Anna van Raesfeltstraat 37, Postbus 1, 2636 ZG Schipluiden T (015) , F (015) E I

Transcriptie

1 . - Gemeente Midden-Delfland Aan de leden van de gemeenteraad Ons kenmerk Uw briefvan Uw kenmerk Bijlagen I 15Z Anna van Raesfeltstraat 37, Postbus 1, 2636 ZG Schipluiden T (015) , F (015) E gemeente@middendelfland.nl, I Verzonden 3 0 APR 2015 Onderwerp Datum Raadsvragen over melkrundveehouderij in Schipluiden 15 april 2015 Geachte heer, mevrouw, Op 23 maart 2015 zijn enkele raadsvragen door de OGP-fractie gesteld over een melkrundveehouderij in Schipluiden. Aanleiding van de vragen is de bekendmaking van een beschikking in de Schakel van 12 maart Deze beschikking is afgegeven in het kader van de Natuurbeschermingswet. De Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) handelt namens de provincie Zuid-Holland aanvragen in het kader van deze wet af. In deze brief gaan wij nader in op de gestelde vragen. Vragen l.het gaat om een melkveehouderij in Schipluiden, waar men op een al bestaand bedrijf 675 runderen wil gaan houden. In hoeverre is het college op de hoogte van deze vergunning? Op 19 december 2014 heeft de ODH ons in kennis gesteld van de aanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet. Wij hebben daarop geen zienswijze ingediend. Op 11 maart 2015 is de beschikking aan ons toegezonden. 2. Welke exploitatie regelt deze vergunning? Een melkrundveehouderij in Schipluiden heeft de vergunning aangevraagd. Het bedrijf heeft al een WASO-vergunning voor de exploitatie van een melkrundveehouderij. Met de vergunning in het kader van Natuurbeschermingswet wordt de depositie van stikstof op beschermde natuurgebieden gelegaliseerd. De provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor beschikkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland heeft deze taak gemandateerd aan de ODH. IJ MIX Von veflniwoold her\oms-1 FSC C FSC"

2 3. Hoe verhoudt zich de aanvraag t.o.v. de huidige situatie? Wordt de huidige bedrijfssituatie beschreven en gelegitimeerd of gaat het om (anticiperen op) uitbreiding? De beschikking in het kader van de Natuurbeschermingswet is gebaseerd op de aantallen vee die zijn opgenomen in de huidig geldende WABO-vergunning (milieu). Op dit moment is nog niet de totale vergunde ruimte van de aanwezige aantallen rundvee benut. Op termijn kunnen de maximale aantallen vergunde dieren aanwezig zijn. 4. Uit eerdere uitspraken hebben wij opgemaakt dat het college voor grondgebonden landbouw kiest. Is dat juist? Dat is juist. Wij verwijzen daarbij naar het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied Gras. Daarin is in artikel 3 bepaald dat de gronden met de bestemming "Agrarisch met Waarden" (waar ook het bedrijf onder valt) zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1.10 onder b. In dit artikel wordt een agrarisch bedrijf gedefinieerd als: grondgebonden veehouderij : het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond. 5. Als dat zo is, welke instrumenten heeft zij dan om grondgebonden landbouw te behouden, te bevorderen of te realiseren? De gemeente heeft een planologisch instrument: het bestemmingsplan. Op basis hiervan mogen uitsluitend gebouwen worden opgericht binnen een gelimiteerd bouwvlak van maximaal 1,5 ha. In het onderhavige geval is dat overigens op basis van bestaande rechten 1,6 ha. De mogelijkheid om hierbinnen nog meer gebouwen op te richten dan nu aanwezig is fysiek niet mogelijk. Het bouwvlak is nagenoeg volledig benut. Op basis van een wijzigingsbevoegdheid kan het college het bouwvlak vergroten tot 2 ha. Die uitbreiding is alleen toegestaan indien wordt voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde randvoorwaarden. De belangrijkste daarvan is dat het een volwaardig agrarisch grondgebonden veehouderijbedrijf moet betreffen (zie artikel van eerdergenoemd bestemmingsplan). Overigens is de kwestie van de grondgebondenheid op dit moment ook aanhangig in de Tweede Kamer. Het wordt daar besproken in het kader van het afschaffen van het melkquotum per 1 april 2015 en de per 1 januari 2015 van kracht geworden Wet verantwoorde groei melkveehouderij. In de Meststoffenwet zijn beperkingen opgenomen. Een van de beperkingen is de mogelijkheid voor ondernemers om de toename in fosfaatproductie uitsluitend te verantwoorden met mestverwerking. De beperking wordt inhoudelijk geregeld in een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) Op 29 maart 2015 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij aangeboden aan de Eerste Kamer 1 Het doel van de AMvB is te voorkomen dat de melkveehouderij volledig grondloos kan groeien. Daarom worden in de AMvB nadere regels gesteld die borgen dat uitbreiding in de melkveehouderij op zijn minst gedeeltelijk grondgebonden plaatsvindt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven voor de mate waarin de groei van fosfaat (mest) gekoppeld moet zijn aan grond die bij het bedrijf hoort. De meest intensieve bedrijven moeten bij uitbreiding over de meeste extra grond beschikken. Melkveehouders verantwoorden jaarlijks of zij over voldoende grond beschikken. Een aantal melkveehouders in Nederland zijn financiële verplichtingen aangegaan om de toename van fosfaat (mest) in zijn geheel te laten verwerken. In de AMvB is een voorziening opgenomen voor melkveehouders die deze verplichtingen zijn aangegaan voor zij konden weten dat er nadere regels 1 Aanbieding AMvBgrondgebonden groei melkveehouderij, dd. 29 maart 2015, kenmerk: DGAN-PAV/

