HYDROMORFOLOGISCH MAATWERKGEUL WIELINGEN WESTERSCHELDE WESTERSCHELDE. Zeeland Seaports N.V. Zeeland Seaports 21 JULI JULI 2016
|
|
- Mark de Wilde
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 HYDROMORFOLOGISCH ONDERZOEK HYDROMORFOLOGISCH VERDIEPING MAATWERKGEUL ONDERZOEK VERDIEPING WIELINGEN WESTERSCHELDE MAATWERKGEUL WIELINGEN N.V. WESTERSCHELDE Zeeland Seaports N.V. Zeeland Seaports 21 JULI JULI 2016
2 Contactpersonen DR. IR. B.T. GRASMEIJER Arcadis Nederland B.V. Postbus AC Zwolle Nederland DRS. A.J.J. SCHOENMAKERS E arjan.schoenmakers@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus BA 's-hertogenbosch Nederland 2
3 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING Aanleiding Doel van dit rapport Leeswijzer 6 2 MORFOLOGIE Inleiding Morfologie buitendelta Westerschelde Historische morfologische ontwikkelingen Recente morfologische ontwikkelingen Geulverdieping in verhouding tot huidige situatie en trends 14 3 WATERBEWEGING EN SEDIMENTTRANSPORT Inleiding Waterstanden en stroomsnelheden Getijdebieten in relatie tot morfodynamiek Sedimenttransport en onderhoudsbaggerwerk 23 4 VERTROEBELING DOOR BAGGEREN EN VERSPREIDEN Inleiding Uitgangspunten baggeren en verspreiden Effecten baggerspecieverspreiding op vertroebeling Effecten baggerspecieverspreiding op sedimentatiesnelheid 29 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 31 6 REFERENTIES 33 RAPPORTBIJLAGEN 34 BIJLAGE A 35 3
4 BIJLAGE B 41 BIJLAGE C 46 BIJLAGE D 53 BIJLAGE E 58 BIJLAGE F 63 BIJLAGE G 68 BIJLAGE H: BOORPUNTENKAART 73 4
5 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Een goede nautische toegankelijkheid van de haven van Vlissingen-Oost is essentieel voor de toekomst van de Zeeuwse havens en daarmee voor een aantal bedrijven in de Zeeuwse havens. De haven van Vlissingen- Oost is nautisch goed bereikbaar voor scheepvaart met een getij-afhankelijke diepgang van 16,5 m. Toch kan de scheepvaart met een diepgang van 16,5 m niet elk getij de haven van Vlissingen-Oost bereiken. Op basis van voorspellingen aan de hand van het astronomisch getij en de verdragsafhankelijke afgesproken interventiedieptes, kan in circa 80% van de voorspelde hoogwaters per jaar de haven met 16,5 m bereikt worden. Door de beperkte toegankelijkheid zijn er regelmatig schepen die niet direct door kunnen varen naar Vlissingen Oost. Soms besluit een schip te wachten waardoor er extra wachtkosten (demurragekosten) zijn. Soms besluit men eerst te lichteren in een andere (buitenlandse) haven en daarna met minder diepgang door te varen en soms besluit men uit te wijken naar een andere haven. Zeeland Seaports wil de nautische toegankelijkheid van de haven Vlissingen Oost verbeteren, waardoor de toegankelijkheid, de betrouwbaarheid en de concurrentiepositie van de haven zal verbeteren. Hiervoor wil Zeeland Seaports in de vaargeul in de monding van de Westerschelde de interventiediepte in een Maatwerkgeul (breedte 180 meter) aanpassen van LAT 1 naar m LAT. De ligging van de geul is weergegeven in figuur 1.1. Om deze Maatwerkgeul te realiseren moet circa m 3 specie gebaggerd worden. Deze baggerspecie wordt ook weer in het systeem teruggestort. Hiervoor is, in overleg met Rijkswaterstaat, iets verder in de vaargeul een nieuw stortvak gevonden. Doel van het project is om de haven van Vlissingen-Oost nautisch toegankelijk te maken voor bulkvaart met een diepgang van 16,5 m met een zekerheid van minimaal 91%. 1.2 Doel van dit rapport In dit rapport beschrijven we de hydrodynamica en morfologie van de Westerschelde buitendelta en de effecten van de verdieping van de Maatwerkgeul. Dit is van belang voor toetsing van de ecologische effecten, de verwachte onderhoudsinspanning en mogelijke veranderingen van getijwerking en waterpeil. Verdieping van de maatwerkgeul kan leiden tot veranderingen in hydrodynamica en geomorfologie. 1 LAT: Lowest Astronomical Tide : het laagste niveau van laagwater, dat wordt bereikt zonder de effecten van wind. Dit is het internationaal gehanteerde referentieniveau voor de scheepvaart (op nautische kaarten). 5
6 Figuur 1.1 Ligging Maatwerkgeul (rood) en het stortvak (groen). De westelijke begrenzing ligt op de grens van Nederland en België en de oostelijke begrenzing op de 3 33 Meridiaan. 1.3 Leeswijzer In dit rapport beschrijven we de hydrodynamica en morfologie van de Westerschelde buitendelta en de effecten van de verdieping van de Maatwerkgeul. Hoofdstuk 1 geeft een inleiding op de studie. Hoofdstuk 2 beschrijft de hydrodynamica en morfodynamiek van de Westerscheldebuitendelta en beschouwt de verdieping van de Maatwerkgeul in het licht van deze bestaande situatie en trends. Hoofdstuk 3 beschrijft de berekende effecten van de verdieping op de waterbeweging en het sedimenttransport. Dit wordt vertaald naar effecten op de morfologie en het onderhoudsbaggerwerk. Hoofdstuk 4 beschrijft de berekende effecten van baggerspecieverspreiding op vertroebeling en aanslibbing. Hoofdstuk 5 vat de conclusies van de studie tot slot puntsgewijs samen. 6
7 2 MORFOLOGIE 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de morfologie en morfodynamiek van de buitendelta van de Westerschelde. We gaan in op historische en recente morfologische ontwikkelingen en beschouwen de geulverdieping in verhouding tot deze huidige situatie en trends. 2.2 Morfologie buitendelta Westerschelde De buitendelta van de Westerschelde wordt doorsneden door twee geulen: de Wielingen, een ebgedomineerde geul in het zuiden, en het Oostgat, een kortsluitgeul in het noordoosten. Deze zijn duidelijk herkenbaar in een opneming uit 1978 (De Looff en Verhagen, 1986). Tussen de Wielingen en het Oostgat liggen verschillende bankengebieden die momenteel grotendeels met elkaar vergroeid zijn en slechts gedeeltelijk gescheiden worden door ondiepe geulen. In het zuidwesten gaan de Rassen over in de Vlakte van de Raan en de Walvischstaart. Ten oosten hiervan bevinden zich de Elleboog en de Nolleplaat. Laatstgenoemde platen worden gescheiden van de Walvischstaart door de ebgedomineerde Geul van de Walvischstaart. In het zuidwesten wordt het bankengebied begrensd door de geul de Spleet, een voormalige vloedgeul die in de loop der tijd sterk verondiept is. Figuur 2.1. Monding Westerschelde en benamingen (bron: De Looff en Verhagen, 1986) 7
8 2.3 Historische morfologische ontwikkelingen Van Enckevort (1996) beschrijft de morfologische ontwikkeling van 1823 t/m Het Oostgat had in deze periode een redelijk constante ligging en werd dieper, net als de Galgeput en de Sardijngeul die in het verlengde van het Oostgat liggen. Het Bankje van Zoutelande had eveneens een vrij stabiele ligging. Ook de Wielingen werd dieper en breder, waardoor de banken langs deze geul in omvang afnamen en zich van de geulas af verplaatsten. De verdiepingen in zowel het Oostgat als de Wielingen bedroegen vaak meer dan 2 meter. Ook in latere jaren verdiepte het westelijke deel van de Wielingen. Dit hing samen met baggeractiviteiten in het Scheur aanliggend aan de Wielingen (Van Enckevort, 1996; Winterwerp et al., 2000). 2.4 Recente morfologische ontwikkelingen Om de morfologische ontwikkelingen in de omgeving van de Maatwerkgeul in beeld te brengen, hebben we gebruik gemaakt van vaklodingen door Rijkswaterstaat. Dit betreft bodemhoogtegegevens met een resolutie van 20 m in beide horizontale richtingen voor de volgende jaren: 1964, 1972, 1976, 1980, 1984, 1986, 1989, 1992, 1998, 2001, 2004, 2010, Tevens zijn recente bodemhoogtegegevens van de Maatwerkgeul beschikbaar gesteld door Zeeland Seaports. Een grafisch overzicht van deze datasets is opgenomen in Bijlage A. In het onderstaande duiden we de huidige morfologische situatie aan de hand van deze gegevens en geven we inzicht in morfologische trends of het ontbreken daarvan. Figuur 2.2 en figuur 2.3 tonen de ontwikkeling van de Westerschelde in de omgeving van de Maatwerkgeul (weergegeven door de polygoon in zwart) voor respectievelijk een periode met relatief hoge morfologische activiteit en een periode met relatief lage morfologische activiteit. Een overzicht van de morfologische ontwikkelingen voor alle opeenvolgende jaartallen is opgenomen in Bijlage B. Samenvattend kan gesteld worden dat de veranderingen tussen 1964 en 1989 betrekkelijk groot waren ten opzichte van de veranderingen in de periode daarna ( ). Sinds de jaren 60 wordt de Wielingen door baggerwerkzaamheden op een diepte van circa -20 m gehouden (Elias & Van der Spek, 2014). De netto morfologische veranderingen over de gehele periode wordt getoond in figuur 2.4. Hieruit blijkt dat de historische ontwikkelingen in het westelijk deel van de Maatwerkgeul gekenmerkt worden door erosie/verdieping, terwijl het oostelijk deel van de Maatwerkgeul gekenmerkt wordt door sedimentatie. Figuur 2.2 Bodemhoogte veld voor 1989 minus bodemhoogte veld voor
