Cloudplatform. Beheerdershandleiding. Gebruiksaccounts. Printerconfiguratie. Afdrukbeheer. Versie 1.0

Transcriptie

1 Cloudplatform Versie 1.0 Beheerdershandleiding Gebruiksaccounts Printerconfiguratie Afdrukbeheer September

2 Inhoud 2 Inhoud Wijzigingsgeschiedenis...4 Overzicht... 5 Controlelijst gereedheid voor implementatie... 7 Aan de slag... 8 Toegang tot de startpagina van het Cloudplatform...8 Gebruiksaccounts... 9 Toegang tot de Gebruikersaccounts-webportal...9 Uitleg bij rollen...9 Uw organisatie beheren Onderliggende organisaties beheren Toewijzen van organisatierollen...12 Organisatierollen verwijderen...12 Toewijzen van groepsrollen...13 Groepsrollen verwijderen...13 Toewijzen van gebruikersrollen...13 Gebruikersrollen verwijderen...13 Gebruikers beheren...14 Gebruikers importeren...14 Groepen beheren...16 Badges beheren Badges importeren Een verificatieprovider configureren...18 Toepassingen maken Toepassingen verwijderen...19 De wachtwoordvereisten instellen...19 Printerconfiguratie Toegang tot de Printerconfiguratie-webportal De Printer Enrollment Tool downloaden Printers aanmelden...22 Printers afmelden... 23

3 Inhoud 3 Een configuratie maken...23 Configuraties beheren Configuraties implementeren op printers...24 Toegewezen configuraties verwijderen...25 Labels maken Labels aan printers toewijzen Toegewezen labels verwijderen Labels beheren...25 Agentinstellingen printerconfiguratie wijzigen...26 Printerinformatie weergeven Afdrukbeheer Toegang tot de Print Management-webportal...27 De Print Management-webportal gebruiken...27 Gebruikers importeren Gebruikersquota instellen Groepsquota instellen Gebruikerswachtrij bekijken Afdrukwachtrijen beheren Deelnemers beheren bewaarbeleid voor documenten instellen Rapporten voor documentadministratie genereren Serverloze accounts bekijken De Lexmark Print Management Client downloaden De Lexmark Print Management Client installeren Bestanden afdrukken Afdruktaken verzenden vanaf de computer Afdruktaken verzenden met de Mobile Print-toepassing Documenten delen naar de afdrukwachtrij via uw mobiele apparaat Bestanden uploaden naar de Print Management-webportal Afdruktaken vrijgeven via de Print Release-app Documenten afdrukken met de toepassing Mobile Print Problemen oplossen Problemen met Gebruikersaccounts oplossen...38 Problemen met Printerconfiguratie oplossen...38 Problemen met Print Management oplossen Kennisgevingen Index...42

4 Wijzigingsgeschiedenis 4 Wijzigingsgeschiedenis September 2017 Oorspronkelijke documentvrijgave

5 Overzicht 5 Overzicht Lexmark TM Het Cloudplatform is een volledig toegeruste, geïntegreerde cloudwebsite die toegang, configuratie en beheer van de Print Release-oplossing ondersteunt. De volgende webportals bieden mogelijkheden die een end-to-end Print Release-ervaring ondersteunen: Gebruikersaccounts: ondersteunt het beheer van gebruikers en hun toegang tot het systeem. Toewijzen van organisatorische rollen. Beheer van toegangscontrole en gebruikersidentiteit. Importeren en registreren van gebruikersbadges. Configureren van systeemrechten. Printerconfiguratie: ondersteunt de detectie, configuratie en het beheer van printers. Initiëren van printerdetectie en -aanmelding met behulp van de Printer Enrollment Tool van de computer. Aanmelden van printers bij de Lexmark Cloudplatform-website. Beheren en implementeren van Print Release-configuraties op printers in de Lexmark Print Management Cloud en de omgevingen van Lexmark Print Management Serverless. Printers configureren om de cloudserver continu op configuratie-updates te controleren en configuratieaanpassingen automatisch via de Printerconfiguratie-agent toe te passen. Labels maken en toewijzen aan printers. Print Management: ondersteunt beheer van afdrukwachtrijen, deelnemers en gebruikersquota. Bepalen van gebruikers en groepen gebruikers. Beheer van de Lexmark Print Management Cloud-afdrukwachtrijen. Afdruktaken delegeren. Quota voor printergebruik configureren. Rapporten over printergebruik genereren. Afbreken van document configureren. Gebruikers en werkstations van Lexmark Print Management Serverless beheren. Maken en downloaden van de Lexmark Print Management Client-installatiepakketten.

6 Overzicht 6 Dit document bevat instructies voor de configuratie, het gebruik en de probleemoplossing van de website.

7 Controlelijst gereedheid voor implementatie 7 Controlelijst gereedheid voor implementatie Zorg ervoor dat: Via een van de volgende webbrowsers krijgt u toegang tot de Cloudplatform-website en bijbehorende webportals: Microsoft Edge TM versie 40 of hoger Internet Explorer versie 11 of hoger Mozilla Firefox versie 54 of hoger Google Chrome TM versie 60 of hoger Safari versie 10 of hoger Via een van de volgende besturingssystemen voert u de Printer Enrollment Tool uit en installeert u de Lexmark Print Management Client: Windows 10 Windows 8.1 Windows 7 (32 bits en 64 bits) macos Sierra versie OS X El Capitan versie OS X Yosemite versie De printers zijn zo geconfigureerd dat ze kunnen worden ontdekt en worden aangemeld bij het systeem. Er zijn geen niet-opgeloste fouten, zoals papierstoringen of een onjuiste configuratie. De datum en tijd zijn correct geconfigureerd. De printerfirmware is bijgewerkt. Zorg ervoor dat het pakket is uitgepakt voordat u het FLS-bestand gaat uploaden. De HTTP- en HTTPS-poorten zijn ingeschakeld. De SNMP-communitystrings zijn correct geconfigureerd. Opmerkingen: Raadpleeg voor meer informatie het document Embedded Web Server Security Administrator's Guide voor de printer. Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de printer voor meer informatie over het oplossen van printerproblemen.

