ECLI:NL:PHR:2013:BW6520 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01985

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:PHR:2013:BW6520 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01985"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2013:BW6520 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01985 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHARN:2011:BP9846 Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BW6520 Belastingrecht Vennootschapsbelasting. Art. 8 Wet Vpb Paraplu-krediet. Het meetekenen van een kredietfaciliteit als de onderhavige, waarbij de concernvennootschappen zich hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk stellen, berust louter op de tussen de vennootschappen aanwezige vennootschapsrechtelijke betrekkingen, zodat de daarbij genomen risico s in de aandeelhouderssfeer liggen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2013, 586 met annotatie van Egelie JOR 2013/195 met annotatie van mr. A.J. Tekstra FutD V-N 2012/35.12 V-N Vandaag 2013/495 V/N t.17 V-N 2013/12.17 BNB 2013/109 FED 2013/53 Conclusie Nr. 11/01985 Nr. Rechtbank: 08/1406 Nr. Gerechtshof: 10/00431 Derde Kamer A Vennootschapsbelasting 2003 PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. P.J. WATTEL ADVOCAAT-GENERAAL

2 Conclusie van 27 April 2012 inzake: X BV tegen Staatssecretaris van Financiën 1. Overzicht 1.1 Aan het concern waarvan X BV (de belanghebbende) deel uitmaakt, is door een bankenconsortium een kredietfaciliteit ad maximaal 110 miljoen verstrekt. Nagenoeg alle concernvennootschappen, ook de belanghebbende, hebben zich hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk gesteld. Geen van de concernvennootschappen heeft enige garantievergoeding aan enige andere concernvennootschap betaald. Toen grote delen van het concern in moeilijkheden kwamen, heeft het consortium het krediet opgezegd en de belanghebbende aangesproken voor Rechtbank en Hof Arnhem achtten dat bedrag niet aftrekbaar van belanghebbendes fiscale winst. Onder verwijzing naar HR BNB 2008/191 oordeelden zij dat de belanghebbende met de aanvaarding van hoofdelijke aansprakelijkheid een (debiteuren)risico heeft genomen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, waardoor het betaalde bedrag in zijn geheel niet aftrekbaar is. Het Hof achtte geen zakelijke prijsbepaling voor de garantie mogelijk. 1.3 Uw benadering in HR BNB 2008/191 en BNB 2012/37 van (onzakelijke) gelieerde leningen geldt mijns inziens mutatis mutandis ook voor (onzakelijke) gelieerde garanties en borgstellingen. Een verlies op een gelieerde garantie is dus niet aftrekbaar als het daarmee gelopen (debiteuren)risico door een derde bij geen enkele winstonafhankelijke vergoeding zou zijn genomen. Het beoordelingsmoment is het moment van garanderen. 1.4 Uit de analoge toepassing van HR BNB 2012/37 volgt dat pas kan worden aangenomen dat een derde het risico ten tijde van het garanderen niet zou hebben genomen als de garantie niet verzakelijkt kon worden, dat wil zeggen als geen - niet in wezen winstdelende - zakelijke vergoeding voor de garantie kon worden bepaald op het moment van garanderen. 's Hofs oordeel dat zulks in casu niet mogelijk is, is niet of onvoldoende gemotiveerd, met name in het licht van zijn bevinding dat het risico ten tijde van garanderen gering was en van de door hem niet in aanmerking genomen omstandigheden dat als de belanghebbende een vergoeding had moeten ontvangen, zij ook voor de garanties van de anderen had moeten betalen, en dat de belanghebbende mogelijk gunstiger leningvoorwaarden heeft genoten als gevolg van de concernwijde onderlinge garantie. Het Hof lijkt voorts de situatie enerzijds via de achteruitkijkspiegel te beoordelen door alleen het feitelijk door de belanghebbende gebruikte, zeer beperkte krediet te beschouwen, maar gaat anderzijds uit van een aansprakelijkheidsrisico van 110 miljoen, hoewel in diezelfde achteruitkijkspiegel het risico niet 110 miljoen, maar slechts ruim 5 miljoen blijkt te belopen. Het Hof heeft voorts de (voorziende) omvang en aard van het door de belanghebbende gebruikte krediet niet voldoende gemotiveerd bepaald. 1.5 De omstandigheid dat een concernkrediet met onderlinge garanties en regres zich per definitie slechts in gelieerde verhoudingen voordoet, waardoor vergelijking met ongelieerde verhoudingen moeizaam is, is mijns inziens geen grond voor het zonder meer onmogelijk achten van zakelijke prijsbepaling van het saldorisico per concernvennootschap ten tijde van garanderen. Ook hoofdkantoorkosten kunnen zich uitsluitend in gelieerde verhoudingen voordoen, maar dat staat niet in de weg aan een zakelijke toerekening en aan aftrekbaarheid ervan, als de toerekening en de prijsbepaling maar redelijk (zakelijke verhoudingen imiterend) zijn. 1.6 Ik meen daarom dat vernietigd en verwezen moet worden. 1.7 De belanghebbende betoogt nog dat, nu zij in geval van uitwinning gesubrogeerd zou worden in

3 de rechten van de banken, zij zich in een vergelijkbare positie bevond als de banken en daarmee in een zakelijke positie, nu de banken per definitie zakelijk handelden. Dat betoog faalt mijns inziens omdat belanghebbendes positie op minstens drie cruciale punten afweek van die van de banken ten tijde van de verstrekking van de kredietfaciliteit, waarvan het belangrijkste is dat reeds toen vast stond dat áls de belanghebbende gesubrogeerd zou worden in die rechten, zulks zou gebeuren ná voltrekking van een kredietrisico dat de banken tot opzeggen aan aanspreken zou nopen, zodat die rechten veel minder waard zouden zijn dan toen de banken hen bedongen. 2. De feiten, het geschil en de uitspraken in feitelijke instanties 2.1 De belanghebbende is onderdeel van de A-groep. Die groep ontwikkelde, produceerde en verkocht landbouwmachines en tractoren en handelde in producten voor de landbouw, zoals kunstmest. Aan het hoofd van het concern stond een Holding BV (hierna: A). Tot 1 januari 2003 was de belanghebbende opgenomen in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting met A als moedermaatschappij. Het concern heeft in de jaren 1999 tot en met 2001 omzetten gemaakt van respectievelijk f 449 miljoen, f 514 miljoen en f 624 miljoen, waarvan ongeveer 80% buiten Nederland. 2.2 Op 10 november 2000 heeft een bankenconsortium onder leiding van de Rabobank aan A een groepskredietfaciliteit van maximaal 110 miljoen verstrekt. Die faciliteit is onder meer gebruikt voor acquisities en voor herfinanciering van bestaande schulden van concernmaatschappijen aan consortiumbanken. Volgens de leningovereenkomst is van de kredietruimte bestemd voor A, voor working capital en general funding/refinancing. 2.3 Met de andere concernvennootschappen heeft de belanghebbende zich jegens het bankenconsortium hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het volledige bedrag van de kredietfaciliteit. Geen van de concernvennootschappen heeft een vergoeding van enige andere concernvennootschap ontvangen voor ieders garantie van terugbetaling van door andere concernvennootschappen opgenomen kredieten. De kredietovereenkomst bepaalt dat als een concernmaatschappij aansprakelijk wordt gesteld, deze haar regresvordering op haar hoofdelijke medeschuldenaren niet opeist zolang het totale bankkrediet niet is afgelost. Ten gunste van het bankenconsortium zijn door de belanghebbende voorts rechten van hypotheek en pand gevestigd tot zekerheid voor terugbetaling. 2.4 Niet in geschil is dat ten tijde van de garantstelling in 2000 de kans klein was dat de belanghebbende zou worden aangesproken. 2.5 Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende in november van het bankenconsortium heeft geleend om een bestaand krediet te herfinancieren, maar de belanghebbende weerspreekt in cassatie dat het om een herfinanciering ging. Zij betoogt dat het een additioneel krediet betrof en dat daarnáást een herfinanciering ad 3 miljoen heeft plaatsgevonden. 2.6 De belanghebbende behaalde in 2000 tot en met 2002 winsten na belasting ad afgerond , en Haar eigen vermogen bedroeg: - ultimo ultimo ultimo ultimo (na verwerking van verlies op de kredietfaciliteit) 2.7 Begin 2003 was de liquiditeitspositie van het concern zodanig zwak dat zijn voortbestaan werd bedreigd. Een rapport van 10 maart 2003 van C aan het bankenconsortium zag een sterfhuisconstructie als enige mogelijkheid om het concern deels te redden. De ruwvoerdivisie waarvan de belanghebbende deel uitmaakte, zou daartoe worden verkocht, terwijl de aardappel- en

