderjuffrouwen of kinderdagverblijven komen in de jaren vijftig dan ook nauwelijks voor. De kinderopvang bestaat uit enkele tientallen bewaarplaatsen, gefinancierd door liefdadigheidsacties en uit de Armenwet. Ze zijn bedoeld voor moeders die overdag niet in staat zijn voor hun kinderen te zorgen, omdat ze uit werken moeten of in een achterstandssituatie verkeren. In de jaren zestig veranderen, gelijktijdig met het dalend kindertal, de pedagogische inzichten: peuters zouden vaker in contact moeten komen met leeftijdsgenootjes. Dankzij initiatieven van vrouwenverenigingen, kruisverenigingen en welzijnsverenigingen ontstaan vele peuterspeelzalen, waarvoor gemeenten kleine subsidies verstrekken. Nadrukkelijk zijn de speelzalen niet bedoeld voor werkende moeders, zo blijkt uit het toelatingsbeleid en de openingstijden. Vanaf de jaren zeventig ontstaat vraag naar kinderopvang van moeders willen blijven werken als ze kinderen krijgen. De overheid komt onder druk te staan om ook de opvang te subsidiëren van kinderen van wie de moeders niet in een achterstandssituatie verkeren. In 1982 bepleiten vele organisaties, van Emancipatieraad tot Gezinsraad, bij de overheid dat kinderopvang een basisvoorziening moet zijn. De overheid meent echter dat kindercentra wel in de private markt zullen ontstaan en wil alleen via fiscale maatregelen aan de wensen tegemoet komen. Ze vindt, net als overigens de werkgevers- en werknemersorganisaties, de opvang van kinderen een zaak van de ouders. Echter, de vrije markt blijkt bij de kinderopvang niet te werken, de wachtlijsten voor de gesubsidieerde kinderdagverblijven worden steeds langer, de economische recessie gaat voorbij, de vraag naar arbeidskrachten trekt aan en dus groeit de vraag naar kinderopvang. In 1987 eisen vakbonden voor het eerst kinderopvangvoorzieningen bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Ze hebben succes: in steeds meer Cao s komen afspraken dat de werkgever een financiële bijdrage verleent aan de kinderopvang van de werknemers. Het alternatief van georganiseerde opvang van kinderen, namelijk een meerjarig ouderschapsverlof, speelt in de discussies nauwelijks een rol. In de tweede helft van de jaren tachtig gaan bedrijven een vorm van ouderschapsverlof toepassen: vrouwen die ontslag nemen omdat ze voor hun kinderen willen zorgen krijgen de mogelijkheid dat ze nog een aantal jaren als interne sollicitant worden beschouwd als ze weer willen terugkeren. Het dienstverband is echter verbroken. Andere vormen van ouderschapsverlof, vooral vormen die betaald worden, zijn minimaal. Wettelijk hebben ouders het recht gedurende ten hoogste zes maanden hun 9