8 Aan de slag 8 Aan de slag Toegang tot de startpagina van het Cloudplatform 1 Open een webbrowser en typ cloud.lexmark.com. 2 Typ uw adres en wachtwoord. Opmerking: Als het systeem is geconfigureerd op federatieve toegang, wordt u omgeleid naar de aanmeldpagina van uw organisatie. 3 Klik op Aanmelden. De standaardtaal wijzigen De website wordt weergegeven in dezelfde taal als de standaardtaal van de webbrowser. Om de website in een andere taal weer te geven, selecteert u, voordat u zich aanmeldt, een taal in de rechterbovenhoek van de pagina. Opmerkingen: Afhankelijk van de machtigingen die zijn gekoppeld aan uw gebruikersaccount, worden de webportalpictogrammen weergegeven in de startpagina van het Cloudplatform. Klikken op een webportalpictogram opent een nieuw webbrowsertabblad naar de geselecteerde webportal. Om in de door u geselecteerde webportal nog een webportal te openen, klikt u op rechterbovenhoek van de pagina. in de

9 Gebruiksaccounts 9 Gebruiksaccounts Met de Gebruikersaccounts-webportal organiseert en beheert u de individuele gebruikers binnen uw organisatie en de functies waartoe zij toegang hebben. Met de webportal registreert en beheert u ook badges en wachtwoorden voor niet-federatieve organisaties. In een organisatie met een aparte identiteitleverancier kunt u met de webportal een verificatieprovider configureren. Via de Gebruikersaccounts-webportal kunt u het volgende maken en beheren: Organisatie: vertegenwoordigt het algehele accountbeheer voor uw bedrijf. Sommige functies van de Cloudplatform-website kunnen worden beheerd op organisatieniveau. Uw organisatie en een gebruiker met beheerdersrechten voor de organisatie moeten in het systeem worden gemaakt door een vertegenwoordiger van Lexmark. Opmerking: Afhankelijk van de machtigingen van uw organisatie, zoals die door uw Lexmarkvertegenwoordiger zijn geconfigureerd, kunt u mogelijk onderliggende organisaties maken. De meeste klanten hebben deze machtiging echter niet nodig. Neem contact op met uw Lexmarkvertegenwoordiger voor meer informatie. Groep: een verzameling gebruikers die kunnen worden beheerd met een gemeenschappelijke set rollen of machtigingen. Gebruiker: een persoon die toegang heeft tot de Cloudplatform-website. Aan een gebruiker kunnen machtigingen worden toegekend, variërend van een gewone gebruiker tot een beheerder met volledige beheerdersrechten. Elke gebruiker is lid van een specifieke organisatie. Een gebruiker kan ook lid zijn van een of meer groepen. Toegang tot de functies van de website wordt beheerd door de toewijzing van rollen of machtigingen. Rollen kunnen worden toegewezen aan de organisatie, groep of aan een individuele gebruiker. De beheerder van het bedrijf is verantwoordelijk voor het bepalen welke rollen op welk niveau worden toegewezen. Toegang tot de Gebruikersaccounts-webportal 1 Klik op de startpagina van het Cloudplatform op Gebruikersaccounts. 2 In een omgeving met meerdere organisaties selecteert u een organisatie. Opmerking: Als er slechts één organisatie aan uw account is toegewezen, dan is deze organisatie voorgeselecteerd. 3 Klik op Volgende. Uitleg bij rollen Rollen worden gebruikt om administratieve rechten te bepalen en toegang tot specifieke functies van de website te beheren. Rollen kunnen worden toegewezen aan de organisatie, groep of aan een individuele gebruiker.

10 Gebruiksaccounts 10 Systeemrollen Systeemrollen zijn vooraf gedefinieerde rollen die niet uit het systeem kunnen worden verwijderd. Applicatiebeheerder: beheer alleen de toepassingen in de organisatie. De Applicatiebeheerder kan toepassingen bekijken, maken, bewerken en verwijderen. Helpdesk: bekijk, maak, bewerk en verwijder gebruikers en badges. Groepen en gebruikers die aan deze rol zijn toegewezen, kunnen ook groepen, toepassingen en organisatiegegevens weergeven. Systeembeheerder: beheer de organisatie en haar gebruikers. Gebruiker: bekijk en beheer alleen uw eigen accountgegevens. Deze rol is de standaardrol. Gebruikersbeheerder: beheer alleen de gebruikers in de organisatie. De Gebruikersbeheerder kan gebruikers, groepen en badges bekijken, maken, bewerken en verwijderen, maar organisatiegegevens alleen bekijken. Aangepaste rollen Aangepaste rollen bevatten een of meer beheerdersbevoegdheden waarmee gebruikers met die rollen specifieke beheertaken kunnen uitvoeren. Fleet Management Administrator: de beheerdersrol voor de Printerconfiguratie-webportal. Met deze rol kan de beheerder configuraties van de printers ontdekken, aanmelden en implementeren. Print Release Management Administrator: verleent toegang tot de beheerdersmenu's van de Lexmark Print Management Cloud en functies in de Print Management-webportal. Met deze rol kan de beheerder ook gebruikers van de Print Release-toepassing en haar individuele kenmerken maken en beheren. De beheerder kan de volgende functies uitvoeren: Gebruikers importeren. De afdrukwachtrij van andere gebruikers beheren. Deelnemers toewijzen. Gebruikersgroepen maken. Quota instellen voor individuele en gebruikersgroepen. Gegevens documentadministratie weergeven. Instellingen documentbewaarbeleid wijzigen. Gebruikersrapport voor de organisatie genereren. Genereren en downloaden van aangepaste Lexmark Print Management Client- en Universal Print Driverpakketten. Print Release Management APIv1: hiermee bepaalt u de badgeverificatiemachtiging wanneer het volgende adres wordt gebruikt als adres van de badgeprovider: waarbij company_name de bedrijfs-id is. Deze rol geldt alleen voor organisaties. Print Release Management Document Accounting: hiermee kunnen gebruikers van de Lexmark Print Management Cloud de rapporten van het Mijn documentadministratie-overzicht genereren met daarin hun eigen printergebruik. Print Release Management Document Submission hiermee kunnen gebruikers van de Lexmark Print Management Cloud afdruktaken via verzenden. Print Release Management Document Submission Mobile: hiermee kunnen gebruikers van de Lexmark Print Management Cloud afdruktaken via een mobiel apparaat verzenden. Print Release Management Helpdesk: hiermee kunnen beheerders gebruikersgegevens bekijken en hulp bieden bij het oplossen van problemen met de Lexmark Print Management Cloud.