4 distributiedivisie zouden failleren. Het bankenconsortium beëindigde vervolgens op 1 april 2003 de financiering van het concern en eiste zijn vorderingen op. Op die datum werd aan A surséance van betaling verleend; op 24 april 2003 werd zij failliet verklaard. Ook andere concernmaatschappijen - ik neem aan in de aardappel- en distributiedivisies - werden in de periode april tot en met juli 2003 failliet verklaard. 2.8 Het bankenconsortium heeft de belanghebbende aansprakelijk gesteld voor de terugbetaling van het onder de kredietfaciliteit aan concernvennootschappen verleende krediet en op die grond via zijn pandrecht op bankrekeningen op 11 april aan het consortium onttrokken: dat bedrag is gelijk aan het saldo van de vier bankrekeningen bij banken van het consortium die de belanghebbende op die datum had. De belanghebbende is niet verder aangesproken door het consortium, integendeel: op diezelfde 11 april 2003, ná belanghebbendes betaling, heeft de Rabobank aan de belanghebbende een nieuw krediet ad verstrekt tot voorziening in haar behoefte aan werkkapitaal. 2.9 Belanghebbendes regresvorderingen op de andere groepsvennootschappen bleken eind 2003 waardeloos. Zij heeft haar betaling ad aan het bankenconsortium ten laste van haar fiscale winst over 2003 gebracht. Haar aangifte vennootschapsbelasting 2003 rapporteerde een verlies ad De Inspecteur heeft de aftrek van de genoemde geweigerd en een aanslag vennootschapsbelasting 2003 opgelegd naar een belastbaar bedrag ad Daarbij is aan heffingsrente berekend. Hij heeft belanghebbendes bezwaar daartegen ongegrond verklaard De belanghebbende betoogde in beroep tegen die uitspraak op bezwaar en in hoger beroep tegen de Rechtbankuitspraak (i) dat het de betaling wel degelijk ten laste van haar fiscale resultaat komt omdat haar garantstelling geen debiteurenrisico meebracht dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, en subsidiair (ii) dat zij geen debiteurenrisico heeft aanvaard met de bedoeling haar aandeelhouder als zodanig te bevoordelen De Inspecteur voerde subsidiair aan dat het verlies uit de garantstelling in elk geval deels door de tot 2003 bestaande fiscale eenheid moet worden genomen en in zoverre niet in mindering kan komen op belanghebbendes winst over De Rechtbank Arnhem(1) heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld, overwegende - onder verwijzing naar uw arrest HR BNB 2008/191 - dat de belanghebbende met de aanvaarding van de hoofdelijke aansprakelijkheid een (debiteuren)risico heeft genomen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen: "4.1. Verweerder [de Inspecteur, PJW] heeft primair het standpunt ingenomen dat de aanvaarding van hoofdelijke aansprakelijkheid door eiseres [de belanghebbende, PJW] berust op het motief haar aandeelhoudster A te bevoordelen en is terug te voeren op die aandeelhoudersrelatie. Het in het jaar 2003 geleden verlies vloeit volgens verweerder niet voort uit haar ondernemingsuitoefening (is geen zakelijke last) en komt daarom niet voor aftrek in aanmerking Verweerder - op wie in deze de bewijslast rust - heeft daartoe gewezen op de omstandigheid dat het eigen belang van eiseres bij de kredietfaciliteit zeer gering is geweest omdat van de totale kredietfaciliteit van slechts voor eiseres bestemd was. Gelet op de zeer goede eigen resultaten en vermogenspositie van eiseres zou zij ook op eigen kracht in haar bedrijfsfinanciering kunnen voorzien. Het risico dat eiseres met de aansprakelijkheid voor de volledige kredietfaciliteit heeft aanvaard staat volgens verweerder in geen verhouding tot het voordeel dat zij geniet in de vorm van de kredietfaciliteit. Een onafhankelijke derde zou een dergelijk risico niet hebben aanvaard. Verweerder weerspreekt de door eiseres als onderbouwing van de zakelijkheid aangevoerde argumenten, of is van mening dat deze van onvoldoende gewicht zijn.

5 4.3. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat het aanvaarden van de aansprakelijkheid geschiedde in de periode waarin eiseres nog tot de fiscale eenheid met A behoorde, maar de (negatieve) gevolgen daarvan zich pas na het verbreken van die fiscale eenheid manifesteren, niet afdoet aan de noodzaak de zakelijkheid van die aansprakelijkstelling te toetsen zonder rekening te houden met die fiscale eenheid Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de winst opgevat en bepaald op de voet van onder meer artikel 3.8 van de Wet IB Ingevolge dit laatste artikel is winst uit onderneming het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming. Van een voordeel (of een last) uit onderneming is geen sprake als dat voordeel (of die last) is terug te voeren op de relatie tussen de vennootschap en haar aandeelhouder Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een uit de ondernemingsuitoefening voortvloeiende last in voormelde zin kan worden aangesloten bij het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2008 (nr , BNB 2008/191, LJN: BD1108). De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen (r.o. 3.4): "Indien en voor zover een geldverstrekking door een vennootschap aan haar aandeelhouder plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door die vennootschap een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, moet - behoudens bijzondere omstandigheden - ervan worden uitgegaan dat die vennootschap dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies op de geldlening in zoverre niet in mindering op de winst van die vennootschap kan worden gebracht." 4.6. Dit arrest is ook toepasbaar op de aanvaarding door eiseres van volledige aansprakelijkheid voor de kredietfaciliteit. Beslissend is derhalve op grond van welke rechtsverhouding het risico is aanvaard. Indien het risico is aanvaard op grond van de vennootschap-aandeelhouderrelatie tussen eiseres en A, komt het daaruit voortvloeiende verlies niet voor aftrek in aanmerking Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in het jaar 2000 een financieel zeer gezonde vennootschap was. Gelet op haar hoge eigen vermogen ( ultimo 2000) in vergelijking met de herfinanciering ( ) waarin de kredietfaciliteit voorzag, acht de rechtbank aannemelijk dat het voor eiseres zonder meer mogelijk was geweest op eigen kracht in haar financiering te voorzien Met het aanvaarden van het aansprakelijkheidsrisico voor de volledige kredietfaciliteit heeft eiseres daarom feitelijk een risico aanvaard dat volledig voorvloeide uit de financieringsbehoefte van haar moedermaatschappij en de andere tot het concern behorende vennootschappen. Niet gebleken is, en de rechtbank acht dat ook niet aannemelijk, dat eiseres enige invloed kon uitoefenen op de besteding van die gelden. Voor de aanvaarding van dit risico, dat een veelvoud was van het eigen vermogen van eiseres, heeft zij geen vergoeding ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat een onafhankelijke derde een dergelijk risico nimmer zou hebben genomen en moet worden geconcludeerd dat de aanvaarding van dit risico berust op de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen Hetgeen eiseres hiertegenover heeft aangevoerd als zakelijke motieven voor de aansprakelijkstelling acht de rechtbank niet voldoende voor een ander oordeel. De omstandigheid - zoals door eiseres is gesteld - dat groepsaansprakelijkheden een gebruikelijk verschijnsel zijn binnen concerns doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Onduidelijk is immers of die praktijk berust op de aandeelhoudersrelaties binnen concerns (eenzijdig opgelegd door de tophoudster van het betreffende concern) of dat die praktijk berust op zelfstandige ondernemingsbeslissingen van de zich garant stellende dochtervennootschappen. Evenmin is aannemelijk geworden dat aanvaarding van aansprakelijkheid tussen onafhankelijke partijen in deze vorm en tot dit bedrag, in relatie tot het eigen vermogen van de partij die zich aansprakelijk stelt, voorkomt. Ook het standpunt dat groepsaansprakelijkstellingen in het civiele en vennootschapsrecht worden geaccepteerd, doet niet af aan een afwijkende fiscale beoordeling Evenmin acht de rechtbank van voldoende zakelijk gewicht tegenover het gelopen risico, de door eiseres gestelde rol in de groeistrategie van het concern. Over de rol van eiseres, haar activiteiten of haar belang in dat verband is niets concreet gesteld of gebleken.

