2. De doelgroep. 3. Het aantal deelnemers

Transcriptie

1 WWWWWffi

2 1. Het thema Relaties, zowel in familieverband als tussen partners, en seksualiteit zijn de twee centrale thema's waar het in dit spel om gaat. Maar er is meer, Met dit spel willen we ook jongeren van verschillende culturele afkomst informeren en in discussie laten treden over gewoonten en ideeën die zij hebben over de twee thema's. In sommige culturen zijn de thema's relatie en seksualiteit niet openlijk bespreekbaar. Via dit spel willen we voor (allochtone)jongeren de drempel verlagen om een antwoord te vinden op vragen die ze niet openlijk durven stellen, Wil je je eigen lichaam beter leren kennen? Wil je weten wat de Belgische, maar ook de Marokkaanse wet zegt over huwelijk, abortus,...? Wil je discussiëren over relaties? Wil je informatie over relationele gewoonten in diverse culturen? Wilje graag ook de mening van jongens/meisjes horen over seksualiteit? Wilje weten hoe de ideale partner van je vriendinnen/vrienden eruit ziet? Dit alles kom ie te weten bij het spelen van dit spel. 2. De doelgroep Dit spel is in de eerste plaats gemaakt voor allochtone jongeren, zowel jongens als meisjes vanaf 14 iaar, Maar het is ook perfect mogelijk om het spel te spelen m-et autochtonó yongeren of mei allochtone en autochtone jongeren samen. Het spel kan gespeeld worden in meisjesgroepen, jongensgroepen of gemengde groepen. Het is bruikbaarvoor jongerenwerkingen en klasgroepen, op kamp, tijd-ens belinningsdagen, of gewoon tijdens een vrij moment. 3. Het aantal deelnemers Je kan het spel spelen in maximum 6 kleine groepjes van 2 tot 3 personen. leder groepje krijgt dan een eigen speelbord. Spelen in kleine groepjes komt voor veeljongeren veiliger over omdaize dan samen met hun groepje kunnen overleggen over de oplossing van kennisvrageà of de uitvoering van een opdracht. Het spel is ook speelbaar in één groep van 6 à 8 deelnemers rond één groterspeelbord. 4. Algemene doelstellingen (Allochtone) jongeren aanzetten tot het communiceren over familie- en oartnerrelaties. (Allochtone) jongeren aanzetten tot het formuleren van hun visie betreffende relatie en seksualiteit. (Allochtone)jongeren op een speelse manier informatie verschaffen over deelaspecten van de thema's relatie en seksualiteit. Een antwoord bieden op vragen (betreffende relaties en seksualiteit) die jongeren anders nooit durven stellen. Jongeren leren om te luisteren naar wat bij andere jongeren leeft. Jongeren leren om respect op te brengen voor de mening van anderen. Zelfvertrouwen versterken. ICCM Centrum Informatieve Spelen