11 Gebruiksaccounts 11 Print Release Management Microsoft Office Conversion: hiermee kan het systeem conversietools voor Microsoft-documenten toepassen op de Microsoft Office-documenten die rechtstreeks zijn verzonden naar de Print Management-webportal. Microsoft Office-documenten kunnen niet worden afgedrukt in hun oorspronkelijke indeling en moeten worden geconverteerd naar PDF voordat ze naar de printer kunnen worden verzonden. Opmerking: De organisatie van de gebruiker moet over de juiste Microsoft-licenties beschikken voordat deze rol kan worden geleverd. Print Release Management User: deze rol moet worden toegewezen aan elke gebruiker die toegang nodig heeft tot Print Release-basisfuncties. Gebruikers kunnen hun eigen afdrukwachtrij beheren, hun eigen afdruktaken delegeren aan andere gebruikers en de gegevens van hun eigen documentadministratie bekijken. Gebruikers kunnen ook de standaard driverpakketten voor de printer downloaden. Serverless Print Management Administrator: verleent toegang tot de beheerdersmenu's van Lexmark Print Management Serverless in de Print Management-webportal. Met deze rol kan de beheerder met behulp van Lexmark Print Management Serverless de lijst gebruikers en werkstations beheren die afdruktaken klaar hebben staan. Beheerders kunnen ook aangepaste Lexmark Print Management Client- en Universal Print Driver-pakketten genereren. Serverless Print Management Helpdesk: hiermee kunnen gebruikers met behulp van Lexmark Print Management Serverless de lijst gebruikers en werkstations beheren die afdruktaken klaar hebben staan. Serverless Print Management User: de standaard gebruikersrol voor Lexmark Print Management Serverless. Deze rol verleent gebruikers basismachtigingen voor Print Release, zoals het beheren van hun eigen serverloze werkstations. Uw organisatie beheren Vanuit de Gebruikersaccounts-webportal klikt u op een van de volgende tabbladen: Organisatie Organisatiegegevens: bevat informatie zoals een logboek met recente activiteiten en een overzicht van de bestaande gebruikers, groepen en onderliggende organisaties. Organisatierollen: hiermee kunt u rollen toewijzen of uit uw organisatie verwijderen. Raadpleeg 'Toewijzen van organisatierollen' op pagina 12 en 'Organisatierollen verwijderen' op pagina 12 voor meer informatie. Verificatieprovider: hiermee configureert u een verificatieprovider. Zie 'Een verificatieprovider configureren' op pagina 18 voor meer informatie. Wachtwoordvereisten: hiermee stelt u de wachtwoordvereisten in. Zie 'De wachtwoordvereisten instellen' op pagina 19 voor meer informatie. Onderliggende organisaties: hiermee beheert u de suborganisaties. Zie 'Onderliggende organisaties beheren' op pagina 12 voor meer informatie. Opmerking: Afhankelijk van uw rechten en de organisatorische opzet kunt u worden beperkt in het maken van onderliggende organisaties. Neem contact op met uw Lexmark-vertegenwoordiger voor meer informatie. Gebruikers: hiermee beheert u gebruikers binnen uw organisatie. Zie 'Gebruikers beheren' op pagina 14 voor meer informatie. Groepen: hiermee beheert u groepen binnen uw organisatie. Zie 'Groepen beheren' op pagina 16 voor meer informatie.

12 Gebruiksaccounts 12 Toepassingen: hiermee maakt u toepassingen. Zie 'Toepassingen maken' op pagina 19 voor meer informatie. Badges: hiermee registreert of importeert u badges. Zie 'Badges beheren' op pagina 17 voor meer informatie. Onderliggende organisaties beheren Met de functie Onderliggende organisaties kunnen bestaande of bovenliggende organisaties afzonderlijke organisaties maken die ze kunnen beheren. Het instellen van een onderliggende organisatie (suborganisatie) vergt wellicht meer configuratie die alleen een Lexmark-vertegenwoordiger kan uitvoeren. Neem contact op met uw Lexmark-vertegenwoordiger voor meer informatie. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Organisatie > Onderliggende organisaties. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een onderliggende organisatie maken a Klik op Maken en typ vervolgens een unieke organisatienaam. b Indien nodig kunt u de volgende opties inschakelen: Multitenancy-organisatie: hiermee kunt u onderliggende organisaties maken en beheren. OAuth-toepassingen: hiermee kunt u toepassingen toevoegen aan het systeem. c Klik op Onderliggende organisatie maken. Onderliggende organisaties verwijderen Bij het verwijderen van een organisatie worden alle gebruikers, groepen en badges die aan de organisatie zijn gekoppeld, verwijderd. a Kies een of meer onderliggende organisaties. Opmerking: U kunt ook zoeken naar onderliggende organisaties met behulp van de zoekbalk. b Klik op Delete (Verwijderen). Toewijzen van organisatierollen Organisatierollen zijn specifieke rollen die aan een organisatie zijn toegewezen. Zie 'Uitleg bij rollen' op pagina 9 voor meer informatie. Alle gebruikers die deel uitmaken van de organisatie krijgen deze organisatierollen. Als een organisatie bijvoorbeeld is toegewezen aan de gebruikersrol Serverless Print Management, dan kunnen alle gebruikers in de organisatie hun eigen serverloze werkstations beheren. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Organisatie > Organisatierollen. 2 Klik op Toewijzen en selecteer vervolgens een of meer rollen. 3 Klik op Rollen toewijzen. Organisatierollen verwijderen 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Organisatie > Organisatierollen. 2 Selecteer een of meer rollen en klik vervolgens op Verwijderen.

13 Gebruiksaccounts 13 3 Klik op Rollen verwijderen. Toewijzen van groepsrollen Alle gebruikers in de groep krijgen alle rollen die zijn toegewezen aan de groep. Zie 'Uitleg bij rollen' op pagina 9 voor meer informatie. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Groepen en klik vervolgens op een groepsnaam. 2 Klik in het tabblad Groepsrollen op Rollen toewijzen of Toewijzen. 3 Selecteer indien nodig een organisatie, en selecteer vervolgens een of meer rollen. 4 Klik op Rollen toewijzen. Groepsrollen verwijderen Zie 'Uitleg bij rollen' op pagina 9 voor informatie over de rollen. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Groepen en klik vervolgens op de naam van de groep. 2 Selecteer in het gedeelte Rollen een of meer rollen en klik vervolgens op Verwijderen. 3 Klik op Rollen verwijderen. Toewijzen van gebruikersrollen Toewijzen van gebruikersrollen zorgt dat alleen de desbetreffende gebruiker toegang heeft tot een bepaalde taak of functie. Groepen of organisaties waartoe de gebruiker behoort, krijgen niet de rol van gebruiker. Gebruikersrollen kunnen beheerdersrollen zijn, zoals de rol van systeembeheerder. Zie 'Uitleg bij rollen' op pagina 9 voor meer informatie. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Gebruikersen klik vervolgens op het adres van de gebruiker. 2 Klik in het gedeelte Toegewezen rollen op Bewerken. 3 In het tabblad Gebruikersrollen klikt u op Toewijzen, waarna u de rollen selecteert. 4 Klik op Rollen toewijzen. Gebruikersrollen verwijderen Zie 'Uitleg bij rollen' op pagina 9 voor meer informatie. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Gebruikersen klik vervolgens op het adres van de gebruiker. 2 Klik in het gedeelte Toegewezen rollen op Bewerken. 3 Selecteer een of meer rollen en klik vervolgens op Verwijderen. 4 Klik op Rollen verwijderen.