6 4.11. Ook de gestelde herfinanciering van een lening van A aan eiseres acht de rechtbank van onvoldoende zakelijk belang. Deze door A aan eiseres verstrekte geldlening (saldo eind 2000 ongeveer ) diende ter financiering van de bedrijfsgebouwen van eiseres. Uit de door eiseres overgelegde documentatie met betrekking tot de kredietfaciliteit blijkt op geen enkele wijze dat die faciliteit ook op die financiering betrekking heeft. In die overeenkomst is immers slechts een herfinanciering van voor eiseres voorzien. Evenmin is aannemelijk geworden dat die financiering op korte termijn kon worden opgezegd. Anders dan bij rekening-courantkredieten, plegen financieringen van bedrijfsgebouwen een lange looptijd te hebben. Zelfs als er een noodzaak zou zijn ontstaan tot herfinanciering van deze schuld, dan nog acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres, gelet op haar goede financiële positie, hierin ook op zelfstandige basis had kunnen voorzien, zonder het grote aansprakelijkheidsrisico te hoeven aanvaarden Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres aansprakelijkheidsrisico heeft aanvaard met de bedoeling haar aandeelhouder in die hoedanigheid te bevoordelen. Het eigen ondernemingsbelang van eiseres acht de rechtbank afwezig, dan wel volstrekt ondergeschikt. Dit betekent dat verweerder terecht geen aftrek heeft toegestaan van het geleden verlies. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Verweerders subsidiaire standpunt behoeft geen bespreking meer." 2.14 Het Hof Arnhem(2) kwam in hoger beroep tot hetzelfde oordeel, daartoe overwegende als volgt: "4.1. Vooropgesteld moet worden dat als een vennootschap zich garant stelt voor een lening die door haar moedervennootschap bij een bank is aangegaan, en daarbij door die vennootschap een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, behoudens bijzondere omstandigheden ervan moet worden uitgegaan dat die vennootschap dat debiteurenrisico in zoverre heeft aanvaard met de bedoeling het belang van haar aandeelhouder in die hoedanigheid te dienen. Dit brengt mee dat een eventueel verlies ter zake van de garantstelling in zoverre niet in mindering op de winst van die vennootschap kan worden gebracht. (vgl. HR 9 mei 2008, nr , LJN BD1108, BNB 2008/191) De Inspecteur verdedigt de opvatting dat het verlies uit de garantstelling niet in mindering op belanghebbendes resultaat kan worden gebracht, aangezien het door belanghebbende aanvaarde debiteurenrisico onzakelijk is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat de Inspecteur aannemelijk maakt dat belanghebbende door de garantstelling een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen Belanghebbende betoogt dat het bankenconsortium de kredietfaciliteit ook aan A zou hebben verstrekt zonder de garantstelling van de concernmaatschappijen, omdat het vermogen van A - waaronder de aandelen in de concernmaatschappijen - voor het consortium voldoende verhaalsmogelijkheden zou bieden. Zo dit betoog al wordt gevolgd - het Hof laat dit in het midden - dan nog leidt dat niet tot het door belanghebbende gewenste gevolg. Bezien vanuit het perspectief van belanghebbende zou een onafhankelijke derde zich immers niet onder dezelfde omstandigheden garant willen stellen voor de onderhavige kredietfaciliteit. Belanghebbende heeft een kans op een financieel nadeel op zich genomen - te weten een debiteurenrisico dat voortvloeit uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor het volledige bedrag van de kredietfaciliteit van 110 miljoen - zonder dat daar een ongeveer gelijke kans op voordeel of adequate tegenprestatie tegenover staat. Belanghebbende heeft zich garant gesteld zonder dat zij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen (...). Bovendien strekt de kredietfaciliteit vrijwel volledig tot voorziening in een financieringsbehoefte van A en andere concernmaatschappijen. In de bij belanghebbende bestaande financieringsbehoefte - kennelijk groot (zie 2.5) - had belanghebbende gelet op haar vermogenspositie (zie 2.7) zelf kunnen voorzien, zonder het debiteurenrisico te lopen dat voortvloeit uit de garantstelling. Dit laatste vindt zijn bevestiging in de kredietverstrekking van aan belanghebbende kort nadat zij de betaling van uit hoofde van de garantstelling heeft verricht (zie 2.11) Belanghebbende loopt door de garantstelling - inhoudende een hoofdelijke aansprakelijkheid voor het volledige bedrag van de kredietfaciliteit - derhalve een debiteurenrisico, dat een

7 onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Het Hof acht het risico in dit geval dermate onzakelijk dat dit niet kan worden weggenomen door (alsnog) een vergoeding voor de garantstelling in aanmerking te nemen Het Hof gaat ervan uit dat belanghebbende het debiteurenrisico heeft aanvaard om aandeelhoudersmotieven. Dit brengt mee dat het verlies uit de garantstelling niet in mindering op belanghebbendes winst kan worden gebracht. Dat de kredietfaciliteit op zichzelf ondernemingsdoeleinden diende, dat de statuten van belanghebbende de garantstelling toestonden, dat haar aandeelhouder geen instructierecht jegens haar bestuurders heeft en dat belanghebbendes ondernemingsraad positief had geadviseerd over de garantstelling, doet aan dit oordeel niet af Gelet op het vorenstaande behoeft het subsidiaire standpunt van de Inspecteur geen behandeling meer." 3. Het geschil in cassatie 3.1 De belanghebbende heeft tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld. Zij voert vier middelen aan die ik als volgt samenvat: (i) HR BNB 2008/191 betreft afboeking op onzakelijke gelieerde geldverstrekkingen en ziet niet op verliesneming wegens door derden ingeroepen garanties; (ii) 's Hofs oordeel dat de belanghebbende de kredietfaciliteit tot een bedrag ad heeft gebruikt om een bestaand krediet te herfinancieringen is onbegrijpelijk: het betrof geen herfinanciering, maar een additioneel krediet náást herfinanciering; (iii) 's Hofs oordeel dat de belanghebbende een aansprakelijkheidsrisico van 110 miljoen zou hebben gelopen is onbegrijpelijk, omdat de belanghebbende reeds bij het aangaan van de overeenkomst voorwaardelijk regresvorderingen verkreeg op de overige hoofdelijke schuldenaren; (iv) 's Hofs oordeel dat tegenover belanghebbendes kans op financieel nadeel geen ongeveer gelijke kans op voordeel bestond, is onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd. Een kwantitatieve vergelijking door het Hof ontbreekt. Het Hof gaat voorbij aan belanghebbendes belang bij en voordeel van de kredietfaciliteit. Ook 's Hofs oordeel dat een vergoeding niet zou kunnen opwegen tegen het genomen aansprakelijkheidsrisico is onbegrijpelijk. Het Hof vergelijkt ten onrechte met een onafhankelijke derde (kredietverzekeraar), die juist kredieten van anderen verzekert en geen belang heeft bij een kredietfaciliteit. 3.2 De Staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) voert bij verweer onder meer het volgende aan: (i) Belanghebbendes geval van garantstelling is gelijk te stellen aan dat van een (onzakelijke) lening. De belanghebbende heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd als bedoeld in BNB 2008/191. (ii) Het oordeel dat de belanghebbende tot slechts gebruik heeft gemaakt van de kredietfaciliteit is een aan het Hof voorbehouden uitleg van de overeenkomst en is niet onbegrijpelijk. (iii) Uit de kredietovereenkomst volgt rechtstreeks dat belanghebbendes aansprakelijkheidsrisico het gehele bedrag van opgenomen krediet omvatte. De regresvordering op A en eventueel andere concernmaatschappijen biedt onvoldoende zekerheid. (iv) De kans dat de belanghebbende zou worden aangesproken was niet verwaarloosbaar omdat het concern zich bij het aangaan van de kredietfaciliteit al in een weinig rooskleurige situaties bevond. De belanghebbende was een financieel gezonde vennootschap die zelf in haar financieringsbehoefte had kunnen voorzien. De belanghebbende nam - nu geen vergoeding was bedongen - louter kwade kansen op zich. 's Hofs vergelijking van de belanghebbende met een onafhankelijke derde die een gelijk belang heeft bij een kredietfaciliteit als de belanghebbende is correct.