9 Figuur 2.3 Bodemhoogte veld voor 2012 minus bodemhoogte veld voor Figuur 2.4 Bodemhoogte veld voor 2016 minus bodemhoogte veld voor 1964 (van het jaar 2016 alleen gebied rond de geul beschikbaar) Uit figuur 2.2 blijkt dat sprake is van (netto) lichte erosie in het westelijk deel van de Maatwerkgeul voor de periode In andere delen van het getoonde gebied is naast erosie/verdieping ook sprake van sedimentatie, met name op de Vlakte van de Raan en zeewaarts van Zeebrugge (Bol van Heist). Opvallend is de sterke morfologische ontwikkeling van het centrale deel van de Westerschelde door laterale migratie en/of verdieping van geulen alsmede door verschuiving van platen. Uit figuur 2.3 blijkt het tegenovergestelde voor de periode waarbij nauwelijks morfologische activiteit zichtbaar is in de Maatwerkgeul. Ook in het overige deel van het getoonde gebied is sprake van geringe morfologische activiteit. Deze betrekkelijk stabiele situatie is consistent met de betrekkelijk geringe baggervolumes (Tabel 1). In de Wielingen wordt er met tussenpozen onderhoudsbaggerwerk uitgevoerd. In het jaar 2006 werd er niet gebaggerd. In 2007 werd er ruim 363x10 3 m 3 (beunvolume) gebaggerd. In het jaar daarna werd er niet gebaggerd en in 2009 ruim 327x10 3 m 3. In de drie jaren daarna werd er geen onderhoudsbaggerwerk uitgevoerd. In 2013 werd er ruim 145x10 3 m 3 gebaggerd en in 2014 werd er niet gebaggerd. De variatie in volumes bedraagt meer dan 40%. 9
10 Tabel 1 Overzicht beunvolumes (m 3 ) voor twee baggerpolygonen. Bron: Vlaamse overheid, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Maritieme Toegang. Jaar Drempel van Vlissingen Vlissingen (Wielingen) Naast bovengenoemde sedimentatie/erosie patronen hebben we langs de hartlijn van de Maatwerkgeul op verscheidene plaatsen dwarsdoorsneden gedefinieerd om de ontwikkeling van de geul inzichtelijk te maken Figuur 2.5 toont de ligging van de dwarsdoorsnedes. Figuur 2.6, figuur 2.7 en figuur 2.9 tonen de morfologische ontwikkeling van drie dwarsdoorsnedes ter hoogte van respectievelijk de westelijke begrenzing, het centrale deel en de oostelijke begrenzing van de Maatwerkgeul. Hierin zijn ook de laterale begrenzing van de Maatwerkgeul en de ligging van de vaargeul aangegeven (negatieve x-coördinaat komt overeen met het gedeelte van de dwarsdoorsnede noordelijk van de hartlijn van de Maatwerkgeul). Het morfologische gedrag van alle in de figuur 2.5 aangegeven dwarsdoorsneden is opgenomen in Bijlage C. Figuur 2.5 Ligging dwarsdoorsneden. In figuur 2.6 t/m figuur 2.9 zijn verschillende trends in de dwarsdoorsnedes zichtbaar. In de periode is voor dwarsdoorsnede 1 t/m 8 gemiddeld genomen sprake van een verdieping van de huidige geul met enkele meters ter hoogte van de Maatwerkgeul (figuur 2.6 en figuur 2.7). Ook in de tussenliggende doorsnedes is deze erosie/verdieping zichtbaar (Bijlage C). De mate van verdieping verschilt in de tijd. Dit is zichtbaar aan de variaties in dichtheid van de gekleurde lijnen. Sommige perioden worden gekenmerkt door relatief weinig morfologische activiteit, terwijl gedurende andere perioden een vrij snelle verdieping van de geul plaatsvindt. In dwarsdoorsnede 10 t/m 15 vindt vooral sedimentatie in de geul plaats. Figuur 2.8 geeft hiervan een voorbeeld. Tegelijkertijd is de geul in deze doorsnedes betrekkelijk diep. Met name in doorsnedes 14 en 15 ligt de bodem dieper dan NAP-25 m. Dit gebied is daarom het meest geschikt om het gebaggerde materiaal te storten. 10
11 In dwarsdoorsnede 16 en 17 migreert de geul naar het noorden (figuur 2.9). Wanneer deze migratie doorzet dan zou dit in de toekomst kunnen leiden tot aanzanding in de vaargeul in deze zone. Buiten de vaargeul varieert het morfologische gedrag ook tussen de verschillende dwarsdoorsneden. Zo vindt in dwarsdoorsnede 1 van 1964 tot 2016 noordwaarts van de geul netto erosie plaats (figuur 2.6). In dwarsdoorsnedes 2 t/m 8 vindt er in deze periode aan de noordkant van de geul juist sedimentatie plaats (figuur 2.7). In dwarsdoorsnede 16 en 17 migreert de geul naar het noorden (figuur 2.9). Figuur 2.6 Morfologische ontwikkeling dwarsdoorsnede 1. Figuur 2.7 Morfologische ontwikkeling dwarsdoorsnede 8. 11
12 Figuur 2.8 Morfologische ontwikkeling dwarsdoorsnede 12 Figuur 2.9 Morfologische ontwikkeling dwarsdoorsnede 17. Figuur 2.10 illustreert het morfologisch gedrag van de huidige geul in langsrichting. Duidelijk is de bodemdaling in het westelijk deel van de geul zichtbaar (0-8 km). Deze bedraagt maximaal ruim 4 meter in de periode en neemt wat af in oostelijke richting (5-8 km). Dit is waarschijnlijk het gevolg van baggerwerkzaamheden. Het oostelijke diepere deel van de geul (10-14 km) toont netto sedimentatie voor dezelfde periode. 12
13 Figuur 2.10 Morfologische ontwikkeling langs de hartlijn van de Maatwerkgeul. Figuur 2.11 toont de gemiddelde jaarlijkse erosie/sedimentatie per periode. Figuur 2.12 toont het gemiddelde plus/minus één standaard deviatie van de jaargemiddelde bodemverandering voor de verschillende perioden. Deze figuren bevestigen bovengenoemde trend: het westelijk deel van de geul (0-8 km) wordt, gemiddeld genomen, gekenmerkt door erosie van maximaal bijna 10 cm/jaar, terwijl het oostelijk deel van de geul (10-14 km) wordt gekenmerkt door sedimentatie van maximaal bijna 10 cm/jaar. Echter, de bandbreedte rond dit gemiddelde is vrij groot, namelijk een veelvoud van die 10 cm/jaar Uit Figuur 2.11 blijkt dat een groot deel van deze variatie verklaard kan worden door een relatief kleine subset. De positieve en negatieve uitschieters tot meer dan (-)0.5 m/jaar in het westelijk deel is het gevolg van relatief grote bodemhoogtevariatie in de periode en de hierop volgende periode Dit is duidelijk te zien aan de twee groene lijnen in figuur 2.11 die voor een groot gedeelte relatief ver boven en onder de andere lijnen liggen. Tevens is de variatie in de periode relatief groot ten opzichte van de andere perioden. Dit is te zien aan de bruingekleurde lijn in figuur Tenslotte blijkt uit figuur 2.11 dat de temporele variatie en dus de dynamiek in het oostelijk deel van de geul iets groter is dan in het westelijk deel. Dit houdt waarschijnlijk verband met de meer natuurlijke ontwikkeling van het oostelijk deel van de geul in vergelijking tot het westelijk deel van de geul. 13
14 Figuur 2.11 Gemiddelde bodemverandering (per periode) langs de hartlijn van de Maatwerkgeul. Figuur 2.12 Gemiddelde bodemverandering (gemiddelde en standaard deviatie over de gehele periode). 2.5 Geulverdieping in verhouding tot huidige situatie en trends De interventiediepte van de Maatwerkgeul wordt aangepast van LAT -14,90 m naar LAT -15,50 m (figuur 2.13). Er wordt een baggertolerantie van 0,70 m aangehouden en een overdiepte van 0,30 m. De overdiepte moet in zijn geheel weggehaald worden. De baggertolerantie is nodig in verband met diverse onnauwkeurigheden en het werken op zee. Het streven is het baggerwerk op te leveren op een niveau zo dicht mogelijk bij LAT m. Voor de volumeberekening gaan wij uit van een realistisch scenario dat we niet de volledige baggertolerantie weghalen maar rekenen met het gemiddelde peil van LAT m. Lowest Astronomical Tide (Laagste Astronomische Waterstand). LAT = -2,52 m NAP voor Cadzand en LAT = -2,56 m NAP voor Vlissingen (Getijtafels, 2016). Uitgaande van het gemiddelde van deze twee stations komen we uit op een interventiediepte gelijk aan NAP -18,0 m zonder overdiepte en NAP-18,3 m inclusief overdiepte. 14
15 Figuur 2.13 Wielingen, huidige en nieuwe situatie Het gebaggerde sediment uit deze geul wordt vervolgens gestort in het dieper gelegen oostelijk deel (dieper dan -20 m NAP). Figuur 2.14 toont een overzicht van baggerareaal en het areaal beschikbaar voor het storten. Figuur 2.15 toont de ruimtelijke verdeling van de baggerdiepte. Op basis hiervan hebben we het baggervolume bepaald: m 3, hetgeen overeenkomt met de afgegeven waarde door Zeeland Seaports. Figuur 2.14 Overzicht van de delen van de Maatwerkgeul voor baggeren en storten. 15