14 Gebruiksaccounts 14 Gebruikers beheren 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Gebruikers. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een gebruiker maken a Klik op Gebruiker maken of Maken. b Typ het adres van de gebruiker en de gebruikersinformatie. c Stel het wachtwoord handmatig in of laat het systeem een koppeling naar de gebruiker mailen om het wachtwoord te wijzigen. d Klik op Gebruiker maken. Een gebruiker bewerken a Klik op een adres van een gebruiker. b Voer een van de volgende handelingen uit: Bewerk de gebruikersinformatie. Wijzig het gebruikerswachtwoord. Wijs gebruikersrollen toe. Zie 'Toewijzen van gebruikersrollen' op pagina 13 voor meer informatie. Registreer een badge. Voeg de gebruiker toe aan een groep. Gebruikers verwijderen a Selecteer een of meer gebruikers en klik vervolgens op Verwijderen. Opmerking: U kunt ook zoeken naar gebruikers met behulp van de zoekbalk. b Klik op Gebruikers verwijderen. Gebruikers importeren Voor informatie over het maken van het CSV- of TXT-bestand, zie 'Gebruikers importeren' op pagina 14. a Klik op Gebruikers importeren of Importeren en blader vervolgens naar het CSV- of TXT-bestand. b Klik op Gebruikers importeren. Gebruikers importeren Met de functie Importeren kunt u meerdere gebruikers in een organisatie maken, bijwerken en verwijderen met behulp van een CSV- of TXT-bestand. U kunt ook gebruikersgroepen maken en vervolgens een gebruiker aan die groepen toewijzen. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Gebruikers. 2 Klik op Gebruikers importeren of Importeren en blader vervolgens naar het CSV- of TXT-bestand. 3 Klik op Gebruikers importeren. Opmerking: Om de logbestanden bij het importeren te bekijken, klikt u op Resultaten exporteren.

15 Gebruiksaccounts 15 Voorbeeld van een CSV-indeling ,OPERATION,PASSWORD,FIRST_NAME,LAST_NAME,DISPLAY_NAME,SHORTNAME,GROUPS,CUSTOM_ATTRIBUTES 1,"{'key1':'value1','key2':'value2'}" De kopregel van het importbestand moet als volgt zijn en is hoofdlettergevoelig: ,OPERATION,PASSWORD,FIRST_NAME,LAST_NAME,DISPLAY_NAME,SHORTNAME,GROUPS,CUS TOM_ATTRIBUTES Regelwaarden en hun voorwaarden vereist voor alle gebruikers. Voordat de bewerking wordt uitgevoerd, worden -waarden die in hoofdletters in het bestand staan omgezet naar kleine letters. Bijvoorbeeld: wordt geconverteerd naar OPERATION: vereist voor alle gebruikers. Geldige OPERATION-waarden CREATE: hiermee maakt u een gebruiker die wordt aangeduid met de -waarde met de corresponderende eigenschappen op de regel. UPDATE: hiermee updatet u de bestaande gebruiker die wordt aangeduid met de -waarde met de corresponderende eigenschappen op de regel. DELETE: hiermee verwijdert u de bestaande gebruiker die wordt aangeduid met de -waarde. PASSWORD: niet vereist voor elke OPERATION en kan alleen leeg zijn als de optie " een koppeling om het wachtwoord te wijzigen" tijdens het importeren is geselecteerd. Opmerking: Schakel de optie " een koppeling om het wachtwoord te wijzigen" alleen in tijdens het importeren van bestanden met de bewerking CREATE. FIRST_NAME: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. De voornaam van de gebruiker. Bijvoorbeeld: Jan. LAST_NAME: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. De achternaam van de gebruiker. Bijvoorbeeld: Jansen. DISPLAY_NAME: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. De naam van de gebruiker die wordt soms gebruikt in weergavemeldingen of lograpporten. De DISPLAY_NAME kan de volledige naam zijn met tweede voorletter of een andere string. Bijvoorbeeld: Jan A. Jansen. De DISPLAY_NAME is niet direct gekoppeld aan de FIRST_NAME en LAST_NAME. SHORTNAME: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. De SHORTNAME wordt gebruikt wanneer een organisatie gebruik maakt van een afgekorte naam waarmee ook de gebruiker in de organisatie wordt aangeduid. Bijvoorbeeld: jjansen. GROUPS: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. Eén gebruiker kan worden toegevoegd aan meerdere groepen. Meerdere groepen moeten worden gescheiden door komma's en worden weergegeven tussen dubbele aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: "Groep1,Groep2,Groep3". GROUPS die niet in de organisatie bestaan, worden gemaakt en daarna automatisch toegevoegd aan de organisatie. CUSTOM_ATTRIBUTES: niet vereist voor elke OPERATION en kan leeg zijn. CUSTOM_ATTRIBUTES is een speciaal ingedeelde JSON-string voor gebruikersmetagegevens die wordt opgeslagen met de gebruiker. De waarde moet tussen dubbele aanhalingstekens staan. Bijvoorbeeld: "{'-toets1':'waarde1', 'toets2':'waarde2'}"

16 Gebruiksaccounts 16 Opmerkingen: Alle regels moeten hetzelfde aantal waarden en komma's als de kopregel hebben. Lege waarden moeten worden gevolgd door komma's. Bijvoorbeeld: Het CSV- of TXT-bestand mag maximaal 1001 en minimaal twee regels hebben. Het bestand mag niet groter zijn dan 1 MB. UTF-8-tekens worden ondersteund. Een bestand importeren met de bewerking CREATE en UPDATE met meer dan één groepstoewijzing kan enkele minuten duren. Als een regelwaarde een komma bevat, zoals bij namen, wachtwoorden, groepen of aangepaste attributen, dan moet de waarde tussen dubbele aanhalingstekens staan. Bijvoorbeeld: llamers@bedrijf.nl,update,"wachtwoord2",loes,lamers,"loes,lamers",llamers,"g roep1,groep2", Groepen beheren Een groep is een verzameling gebruikers die kunnen worden beheerd met een gemeenschappelijke set rollen of machtigingen. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Groepen. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een groep maken a Klik op Groep maken of Maken en typ vervolgens een unieke naam voor de groep. b Klik op Groep maken. Groepen verwijderen Een groep verwijderen verwijdert niet de gebruikers van de organisatie. De gebruikers zijn losgekoppeld van de groep en vervolgens wordt de groep verwijderd uit het systeem. a Selecteer een of meer groepen en klik vervolgens op Verwijderen. Opmerking: U kunt ook zoeken naar gebruikers met behulp van de zoekbalk. b Klik op Groepen verwijderen. Leden toevoegen aan een groep a Klik op een groepsnaam. b Klik in het tabblad Leden op Toevoegen, en selecteer vervolgens een of meer gebruikers. Opmerking: U kunt ook zoeken naar gebruikers met behulp van de zoekbalk. c Klik op Leden toevoegen. Groepsleden verwijderen a Klik op een groepsnaam. b Selecteer in het tabblad Leden een of meer gebruikers en klik vervolgens op Verwijderen. Opmerking: U kunt ook zoeken naar gebruikers met behulp van de zoekbalk.