8 3.3 De belanghebbende repliceert dat onduidelijk is welke feiten en omstandigheden de Staatssecretaris aan zijn stellingen ten grondslag legt. Volstrekt onduidelijk is ook om welke 'onafhankelijke derde' en welk 'debiteurenrisico' het gaat. Zo al sprake zou zijn van onzakelijk genomen risico in de zin van HR BNB 2008/191, acht de belanghebbende 'bijzondere omstandigheden' aanwezig in de zin van dat arrest. Zij stelt voorts dat het ten tijde van de aanvaarding van hoofdelijke aansprakelijkheid, in november 2000, feitelijk en economisch onmogelijk was om in geval van déconfiture van het concern het gehele bedrag ad te verhalen op de belanghebbende. Belanghebbendes eigen vermogen ten tijde van die aanvaarding (november 2000) was immers slechts Naar belanghebbendes overtuiging ontbeert het standpunt van de Staatssecretaris in zoverre dan ook elke realiteitszin. 4. Onzakelijke garanties en borgstellingen 4.1 Om teksteconomische redenen gebruik ik hieronder de term garantie of garantstelling voor de aanvaarding van hoofdelijk medeschuldenaarschap voor het totaal van het groepskrediet. 4.2 Op 25 november 2011 heeft u drie arresten gewezen(3) over onzakelijke leningen, dat wil zeggen leningen tussen gelieerde partijen waarbij het genomen debiteurenrisico zó groot is dat geen realistische - geen winstonafhankelijke - zakelijke rentevoet bepaald kan worden (geen comparable uncontrolled price te vinden is). U bevestigde uw eerdere arrest HR BNB 1988/217 in die zin dat u naast de drie vormen van geldverstrekking die u in laatstgenoemd arrest in afwijking van het civiele recht fiscaalrechtelijk herkwalificeerde tot kapitaalverstrekking (schijnlening, permanente verliesfinanciering en deelnemerschap) geen vierde categorie van herkwalificatie onderscheidde. Bij onzakelijke leningen blijft de civielrechtelijke kwalificatie ("geldlening") het uitgangspunt. U zocht voorts aansluiting bij uw jurisprudentie over onzakelijke borgstellingen. 4.3 Ik citeer het arrest HR BNB 2012/37: " Er zijn argumenten voor de opvatting dat bij de vaststelling van de fiscale winst van de uitlenende concernvennootschap en de met haar gelieerde vennootschap de in aanmerking te nemen rente op een onzakelijke lening moet worden ontdaan van iedere opslag voor debiteurenrisico. Dit heeft echter als bezwaar dat de uitlenende concernvennootschap in geval zij de lening bij derden heeft gefinancierd fiscaal een structureel verlies zou lijden op de financiering van de gelieerde vennootschap. Het debiteurenrisico dat een vennootschap bij het verstrekken van een onzakelijke lening aanvaardt, is te vergelijken met het risico dat wordt gelopen door een vennootschap die zich borg stelt voor een lening die onder vergelijkbare voorwaarden rechtstreeks bij een derde is opgenomen door een met haar gelieerde vennootschap. Gelet hierop zal in geval van een onzakelijke lening de fiscale winst van de vennootschap zoveel mogelijk op dezelfde wijze moeten worden vastgesteld als wanneer zij borg zou hebben gestaan voor een door een met haar gelieerde vennootschap rechtstreeks bij een derde opgenomen lening onder vergelijkbare voorwaarden. Gelet op het hiervoor overwogene en mede om redenen van eenvoud kan als vuistregel worden gehanteerd dat de rente op de onzakelijke lening wordt gesteld op de rente die de gelieerde vennootschap zou moeten vergoeden indien zij met een borgstelling van de concernvennootschap onder overigens gelijke voorwaarden van een derde zou lenen. Aldus wordt tevens voorkomen dat er met betrekking tot de rentelast verschil ontstaat in het resultaat van de gelieerde vennootschap al naar gelang onder borgstelling van een derde wordt geleend, of rechtstreeks van de concernvennootschap Of sprake is van een onzakelijke lening dient te worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de lening met dien verstande dat een zakelijke lening gedurende haar looptijd ten gevolge van onzakelijk handelen van de crediteur vervolgens alsnog een onzakelijke lening kan worden. Anders dan in de literatuur die naar aanleiding van het hiervoor vermelde arrest van de Hoge Raad met nummer is verschenen wel is aangenomen, moet voor de lening als geheel worden beoordeeld of sprake is van een onzakelijke lening. Uitgangspunt voor de fiscale winstberekening

9 vormt hetgeen partijen zijn overeengekomen en bij één overeenkomst is sprake van één debiteurenrisico. Zoals een borgstelling voor een lening die door een derde aan een gelieerde vennootschap is verstrekt in zijn geheel al dan niet in de kapitaalsfeer ligt, heeft hetzelfde te gelden voor het debiteurenrisico van een onzakelijke lening Het bij een onzakelijke lening in de kapitaalsfeer liggende debiteurenrisico heeft in beginsel mede betrekking op het risico dat de rente over die lening niet wordt betaald. Derhalve valt ook het debiteurenrisico met betrekking tot verschuldigd gebleven rente op een onzakelijke lening in beginsel in de kapitaalsfeer. Hetzelfde geldt immers met betrekking tot de niet betaalde rente indien een vennootschap geld heeft geleend van een derde onder een borgstelling die een met haar gelieerde vennootschap in de kapitaalsfeer heeft verstrekt." 4.4 De belanghebbende betoogt dat uit HR BNB 2008/191 niet volgt dat borgstellingen en garanties hetzelfde lot zijn beschoren als geldverstrekkingen. De twee handelingen zijn haars inziens juridisch en feitelijk zonder nadere motivering niet met elkaar te vergelijken. 4.5 In het geciteerde arrest HR BNB 2012/37 streefde u echter expliciet naar gelijke behandeling van het onzakelijke debiteurenrisico op een gelieerde lening en het onzakelijke debiteurenrisico op een gelieerde borgstelling. Ik ga ervan uit dat u ook gelijke behandeling van wenst van een onzakelijk debiteurenrisico op een gelieerde hoofdelijke aansprakelijkstelling.(4) Deze gelijke behandeling wordt niet slechts nagestreefd bij het vaststellen van de rentevergoeding in de winstsfeer (zie r.o ), maar ook bij de vraag óf het gaat om een onzakelijke lening dan wel om een prijscorrigeerbare lening/borgstelling, die dus verzakelijkt kan worden, waarna verliezen erop wel aftrekbaar zijn (zie r.o en 3.3.6). 4.6 U heeft gelieerde borgstellingen eerder beoordeeld in HR BNB 2004/265,(5) zij het in die zaak in een omgekeerd geval: een dochtervennootschap (A) had zich borg gesteld voor de vordering die haar moedervennootschap (B) op een derde (C) had. Ter gelegenheid van een herschikking van concernrisico's zag B af van haar recht A in vrijwaring te roepen bij wanbetaling door C. Vervolgens bleek C niet te betalen. De vraag was of B dat verlies van haar fiscale winst mocht aftrekken nu zij om concernredenen had afgezien van de mogelijkheid A aan te spreken. U overwoog: "3.2. (...). Indien een moedermaatschappij het recht haar dochtermaatschappij in vrijwaring te roepen ter zake van een aan een derde verstrekte lening prijsgeeft, en dat prijsgeven niet slechts kan worden aangemerkt als een handelen van een aandeelhouder als zodanig, dient het eventueel uit het vervallen van de mogelijkheid tot regres voortvloeiende verlies in fiscale zin te worden bepaald op het bedrag waarop de rechten uit hoofde van de garantstelling door de dochtermaatschappij ten tijde van het prijsgeven daarvan moet (lees: moeten; Red.) worden gewaardeerd. Als ter zake van het prijsgeven geen of een te lage prestatie is bedongen van de dochtermaatschappij, en zulks berust op onzakelijke overwegingen, moet de winst van de moedermaatschappij dienovereenkomstig worden gecorrigeerd. Indien echter het prijsgeven zelf van dat recht slechts kan worden aangemerkt als een handelen van de aandeelhouder als zodanig, is sprake van een handelen in de kapitaalsfeer, hetgeen meebrengt dat het prijsgeven en de gevolgen daarvan geen invloed hebben op de fiscale winst." 4.7 Een garantie of borgstelling door een ander kan ertoe dienen een debiteur aan financieringsmogelijkheden te helpen die daartoe op basis van zijn eigen vermogens- en liquiditeitspositie onvoldoende kredietwaardig is. Zij kan er in concernverband echter ook toe dienen het concern als geheel (alle concernvennootschappen) aan een goedkopere kredietfaciliteit te helpen, ook die concernvennootschappen die heel wel op eigen kracht zouden kunnen lenen, zij het alsdan tegen andere voorwaarden. 4.8 Mijn voormalig ambtgenoot Van Kalmthout concludeerde in de genoemde zaak HR BNB 2004/265 als volgt ter zake van de fiscaalrechtelijke behandeling van borgstellingen en leningen in