3 gesteld zouden worden om grondloze groei te voorkomen. Deze veehouders mogen voor de duur van het afgesloten contract het fosfaatoverschot laten verwerken. De AMvBregelt niet direct de bevordering van de weidegang. Wel bevordert grondgebonden groei de mogelijkheden voor het toepassen daarvan. Er wordt verwacht dat de AMvB op 1 januari 2016 in werking treedt. Er wordt aangesloten bij de bestaande systematiek van de Meststoffenwet waarin de fosfaatproductie na afloop van elk jaar wordt verantwoord. In hoeverre de AMvB de activiteiten van de voorliggende melkrundveehouderij beïnvloedt, is niet inzichtelijk. Wij hebben daarvoor niet voldoende gegevens. Het bedrijf zal na het van kracht worden van de AMvB in ieder geval jaarlijks moeten verantwoorden wat met de mest is gedaan. De mest kan worden uitgereden op gronden, eventueel in combinatie met mestverwerking van een deel van de mest. Als het hier uitbreiding betreft, dan rijzen de volgende vragen: 6. Wat zijn dan de huidige aantallen melk-, jong- en vleesvee op dit bedrijf? Het huidig aantal runderen is niet bekend. De laatste gegevens zijn van een milieucontrole van 8 januari 2012 Diersoort Aantal Melk- en kalfkoeien 222 Jongvee 200 Paarden 6 Vergunde situatie WM In de huidige WASO-vergunning (milieu) zijn de volgende aantallen per diersoort vergund. Diersoort Categorie Aantal Melk- en kalfkoeien 2 A Melk- en kalfkoeien 3 A Jongvee A3 200 Vleesstieren A6 35 Schapen B1 20 Paarden K1 6 Legkippen E Een milieuvergunning kan alleen geweigerd worden in het belang van bescherming van het milieu. Door het stellen van voorschriften in de vergunning wordt het milieu in voldoende mate beschermd. Er is sprake van een uitbreiding van de dieraantallen als wordt uitgegaan van de huidige aantallen aanwezig rundvee ten opzichte van de vergunde situatie. Uitgaande van de in de WASO-vergunning (milieu) vergunde aantallen vee is geen sprake van uitbreiding. 7. Wij gaan ervan uit dat Midden-Delfland zich wil beperken tot grondgebonden landbouw c.q. melkveehouderij. Valt dat op dit bedrijf te rijmen met deze aantallen runderen? De definitie van het begrip grondgebonden is landelijk niet eenduidig geformuleerd. 2 Deze koeien worden beweid. 3 Deze koeien worden permanent op stal gehouden. 3