17 Gebruiksaccounts 17 c Klik op Leden verwijderen. Badges beheren Met behulp van de Gebruikersaccounts-webportal kunt u badges registreren bij het systeem en deze vervolgens beheren. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Badges. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een badge registreren a Klik op Badge registreren of Registreren en typ het adres en de badge-id van de gebruiker. b Klik op Badge registreren. Badges verwijderen a Selecteer een of meer badges en klik vervolgens op Verwijderen. Opmerking: U kunt ook zoeken naar badges met behulp van de zoekbalk. Zorg dat u het volledige e- mailadres of badge-id typt. b Klik op Badges verwijderen. Badges importeren Voor informatie over het maken van het CSV- of TXT-bestand, zie 'Badges importeren' op pagina 17. a Badges importeren of Importeren en blader vervolgens naar het CSV- of TXT-bestand. b Klik op Badges importeren. Opmerking: U kunt ook badges voor individuele gebruikers registreren of verwijderen. Zie 'Gebruikers beheren' op pagina 14 voor meer informatie. Badges importeren Met de functie Importeren kunt u badges maken en verwijderen met behulp van een CSV- of TXT-bestand. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Gebruikers. 2 Klik op Badges importeren of Importeren en blader vervolgens naar het CSV- of TXT-bestand. 3 Klik op Badges importeren. Opmerking: Om de logbestanden bij het importeren te bekijken, klikt u op Resultaten exporteren. Voorbeeld van een CSV-indeling BADGE,OPERATION, 20171a,CREATE,jdoe@company.com 20172b,CREATE,llane@company.com 20173c,DELETE,ckent@company.com De kopregel van het importbestand moet als volgt zijn en is hoofdlettergevoelig: BADGE,BEWERKING,

18 Gebruiksaccounts 18 Regelwaarden en hun voorwaarden BADGE: vereist in elke regel. Als een badgewaarde een komma bevat, dan moet de waarde tussen dubbele aanhalingstekens staan. Bijvoorbeeld: "20171a,2a,3a" BEWERKING: vereist voor alle badges. Geldige OPERATION-waarden MAKEN: hiermee maakt u een badge die wordt herkend aan de badgewaarde voor de gebruiker die wordt aangeduid met de waarde . VERWIJDEREN: hiermee verwijdert u de bestaande badge die wordt aangeduid met de BADGE-waarde. vereist voor de bewerking MAKEN. Bij het importeren van een badge wordt er geen gebruiker gemaakt. De gebruiker moet al bestaan voordat er een badge kan worden gemaakt. Voordat de bewerking wordt uitgevoerd, worden -waarden die in hoofdletters staan omgezet naar kleine letters. Bijvoorbeeld: JJANSEN@bedrijf.com wordt geconverteerd naar jjansen@bedrijf.com. Opmerkingen: Alle regels moeten hetzelfde aantal waarden en komma's als de kopregel hebben. Bijvoorbeeld: 20171a,VERWIJDEREN, Het CSV- of TXT-bestand mag maximaal 1001 en minimaal twee regels hebben. Het bestand mag niet groter zijn dan 1 MB. UTF-8-tekens worden ondersteund. Een verificatieprovider configureren De Cloudplatform-website ondersteunt federatie met een identiteitsserviceprovider (IDP) voor verificatie. Gebruikers kunnen zich aanmelden bij het systeem met behulp van de referenties uit hun bestaande accounts. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Organisatie > Verificatieprovider. 2 Klik op Een verificatieprovider configureren en voeg vervolgens de domeinen toe. 3 Configureer de single sign-on-instellingen. Entiteits-id serviceprovider: de basis-uri van de IDP van de organisatie die toegang heeft tot het Cloudplatform. SSO doel-url: de single sign-on (SSO) login URL van de IDP Active Directory Federation Services (ADFS) van de organisatie. SSO afmeldings-url: de SSO afmeldings-url van de IDP ADFS van de organisatie. Indeling SSO naam-id: de naam-id van de IDP ADFS van de organisatie. Certificaat: een ondertekend certificaat van de IDP ADFS van de organisatie. Het certificaat is vereist zodat de Cloudplatform-website weet dat er communicatie met de IDP ADFS is. 4 Configureer zo nodig de geavanceerde instellingen. CSS-formulierkiezers worden gebruikt wanneer gebruikers zich aanmelden vanaf een andere aanmeldingswebpagina. Formulierkiezer: de naam van het formulier dat wordt gebruikt Gebruikers-id formulierkiezer: de invoermodus voor de gebruikers-id Gebruikerswachtwoord formulierkiezer: de invoermodus voor het wachtwoord 5 Klik op Verificatieprovider configureren.

19 Gebruiksaccounts 19 Toepassingen maken Toepassingen die zijn gemaakt in de Cloudplatform-website fungeren als tijdelijke aanduidingen voor machtigingen die toegang verlenen tot andere toepassingen die kunnen worden gebruikt. Neem contact op met uw Lexmark-vertegenwoordiger voor meer informatie over de vereiste toepassingen. 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Toepassingen. 2 Klik op Toepassing maken of Maken, en typ vervolgens een unieke naam en beschrijving voor de toepassing. 3 Stel het type toepassing in. Openbare: toepassingen die aanwezig zijn in het publieke domein. Gebruikersagent: toepassingen zoals de toepassing thick client Javascript. Native: toepassingen zoals mobiele en desktoptoepassingen. Andere: onbeveiligde printers. Vertrouwelijke: toepassingen die zijn verborgen achter een firewall en die buiten werking beperkte toegang bieden. Webtoepassing: toepassingen zoals servers. Andere: beveiligde printers. 4 Stel indien nodig deze applicatie in als onderliggende toepassing en selecteer vervolgens de bovenliggende toepassing. 5 Vanaf het gedeelte OAuth-instellingen genereert u de Client-id. 6 Klik op Toepassing maken. Toepassingen verwijderen 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Toepassingen. 2 Selecteer een of meer toepassingen en klik vervolgens op Verwijderen. 3 Klik op Toepassingen verwijderen. De wachtwoordvereisten instellen 1 Klik in de Gebruikersaccounts-webportal op Organisatie > Wachtwoordvereisten. 2 Stel de minimale lengte in en selecteer vervolgens de wachtwoordcomplexiteit. 3 Klik op Wachtwoord bijwerken.