10 groepsverband: "5. Het arrest HR 27 januari 1988, nr , BNB 1988/ In punt 4.18 stipte ik de vraag aan of de geldverstrekking die een aandeelhouder op grond van een borgtocht- of garantieverplichting ten behoeve van zijn (dochter)vennootschap moet verrichten, fiscaal als een eigenvermogensverschaffing dan wel als een vreemdvermogensverschaffing moet worden geduid Volgens vaste rechtspraak dient de borgtocht- of garantiebetaling te worden gekwalificeerd als het verstrekken van eigen vermogen wanneer de borg- of garantiestelling is verricht door de aandeelhouder als zodanig. De arresten B 5409 en BNB 1998/3 zijn voorbeelden hiervan. Naar mijn mening staat deze jurisprudentie evenwel op gespannen voet met het arrest BNB 1988/ In laatstbedoeld arrest heeft de Hoge Raad regels geformuleerd om het voor de vennootschapsbelasting fundamentele onderscheid tussen het aan een belastingplichtige verstrekken van eigen vermogen en het verstrekken van vreemd vermogen te kunnen maken Blijkens BNB 1988/217 is de hoofdregel dat de civielrechtelijke vormgeving van een geldverstrekking beslissend is voor de fiscale gevolgen ervan. Daarbij geldt (vanzelfsprekend) dat schijnhandelingen moeten worden 'doorgeprikt' en dat het gaat om hetgeen partijen in werkelijkheid hebben beoogd Op deze hoofdregel zijn vervolgens twee uitzonderingen gemaakt. Een geldlening moet als een kapitaalsverstrekking worden behandeld: i. indien de lening is verstrekt onder zodanige voorwaarden dat de schuldeiser met het door hem uitgeleende bedrag in zekere mate deel heeft in de onderneming van de schuldenaar, of ii. indien de lening aan een aandelenvennootschap wordt verstrekt door een aandeelhouder als zodanig, onder zodanige omstandigheden dat aan de uit die lening voortvloeiende vordering - naar reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest - voor het geheel of voor een gedeelte geen waarde toekomt omdat het door hem ter leen verstrekte bedrag niet of niet ten volle zal kunnen worden terugbetaald Het aangaan van een borgtocht of garantie ten behoeve van een vennootschap kan men naar de juridische vormgeving bezwaarlijk als het verstrekken van eigen vermogen kwalificeren. Past men de regels van BNB 1988/217 toe op een geval waarin een aandeelhouder zich ten behoeve van zijn vennootschap borg of garant stelt jegens een derde, dan kan derhalve van een kapitaalverstrekking in fiscale zin slechts sprake zijn indien de borgtocht/garantie ofwel als een (relatieve) schijnhandeling moet worden gezien, ofwel is verstrekt onder zodanige omstandigheden dat aan de regresvordering op de vennootschap - naar reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest - geen waarde toekomt Verder ga ik op deze problematiek nu niet in, omdat in het onderhavige geval een borgstelling of garantie als hiervóór bedoeld - door belanghebbende ten behoeve van B - niet aan de orde is." 4.9 De conclusie voor het eerder geciteerde arrest HR BNB 2012/37 betoogde dat de litigieuze zaak vergelijkbaar is met onzakelijke leningen: "5.5(...) Uit het hieronder (onderdeel 6) opgenomen overzicht blijkt dat de rechtspraak de praktische benadering volgt: geen correctie totdat het risico zich blijkt te realiseren. Die lijn in de rechtspraak is overigens wellicht ook ontstaan doordat de fiscus in de praktijk pas wakker werd bij de afwaardering. Die rechtspraak betreft mede onzakelijke garanties jegens derden ten behoeve van gelieerden. Dogmatisch zijn zulke garanties nauw verwant met onzakelijke leningen: ook daar gaat het om het om onzakelijke (gelieerdheids)redenen op zich nemen (overnemen van een derde) van een debiteurenrisico. Het boven besproken Certificaathouders-uitkooparrest (onderdeel 4) past in die rechtspraak: de onzakelijkheid van het met de lening genomen risico werd pas gecorrigeerd toen de crediteur erop wilde afboeken." 4.10 Steun voor gelijkschakeling van onzakelijk debiteurenrisico op gelieerde leningen en op borg- of

11 garantstellingen, bieden ook HR 19 mei 1937, B 6409 en HR 29 augustus 1997, nr , BNB 1997/346. Het eerst genoemde arrest betrof borgstelling door een moedervennootschap ten behoeve van haar ten tijde van de borgstelling solvabele dochtervennootschap. De crediteur riep die borgstelling later in. U overwoog ter zake van de aftrekbaarheid van de betaling door de moeder: "(...) dat (...) voor de toepassing van de Wet op de Dividend- en Tantièmebelasting 1917 moet worden aangenomen, dat, bij een verbintenis, ten aanzien waarvan onzeker is, of betaling zal moeten volgen, van een belastbare uitdeeling niet reeds sprake kan zijn op het oogenblik dat de verbintenis wordt aangegaan, doch eerst indien betaling moet plaats vinden, dus, ingeval van borgtocht, indien de borg moet betalen, daar eerst dan door de betaling van de schuld van den winstgerechtigde sprake kan zijn van onttrekking van vermogen ten bate van den winstgerechtigde; dat hieruit volgt, dat, nu belanghebbende zich tot borg heeft gesteld eenige jaren vóór het onderhavige boekjaar, doch als borg eerst heeft betaald in dat boekjaar, de aanslag terecht niet vóór dat boekjaar is opgelegd; dat de juistheid van den aanslag voorts afhankelijk is van de door den raad van beroep onbeslist gelaten vraag, of belanghebbende zich als borg heeft verbonden om redenen van persoonlijken aard dan wel uit zuiver zakelijke gronden, terwijl, mocht van het eerste blijken, bovendien ter bepaling van de hoegrootheid der door belanghebbende aan B te dier zake gedane uitdeeling zal behooren te worden onderzocht, in hoever eerstgenoemde verhaal kon uitoefenen op laatstgenoemde; (...)" HR BNB 1997/346 betrof een BV die op instigatie van haar Antilliaanse moeder (B NV) uit eigen vermogen een lening had verstrekt aan een Engelse onroerend-goedexploitant. Bij haar liquidatie in 1989 leed de BV een verlies op die vordering ad ruim ƒ 1,3 miljoen. De fiscus legde haar voor dat bedrag een naheffingsaanslag dividendbelasting op die standhield. U oordeelde: "3.3. Ten aanzien van de aan D (UK) Ltd uit eigen middelen verstrekte geldlening (...) heeft het Hof aannemelijk geacht dat deze is verstrekt ter wille van de aandeelhouder en ter financiering van de koopsom van de aandelen in belanghebbende en geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat voor deze vordering zekerheden zijn bedongen. Dit oordeel is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden. (...) 3.4. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat verliezen op een onder dergelijke omstandigheden verstrekte geldlening in het algemeen niet ten laste van het fiscale resultaat kunnen worden gebracht, daar als regel moet worden aangenomen dat het debiteurenrisico bewust ten behoeve van de aandeelhouder is aanvaard, en dat het onvoldoende aanleiding heeft gezien om in dit geval anders te oordelen, waarmee het Hof kennelijk bedoelt dat het aannemelijk acht dat tussen belanghebbende en B NV is overeengekomen dat B NV dit risico zal dragen. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst.(...)" 4.11 Ook de commentaren op uw arresten van 25 november 2011 (zie 4.2 en 4.3 hierboven) gaan in op de vraag of en zo ja, in hoeverre, onzakelijke leningen en onzakelijke borgstellingen fiscaalrechtelijk gelijk behandeld moeten worden. Nieuweboer(6) meent dat die arresten ook gelden voor onzakelijke borgstellingen: "Tot slot valt uit het arrest af te leiden dat dit leerstuk ook geldt voor de onzakelijke borgstelling: het onbeprijsbaar hoge risico dat belastingplichtige loopt door zich borg te stellen voor een lening die een gelieerde partij bij een onafhankelijke derde is aangegaan." Volgens Marres(7) ligt het voor de hand om onzakelijke garant- en borgstellingen en onzakelijke leningen gelijk te behandelen omdat het om hetzelfde onzakelijk genomen debiteurenrisico gaat: "Garanties en borgstellingen ter zake van schulden van een groepsmaatschappij kennen hetzelfde (debiteuren)risico als leningen aan diezelfde groepsmaatschappij. Het ligt dan ook voor de hand om -