16 Figuur 2.15 Ruimtelijk overzicht van de baggerdiepte. Figuur 2.15 laat zien dat het meeste baggerwerk nodig is in het centrale gedeelte van de Maatwerkgeul. Figuur 2.16 toont daarom de ontwikkeling van een dwarsdoorsnede in dit deel. Deze figuur illustreert ook de grootte van het baggeroppervlak ten opzichte van de doorsnede van de hele geul. Hieruit blijkt dat het baggeroppervlak in dwarsdoorsnede zeer klein is ten opzichte van de totale doorsnede van de geul. Om dit te kwantificeren, hebben we het totale geuloppervlak in deze dwarsdoorsnede bepaald. De geul is hierbij gedefinieerd als het gedeelte onder NAP, waarbij we de noordzijde hebben begrensd tot de knik in het bodemprofiel rond x = m. Dit is het blauwe vlak in de figuur. Figuur 2.17 toont de ontwikkeling van dit geuloppervlak in de tijd. Gemiddeld is het oppervlak ongeveer m 2 en de temporele variatie bedraagt ongeveer 5%. Het baggeroppervlak in deze dwarsdoorsnede bedraagt ongeveer 168 m 2. De ingreep betreft dus een aanpassing van ongeveer 0,3% van het totale geuloppervlak in dwarsdoorsnede. Dit is zeer klein ten opzichte van het gemiddelde en meer dan een factor 10 kleiner dan de natuurlijke variatie van ongeveer 5%. Figuur 2.16 Bodemhoogte behorend bij dwarsdoorsnede 8.Voor verdere verklaring, zie tekst. 16
17 Figuur 2.17 Tijdsverloop geuloppervlak in dwarsdoorsnede 8 (blauwe vlak in Figuur 2.16). De baggerspecie wordt verspreid op een locatie ten oosten (vloedrichting) en in het verlengde van het te verdiepen tracé. De specie bestaat voor een groot deel uit fijn materiaal dat zich niet in de hoofdgeulen zal afzetten. Het grovere zandige deel zal zich door de ebdominantie van de Wielingen voornamelijk in ebrichting verplaatsen. De invloed op de naastliggende drempels in de vaargeul ten oosten van de verspreidingslocatie is daardoor verwaarloosbaar klein. Er is naar verwachting geen extra sedimenterend effect op de Drempel van Vlissingen. 17
18 3 WATERBEWEGING EN SEDIMENTTRANSPORT 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk kwantificeren we de effecten van de voorgestelde verdieping van de Maatwerkgeul Wielingen op de hydrodynamica en geomorfologie met behulp van berekeningen met een waterbewegingsen sedimenttransportmodel. Voor een gedetailleerde beschrijving van de opzet en kalibratie van dit Delft3D model verwijzen we naar Grasmeijer et al (2013). We hebben berekeningen uitgevoerd voor de huidige situatie zonder verdieping en voor de situatie met verdieping. Alle overige modelinstellingen zijn ongewijzigd ten opzichte van die toegepast door Grasmeijer et al (2013). Om een indruk te geven van de variatie van het effect van de verdieping onder verschillende getij-condities hebben we berekeningen gemaakt voor een gehele doodtij-springtij cyclus. Op 9 plaatsen in het modeldomein zijn in en rond de geul monitoringspunten aangebracht (figuur 3.1). Voor deze punten tonen we tijdseries van de waterstanden, gemiddelde stroomsnelheden en -richtingen en berekende zandtransporten. De punten P01, P02 en P03 en P07, P08 en P09 liggen in een lijn langs respectievelijk de westelijke en oostelijke begrenzing van de Maatwerkgeul. De punten P04, P05 en P06 liggen in een lijn ter hoogte van het centrale gedeelte van de Maatwerkgeul waar de verdieping maximaal is. Figuur 3.1 Ligging monitoringspunten voor modeluitvoer. In de volgende paragrafen gaan we eerst in op de berekende veranderingen in de waterbeweging door de verdieping. Daarna bespreken we het effect op de zandtransportcapaciteit. Dit vertalen we naar het effect op de baggerinspanning in de nieuwe situatie. 3.2 Waterstanden en stroomsnelheden De grootte van de effecten van geulverdieping op de waterbeweging is afhankelijk van de omvang van de ingreep in verhouding tot de omvang van de geul. In het vorige hoofdstuk hebben we reeds laten zien dat het baggeroppervlak in dwarsdoorsnede zeer beperkt is ten opzichte van het totale geul oppervlak. Op voorhand mogen we daarom ook een zeer klein effect op de waterbeweging verwachten. Om dit te illustreren, bespreken we allereerst de waterbeweging in de huidige situatie en daarna het effect van de verdieping op waterstanden, stroomsnelheden en -richtingen. Figuur 3.2 toont de berekende stroomsnelheid en stroomrichting tijdens vloed. De stroomsnelheden in de Wielingen bedragen dan zo n 1 m/s. Tijdens eb is de stroming hier nog iets sterker (consistent met de eerdergenoemde ebdominantie van de geul), waarbij de grootschalige stroming zich concentreert in de geulen (figuur 3.3). 18
19 Figuur 3.2 Berekende stroomsnelheid tijdens vloed (opkomend tij, net voor hoogwater). De getoonde waterstanden (inset) komen overeen met punt P05. Het vectorveld (pijltjes) is uitgedund met een factor 3 in beide richtingen. Figuur 3.3 Berekende stroomsnelheid tijdens eb (afgaand tij). De getoonde waterstanden (inset) komen overeen met punt P05. Het vectorveld (pijltjes) is uitgedund met een factor 3 in beide richtingen. Figuur 3.4 toont de berekende waterstanden, stroomsnelheden en stroomrichtingen op locatie P05 in de huidige situatie zonder verdieping. Gemiddeld ligt het hoogwater op NAP +1,95 m en het laagwater op NAP -1,74 m met een tijverschil van 3,69 m. De stroomsnelheid tijdens een gemiddelde eb en vloed bedraagt circa 1 m/s. Bij springtij ligt dit met ongeveer 1,40 m/s iets hoger en tijdens doodtij met ongeveer 0,70 m/s iets lager. 19
20 Figuur 3.4 Berekende waterstand, stroomsnelheid en stromingsrichting voor punt P05. Figuur 3.5 toont het berekende effect van de verdieping op de waterstanden, stroomsnelheden en stroomrichtingen op locatie P05. In deze figuur is te zien dat het effect, zoals verwacht, zeer gering is. Het maximale effect op de waterstanden bedraagt enkele millimeters. Hiermee samenhangend is ook het berekende effect op de stroomsnelheid zeer gering. De verandering van de stroomsnelheid bedraagt minder dan 1% van de hier optredende stroomsnelheden en is zeer klein ten opzichte van de natuurlijke variatie door bijvoorbeeld weersomstandigheden. Figuur 3.5 Berekende effect van verdieping op waterstand, stroomsnelheid en stromingsrichting voor punt P05: verdiepte situatie minus huidige situatie. 20
21 Ook op locaties aan weerszijden van de geul is het effect van de verdieping zeer gering. Ter illustratie tonen figuur 3.6 en figuur 3.7 het effect respectievelijk ten noorden en ten zuiden van de geul. Het effect op de waterstanden is ook hier enkele millimeters. De stroomsnelheden nemen af met enkele millimeters per seconde. Figuur 3.6 Gemodelleerde verschil waterstand, stroomsnelheid en stromingsrichting voor punt P06: verdiepte situatie minus huidige situatie. Figuur 3.7 Gemodelleerde verschil waterstand, stroomsnelheid en stromingsrichting voor punt P04: verdiepte situatie minus huidige situatie. 21
22 Punten P01, P03 en P07, P08, P09 op grotere afstand van het gebied met maximale verdieping tonen nauwelijks verschillen met de huidige situatie: de tijdseries van waterstanden en stroomsnelheden en richtingen tonen geen duidelijke trend (Bijlage E). Punt P02 langs de geul-as toont een lichte toename in stroomsnelheid gemiddeld over de doodtij-springtij cyclus. Ook hier is echter sprake van verschillen van slechts enkele mm/s. Uit het voorgaande blijkt dat het effect van de verdieping op waterstanden en stroomsnelheden beperkt is en vooral van lokale aard. In de directe omgeving van de verdieping nemen met name de ebsnelheden marginaal toe (figuur 3.5), terwijl aan weerszijden van de Maatwerkgeul deze snelheden juist iets afnemen. Dit proces wordt getoond in figuur 3.8. Ook uit dit figuur blijkt het beperkte en lokale karakter van de voorgestelde ingreep. De lokale verdieping heeft geen effect op het grootschalige verhangsysteem. Figuur 3.8 Verschilplot van de berekende stroomsnelheid in de verdiepte situatie minus de huidige situatie tijdens afgaand tij. De getoonde waterstanden (inset) komen overeen met punt P05. Het vectorveld (pijltjes) is uitgedund met een factor 3 in beide richtingen. 3.3 Getijdebieten in relatie tot morfodynamiek Volgens stabiliteitsrelaties zoals bijvoorbeeld die van Gerritsen & De Jong (1985) is er een lineair verband tussen de doorsnede van een getijgeul en het debiet dat door die getijgeul stroomt. Een verandering van het getijdebiet kan op deze manier vertaald worden in een morfologische verandering. Ervan uitgaande dat de geul op dit moment in evenwicht is met het debiet dat er door stroomt kan een toename van het debiet vertaald worden naar een toename van de doorsnede van de geul en vice versa. Figuur 3.9 toont het momentane debiet door een geuldoorsnede voor de huidige situatie. Hieruit blijkt dat het debiet maximaal ongeveer m 3 /s bedraagt. Figuur 3.10 toont het effect van de verdieping op dit debiet (verschildebiet tussen verdiept en huidig). Hieruit blijkt een toename van maximaal orde 250 m 3 /s. Dit is een toename van minder dan 0,5% en daarmee zeer klein ten opzichte van de natuurlijke variatie van de geuldoorsnede van ongeveer 5% (zie bijv. figuur 2.16). De natuurlijke dynamiek van de geul is dus een orde groter dan de relatieve omvang van de verdieping. We verwachten daarom geen morfologische aanpassing van de geuldoorsnede als gevolg van de verdieping. Op basis hiervan verwachten we ook een betrekkelijk klein effect op het onderhoudsbaggerwerk in de Wielingen. 22