3 5. Het materiaal Een soeldoos bestaat uit : 6 spelborden van 9 vakjes in drie kleuren. 6 dobbelstenen die ook als pionnen gebruikt worden 123 kaartjes met stellingen (groen) 84 kaartjes met kennisvragen (rood) 26 opdrachtkaartjes (blauw) 25 woordkaarten 32 relatiekaarten een diskette waarop de kaartjes staan, zo kan men kaartjes bijmaken en afdrukken (Word 97) een boekje met speluitleg, begeleidingstips, oplossingen van kennisvragen en opdrachten een boekje met nuttige adressen en telefoonnummers voor bijkomende informatie een aantal informatiebrochures met allerhande bruikbare informatie voor jongeren rond het thema seksualiteit en relaties 6. De voorbereíding Zoek een gezellige ruimte met een tafel en enkele stoelen of zetels. Verdeelde groep in kleinere groepjes en geef iedergroepje een speelbord. Je kan ook één groot speelbord samenstellen dooreen aantal kleinere speelborden bijelkaarte leggen. (de grootte is afhankelijk van de tijd die je hebt om het spel te spelen). Tnrn rrnnr non c r.-,,.in paprer. Maak vijf stapeltjes met kaartjes (kennisvragen, stellingen, opdrachten, woordkaarten, relatiekaarten) Kenniskaarten De kennisvragen peilen naar de kennis van de deelnemers. De kaartjes zijn genummerd en behandelen verschillende deelaspecten : '1-18 : relaties in het algemeen 19-29: het jongenslichaam en typische vragen die jongens zich rond seksualiteit stellen : het meisjeslichaam en typische vragen die meisjes zich rond seksualiteit stellen 41-53: AIDS, HIV en SOA : voorbehoedmiddelen : meisjes-jongens, stereotypen, verwachtingen : cultuurspecifieke vragen Het is mogelijk om vooraf zelf een selectie te maken in de kenniskaartjes. Hou hierbij rekening met je groep en de doelstellingen die je wil bereiken. De oplossingen voorde kennisvragen kan je in dit boekje terugvinden onder punt 9, Stellinqen Een stelling is een inhoudelijke formulering die mensen wil aanzetten tot het geven van hun mening. Deze meningen zijn nooit juist of fout, maar geven weer wat mensen over iets denken. De spelleider kan vooraf een selectie maken uit de aangeboden stellingen. Het is belangrijk om bij het maken van de selectie rekening te houden met je groep en de doelstellingen die je wil bereiken. ICCM Centrum lnformatieve Soelen

4 Opdrachten Sommige opdrachten vereisen iets meer voorbereiding. Het materiaal (vb. lipstick, condoom, briefkaart, ring, fotolijst,... ) voor de voeldoos (doos of doek) moet vooraf verzameld worden. De opdrachtkaarten worden in dit boekje verder toegelicht onder punt 10. Woordkaarten De 25 woordkaarten worden allemaal gebruikt als er met zes speelborden gespeeld wordt. lndien er minder speelborden gebruikt worden, dan kan de spelleider vooraf de woordkaarten selecteren die hem interessant lijken voor de groep. Let wel : het aantal woordkaarten moet overeenkomen met de helft van de vakjes van het speelbord waarop men speelt. Relatiekaarten De spelleider kan een selectie maken in de relatiekaarten. Opnieuw moet er rekening gehouden worden met de deelnemersgroep. Let wel : het aantal relatiekaarten moet overeenkomen met de helft van de vakjes van het speelbord waarop men speelt. ls het aantal vakjes oneven dan gebruik je één relatiekaart minder dan de woordkaarten. 7. Het spelverloop Spelrege/s ledereen mag kiezen of hi)lzij aldan niet deelneemt aan het spel. Niemand mag tot deelname gedwongen worden. Dwang blokkeert het spel. Alleen wie aan de beurtis mag praten, de anderen zwijgen en luisteren. Willen ze nadien het woord krijgen, dan vragen ze daarom. Je kan immers onmogelijk een reactie geven op iets wat je nietof maar half gehoord hebt. In je reactie breek je de ander niet af en vel je geen oordeel over die persoon. Je vraagt om verduidelijking of formuleert je eigen ideeén. Als jij naar anderen luistert, laten anderen je ook volledig uitspreken en luisteren ze naar jou. Je bent niet verplicht om op alle vragen te antwoorden, de opdrachten uit te voeren of een mening te formuleren op een stelling, Je hebt het recht om te passen of een andere vraag te trekken. Speluitleg We raden aan om slechts een minimum aan technische informatie te geven bij de start van het spel, gezien het spel snel duidelijk wordt, naarmate men begint te spelen. Maak wel duidelijk aan de spelers dat er tijdens het spel spelregels worden toegevoegd. 1. Wie het hoogst aantal ogen gooit met de dobbelsteen mag beginnen. 2. De persoon zelf of iemand van het groepje gooit opnieuw. 3. De dobbelsteen-pion wordt willekeurig op het spelbord geplaatst en vooruit, achteruit, links of rechts gerold volgens het aantalogen dat gegooid werd. 4. Het aantal ogen dat bovenaan komt te liggen, komt overeen met het aantal vakjes dat men bijde volgende beurt mag rollen. 5. De dobbelsteen-pion kan op een rood (kennis), groen (stelling) of blauw (opdracht) vakje terechtkomen. Door de vrijheid die je hebt om de dobbelsteen naar alle kanten te rollen, kan je zelf min of meer bepalen op welke kleur je terechtkomt. 6. Je neemt de bovenste kaart van het stapeltje met de kleur die overeenkomt met het vakje waar de dobbelsteen-pion ligt. De rode kenniskaarten : een antwoord op een kennisvraag is juist of fout. ls het antwoord juist dan mag je een woord- of relatiekaart trekken (afwisselend), is het antwoord fout dan krilg je geen kaart. De groene stellingkaarten : een mening is altijd juist. Als je een stellingkaart trekt en je mening geeft, mag je dus altijd een woord- of relatiekaart trekken. ICCM Centrum Informatieve Soelen