12 indien het gaat om een correctie voor op onzakelijke gronden aanvaarde risico's - die situaties identiek te behandelen. Het komt mij voor dat het antwoord op de vraag of een garantie- of borgstelling door een aandeelhouder als zodanig wordt verricht, geen andere is dan het antwoord op de vraag of, onder overigens identieke omstandigheden, de verstrekking van een lening onzakelijk is. In beide gevallen gaat het erom of een vennootschap debiteurenrisico's aanvaardt die een derde niet zou aanvaarden. De gevallen waarin een derde vanwege het debiteurenrisico (dus afgezien van het liquiditeitsbeslag) niet bereid zou zijn om een lening te verstrekken vallen samen met de gevallen waarin een derde niet bereid zou zijn om zich borg te stellen. (...) Indien men bereid is met mij aan te nemen dat leningen en borgstellingen hetzelfde moeten worden behandeld, dan rijst vervolgens de vraag waarom zij verschillend gekwalificeerd worden. In onderdeel 2 heb ik uiteengezet dat een borgstelling voor een lening die door een derde aan een gelieerde vennootschap is verstrekt voor zijn geheel al dan niet in de kapitaalsfeer ligt. Dat is het geval indien de borg- of garantiestelling is verricht door een aandeelhouder als zodanig. Voormalig advocaatgeneraal Van Kalmthout betoogde dat de jurisprudentie over de behandeling van borgtocht- en garantiebetalingen op gespannen voet staat met HR 27 januari 1988, nr , BNB 1988/217. Toepassing van dit laatste arrest op een borgtocht of garantie zou ertoe leiden dat - afgezien van schijnhandelingen - slechts van een kapitaalverstrekking sprake zou zijn wanneer die borgtocht of garantie is verstrekt onder zodanige omstandigheden dat aan de regresvordering - naar reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest - geen waarde toekomt. Het verschil in kwalificatie kan volgens mij worden verklaard uit de wens van de Hoge Raad om de juridische keuze van de partijen zoveel mogelijk te respecteren. Een garant- of borgstelling houdt niet meer in dan een aanvaarding van debiteurenrisico's. Het ligt dan in de rede om, indien dat risico op onzakelijke gronden is aanvaard, het gehele resultaat op de transactie in de kapitaalsfeer af te wikkelen. Een geldlening daarentegen houdt een terbeschikkingstelling van geld in en de vergoeding daarvoor moet fiscaal in aanmerking worden genomen, vandaar de handhaving van de kwalificatie (geldlening, geen kapitaal). Ter samenvatting: de toets of een lening onzakelijk is komt overeen met de toets of een borgstelling is verricht in de hoedanigheid van aandeelhouder. Is dat het geval, dan kan het verlies dat voorvloeit uit het debiteurenrisico niet in aftrek worden gebracht (zie onderdeel 5.3). Dat leidt ertoe dat het resultaat van de onzakelijke borgstelling zich geheel in de aandeelhoudersfeer afspeelt, in tegenstelling tot het resultaat van de onzakelijke lening, waarbij slechts een correctie voor aan het debiteurenrisico toerekenbare resultaat wordt gemaakt. De onzakelijke lening wordt daarom niet als informeel kapitaal gekwalificeerd." Peeters(8) leidt uit uw arresten van 25 november 2012 het volgende af (voor de verhouding BV-dga): "Voor de beoordeling of sprake is van een reële borgtocht (lees: aan het reëel vermogensrisicocriterium - de reële prestatietoets - is voldaan) die een vergoeding rechtvaardigt, of anders gezegd waarbij de directeuraandeelhouder (die borg staat en als het ware de tweede debiteur vormt voor de bank) een reële prestatie levert jegens zijn bv (de hoofdschuldenaar; de eerste debiteur), zijn alle feiten en omstandigheden van het geval van belang. Te denken valt daarbij onder andere aan de vermogensposities van de borg en de bv, de al dan niet moeilijke uitwinbaarheid van gestelde zekerheden en de wens van de bank te voorkomen dat de directeuraandeelhouder vermogen aan de bv onttrekt en daarmee de verhaalbaarheid voor de bank verkleint. In deze rechtspraak wordt (tot op heden) de aan- of afwezigheid van een reële borgtocht vooral beoordeeld aan de hand van de eerste twee criteria: de vermogenspositie van de bv en van de aandeelhouder/borg. Wanneer de bv op eigen kracht (vanwege haar voldoende sterke vermogenspositie) de lening van de bank zou kunnen verkrijgen, is doorgaans sprake van een nietreële borgtocht (transactioneelonzakelijke borgtocht) en speelt een en ander zich (...) af in de kapitaalsfeer. Dit wordt nog bevestigd indien de vermogenspositie van de directeuraandeelhouder (borg) zwak is in vergelijking tot de schuld, omdat de bank veelal wenst te voorkomen dat de aandeelhouder invloed uitoefent op de verhaalsmogelijkheden van de bank door vermogen aan de vennootschap te onttrekken door bijvoorbeeld zichzelf dividend toe te kennen dan wel een onzakelijk