23 Figuur 3.9 Momentaan debiet door de Wielingen Figuur 3.10 Effect verdieping Maatwerkgeul op instantaan debiet door de Wielingen 3.4 Sedimenttransport en onderhoudsbaggerwerk De relatieve verandering van het berekende sedimenttransport geeft een indicatie van het effect op het onderhoudsbaggerwerk. Voor genoemde monitoringspunten hebben we daarom naast de waterbeweging ook het sedimenttransport berekend. Dit betreft zowel het bodemtransport als het suspensietransport. Figuur 3.11 toont de resultaten voor punt P05. Conform de verwachtingen is het suspensietransport dominant. Figuur 3.11 Gemodelleerde bodemtransport en suspensief transport voor punt P05. 23
24 Samenhangend met de lichte toename in stroomsnelheid neemt het berekende sedimenttransport gemiddeld over de doodtij-springtij cyclus in de geul licht toe (figuur 3.12). Dit betreft een toename van ongeveer 5%. Voor punten juist buiten de geul nemen de berekende transporten juist iets af (figuur 3.13 en figuur 3.14). Ook hiervoor geldt dat de absolute grootte van de veranderingen lokaal en zeer klein is. Het heeft geen invloed op het grootschalig morfologisch gedrag van geulen en platen en het meergeulensysteem van de Westerschelde. Deze kleine en lokale aanpassing van het sedimenttransportpatroon kan leiden tot verandering van het onderhoudsbaggerwerk. Op sommige plaatsen kan het onderhoudsbaggerwerk afnemen terwijl dit op andere plaatsen iets toe kan nemen. Op basis van de berekeningsresultaten verwachten we dat de netto toename niet meer zal bedragen dan maximaal 5% van het huidige onderhoud. Figuur 3.12 Gemodelleerde verschil bodemtransport en suspensief transport voor punt P05: verdiepte situatie minus huidige situatie 24
25 Figuur 3.13 Gemodelleerde verschil bodemtransport en suspensief transport voor punt P04: verdiepte situatie minus huidige situatie Figuur 3.14 Gemodelleerde verschil bodemtransport en suspensief transport voor punt P06: verdiepte situatie minus huidige situatie 25
26 4 VERTROEBELING DOOR BAGGEREN EN VERSPREIDEN 4.1 Inleiding De effecten van het aanlegbaggerwerk en het verspreiden van de specie op de sedimentatie en vertroebeling zijn berekend met een Delft3D-model van de Westerschelde. De baggerstrategie is geschematiseerd op basis van de aangeleverde beschrijving van de werkzaamheden en de effecten zijn berekend gedurende een periode van drie weken en, ter bepaling van na-ijleffecten, voor een periode van vier weken daarna. 4.2 Uitgangspunten baggeren en verspreiden Sedimenteigenschappen Aquifer Advies (2016) heeft bemonstering van de waterbodem langs het te baggeren traject uitgevoerd met behulp van een vibrocore vanaf een werkboot. De geul werd hierbij verdeeld in 4 vakken (zie bijlage H). Zoals verwacht werd er zand aangetroffen. Daarnaast is er relatief veel slib aangetroffen in vak 1,3 en 4 (Aquifer Advies, 2016). Het meeste baggerwerk vindt plaats in vak 3. Uit de zeefkromme blijkt dat het sediment voor ruim 65% uit deeltjes kleiner dan 63 µm bestaat. Voor de vertroebelingsberekeningen is daarom dit percentage toegepast. Voor het slib is een kritische schuifspanning voor erosie van 0,1 N/m 2 gehanteerd en een valsnelheid van 0,5 mm/s. Bagger- en verspreidingsstrategie De verdieping van de Maatwerkgeul wordt uitgevoerd met een hopperzuiger met een beunvolume van m 3. Het materiaal wordt op de verspreidingslocatie geklapt door opening van de bodemdeuren van de hopper. Het baggeren en verspreiden van het sediment is in het model geschematiseerd tot een tweeuurlijkse cyclus. Dit wil zeggen dat er elke twee uur gedurende ongeveer 10 minuten een hoeveelheid sediment op de verspreidingslocatie wordt geklapt. Uitgaande van een totaal in-situ volume van m 3 kan het sediment dan in ruim 3 weken worden gebaggerd en verspreid. In werkelijkheid zal de uitvoeringsduur waarschijnlijk langer zijn. De periode van drie weken is een daarom een worst case scenario. Bij een langere uitvoeringsduur is de extra vertroebeling lager maar de duur uiteraard langer. Achtergrondconcentratie Het berekende effect van het baggeren en verspreiden vergelijken we met de achtergrondconcentratie. Figuur 4.1 toont de gemiddelde achtergrondconcentratie nabij het wateroppervlak volgens Van Kessel et al (2011). Hierin is te zien dat de gemiddelde waarde ter hoogte van de Maatwerkgeul mg/l bedraagt. Figuur 4.1. Gemiddelde achtergrondconcentratie nabij wateroppervlak volgens Kessel et al (2011) 26
27 4.3 Effecten baggerspecieverspreiding op vertroebeling Slibconcentraties nabij het wateroppervlak Voor zichtjagende vogels zoals meeuwen, visdiefjes en sterns is doorzicht in het water belangrijk. Dit wordt grotendeels bepaald door de hoeveelheid slib in het water nabij het oppervlak. In deze paragraaf tonen we daarom allereerst het effect van de baggerspecieverspreiding op de slibconcentraties nabij het wateroppervlak. Figuur 4.2 toont de daggemiddelde extra slibconcentratie nabij het wateroppervlak op dag 7 van de verspreidingsperiode. De zwarte stip geeft de verspreidingslocatie aan. De concentraties in het zwaartepunt van de pluim bedragen ongeveer mg/l. De grootte van dit deel van de pluim bedraagt ongeveer 25 km in langsrichting en 3 km dwars. Heel lokaal kan de concentratie in dit deel van de pluim oplopen tot mg/l. Dit is bijvoorbeeld het geval op de verspreidingslocatie zelf. De grootte van het deel met een concentratie > 2 mg/l bedraagt ongeveer 50 km in langsrichting en 5-10 km dwars. Na drie weken van baggerspecieverspreiding is de pluim in omvang toegenomen (figuur 4.3). Dit is de laatste dag van de verspreidingsperiode. Het zwaartepunt van de pluim met een concentratie van mg/l is ongeveer 45 km lang en 5-10 km breed. Het deel met een concentratie > 2 mg/l is ongeveer 80 km lang en 5-20 km breed. Na drie weken van baggerspecieverspreiding en drie weken zonder verspreiding is de pluim zodanig verdund en opgenomen in de bodem dat de extra slibconcentraties nabij het wateroppervlak door baggerspecieverspreiding altijd kleiner zijn dan 2 mg/l. Ter illustratie van deze afname toont figuur 4.4 een tijdserie van de extra daggemiddelde slibconcentratie nabij het wateroppervlak op de verspreidingslocatie. Deze toont een geleidelijke toename tijdens de verspreiding en een betrekkelijk snelle afname erna. Figuur 4.2. Daggemiddelde extra slibconcentratie nabij het wateroppervlak op dag 7 van de baggerspecieverspreidingsperiode 27
28 Figuur 4.3. Daggemiddelde extra slibconcentratie nabij het wateroppervlak op dag 21 van de baggerspecieverspreidingsperiode Figuur 4.4. Tijdserie van de daggemiddelde extra slibconcentratie op de verspreidingslocatie tijdens en na baggerspecieverspreiding 28
29 Verticale verdeling van slibconcentraties De concentratie dieper in het water kan van belang zijn voor bijvoorbeeld vissen en andere organismen. Figuur 4.5 toont de verticale verdeling van de relatieve slibconcentratie op een representatieve locatie in de Maatwerkgeul. Hierin is te zien dat de concentratie nabij het wateroppervlak ongeveer de helft bedraagt van de dieptegemiddelde waarde en bij de bodem ongeveer het dubbele ervan. Op deze manier kunnen de bovengenoemde concentraties nabij het water oppervlak omgerekend worden naar waarden dieper in de waterkolom. Figuur 4.5. Berekende verticale verdeling van de relatieve slibconcentratie 4.4 Effecten baggerspecieverspreiding op sedimentatiesnelheid Figuur 4.6 toont de berekende maximale sedimentatiesnelheid door de baggerspecieverspreiding uit de verdieping van de Maatwerkgeul. Deze is van belang voor bodemdieren die eventueel bedekt zouden kunnen worden. Figuur 4.6 laat zien dat de maximale sedimentatiesnelheid in de nabije omgeving van de verspreidingslocatie varieert van 0,4-1,0 mm per dag. In een ruimer gebied van 40 km lang en 5 km breed bedraagt dit maximaal 0,2-0,3 mm per dag. Verder van de verspreidingslocatie neemt dit af. 29