20 arbeidstijd met de helft te reduceren. In enkele sectoren, waaronder de overheidssector, wordt dit verlof deels betaald. In de meeste sectoren is dit niet het geval. Derhalve is de vraag naar kinderopvangvoorzieningen in Nederland relatief groot en groeiende. In 1989 herziet het kabinet haar standpunt: de gesubsidieerde kinderopvang moet worden uitgebreid om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. De Stimuleringsmaatregel Kinderopvang moet leiden tot extra opvangplaatsen, naast de bestaande plaatsen (Van Doorne-Huiskes, Hulsker en Twisk, 1996). Daarbij verwacht de overheid medefinanciering van ouders en bedrijven. In 1993 zijn de gestelde doelen vrijwel bereikt. In de jaren daarna neemt het aantal plaatsen wel verder toe, maar de wachtlijsten stijgen nog harder als gevolg van de sterk stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen met jonge kinderen. In 1998 wordt bij de kabinetsformatie overeengekomen het aantal kindplaatsen te verdubbelen tot , een maatregel die per jaar 400 miljoen gulden kost. Daarmee kunnen de wachtlijst weggewerkt worden en kan een deel van het informele circuit van grijze en zwarte oppas aan huis naar de formele economie overgeheveld worden. 7 Er worden plannen ontwikkeld voor een Wet Basisvoorziening Kinderopvang, waarmee kinderopvang en buitenschoolse opvang voor iedere ouder, ongeacht inkomen, toegankelijk moeten zijn. In juni 1999 komt het kabinet met een gezamenlijk plan van drie ministeries. 8 Er komen plaatsen bij, waarvan 60% voor de naschoolse opvang. Tevens wordt het plafond voor de belastingaftrek verhoogd. Deze maatregel moet kinderopvang goedkoper maken voor lagere inkomensgroepen, voor zelfstandigen en voor werknemers die niet onder een Cao vallen waarin kinderopvang geregeld is. Toch vindt nog altijd veruit de meeste opvang van kinderen informeel plaats bij (schoon)ouders, familie of buren. Naar schatting worden kinderen opgevangen door oma s, buurvrouwen of familie. 9 Het merendeel van de ouders zou liever formele kinderopvang willen hebben, maar staat op een wachtlijst, kan het niet betalen, of vindt dat het verschil tussen het inkomen voor die uren en de kosten voor de kinderopvang te klein is. Daarnaast worden kinderen in toenemende mate ook opgevangen door betaalde oppasmoeders, gastouders, oppas aan huis, en dergelijke. De omvang van deze particuliere opvangmarkt is niet bekend. Het gebruik van formele kinderopvang hangt sterk samen met het opleidingsniveau van werknemers (Tijdens, Van der Lippe en De Ruijter, 2000). Naarmate het opleidingsniveau hoger wordt, maken werknemers meer gebruik van de kinderopvangvoorzieningen. De verklaring is dat vrouwelijke werknemers met een hoog opleidingsniveau minder snel zullen stoppen met werken op het moment dat er kinderen komen dan vrouwen met een laag opleidingsniveau. De hoger opgeleide vrouwen hebben meer te verliezen in termen van toekomstige carrière en salarisopbouw. Ook al moeten zij een hogere ouderbijdrage betalen, zij zullen eerder besluiten deze kosten te dragen dan lager opgeleide vrouwen. Niet alleen is bij de lager opgeleiden het verschil tussen het eigen inkomen en de kosten van kinderopvang kleiner, ook werken ze vaker in een baan met een vlakker inkomensprofiel, waardoor er minder toekomstige baten zijn. Uit ander onderzoek blijkt dat van de laagopgeleide vrouwen slechts Melkert wil kinderopvang uitbreiden, Vokskrant, Opvang kinderen 80 procent uitgebreid, NRC, Peuter op de wachtlijst gaat zo lang wel naar de buren, NRC,