4 Het begrip grondgebondenheid is echter niet alleen gerelateerd aan het aantal dieren. Als belangrijkste eigenschappen van het begrip grondgebonden veehouderij kunnen worden genoemd: de productie van voer en mest vindt plaats in een kringloop; koeien krijgen weidegang; groene ruimte wordt beheerd. In de WASO-vergunning (milieu) uit 2011 is ondermeer opgenomen dat er maximaal 220 melk- en kalfkoeien staan die beweid worden. Daarnaast 220 stuks melk- en kalfkoeien die permanent op stal gehouden worden. Een deel van de koeien krijgt dan geen weidegang. Bij ons is niet bekend of de mest van het bedrijf uitgereden wordt op de eigen gronden van het bedrijf. Uitgaande van bovenstaande criteria in relatie tot de vergunde categorieën van melk- en kalfkoeien is een deel van de veestapel niet grondgebonden. 8. Een toename van het totale aantal runderen doet de mestproductie met bijbehorende uitstoot stijgen. Wat is in de directe omgeving de beschermde natuur die potentieel bedreigd wordt? Of speelt dat geen rol? In het kader van de Natuurwetgeving wordt getoetst op de mogelijke effecten van stikstofdepositie op nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden en/of beschermde natuurmonumenten. Het melkrundveebedrijf in Schipluiden ligt in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden: Salieveld & Kapittelduinen Spanjaardsduin Voornesduin. De gebieden liggen niet op of direct naast het grondgebied van de gemeente Midden-Delfland. De dieren op het bedrijf zorgen voor stikstofdepositie op deze beschermde gebieden. In de behandeling van de beschikking is de mate van depositie van stikstof door het bedrijfsvee op deze gebieden getoetst. De conclusie is dat de toename van stikstofdepositie door de vergunde aantallen vee te verwaarlozen is. Er zijn geen nadelige gevolgen voor de beoordeelde gebieden. 9. Een toename van het aantal runderen betekent ook dat meer mest afgevoerd zal moeten worden. Kan het college aangeven wat dat betekent voor het huidige gebruik en de huidige staat van de polderwegen? Nee, dat kunnen wij niet. Meerdere factoren bepalen dit, zoals bijvoorbeeld de frequentie van de afvoer van mest, grootte van de mesttank op de aanhanger, aanwezigheid van gronden aangrenzend bij de stallen. Deze gegevens hebben wij niet tot onze beschikking. 10. Moeten wij na verstrekking van deze vergunning rekening houden met een bestemmingsplanwijziging t.b.v. bijvoorbeeld de bouw van een nieuwe stal? Gelet op het vorenstaande ligt het in de rede dat het bedrijf een dergelijk verzoek zal doen. Zoals wij in punt 5. al aangeven, is het bestaande bouwvlak nagenoeg volledig bebouwd. Een uitbreiding kan dan ook alleen worden gerealiseerd door het vergroten van het bouwvlak. Een eventueel daartoe strekkend verzoek kan echter alleen worden gehonoreerd als wordt voldaan aan de voorwaarden 4

5 zoals vermeld in eerder genoemd artikel van het bestemmingsplan. Naast de grondgebondenheid moet de aanvrager in een dergelijk verzoek ook aantonen dat: - uitbreiding bedrijfseconomisch noodzakelijk is (advies van een agrarisch deskundige is nodig); -er geen beperkingen voor omliggende bedrijven optreden; - het aantal woningen niet toeneemt; -er wordt voorzien in voldoende watercompensatie. Bovendien toetsen wij een dergelijk verzoek aan het Landschapsontwikkelingsperspectief Midden Delfland 2025 waarbij: de vergroting van het bouwvlak geen afbreuk mag doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de betreffende polder; de vergroting niet in strijd mag zijn met de ontwikkelingsrichting van de betreffende polder; voor de landschappelijke inpassing dient te worden uitgegaan van de ontwikkelingsprincipes van de betreffende polder. Voor deze polder (Holierhoekse & Zouteveensepolder) luidt de ontwikkelingsrichting voor landbouw als volgt: "Melkveehouderij met mate van agrarisch natuurbeheer en attentie voor weidevogels behouden en versterken. Stimuleren van weidevogelbeleid en meer koeien in de wei". 11. Moeten wij na verstrekking van deze vergunning rekening houden met nog meer dergelijke aanvragen van soortgelijke bedrijven? De Europese Unie reguleerde de melkprijs de afgelopen decennia met behulp van melkquota. Dat systeem is per 1 april 2015 afgeschaft. Mogelijk dat daardoor de melkprijzen dalen. Het gevolg daarvan kan zijn dat melkrundveehouderijen ter compensatie meer koeien nemen om meer melk te produceren. In hoeverre de groei van de huidige melkrundveehouderijen op ons grondgebied plaatsvindt, is ons niet bekend. Met vriendelijke groet, het college van burgemeester en wethou 5