30 Figuur 4.6. Berekende maximale sedimentatiesnelheid van slib door baggerspecieverspreiding 30
31 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De conclusies van deze studie zijn hieronder per thema puntsgewijs samengevat: Waterstanden en stroomsnelheden Het effect van verdieping van de Maatwerkgeul op de waterstanden is lokaal en zeer gering. Het maximale effect op de waterstanden in de nabijheid van de geul bedraagt enkele millimeters. Buiten de geul is het effect nihil. Ook het effect op de stroomsnelheid is lokaal en zeer gering. De verandering van de stroomsnelheid (lichte toename in de geul en afname juist er buiten) bedraagt minder dan 1% van de hier optredende stroomsnelheden en zeer klein ten opzichte van de natuurlijke variatie door bijvoorbeeld weersomstandigheden, seizoen en klimaat. Geuldebiet in relatie tot morfologie en onderhoudsbaggerwerk In het algemeen bestaat er een lineair verband tussen de doorsnede van een getijgeul en het debiet dat door die getijgeul stroomt. Het berekende effect van de verdieping van de Maatwerkgeul op het getijdebiet bedraagt minder dan 0,5% en is daarmee zeer klein ten opzichte van de natuurlijke variatie van de geuldoorsnede van ongeveer 5%. We verwachten daarom geen morfologische aanpassing van de geuldoorsnede als gevolg van de verdieping. Op basis hiervan verwachten we ook een betrekkelijk klein effect op het onderhoudsbaggerwerk in de Wielingen. Sedimenttransport en onderhoudsbaggerwerk De relatieve verandering van het berekende sedimenttransport geeft een indicatie van het effect op het onderhoudsbaggerwerk. De berekende zandtransporten nemen in de vaargeul licht toe (~5%). Juist buiten de vaargeul nemen de berekende transporten juist iets af. Dit leidt tot een interne herverdeling van het totale transport. Op basis van de berekeningsresultaten verwachten we dat de netto toename niet meer zal bedragen dan maximaal 5% van het huidige onderhoud. Het heeft geen invloed op het grootschalig morfologisch gedrag van geulen en platen en het meergeulensysteem van de Westerschelde. De baggerspecie wordt verspreid op een locatie ten oosten (vloedrichting) en in het verlengde van het te verdiepen tracé. De specie bestaat voor een groot deel uit fijn materiaal dat zich niet in de hoofdgeulen zal afzetten. Het grovere zandige deel zal zich door de ebdominantie van de Wielingen voornamelijk in ebrichting verplaatsen. De invloed op de naastliggende drempels in de vaargeul ten oosten van de verspreidingslocatie is daardoor verwaarloosbaar klein. Er is naar verwachting geen extra sedimenterend effect op de Drempel van Vlissingen. Vertroebeling en sedimentatie door baggeren en verspreiden Het berekende effect van het baggeren en verspreiden vergelijken we met de achtergrondconcentratie. De gemiddelde achtergrondconcentratie slib nabij het wateroppervlak ter hoogte van de Maatwerkgeul bedraagt mg/l. Op dag 7 van de verspreidingsperiode bedragen de concentraties in het zwaartepunt van de pluim bedragen ongeveer mg/l. De grootte van dit deel van de pluim bedraagt ongeveer 25 km in langsrichting en 3 km dwars. Heel lokaal kan de concentratie in dit deel van de pluim oplopen tot mg/l. Dit is bijvoorbeeld het geval op de verspreidingslocatie zelf. De grootte van het deel met een concentratie > 2 mg/l bedraagt ongeveer 50 km in langsrichting en 5-10 km dwars. Na drie weken van baggerspecieverspreiding is de pluim in omvang toegenomen. Dit is de laatste dag van de verspreidingsperiode. Het zwaartepunt van de pluim met een concentratie van mg/l is ongeveer 45 km lang en 5-10 km breed. Het deel met een concentratie > 2 mg/l is ongeveer 80 km lang en 5-20 km breed. Na drie weken van baggerspecieverspreiding en drie weken zonder verspreiding is de pluim zodanig verdund en opgenomen in de bodem dat de extra slibconcentraties nabij het wateroppervlak door baggerspecieverspreiding altijd kleiner zijn dan 2 mg/l. 31
32 De berekende maximale sedimentatiesnelheid door de baggerspecieverspreiding uit de verdieping van de Maatwerkgeul in de nabije omgeving van de verspreidingslocatie varieert van 0,4-1,0 mm per dag. In een ruimer gebied van 40 km lang en 5 km breed bedraagt dit maximaal 0,2-0,3 mm per dag. Verder van de verspreidingslocatie neemt dit af. 32
33 6 REFERENTIES Aquifer Advies, Verkennend waterbodemonderzoek cap-size geul Wielingen. Rapportnummer rap Aquifer Advies, 3 mei Elias, E. en A. van der Spek, Grootschalige morfologische veranderingen in de Voordelta, Werkdocument, Deltares Van Kessel, T., Vanlede, J. De Kok, J., Development of a mud transport model for the Scheldt estuary. Continental ShelfResearch 31 (2011) S165 S181. Van Enckevort, I., Morfologisch onderzoek Westerschelde monding (No. R96-21). Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (IMAU), Utrecht, The Netherlands. Winterwerp, J.C., Jeuken, M.C.J.L., Van Helvert, M.A.G., Kuijper, C., Van der Spek, A., Stive, M.J.F., Thoolen, P.M.C., Wang, Z.B., Lange Termijn Visie Schelde Estuarium cluster Morfologie. Uitvoeringsfase. Deel 2: Appendices (No. Z2878). WL Delft Hydraulics, Delft, The Netherlands. 33
34 RAPPORTBIJLAGEN 34
35 BIJLAGE A 35
36 36
37 37
38 38
39 39
40 40
41 BIJLAGE B 41
42 42
43 43
44 44
45 45
46 BIJLAGE C 46
47 47
48 48
49 49
50 50
51 51
52 52
53 BIJLAGE D 53
54 54
55 55
56 56
57 57
58 BIJLAGE E 58
59 59
60 60
61 61
62 62
63 BIJLAGE F 63
64 64
65 65
66 66
67 67
68 BIJLAGE G 68
69 69
70 70
71 71
72 72
73 BIJLAGE H: BOORPUNTENKAART 73
74 Arcadis Nederland B.V. Postbus AC Zwolle Nederland +31 (0) Projectnummer: C Onze referentie: B 74
PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE
ONDERWERP Uitvoeringsplan slibmotor Kimstergat (0.11) DATUM 2-9-2016 PROJECTNUMMER C03041.001971 ONZE REFERENTIE 078928228 0.11 VAN Dr.ir. Bart Grasmeijer AAN Ecoshape KOPIE AAN Erik van Eekelen (Ecoshape),
Nadere informatieMemo. Inleiding. Opzet berekeningen
Memo Aan Bart Grasmeijer Van Thijs van Kessel Aantal pagina's 7 Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 239 E-mail thijs.vankessel @deltares.nl Onderwerp notitie specieverspreiding Eemshaven Inleiding Deze beknopte
Nadere informatieMogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul. M. van Ormondt en J.G. de Ronde
Mogelijke effecten Geulwandsuppletie Oostgat op de drempel tussen het Oostgat en de Sardijngeul M. van Ormondt en J.G. de Ronde Deltares, 2009 Opdrachtgever: Deltares/Rijkswaterstaat-Waterdienst Oostgat
Nadere informatieProjectnummer: B02047.000031.0100. Opgesteld door: dr.ir. B.T. Grasmeijer. Ons kenmerk: 077391437:0.3. Kopieën aan:
MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Hanzelaan 286 Postbus 137 8000 AC Zwolle Tel +31 38 7777 700 Fax +31 38 7777 710 www.arcadis.nl Onderwerp: Gevoeligheidsanalyse effecten baggerspecieverspreiding (concept) Zwolle,
Nadere informatieNaar aanleiding van de door uw fractie ingediende vragen ex artikel 34 RvO informeren wij u als volgt.
Fractie GroenLinks Vlissingen UW BRIEF VAN UW KENMERK ONS KENMERK DATUM 07-09-2016 720591 / 722425 28 september 2016 BEHANDELD DOOR BEZOEKADRES TELEFOON BIJLAGEN A.P. Bos Paul Krugerstraat 1 0118-487000
Nadere informatieInstandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie
Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid Effect morfologie monding Westerschelde op getij Basisrapport grootschalige ontwikkeling
Nadere informatieMaatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013
Maatregelverkenning Economie en Ecologie in balans Petra Dankers 08 november 2013 Kader Eerste bijeenkomst Programma Rijke Waddenzee in juni veel maatregelen geidentificeerd Royal HaskoningDHV heeft in
Nadere informatieAanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
MEMO datum 18-3-211 van Ir Yves Plancke yves.plancke@mow.vlaanderen.be Ir. Marco Schrijver marco.schrijver@rws.nl titel Aanvullende analyse stabiliteit gestorte specie in het kader van Flexibel Storten
Nadere informatieBijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling
Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni
Nadere informatieGemeente Zwolle. Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte. Witteveen+Bos. Willemskade postbus 2397.
Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek Westenholte Willemskade 19-20 postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 Gemeente Zwolle Morfologisch gevoeligheidsonderzoek
Nadere informatie1 Inleiding 1. 2 Verwerking van gegevens 2 2.1 Aangeleverde gegevens 2 2.2 Verwerking gegevens 3
Herberekening behoefte aan zandsuppletie ter compensatie van bodemdaling door gaswinning uit Waddenzee velden vanaf de mijnbouwlocaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen Z.B. Wang Deltares, 2009 Inhoud
Nadere informatieSEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+)
SEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+) RIJKSWATERSTAAT 13 juni 2014 077748870:0.2 - Concept, vertrouwelijk C03021.000232.0300 Inhoud 1
Nadere informatieMorfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen.
Morfologische veranderingen van de Westelijke Waddenzee. Een systeem onder invloed van menselijk ingrijpen. Edwin Elias Ad van der Spek Zheng Bing Wang John de Ronde Albert Oost Ankie Bruens Kees den Heier
Nadere informatieDe ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist
De ophoging van de zeebodem in de baai van Knokke-Heist Beschrijving van het fenomeen overzicht van de uitgevoerde studies Foto: BMM - KBIN 10 november 2009 Ir. Job Janssens Overzicht Even voorstellen...
Nadere informatieAanzanding en onderhoudsbaggerwerkzaamheden in de Sardijngeul
Aanzanding en onderhoudsbaggerwerkzaamheden in de Sardijngeul dr. ir. J.J. van der Werf dr. ir. A. Giardino ir. G. Santinelli 1204421-004 Deltares, 2011 Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Doelstelling
Nadere informatieHAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:
HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE: (ON)VERZOENBAAR? Is een verdere scheldeverdieping mogelijk, gewenst, noodzakelijk? Jean Jacques Peters Raadgevend Ingenieur Leader Port of Antwerp International Expert Team Jean
Nadere informatiehydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon
memo Witteveen+Bos Postbus 2397 3000 CJ Rotterdam telefoon 010 244 28 00 telefax 010 244 28 88 hydraulische, morfologische en scheepvaarteffecten dijkversterking BR636-1 BR636-1/smei/147 ir. A. Zoon datum
Nadere informatieEilanden Oostkust. Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING. departement Mobiliteit en Openbare Werken.
International Marine & Dredging Consultants departement Mobiliteit en Openbare Werken Eilanden Oostkust Deelrapport 1 : EFFECTEN VAN DE EILANDEN OP DE STROMING 14_006 WL Rapporten Vlaamse overheid Eilanden
Nadere informatieSTROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS
MOD 78 WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM FLANDERS HYDRAULICS RESEARCH VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS SPRINGTIJ WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM EN HYDROLOGISCH ONDERZOEK Mod. 78 STROOMATLAS BENEDEN - ZEESCHELDE
Nadere informatieHydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch
Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch Inleiding In deze notitie worden verscheidene scenario s berekend en toegelicht ter ondersteuning van de bepaling van inrichtingsmaatregelen voor de EVZ Ter Wisch.
Nadere informatieInstandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie
Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid Data-analyse waterstanden Westerschelde Basisrapport grootschalige ontwikkeling G-1 01
Nadere informatiea) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde
EXCURSIEPUNT DE SCHELDEVALLEI Hoogte = Ter hoogte van het voormalige jachtpaviljoen, De Notelaar, gelegen aan de Schelde te Hingene (fig. 1 en 2), treffen we een vrij groot slikke- en schorregebied aan,
Nadere informatieUitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding
Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding Uitwerking sedimentbudget van de Westerscheldemonding Edwin Elias Ad van der Spek 1210301-012 Deltares, 2015, B Deltares Titel Uitwerking sedimentbudget
Nadere informatieLange Termijnvisie Westerschelde Cluster Morfologie Samenvatting. J.C. Winterwerp M.C.J.L. Jeuken M.J.F. Stive H.J. de Vriend.
Cluster Morfologie Samenvatting J.C. Winterwerp M.C.J.L. Jeuken M.J.F. Stive H.J. de Vriend L delft hydraulics 1. Inleiding Het Cluster Morfologie van het project Lange Termijnvisie Westerschelde behandelt
Nadere informatiezeehavens Wadden NAAR EEN RIJKE WADDENZEE Building with Nature Waddenzeehavens Werkatelier 12 december 2012
Wadden zeehavens PROGRAMMA NAAR EEN RIJKE WADDENZEE Werkatelier 12 december 2012 Waddenpromenade 1, Harlingen, 9.30-12.00 uur Verslag 22 december 2012 Arjen Bosch Inhoud Kernpunten Werkatelier Harlingen...
Nadere informatieMorfologische ontwikkeling Schaar van Spijkerplaat sinds 1960
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Morfologische ontwikkeling Schaar van Spijkerplaat sinds 1960 notitie NWL-99.35 juli 1999 1 Morfologische ontwikkeling
Nadere informatieWAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN
WAAROM HET VOORSTEL OM ANDERS TE STORTEN VOOR DE PLAAT VAN WALSOORDEN Prof. Ir. J.J. Peters (PAET) Raadgevend ingenieur - rivieren specialist Chronologie 1999: oprichting van onafhankelijk expert team
Nadere informatieModellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist
De Zandbank te Heist, een boeiend fenomeen Seminarie Vrijdag Modellenstudie van de ontwikkeling van de zandbank te Heist Dries Van den Eynde, Frederic Francken & Brigitte Lauwaert Beheerseenheid van het
Nadere informatieInhoud. Bestaande situatie en trends Veldonderzoek Griesberg Opzet modellen en eerste simulaties Voorstel alternatieven
Conclusies Historische kaarten 1812-1949: grootschalige morfologische veranderingen door natuurlijke aanpassingen, landaanwinning Dollard en baggerwerk Oost Friesche Gaatje (tijdschaal 100 jaar) Afgelopen
Nadere informatieAantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)88335 7160
Memo Aan Port of Rotterdam, T.a.v. de heer P. Zivojnovic, Postbus 6622, 3002 AP ROTTERDAM Datum Van Johan Valstar, Annemieke Marsman Aantal pagina's 5 Doorkiesnummer +31(0)88335 7160 E-mail johan.valstar
Nadere informatieHoe is verbetering van het systeem mogelijk?
Hoe is verbetering van het systeem mogelijk? Z.B. Wang, J.C. Winterwerp, D.S. van Maren, A.P. Oost Deltares & Technische Universiteit Delft 18 Juni 2013 Inhoud Het probleem Sediment huishouding Voortplanting
Nadere informatieMemo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam
Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Memo: ontwikkeling kliferosie Slufterdam Tommer Vermaas Ankie Bruens 1207724-004 Deltares, 2013, B Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Vraagstelling 1
Nadere informatieToenemende druk van de Zeespiegelstijging
Break-out Sessie Scheldemonding Toenemende druk van de Zeespiegelstijging Youri Meersschaut (VO-MOW) en Gert-Jan Liek (RWS) Kennis vroegere onderzoeksagenda s Toename getijslag belangrijk onderwerp in
Nadere informatieWeerstand tegen strorning in de Gorai rivier
Weerstand tegen strorning in de Gorai rivier Samenvatting In deze studie wordt de weerstand tegen strorning in de Gorai rivier onderzocht. Als basis voor deze studie zijn veldmetingen gebruikt die gedaan
Nadere informatieVARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II
VARIANTENSTUDIE ROGGENPLAAT SUPPLETIE FASE II P R E S E N T A T I E S T A K E H O L D E R S B I J E E N K O M S T R O G G E N P L A A T, 8 N O V. 2 0 1 6, K R A B B E N D I J K E Joost Stronkhorst (HZ/Deltares),
Nadere informatieNotitie beheersvragen LTV-Slibmodel
Opdrachtgever: RWS-RIKZ Notitie beheersvragen LTV-Slibmodel December 2006 WL delft hydraulics Opdrachtgever: RWS-RIKZ Notitie beheersvragen LTV-Slibmodel Ankie Bruens, Joris Vanlede, Thijs van Kessel Inhoud
Nadere informatieTU Delft. lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert. C-13809 712 (bijlage) Aanvuliende berekeningen. M.D. Groenewoud.
Bibliotheek C-13809 712 (bijlage) lodellering morfodynamisch adrag van de Drempel van answeert Aanvuliende berekeningen Januari 1998 M.D. Groenewoud 1 Uitgevoerd in opdracht van het Rijksinstituut voor
Nadere informatieMeten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor
: 2,5 jaar Carola van Gelder-Maas Projectmanager WVL Rijkswaterstaat 31 maart 2014 Hoe zat het ook alweer? Eroderende kustlijn NL kust 12 Mm³ zandsuppleties per jaar Zeespiegelstijging Zwakke schakels
Nadere informatieMilieu-effectenbeoordeling van het project ingediend door de AG Haven Oostende.
KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE AFDELING BEHEER VAN HET MARIENE ECOSYSTEEM Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend
Nadere informatieDe tor. Memo. Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum 5 februari Kenmerk ZKS Aantal pagina's 10. Van Reinier Schrijvershof
Memo De tor s Aan Jaap Starke (Rijkswaterstaat) Datum Van Reinier Schrijvershof Kenmerk Doorkiesnummer +31(0)88335 7483 Aantal pagina's 10 E-mail reinier.schrijvershof@deltares.nl Onderwerp Verplaatsing
Nadere informatieTijpoort in relatie tot het toelatingsbeleid. Voor een veilige en vlotte op- en afvaart in het Scheldegebied. Infobrochure
Tijpoort in relatie tot het toelatingsbeleid Voor een veilige en vlotte op- en afvaart in het Scheldegebied Infobrochure Het toelatingsbeleid: voor een veilige en vlotte scheepvaart in het Scheldegebied
Nadere informatieOntstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde
Ontstaan en ontwikkeling van platen en geulen in de Westerschelde Prof. Ir. Jean J. Peters Raadgevend ingenieur Expert-team Haven Antwerpen De vragen: Hoe ontstonden de platen en geulen in de Westerschelde?
Nadere informatieHydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag
nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014
Nadere informatieMorfologie kwelders en. platen Balgzand
Morfologie kwelders en platen Balgzand Autonome ontwikkeling Hoogwatervluchtplaatsen Werkdocument RIKZ/AB - 99.607x ir. B.B. van Marion December 1999 Samenvatting In het kader van het project GRADIËNTEN
Nadere informatieRecent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig. Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares)
Recent onderzoek LTV O&M Evolutie van het estuarium; historisch en toekomstig Overzicht, VNSC-symposium 21 november Marcel Taal (Deltares) Hoofdboodschappen: - Nieuwe kennis, maar ook 10 jaar LTV-kennisontwikkeling
Nadere informatieWorkshop aanslibbing DGD 15 juni 2010 Voorkomen van HCBS lagen
Workshop aanslibbing DGD 15 juni 2010 Voorkomen van HCBS lagen Marc Sas, Bas Van Maren, Mark Bollen Inhoud 1. Doel van de studie 2. Metingen inzake HCBS ADCP en SiltProfiler IMDC-frame : Argus, Altus,
Nadere informatieC OMES HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING
HET LICHTKLIMAAT EN DE SCHELDEBODEM IN BEWEGING Oorsprong van Estuarien Zwevend Materiaal Schelde Estuarium Westerschelde Beneden Zeeschelde Boven-Zeeschelde Noordzee Schelde Rivier terug naar de rivier
Nadere informatieDirectoraat-Generaal Rijkswaterstaat. Directie Zeeland. cc1. Nummer; Bibliotheek, Koestr. 30, tel; , postbus 5014,4330 KA Middelburg
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Nummer; M cc1 Bibliotheek, Koestr. 30, tel; 0118-686362, postbus 5014,4330 KA Middelburg MCVI Monitoring van de effecten van de verruiming 48'-43'
Nadere informatieBijlage: Protocol voorwaarden voor flexibel storten Kwaliteitsparameters
Bijlage: Protocol voorwaarden voor flexibel storten Kwaliteitsparameters Inleiding Met het Tracébesluit is de verruiming van de vaargeul voor de getij-onafhankelijke vaart tot een diepgang 13,10 meter
Nadere informatieDOORSTROMING LAAKKANAAL
DOORSTROMING LAAKKANAAL GEMEENTE DEN HAAG 15 oktober 2013 : - Definitief C03041.003103. Inhoud 1 Inleiding... 3 2 Overzicht beschikbare gegevens... 5 2.1 Geometrie Laakkanaal... 5 2.2 Bodemprofiel...
Nadere informatieInhoud. 1 Inleiding Kader Doelstelling Uitvoerende Fase Activiteiten Samenvatting resultaten Verkennende Fase...
Inhoud 1 Inleiding...1 1.1 Kader...1 1.2 Doelstelling Uitvoerende Fase...2 1.3 Activiteiten...3 2 Samenvatting resultaten Verkennende Fase...4 3 Randvoorwaarden...5 3.1 Beheersscenario s...5 3.2 Exogene
Nadere informatieSediment en morfologisch beheer van estuaria
Sediment en morfologisch beheer van estuaria Jean Jacques Peters Raadgevend ingenieur - rivierenspecialist V.U. Brussel - Vakgroep Waterbouwkunde en Hydrologie Sediment en morfologisch beheer van estuaria
Nadere informatieRivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse
Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard 9T5318.A0 Definitief 24 maart 2010 A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND B.V. KUST & RIVIEREN Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen (024) 328 42 84 Telefoon
Nadere informatieOvergang van GLLWS naar LAT
+ Overgang van GLLWS naar LAT Overgang van GLLWS naar LAT Voor een schipper is het van cruciaal belang de diepte tot het bodemoppervlak en het getij te kennen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van nautische
Nadere informatieInstandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie
Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie LTV Veiligheid en Toegankelijkheid Simulatie met effectanalyse op mesoschaal Basisrapport kleinschalige ontwikkeling K-20
Nadere informatieAanslibbing Deurganckdok. Numerieke modelsimulaties met Slib3D
Aanslibbing Deurganckdok Numerieke modelsimulaties met Slib3D Inhoud Beschrijving Slib3D Calibratie hydrodynamica en sediment transport Effect dokconfiguratie op aanslibbing Effect CDW op aanslibbing Belangrijkste
Nadere informatieMemo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling
Memo Aan RWS Zeeland, t.a.v. Yvo Provoost, Eric van Zanten Datum Van Hans de Vroeg Kenmerk Doorkiesnummer (088) 33 58 238 Aantal pagina's 8 E-mail hans.devroeg @deltares.nl Onderwerp Rijke strand van Wemeldinge
Nadere informatieAnalyse stortvak W13. dr. ir. T. van Kessel dr. ir. J.J. van der Werf A. Giardino Ph.D
Analyse stortvak W13 dr. ir. T. van Kessel dr. ir. J.J. van der Werf A. Giardino Ph.D. 1204409-000 Deltares, 2011 Titel Analyse stortvak W13 Opdrachtgever Waterdienst & Vlaamse overheid Project 1204409-000
Nadere informatieDe Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde
De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde Jean Jacques Peters Raadgevend ingenieur - rivierenspecialist V.U. Brussel - Vakgroep Waterbouwkunde en Hydrologie Geomorfologie van de Schelde
Nadere informatieMaatregelstudie Eems-Dollard, Economie en Ecologie in balans Hydrodynamisch berekeningen en effectbepaling herstel maatregelen Eems-Dollard
Maatregelstudie Eems-Dollard, Economie en Ecologie in balans herstel maatregelen Eems-Dollard Rijkswaterstaat Noord Nederland 17 oktober 2013 Definitief rapport HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS
Nadere informatienotitie Grondbank GMG 1. INLEIDING
notitie Witteveen+Bos van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt
Nadere informatieOosterschelde, stroomsnelheden Veiligheidsbuffer Oesterdam.
Belanghebbenden Rijkswaterstaat Zeeland Meetadviesdienst Zeelandll Poelendaelesingel JA Middelburg Postadres: Postbus KA Middelburg T () F () Doorlaatmiddel. Inleiding. Oosterschelde, stroomsnelheden Veiligheidsbuffer
Nadere informatieHET BEZINKEN VAN SLIBVLOKKEN IN HET DOLLARD ESTUARIUM
HET BEZINKEN VAN SLIBVLOKKEN IN HET DOLLARD ESTUARIUM SAMENVATTING Hoofdstuk 1 Inleiding en literatuuronderzoek. Morfologische veranderingen van getijgeulen en getijplaten hangen af van erosie, transport
Nadere informatieVlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang. Monitoringprogramma flexibel storten
Vlaamse overheid Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Maritieme Toegang Colofon Foto titelblad: International Marine & Dredging Consultants Adres: Coveliersstraat 15, 2600 Antwerp, Belgium
Nadere informatieKenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)
Memo Aan Jasper Fiselier (DHV) Datum Van Pieter Koen Tonnon Jan Mulder Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 464 +31 (0)88 33 58 446 Aantal pagina's 9 E-mail pieterkoen.tonnon @deltares.nl jan.mulder@deltares.nl
Nadere informatiePASSENDE BEOORDELING EN QUICK SCAN MAATWERKGEUL WIELINGEN (WESTERSCHELDE) N.V. Zeeland Seaports 2 NOVEMBER 2016
PASSENDE BEOORDELING EN QUICK SCAN MAATWERKGEUL WIELINGEN (WESTERSCHELDE) N.V. Zeeland Seaports 2 NOVEMBER 2016 Contactpersonen DRS. A.J.J. SCHOENMAKERS Senior specialist T +31627061446 M +31627061446
Nadere informatieEcologische doelstelling
Nevengeulen langs de grote rivieren Leren van de praktijk Margriet Schoor Oost Nederland Platform beek- en rivierherstel Vreugderijkerwaard, oktober 2009 14 december 2011 Waarom nevengeulen? Hoofdgeul
Nadere informatieDe Dynamiek van Mosselbanken Invloed van stroming en golven
De Dynamiek van Mosselbanken Invloed van stroming en golven Jasper Donker 1 3 Waterbeweging in de Waddenzee Waterstand / waterdiepte Stromingen door getij en wind Golfwerking Feedback: terugkoppeling
Nadere informatieOntwikkeling van het Waddengebied in tijd en ruimte
Inauguratiesymposium, 1-2 december 2008, Leeuwarden Ontwikkeling van het Waddengebied in tijd en ruimte Dr. Hessel Speelman Dr. Albert Oost Dr. Hanneke Verweij Dr. Zheng Bing Wang Thema s in tijd en ruimte
Nadere informatieSedimenten stroming in de Zandvliet-en
Ingenieursbureau S.D.Kamminga BV Sedimenten stroming in de Zandvliet-en Berendrechtsluizen Leidse WaUen 6A Postbus 7435 270 I AK Zoetermeer www.isdk.nl Ir. S.D.Kamminga Een korte inventarisatie Augustus
Nadere informatieMONITORINGSPROGRAMMA MONITORINGSPROGRAMMA PROEFSTORTLOCATIES PROEFSTORTLOCATIES
MONITORINGSPROGRAMMA MONITORINGSPROGRAMMA PROEFSTORTLOCATIES PROEFSTORTLOCATIES Een beschrijving van de uit te voeren monitoring bij de herhaling Een beschrijving van de van proefstortingen de uit te voeren
Nadere informatieIn het kader van de strategische milieueffectenrapportage en de ontwikkelingsschets 2010 J.C. Winterwerp en M.C.J.L. Jeuken
Samenvatting van het morfologisch onderzoek In het kader van de strategische milieueffectenrapportage en de ontwikkelingsschets 2010 J.C. Winterwerp en M.C.J.L. Jeuken Kwaliteitscontrole Gezien door m.e.r.-coördinatoren
Nadere informatieBijlage 3 Svašek Hydraulics (2014). Stroming in de Westbuitenhaven Terneuzen. 3-D stromingsberekingen en analyse sedimentatie.