21 37% blijft werken na de geboorte van het eerste kind, van de middelbaar opgeleide vrouwen 46% en van de hoogopgeleide vrouwen 71% (Van den Berg en Boelens, 1995) DE VRAAG NAAR ZORG VOOR OUDEREN Aan het begin van deze eeuw was 6% van de bevolking ouder dan 65 jaar. De meerderheid van hen leefde in armoede en was afhankelijk van de kerkelijke, particuliere of gemeentelijke liefdadigheid. Na de Tweede Wereldoorlog staat de financiële situatie van ouderen hoog op de politieke agenda. Geleidelijk wordt een financiële uitkering aan alle burgers van 65 jaar en ouder gerealiseerd, waardoor zij minder afhankelijk van familie of liefdadigheid worden. Er komen bejaardentehuizen, die in eerste instantie worden gebouwd om de naoorlogse woningnood te verlichten, want de bejaarden laten een woning achter, meestal voor jonggehuwden. Het is niet ongewoon dat jonge, gezonde bejaarden in een bejaardentehuis gaan wonen. Voor chronisch zieke ouderen verrijzen de eerste verpleegtehuizen. Halverwege de jaren zeventig woont een record aantal ouderen in een bejaardentehuis, terwijl steeds minder ouderen bij hun kinderen inwonen. De opvattingen en het beleid van de overheid veranderen als duidelijk wordt dat de sterke toename van de bejaardenhuisbevolking tot grote financiële problemen leidt. Terugdringing van de capaciteit van de bejaardenoorden wordt een centraal thema: hooguit 7% van de ouderen boven de 65 jaar mag in een bejaardenhuis wonen. In 1977 wordt een regeling van kracht waardoor alleen degenen die zorgbehoeftig zijn nog toegelaten worden. Daarmee veranderen de bejaardenhuizen van een woonvoorziening in een zorgvoorziening; de naam wordt nu verzorgingshuis. Pas in 1988 wordt de norm van 7% gerealiseerd. Bijna tien jaar later, in 1997, woont nog maar 5,3% van de 65-plussers in een verzorgingstehuis. 10 Inmiddels neemt het aandeel van de 65-plussers in de bevolking toe: van 10% in 1970 naar 13,5%, ofwel 2,1 miljoen mensen, in In deze groep stijgt het aandeel gezonde mensen. Naar schatting woont ruim driekwart van de bejaarden zelfstandig en woont minder dan 10% bij hun kinderen. Volgens de maatschappelijke en politieke opvattingen over ouderen zouden zij zo lang mogelijk zelfstandig moeten blijven wonen en voor zich zelf zorgen. Daar waar nodig moet ondersteuning worden gegeven. De vraag naar zorg voor ouderen is in verhouding tot het aantal ouderen krimpend, maar dit wordt vermoedelijk gecompenseerd door het toenemende aantal ouderen. De daling van de capaciteit van de verzorgingshuizen is gecompenseerd door nieuwe woonvoorzieningen waar ouderen naar behoefte meer of minder hulp kunnen krijgen: aangepaste woningen, aanleunwoningen bij bejaardentehuizen, serviceflats of centra voor dagopvang. Deze ouderen kunnen in hun eigen omgeving blijven wonen dankzij de gesubsidieerde thuiszorg en de mantelzorg. Dit is de zorg van vrijwilligers, waaronder veel jarige vrouwen, meestal zonder betaald werk. Bovendien biedt een stijgend percentage van de verzorgingshuizen externe dienstverlening aan, waaronder dagverzorging, bad- of douchevoorziening, voetverzorging, aansluiting op alarmsystemen of maaltijdverstrekking 10 Bejaarden minder vaak in tehuizen, NRC,

Gebruik van kinderopvang

Gebruik van kinderopvang Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

JONGE MOEDERS EN HUN WERK AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES (AIAS) UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM JONGE MOEDERS EN HUN WERK Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren,

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt 07 Arbeidsmarktmobiliteit geringer dan in voorgaande jaren Bijna miljoen mensen wisselen in 2008 van beroep of werkgever Afname werkzame door crisis

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.

Nadere informatie

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen

Wonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995

Nadere informatie

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014

Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 1 Tabellen uit de positionpaper, opgesteld in opdracht min OCW, januari 2014 De meeste relevante tabellen met betrekking tot partneralimentatie zijn uit de positionpaper 1. Persoonlijk bruto inkomen Tabel

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas

Artikelen. Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten. Maarten Alders en Han Nicolaas Artikelen Huishoudensprognose 2 25: belangrijkste uitkomsten Maarten Alders en Han Nicolaas Het aantal huishoudens neemt de komende jaren toe, van 7,1 miljoen in 25 tot 8,1 miljoen in 25. Dit blijkt uit

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Kinderopvang in Helmond

Kinderopvang in Helmond Kinderopvang in Helmond colofon Titel: Kinderopvang in Helmond Opdrachtgever: Gemeente Helmond Opdrachtnemer: Afdeling Onderzoek en Statistiek Gemeente Helmond Marian Foolen-Huys Datum: Januari 211 Gemeente

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 31 322 Kinderopvang Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten Gemeente s-hertogenbosch, afdeling Onderzoek & Statistiek, februari 2019 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Vrijwilligerswerk... 4 3. Mantelzorg... 8

Nadere informatie

Ruimte voor groei in de kinderopvang. Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het

Ruimte voor groei in de kinderopvang. Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het Ruimte voor groei in de kinderopvang Sociaal en Cultureel Planbureau in opdracht van het Ruimte voor groei in de kinderopvang De vraag naar kinderopvang per gemeente Om een goed beeld te krijgen van de