13 hoog salaris en/of andere vergoedingen. Overigens zal in geval van een sterke vermogenspositie van de bv en van de directeuraandeelhouder/borg ook bijna altijd sprake zijn van een niet-reële borgtocht. Wanneer de vermogenspositie van de bv zwak is en die van de directeuraandeelhouder/borg sterk, is sprake van een reële borgtocht en is daarmee deze (zakelijke) borgstelling als zodanig (...), daargelaten bijvoorbeeld de bodemlozeputborgstelling (...), gesitueerd in de tbs-sfeer. Verder zal in bijna alle gevallen (buiten o.a. de bodemlozeputsituaties) gegeven een zwakke vermogenspositie van de bv en van de directeuraandeelhouder/borg sprake zijn van een reële borgtocht. Het lijkt mij in dit kader verstandig reeds ten tijde van de borgstelling af te spreken of en in hoeverre een borgstellingsprovisie zal worden toegekend. Met andere woorden: naar mijn mening vormt het (bewust) niet bedingen van een provisie bij het aangaan van de borgtocht een aanwijzing voor een niet-reële (lees: transactioneelonzakelijke) borgtocht. Van de hoofdregel wordt bij borgtocht immers niet snel afgeweken in de gevallen waarin geen borgtochtvergoeding wordt betaald." De Redactie van Vakstudie Nieuws tekende in V-N 2011/63.10 het volgende aan bij HR BNB 2012/37: "Het arrest vergelijkt de onzakelijke lening met de onzakelijke borgstelling. Die vergelijking kan echter ook worden omgedraaid. Dat roept de vraag op of de beslissingen die de Hoge Raad thans heeft genomen met betrekking tot de onzakelijke leningen, ook direct toepasbaar zijn op de onzakelijke borgstelling. Dat zou impliceren dat voor de borgstelling op moment van verstrekking wordt getoetst of er sprake is van een onzakelijke borgstelling, dat dit het geval is indien een derde niet bereid zou zijn geweest een borgstelling te verlenen tegen een vaste vergoeding, dat een eventueel verlies op een onzakelijke borgstelling op een dochtervennootschap deel gaat uitmaken van het liquidatieverlies (of in de IB-sfeer het aanmerkelijkbelangverlies) en dat de vergoeding op nihil dient te worden gesteld. Dat lijkt ons logisch en in lijn met de bestaande jurisprudentie, maar het zou goed zijn als de Hoge Raad dat in een voorkomend geval nog eens zou kunnen bevestigen. De Hoge Raad bevestigt overigens nu al dat een borgstelling niet voor slechts een deel een onzakelijke borgstelling kan vormen. Overigens betekent het voorgaande dat er achteraf gezien in de procedure die leidde tot de arresten HR 1 juli 1998, nr , BNB 1998/309, en 9 november 2001, nr , BNB 2002/10, V-N 2002/ 12.24, mogelijk niet handig is geprocedeerd door de Belastingdienst. In de desbetreffende zaak claimde de belastingplichtige ter zake van een door een Zwitserse bank op verzoek van de Zwitserse moedervennootschap afgegeven garantie een winstafhankelijke vergoeding. In plaats van de vergoeding ter discussie te stellen, hetgeen uiteindelijk leidde tot een beperking van de vergoeding tot een derde van de hoofdsom, had de inspecteur wellicht beter kunnen stellen dat de winstafhankelijkheid impliceerde dat er sprake was van een onzakelijke garantie en dus van een onzakelijke borgstelling." Heithuis ziet de volgende gevolgen van een onzakelijke borgstelling voor de fiscale inaanmerkingneming van borgstellingsprovisie en voor afboeking op een regresvordering na betaling: (9) "Het aspect van de onzakelijke borgstelling heeft wel, als ik het goed zie, de volgende twee andere consequenties: ade aftrekbaarheid respectievelijk belastbaarheid van de alsdan in aanmerking te nemen borgstellingsvergoeding;bhet karakter van de uit de borgstelling voortvloeiende (voorwaardelijke) regresvordering.(10)is sprake van een onzakelijke borgstelling, opkomend in de aandeelhoudersrelatie, dan is mijns inziens 1. de borgstellingsvergoeding bij de borg niet belast in box 1 (tbs-regeling) doch in box 2 (aanmerkelijkbelangsfeer) en niet aftrekbaar bij de BV en 2. de uit de (onzakelijke) borgstelling voortvloeiende (voorwaardelijke) regresvordering evenzeer onzakelijk, zodat een (afwaarderings)verlies op deze vordering niet in mindering kan worden gebracht in box 1 (tbs-regeling) maar op termijn, wanneer dit verlies definitief wordt geleden, als aanmerkelijkbelangverlies in box 2. Dus de onzakelijke borgstelling tikt naar mijn mening door naar de (voorwaardelijke) regresvordering. Die zal dan ook onzakelijk zijn, want liggend in de

Onzakelijke garanties en borgstellingen

Onzakelijke garanties en borgstellingen Onzakelijke garanties en borgstellingen Rechtbank Arnhem dd 5 augustus 2008, nr AWB 08/1406, LJN BN3301 Hof Arnhem 15 maart 2011, nr 10/00431, LJN BP9846, NTFR 2011/850 met noot Horzen, V-N2011/28.1.2.

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 23 oktober 2017 heb ik de eer het volgende op te ' merken.

Naar aanleiding van uw brief van 23 oktober 2017 heb ik de eer het volgende op te ' merken. Den Haag, - 1 DEC. 2017 Kenmerk: 2017-0000227106 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/04930) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 7 september 2017, X Z. nr.

Nadere informatie

Kluwer Online Research

Kluwer Online Research Vakblad Financiële Planning Terbeschikkingstelling: een update Kluwer Online Research Auteur: Drs. J.E. van den Berg[1] Tussen november 2011 en mei 2012 zijn enkele belangrijke uitspraken en arresten verschenen

Nadere informatie

Elsevier Belastingcongres 2009

Elsevier Belastingcongres 2009 Elsevier Belastingcongres 2009 Reorganisaties Prof.mr. Gerard Meussen Radboud Universiteit Nijmegen/BDO 26.11.2009 G.T.K. Meussen 1 Inkomstenbelasting, leningen in box 1 of gefacilieerd in box 3 De terbeschikkingstellingsregelingen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982

ECLI:NL:RBZWB:2014:7982 ECLI:NL:RBZWB:2014:7982 Instantie Datum uitspraak 26-11-2014 Datum publicatie 22-12-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 60 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Nadere informatie

Onzakelijke leningen. dr. Ruud van den Dool

Onzakelijke leningen. dr. Ruud van den Dool Onzakelijke leningen dr. Ruud van den Dool Onzakelijke leningen Bewijslastverdeling Hoogte en behandeling rentevergoeding afwaarderingen Criteria Internationale (mis)match Leningkwalificatie + behandeling

Nadere informatie

De onzakelijke lening:

De onzakelijke lening: Na de baanbrekende arresten in 2011 en 2012 over de onzakelijke lening, is er de afgelopen jaren nog veel (verfijnende) jurisprudentie verschenen. De auteur behandelt deze jurisprudentie en verwacht dat

Nadere informatie

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994 Vonnisnummer : 1993-040 (op CD rom Jurdoc 1994-040) Datum : 27 april 1994 Rechters : mrs. Warnink, Moltmaker en Ilsink Middel : winst Artikel : 6 Belastingjaar

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-03-2013 Datum publicatie 22-03-2013 Zaaknummer 11/05644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 ECLI:NL:RBDHA:2016:6102 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 26-05-2016 Datum publicatie 23-06-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5196 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-09-2006 Datum publicatie 13-10-2006 Zaaknummer AWB 06/2133 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling

De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School of Economics Bachelorscriptie NADRUK VERBODEN De toepassing van het leerstuk van de onzakelijke lening op de ongebruikelijke terbeschikkingstelling Naam Wopke

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur). Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummers 13/01158 en 13/01159 uitspraakdatum: 24 februari 2015 nummer / Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

Nadere informatie

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed

Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Fiscale aspecten van groepsfinanciering van vastgoed Wet VPB 1969 In een themanummer over vastgoedfinanciering kan een bijdrage over de fiscale aspecten niet ontbreken. In dit artikel gaan wij in op de

Nadere informatie

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996. BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 24 september 2001 Vonnisnummer : 1998/191 Datum : 24 september 2001 Rechters : mrs. L. van Gijn als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout Middel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024 ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer 16/00024 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

VENNOOTSCHAPSBELASTING Afwaarderingsverlies op geldlening aan gelieerde vennootschap terecht in aftrek gebracht; geen onzakelijke lening

VENNOOTSCHAPSBELASTING Afwaarderingsverlies op geldlening aan gelieerde vennootschap terecht in aftrek gebracht; geen onzakelijke lening VN 2010/35.11 Hof Arnhem, MK II, 27 april 2010, nr. 09/00092 (Spek, Kooijmans, Boxem) Regeling Art. 8, lid 1, Wet VPB 1969 Essentie VENNOOTSCHAPSBELASTING Afwaarderingsverlies op geldlening aan gelieerde

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk: Den Haag, 3 SFR. 20«Kenmerk: 2018-0000147519 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 18/03132) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-hertogenbosch van 8 juni 2018, nr. X Z 17/00004,

Nadere informatie

Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9. Lenen van de BV

Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9. Lenen van de BV Hoe in 2017 optimaal geld uit uw BV halen? DEEL 9 DEEL 9 Lenen van de BV HOOFDSTUK 1: BEGRIP Wat bedoelen we hier met lenen? Met lenen bedoelen we, dat u geld of andere goederen ter beschikking krijgt

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2013, nummer AWB LEE 11/2397, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2013, nummer AWB LEE 11/2397, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer 13/00331 uitspraakdatum: 8 januari 2014 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659 ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-12-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 98/4659 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

ECLI:NL:RBDHA:2014:241 ECLI:NL:RBDHA:2014:241 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 09-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13_3894, 13_3895

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden Hoge Raad der Nederlanden D e r d e K a m e r nr. 24.702 12 oktober 1988 AHN Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden

Nadere informatie

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen ECLI:NL:RBSGR:2007:BC9630 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 01-11-2007 Datum publicatie 16-04-2008 Zaaknummer AWB 06/8273 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BL5705, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4% ECLI:NL:GHDHA:2015:1984 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 15-07-2015 Zaaknummer Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059 ECLI:NL:RBDHA:2015:3059 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-03-2015 Datum publicatie 10-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 7359 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK

VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK Voorwoord bij de tweede druk VOORWOORD BIJ DE TWEEDE DRUK Dit boek gaat over onzakelijke leningen. De onzakelijke lening is een fiscaal leerstuk dat geheel in de rechtspraak tot ontwikkeling is gekomen.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHAMS:2016:72 ECLI:NL:GHAMS:2016:72 Permanente link: http://deepl Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 14/01023 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956,

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 20-12-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5684 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

De garantstelling in groepsverband bij concernkrediet: een advies voor de staatssecretaris van Financiën. M.F. t Hart.