20 Printerconfiguratie 20 Printerconfiguratie Gebruik de Printerconfiguratie-webportal voor het beheer van printers die zijn geconfigureerd met behulp van de Print Release-toepassing. Printers moeten worden aangemeld bij de Cloudplatform-website voordat u deze kunt beheren. De volgende werkstroom toont het algemene proces voor het instellen van printers met de Printerconfiguratie-webportal: Printer Enrollment Workflow Cloud Platform 1. Log in. 2. Download Printer Enrollment Tool. 5. Enroll the printer. Printer Configuration web portal 4. Deploy Printer Configuration Agent. Printer Configuration Agent Printer Enrollment Tool 3. Discover printer. 1 Meld u aan bij het Cloudplatform. 2 Download en voer de Printer Enrollment Tool uit. 3 Detecteer de printers in uw netwerk. 4 Het systeem installeert de Printerconfiguratietool op de printer. 5 Meld de printers aan. De Printerconfiguratietool controleert de Cloudplatform-website regelmatig op wijzigingen in de configuratie of andere aanvragen. Na aanmelding staan de aangemelde printers vermeld op de startpagina van de Printerconfiguratie-webportal.

21 Printerconfiguratie 21 In de Printerconfiguratie-webportal kunt u printerconfiguraties ontwikkelen en implementeren, printerinformatie weergeven en printerlogboeken opvragen. Printer Configuration Workflow Cloud Platform Manage printer Printer Configuration Deploy configurations and update printer information Printer Configuration Agent Scheduled interval polling Toegang tot de Printerconfiguratie-webportal 1 Klik op de startpagina van het Cloudplatform op Printerconfiguratie. 2 In een omgeving met meerdere organisaties selecteert u een organisatie. Opmerking: Als er slechts één organisatie aan uw account is toegewezen, dan is deze organisatie voorgeselecteerd. 3 Klik op Volgende. De Printer Enrollment Tool downloaden Detecteer en meld printers aan bij de Cloudplatform-website. 1 Voer in de Printerconfiguratie-webportal een van de volgende handelingen uit: Als er geen printers zijn aangemeld, klikt u op De Printer Enrollment Tool downloaden.

22 Printerconfiguratie 22 Als er bestaande printers zijn aangemeld klikt u op Nieuwe printers aanmelden > De Printer Enrollment Tool downloaden. 2 Accepteer de licentieovereenkomst voor eindgebruikers (EULA). 3 Pak de gezipte map uit en zoek het uitvoerbare bestand van de Printer Enrollment Tool. Printers aanmelden De printers moeten worden aangemeld bij de Cloudplatform-website voordat u deze kunt beheren. 1 Voer de Printer Enrollment Tool uit. Opmerking: Zie 'De Printer Enrollment Tool downloaden' op pagina 21 voor meer informatie. 2 Typ hetzelfde adres en wachtwoord dat wordt gebruikt voor verbinding met de Cloudplatformwebsite en klik vervolgens op Aanmelden. 3 In een omgeving met meerdere organisaties selecteert u een organisatie. Opmerking: Als er slechts één organisatie aan uw account is toegewezen, dan is deze organisatie voorgeselecteerd. 4 Klik op Volgende en selecteer vervolgens in het gedeelte Printerdetectie een type detectie. Om naar alle printers in uw lokale netwerk te zoeken, selecteert u Lokaal netwerk zoeken. Om naar een specifiek IP-adres, subnetmasker, bereik of volledig gekwalificeerde domeinnaam (FQDN) te zoeken, selecteert u Geavanceerd zoeken. Opmerkingen: Om community strings aan de SNMP-instelling toe te voegen, klikt u op SNMP-instellingen wijzigen. De ingevoerde gegevens worden niet opgeslagen nadat de Printer Enrollment Tool is afgesloten. Om uw geavanceerde zoeklijst op te slaan, klikt u op Exporteren. De lijst wordt opgeslagen in een CSV-indeling. Om een bestaand CSV-bestand te gebruiken, klikt u op Importeren. 5 Klik op Printers detecteren. 6 Bekijk de informatie en sluit vervolgens het dialoogvenster Printerdetectie. 7 In het gedeelte Printeraanmelding selecteert u een of meer printers. Opmerking: Printers uit het tabblad Aangemeld kunnen opnieuw worden aangemeld. Meld de printer opnieuw aan wanneer deze niet reageert, of als de printer moet worden afgemeld bij een andere organisatie en worden aangemeld bij de huidige organisatie.

23 Printerconfiguratie 23 8 Klik op Printers aanmelden. 9 In het dialoogvenster "Verificatie voor beveiligde printers" voert u een van de volgende handelingen uit: Voor beveiligde printers selecteert u het verificatietype en voert u vervolgens uw gegevens in en klikt u op Verificatiegegevens toepassen. Voor onbeveiligde printers klikt u op Deze stap overslaan. Opmerking: Bij sommige printermodellen zijn mogelijk andere verificatiereferenties geconfigureerd. Zorg ervoor dat het verificatietype dat tijdens aanmelding in de Printer Enrollment Tool is ingesteld, overeenkomt met het verificatietype dat op de printer is geconfigureerd. Als de verificatietypen niet overeenkomen, wordt de printer mogelijk niet aangemeld. 10 Sluit de Printer Enrollment Tool. Opmerkingen: Het aanmeldingsproces kan enkele minuten in beslag nemen. De aangemelde printers worden toegevoegd aan de lijst met printers op de hoofdpagina van de Printerconfiguratie-webportal. Het kan enkele minuten duren voor de aangemelde printers in de Printerconfiguratie-webportal worden weergegeven. Printers afmelden 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Selecteer een of meer printers en klik vervolgens op Printers afmelden. 3 Klik op Doorgaan. Opmerkingen: Nadat de printers zijn afgemeld, worden ze verwijderd uit de printerlijst van de Printerconfiguratiewebportal. De Printerconfiguratie-agent blijft geïnstalleerd in de afgemelde printers. Een configuratie maken Een configuratie bestaat uit Print Release-toepassingsinstellingen die kunnen worden ingezet op een printer of op een groep printers. 1 Voer in de Printerconfiguratie-webportal een van de volgende handelingen uit: Klik op Configuraties > Maken of Configuratie maken. Klik op Printers > Configuratie > Configuratie maken. 2 Typ een unieke configuratienaam en -beschrijving. 3 Schakel indien nodig afdrukken zonder server in. 4 Schakel indien nodig het inactieve scherm in. Standaard inactief scherm: de standaard achtergrondafbeelding wordt gebruikt. Aangepast inactief scherm: hiermee kunt u een aangepaste tekst en achtergrondafbeelding toevoegen.