Nadere informatie

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart 2003 7,2 8 keer beoordeeld Vak Economie 1 Veel jongeren kiezen voor een baantje naast school. Ook hebben veel jongeren vakantiewerk. Ze verdienen niet

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie

Special. Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl. Het (economisch) belang van kinderopvang

Special. Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl. Het (economisch) belang van kinderopvang Special Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl Het (economisch) belang van kinderopvang 2 Het (economisch) belang van kinderopvang Voorwoord Wat levert kinderopvang

Nadere informatie

keer beoordeeld 12 februari 2015

keer beoordeeld 12 februari 2015 0 Samenvatting door C. 919 woorden keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context Hoofdstuk 15 Markt en Welvaart Paragraaf 1 Arbeidsmarkt bestaat uit de totale vraag naar en

Nadere informatie

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe

Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Trends in het gebruik van informele zorg en professionele zorg thuis: gebruik van informele zorg neemt toe, G. Waverijn

Nadere informatie

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-27 7 februari 2002 9.30 uur Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig De reeks van jaren met een gunstige arbeidsmarkt is in 2001 voortgezet. De groei van de

Nadere informatie

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten

Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Jonge werknemers en werkstress: een beknopte weergave van de feiten Irene Houtman & Ernest de Vroome (TNO) In het kort: Onderzoek naar de ontwikkeling van burn-outklachten en verzuim door psychosociale

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN

HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN - eindrapport - Drs. Janneke Stouten Dr. Marga de Weerd

Nadere informatie

Participatie in arbeid

Participatie in arbeid 7 Participatie in arbeid De economische crisis zorgt voor veranderingen op de arbeidsmarkt. Welke groepen Amsterdammers doen het goed op de arbeidsmarkt en welke minder goed? Hoe heeft de werkloosheid

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Jong en oud op de arbeidsmarkt, Jong en oud op de arbeidsmarkt, 2007-2011 Gerda Gringhuis en Ben Dankmeyer 1. Inleiding De gemiddelde leeftijd van de bevolking neemt toe. De vergrijzing zorg er voor dat meer mensen aanspraak maken op

Nadere informatie

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Betaling én vervanging van vergrijzende arbeidspopulatie worden een probleem Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking Peter Ekamper, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) Op

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari 2002 7,5 813 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief: Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op Concrete markt: een plek waar vragers en aanbieders

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ouderschapsverlof Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ruim een kwart van de werknemers in Nederland die in 24 recht hadden op ouderschapsverlof, hebben daarvan gebruik gemaakt. nemen veel vaker ouderschapsverlof

Nadere informatie

IS DE COMBINATIE VAN ARBEID EN ZORG

IS DE COMBINATIE VAN ARBEID EN ZORG AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM IS DE COMBINATIE VAN ARBEID EN ZORG ZWAAR VOOR VROUWEN MET KINDEREN? Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd 2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd Mensen moeten steeds de keuze maken tussen werken en vrije tijd: 1. Werken * Je ontvangt loon in ruil voor je arbeid; * Langer werken geeft meer loon (en dus kun

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

Samenwoonrelaties stabieler

Samenwoonrelaties stabieler Anouschka van der Meulen en Arie de Graaf Op 1 januari 25 telde Nederland bijna 75 duizend paren die niet-gehuwd samenwonen. Ten opzichte van 1995 is dit aantal met bijna 45 procent toegenomen. Van de

Nadere informatie

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur Ingrid Beckers en Hans Langenberg De arbeidsdeelname in Nederland is de afgelopen 25 toegenomen. Dit komt vooral doordat meer vrouwen zijn gaan werken. Zij doen

Nadere informatie

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS) Inhoudsopgave

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015 Positieve arbeidsmarktevoluties in het derde kwartaal van 2015 De werkgelegenheidsgraad bij de 20- tot 64-jarigen bedroeg in het derde kwartaal van 2015 67,4% en steeg

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Samenvatting door een scholier 1291 woorden 7 maart 2004 8,4 13 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief 'de Arbeidsmarkt' Hoofdstuk 1 Concrete markt: een vaste

Nadere informatie

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen Martijn Souren Ongeveer 7 procent van de werknemers met een verleent zelf mantelzorg. Ze maken daar slechts in beperkte mate gebruik van aanvullende

