PW3: Overheidsinterventies. Oefening 1: Gegeven zijn vraag- en aanbodvergelijkingen op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie:

Transcriptie

1 PW: Overheidsinterventies Oefening : Gegeven zijn vraag- en aanbodvergelijkingen o een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie: 40 0 a. Bereken de evenwichtsrijs en de evenwichtshoeveelheid o deze markt euro eenheden Controle : eenheden b. Stel deze markt grafisch voor. Gebruik de gegeven grafiek (zie bijlage)! Zie grafiek. c. Bereken de welvaart o deze markt (= welvaart ) CS 600 euro 60 0 PS euro W 400 euro d. De overheid wil in deze markt het verbruik halveren. Hiervoor legt de overheid een roductiebelasting o aan de roducenten. Bereken de vergelijking van de nieuwe vraag- en/of aanbodrechte. Productiebelasting => aanbod verschuift naar links zodat de nieuwe evenwichtshoeveelheid daalt tot 0 eenheden. Zonder je grafiek te gebruiken om getallen af te lezen, is deze wel heel belangrijk om je redenering o te bouwen en te zien wat je nu recies moet berekenen.

2 : 0 0 Het oorsronkelijk aanbod snijdt de Y-as bij -0, we weten als zeker dat het nieuwe aanbod de Y-as hoger zal snijden (> -0). Dit nieuwe snijunt zal ons eveneens verklaen hoeveel de belasting er eenheid bedraagt: ' : c We kennen de coördinaten van het nieuwe evenwichtsunt, de verhandelde hoeveelheid is immers gehalveerd tot 0 eenheden en de rijs vinden we door deze hoeveelheid in te vullen in de vraagrechte (die onveranderd blijft en gegeven is) euro ' : c 0,0 ' ' : 0 0 c c 5 ' : 5 e. Bereken de belasting er eenheid die nodig is om de gewenste doelstelling te bereiken en bereken het deel van de belasting dat wordt gedragen door de consumenten van dit goed. Door de vergelijking van met te vergelijken zien we dat de aanbodrechte met 5 eenheden verticaal verschuift, d.w.z. dat eenzelfde hoeveelheid de aanbieders nu as bereid zullen zijn aan te bieden aan 5 euro extra wegens de belasting. De roducentenbelasting bedraagt dus 5 euro er eenheid. Omerking: je kan bij elke hoeveelheid het verticale verschil berekenen. Controleer maar zelf het volgende: oorsronkelijk waren de roducenten bereid 60 eenheden aan te bieden aan een rij van 0 euro er eenheid. Indien je nu deze 60 eenheden invult in de nieuwe aanbod vergelijking zou je een rijs van 45 euro (0 + 5) moeten vinden f. Bereken de welvaart o deze markt na dit overheidsotreden (= welvaart ). 0 0 CS 50 euro 5 0 PS 5 euro Ontvangsten tax voor overheid euro W CS PS tax 5 euro

3 g. Illustreer grafisch de welvaartsverandering ten gevolge van deze belasting. De rode vijfhoek geeft de daling van het consumenten- en roducentensurlus weer, nl. van 400 euro naar 75 euro (= ), ofwel 05 euro. De groene arallellogram: basis = 0 (verhandelde hoeveelheid) en hoogte = 5 (tax er eenheid), stelt de belastingontvangsten voor de overheid voor. Deze zijn 750 euro en dekken dus de welvaartsdaling van consumenten en roducenten door deze belasting niet. De welvaart daalt netto met 75 euro (= ). Deze netto welvaartsdaling komt overeen met de rode gearceerde driehoek de (kleinere) groen gearceerde driehoek. Omerking: Zoals in de les gezegd en aangetoond, kan je deze welvaartsverandering ook door middel van andere oervlakten illustreren.

4 Oefening : eronderstel 4 verschillende marksituaties. In welke van volgende situaties zal een subsidie volledig ten goede komen van de consument erklaar grafisch. i. Een erfect rijsonelastische vraag en een normaal verloend aanbod. ii. Een erfect rijsonelastische vraag en een erfect rijselastisch aanbod. iii. Een erfect rijselastische vraag en een normaal verloend aanbod. iv. Een normaal verloende vraag en een erfect elastisch aanbod. De vraag is hier niet goed geformuleerd. Het had moeten zijn In welke van de roducent. Want nu zijn zowel antwoord (i), (ii) als (iv) situaties waar de subsidie 00% naar de consument gaat. (i) De rijsdaling (er eenheid) die de consument de subsidie komt dus 00% ten goede van de consument. (ii) De rijsdaling (er eenheid) die de consument de subsidie komt dus 00% ten goede van de consument. (iii) De rijs verandert niet voor de consument, ondanks de subsidie die de overheid geeft aan de roducenten. De consumenten ondervinden dus geen voordeel, het volledige voordeel gaat naar de roducenten.

5 (iv) De rijsdaling (er eenheid) die de consument de subsidie komt dus 00% ten goede van de consument