Bijlage 3 Svašek Hydraulics (2014). Stroming in de Westbuitenhaven Terneuzen. 3-D stromingsberekingen en analyse sedimentatie. Rapport Vlaams Nederlandse Scheldecommissie Pagina 103 van 104 Stroming in
Nadere informatienota WWKZ-85. V020 Hydraulisch/morfologisch onderzoek naar de geulontwikkeling in het Schaar van Spijkerplaatgebied.
mirusterie van verkoer en watorstaat directie waterhuishouding en waterbeweging district kust en zee adviesdienst vlissingen nota WWKZ-85. V020 Hydraulisch/morfologisch onderzoek naar de geulontwikkeling
Nadere informatieHoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. Algemene inhoud 27/09/2012. Topografie, kennis van zee & strand. Getijdenleer.
27-9-2012 Getijden- en Stromingsleer 1 Hoofdstuk 3 Getijden- en Stromingsleer - Jonathan Devos - Algemene inhoud Topografie, kennis van zee & strand Getijdenleer Stromingsleer 27-9-2012 Getijden- en Stromingsleer
Nadere informatie-21- GETIJDEN (2) De veelvormigheid van het getij: de Noordzee
-21- GETIJDEN (2) De veelvormigheid van het getij: de Noordzee In deze aflevering zullen we eens gaan kijken hoe het getij zich voordoet op verschillende plaatsen. Om te beginnen beperken we ons tot de
Nadere informatieSamenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T
A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683 T 030 274 91 11 info@rivm.nl Uw kenmerk Gevoeligheid van de gesommeerde depositiebijdrage onder 0,05
Nadere informatiePROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE Imandra: :D
ONDERWERP Gemaal Korftlaan - advies wel of niet verbreden watergang aanvoertracé DATUM 7-7-2016, PROJECTNUMMER C03071.000121.0100 ONZE REFERENTIE Imandra: 078915484:D VAN Arjon Buijert - Arcadis AAN J.
Nadere informatieHet sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust. Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a.
Het sediment-delend systeem als ruggengraad van de Wadden-kust Bert van der Valk, Albert Oost, Zheng Bing Wang, Edwin Elias, Ad van der Spek e.a. het Waddensysteem Kust Noord-Holland Waddeneilanden Zeegaten,
Nadere informatieFunctioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden
Functioneren van het voedselweb in het Eems estuarium onder gemiddelde en extreme omstandigheden Victor N. de Jonge, november 2013 Het Eems estuarium vormt ecologisch gezien één groot geheel, maar dat
Nadere informatieMonitoring meergeulensysteem Westerschelde
Monitoring meergeulensysteem Westerschelde Toetsing criteria nevengeulen Rapport 7210A/MMGW-2013-01 Monitoring meergeulensysteem Westerschelde Toetsing criteria nevengeulen ::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::
Nadere informatieErosie, sedimentatie en morfologie Afferdensche en Deestsche Waarden
Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq Erosie, sedimentatie en morfologie Afferdensche en Deestsche Waarden RIZA werkdocument 2004.172X Projectnummer 6101.200.03 Auteurs: A.Z. Visser (RIZA-WST) J. Sieben
Nadere informatieHoofdstuk 3. Getijden- en Stromingsleer. - Jonathan Devos -
Hoofdstuk 3 Getijden- en Stromingsleer - Jonathan Devos - 22-10-2017 Getijden- en Stromingsleer 2 22-10-2017 Getijden- en Stromingsleer 3 Algemene inhoud Topografie, kennis van zee & strand Getijdenleer
Nadere informatieBijlage E Verschillen met MER 2009
Verruiming Vaarweg Eemshaven-Noordzee Milieueffectrapport 9 december 2013 Bijlage E Verschillen met MER 2009 In deze bijlage zijn de verschillen tussen het MER van 2009 en voorliggend MER beschreven. De
Nadere informatieGetijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.
Getijtafels 2015 voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T. De getijtafels t.o.v. L.A.T. T.A.W. worden opgezonden na voorafgaande betaling
Nadere informatieMonitoring meergeulensysteem Westerschelde
Monitoring meergeulensysteem Westerschelde Toetsing criteria nevengeulen (Toetsing gebaseerd op bodem 2015 NAP -3 meter) Rapport 7210A/MMGW-2015-02 Monitoring meergeulensysteem Westerschelde Toetsing criteria
Nadere informatieDrempelverwijdering vaargeul Boontjes, Kornwerderzand - Harlingen
Drempelverwijdering vaargeul Boontjes, Kornwerderzand - Harlingen Advies over reikwijdte en detailniveau van het projectplan 7 juli 2011 / rapportnummer 2433 39 1. Hoofdpunten De Provincie Fryslân heeft
Nadere informatieMorfologischcontwikkeling van de Everingen ggricht op scheepvaart fupctjes
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Zeeland Morfologischcontwikkeling van de Everingen ggricht op scheepvaart fupctjes A. de Swaaf G.R. Termaat AXL02 29 c
Nadere informatieToestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015)
Toestandsevaluatie Natuur 2015 (T2015) Belangrijkste toestand en trend resultaten thema s waterkwaliteit, leefomgeving, fauna en flora Opzet Evaluatie natuurlijkheid hoofdlijnen Thema waterkwaliteit Thema
Nadere informatieExtrapolatie van de waterstand in het Waddengebied
Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied Henk van den Brink KNMI 8 juli 2015 Probleemstelling De onzekerheid in de extrapolatie is ongewenst groot bij het gebruik van een 3-parameter (Extreme
Nadere informatieGetijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge
Getijtafels 2010 voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge Getijtafels 2010 voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge en Zeebrugge + Het getij Getij wordt veroorzaakt door de aantrekkingskracht
Nadere informatie1. opvaart over Drempel van Hansweert 2. afvaart door het Zuidergat 3. stilliggen nabij het sproeiponton 4. afvaart langs Schaar van Waarde.
Vaartocht 1. opvaart over Drempel van Hansweert 2. afvaart door het Zuidergat 3. stilliggen nabij het sproeiponton 4. afvaart langs Schaar van Waarde Verruiming vaargeul Beneden-Zeeschelde en Westerschelde
Nadere informatieSpeerpunt Ontwikkeling Havens
Speerpunt Ontwikkeling Havens Dr. ir. Hadewych Verhaeghe Projectingenieur Afdeling Maritieme Toegang Departement Mobiliteit en Openbare Werken Ontwikkeling Havens haven van Zeebrugge en haven van Oostende
Nadere informatieBijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand
Bijlage 1.5 Effecten van het slib in suppletiezand........................................................................................ H. Mulder, RIKZ, juni 2004 Vraagstelling Een van de onzekerheden
Nadere informatieErosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk
Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk Inhoud 1 Inleiding 2 1.1 Beschrijving van de studie 2 1.2 Uitgangspunten 2 2 Zandtransport langs de kust nabij Katwijk 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Zandtransport
Nadere informatieKenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0)
Memo Aan LS Van Bas van Maren Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 365 Aantal pagina's 5 E-mail bas.vanmaren @deltares.nl Onderwerp DELWAQ-Slib_Eems-Dollard_j12_v01 metadata Waterkwaliteitsmodelschematisatie
Nadere informatieMorfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland
Morfologische effecten van bodemdaling door gaswinning op Ameland Zheng Bing Wang, Wim Eysink, Johan Krol, 9 december 2011, Ameland Onderzochte aspecten Noordzeekust Friesche Zeegat en De Hon Waddenzee
Nadere informatieIiv íd C Delta res. Aanslibbing Deurganckdok. Numerieke modelsimulaties met Slib3D. 15 Juni 2010
Iiv íd C Delta res International Marine & Dredging Consultants E no bllh Q D 011Q LÍ f 0 5 Aanslibbing Deurganckdok Numerieke modelsimulaties met Slib3D Beschrijving Slib3D Calibratie hydrodynamica en
Nadere informatieZandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002
Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de
Nadere informatieEcologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer. Mike van der Linden. wat komt aan de orde
wat komt aan de orde Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer Symposium Diepe plassen Amersfoort, 11 september 2008 Mike van der Linden enkele inleidende opmerkingen diepe
Nadere informatie