Nadere informatie

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract Rapport van ILC Zorg voor later, Stichting Loonwijzer/WageIndicator, en Universiteit van Amsterdam/Amsterdams Instituut voor Arbeids Studies (AIAS)

Nadere informatie

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014 Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014 Inleiding Joyce Mahabali De inkomsten van de overheid zijn de gelden die de overheid binnenkrijgt, overheidsuitgaven zijn de gelden die de overheid

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013 Licht herstel van de arbeidsmarkt? Arbeidsmarktcijfers tweede kwartaal 2013 67,5% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage stijgt met 0,8 procentpunten

Nadere informatie

Werken of vrije tijd?

Werken of vrije tijd? Samenvatting door Sophie 612 woorden 28 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H1 Werken of vrije tijd? Je moet keuzes maken tussen vrije tijd en werken/ geld verdienen. Veel mensen werken

Nadere informatie

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte Huishoudensprognose 5: ontwikkelingen naar type en grootte Andries de Jong Het aantal huishoudens neemt de komende decennia fors toe, van 6,9 miljoen in naar 8, miljoen in 5. Deze groei wordt vooral bepaald

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag: Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei 2004 6,1 123 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdvraag: Wat is de relatie tussen jongeren, arbeid en geld? Deelvragen: 1. Hoeveel jongeren werken?

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van

Nadere informatie

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010 Meer personen op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2010. - Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten, 2 de

Nadere informatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkloosheid Redenen om niet actief te Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking

Nadere informatie

Kortetermijnontwikkeling

Kortetermijnontwikkeling Artikel, donderdag 22 september 2011 9:30 Arbeidsmarkt in vogelvlucht Het aantal banen van werknemers en het aantal openstaande vacatures stijgt licht. De loonontwikkeling is gematigd. De stijging van

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Weinig mensen sociaal aan de kant

Weinig mensen sociaal aan de kant Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2

Samenvatting (Summary in Dutch) Het proefschrift. Hoofdstuk 2 (Summary in Dutch) Het proefschrift Dit proefschrift is geschreven rondom de vraag hoeveel uur per week werkende mensen willen werken. Hierbij schenken we aandacht aan twee aspecten. 1 Het eerste aspect

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

Argumentenkaart Deeltijdwerken 3. Samenleving. Wat zijn de voor- en nadelen voor de samenleving als vrouwen meer gaan werken?

Argumentenkaart Deeltijdwerken 3. Samenleving. Wat zijn de voor- en nadelen voor de samenleving als vrouwen meer gaan werken? Argumenten Deeltijdwerken Wat zijn de - en nadelen de samenleving als meer gaan werken? Argumenten Deeltijdwerken Wat zijn de - en nadelen de samenleving als meer gaan werken? Argumenten Deeltijdwerken

Nadere informatie

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006 ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 april 2007 Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006 De laatste 20 jaar zijn er 740.000 werkende personen bijgekomen. Dat is een

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Dordrecht in de Atlas 2013

Dordrecht in de Atlas 2013 in de Atlas Een aantrekkelijke stad om in te wonen, maar sociaaleconomisch kwetsbaar Inhoud:. Conclusies. Positie van. Bevolking. Wonen. De Atlas voor gemeenten wordt jaarlijks gepubliceerd. In mei is

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting Nr. 482 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 01 013 31 3 Kinderopvang Nr. 19 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ZorgRbij. Regel zelf uw professionele zorg via ZorgRbij. www.zorgrbij.nl

ZorgRbij. Regel zelf uw professionele zorg via ZorgRbij. www.zorgrbij.nl ZorgRbij Regel zelf uw professionele zorg via ZorgRbij Regel zelf uw professionele zorg via ZorgRbij Hebt u thuis zorg nodig, bijvoorbeeld bij het aankleden, wassen of eten? Dan kunt u dit zelf regelen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

OUDEREN OP DE ARBEIDSMARKT

OUDEREN OP DE ARBEIDSMARKT AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM OUDEREN OP DE ARBEIDSMARKT Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren, STZ

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken Deze factsheet is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen met bronvermelding (Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking, G. Waverijn & M. Rijken, NIVEL, januari

Nadere informatie