24 Printerconfiguratie 24 Ga als volgt te werk: a Selecteer de positie van de tekst. b Typ de aangepaste tekst. c Upload de achtergrondafbeelding. Opmerking: De geüploade afbeelding kan mogelijk anders renderen bij sommige printermodellen en aanraakschermformaten. 5 Klik op Configuratie maken. Configuraties beheren 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Configuraties. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Om configuraties te verwijderen, selecteert u een of meer configuraties en klikt u vervolgens op Verwijderen. Opmerking: Configuraties verwijderen verwijdert configuraties niet van printers waarop ze reeds zijn geïmplementeerd. Om een configuratie te configureren, selecteert u een configuratie, klikt u op Kopie, configureert u de instellingen en klikt u vervolgens op Configuratie maken. Opmerking: Geïmplementeerde configuraties kunnen niet meer worden bewerkt, maar ze kunnen worden gekopieerd en opgeslagen als een nieuwe bewerkbare configuratie. Om een standaardconfiguratie in te stellen, selecteert u een configuratie en klikt u vervolgens op Als standaard instellen. De standaardconfiguratie wordt automatisch aan nieuw aangemelde printers toegewezen. Om de configuratie als standaardconfiguratie te verwijderen, selecteert u de configuratie en klikt u vervolgens op Verwijderen als standaard. Configuraties implementeren op printers Het implementeren van een configuratie op printers stuurt de configuratie naar de cloudserver en werkt de printer tijdens de volgende ingeplande peiling bij. 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printersen selecteer vervolgens een of meer printers. 2 Klik op Configuratie > Configuratie implementeren. 3 Selecteer een configuratie in het venster Configuratie implementeren en klik vervolgens op Volgende. 4 Sluit het bevestigingsbericht. Opmerking: Geïmplementeerde configuraties kunnen niet meer worden bewerkt, maar ze kunnen worden gekopieerd en opgeslagen als een nieuwe bewerkbare configuratie. Zie 'Configuraties beheren' op pagina 24 voor meer informatie.

25 Printerconfiguratie 25 Toegewezen configuraties verwijderen Opmerking: Het verwijderen van toegewezen configuraties zorgt voor deïnstallatie van de Print Releasetoepassing, Card Authentication-toepassing en de drivers van de kaartlezer die zijn geïmplementeerd op de printers die gebruik maken van de Cloudplatform-website. 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Selecteer een of meer printers en klik vervolgens op Configuratie > Configuratie verwijderen > Doorgaan. 3 Klik op Configuratie verwijderen. Labels maken Een label is een aangepaste tekst die u kunt toewijzen aan printers. Wanneer u een zoekopdracht filtert met een label worden alleen printers met dit label weergegeven. 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers > Labels > Label maken. 2 Typ een unieke naam voor het label. 3 Klik op Opslaan. Labels aan printers toewijzen 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printersen selecteer vervolgens een of meer printers. 2 Klik op Labels en selecteer vervolgens een of meer labels. Opmerking: Als er geen apparaten zijn geselecteerd, worden de beschikbare labels uitgeschakeld. 3 Klik op Toepassen. Toegewezen labels verwijderen 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Selecteer één of meer printers. 3 Klik op Labels en wis vervolgens een of meerdere labels. 4 Klik op Toepassen. Labels beheren 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Klik op Labels > Labels beheren.

26 Printerconfiguratie 26 3 Voer een van de volgende handelingen uit: Om labels te verwijderen, selecteert u een of meer labels en klikt u vervolgens op Verwijderen. Om een label te bewerken, bewerkt u het label en klikt u vervolgens op Opslaan. 4 Klik op Toepassen. Agentinstellingen printerconfiguratie wijzigen 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Klik op Configuratie > Agentinstellingen printerconfiguratie wijzigen. 3 Stel de peilingsinterval en het logboekregistratiedetailniveau in. 4 Klik op Instellingen opslaan. Printerinformatie weergeven 1 Klik in de Printerconfiguratie-webportal op Printers. 2 Klik in de lijst Printers op het IP-adres van de printer. 3 Bekijk de volgende printerinformatie: De huidige printerstatus De datum en tijd van de laatste peiling De printer identificatie-informatie Opmerking: Klik op Bewerken om de printernaam en -beschrijving te wijzigen. De versie van de printerfirmware De geïnstalleerde toepassingen, waaronder toepassingen die zijn geïmplementeerd vanuit de Cloudplatform-website en toepassingen die rechtstreeks op de printer zijn geïnstalleerd De agentinstellingen van de printerconfiguratie Opmerking: Om de instellingen te bewerken, klikt u op Bewerken. Zie 'Agentinstellingen printerconfiguratie wijzigen' op pagina 26 voor meer informatie. Het systeemlog De geschiedenis van bepaalde gebeurtenissen, zoals gebeurtenistype, datum, tijd, duur en status Opmerkingen: Om de informatie over de printer bij te werken, klikt u op Printergegevens bijwerken. Om de printer te bekijken en te configureren met de Embedded Web Server, klikt u op Open de Embedded Web Server van de printer.

27 Afdrukbeheer 27 Afdrukbeheer Gebruik de Print Management-webportal voor het volgende: Afdrukwachtrijen en gebruikersquota beheren. Afdruktaken delegeren. Rapporten voor documentadministratie genereren. Afbreken van document configureren. Serverless clients beheren. Een aangepast Print Management Client-pakket maken. De Print Management-webportal werkt ook met de volgende toepassingen: Print Release Een bedrijfsbrede afdrukoplossing voor het beheren van afdruktaken vanaf de printer. Raadpleeg de Beheerdershandleiding van Print Release voor meer informatie. Mobile Print Een toepassing om documenten direct naar op het netwerk aangesloten Lexmark-printers en een server te verzenden vanaf een mobiel apparaat met het Android TM -platform of het iosbesturingssysteem. Raadpleeg voor meer informatie de Lexmark Mobile Print-gebruikershandleiding voor uw mobiele apparaat. Toegang tot de Print Management-webportal Klik op de startpagina van het cloudplatform op Print Management. De Print Management-webportal gebruiken Gebruikers importeren Gebruikers beheren in de Print Management-webportal na ze in de database te hebben geïmporteerd. 1 Klik in de Print Management-webportal op Gebruikers > beheren. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Gebruikers importeren vanuit de Gebruikersaccounts-webportal Klik op Importeren via Gebruikersaccounts > Importeren vanuit Gebruiksaccounts. Opmerking: Gebruik een CSV-bestand om groepen die vanuit de Gebruikersaccounts-webportal zijn gemaakt, op te nemen. Gebruikers importeren met een CSV-bestand U kunt ook de gebruikersgroep en quota instellen. a Klik op Importeren via CSV-bestand. b Blader naar het CSV-bestand. Opmerkingen: Het bestand mag niet groter zijn dan 1 MB.