De garantstelling in groepsverband bij concernkrediet: een advies voor de staatssecretaris van Financiën. M.F. t Hart. De garantstelling in groepsverband bij concernkrediet: een advies voor de staatssecretaris van Financiën M.F. t Hart Oktober 2013 De garantstelling in groepsverband bij concernkrediet: een advies voor

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling:

Bachelor Thesis. Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling: Bachelor Thesis Onzakelijke geldlening en de tbs-regeling: Welke criteria gelden er om een geldlening als fiscaal onzakelijk te kwalificeren en kan de fiscale behandeling bij de directeur groot aandeelhouder

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:BW6552 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/02248

ECLI:NL:PHR:2013:BW6552 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/02248 ECLI:NL:PHR:2013:BW6552 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 15-03-2013 Datum publicatie 15-03-2013 Zaaknummer 11/02248 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 ECLI:NL:GHDHA:2017:1341 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 10-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00396

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559 ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-11-2000 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00/2559 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Onzakelijke lening. Nog steeds niet alles duidelijk. Tilburg University. Masterthesis Fiscale Economie. Door : Hanife Senal

Onzakelijke lening. Nog steeds niet alles duidelijk. Tilburg University. Masterthesis Fiscale Economie. Door : Hanife Senal Tilburg University Onzakelijke lening Nog steeds niet alles duidelijk Masterthesis Fiscale Economie Door : Hanife Senal Studentnummer : 730835 Examencommissie : Drs. F.J. Elsweier Prof. Dr. J.A.G. van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459 ECLI:NL:RBNNE:2013:6459 Instantie Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 15-11-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland AWB-13_1050

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:9611 ECLI:NL:GHARL:2017:9611 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 07-11-2017 Datum publicatie 10-11-2017 Zaaknummer 16/01141 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2016:3790, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2013:8624 ECLI:NL:GHARL:2013:8624 Instantie Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 28-11-2013 Zaaknummer 13/00542 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712 ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-02-2015 Datum publicatie 26-03-2015 Zaaknummer 13/00712 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:3896

ECLI:NL:GHARL:2017:3896 ECLI:NL:GHARL:2017:3896 Instantie Datum uitspraak 10052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer 16/00647 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof ArnhemLeeuwarden

Nadere informatie

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond.

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art. 3.100, lid 1, ond. b) LJN: BX8102, Gerechtshof 's-gravenhage, BK-10/00754 en 10/00233

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Begrip. Onzakelijke rente. Onzakelijke lening/onzakelijk debiteurenrisico

Hoofdstuk 1: Begrip. Onzakelijke rente. Onzakelijke lening/onzakelijk debiteurenrisico Hoofdstuk 1: Begrip Wat bedoelen w e h i e r m e t lenen? Met lenen bedoelen we, dat u geld of andere goederen ter beschikking krijgt van en ter beschikking stelt aan uw BV. In dit hoofdstuk spreken we

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490 ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 04-12-2008 Datum publicatie 17-12-2008 Zaaknummer 07/00490 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 ECLI:NL:RBDHA:2015:7800 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 02-09-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 15_57 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, dat is ontvangen op 3 april 2000.

1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, dat is ontvangen op 3 april 2000. BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 28 juli 2000 Vonnisnummer : 1999/275 Datum : 28 juli 2000 Rechters : mrs. A.W.M. Bijloos als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout. Middel : Winstbelasting

Nadere informatie

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2012 in de zaak tussen

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2012 in de zaak tussen Kwijtscheldingsvrijstelling mist toepassing nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de op hem rustende lijfrenteverplichting aan zijn vader niet meer voor verwezenlijking vatbaar was LJN: BV2968, Rechtbank

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 ECLI:NL:RBDHA:2014:5556 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB-13_10120

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

Onzakelijke geldlening

Onzakelijke geldlening Onzakelijke geldlening Afstudeerscriptie Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg Naam: Remco Siegers Studentnummer: 261339 Begeleider: de heer prof. dr. P.H.J. Essers Voorwoord In de dagelijkse praktijk

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2014:6759 ECLI:NL:GHARL:2014:6759 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 12-09-2014 Zaaknummer 13/01247 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

De onzakelijke lening opzij

De onzakelijke lening opzij De onzakelijke lening opzij Door: M.R. Haanraadts Studentnummer: 325456 Begeleider: M.H.M. Smeets Inhoudsopgave 1. Inleiding... 1 1.1 Aanleiding tot het onderzoek... 1 1.2 Probleemstelling... 2 1.3 Methode

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2205, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:164, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2205, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:164, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:HR:2016:2036 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2016 Datum publicatie 09-09-2016 Zaaknummer 15/00707 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2205,

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak pagina 1 van 6 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBAMS:2014:6139 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 19-09-2014 Zaaknummer HA ZA 14-295 Rechtsgebieden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHARL:2017:634 ECLI:NL:GHARL:2017:634 Instantie Datum uitspraak 31-01-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/01571 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr. 27 021) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes) ARREST gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 ECLI:NL:RBGEL:2016:6941 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 27-12-2016 Datum publicatie 27-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 3964 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. LJN: AU3784, Raad van State, 200501342/1 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-10-2005 Datum publicatie: 05-10-2005 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637 ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 19-05-2016 Datum publicatie 01-06-2016 Zaaknummer 15/00637 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Hoger

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Niet-Bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-247 d.d. 30 augustus 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac en de heer J.C. Buiter, leden en mevrouw mr.

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

De onzakelijke lening uitgekristalliseerd?

De onzakelijke lening uitgekristalliseerd? De onzakelijke lening uitgekristalliseerd? Document: Bachelor scriptie Naam: C.A. Baart Studierichting: Fiscale economie Studentnummer: 325760 Datum: Juli 2013 Begeleidende docent: J. Van den Berg Inhoudsopgave

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2016:8884 ECLI:NL:GHARL:2016:8884 Instantie Datum uitspraak 08-11-2016 Datum publicatie 11-11-2016 Zaaknummer 16/00065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644 ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-10-2002 Datum publicatie 08-10-2002 Zaaknummer 01/3644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer 12-00035 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 Instantie Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 04-03-2013 Zaaknummer 11-00672 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:666. Instantie. Rechtbank Gelderland. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2017:666. Instantie. Rechtbank Gelderland. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtbank Gelderland oordeelt dat aan de eisen van duurzaamheid en zelfstandigheid kan worden voldaan zonder gelijktijdig voor meerdere klanten te werken. Belanghebbende, de heer X, heeft vanaf oktober

Nadere informatie

Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling

Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling Onzakelijke geldleningen en de terbeschikkingstellingsregeling Yentl Delahaije Fiscale Economie ANR: 674951 Datum 18 April 2013 Begeleidende docent Drs. J.J.H. Gortzak Examencommissie Prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157

ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00157 ECLI:NL:GHAMS:2001:AB0583 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-02-2001 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 00157 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2018-014 d.d. 14 februari 2018 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. W.J.J. Los, mevr. mr. A. Smeeing-van Hees en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mevr. mr. H.C.

Nadere informatie

De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting

De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting De onzakelijke lening in de inkomstenen vennootschapsbelasting De praktische problemen en oplossingen Auteur: Ani Hovanesian ANR: S456393 Opleiding: Master Fiscaal Recht Scriptiebegeleider: prof. dr. J.A.G.

Nadere informatie

De onzakelijke lening

De onzakelijke lening C. Olmtak LL.M. KPMG Tax & Legal Services Curaçao, 17 augustus 2011 De onzakelijke lening Vennootschappen hebben een continue financieringsbehoefte in het kader van de uitoefening van hun ondernemingsactiviteiten.

Nadere informatie