5 De blauwe opdrachtkaarten :een opdracht is goed oíslecht uitgevoerd. ls ze goed uitgevoerd dan mag je een woord- of relatiekaart trekken. ls de opdracht niet juist uitgevoerd dan krijg je geen kaart. 7. De afwisselend verkregen woord- en relatiekaarten worden op het vakje gelegd waarop de dobbelsteen-pion ligt. Het is de bedoeling om het speelbord zo snel mogelijk op te vullen met evenveel woord- als relatiekaarten. B. Indien je bij het rollen op een vakje terechtkomt waarop al een woord- of relatiekaart ligt, dan beantwoord je een vraag van de kleur van het vakje, maar krijg je geen woord- of relatiekaart meer. 9. Als één groepje het speelbord volledig gevuld heeft, wordt het spel stilgelegd. Dit gebeurt ook wanneer het grote speelbord (als men in één groep speelt) vol is, 10. De deelnemers krijgen als laatste opdracht om de veroverde woordkaarten te verbinden (associëren) met de verkregen relatiekaarten. Op de relatiekaarten staan bolletjes (die personen voorstellen) en pijltjes (die relaties tussen die personen weergeven). De deelnemers kiezen er ieder één woord- en één relatiekaart uit waarvan ze vinden dat die bij elkaar passen, Ze leggen hun associatie uit in de grote groep. Verschillende woordkaarten kunnen passen bij verschillende relatiekaarten. De verkregen woord- en relatiekaarten kunnen dus door andere spelers (van het groepje) opnieuw gebruikt worden in andere combinaties, An dere s pel mogel ij kheden Samen discussiëren over het thema kan door enkel gebruik te maken van de stellingenkaartjes. Je leest een stelling voor en vraagt om een reactie, Een variatie hierop is het stellingenspel : je leest een stelling voor en vraagt de deelnemers om een plaats in te nemen in het lokaal. Rechts gaan staan betekentdat je helemaal akkoord bent metde stelling, links staan betekentdat je helemaal niet akkoord gaat. Alle tussenposities zijn mogelijk. Op deze manier geeft ieder van de groep zijn mening te kennen en krijg je een goed zicht op de verschillende meningen die leven binnen de groep. Als iedereen een positie heeft ingenomen, vraag je de deelnemers waarom ze al dan niet akkoord zijn met de stelling Associëren. Je kan ook enkel gebruik maken van de woord- en relatiekaarten die in het spel zitten. Dit is een andere manier van werken waardoor de deelnemers de kans krijgen hun mening over allerhande zaken te venruoorden en hun ervaringen en bekommernissen mee te delen. Kwis met de kennisvragen. Deelnemers zelf vragen, stellingen, opdrachten laten verzinnen vertrekkend vanuit de vragen, stellingen en opdrachten die in het spel zi\ten,zo maken zezelí hun eigen spel. ICCM Centrum Informatieve Soelen