28 Afdrukbeheer 28 U kunt geen groepen maken met behulp van het CSV-bestand. Controleer of de groep al bestaat. Om een voorbeeld te bekijken, klikt u op Een voorbeeldbestand downloaden. c Klik op Importeren via CSV-bestand. 3 Klik op Gereed. Gebruikersquota instellen 1 Klik in de Print Management-webportal op Beheer > Quota. 2 Selecteer een gebruiker en stel vervolgens de gebruikersquota in. Opmerking: Als de gebruiker is toegewezen aan een groep, dan worden de groepsquota gebruikt. Om de individuele groepsquota voor deze gebruiker te gebruiken, selecteert u De groepsquota voor deze gebruiker negeren. 3 Klik op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Groepsquota instellen Beheer het quotum van meerdere gebruikers door ze toe te voegen aan een groep. Groepen worden ook gebruikt om gebruiksgegevens te verzamelen voor rapporten voor documentadministratie. 1 Klik in de Print Management-webportal op Beheer > Groepen. 2 Selecteer een groep. Opmerking: Om een groep te maken, klikt u op Maken. 3 Voeg leden toe of verwijder leden en stel vervolgens groepsquota in. 4 Klik op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Gebruikerswachtrij bekijken Als beheerder kunt u de afdrukwachtrij van andere gebruikers bekijken. 1 Klik in de Print Management-webportal op Afdrukwachtrij. 2 In het koptekstgebied selecteert u de gebruikersnaam van de huidige afdrukwachtrij. 3 Zoek of selecteer een gebruiker. Afdrukwachtrijen beheren Bekijk verzonden taken die nog niet zijn afgedrukt of verwijderd. 1 Klik in de Print Management-webportal op Afdrukwachtrij. 2 In het koptekstgebied selecteert u de gebruikersnaam van de huidige afdrukwachtrij. 3 Zoek of selecteer een gebruiker. 4 Voer een van de volgende handelingen uit:

29 Afdrukbeheer 29 Bestanden uploaden a Klik op Bestand uploaden. b Sleep een of meer bestanden of ga ernaar toe. Opmerking: U kunt maximaal vijf bestanden tegelijk uploaden. c Klik op Bestanden uploaden. Een afdruktaak downloaden Opmerking: Bestanden worden gedownload in PDF-indeling, met uitzondering van beeldformaten en bestanden die zijn verzonden via het printerstuurprogramma. a Selecteer een afdruktaak. b Klik op Downloaden. Afdruktaken verwijderen a Selecteer één of meer taken. b Klik op Verwijderen > Afdruktaken verwijderen. Afdrukinstellingen voor een specifieke afdruktaak opgeven Opmerking: Er zijn updates van toepassing op afdruktaken die zijn geüpload of per verzonden naar de webportal. a Klik op een afdruktaak. b Typ in het gedeelte Algemeen een beschrijving voor de afdruktaak. c Configureer de instellingen in het gedeelte Afdrukopties. Exemplaren Kleurenmodus Dubbelzijdig afdrukken Wanneer u afdrukt op beide zijden van het papier, wordt het papier langs de korte zijde of de lange zijde gedraaid. Selecteer Printerinstelling gebruiken om de standaardinstelling te gebruiken. Pagina's per zijde Meerdere pagina's van het document worden afgedrukt op één zijde van het papier. d Klik op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Standaardafdrukinstellingen instellen voor alle binnenkomende afdruktaken Opmerking: Er zijn updates beschikbaar voor toekomstige afdruktaken. a Klik op Standaardafdrukinstellingen instellen. b Configureer de instellingen. Exemplaren Kleurenmodus Dubbelzijdig afdrukken Wanneer u afdrukt op beide zijden van het papier, wordt het papier langs de korte zijde of de lange zijde gedraaid. Selecteer Printerinstelling gebruiken om de standaardinstelling te gebruiken. Pagina's per zijde Meerdere pagina's van het document worden afgedrukt op één zijde van het papier.

30 Afdrukbeheer 30 c Klik op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Deelnemers beheren Gebruikersdeelnemers weergeven en beheren. Een deelnemer is een gebruiker die gemachtigd is om afdruktaken van een andere gebruiker af te drukken. Zo kan een beheerdersassistent bijvoorbeeld taken afdrukken die zijn verzonden door een leidinggevende. 1 Klik in de Print Management-webportal op Deelnemers. 2 In het koptekstgebied selecteert u de huidige gebruikersnaam van de deelnemer. 3 Zoek of selecteer een gebruiker. 4 Voer een van de volgende handelingen uit: Deelnemers toevoegen a Klik op Toevoegen. b Selecteer een gebruiker. c Klik op Gebruiker toevoegen. Deelnemers verwijderen a Selecteer één of meer deelnemers. b Klik op Remove (Verwijderen). bewaarbeleid voor documenten instellen Automatisch taken en boekhoudkundige gegevens verwijderen. 1 Klik in de Print Management-webportal op Beheer > Documentbewaarbeleid. 2 Geef in het gedeelte Print Release op wanneer de vrijgegeven en niet vrijgegeven documenten verwijderd moeten worden. 3 Geef in het gedeelte Documentadministratie op wanneer dossiers verwijderd moeten worden. 4 Klik op Save Changes (Wijzigingen opslaan). Rapporten voor documentadministratie genereren Rapporten van alle taken die naar de server zijn gestuurd bekijken en exporteren. 1 Klik in de Print Management-webportal op Documentadministratie. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een overzicht van alle afdruktaken weergeven Opmerking: Dit rapport bevat alleen vrijgegeven opdrachten van de Cloudserver en toont gebruiksstatistieken bij het apparaat van de gebruiker die momenteel is aangemeld. Klik op Afdruktaakgeschiedenis.

31 Afdrukbeheer 31 Rapporten genereren a Klik op Rapporten. b In het gedeelte Rapporten selecteert u een type rapport. Mijn Documentadministratie-overzicht: een overzichtsrapport met de documentadministratie van al uw taken Documentadministratie-overzicht: een overzichtsrapport met de documentadministratie van taken van alle gebruikers Maandelijkse dashboard: een overzicht van werkzaamheden die binnen een maand zijn uitgevoerd Gegevens afdruktaak: een overzicht van de gebruikersactiviteiten gedurende maximaal 90 dagen Printeractiviteit: een overzicht van printeractiviteiten gedurende maximaal 90 dagen Gegevensexport Documentadministratie: de onbewerkte gebruiksgegevens in CSV-indeling om te exporteren Audit-log: een overzicht van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in de server c Configureer de instellingen en voer daarna een van de volgende handelingen uit: Klik op Rapport genereren > PDF downloaden. Klik op CSV genereren > CSV downloaden. Serverloze accounts bekijken 1 Klik in de Print Management-webportal op Serverless. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Een gebruikersaccount bekijken a Klik op Gebruikers. b Selecteer een gebruiker. Geregistreerde werkstations beheren Verwijder clientregistraties of zoek naar gebruikers met geregistreerde werkstations en de bijbehorende details. Klik op Clients. De Lexmark Print Management Client downloaden Lexmark Print Management Client is een softwarepakket dat wordt geïmplementeerd op computers om een veilige vrijgave van afdruktaken mogelijk te maken. De software legt afdruktaken vanuit de afdrukspool vast en codeert deze, indien nodig. Afdruktaken worden opgeslagen op de Print Management-server totdat ze worden vrijgegeven door een printer met de toepassing Print Release. 1 Klik in de Print Management-webportal op Client downloaden. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Download het standaardpakket voor uw besturingssysteem. Een aangepast pakket maken.